Bruggeske 2000-2 juni

Page 1



’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

't Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Culturele Kring " Hoghescote v.z.w “ te Kapellen. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen - tel: (03) 664.57.22.

32e jaargang - nummer 2 1 juni 2000. ______________________________________________________________________

In dit nummer... - Bladwijzer - Mededelingen - Ereleden 2000 - Tentoonstelling “De strijd om het gemeentehuis” - Uit het leven gegrepen…Sander (deel 3) - Familie Bastiaensens (vervolg) - Streekgeschiedenis, in de rand van de wereldhistorie - Ook een bijnaam is een naam (deel 2) - Lezers schrijven - Sint Jozefkliniek (deel 3 en slot) - Mijn tweede grote liefde was… - Plompen… Plomp… Piombo.

39 40 41 41 42 55 58 60 61 63 75 77

- 54 - 57 - 59 -

62 74 77 78

Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage.

__________________________________________________________________ Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger - Parkweg 2 - 2950 Kapellen. (03) 664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: (03) 605.50.86. 2000 - Copyright "Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De Culturele Kring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968. Zetel : Parkweg 2 - 2950 Kapellen.

__________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 350,-Bef en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Culturele Kring Hogescote’ – Parkweg 2 – 2950 Kapellen. Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig 100,-Bef.

39


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Houd nu reeds 2 data in de gaten… JAARLIJKSE REIS: Zaterdag 26 augustus 2000 Samenkomst: Kerkplein Kapellen Vertrek: 8 uur Aankomst Gent Belfort: 99 uur Mogelijkheid tot het nemen van een koffie tot 10 uur. 10 – 12 uur: rondleiding met twee stadsgidsen in de kathedraal ( eventueel bezichtigen van het Lam Gods, facultatief!) en de oude stad. 12 tot 13 uur: vrije middag met gelegenheid tot het nemen van een snack. 13.30 uur: inscheping op Benelux-boot (Recolettenlei) en afvaart vvan de Leie tot St. Martens Latem. 16 – 17 uur vrij bezichtigen van dit schildersdorp en zo gewenst één of meerdere musea. 17 – 18.30 uur: terugvaart naar Gent 19 uur: avondmaal aangeboden door onze kring in de salons Carlos Quinto, Kammerstraat 20, Gent. bestaande uit: kervelroomsoep varkensgebraad op z’n Gents appelgebak 20.30 uur: vertrek uit Gent 21.30 uur aankomst thuishaven. Prijs voor de leden van Hoghescote: 1200 BEF - Niet leden: 1350 BEF

HAVENBEZOEK: Op 6 september 2000 bezoeken onze haven Samenkomst aan de kerk te 13.30 uur. Vertrek per autobus naar het Loodswezen. Vervolgens rondrit doorheen de meest interessante en merkwaardige plaatsen van onze haven, onder leiding van een havengids. Onderweg vijf stopplaatsen, ondermeer aan het kerkschip. Terug te 18 uur. Prijs voor de leden van Hoghescote 200,- BEF

- Niet leden 250,-BEF.

De deelname kan evenwel vastgelegd worden door storting van het (de) hogergenoemd(e) bedrag(en) op rekening nr. 413-7205071-65 van Hoghescote te Kapellen. Voor beide uitstappen graag twee afzonderlijke stortingen. SCHRIJF TIJDIG IN… VOORAL VOOR DE REIS NAAR GENT!!!

Aangekondigd… Bezoek begraafplaats Kapellen onder leiding van twee gidsen te weten: Anemie Jorissen-Havermans en Roger Balbaert. Wanneer? Vrijdag 30 juni 2000 Samenkomst om 19 uur. aan de begraafplaats. Einde omstreeks 20.30 uur, waarna gelegenheid voor een gezellige babbel in een plaatselijk café. De deelname is gratis.

40


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

ERELEDEN VOOR HET JAAR 2000 Dhr Fernand ROBERT Koning Albertlei 128 - 2950 Kapellen Dhr Herman DE SCHEPPER Sparrenlaan 24 - 2950 Kapellen Rechtzetting. In ’t Bruggeske van maart 2000 is er een en ander misgegaan met de schrijfwijze van 2 familienamen. Op blz 2, 38ste regel staat er: Familie Janssens-Backx, Korte Dennenburgdreef, 8 enz. Dit moet zijn: Familie Jansens-Back! Onze oprechte verontschuldigingen voor dit spijtige voorval.

De strijd om het Gemeentehuis. Op 30 april tijdens de opendeurdag van het gerenoveerde Kapelse gemeentehuis werd door de Culturele Kring Hoghescote een fel gewaardeerde tentoonstelling gehouden met als thema: de geschiedenis van de verkiezingsstrijd tijdens 200-jaar Kapellen als zelfstandige gemeente of "De Strijd om het Gemeentehuis". Omdat er nog zoveel meer interessant documentair materiaal onder de vorm van pamfletten, kiezerslijsten, foto's, e.d. voorhanden is over deze materie wordt een tweede meer uitgebreide tentoonstelling gehouden in "De Oude Pastorij" aan de Dorpsstraat 45. Roger Balbaert, voorzitter van Hoghescote, heeft bovendien het wel en wee van de machtsstrijd om "het-voor-het-zeggen-te-hebben" vastgelegd in een 130 bladzijden tellend naslagwerk. Het boek is een aanvulling op de tentoonstelling en vermeldt alle mogelijke uitslagen van de verkiezingen met de samenstellingen van de gemeenteraden, aangenaam aangevuld met geschiedkundige wetenswaardigheden, anekdotes en voorvallen. Een bezoek dus overwaard. Het boek "De Strijd om het Gemeentehuis" is op de tentoonstelling te koop tegen de prijs van 300 BEF. De tentoonstelling kan bezocht worden op:

zaterdag 10 en 17 juni 2000 van 14.00 u tot 17.00 uur en op zondag 11 en 18 juni 2000 van 10.00 u tot 12.00 uur en van 14.00 u tot 17.00 uur.

41


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Uit het leven gegrepen…

Zander!

(deel 3)

BIJ DEN BOER Na zes weken werden zij vervoerd naar de Lunenburgerheide. Bij het uitstappen uit de trein stonden een aantal Duitse landbouwers hen op te wachten. De krijgsgevangenen werden dan verdeeld onder deze boeren. Het dorp van de boer waar Zander zou terechtkomen had 22 knechtsoldaten nodig. Gezamenlijk reden zij per vrachtwagen, vergezeld van twee Duitse soldaten (“ook mannen van ‘14-‘18”) naar het dorp. Daar werden zij nogmaals verdeeld onder de boeren van het dorp die hun kandidaten mochten kiezen. Een aantal soldaten werden nog vervoerd naar een volgend dorp dat ongeveer 2 kilometer verder lag. De boer van Zander (boer KOOPPMANN) had ligplaatsen boven de stallen en daar sliep hij met een mede ”soldaat boerenknecht”. De soldaten die naar het verdere dorpje werden gehuisvest moesten dagelijks te voet en vergezeld van een Duitse soldaat naar de boerderij van Zander komen. Soms een aangename, maar in de winter een koude tocht.

De groep krijgsgevangenen voor het woonhuis van den boer waar Zander verbleef. Zander staat in de 3de rij de 3de van rechts.

42


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

In de groep van Vlaamse soldaten waren ook twee Waalse kameraden binnengesmokkeld. Deze deden hun best om toch maar een aantal Nederlands klinkende klanken uit te spreken. Eén van hen kon enkel het woord “boer” uitspreken (omdat een aantal Vlamingen het hem geleerd hadden). Op vraag van een Duitse officier naar zijn beroep sprak hij dan dit éne woord “boer” onberispelijk uit en hij werd in de Vlaamse groep van Zander ingeschakeld. Beoordeling van Zander over die periode: “ ‘t was er goed.” Hij stond in voor de paarden,kennis die hij tijdens zijn legerdienst had verworven-. Zijn kameraad was chauffeur geweest van de Autobussen Lux in Kapellen. Die moest met de tractor rijden, en als ‘t nodig was deze ook herstellen. Zo had de boer graag in zijn huis een raam gehad om zijn velden beter te bekijken. Zander ging zich daarmee bemoeien en na wat metsel- en schrijnwerk had hij alles netjes voor elkaar gebracht. Tot grote verbazing van de boer die dacht dat het raam recht uit de fabriek kwam. Fier was hij er wel over. Ook de koeienstal - de koeien braken regelmatig los - werd door Zander vernieuwd. Zij sliepen boven op houten bedden met stro in de slaapzak en met dekens, gevuld met pluimen van kippen. Regelmatig werden de paarden door de legerofficieren gekeurd. De beste paarden werden dan meegenomen om aan het front ingezet te worden. Daar was de boer niet erg mee opgezet maar Zander stelde hem gerust: hij zou zorgen dat het paard, tijdens de keuring, “kreupel” zou lopen. Die trucs kende hij nog van in zijn soldatentijd. Bij het lopen namelijk kon hij ongezien de paarden zodanig inhouden dat het leek alsof zij niet konden lopen. Tot grote vreugde van de boer werden zijn paarden dan als kreupel aanzien en niet weerhouden. Later heeft hij de paarden toch moeten afstaan. Het oordeel van de boer en de boerin over de oorlogsomstandigheden was op dat ogenblik (1941) t.o.v. het oorlogsgeweld wel positief. Zij hoopten dat zij, na de overwinning, meer mogelijkheden zouden hebben om met minder werk meer te verdienen. Vooral de vrouw als boerin had destijds een druk bestaan en zij dachten dat die druk zou afnemen. De dagindeling van de beide knechtsoldaten was als volgt: opstaan om 5 uur ‘s morgens, wassen, de ketel voor de varkens gereed maken en dan eten. Alle 14 dagen werd er gebakken: lekkere koeken met witte bloem, daarna was het koekenbrood met eieren en alles wat er normaal in moest. Aan eten hadden zij geen gebrek. De boer had toen 32 hectare land. In de jaren 1980 is Zander nog eens terug gegaan. Toen beschikte de boer over 60 hectare land. Zijn dochter had inmiddels twee kinderen gekregen. Hij werd daar zeer enthousiast onthaald. Bij een derde bezoek later vernam hij dat de boer gestorven was.

43


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Op bezoek bij boer Kooppmann na de oorlog in 1980. Van links naar rechts: Zander, de boerin, de boer enElvire.

Met Kerstmis 1940 kregen zij bezoek van een Duitse officier en enkele burgers. Deze lazen een tekst voor (die ze niet verstonden) maar waaruit bleek dat zij voor 6 weken naar huis mochten en dat zij daarna naar Duitsland zouden komen werken. Zij kregen één nacht de tijd om na te denken of zij dit voorstel al dan niet aanvaardden; Zij besloten in groep om niet te tekenen en dit zeer tegen de zin van de Duitsers. TERUG THUIS. In April 1941 mochten zij naar huis. Twee beroepsmilitairen die zich in hun groep bevonden moesten evenwel als krijgsgevangen blijven. Zander en zijn maat werden bij de boer vervangen door 3 Fransen. Hij reed met het laatste treinkonvooi en de trein reed door Kapellen naar Antwerpen. (Wat moet zijn hart toen gebloed hebben!). In de “grote Statie” (Centraal Station) van Antwerpen werden zij afgezet en ze kregen van het Rode Kruis nog een deken mee.

< Zander, rechts, met Albert Tink -kameraad tijdens de mobilisatie- Na de krijgsgevangenschap. Foto genomen in Everberg op 11 mei 1941.

Zijn aankomst in Kapellen was niet zo onverwacht want Zander had vooraf een collega van Putte en iemand van de Waterstraat naar huis gestuurd. ( Hij was de oudste en moest zgn. langer blijven) Deze twee zorgden ervoor dat zijn komst al gemeld was. De eindhalte van de tram was toen in de Antwerpsesteenweg. Zijn vader liep hem tegemoet. In deze periode werden de meeste Vlaamse krijgsgevangenen vrij gelaten.

44


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Met bovenstaand bewijs van ontslag moest Zander zich aanmelden op het politiebureel te Kapellen.

45


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Bewijs dat Zander op het politiebureel van Kapellen ontving na inlevering van zijn militaire kledij .

Drie maanden na zijn vertrek uit Duitsland ontving Zander een brief van zijn vroegere werkgever (zie blz. 47). Hieronder kan men de vertaling ervan lezen: Dallahn den 30 juli 1941 Beste Alex! Eindelijk kom ik ertoe U enige woorden te schrijven. Ik hoop dat je gezond en monter bent, wat ook bij ons allen het geval is. Jouw brief hebben wij goed ontvangen, wij hebben ons daar erg over verheugd. Waar werk je nu en in welk beroep? Bevalt het je daar beter dan bij ons? Wij zijn nu in de oogst, de rogge is afgemaaid, als het goed weer is zullen wij binnenhalen. De aardappelen die gij en Dis nog geplant hebben zijn zeer goed geworden. Wij hebben nu drie Fransen, die werken ook goed, één van hen helpt met het melken van de koeien. Hoe gaat het met Désiré, heb jij nog iets van hem gehoord? Groeten van ons. Marta en Hilde laten je veel maal groeten. Lieve Alex! Als het je daar niet bevalt, kom dan terug naar Duitsland, wij zouden ons daarover verheugen jouw terug te zien. Hoe gaat het met uw veloofde, wil je snel in het huwelijk treden, nodig ons uit en wij komen zeker meevieren. Veel groeten aan je moeder. De Chef wordt geen soldaat, hij wordt boer in Rusland. Hij moet daar de oogst helpen binnenhalen. Vele groeten van ons allen. Fr. Kooppmann. 46


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

47


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

SMOKKELEN Er heerste grote vreugde in de Kapelsestraat om de terugkeer van Zander. Deze bleef echter niet bij de pakken zitten en hij trok terug naar zijn vroegere werkgever Pallemans. Hij heeft daar niet zo lang gewerkt want Zander had in die tijd twee jobs: in de dag als schrijnwerker (er was werk genoeg gezien de talrijke herstellingen die moesten gedaan worden aan de huizen) maar ‘s nachts ging Zander…smokkelen! De beide jobs waren niet te combineren. Als 27 - jarige jonge kerel, in “de fleur van z’n leven” kon hij een dergelijke lucratieve bezigheid als smokkelaar niet laten liggen. Dus: vaarwel “Palleman” en welkom smokkelaarroute. Met de fiets naar Essen (2 ! uur heen en nog eens 2 ! uur terug) en vervolgens te voet de grens over naar Bergen op Zoom. Dit alles was niet zonder gevaar. De eerste maal vlogen de kogels van een Duitse patrouille al rond zijn oren. Zij smokkelden vooral graan en, indien mogelijk, ook boter. Eerder zelden brachten zij regeringsbloem mee. Meestal droegen zij 30 kg. per keer. Dit soort van job had wel aantrek Er zaten soms honderd mannen te wachten om Nederland binnen te gaan. Gevolg was wel dat zij langs alle zijden Nederland binnen drongen. Er gebeurden ook wel minder prettige dingen zoals o.m. de “zwarte commiezen”. Dat waren mannen die zich ‘s nachts als grenswachter voordeden, zich ostentatief lieten zien en horen waardoor de anderen, uit angst voor gepakt te worden, alles lieten vallen en op de loop gingen. De zwarte commiezen hadden dan niets anders te doen dan de weggeworpen goederen op te rapen en zelf mee te nemen naar het binnenland. Voor diegenen die dan toch zonder verlies de grens overkwamen waren de problemen nog niet opgelost. Zij moesten namelijk met hun waar van 30 kg. naar huis toe en de Belgische gendarmen waren overal. Als ze deze tegenkwamen werden alles afgepakt en over wat er dan met de goederen gebeurde hadden zij hun eigen mening. De gesmokkelde waren werden door hen verkocht behalve uiteraard datgene dat voor thuis bestemd was. Zijn groepke bestond uit 5 jonge mannen waarvan er 2 uit Brasschaat kwamen. Als zij op heterdaad betrapt werden en één van hen was succesvol kunnen ontsnappen dan deelde die later “de buit” onder hun vijf. Vriendschap was onder deze omstandigheden onontbeerlijk. Hun fietsen plaatsten zij bij iemand aan de grens die een groot gezin had. Diens familie werd door hen - als tegenprestatie - ruim bevoorraad. Zij moesten de grens over via een brede beek. Dit betekende dat bij hun terugkeer, de zakken eerst over de beek werden geslingerd waarna zij zelf sprongen. Wel te verstaan moest alles in volledige stilte en in volledige duisternis gebeuren. De Belgische douanen waren diegenen die hen het meeste “last” bezorgden. Door Duitse soldaten werden zij minder lastig gevallen. De reden waarom er zoveel - waren kwam door het feit dat dit gedeelte van Nederland was afgesneden door de Moerdijk waarbij veel Nederlandse boeren hun overschotten aan Belgische smokkelaars voor een “goede” prijs kwijt konden. De route langs Essen was de minst gevaarlijke omdat zij via de Wouwse Plantages - een bosrijk gebied- met de minste pakkans de boeren konden bereiken. De terugweg - beladen met zware zakken - verliep langs de grote baan Essen-KalmthoutKapellen. Op diverse plaatsen spraken zij af om elkaar terug te zien en ook om er uit te rusten. Het gebeurde eens dat zij een luitenant van de gendarmes ontmoetten die hen waarschuwde dat zij een “post” zouden tegenkomen. “Er waren er ook goei tussen “volgens Zander. Hij heeft deze job tot einde 1941 kunnen doen. Het probleem dat toen ontstond was het gebrek aan fietsbanden. Hij had zich weliswaar een andere fiets aangeschaft maar het gebrek aan banden betekende voor de smokkelaars de doodsteek en voor Zander het einde van een spannende periode. 48


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

FRANKRIJK Begin januari 1942 zag Zander het in Kapellen niet meer zitten. Veel jonge mannen werden opgeëist en hij had hoegenaamd geen zin om terug naar Duitsland te gaan werken. Hij ging daarom naar “den bureau” in Antwerpen om zich op te geven als werkman. Hij verkoos te werken in de Franse industriestad Calais met de heimelijke gedachte om “de grote plas” te kunnen oversteken naar Engeland. Met een speciaal daarvoor bestemde trein reden zij met 180 jonge kerels van Antwerpen naar hun eindbestemming. Om zeker erbij te zijn gaf iedereen van hen zich aan als “timmerman” alhoewel er slecht 30 waren die deze stiel kenden. Calais was destijds een stad waar vooral textiel werd gemaakt. Bij gebrek aan werk stonden de diverse fabrieken in de stad leeg. Deze gebouwen hadden allen kelderkeukens en hun eerste taak bestond eruit om deze gebouwen om te vormen tot verblijfplaats van de verwachte werknemers. Zij werkten daar voor het “Duits Arbeidsambt”, een burgerlijke organisatie van architecten en aannemers die de opdracht hadden gekregen mee de “Atlanticwall” te organiseren. Zo stond de groep van Zander in voor het uitbouwen van bunkers waar grote kanonnen werden geplaatst die gericht waren op Engeland om de scheepvaart te belemmeren. Deze bunkers staan er nu nog. Zijn broer Eduard vervoegde hem nadat hij met verlof enkele dagen thuis was geweest. Het spook van verplichte arbeid in Duitsland hing ook boven diens hoofd. En liever dan in Duitsland te werken “monsterde” Ede ook aan in Calais. Op 15 maart 1942 gebeurde dan het ongeluk waarvan Zander nu nog de gevolgen draagt. Zij werden op een zondagmiddag met 80 mensen naar de fabriek gevoerd in een zware vrachtwagen. Zij moesten over een weg rijden die werd aangelegd om grote kanonnen te verplaatsen. De vrachtwagen zou hen naar de trein brengen om zo naar Calais terug te rijden. De chauffeur had gedronken, en de vrachtwagen reed in een kleine beek langs de weg waardoor hij kantelde en bleef aanleunen tegen een grote elektriciteitspaal. Door het feit dat de vrachtwagen schuin stond vielen de soldaten op elkaar. Zander vroeg aan zijn broer Ede, die naast hem stond, of hij “iets had”. Deze antwoordde negatief en Zander zei dat ook hij geen letsel had. De bovenste soldaten waren op hen gevallen.

Na het ongeval waarbij zijn bil gebroken was: links de “masseur” en rechts een eveneens gekwetste die in de infirmerie van de fabriek werd verzorgd.

49


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Na veel geharrewar werden zij uit de vrachtwagen bevrijd. Bij het uitstappen voelde Zander dat zijn been “wegsloeg”. Ook broer Ede was gekwetst en had een breuk van het sleutelbeen. Zij werden naar een militair hospitaal gevoerd in St. Gap. Een jonge Duitse dokter diende hem de eerste zorgen toe. Zander moest wel uit het hospitaal want “hij kon toch niet liggen naast Duitsers”! Zonder operatie heeft hij twee maanden in een gasthuis gelegen. Men heeft een verband rond het been gelegd, en het been met een gewicht aangespannen. Het gewicht moest wel dagelijks nagekeken worden en eventueel verder aangespannen worden. Niettegenstaande zijn herhaald aandringen om het gewicht verder te regelen nam men geen notitie van zijn vraag en bleef alles zoals het was. Het waren Franse verplegers en dokters. Of het nu bewust of onbewust was, in elk geval heeft men aan Zander niet de hoogst noodzakelijke verzorging gegeven die hij nodig had. Het was nochtans, volgens de geruchten, de beste “Doktoor” van Frankrijk. “Een Fransman is laks en zo waren de Franse dokters ook laks”. Hij heeft 2 maanden met pijn in de kliniek gelegen. Hij was wel blij dat hij er weg mocht. Na bombardementen vooral ‘s nachts, bracht men gewonden binnen waardoor de aanwezige zieken plaats moesten ruimen. Behalve Zander die aan het bed vastgebonden lag. Uiteindelijk mocht hij weg en verdere verzorging kreeg hij in de “infirmerie”. In den beginne had hij er geen erg in dat hij mankte. Het was pas later dat hij begon te beseffen dat er iets ernstig aan zijn been mankeerde. In de infirmerie was er een oude bokser, “Jules van Eeklo”, die Zander dagelijks masseerde en geleidelijk aan kon hij dan beginnen rondlopen. Hij besefte wel dat, als hij naar huis wilde, hij minstens behoorlijk moest kunnen gaan. In Brussel station zou hij trap op trap af moeten lopen en daarom trainde hij stevig in Calais. Hij had bij voorbaat het “thuisfront” verwittigd dat hij voor twee maanden met vakantie kwam. Zijn devies luidde altijd “als ik niet schrijf is alles goed, enkel als ge een brief van mij krijgt klopt er iets niet.” Hij had vooraf zijn broer Ede naar huis gezonden. Hij zelf zou wel thuis geraken. Er was wel een probleem want van het gespaarde geld mocht hij van de Franse verzekeringsmaatschappij slechts 1.000 Franse franken omzetten in Belgisch geld. Thuis gekomen kon hij niet stil zitten en ging hij bij Jos Rottiers kiekens afhalen en deze “plukken”. Tijdens zijn afwezigheid inde zijn vriend Jules-den-bokser in Calais zijn maandelijks assurantiegeld. En inderdaad, bij zijn terugkeer was hij ineens een quasi rijk man met zijn tweemaanden “ongevallenpree”. De “Lager Führer” (de Kampoverste) had hem voor zijn vertrek beloofd dat, als hij zou terugkomen, hij in het Lager zou mogen werken. Deze Duitse soldaat had hem, samen met een Duitse infirmier, destijds ook in het gasthuis komen bezoeken. De Duitse infirmier, Willem, een grote zware kerel, was “nog ene van den andere oorlog”. Die was tot 1924 krijgsgevangen gebleven omdat hij tot de Medische staf behoorde. Willem geleek sterk op Göring, met zijn dikke buik. Bij zijn terugkeer in het kamp kon Zander al onmiddellijk beginnen met het kuisen van de W.C.’s en de “pissijnen”, “commissies” doen, de konijnen van de Lager-Führer voederen… Uiteindelijk belandde hij in de infirmerie samen met infirmier Willem. Zowel de Lager Führer als Willem gingen regelmatig naar Berlijn met eetwaren voor hun familie. Tijdens diens afwezigheden was Zander “infirmier”.Er waren dagen dat er 8 zieken waren die meestal vreemde talen spraken. Twee soldaten heeft hij naar het gasthuis laten overbrengen die dan nadien gestorven zijn. 50


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Het was dan einde 1942 en alhoewel de meeste Duitsers nog dachten dat zij onoverwinnelijk waren hoorde Zander toch al andere klokjes luiden. Zo zat hij eens bij de kapper waar ook twee Duitse soldaten aanwezig waren. Aangezien zij hem aanzagen als een franse soldaat die dus hun taal niet verstond, spraken zij honderduit over hun ervaringen in de oorlog. Eén van hen had in Rusland gevochten en vertelde dat vechten tegen de Russen niet zo eenvoudig was: “Ge denkt dat ge alleen in het veld bent en plotseling verschijnen er van onder de sneeuw Russen die iedereen wegmaaien”. De tweede soldaat lag aan de kust en beweerde dat hun snelboten te traag waren tegen de supérieure Engelse boten. Er bestond toen toch al enige onzekerheid, zeker bij de gewone “veldsoldaat”. Op een zeker ogenblik kwam in de ziekenboeg een oudere Duitse soldaat die vertelde dat de Japanners Amerika hadden aangevallen. Zijn commentaar was dat de Jappen hen wat hadden aangedaan. De “carrière” van Zander in het Lager verliep vlot met steeds hogere functies: zo moest hij, na de infirmerie, naar de stookplaats en uiteindelijk werd hij chef-kok.

< Werkvrouwen voor de keuken en de kuis. Zander staat boven- aan 2de van links, als stoker.

De functie van kok hield ook in dat hij moest zorgen voor de bevoorrading van het kamp. Het brood kwam van een bakkerij van Roeselare, deze bracht het o.m. naar Saint Omer vanwaar Zander zich bevoorraadde voor hun kamp én voor de omliggende kampen. Het was meestal een door soldaten begeleid konvooi van drie vrachtwagens met 18.000 broden. Zij vertrokken ‘s avonds in Saint Omer om ‘s anderendaags in de morgen in Calais aan te komen. Zander zorgde er wel voor dat zijn Belgische kameraden eerst aan de vrachtwagen kwamen, zodat zij meer dan hun deel konden binnen smokkelen. Tijdens de ritten naar Calais werd het konvooi door Duitse soldaten begeleid. De eerste en derde wagen waren afgesloten. Zander nam steeds plaats in de tweede wagen, weliswaar met de achterdeur open voor een eventuele snelle vlucht bij een mogelijke beschieting door een vliegtuig. Maar ook de begeleidende soldaten roken het verse brood en trachtten wat mee te smokkelen. Aangezien zij slechts met de open tweede vrachtwagen mee konden eisten zij van “bewaker” Zander enkele broden. Zij hadden echter de verkeerde man aan de lijn want hij beweerde dat al de broden “richtig” geteld waren en het dus onmogelijk was om ook maar één brood mee te nemen.

51


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

< In Calais: Zander links met Jeannette voor hem en naast hem Marcel die Suzanne voor zich heeft. Jeannette en Suzanne – beide Françaises – werkten eveneens in de fabriekskeuken.

Zijn probleem was wel hoe hij de broden voor zijn kameraden moest verdonkermanen. Hij had er echter wel wat op gevonden. Bij het afladen moest er hardop geteld worden maar Zander sloeg soms een getal over: “ éénentwintig, tweeëntwintig, vijfentwintig, zesentwintig….” Zo gebeurde het dat alhoewel de Belgische soldaten al stiekem ruim hun deel hadden, er nog broden overbleven. Ook vleeswaren en boter kwam van Saint Omer en werden met een twintigtonner afgehaald. Zij reden samen met de chauffeur en drie man om alles op te laden. De chauffeur had echter in Saint Omer een “soldatenliefje” en tijdens diens “liefdebezoek” werden in de volle vrachtwagen allerlei etenswaren verstoken tussen de zeilen. Zo was iedereen tevreden, de chauffeur had zijn lief gezien en de Zander had “zwarte” etenswaren voor hem en zijn Belgische kameraden. Hij zelf moest van deze bevoorrading niet veel voor zich hebben aangezien hij in de keuken werkte.

Bovenstaande foto toont de “ bevooradingscamion”. De chauffeur staat rechts met zijn rechterbeen op de trede. Op de achterzijde van de foto staat volgende tekst: “Dit zijn de mannen van de vlakte die rijden en rotsen, werken met Colts en lasso, dat het er van stuift. “(Getekend) “De man met de beide Colts”.

52


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Tussen zijn Vlaamse kameraden bevonden zich twee timmerlui, één beenhouwer van Gent, iemand van Moeskroen deed de transporten naar Saint Omer, en als deze met verlof was nam Zander de toer over. Er waren ook drie Fransen waarvan één instond voor het stoken van warm water voor de douches. Zijn “carrière” in de keuken begon door het feit dat een Gentenaar, die stoker was van de keukenketels , iets “aangevangen” had. Zander werd zijn opvolger ‘s Avonds moest hij de soep uitscheppen voor 250 man. Enige tijd later waren twee broers, die kok waren in de keuken, aan het “fikfakken” geweest. Zij vlogen buiten en Zander en een andere chef kok – een Oostendenaar - werden hun opvolgers. De Oostendenaar had zijn stiel in diverse landen geleerd, hij was dan ook van alle markten thuis. Dat wil zeggen dat de beste beetjes van het vlees - biefstuk die “smelt in de mond” - voor hem en Zander waren. Het gebeurde eens dat een kok van een verder gelegen vliegplein met vakantie was. Zander werd door zijn Lager-Führer met de “motchiklet” (motorfiets) naar de vliegplein gereden om deze kok voor één week te vervangen. De Lager Führer van het vliegplein van Marcke, -er waren geen vliegtuigen meer- had slechts één arm ingevolge een kwetsuur opgelopen in Leningrad. Een andere had een been verloren. Beiden waren jonge kerels van 24 jaar. Zijn Lager Führer vroeg Zander goed voor hen te zorgen. Hij moest zelfs diens vlees op het bord snijden. “Dat was ne goeie jongen” mijmert Zander. Zijn keukencarrière duurde lange tijd nadat “ze” al geland waren.

< Deze foto toont de keuken.

Kerstmis in Calais was feest. Zij hadden 250 liter warme wijn. Hun beste kok had “Kartoffelsalade” (koude aardappelen met salade) gereed gemaakt aangevuld met goed vlees. Hun Lager Führer was “zo zat als een hoekas” Zij hebben 30 soldaten moeten wegdragen. Zijn laatste job in Calais was nachtwaker. Hij had dan ook twee keer een “pree”, één als kok en één als nachtwaker. Hij had voor de nachtwaak een Duitse scheper als compagnon. Diens instinct was feilloos want als hij onder tafel kroop wist Zander dat vijf minuten later de vliegers overkwamen. Op een gegeven ogenblik zag hij dan voor de eerste maal een V1 overvliegen. Deze werd vanuit een bos achter Calais afgeschoten richting Engeland. Zijn Duitse bewakers noemden het fluisterend het geheim wapen. Hij heeft meegemaakt dat plotseling een V1 boven zijn hoofd begon te draaien tot grote angst van de aanwezige Duitse soldaten. Gelukkig viel dit tuig in zee.

53


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Als gevolg van de wegtrekkende Duitsers geraakte het Lager verlaten en ook de bevoorrading van voedsel kwam in het gedrang. Daarom dat Zander en zijn groep naar Calais werden verplaatst waar zij bij burgers onderdak kregen. Zolang de voorraad in het Lager nog op peil was verliep deze transfer wel vlot. Zij moesten toen werken voor de firma Eggers uit Calais. Bedoeling was om nieuwe bunkers te maken waarvan de schiet- monding gericht was naar het binnenland. Aangezien de mondingen van de bestaande bunkers naar de zee gericht waren konden deze niet gebruikt worden voor binnenlandse afweer. Zij hebben daar gedurende zes weken “gefikfakt” en niets uitgestoken. Toen kwam het einde. Calais was nog niet bevrijd toen zij het “afbolden”. Zij gingen te voet van Calais naar Ieper. In Saint Omer aangekomen hadden een aantal Belgen zich bij hen vervoegd. Deze waren tijdens de oorlog fabriekswachters geweest met de taak het vluchten van anderen te beletten. Zij vroegen aan Zander wat er zou gebeuren waarop deze antwoordde dat zij dat wel zouden zien. Hij heeft hen nooit meer teruggezien. De vluchters kregen 24 uur tijd om Frankrijk te verlaten. Zij werden op een gegeven ogenblik opgehouden aan een brug waar de Duitse soldaten bezig waren de spoorweg te ondermijnen. Met de smoes dat zij geen eten meer in Calais kregen mochten zij mee-eten met de Duitsers. Zij stapten vervolgens over de brug en vijfhonderd meter verder waren de Canadezen. De vluchtelingen meldden zich bij een officier waarna zij doorstapten naar Ieper. In Ieper werden zij ontvangen door de grote baas van de Witte Brigade wiens broer ook tot het groepje vluchtelingen van Zander behoorde. Zij zijn dan een paar dagen in Ieper gebleven om daarna met de trein naar Kortrijk en vervolgens naar Antwerpen te rijden. Kapellen was toen nog niet bevrijd. Bij het uitstappen van de trein ontmoette hij iemand van Stabroek die in Antwerpen, op het St. Jansplein, een familielid had wonen. Zij zouden daar welkom zijn. Zij hadden wel pech want de volledige voorgevel van het huis was weggeschoten. Dit betekende dat zij zich moesten uit- en aankleden als het nog donker was. Zo heeft hij nog 6 weken in de stad rondgelopen tot Kapellen in oktober werd bevrijd. Bij zijn thuiskomst was er vreugde maar ook stil verdriet want broer Louis was nog steeds in Duitsland. Vader -verwittigd door enkele mensen- liep zijn zoon tegemoet. Jef HERMAN. (wordt vervolgd) Alle foto's bij dit relaas zijn van de familie Van den Bleeken.

_________________________________________________________________________________

Merkwaardige gezegden…

Rij voorzichtig… denk aan onze wegen Open haard is hout waard Mooie tietjes duren niet lang De buik moet niet altijd gespannen staan Die geeft wat hij heeft, heeft waarschijnlijk niets meer Zoals je thuis stikt, stik je nergens

54


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

FAMILIE

BASTIAENSENS

(vervolg)

In het vorig artikel beloofden wij U de lotgevallen te vertellen van de kinderen van Martinus Bastiaensens en Maria Aers. Door: trouwde in 1904 met Maria Mathildis De Ren. Hij was werkman aan de “IJzeren weg”, en ging in de Kapelsestraat wonen. In maart 1909 kregen ze een dochtertje: Maria Joanna Germana (Germaine) en nauwelijks een maand later stierf Door. Zijn echtgenote hertrouwde met Victor Van Ginneken. Een zoon uit dit tweede huwelijk was Albert Jozef Van Ginneken, gesneuveld in Duitsland in 1941. Dochter Elisabeth trouwde in 1932 met Jan Meynen, vader van meester Albert Meynen. De dochter van Door, Germaine, trouwde in 1931 met Carolus Letens, oom van de vroegere garagist Stanny Letens en van Mariette van restaurant De Pauw. Trinette: trouwde in 1905 met Ludovicus Janssens. Hun dochter Marieke werd geboren in 1906. Trinette overleed in 1907. Ludovicus hertrouwde met Keeke Wuyts die bij zijn schoonvader kwam poetsen. Samen kregen zij nog drie dochters. Marieke Janssens kwam na haar huwelijk met Fons Goovaerts in 1930 nog twee jaar bij haar grootvader inwonen.

< Louise en Mathilde

Louise: ging dienen in Etterbeek bij Madame Van Rysselberghe. (zie foto hierboven) Moeder MARIA AERS: stierf in 1910. Fons: ging korte tijd later het huis uit: hij nam dienst in het leger. (Zie 1 ste foto blz 56: Fons is eerste van links). Hij trouwde in 1920 met Mathilde Fret. Zij woonden een tijdje thuis en hun oudste zoon Martin werd er geboren. Kort na de geboorte van Martin verhuisde het jonge gezin naar de Nachtegalenstraat in Antwerpen. Van juni 1923 tot januari 1929 woonden zij terug bij vader Martinus op de Antwerpse-steenweg. 55


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Vermoedelijk werd Fons toen Handelsreiziger. Hij had een tweede verblijfplaats te Mariembourg. Omdat hij veel weg was vond hij het waarschijnlijk beter dat zijn vrouw bij zijn vader en stiefmoeder kwam inwonen. Mathilde had er een winkeltje in naaigerei.

Bovenstaande foto werd gemaakt tijdens een familieuitstap met de auto van Fons. Van l naar r: schoonvader Louis Fret, schoonzussen Irene en Maria Fret, echtgenote Mathilde, Fret en Fons Bastiaensens). Jeannette: (zie foto blz 57) trouwde in 1912 met Theophiel De Keersmaecker, automobielstoker. Vermoedelijk was hij een vriend van Fons uit het leger want er bestaan verschillende foto’s van hen beiden samen in uniform. ( Zie foto blz 57: Fons links staat naast zijn vriend Théophile De Keersmaecker). Hetzelfde jaar nog kregen ze een tweeling: Martinus en Mariette. Het jongetje stierf na zes maanden. Jeannette stierf in het ouderlijk huis in oktober 1913. Mariette bleef bij haar vader wonen tot hij hertrouwde met Maria Dewilde. 56


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Jeannette.

Fons en Théophile De Keersmaecker.

< Amelia Virginia Bonne

Martinus (Marten Vis) >

Vader Martinus: (Marten Vis) hertrouwde in 1912 met Amelia Virginia Bonne. Ze overleed in Kapellen op 26 maart 1929. Hij overleed te Kapellen op 26 juli 1935. (Zie foto’s hierboven) Mathilde: was de enige die nog thuis woonde. Ze verhuisde in september 1912 naar Ekeren Donk. Zij overleed in Frankrijk op 12 april 1915. Door: stierf op de leeftijd van 28 jaar. Trinette was 24 jaar, Jeannette 25, Mathilde 23, Fons 46 jaar en Louise werd zeker geen 50 jaar. Veel dank aan Mevrouw Rien De Mulder voor haar geduldig opzoekingwerk en voor de beschrijving van de familie. Jef HERMAN.

57


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Streekgeschiedenis, in de rand van de wereldhistorie… Het jaar 2000 wordt voorgesteld als het jaar van Karel V. Immers op 24 februari 1500 werd te Gent op het Prinsenhof Karel V geboren en 2000 is dus de vijfhonderdste verjaardag van dit historische feit. Alhoewel de realiteit geheel anders was, wordt Karel V in de verhaaltjes uit de overlevering graag voorgesteld als een luimige Vlaming met veel zin voor humor en als graaggeziene volksfiguur. Denk maar aan jeugdverhaaltjes als “De Boeren van Olen” en “ De Pot met de drie Oren”. In werkelijkheid was hij door zijn strenge opvoeding, niet alleen door zijn tante , Margaretha van Oostenrijk, maar ook door andere vooraanstaande edelen, waaronder Jan Van Glymes, Heer van Bergen Op Zoom, voorbereid om een machtige heerser te worden over Europa. Jan Van Glymes was in 1520 te Aken aanwezig , toen Karel V tot keizer gekroond werd. Aldus werd Karel een keizer, “in wiens rijk de zon nooit kon ondergaan” om een gevleugeld woord uit de vaderlandse geschiedenis te gebruiken. Maar hoe geraakte dan Keizer Karel V betrokken bij onze streekgeschiedenis?? Wel, in 1521 voerde hij een oorlog tegen Frans I, koning van Frankrijk, en deze hield de stad Doornik bezet. Tijdens het beleg van Doornik verbleef Karel V te Oudenaarde in het huis van de Graaf van Hoogstraten, Karel de Lalaing, een persoonlijke vriend van hem.. n dit huis leerde Karel V een dienstmeisje kennen. Ze heette Janneke Vander Gheynst en was de dochter van een tapijtwever uit Nukerke, nabij Ronse. De 2 jonge mensen verliefden zich en in 1522 werd uit deze kortstondige relatie een meisje geboren. Ze werd Margaretha genoemd en later door Karel V wettelijk erkend. De opvoeding van het kind werd toevertrouwd aan de tante van Karel V, Margaretha van Oostenrijk. En aldus verhuisde het kind naar Mechelen. De moeder, Janneke, heeft noch haar kind, noch de vader ervan ooit teruggezien. Toch werd ze niet vergeten door de Habsburgers, zoals we later zullen zien. Vertellen we echter verder over dochter Margaretha. In 1536, op 14-jarige leeftijd werd ze door haar vader, in het kader van de uitbreiding van zijn machtspolitiek, uitgehuwelijkt aan ALESSANDRO DE MEDICIS, een Italiaans edelman, Graaf van Toscane. Minder dan één jaar later werd deze echter vermoord.. Weduwe geworden op 15 jaar, werd ze 1 jaar later, in 1538 opnieuw uitgehuwelijkt. Ditmaal aan OTTAVIO FARNESE, eveneens een Italiaans edelman uit Parma Piacenza. Haar volledige naam luidde alsdan: Margaretha, Contessa ofwel Gravin van Parma. Kortweg: Margaretha van Parma. Van 1559 tot 1567 zou ze, voor haar halfbroer, Filips II, landvoogdes van de Nederlanden worden

58


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Uit haar tweede huwelijk werd in 1545 een zoon geboren: ALEXANDER FARNESE. Deze zoon werd in Spanje (Madrid) opgeleid tot diplomaat en militair. Hij zou onder Filips II de Vlaamse steden heroveren voor de Spanjaarden. In 1585 heroverde hij aldus Antwerpen en werd verantwoordelijk voor de definitieve afscheiding van Noord en Zuid in de 17 Provinciën. Protestanten kregen tot 1589 de tijd om Antwerpen te verlaten en zulks deed de intellectuele en financiële elite van de stad uitwijken naar Nederland en Duitsland. Tijdens de strijd zou Farnese verbleven hebben te Beveren en te Stabroek op het Hof van Lasson.Van hieruit zou hij de fameuze brug hebben laten bouwen, om de bevoorrading van Antwerpen te beletten. De strijd werd uitgevochten op de Kauwensteinse dijk te Stabroek. Vanaf 1584 was Putte door zijn bewoners verlaten. Zij waren gevlucht voor het oorlogsgeweld en hadden hun heil gezocht in het omliggende. Tussen 1584 en 1594 werd het dorp meermaals geplunderd en vernield, zowel door Spaanse soldeniers als door de “Staatsen.” Ook de kapel, toegewijd aan de H. Elisabeth werd in brand gestoken. Na 1594 kwamen de bewoners stilaan terug. De Paters Wilhelmieten uit Huibergen, begonnen aan de wederopbouw van de kapel. De eerste bedienende priester in de nieuwe kapel werd HENDRIK HAPPAERT. Hij was de hofkapelaan geweest van Alexander Farnese en van de Graaf van Mansfeld en had dienst gedaan in de militaire kampen van Stabroek, Zandvliet en Ekeren. Maar in 1600 reeds werd hij aangesteld tot Prior van de abdij van Huibergen en dus diende de kapel bediend te worden door een priester van Hooghescote. Pas in 1609 werd ANTONIUS LAUTERBEENS aangesteld tot pastoor van Putte. Keren we nu terug naar Janneke Vander Gheynste uit Nukerke. Zij werd door de Habsburgers niet vergeten. Er werd haar een jaarlijkse lijfrente uitgekeerd en er werd een passende gemaal voor haar gezocht. In de Encyclopedie van Vlaanderen vinden we over haar op blz. 143 van Deel 3, dat ze een natuurlijke dochter baarde van Karel V en dat ze later huwde met een zekere Jan Vanden Dijke. Men leest letterlijk : over haar verder leven is niets bekend.. De Vlaamse historica en journaliste Rosine De Dijn verblijft vooral in Duitsland, waar ze publiceert voor verscheidene media. Zij heeft opzoekingen gedaan en de zaak van Janneke verder kunnen uitspitten. Zij schrijft in haar boek “Des Kaisers Frauen” dat Jan Vanden Dijke niet alleen een Vlaams edelman was en lid van de Brabantse Rekenkamer, maar dat hij door de Habsburgers aangezocht was als echtgenoot voor Janneke. Hij kreeg dan als titel : Heer van Santvliet tot Beirendrecht. Zij vertelt verder dat het huwelijk 10 kinderen telde en dat ooit een kleindochter van Janneke een burgemeester van Brussel huwde. Een grafsteen in de St.- Niklaaskerk zou daarvan kunnen getuigen.. Zo zie je maar : Wie zou ooit kunnen vermoed hebben dat onze streekgeschiedenis zo nauw verbonden is met een stukje echte wereldgeschiedenis… AM Jennes 2000.

59


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Ook een bijnaam is een naam… (deel 2) Van enkele van onze lezers ontvingen wij opnieuw een reeks “bijnamen” met soms ook een bijhorende toelichting. Met vriendelijke dank aanvaard. Hier gaan ze dan… Suske van den Brouwer = Matthijsen – cafébaas van Moeder Mennekens. Suske riet = Rietdekker Van Tilborg. Tuur Stuit = Verboven metser. Lauwke Stuit = Verboven winkelierster. Frans Karhuis = Verboven timmerman. Peer de reffel = de Roover. Rik de reffel = de Roover metser. Baronneke = gazettendrager. Jauwke de plakker = winkelierster. Den bart = brouwer Van Aerde. ’t Kloekske = beenhouwer. Wis van de vogelepik = cafébazin. Belle Maas = Bakel / vroedvrouw. Dat er in de wijk Putte zowel langs de Stabroekse als de Kapelse zijde veel gebruik werd gemaakt van bijnamen blijkt uit onderstaande naamgevingen: "Het Strandje" - "de Spits" - "Janneke de Rus” - "Pol en Mie Konijn" - "De Pers" - "Celine den Boer" - "Til den Bruur" - "Den Blokmaker of de Kloonmaker" - "Den Heurdie" - "De Mous" "De Natus van Vidalle" - "Den Duim" - "Plin Bree" - "Mie Baak" - "Louis van Bolle" - "Sieke van Janneke de Rus" - "Trien den Haan" - "Kee de Morres" - "Elodie van Lotjes" - "De Cres(Kres)" - "Rik en Mit de Garde” - "Edward de koster" - "Lies Petrol" - "Lange Jan" - "Mie Mouwen" - "Low de Dees" - "Staf de Suisse" - "De Platte" - "De Maks" - "Den Engel" - "Den Egel" - "Den Boonder" - "De Zon" - "Jaak van Chaareltjes" - "Lowke de Vos” - "Wis van Keskes" - "Stan den Bord” - "Van den Brut" - "Den Borrel" - "Mie van Nandjes" - "Lies van Jaane" -"Net de Kaart" - "Til de Meutte" - "Lieke de Suisse" - "De Maark" -"Trees de Spies" "Jaakske van Wiek Oome" - "Nelles den Bot" - "Stan van Finnekens" - "Nina den Beer" "Liza de Naas" - "Mie Geire Bij" - "Tonne de Scheirslieper" - "Mus Mouwen" - "Jef de Spies" "Mie den Dus" - "Mie den Horen" - "Lien de Kloek" - "Jo de Mossel" - "Angeline de Cremer" "Louise de Claes" - "De Schaar" - "Keeske Krol" - "Jaak de Sjuige" - "Wiet den Dikke" - "Sie van ’t Schaap” - "Van ‘t Schilderke" - "Lies van Nelle" - "Lies Pijp" - "Stan den Anker" "Mellarreke" - "Jo Mop" - "Frans de Zoet" - "Mieke de Muis" - "Lies van Zinnewe" - "Leonie van Nieske" - "De Jappe" - "De Prosser” - "De Zeun" - "De Jeutter" -"De Stale(n)” - "De Pikker" - "Den Tort" - "Piet De Rus" - "Tonne de Pers” – “ Miss voetbal” - "Tist de Krak" - "Til de Marte" - "Muske de Mottige" - "Trien, Celle, Jul en Lies van Suskes" - "Rik de Juin” - "Mie van Meel Stek" - "Celine den Boer" - "Fons de Pop" - "De Snuitentrekker" - "Stan de Schoenmaker" - "Doris Day" - "Van ‘t Kalf"- "De Koerrel" - "Jos Gazet" - "Den Teeuw" - "Wis van Peutte" - "De Latscheet" - "Sus Vod” - "Fonske Zat" - "Piet Snot" - "De Sop" - "Zwarte Mit" - "Tilleke en Jan Nies" - "Til van 't Bakkerke" - "Den Duits" - "Mie van Mele" - "Den Dirk" - "Van de Cow" - "De Wiet" - "Louis den Brievendrager" "Tataraar Van Bouwel" - "Staf van den Hovenier" - "Pol de Smid"- “Mie Snik” en “Den Teppe”. Van een onzer lezeressen (bedankt Martha) kregen we nog een lijstje met bijnamen: Jouw Boek (zij hield een bok!) – De Jip – De Jappe – Ouwe Pront – Louw Broek – Louise Vod – Jeanne Petaat – Mieke van Keske – Den Banaan – Den Dekker – De Kotter – De Tokke – De Winkel – Fien Sleep – Low van de Koperen Gezegde: “ ‘t is van ikke, als ik jou tegenkom, zal ik eens knikke.” Dergelijke reeks “NAMEN / BIJNAMEN” is haast onuitputtelijk. Wij zetten deze rubriek dus verder open voor al uw suggesties. Jef HERMAN.

60


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Voor onze rubriek LEZERS SCHRIJVEN ontvingen wij van een van onze leden volgende tekst die op een kaartje stond gedrukt en die van de Kerkelijke Overheid het “Imprimatur“ kreeg gedateerd op 28 augustus 1886. Bij het lezen ervan klinkt de tekst nu een beetje beladen maar wij moeten in onze gedachten terug gaan naar einde van de jaren 1800 waar de volksdevotie op een zeer hoog peil stond. Bij het publiceren van dit verhaaltje willen wij de tekst zeker niet ridiculiseren. Wel krijgen wij enig inzicht in de mate van Godsvrucht van onze voorouders en in hun schrijfstijl. (Ik schrijf de tekst letterlijk over). Jef Herman.

HET KINDJE JEZUS IN DE HOSTIE. De kleine Misdienaar.

1 Een kleine blonde koorknaap, ontsteld en aangedaan Kwam uit de Mis des morgens Te huis bij moeder aan. (*)

2 Nooit moeder,” sprak hij weenend Met sidderend gebaar, “Nooit dien ik Pater Petrus De Mis nog aan ’t altaar.”

3 “Maar kindlief,” sprak de moeder “Zeg mij, wat vreest ge dan? Die goede Pater Petrus Is zulk een heilig man.”

4 “Men zegt dat somtijds Englen In blinkend wit gewaad Rondom den Pater zweven, Als hij aan ‘t altaar staat.

(*) Dit feit is geschied met Pater Petrus te Mechelen, van de orde des H. Franciscus. Hij was een dier heilige Kloosterlingen, die, zoals die Serafijnsche orde er bij duizenden telt, weinig bekend zijn aan de wereld, maar des te grooter zijn in de oogen voor God.

5 “Ach Moe, gij moest eens weten,” Hernam ‘t met droeve stem, “Eerst was hij braaf en heilig, Ik hield zoveel van hem.

6 “Maar hoor, wat ik van morgen Met eigen oogen zag: Ik zag een Schoon Klein Kindje, Dat op het altaar lag.

7 “En Pater Petrus lachte Het Schoone Kindje toe, En ook het Kindje lachte Zoo lief, zoo blij te moe.

8 “Toen nam hij ‘t in zijn handen, En boog zich langzaam neer, Hij bracht het aan zijn lippen, En ‘k zag het kind niet meer.

9 “Ik ben zoo bang geworden, Och moeder, nu ik weet Hoe dat die Pater Petrus De kleine kindren eet.

10 Laat mij maar bij U blijven, Want als ik hem nog dien, Och moeder, ‘t is te vrezen, Dan sterf ik ook misschien.”

11 De moeder stond bewogen, Zij drukt haar kind aan ’t hart; “Ach kind lief,” sprak ze weenend “Verban uw bange smart.”

12 Dat kind was ‘t Kindje Jezus, Uw kleine lieve Heer; Het daalde alleen uit liefde In ‘s Paters harte neer.

13 “Die goede Pater Petrus Hij is zijn beste vriend; Hij bracht Het in zijn harte Wijl hij Het mint en dient.

14 “Ga morgen zonder vreeze Weer naar den Pater heen; Hij nut geen andre kindren, Slechts ‘t Jezuskind alleen.

15 “En als gij groot zult wezen, En Jezus veel bemint, Dan komt ook in Uw harte Datzelfde Jezuskind.” (Uit:De Volks-Missionaris.)

61


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

LEZERS SCHRIJVEN... Van één van onze lezers ontvingen wij een grafrede voor een Gildezuster. Wij publiceren deze toespraak vooral omwille van de overvloedige taalschat die in die periode gebruikt werd. Wij schrijven de tekst letterlijk over. Met dank aan de toezender. Jef HERMAN.

Grafrede uitgesproken bij het graf van wijlen Mevrouw BRIL – SUYCKERBUYCK overleden te Kapellen op 27.2.1947 in het St. Jozefgesticht. Diep betreurde Gildezuster Traag en stille trok den droeve stoet op weg, ter kerke eerst, en daarna tot aan den dodenakker, een treurende schare, magen en vrienden vergezelden biddende de lijkwagen tot aan deze plek, het graf, waar het laatste tafereel zich afspeelt van het pijnlijke treurspel = de scheiding; Hélaas ! ja, geliefd lid, nu moeten wij scheiden, de Heer heeft U geroepen, en, stil en gelaten, neen, zelfs met vreugde zijt ge mee vertrokken, naar den Hemel, naar Hem waar uwe ziel naar verlangde. En nu, staan hier allen die ge zozeer hebt liefgehad op deze wereld en die nu om U wenen en U snikkend, een laatste vaarwel toeroepen. Welk wreed verlies voor uwe geliefde kinderen, schoon en kleinkinderen, bloedverwanten maar ook voor uwe vrienden en voor ons, uwe gildezusters. Ach! zelfs de natuur, gansch in eene witte lijkbaar gehuld treurt mede voor uw heengaan. Ge waart ons toch allen zoo dierbaar, ja, liefste Moederke Bril, welke troost was het nog voor uwe kinderen U te bezitten, want ze hadden U waarlijk allen zoo lief, allen die U omringde hadden U lief, gij, de voorbeeldige, brave, heilige vrouw en moeder!! zegden de Eerwaarde Zusters en ik voeg er bij, wat ’n heerlijke vrouw. Gansch haar leven was een zwoegen en werken voor haar kroost, sterk en braaf, vroom en goed dat is ze geweest, striemende slagen kreeg ze op arme harte, toen ze als weduwe met zeven bloeiers bleef zitten. Heldinne in ’t lijden, voorbeeldig als vrouw en moeder heeft ze haar kinderen grootgebracht alleen tobbend en offerend. Hoe schoon was uw lieve wezen in den dood, hoe edel en zacht uwe trekken, nooit hebt ge geklaagd of gemord, in uw leven, en nu, weerkaatste die zieletoestand in uw rustvol gelaat! Mochten al die U thans ten grave vergezelden het voorbeeld volgen dat gij ons gegeven hebt: uw liefhebbende, opofferende, deugdzaam leven weze hun richtsnoer! En gij, geliefde doode, waak over de Uwen en over ons, spreek voor ons ten beste bij Onzen Lieven Heer waar ge voorzeker reeds de belooning ontvangen hebt die gij zoo rijkelijk verdiendet. Het scheiden valt zwaar, maar ons, Kristenen, blijft de Hoop de zoete hoop van het weerzien. De stof vergaat, maar de ziele leeft! Welk een troost! Daarom, lief moederke Bril mogen wij U diep betreuren toch willen wij niet morren tegen Gods raadsbesluiten. Zijn Heiligen Wil geschiede. Onze vurigste gebeden vergezellen U op Uwe verre reis naar de eeuwigheid. Onze Kristene arbeidersvrouwengilde eert hare dooden. In gebeden en H. Missen gedenken wij hen. Wij offeren H. Communien op voor hunne zielerust, beter afscheidsgeschenk kan men niet geven. Vaartwel dan, lieve zuster, dierbaar lid, na zooveel jaren alleen lijden en offeren voor uw geliefd kroost zijt ge thans weer vereenigd met uwen overleden echtgenoot! Rust zacht in vrede! Gij hebt toch zoozeer de rust verdient. Geachte familieleden en vrienden van onze lieve doode, aan U bieden wij onze diepste rouwbeklachten en innigste deelneming in den zwaren slag die U treft, moge de Heer uw steun en kracht geven in de beproeving Zoet Hart van Jezus geef haar de eeuwige rust, en dat het eeuwig licht haar verlichte. Mijn Jezus, Barmhartigheid Zoet Hart van Maria, wees haar Heil! Namens het bestuur en Leeden der Kristene arbeidersvrouwengilde. De voorzitster M. Bauwens.

62


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Sint Jozefgesticht

Sint Jozefziekenhuis

Klina Campus Sint Jozefziekenhuis (deel 3 en slot) De bloeiperiode van het Sint Jozefziekenhuis. Structureel en organisatorisch werden ook nog enkele veranderingen doorgevoerd. Zo werden vanaf 5 september 1968 de kamers in het oude gebouw omgevormd tot kamers voor bejaarden. Ook werd er een nachtportier aangesteld in het ziekenhuis. Hij vestigde zich in de nieuwe inkomhall in de plaats van de inslapende poortzuster aan de oude ingang. Op 28 maart 1968 werd er ook beslist om de statuten van de VZW die oorspronkelijk op 20 juni 1925 in het Frans waren gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, te vertalen in het Nederlands. Hiertoe was een beëdigde vertaler nodig. Dit werkje kwam pas klaar op 25 februari 1969. Ondertussen was vanaf 31 oktober 1968 het ziekenhuis erkend als een “900-ziekenhuis” en dit binnen het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening. In het Sint Jozefziekenhuis werd op 24 juni 1969 een sociale dienst opgericht wat voor de niet openbare ziekenhuizen in die tijd een absolute primeur was. Om de dienst aan de bevolking nog te verbeteren werden op 25 maart 1970 een voltijdse gynecoloog en pediater aangesteld. De eigen bakkerij, die zowel voor het rusthuis als voor het ziekenhuis brood bakte onder de kundige leiding van zuster Silvy, werd op 17 juni 1970 gesloten wegens de totaal versleten apparatuur. Het brood werd daarna aangekocht bij een grote bakkerij aan de toenmalige gunstprijs van 10 BEF per brood.

De bakkersoven. 63


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Om aan de toenemende vraag naar hospitalisatie voor heelkunde te kunnen voldoen werden vanaf 22 maart 1972 nogmaals 16 bedden meer ter beschikking gesteld.

De operatiekamer.

Ook aan het personeel werd gedacht. Zo werden op 28 juni 1972 de barema’s opgetrokken tot op het niveau van de barema’s van de staat. Voortdurend werden de diensten uitgebreid. Zo werd op 31 maart 1973 een logopedist aangesteld en werden op 16 januari 1974 voor de dienst intensieve zorgen 2 hartmonitoren aangekocht. Op 2 mei 1974 betreurde het Sint Jozefziekenhuis het overlijden van de heer Henri Van den Bosch, die als afstammeling van de stichter van de instelling, 25 jaar lang lid was van de Raad van Bestuur en van de Algemene Vergadering. Hij werd opgevolgd als bestuurder door dokter Pierre Caeymaex, Consciencestraat, 31 te Antwerpen. De “mannenafdeling” in het rusthuis, die bestond uit enkele kamers, maar vooral uit een grote gemeenschappelijke slaapzaal, werd op 16 april 1975 gesloten omdat de accommodatie niet meer beantwoordde aan de noden van de moderne tijd. In de vrijgekomen ruimte werden een refter en kleedplaatsen ingericht voor het personeel van gans de instelling. Op de afdeling pediatrie werd het voortaan voor de ouders mogelijk om ook de kinderen in de isolatieafdeling te bezoeken. Voordien was enkel een telefonisch contact mogelijk met de “besmette” kinderen van achter een dubbele glazen wand. Op 7 mei 1975 werden voor de eerste maal sociale verkiezingen georganiseerd, wat resulteerde in de oprichting van een ondernemingsraad en een comité voor veiligheid en gezondheid. Het was blijkbaar goed leven in Sint Jozef want op 7 augustus 1975 werd de honderdjarige weduwe Buquoi-Nicolay Elvire gehuldigd door de burgemeester en schepenen, de directie het personeel en de medebejaarden van de instelling.

64


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

De uitbreiding van de geneeskundige staf ging onverdroten verder. Zo werden op 17 september 1975 een full-time geneesheer-specialist aangenomen voor de afdeling cardiologie. De directie brak stilaan meer en meer met het verleden en op 28 januari 1976 werd de beslissing genomen om de laatste restanten van de vroegere boerderij op te doeken, nl. de grote groentetuin en de varkensstal. Dank zij de Lions-club van Kapellen kon begin 1976 een kleuren TV ter beschikking gesteld worden voor de bejaarden van het rusthuis. Omwille van de noodzakelijke werken voor de brandveiligheid kon voor het rusthuis vanaf 5 mei 1976 geen verlenging van de erkenning bekomen worden. De congregatie van de zusters Berlaar nam dan ook de zware principiële beslissing om over te gaan tot de bouw van een nieuw rusthuis voor bejaarden. De Raad van Bestuur van de VZW was op 15 september 1976 akkoord met voorgaande beslissing en verklaarde zich akkoord om het rusthuis te sluiten zodra de nieuwe gebouwen in gebruik zouden kunnen worden. Tijdens dezelfde vergadering werd ook beslist om een nieuwe centrale keuken te bouwen die zowel door de kliniek als door het rusthuis zou kunnen gebruikt worden. Deze werken werden echter nooit uitgevoerd. In 1978 begon men met de bouw van een nieuw complex dat op 1 januari 1981 geopend werd. De congregatie nam het rusthuis over van de “VZW Sint-Jozefkliniek Kapellen” en het werd opgenomen in de “VZW Rusthuizen Zusters van Berlaar”. Het functioneert nu los van het ziekenhuis onder de naam Zonnewende. Voor het ziekenhuis zelf dienden ook verschillende verbeteringen aangebracht te worden inzake de brandveiligheid. Een eerste raming voor het uitvoeren van deze werken beliep 6.000.000 BEF nadat de plannen op 4 mei 1977 goedgekeurd werden door de Commandant van de brandweer van Kapellen. EH Herman De Bie, jarenlang onderpastoor in de Sint Jacobusparochie van Kapellen werd begin 1977 benoemd tot aalmoezenier in het ziekenhuis. Hij zou deze taak met grote gedrevenheid en toewijding uitoefenen en hij kon dan ook rekenen op grote sympathie bij het personeel en de patiënten. Hij overleed onverwacht op 27 oktober 1998.

< E.H. Herman De Bie.

De Raad van Bestuur bleef steeds even actief verder werken. Begin 1977 werd een volledig dossier ingediend voor de subsidiëring voor het inrichten van een nieuwe dienst Intensieve Zorgen. Het mortuarium, ondergebracht in een kleine kapel, afzonderlijk gebouwd in de tuin en geflankeerd door hoge dennenbomen en een grote “Calvarie” diende plaats te maken voor de centrale keuken. Een modern mortuarium werd dan ook ingericht in de kelder zoals vroeger reeds voorzien was bij de bouw van de nieuwe kliniek. Het ziekenhuis zelf is gebouwd in U-vorm. Op de verschillende niveau’s vinden wij: 65


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

-1:

kelderverdieping: * toegang voor ziekenwagens in een gesloten en verwarmde ruimte, * medisch- en ziekenhuisarchief, * magazijnen voor onderhoud en technische dienst, * centrales voor distributie van zuurstof, lachgas, vacuüm en perslucht, * centrale verwarming, * apparatuur voor sterilisatie en acclimatisatie van de luchtstroom operatiecomplex, * hoogspanningscabine en dieselmotorenkamers.

voor

0: gelijkvloers: * ruime ontvangsthall, * polyklinische diensten met consultatie en geneeskundig-technische diensten, ziekenhuisadministratie: inlichtingendienst, opnamedienst, telefooncentrale,

radiodistributie, sociale personeelsdienst en directiekantoor.

dienst,

facturatiedienst,

De afgewerkte kliniek.

+1: eerste verdieping: * medisch laboratorium, * interne geneeskunde, * afdeling orthopedie, * afdeling urologie, * afdeling intensieve zorgen, 66

boekhouding,


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

* kantoor van de hoofdverpleegster, * werkkamer voor verplegenden, * verdeelkeuken, * kamers met 1, 2 of 3 bedden. +2: tweede verdieping: * afdeling geneeskunde, * afdeling algemene heelkunde, * bevallingskwartier met 2 arbeidskamers, * materniteit. +3: derde verdieping: * pediatrie met quarantaine-afdeling, * dienst intensieve zorgen, * apotheek, * internaat. (13) Om dit alles mogelijk te maken werd op 25 januari 1978 een gedeelte van de voorzieningen voor inwonend personeel ontmanteld door de eigen ploeg van de technische dienst van het ziekenhuis. Op 7 maart 1978 werd een bouwvergunning door de gemeente afgeleverd voor de bouw van een nieuwe keuken voor de kliniek. Meer dan 1 jaar later, namelijk op 27 maart 1979 werd het ontwerpdossier door het Ministerie goedgekeurd en kon de aanbesteding van de werken uitgevoerd worden. Op 30 oktober 1979 werden de serre en de wasserij afgebroken om plaats te maken voor de nieuwe keuken. Tijdens de Raad van Bestuur op 17 mei 1978 werd het ontslag aanvaard als lid van de raad van bestuur van Zuster De Schutter Jozefa. Zij werd vervangen door de heer Depeyper Hubert, Gijmelstraat, 41 te Aarschot. In afwachting dat de bouw van Zonnewende zou klaar zijn werd op 17 september 1978 een dossier ingediend voor het plaatsen van een rookdetectie-installatie met de vraag voor subsidiëring. Deze vraag werd op 31 januari 1979 negatief beantwoord door het Ministerie. Voor de dienst 900 werden zware investeringen gedaan. Zo werd vanaf 1 augustus 1978 op eigen kosten een permanente aanwezigheid, dag en nacht, voorzien van en geneesheer . Het ministerie had laten uitschijnen dat dergelijke voorziening zou gesubsidieerd worden. Na het verschijnen van de wet werd dan ook op 9 november 1978 een aanvraag voor erkenning en subsidiëring ingediend. Op 3 januari 1979 kwam de koude douche voor de directie want de beloofde geldmiddelen werden niet vrijgemaakt op basis van volgende argumentatie: “de uitgaven zijn niet in verhouding tot de belangrijkheid van het ziekenhuis”. Nieuwe onderhandelingen met het Ministerie leverden niets op zodat op 27 maart 1979 noodgedwongen de permanentie diende opgeheven te worden bij gebrek aan financiële steun van de overheid. Achteraf gezien kon men hier reeds een signaal zien dat Sint Jozefkliniek beter zou uitkijken om samen te werken met andere klinieken…een voorbode voor het latere Klina. Ook de directie had dit zo begrepen en tijdens de Raad van Bestuur van 10 december 1979 werd voor de eerste maal gesproken over de mogelijkheden tot samenwerking met andere klinieken. Het leven ging echter verder voor de Sint Jozefkliniek. Tijdens de Raad van Bestuur van 2 mei 1979 werd het ontslag genoteerd van Zuster Van der Borght Magdalena als bestuurster. Zij werd vervangen door haar collega Zuster Vermeulen Mit, Markt 12 te Berlaar.

67


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

De sfeer onder het personeel van het ziekenhuis kon niet anders dan uitstekend genoemd worden. Daarvan getuigen de talrijke gezamenlijke daguitstappen, fietstochten, hobbytentoonstellingen, quizzen en etentjes van de verschillende diensten. Daarenboven werd op 8 december 1979 een nieuwe voetbalploeg boven de doopvont gehouden, nl. Joca United. De ploeg was samengesteld uit personeelsleden en verwanten. Op deze zeer koude 8 december werd een eerste wedstrijd gespeeld tegen een ploeg van de ziekenhuisgeneesheren versterkt met enkele sportieve huisartsen. De uitslag was 7-4 in het voordeel van de geneesheren. Ook aan de bejaarden werd gedacht. Door Gazet van Antwerpen werd op 4 januari 1980 voor 46 ouderlingen in het rusthuis een feestmaaltijd aangeboden. Alhoewel men in alle stilte verder nadacht over een mogelijke fusie werd toch nog verder geïnvesteerd in het Sint Jozefziekenhuis. Op 12 februari 1980 werd een geneesheer-psychiater aan het ziekenhuis verbonden en twee maanden later, op 21 april 1980 werd de nieuwe dienst intensieve zorgen plechtig ingehuldigd. Tijdens de vergadering van de Raad van Bestuur op 29 juli 1980 werd het ontslag aanvaard als bestuurster van zuster Creemers Catharina. Zij werd niet vervangen. Met grote droefheid werd op 28 oktober 1980 in de Raad van Bestuur het overlijden medegedeeld van de heer Graaf Moretus Plantin de Bouchout, afstammeling van een der stichters van Sint Jozef. Hij was meer dan 30 jaar lang voorzitter geweest van de VZW waar hij steeds de belangen van de bejaarden en de zieken liet primeren. Zonnewende was klaar en de bejaarden konden op 2 januari 1981 verhuizen naar de nieuwe gebouwen. Het oude adres van Sint Jozef, Kerkstraat nummer 5 werd nu het huisnummer van Zonnewende, de service-flats van Cederhof kregen het nummer 7 toegewezen en Sint Jozefkliniek nummer 9.

Binnenzicht van de oude kapel.

68


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Daar de oude kapel, omwille van de nakende afbraak van de gebouwen van het oude rusthuis, moest vervangen worden, werd op de eerste verdieping van het ziekenhuis een kleine maar zeer stemmige kapel ingehuldigd op 19 maart 1981, feest van Sint Jozef. De directie had dan toch een oplossing gevonden voor de medische permanentie, opgeschort in 1979 omwille van het uitblijven van subsidies, zodat op 1 juli 1981 deze dienst terug kon opgestart worden en dit zowel voor patiënten opgenomen langs de dienst 900 als voor urgente gevallen in het ziekenhuis zelf. Op 16 september 1981 startte de afbraak van de oude bouw. De directie diende dan ook te voorzien in een aanpassing van de bestaande accomodaties, namelijk: ! Een refter voor het personeel. Deze werd ingericht in de turnzaal van de dienst fysiotherapie, ! Een vergaderzaal en kleedplaatsen voor het personeel, die voorzien werden in de kelder.

Plaats waar de oude gebouwen stonden.

Als service voor de patiënten en de bezoekers werd einde 1981 in de inkomhall een dagbladstand ingericht gedurende enkele uren per dag en dit door een 25 tal vrijwilligers. Ook het personeel van de verpleging kon voor diverse neventaken rekenen op 13 vrijwilligers van de Caritas Gemeenschapsdienst. Op zondagnamiddag 1 mei 1982 brak er brand uit in de kapel van het ziekenhuis, vermoedelijk te wijten aan een uitgelopen kaars die door een vrome patiënt aangestoken was. Gelukkig konden de vlammen spoedig gedoofd worden zodat verder onheil kon voorkomen worden. In afwachting van de fusie geven wij hierna nog in een notendop de nog doorgevoerde aanpassingen en verbeteringen. We mogen wel zeggen dat de patiënten steeds verwend werden en nooit de indruk kregen dat de afbouw van Sint Jozef reeds bezig was. Wij noteerden: 1. op 8 november 1982 de aankoop van de eerste echografie-apparaat, 2. op 1 maart 1984 de bouw van een hellend vlak naast de hoofdinkom om de toegang tot het ziekenhuis voor mindervaliden en kinderwagens gemakkelijker te maken,

69


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

3. op 17 december 1984 deed de eerste computer zijn intrede in de administratie. Dit toestel met een intern geheugen van 128 KB en een schijfcapaciteit van 42 MB, kostte 2.768.397 BEF, 4. het plaatsen van TV-toestellen in alle patiëntenkamers op 15 februari 1985, 5. op 4 november 1985 konden dan eindelijk de aanpassingswerken starten voor de verbetering van de brandveiligheid. De totale kostprijs was toen reeds opgelopen tot meer dan 31.000.000 BEF. De oplevering van de werken had plaats op 26 januari 1987. In de volgende jaren zagen wij regelmatig nieuwe leken opkomen in de Raad van Bestuur. ! Op 3 mei 1982 werd de heer Jan Lebeer, Jan Van Rijswijcklaan, 141 te Antwerpen aangesteld als bestuurder, ! De heer Harold della Faille de Leverghem nam ontslag op 5 mei 1983 en werd voorlopig niet vervangen, ! Zuster Vermeulen Maria trad af als bestuurster op 11 september 1984. Zij werd vervangen door zuster Peeters Louiza, de Schaetzengaarde, 2, 3700 Tongeren, ! Op 13 mei 1986 werd professor Dr Hugo Janssens, Moorkensplein, 13, 2200 Borgerhout aanvaard als bestuurder, ! Ook de directeur van de kliniek, de heer Vanhoof Ludovicus, Pinsterbloemlaan, 15, 2070 Ekeren werd op 29 april 1989 opgenomen in de raad van bestuur en onmiddellijk belast met de taak van schatbewaarder, ! Ingevolge het ontslag van de heer Hugo Janssens op 21 juni 1991 werd deze vervangen door de heer Hugo Ingelbrecht, Nieuwe Heikant, 13, 2910 Essen, ! Het in 1983 open gevallen mandaat van de heer Harold della Faille de Leverghem werd op 21 juni 1991 overgenomen door de heer Ladislas della Faille de Leverghem. Wie is de eigenaar van Sint-Jozefkliniek ? Vaak wordt de vraag gesteld: “Wie is nu eigenlijk de eigenaar van het Sint-Jozefziekenhuis,”. Van bij de oprichting van de instelling werden de zusters gevraagd om de doelstellingen van de kliniek te helpen waar maken. Toch was er geen andere band met de Congregatie van Berlaar dan het feit dat de religieuzen werkzaam waren in het Sint-Jozefgesticht. Dit gesticht was geen eigendom van de Congregatie doch Zuster Overste van de kloostergemeenschap beheerde alles, ook de instelling. De gelden van de kloostergemeenschap bleven bijna volledig ter plaatse en werden door Zuster Overste besteed voor de uitbreiding van de instelling en het latere ziekenhuis. Naar aanleiding van de nieuwbouw in 1963 en de moeilijkheden met de financiering werd er opnieuw een beroep gedaan op de Congregatie van Berlaar en werd er ook onderhandeld met het Bisdom voor het afsluiten van een bijkomende lening bij de Metropolitan Bank van Antwerpen. Ook de dokters stonden 2% van hun erelonen af voor de uitbouw van de kliniek. (14). Gezien het grote beroep dat er op de middelen van de congregatie werd gedaan werd tijdens een Buitengewone Algemene Vergadering op 26 oktober 1966 de Raad van Beheer van de VZW grondig hervormd. Deze werd dan samengesteld uit 9 leden, waaronder 5 religieuzen en 4 leken. Ook in de Algemene Vergadering bestaande uit 11 leden waren de religieuzen met 7 vertegenwoordigers in de meerderheid. Deze ommezwaai was nodig gezien bij de hypotheekstelling op de onroerende goederen van het ziekenhuis er een persoonlijke borgstelling gevraagd werd van de afstammelingen van de stichters. Aan de Congregatie van Berlaar werd een waarborg voor de borgstelling gevraagd en deze werd door de VZW Zuster van Berlaar aanvaard op 8 augustus 1967.

70


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Samenwerking binnen Klina. Op 29 mei 1980 had er een contactvergadering plaats tussen de directies van SintJozefkliniek Kapellen, Sint-Lucaskliniek Ekeren, Vesaliuskliniek Brasschaat en Jan Palfijnziekenhuis Merksem. Na verschillende besprekingen haakte Jan Palfijnziekenhuis af zodat in stilte verder werd gezocht hoe men 2 privéklinieken zou kunnen fusioneren met een openbare instelling (Vesalius). Uiteraard was ook het zoeken van een geschikte vestigingsplaats vaak het thema op de werkvergaderingen. In principe waren de verschillende partijen het eens dat de nieuwe kliniek op het grondgebied van Brasschaat zou gevestigd worden. De basismotivering voor deze samenwerking was gesteund op de volgende vaststellingen: 1. De drie ziekenhuizen hebben ongeveer eenzelfde recruteringsbasis van patiënten qua herkomst. Deze regio omvat ongeveer 200.000 inwoners. 2. Tezamen beschikken de ziekenhuizen over een beddeninfrastructuur van 587 bedden en worden er jaarlijks 15.345 inwoners gehospitaliseerd. 3. In het huidige aanbod zijn er diensten afwezig en andere diensten onderbezet of in te grote capaciteit aanwezig. 4. Elk van de inrichtende machten heeft als plicht aan de betreffende regio, een evenwichtig en toch voldoende uitgebouwde ziekenhuisinfrastructuur aan te bieden. 5. De overheid wil komen tot een forse beddenvermindering. 6. Strengere kwantitatieve en kwalitatieve erkennings- en /of bezettingsnormen worden in het vooruitzicht gesteld. 7. De enveloppe-budgettering qua verpleegdagprijs en technische diensten zal specialisatie en taakafspraken noodzakelijk maken. 8. Een concurrentiële opstelling vereist op korte termijn de erkenning van zware diensten en zware apparatuur. Op 8 december 1986 werd tussen de Sint Lucaskliniek en het Sint Jozefziekenhuis een contract ondertekend waarbij de twee ziekenhuizen samen een apparaat voor niersteenverbrijzeling in gebruik nemen en beheren. In juni 1987 werd er uiteindelijk een principieel akkoord bekend gemaakt door Dr Coppens (Sint-Lucas), de heer Leyssen (Sint-Jozef) en de heer Frans Crikemans (Vesalius). De overeenkomst was echter toen nog maar “voorlopig” omdat men eerst nog de ministeriële zegen moest verkrijgen. De bedoeling was om het totaal aantal bedden van 587 terug te brengen tot een goede 400. Deze vermindering van het aantal ziekenhuisbedden zou gedeeltelijk gecompenseerd worden door een verhoging van het aantal RVT-bedden (rusten verzorgingsbedden) om aldus te beantwoorden aan de evolutie die zich voordeed in de stijgende bezetting van bedden door bejaarden. de drie ziekenhuizen beloofden ook om voortaan niet naast elkaar maar met elkaar te werken. In eerste instantie werd er gestreefd naar een integratie van de pediatrie en de kraamafdelingen. De verminderde tewerkstelling zou opgevangen worden door natuurlijke afvloeiingen, door het beëindigen van tijdelijke contracten en door vrijwillige arbeidsduurvermindering. Op 19 juni 1987 werd tijdens een druk bijgewoonde gezamenlijke persconferentie van de 3 ziekenhuizen een overzicht gegeven van de voorbije en de komende werking. Zo werden o.m. de volgende punten toegelicht: 1. Een wandeling doorheen de geschiedenis van het overleg, 2. Ziekenhuisgroepering als “overlevingsstrategie”, 3. Modaliteiten van dit voorstel tot ziekenhuisgroepering, 4. Juridische constructie van deze “fusie-ziekenhuisgroepering”, 5. Globaal schema van de juridische constructie, 6. Programmering afbouw bedden. 71


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

De overlevingsstrategie binnen het kader van een ziekenhuisgroepering was gebaseerd op de volgende principes: 1. De groepering moet een rationalisering van de beddencapaciteit tot gevolg hebben, 2. Zij moet een duurzaam juridisch karakter vertonen, 3. Om de activiteitsgraden te halen zal er een afspraak moeten komen over de beddenherschikking en een verschuiving van de medische diensten, 4. Men zal procedures moeten uitwerken voor de nieuwe gemeenschappelijke diensten, 5. Een gelijkwaardig statuut dient uitgewerkt te worden voor de ziekenhuisgeneesheer en voor de werknemers, 6. Er zullen uitgetekende overleg- en beslissingspocedures voorzien worden en duidelijke financiële afspraken gemaakt worden. Op 15 oktober 1987 werd een nieuwe VZW opgericht onder de benaming “Klinieken Noord Antwerpen”, afgekort Klina. Deze nieuwe vereniging naam op 1 januari 1988 het beheer en de uitbating van de drie ziekenhuizen over. D.w.z. dat op die datum de drie vroegere ziekenhuizen door fusie één ziekenhuis waren geworden met activiteiten op drie vestigingsplaatsen. In die tijd was zoiets heel nieuw en revolutionair. Veel later hebben andere ziekenhuizen dit voorbeeld nagevolgd, niet altijd met hetzelfde succesvolle resultaat. Op 7 december 1987 werd het contract tussen de VZW Sint Jozefziekenhuis en de VZW Klina getekend in verband met de overname van het beheer van het Sint Jozefziekenhuis. Het geplande proces van herstructurering en kwalitatieve verbetering van de zorgverstrekking had tot gevolg dat op maandag 11 september 1989 de kinderafdeling van het Sint-Jozefziekenhuis gesloten werd. De ministeriële goedkeuring kon enkel verkregen worden indien de nieuwe instelling voor 31 december 1989 25% van haar erkende acute bedden, 147 om precies te zijn, zou afbouwen. Dit is dan ook gebeurd. De overige diensten bleven optimaal verder werken. Zo vierde in maart 1990 het personeel van de intensieve zorgen feest omdat deze afdeling juist 10 jaar geleden grondig gemoderniseerd werd. Waar in 1980 gestart werd met 6 bedden van elkaar gescheiden door een gordijntje beschikte men 10 jaar later over 10 bedden waaronder 4 met monitorbewaking voor hartpatiënten. De gordijntjes verdwenen om plaats te maken voor heuse kamertjes. Het aantal opnamen in de afdeling intensieve zorgen nam gestadig toe: in 1983 waren er dat 840, in 1987 reeds 912 en in 1989 werden 1.014 patiënten op de afdeling behandeld, waar zij gemiddeld 2,3 dagen verbleven. De speculaties aangaande de lokalisatie van de nieuwe kliniek bleven voortduren. Zo publiceerde het Aankondigingsblad op 15 maart 1990 dat een studie van een onafhankelijk studiebureau had uitgewezen dat de terreinen van Sint-Lucas het best in aanmerking kwamen indien men rekening hield met de bevolkingsvooruitzichten, de patiëntenstroom, het ruimtelijk patroon van het wegennet en van het openbaar vervoer. Tevens hield deze studie rekening met de aankoopmogelijkheden, de aankoopkosten, de bestemming van de gronden volgens het gewestplan en de stedebouwkundige inpasbaarheid van het gehele project. Dit voorstel werd echter afgeschoten door Kapellen en Brasschaat gezien de nieuwe kliniek slechts op een boogscheut (ongeveer 800 meter) van Jan Palfijnziekenhuis Merksem zou komen te liggen. Tijdens de zomerperiode van 1991 werd er een visje uitgeworpen om de gronden van De Oude Gracht in Hoogboom aan te wenden voor de bouw van de nieuwe kliniek. Dit voorstel, dat wel het probleem van een vlotte bereikbaarheid zou oplossen, werd echter om milieuredenen niet weerhouden.

72


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Tijdens een bijeenkomst van de toenmalige minister Weckx met volksvertegenwoordiger Jos Ansoms en senator Herman Suykerbuyck verklaarde de minister dat de inplanting prioritair op het terrein van de huidige Vesaliuskliniek moest gebeuren gezien deze locatie zeer centraal gelegen was in de streek ten Noorden van Antwerpen. Einde 1992 werden de plannen voor de bouw van de nieuwe kliniek, opgesteld door het Leuvense studiebureau Archiduck, voorgelegd aan Minister Wivina De Meester. De ministeriële goedkeuring volgde in januari 1993. De kliniek zou gebouwd worden naast de bestaande Vesaliuskliniek en zou 440 bedden tellen, verspreid over 4 bouwlagen. Met de dreiging van een nakende fusie bleef de directie van Sint-Jozefkliniek echter verder investeren in de medische technologie. Zo werd in januari 1994 de dienst radiologie volledig vernieuwd en werd er op dienst urologie een hoogtechnologische niersteenverbrijzelaar geïnstalleerd. Op 16 mei 1994 werden de bouwwerken voor Klina aangevat. In de nacht van maandag 12 op dinsdag 13 september 1994 te 1u02 ‘s nachts kwam er een telefonische bommelding toe bij de receptie van de Sint-Jozefkliniek. Door een intensieve samenwerking tussen het verplegend personeel, bereidwillige burgers en de gemeentediensten slaagde men er in om op minder dan 1 uur meer dan 90 gehospitaliseerden over te brengen naar de gemeentelijke feestzaal ‘t Bruggeske dat als crisiscentrum werd ingericht en waar de personeelseden van het OCMW zorgden voor de opvang van de patiënten en de bedeling van warme dranken. De patiënten van de intensieve zorgen werden met ambulancen overgebracht naar Sint-Lucaskliniek in Ekeren. Gelukkig bleek het om een loos alarm te gaan. Op zaterdag 22 oktober 1994 werd de eerste steen gelegd voor de bouw van de nieuwe kliniek Klina in aanwezigheid van Minister Wivina De Meester. Samen met deze steen werd ook een beleidsnota voor de toekomst ingemetseld door de heer Luc Leysen, voorzitter van de Raad van Beheer van Klina. Tijdens de Algemene Vergadering op 26 april 1995 werd beslist om de VZW Sint Jozefziekenhuis te ontbinden. De overblijvende activa en de nog openstaande schulden werden overgedragen aan de VZW “Klinieken Noord-Antwerpen”, afgekort “Klina”, Augustijsnlei, 80, 2930 Brasschaat. Begin januari 1996 besliste de Raad van Beheer van Klina om de gebouwen en de gronden van de campus Sint-Jozef te Kapellen voor te behouden voor poliklinische activiteiten, doch op de vraag of deze activiteiten ook een deel dagbehandeling en een eerste hulp bij ongevallen zou omvatten kwam voorlopig geen antwoord. Volgens de directie zou dit afhankelijk zijn van de mate waarin de toekomstige wetgeving en reglementeringen dit al dan niet mogelijk zullen maken. Tijdens een onderhoud van het Kapelse gemeentebestuur met de directie van Klina en met de eigenaars van het gebouw, de VZW Zusters van het Heilig Hart van Maria van Berlaar, begin januari 1998 werd verklaard dat in het hoofdgebouw een polikliniek zou uitgebouwd worden waar de meeste specialisten-geneesheren regelmatig spreekuur zouden houden. De oudste vleugel van het ziekenhuis waar eertijds de kraamafdeling gevestigd was zou tegen de vlakte gaan om plaats te maken voor serviceflats van Zonnewende. Op de vraag om in de andere vleugel een dag hospitaal in te richten kon voorlopig niet ingegaan worden omdat de bestaande wetgeving dit niet zou toelaten. Tijdens een personeelsreceptie van de VZW Klina op dinsdag 15 december 1998 werd het schema voor de verhuis nader toegelicht. Hieruit bleek dat de patiënten van SintJozefkliniek, de dienst spoedgevallen inbegrepen op zaterdag 2 oktober 1999 zouden overgebracht worden naar Brasschaat. 73


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

In juni 1999 werd nogmaals bevestigd dat de oude vleugel van Sint-Jozefkliniek afgebroken zou worden en dat in het hoofdgebouw een polikliniek zou ingericht worden. Omdat de spoeddienst uit Sint-Jozefkliniek verdwijnt deed burgemeester Jacky Buchmann een dringende oproep om een ambulancedienst op te richten in het kader van de gemeentelijke brandweerdienst die dag en nacht bemand is. Ondertussen weten wij dat voornoemde planning stipt uitgevoerd werd. De inwoners van Kapellen en omstreken zijn nu aangewezen op de zorgen van Klina Brasschaat zodat na meer dan 100 jaar een spijtig einde komt aan de werking van Sint-Jozefkliniek te Kapellen, zij het dan dat de diensten van de polikliniek via Brasschaat in onze gemeente gevestigd blijven. Wij mogen gerust stellen dat de doelstellingen van de VZW Sint Jozef gerealiseerd worden door de congegratie van de zusters van Berlaar voor wat betreft de bejaardenzorg, door de werking van Zonnewende en Cederhof, en door Klina voor wat betreft de verzorging van zieken. Roger Balbaert. Bronnen: (1). Goetschalckx P.J.: “Kerkelijke Geschiedenis van Ekeren”. (2) Arren Paul: “Kastelen in Kapellen” 1992. (3) Balbaert Roger: “Een andere kijk op Kapellen” 1993. (4) Yves Segers, Carine Dujardin, Godfried Kwanten, Patricia Quaghebeur, Jan De Maeyer: “18451995: 150 jaar Zusters van het Heilig Hart van Maria Van Berlaar”. 1995. (5) “Inlichtingen over de Congregatie der Zusters van het Heilig Hart van Maria te Berlaar bij Lier”, waarschijnlijk van de hand van Zuster Angèle. (6) Zuster M. Clothilde, Berlaar: “Cursus voor ziekenhuisorganisatie en -beleid”. 1965-1966. (7) Pastoor Vandenhoudt in het kerkarchief van de Sint-Jacobusparochie. (8) Zuster Pharailde: “Herinneringen”. Onuitgegeven werk. 22.2.1966. (9) Gesprek door Zuster Aleidis afgenomen van Zuster Frieda op 29 april 1991. (10) Bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 17 april 1969, nummer 2384. (11) Roger Balbaert: “Kapellen tijdens de tweede wereldoorlog”. 1995. (12) Zuster M. Clothilde: “Vervolmakingscursus voor ziekenhuisorganisatie en -beleid”. 1965. (13) Naamloze brochure: Van Sint-Jozef “Gesticht” tot Sint-Jozef “Kliniek”. (14) Zuster Aleidis: Interne nota opgesteld op 29 april 1991. (15) Vanhoof Louis: Persoonlijke nota’s en archieven. _________________________________________________________________________________

Verzameling van dokumentatie voor het archief van de Culturele kring Hoghescote!!! Alle dokumentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Dank zij uw medewerking en steun kunnen wij ons archief over Kapellen verder uitbreiden.

74


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Mijn tweede grote liefde was… “een lelijk eendje”, een “tweepertje” een “geit”, een “citrowennekke”, een “deuchevoke”, een “tweepekaake” Ik had het autootje – mijn eerste – in 1962 gekocht bij Leo M. Ik denk dat ik één van zijn eerste klanten was. Voordien had ik bij Leo reeds een scooter “Lambretta” gekocht. Leo M. had toen zijn zaak gestart achter de fietsenwinkel van zijn vader gelegen in de Antwerpsensteenweg “over den bareel”. Aangezien de weersomstandigheden in België niet van dien aard zijn om dagelijks naar het werk te rijden zonder een dak boven je hoofd hadden wij besloten een auto te kopen. En vermits ik Leo kende én hij auto’s verkocht schaftten wij ons in 1962 een “Citroën Deux Chevaux” aan. Prijs: 87.000 Bef taks inbegrepen. Ik was er zo fier over “als een gieter”. Ik geef toe: comfort was er niet veel aan maar hij had een ongelooflijk zachte vering en…hij reed! Reed? Nu ja je moest niet verlangen dat je met 120 Km per uur over de banen zou snorren. Dat was er niet bij: als je “plankgas” gaf, als je de wind mee had én je reed bergaf dan kreeg je toch wel een piek van 95 Km per uur. Maar dan moest allés wel meegaan! Ik denk soms met heimwee terug aan mijn wagentje. In tegenstelling tot veel andere auto’s reden wij geregeld “décapotable”! Je moest het linnen dak maar oprollen en je haren woeien in de frisse wind. Dat dak had ook nog een tweede voordeel. De radiogolven werden niet gestoord en met een “portable” radiootje kon je gerust alle zenders stoorloos opvangen. Leo had zelfs een klein kastje onder het dak gemonteerd waarop ik mijn draagbaar radio plaatste. Een linnen dak had ook het bijkomend voordeel dat je nooit je auto op slot moest doen. Tenslotte had dat geen zin omdat een eventuele dief gewoon het dak kon open snijden en zo binnenwippen. Op het dashboard kon je de hoeveelheid nog voorradige brandstof niet aflezen. Maar niet getreurd: in de brandstoftank bevond zich een lat, een meetlat. Als je moest weten of je nog voldoende benzine had, opende je de dop van de tank en haalde je de meetlat uit de tank. De meetlat netjes afdrogen en dan terug in de tank steken tot op de bodem, dan terug uithalen en je kon exact zien over hoeveel liter je nog beschikte. De maat werd aangegeven door de vochtige aanduiding op de meetlat. Je moest zelf maar uitmaken hoever je er nog mee kon rijden. Ook de werking van de ruitenwissers was voor mij een openbaring. De ruitenwissers waren namelijk niet aan de batterij aangeschakeld maar wel verbonden met de snelheidsmeter. Deze meter was op zichzelf al een staaltje van inventief denken, het was namelijk de meter die op een motor werd gemonteerd d.w.z. een zwart rond ding dat enkel de snelheid en de verreden kilometers weergaf. Het gevolg van dit alles was dat, als je bij regenweer “snel(?)” reed, de ruitenwissers ook snel over en weer gingen, vertraagde je daarentegen dan vertraagde ook de snelheid van de ruitenwissers tot je stilstond en dan werkten de wissers niet meer! Maar daarom niet getreurd! Je kon aan de “snelheidsmeter” een knop indrukken en deze manueel draaien waardoor ook de ruitenwissers over en weer gingen (op een snelheid afhankelijk van je eigen handigheid om snel de knop te verdraaien!). Het wagentje was vooral bekend voor zijn vering en zijn wegligging. Deze vering gaf ook wel eens problemen want, als je het aandurfde om met vier personen in de auto te kruipen zakte zijn “achterste” iets naar beneden waardoor de auto voor aan iets naar omhoog werd geduwd. Gevolg van dit alles was dat ook de koplampen hoger schenen wat tot verblinding van de tegenliggers leidde.

75


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Ook hier hadden de Franse ingenieurs de oplossing gevonden: voor aan link aan de bestuurszetel was een knop, als je deze draaide verdraaiden ook de koplampen naar boven of naar beneden afhankelijk van de draairichting. Zo kon je verblinding vermijden. Als je in je wagentje wat frisse lucht wenste dan kon je de helft van het raam van de zij deur openkleppen en vastklikken langs de buitenzijde. Zo kon je, zoals een echte machosportcarbezitter je elleboog nonchalant buiten leggen! Die zijdeur zelf had ook wel iets speciaals: zij draaide namelijk naar voor open. Dit gaf het voordeel dat je gemakkelijk in- en uit kon stappen. Het was wel gevaarlijk voor eventueel langs de uitstapzijden komende fietsers want die botsen recht op een openstaande deur. De auto was “lucht gekoeld”. Tijdens de wintermaanden moest je voor aan een mooi afgesneden lap bevestigen om te vermijden dat teveel koude lucht de werking van de motor zou verstoren. Een bijkomend voordeel was dat je de auto in gang kon draaien met een zwengel. Ik heb dit éénmaal moeten proberen wegens “platte batterij” en het ging vanzelf. Picknicken was steeds een feest. De zetels werden op een no-time uit het wagentje gedemonteerd. Het koffertje gaf voldoende ruimte om alle soorten van manden, flessen enz. weg te stapelen. En dan heerlijk lui in het bos of op de wei op de gedemonteerde zetels zitten tot na de siësta. De versnellingspook bevond zich in het midden van het dashboard. De knop moest naar links gedraaid en dan naar voor ingedrukt of naar achter geplaatst. Voor de andere versnellingen moest de knop naar rechts worden gedraaid. Ik heb, samen met mijn echtgenote en vrienden, talrijke reisjes gemaakt met dit wonderautootje. In 1963 reisden wij met z’n vieren naar Kassel Duitsland. Kassel lag toen aan de beruchte Oostzone en (hoe durfden wij het aan!) op een flink aantal kilometers van Kapellen. Dat het Tweepekaake in Duitsland quasi onbekend was ervoeren wij toen wij over de Duitse “autobanen” reden. Als een tegenligger met een kopie van ons karretje reed begonnen zij al van ver te wuiven alsof zij én wij wereldwonderen waren. In Keulen parkeerden wij de auto op het marktplein om de Dom van nabij te kunnen bekijken. Toen wij terugkwamen stond rond ons wagentje een groep met Duitse mensen die vol belangstelling rondneusden. Ik vreesde dat er iets aan de hand was maar het bleek dat zij vol belangstelling dit zoveelste wereldwonder van nabij wilden bekijken. Een andere keer reisden wij met een Motorclub naar het meer van Virreles. Wij hadden afgesproken dat wij in groep zouden rijden en dat de minst snelle auto vooraan zou rijden. Achteraf besef ik dat mijn collegae die mij moesten volgen zich deze afspraak wel zullen beklaagd hebben. Mijn wagentje –met vier passagiers inclusief de weekend bagage – kon alle bergen op maar dan wel heel traag. Bergaf ging het fantastisch. Ik trachtte dan ook zo veel mogelijk snelheid te halen om tenminste een vierde van de komende helling met een behoorlijke snelheid te “nemen”. Dit lukte maar voor de overige drievierden moest ik noodgedwongen terugschakelen naar tweede. Ik moet wel toegeven: in tweede versnelling “pakte” hij elke berg…. Alleen tweede versnelling was wel héél erg traag!!! Mijn collegae waren op het einde van de rit zo vriendelijk om niets te zeggen maar onmiddellijk maakten zij een andere afspraak voor de terugtocht: er zou niet meer samen gereden worden en iedereen zou op eigen “kracht” en “snelheid” naar huis terug rijden. Aangezien ik gemotoriseerd was hadden enkele collegae mij gevraagd om de dagelijkse trip naar en van het werk met mijn auto mee te rijden. Zo reden wij dagelijks met z’n vieren naar Merksem en terug. Als “avondmens” ben ik in de ochtenduren niet zo’n grote held wat soms resulteerde in relatief laat “opladen” van mijn medereizigers. Dit betekende dan dat ik alles uit mijn twee paardenkrachten moest halen om tijdig op het werk te verschijnen.

76


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Zo gebeurde het op een dag dat ik achter een lijnautobus reed die ik wilde voorbij steken. De rijbanen waren echter smal (er was nog geen autosnelweg) en met een Citroën zo vol geladen is hard rijden een utopie. Dat betekende dat ik herhaalde pogingen deed om de bus toch maar voorbij te steken en dat ik, halverwege de bus steeds moest vertragen omdat er in de verte een tegenligger aankwam. Resultaat van dat alles was dat de reizigers in de bus mijn pogingen op de voet volgden en, telkens ik mij weer achter de bus verstopte, ik een daverend applaus en gejoel meende te moeten waarnemen. Uiteindelijk liet de chauffeur mij aan de bushalte voorgaan. Zo bemerkten wij op een dag in de verte een chauffeur die een aanrijding veroorzaakte én vluchtmisdrijf pleegde. De eigenaar van de aangereden auto deed mij teken om te stoppen en vroeg mij om de vluchter te achtervolgen. Als je weet dat wij met vier in mijn autootje zaten, dat het maar een tweepekaake was en dat de vluchter over een snelle volkswagen beschikte, kun je je wel indenken dat ik, zelfs al deed mijn wagentje zijn uiterste best, de vluchter nooit zou inhalen. Ik heb toch de poging gedaan alleen maar omdat ik het mijn plicht vond maar helaas… Gelukkig reed een andere chauffeur met een snelle wagen mij voorbij en heeft deze de vluchter kunnen noteren. Ik denk nog altijd met een zekere nostalgie aan mijn “eendje”. Na 5 jaar heb ik het karretje verkocht aan mijn schoonbroer die het 5 jaar later nog eens verder verkocht. Want: zij waren ijzersterk! Jef HERMAN. Mei 2000.

PLOMPEN… PLOMP… PIOMBO… In juli 1998, tijdens de parochiefeesten te Rapallo, stond er op de jaarmarkt een handelaar, met aan zijn stand een computer en printer. Hij had allerlei papieren uitgestald, met daarop een aantal Italiaanse familienamen. Men kon er bijzonderheden lezen voor wat betrof herkomst, geografische spreiding en zo meer. Tegen betaling deed de man genealogische opzoekingen voor eventueel geïnteresseerden. Mijn aandacht was gewekt en ik ging wat dichterbij. De handelaar vermoedde in mij een potentiële klant, en verzocht mij vriendelijk mijn familienaam op te geven. Ik vertelde hem dat wij Vlamingen waren en dat onze namen zeker niet zouden voorkomen in zijn Italiaans bestand. Hij drong echter aan en, half om de grap, gaf ik de naam PLOMPEN op. Hij tikte in en wachtte af. Wonder boven wonder! Deze naam bleek voor te komen in het vreemde bestand. De computer vermeldde dat sinds 1839 een zekere WILLEM PLOMPEN (Guillermo), ingeweken was vanuit Engeland te FIESOLE, nabij FLORENCE. Samen met ene Baron French was hij een zeer belangrijke bank begonnen. Zijn zoon KAREL (Carlo) was in de adelstand verheven en droeg de titel van graaf.(Conte). Er bestond zelfs een wapenschild : drie gouden lelies op een veld van blauw en rood ! Verder werd er nog vermeld , dat afstammelingen zouden verblijven te Fiesole en te Florence!! Ik stond perplex! De man moet voorzeker het ongeloof en het wantrouwen van mijn aangezicht gelezen hebben, want hij stond erop, dat ik het adres en telefoonnummer van het centrum aanvaardde, van waar de inlichtingen kwamen. Het betrof een Heraldiek Centrum te Chieti in Midden-Italië. Ik liet de man al de gegevens uitprinten, betaalde, en vergat de hele zaak… Totdat… 77


’t Bruggeske jg 32 – juni 2000 – nummer 2.

Omdat ik erg geïnteresseerd ben in de geschiedenis van de kunst, en vooral veel belangstelling koester voor Vlaamse en Nederlandse kunstenaars, die in de 16 e, 17e en 18e eeuw uitweken naar Italië, ben ik een ginds een fervent bezoeker geworden van de plaatselijke musea en kerken. Maar eveneens van gespecialiseerde boekhandels en bibliotheken. Zo vond ik op een dag te Genua, in de Libreria Ducale een boek, uitgegeven te Florence. De naam: ” Repertory of Dutch and Flemish paintings in Italy. Part I : Liguria.” De auteurs waren Maria, Fontana Amoretti en…jawel… MICHIEL PLOMP… !! Mijn eerste impuls was: dus toch… Terug thuisgekomen, nam ik contact op met de uitgeverij te Florence. Die verbond mij met de Directeur van de “Nederlandse Universitaire Stichting.” Stichting, die gevestigd is te Florence en die zich bezig houdt met het catalogeren van Nederlands en Vlaams schilderwerk, nagebleven in Italië. De directeur ontnuchterde mij. Hij schreef, dat Michiel Plomp een Nederlander was, in dienst van de voornoemde stichting, en vooral opzoekingswerk verrichtte in Italië. Dus toch niet …dacht ik… Nu lees ik in Deel II van “Het Geslacht Plompen” op blz. 23, dat in 1795 de broers Henricus en Guilelmus (Willem) Plompen uit Hoogerheide (Deel I blz. 211), zich vesigden in NoordHolland en wel te Deventer. En dat in de huwelijksakte van Henricus de naam Plompen vermeld wordt als PLOMP..Tevens dat de afstammelingen van Henricus deze vervorming van de naam zouden behouden hebben. Zou het dan toch kunnen waar zijn, dat deze Michiel Plomp een verre nakomeling is van Henricus Plompen? Ik heb de zaak niet verder kunnen onderzoeken. Misschien bestaat er wel een Plompen, die hierover meer weet. Toch wil ik nog graag een andere kleinigheid vermelden. In Ligurië heb ik veelvoudig de familienaam PIOMBO opgemerkt. Zoals U weet wordt in het Italiaans de letter i geschreven (uitgesproken als j), waar in het Nederlands of in het Frans de letter i voorkomt. Voorbeelden hiervan: fleur wordt fiore; plat wordt piatto; plaats wordt piazza enz… Misschien is het dan toch waar, dat de naam Plompen ooit ingeweken is in Italië en in de loop van de jaren verworden is tot PIOMBO. Maar dit is slechts een gissing, en bij genealogie is gissen uit den boze, dat kan ik wel aannemen. Ik heb het enkel vermeld als eigenaardigheid. Want “piombo” is doodgewoon de vertaling van “le plomb” en heeft met de naam “Plompen “ niet het minste uitstaans. Grapje dus! Alhoewel ..het zou aan de naamdragers Plompen een meer Europees cachet geven, nietwaar ? Toch zeg ik altijd tot mijn vrouw, als we een uitstalraam passeren en de naam Piombo lezen: “Hier woont nog een naamgenoot van je”… Adressen: 1.Istituto Universitario Olandese di storia dell’ arte Viale Torricelli 5 - 50125 Firenze Directeur : de Heer Prof. Dr. B W Meijer. 2.Centro Italiana Ricerca Araldica Via Castello 43 - 66021 Casal Bordino -Chieti. Tel: 0335 / 284611 A.M. Jennes 1999.

_________________________________________________________________________

78




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.