’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
't Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Culturele Kring " Hoghescote v.z.w “ te Kapellen. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen - tel: (03) 664.57.22. 32e jaargang - nummer 3 1 september 2000. _________________________________________________________________________________
In dit nummer... - Bladwijzer - Met zijn twintigen naar de Eifel - Kerkhofblommen - Pieter Jan August Dens... een groot bouwmeester - Ereleden 2000 - Bouwen of verbouwen in het 19de eeuwse Cappellen - Uit het leven gegrepen... Zander (deel 4 en slot) - Over Ridder- Burger en Abdijwapens - 26 augustus 2000... Hoghescote weer eens op reis - Herbergen en café's in Putte 1900 - 2000 - Mededeling - Stop!!! Nu is 't genoeg!!! - Het verhoor en de berechting van de misdadigers door de tijden heen
79 80 - 81 82 83 - 90 90 91 - 92 93 - 98 99 - 103 103 104 - 115 115 116 116
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage.
___________________________________________________________________ Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger - Parkweg 2 - 2950 Kapellen. (03) 664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: (03) 605.50.86. 2000 - Copyright "Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De Culturele Kring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968. Zetel : Parkweg 2 - 2950 Kapellen.
__________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 350,-Bef en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-720507165 ten name van ‘Culturele Kring Hogescote’ – Parkweg 2 – 2950 Kapellen. Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig 100,-Bef. _________________________________________________________________________________
79
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Met zijn twintigen naar de Eifel. Week-end van 5 tot 7 mei in hotel “zur Wandersruh” in Kopp. Deelnemers: de families Balbaert, Bergmans, Geeraerts, Hannes, Jansen en Janssens (van Kuifje ?), Moisson, Soetewey, Van Cleef en Vanummissen. Een eerste wandeling brengt ons tot bij Adam en Eva. Consternatie alom als blijkt dat het koppel twee eerbiedwaardige eeuwenoude bomen zijn. Had er iemand wat anders verwacht soms ? De kwaliteit van het eerste avondmaal is rechtstreeks evenredig met de lange wachttijd. Ik heb echter wel twintig smulpapen gezien. Dus... alles dik in orde. ‘s Anderendaags appel om 8.30 uur, troepenschouw, aan en van tafel met daar tussenin een massa broodjes, beleg, zoetigheden en fruitige toestanden om U tegen te zeggen. Om 10 uur op stap richting Birresborn alwaar verpozing op een leuk terrasje. Op de terugweg bezoek aan de ijsgrotten en vraagtekens bij een soort betonnen plateau, waarop volgend gesprek: Voorzitter: “Gids, waarvoor kan dit gediend hebben ?” Gids: “Dit is een soort windroos met aanduiding van belangrijke steden en afstanden, zoals München, Berlijn, Frankfurt, Keulen en Putte-Kapellen. Maar ‘t is wel wreed afgesleten...” Een goede gids moet steeds zijn antwoord klaar hebben, hoe dan ook. Ongeloof echter is zijn deel.
- De volledige groep na geleverde inspanning -
‘s Namiddags met de wagens richting Daun met een slakkengangetje (onder leiding van diezelfde voorzitter) en bezoek aan het wildpark. Katastroof ! De toegang kost 1,5 Duitse mark minder voor groepen vanaf 20 man. Wij zijn met zijn 20, maar verdammt er ontbreken er twee ! Dan maar twee Duitsers opgeëist. (Wie heeft ons in godsnaam destijds zoiets voorgedaan ?) Een jong koppel uit Hamburg is dadelijk bereid om voor Belg te spelen en zelf 3 D.mark profijt te doen (gek zijn ze nu ook weer niet). Hun ouderdom valt tussen onze bende echt niet op (allé, niet echt veel). De Duitse Gründlichkeit om van dan af voor Belg te spelen kent echt geen grenzen, met als resultaat dat ze ons van geen vin meer lossen, (ter attentie voor onze ministers: nog nooit ging een naturalisatie zo snel...)
80
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
- Apegapen en gekkebekkentrekken -
Wij van onze kant voelen ons pas echt thuis in de apenkloof. Een uurtje apegapen kan deugd doen, van beide kanten zelfs. Eén der apen bespringt zelfs één onzer dames, die plots heel wat minder kleur heeft (maar ‘t was eens wat anders !) Vervolgens rondrit in het wildpark en terug naar Kopp. Na een minder lange wachttijd maar een even uitvoerige maaltijd, zonderen we ons af in de blokhut. Zelfbediening. Kapelse plantrekkerij. Eén onzer dames biedt zich dadelijk aan als barmoeder en, bewijst dat ze op dit vlak kan bogen op een jarenlange ervaring. Zij doorziet met name haar kliënteel en serveert alcoholvrij bier aan hen die zij niets beters waardig acht. Aangezien de muziekinstallatie twijfelt tussen W.O.1 en W.O.2 spoedt de voorzitter zich naar zijn wagen en haalt een aantal prachtige cassettes te voorschijn. Waar heeft de brave ziel het echter uitgehaald om die muziek op te nemen op 78 toeren ? Bovendien stijgt het gekakel ver boven al dan niet genietbare klanken uit, en wordt wijselijk besloten het hier maar bij te laten. Tot de laatste achterblijvers niet meer in het hotel binnen kunnen. Waarom zouden ze eigenlijk ook een sleutel meenemen ? Dan maar gebonkt en geklopt tot mevrouw Wolff met enkele Duitse boerenpassen de trap afstormt en met zachte aanminnigheid opmerkt dat het met de sleutel heus ook wel kan. ‘s Zondags op stap naar Eichelbach. Steeds maar prachtig weer, mooie natuur, fijne wandelingen. Als eindpunt een zalig terrasje in de wei en vervolgens blijgemoed terug. Onderweg even opgemerkt bij een afgezaagde boom dat de jaarringen aan de zuidzijde breder zijn dan aan de noordzijde van de boom. Waarop enkele wandelaars (vrouwelijke) besluiten dat ze zelf ook wel eens een noord- en een zuidzijde zouden kunnen hebben, want dat één kant meer ontwikkeld is dan de andere. Nog niet opgemerkt ! Als ze zo beginnen wordt het wel hoog tijd om richting Westen te trekken, niet echter na een (bij sommigen zelfs indrukwekkend) middagmaal te hebben genuttigd. Besluit: dank aan alle toffe deelnemers en ... voor herhaling vatbaar !!! Jack Vanummissen. _________________________________________________________________________________
81
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
"Kerkhofblommen” Vrijdag 30 juni bezochten een twintigtal sterk geïnteresseerde Hoghesctenaren het kerkhof. Ik kreeg bijna een draai rond mijn oren vanwege gids-voorzitter Roger BALBAERT: “Kerkhof bestaat niet!! Het is begraafplaats! Trouwens,” vermaande Roger mij “ het staat in koeien van letters aan de hoofdingang!!!” En daar sta je dan, met rode kaken van schaamte. Inderdaad, het kerkhof was de begraafplaats dicht bij de kerk die enkel door rijke lui konden ‘bevolkt’ worden. Vermits ik niet tot die categorie behoor moest ik weten dat de stoffelijke resten van een gewone Kapellenaar op de begraafplaats zijn ondergebracht. Tot daar deze les over ‘dodenakkers’. (als ik nu maar weer geen last krijg met Roger! Wie weet wat voor ding een ‘dodenakker’ is!) Wat hebben wij gezien en geleerd? Eerst en vooral zeggen dat voorzitter BALBAERT zich zeer goed had voorbereid en dat hij er veel van afweet. Daarenboven had hij zich laten flankeren door Annemie HAVERMANS (bij u bekend als de eminente kunsthistorica die onze film ‘Geveltjes kijken’ met haar kennis sterk heeft opgevijzeld tot een waardevol iets). (Voor de liefhebbers: de film is nog steeds te koop à 350 BEF!) Deze Annemie legde ons haarfijn uit wat de betekenis was van de symbolen: zoals een bloem, een palmtak enz.- die op ge graven gebeiteld staan. Roger maakte ons opmerkzaam op namen van bekende Kapellenaren die ons reeds lang of minder lang verlaten hebben. Wij hebben ons verder geërgerd over de erbarmelijke staat van het monument ter herdenking van de gesneuvelden, beeld gemaakt door dezelfde beeldhouwer die het standbeeld aan de Post(Louwke Poep) gemaakt heeft. Men heeft zogennaamd getracht het beeld op de begraafplaats te restaureren, maar dan op een zulk danige stuntelige manier dat, als er niet snel op een deskundige manier wordt ingegrepen, dit beeld - gemaakt in zandsteen - zal verpulveren. Komende van de hoofdingang loopt u recht op het beeld. Verdorie is er nu niemand in onze gemeente die eens een initiatief neemt om het beeld grondig én met kennis van zaken te laten renoveren? (Wij hebben nu eens iets moois!) Eerlijk gezegd: een leerrijke avond besloten met een pintje voor de liefhebbers. Dank Roger. Dank Annemie ( die daarvoor van een ‘jongere’ een dikke dankbaarheidskus ontving). P.S: Wij denken er aan ooit... in de verre(?) toekomst een aantal merkwaardige grafmonumenten te filmen, te diassen, te fotograferen, op boek te zetten, te ‘ie-mee-len’ te faxen, te... Niet alleen van de begraafplaatsen van Kapellen maar ook van Putte, van Hoogboom, van Heide... Uiteraard met deskundige uitleg én van Roger én van Annemie. Zou er belangstelling bestaan? Kunnen jullie ons tips en/of commentaar aanbrengen? Graag meegenomen. Een telefoontje aan ondergetekende volstaat. Jef HERMAN - Tel. 03 664 57 25. _________________________________________________________________________________
* * * * * * * * *
82
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Pieter Jan August DENS... een groot bouwmeester! Petrus Joannes Augustinus DENS werd op 26 maart 1819 te Antwerpen geboren als zoon van Petrus Guilielmus Martinus DENS, koopman in meubel-papier (° Antwerpen, 1778) en van Maria Anna Elisabeth STEENHACKERS (° Antwerpen, 1779). Het ouderpaar was te Antwerpen gehuwd op 30.4.1806 en had reeds twee zonen, namelijk Josephus DENS, ° Antwerpen 1809, die kunstschilder was, en Carolus Petrus Josephus DENS, ° Antwerpen, 1814, een klerk. Deze laatste huwde Joanna Isabella Teresia EECKHAUT en had een zoon Charles Jean Albert DENS, ° Antwerpen, 13.1.1842, + Antwerpen, 3.7.1928, die naar het voorbeeld van zijn oom bouwmeester werd en leraar aan de academie. Hij huwde Laura Ernestine Sidonia DELEAU.
Portret van Pieter Dens, koperets uit 1879 door Karel Verlat.
Pieter DENS huwde te Antwerpen op 7.6.1847 met Anna Catharina MATTHEYS, ° Antwerpen, 20.4.1824, dochter van Gummarus MATTHEYS, herbergier en van Maria Theresia STIERS. Zij kregen een dochter: Maria Catharina DENS, ° Antwerpen, 13.7.1847, + Antwerpen, 11.2.1935, die op 7.5.1881 in het huwelijk trad met Victor Maria Franciscus SCHOCKEEL, ° Ieper, 21.5.1841, hoofdgeneesheer bij het Belgisch leger te Doornik, overleden te Antwerpen op 4.9.1906. Zij kregen tevens een zoon: Henri Pierre Jean, ° Antwerpen, 15.7.1850. Pieter DENS, die overleed te Antwerpen op 13 september 1901, woonde te Antwerpen - dat bracht zijn werk mee - meer bepaald in de Apostelstraat 16, een zijstraat van de Lange Nieuwstraat. Maar... reeds toen wist men beter. Zijn verblijf koos hij in Kapellen ! In de Olmendreef te Kapellen, een straat met destijds aan beide zijden een rij olmen, staat in het nummer 5 het Olmenhof, ontworpen omstreeks 1880 door architect Pieter Dens. De dreef was oorspronkelijk een privéstraat, uitsluitend voor dit Olmenhof. Het merkwaardige gebouw bezit nog steeds een prachtige binneninrichting. De eigenaar recupereerde namelijk bij afbraak van belangrijke gebouwen allerlei waardevolle voorwerpen die hij binnen met kennis van zaken een nieuwe bestemming gaf. Hoe hij aan die kunststukken kwam, zal U later duidelijk worden.
83
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Nog bestaand politiebureel aan de Paleisstraat, 8ste wijk.
Het gebouw kreeg als volgende bewoner de heer Lucas - de stichter van voetbalclub Cappellen - en vervolgens nog een oud zeekapitein. Later bleek dat deze laatste duizenden lege wijnflessen in de tuin had gestopt. Hoe hij aan die flessen was gekomen, laat zich gemakkelijk raden... Opvallend aan het Olmenhof, een bakstenen gebouw, is wel de vorstkam op het dak, niet minder de afwisselende ramen en de variatie in de aangewende kleuren, bekomen door afwisseling van materialen. Dit herenhuis was aanvankelijk bedoeld als buitenverblijf en vertoont alle kenmerken van de toen opgang makende “art nouveau stijl”, vooral geaccentueerd door het gebruik van ijzeren smeedwerk en de aanwezigheid van een koepel. Het houtwerk, met opengewerkte houten panelen aan het dak, verhoogt het pittoreske effect van het buitenhuis, dat als het ware een ongedwongen sfeer opwekt. U hebt dit huis nog nooit echt opgemerkt ? Dan wordt het tijd, als rasechte Kapellenaar, dat U een toeristische wandeling inlast - vooral nu Kapellen besloten heeft de gemeente aantrekkelijker te maken voor de toerist - en uw stappen wendt naar - ondermeer - de Olmendreef. Het meest merkwaardige dat Pieter Dens te Kapellen verwezenlijkte, was het verplaatsen van de toren van de St. Jacobskerk, waarvoor hij de plannen tekende, en dat werd uitgevoerd in de jaren 1890 en 1891. Veel belangrijker waren zijn werkzaamheden in Antwerpen stad. Hij was met name stadsbouwmeester en directeur van de dienst Stadswerken van 1 juli 1863 tot 30 april 1880. In die functie zorgde hij voor een enorm aantal vernieuwingen in verband met belangrijke stadsgebouwen. Tevens was hij professor aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen.
84
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Over hem handelt volgende tekst: “Onbelangrijke mensen hoeven geen angst te hebben voor de tijd. Indien ze toch uit de vergetelheid worden gehaald heeft hij de neiging in hun voordeel te spelen, en wordt het hen zelfs als een verdienste aangerekend dat men hen nog niet totaal vergeten is. Voor belangrijke mensen treedt hij echter op als een overbiddelijk scherprechter. Zij die met een tot de verbeelding sprekende daad hun naam in de eeuwigheid hebben kunnen prikken, blijken dan nog beter tegen hem bestand dan zij die, wegens de aard van hun beroep of functie, en de beperkende invloed van tijdvak of maatschappij, er toe verplicht werden hun kwaliteiten door een bijna levenslange maar dan uiteraard onspectaculaire inspanning te bewijzen. Pieter Jan August Dens is hiervan een voortreffelijke illustratie. Hij heeft te Antwerpen een bijna massaal aantal gebouwen opgericht, en zeer belangrijke restauratiewerken gepresteerd, maar de wantrouwige leek, die Dens ongetwijfeld zal waarderen als de man die het onvolprezen museum Plantin-Moretus restaureerde, en instemmend zal knikken als hij verneemt dat ook Dens zijn bijdrage heeft geleverd bij de herstellingwerken aan de noordertoren van de Onze-LieveVrouwkathedraal, zal zich heel wat minder geestdriftig tonen bij de mededeling dat deze stadsbouwmeester verantwoordelijk is voor het overgrote deel van de Antwerpse politiecommissariaten.”
< Politiebureau der 3de wijk in neorenaissancestijl, Everdijstraat, afgebroken voor de bouw van het administratief centrum aan de Oudaan.
Hij bouwde er negen, waaronder - het hoofdcommissariaat, Suikerrui 9-11 en Gildekamersstraat 9, van 1879 tot 1880, - de 1e wijk, St. Paulusplaats 7, in 1875, - de 3e wijk, Everdijstraat 26-28, in 1879, - de 4e wijk, St. Andriesplaats 22, van 1876 tot 1877, - de 5e wijk, Klappeistraat 2, - de 6e wijk, Memlingstraat 16 (later Florisstraat 50, thans 10), in 1877 - de 7e wijk, Bordeauxstraat 18, later de havenpolitie, in 1878, met daarnaast het verbandhuis, - de 8e wijk, Paleisstraat 116, in 1877. - de 9e wijk met brandweerpost, hoek Abdijstraat - Pierenbergstraat, in 1876
85
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Hoofdcommissariaat aan de Suikerrui in neo-Vlaamse renaissancestijl.
Dat de meeste dezer gebouwen thans zo een sombere indruk nalaten, moet vooral op rekening van de tijd worden greschreven, want indien men er ooit moest toe komen hen op te frissen, zou blijken dat het mooie voorbeelden zijn van Vlaamse neorenaissancestijl. Het is trouwens alleen het laatstgenoemde gebouw dat ondertussen geen andere bestemming, meestal van private aard, kreeg. Het best bekende gebouw, dat op zijn tekenplank ontstond, is waarschijnlijk wel het Koninklijk Atheneum, opgetrokken tussen 1882 en 1884. De aanbesteding geschiedde op 2.2.1880. Zij werd toegewezen aan E. Hargot uit Luik, die met de bouwwerken werd gelast. Prijskaartje: 809.000Fr., wat later met de bijhorigheden opliep tot 1.100.000Fr. De school werd ingehuldigd op 6.10.1884.
86
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Dens sierde de voorgevel met enkele merkwaardige beelden, namelijk aan het tympaan der voordeur “De Studie” en “De Welsprekendheid”, op de eerste verdieping “De Poëzie” en “De Wetenschap”, en gans bovenaan “De Verzinnelijking van het Onderwijs”.
Het koninklijk atheneum aan de Victorieplaats, later Gemeenteplaats, nog later Fr. Rooseveltplaats. (Sinjoren die de tel zijn kwijtgeraakt spreken nog steeds van de 'Geuzenhofkens'!)
Maar het was vast niet de enige school die hij ontwierp. Hij bouwde er een twaalftal (!), waaronder het stedelijk onderwijsinstituut voor meisjes aan de Lange Leemstraat 80-82 (1880 - 1882) en de gemengde school Markgravelei 149.
Het stedelijk onderwijsinstituut nr 1 voor meisjes, Lange Leemstraat, in neo-Vlaamse renaissancestijl met neobarokke inslag.
87
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Verder bouwde Dens, die vanaf 1862 ook leraar was aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, nog het zomerlokaal (1844-1846) (huidige harmonie) en het winterlokaal aan de Arenbergstraat dat later volledig werd verbouwd (1862-1864) van de Koninklijke Harmoniemaatschappij, de Sint-Katharinakerk op het Kiel (ontworpen in 1863 met neoromaanse en neogotische stijlkenmerken, gebouwd in 1870-1871 met als prijs: 59.700Fr.) en het stedelijk slachthuis (1875-1877). Een van zijn meest onvolprezen verwezenlijkingen is ongetwijfeld de Volksschouwburg, ook genoemd Vlaamse schouwburg of Huurschouwburg, gelegen Italiëlei (destijds Handelslei)Kipdorpbrug, gebouwd in de jaren 1869 tot 1874, en ondertussen reeds vele jaren uit het stadsbeeld verdwenen, want vervangen door wat gerust “een draak” mag genoemd worden.
De volksschouwburg, ook Vlaamse of Huurschouwburg genoemd.
Om hem te eren - wat hij dubbel en dik verdiende - werd in het jaar 1912 boven de ingang van de foyer zijn borstbeeld aangebracht van de hand van beeldhouwer L. Dupuis. Dat dit beeld samen met de afbraak van de schouwburg in 1961 verdween, had U zo al geraden. Spijtig... Gelukkig zijn er nog tal van bouwwerken, die getuigenis afleggen van zijn grote werklust en kunde. Wat verdween er nog ? Vier mooie herenhuizen in second empirestijl die hij omstreeks 1850 op de Meir bouwde. Dit waren zijn eerste maar evenwel uiterst belangrijke verwezenlijkingen. De verbreding van de Meir en de vroede vaderen van toen beslisten er anders over. Een huis aan de Sint Jacobsstraat deelde dit lot. Zo belanden wij bij het hoofdstuk restauraties, wat niet zo heel veel moet onderdoen voor al het voorgaande. In 1865 verbouwde Dens het inwendige van het “Théatre Royal Français”, een neoclassicistisch theater, in 1829 ontworpen door de Parijzenaar Pierre Bruno Bourla, thans alom gekend als “den Bourla”. Aan het stadhuis voerde hij in 1858 een herstelling uit van het middenrisaliet van de voorgevel en een inwendige verbouwing van vestibule en trappenhuis die was aange-vangen door zijn voorganger Jozef Schadde, en door hem werd verdergezet en afgewerkt. Tenslotte volgden nog een herstelling van het dak in 1866 en in 1880 een binnen-verbouwing van het westelijk gedeelte, een verbouwing van de raadzaal en de overkoepeling van de binnenkoer.
88
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
< Trappenhuis en vestibule van het Antwerps stadhuis. Tekening van L. Titz.
Ook de stadsbibliotheek aan het H. Conscienceplein nam hij onder handen. In 1880 startte hij met een uitbreiding van de vleugel aan de Leeuw van Vlaanderenstraat. In 1883 werd het stand(zit)beeld van de beroemde schrijver onthuld. Tenslotte werden ook delen van het museum Plantin-Moretus gerestaureerd.
Praalboog over de Meir ter gelegenheid van de viering van de 300 ste verjaardag van de geboorte van P.P. Rubens in 1877.
89
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
En nog is het niet gedaan! Op 17.8.1873 voorzag Dens de de Keyserlei van een majestueuze triomfboog ter gelegenheid van de intrede van het koninklijk echtpaar. Vervolgens werden van 17 tot 27 augustus 1877 grootse feesten opgezet ter viering van de 300ste verjaardag van de geboorte van P.P.Rubens. Dens voelde zich geroepen een triomfantelijke boog op te richten die de Meir overspande, en waaronder een luisterrijke praalstoet zou doorlopen. En op de Paardenmarkt richtte hij een machtige kolonne op, met torenhoog de edele gestalte van de meesterschilder. Wij willen deze hulde besluiten met het volgende citaat: “Dens was één der eersten om tegen het verval der bouwkunst in te gaan en pogingen aan te wenden om uit de droevige eentonigheid die al onze huizen en publieke gebouwen kenschetste, op te staan.” Wat een werkkracht... Wat een oeuvre...!!! Viering van de 300 ste verjaardag van Rubens in 1877. Colonne met beeld van de schilder op de Paardenmarkt
Geraadpleegde literatuur: - Historiek der straten en openbare plaatsen van Antwerpen - Augustin Thys - Het Antwerpen van toen - George Van Cauwenbergh - Atlas van Antwerpen - Roger Binnemans - George Van Cauwenbergh - Anvers à travers les ages, deel 1 en 2 - Pieter Génard - Een eeuw openbare werken te Antwerpen, deel 1 en 2 - Stadsbestuur - Antwerpen 1860 - 1960, deel 1 en 2 - Stadsbestuur - Gevels kijken aan het station van Kapellen en omgeving - Hoghescote Jack Vanummissen
________________________________________________________________________
Ereleden 2000. Werd nog opgenomen als erelid in de annalen van Hoghescote v.z.w.: Mevrouw Jansens de Bisthoven uit Brugge.
90
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Bouwen of verbouwen in het 19
de
eeuwse Cappellen.
Reeds enkele jaren zijn er spraakmakende toestanden aan de gang in verband over de afbraak van illegaal gebouwde en of verbouwde woningen. De belangstelling voor dit ‘afbreken’ wordt daarbij dan nog breed uitgestald door de media. Dat onze voorouders zo’n 135 jaar geleden zich toen al dienden te houden aan bepaalde richtlijnen betreffende het bouwen, kon ik lezen in het verslag van de Kapelse gemeenteraad gehouden op 27 juli 1865, waarin als 2 de punt op de dagorde stond: “Maken van een reglement tot het bouwen van wooningen en woonplaetsen”. Hierna kan u de woordelijk overgenomen artikelen van dit ‘bouwreglement’ lezen, en vaststellen dat er eigenlijk niets nieuws is onder de zon! Let eveneens op het toenmalige taalgebruik. M. De Wils.
“Gezien het algemeen reglement van politie van 17 september 1853. Overwegende dat de te kleine wooningen nadelig zijn voor de gezondheid derzelve bewoners. Willende de verpligtingen bepalen welke de ingezetenen in het belang der openbare gezondheid zullen te vervullen hebben. Gezien de wet van 31 Maert 1836. Stelt vast het reglement waervan de inhoud volgt: Art. 1. Geene nieuwe gebouwen of woonplaetsen zullen er mogen opgerigt worden dan op voorgaendelijke toelating der gemeente overheid, degene die maer een verdiep bevatten zullen eene oppervlakte inhouden van ten minsten zes en twintig meters buitenkant, op dry meters verdieping onderkant der roostering, eenen born of waterput wordt vereischt voor elke nieuw wooningen of woonplaetsen. Art. 2. Het is strengelijk verboden uitsprongen te maken van meer dan tien centimeters, op den openbare weg; vuile of huishoudelijke waters op denzelve te leiden, moosgaten(1) te maken, spuwers(2) aen de goten der daken te plaetsen, andere kelders te maken dan behoorlijk in steen gewelfd of wel gedekt met ribben van eene behoorlijke sterkte, andere vensters te plaetsen dan opendraaijende of schuivende, andere daken te leggen dan gedekt in pannen, schalien of andere onbrandbare stoffen, andere buitendeuren of poorten te hangen dan die langs binnen opendraaijen, andere gemakken(3) te maken dan in steen gemetseld en behoorlijk toegelegd. Art. 3. De versterfputten zullen tenminsten op vijf meters afstand der wooningen, scheidingsmuren of waterputten moeten verwijderd zijn, de mest en vuilnishoopen zijn aen dezelve verpligtingen onderworpen. Art. 4. Het plaetsen van stallen of koten tegen de muren der wooningen wordt verboden, indien dezelve eenige geuren of dampen in de woonplaetsen verspreiden. Art. 5. Tijdens de opbouwing zal men ten allen tijde verpligt zijn, de op den openbaren weg liggende materialen na zonnen ondergang door een met licht voorzien lantaarn te verlichten. Art. 6. Na de voltrekking der gebouwen zullen deze niet mogen bewoond worden dan ten minste zes weken na derzelve volkomene voltrekking, het Kollegie behoudt het regt dezelve voorgaendelijk te bezigtigen en goed te keuren. Art. 7. Geene toelating tot bouwen zal vergund worden dan op de schriftelijke aenvraeg daertoe gedaen, tenminste 14 dagen bevorens de aenvang, deze vraeg zal moeten vergezeld zijn van een plan in dubbel opgemaekt, op de schael in meters en centimeters aenwijzende de oppervlakte van het gebouw, de verdieping van hetzelve, mitsgaders het perceel grond volgens het kadasterplan, waarop de bouwing geschiedt en den afstand van den weg. Geen beginsel tot bouwen of het bouwen van eenen voorgevel, van eenen muer of van eene afsluiting langshenen den openbaren weg, zal mogen gebeuren voordat het plaetselijk bestuer de te volgen lijn en de vlakte waterpas zal opgegeven hebben. 91
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Art. 8. De plaetsen alwaer de werken geschieden voor dewelke de magtiging vereischt wordt zullen ten allen tijde voor het plaetselijk bestuer deszelfs agenten, open, genaekbaer en toegankelijk moeten wezen, teneinde de bezigtiging te doen, of er van de schikkingen der verleende magtiging, of van het tegenwoordig reglement niet afgeweken wordt, in welk geval zullen de eigenaren of aennemers gehouden zijn de werken onmiddelijk te staken. Art. 9. Alle gebouw oud of nieuw, tegen den openbaren weg gelegen, zal van een hang-goot moeten voorzien zijn, langs den weg zullen de waters daervan voortskomende door eene aflei buis tot aen de oppervlakte van den grond afgeleden worden. Art. 10. Alle wooningen zullen van huiskens of gemakken(3) moeten voorzien zijn, geene zullen in het inwendige der bewoonde gebouwen gemaekt worden. Art. 11. Er zal tusschen een bewoond gebouw, eenen born of waterput, een gemak of huisken eene tusschenruimte van ten minste twee meters gelaten worden. Art. 12. De overtredingen aen de schikkingen van het tegenwoordig reglement zullen bij processen verbael of door verslagen van de beambten met de politie belast, of door andere wettige middelen bestatigd worden, gelijktijdig ten laste der eigenaren of gebruikers, bouwmeesters, aennemers, meester metselaers en alle andere personen aengesteld of met de uitvoering der werken belast. Art. 13. De overtredingen der bepalingen van dit reglement voor dewelke door de wetten of reglementen van algemeen of provinciael bestuer, geene bijzondere straffen zijn uitgesproken, zullen gestraft worden met een boet van 1 tot 15 franken en eene gevangenis van een tot vijf dagen gezamentlijk of afzonderlijk uit te spreken. Onverminderd die straf zal de rechtbank, indien noodig, den overtreder verwijzen, de zaken in haren vorigen staet te herstellen, door de afbraek, de vernietiging of de opruiming der werken de overtreding betreffende en dit binnen den tijd door het vonnis te bepalen, zoo niet, dat zulks ten koste van den overtreder door het gemeentebestuer zal uitgevoerd worden. Art.14. Een exemplaer van het tegenwoordig reglement zal in de herbergen en openbare plaetsen ten toon worden geplaetst, afschriften van hetzelve zullen aen de Bestendige Deputatie van den provinciaelen raed, aen de griffie der regtbank van eerste aenleg, aen die van het vredegerecht van het kanton worden overhandigd.” Aantekening in de rand van het verslag: “Gekommunikeerd aen de Bestendige Deputatie 4 augustus 1865.” ___________________________________________________________ Noten: (1) Moosgat(en): een opening in de buitenmuur op gelijke hoogte van de vloer. Langs deze opening werd het ‘kuiswater’ naar buiten gewerkt. Het moosgat werd afgedicht met een houten blok om bepaalde ongewenste diertjes buiten te houden. (2) Spuwers: een min of meer sierlijk ornament aan de dakgoot uit metaal of in steen. Langs dit ornament, meestal voorstellende een draak of dierenkop met opengesperde muil werd het regenwater de straat of de weg ‘opgespuwd’. (3) Huiskens of gemakken: bedoeld zij hiermede een primitievere vorm van een W.C. _________________________________________________________________________________ _
*** ** 92
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Uit het leven gegrepen...
Zander!
(deel 4 en slot)
TERUG AAN ‘T WERK. Na de oorlog is hij tot ‘46 aan de dokken gaan werken als “kuiper”. Hij heeft daar o.m. de locomotief en de tender van de trein van Hitler vastgezet op een boot. Een Amerikaan had deze aangekocht. Vervolgens ging hij werken in de Tuinwijk te Merksem voor het herstel van de huizen bij de Compagnie “Goedkope Woningen”. De eigenaar van deze huizen bezat een boerderij waar speciale melk voor zieke kinderen werd gemaakt. Hij bekwam deze melksoort door de koeien enkel maïs te laten eten. Zander werkte toen voor een aannemer van Berchem. Zijn volgende werkgever was René Creten, daarna Pallemans en daarna Koolen. Zij gingen zelfs in 1947 naar Brussel zien voor werk maar daar “draaiden ze veel rond de pot” zonder iets definitief af te spreken. Treinreizen was doenbaar aangezien hij als werkloze grote reductie voor het openbaar vervoer kreeg. Hij heeft tijdens deze periode de stuk geschoten toren van Polygoon helpen herstellen. Zware balken (20 op 20, 6 meter lang) moesten omhoog gehesen worden maar de “montecharge” was stuk. De bijgeroepen garagist kon het euvel niet herstellen. In het café bij Zulma, -het voetballokaal- met Fons de Zon (Kerstens) in de jaren ’50.
Ten einde raad werd de auto van de garagist ingeschakeld die de balken via katrollen naar boven hees. Er gebeurde nog een bijna ongeval omdat een automobilist de gespannen kabel niet opmerkte en deze kabel enkele meters meesleurde. Gelukkig liep alles goed af. Als het regende moesten zij de torenstenen in de galmgaten reinigen. In 1955 verliet hij werkgever Koolen om te gaan werken aan de “Blokken van de Luchtbal”. Zijn vriend, “den Bolders”, was daar meestergast en stelde - omwille van zijn stielkennis – aan Zander voor mee te gaan werken op de Luchtbal. Hij heeft daar 15 jaar gewerkt. Later is hij beginnen werken bij Roger Greefs wiens atelier vlak naast zijn huis stond. Hij werkte zowel in het atelier aan prefab woningen als op de werf o.m. in Knokke. Van daaruit is hij met pensioen gegaan.
93
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Vader en moeder in de jaren ‘60.
VERDRIET Zoals in elk groot gezin bestond bij hen ook verdriet. Een dochter Paula overleed kort na de geboorte na een aanval van “stuipen”. Een tweede dochter Maria overleed na een val in een tuil met heet water. Zij heeft nog één dag geleefd. Mathilde (Til) was een mooi 21-jarig meisje dat aan trouwen dacht. Zij is ziek “van haar post” in Antwerpen naar huis gebracht en overleed iets later vermoedelijk tengevolge van tering.
Het bidprentje en de foto van zijn zuster Til. (Mathilda)
94
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Na de bevrijding, toen de Duitsers met V1’s en V2’s begonnen schieten werden zij ook het slachtoffer van een V1 die op een avond dichtbij hun huis ontplofte. Het huis zelf werd ernstig beschadigd. En op zulke ogenblikken moet een dosis geluk erbij zijn. Dochter Angelina had juist haar bed verlaten toen een balk van de zoldering in haar bed viel. Voor het zwaar beschadigd huis.
Moeder wilde juist in haar bed stappen en zij kreeg een slag van het raam waardoor zij haar pols brak. De gekwetsten werden verzorgd in het domein van Legrelle (nu het park). Gelukkig was er dan broer Louis en diens echtgenote Maria. Deze woonden iets verder in de straat en de ganse familie kreeg bij hen tijdelijk onderdak. Gedurende vijf jaren verbleven zij met z’n tienen in een weliswaar comfortabel doch niet zo’n groot huis. En soms gebeurde het dat Zander nog “arbiters” thuis uitnodigde nadat zij een voetbalwedstrijd van de Noorse geleid hadden.
< In onderdak bij broer Louis (Moeder en Lien op de foto).
NOORSE. Enkele sportievelingen van de Kapelse straat wilden in 1946 een voetbalclub oprichten en vroegen aan Zander of hij mee wilde werken. Zij zouden hun club “Noorse voetbalclub” noemen. “Zij”, dat waren ondermeer onze “Sus” ne goeie “centerveur” (“hij heeft later eens 32 goalen gemaakt! Hij kon hard lopen”) en Jos Lathouwers (“dat was ook ne goeie”) ook Mauriske Arnouts en nog enkele anderen. Ze speelden al wel af en toe een vriendenmatch onder elkaar in de Pellegrim, een straatje voorbij de “Martensstraat”(Mertensstraat). Zij noemden hun plein “Het Pellegrimstadion”! Het was een wei waar het afweergeschut tegen de V1’s had gestaan. Terloops vertelde Zander dat er bij het afweergeschut een Amerikaanse zwarte was die zo goed met dat tuig overweg kon dat hij massa’s vliegende bommen afschoot. Het probleem was wel dat de afgeschoten bommen in het centrum van Kapellen konden vallen met als gevolg veel schade voor de bewoners. 95
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Men heeft dan deze batterij verplaatst naar de Wouwse plantages. Afgeschoten materiaal kon dan in de bossen en velden vallen zonder noemenswaardig leed te veroorzaken. Zo werd Kapellen een beetje gevrijwaard. Uiteraard moesten op het voetbalplein eerst de putten gedicht worden. Zij kenden de eigenaar van de grond niet. Achteraf kregen zij wel reclamatie omdat zij de grond hadden platgelopen. Tot grote verontwaardiging van de spelers want die hadden hard moeten werken om er een min of meer deftig terrein van te maken. Er lagen oorspronkelijk meer molshopen en putten dan wat anders! Zij herdoopten de naam van hun “wei” in “BREMSTADION”. Er groeide namelijk veel brem. Uiteindelijk kregen zij toch 11 voetballers samen en zij gingen zich laten inschrijven bij het “Katholiek Sportverbond”. De eerste voorzitter was de “Frans van Irma”. Frans was daar niet zo enthousiast over en Zander nam zijn taak van voorzitter over. Hun nieuwe plein was voor een deel eigendom van de Heer Geelhand en voor een ander deel eigendom van de echtgenoot (een dokter) van de dochter van de melkerij van Kapellen. Zander kende deze dochter goed (hij had er karweien voor gedaan!), en hij is dan gaan vragen of zij dit stuk grond konden huren. Mits betalen van een jaarlijkse huurprijs was het plein hun eigendom. Doorheen het plein liep wel een grote beek maar die hebben zij met vereende krachten gedicht. Zij hebben daar heel lang kunnen voetballen. Buiten het voorzitterschap deed Zander ook nog veel andere dingen: zoals de “lijnen” trekken, de goals maken.
NOORSE voetbalclub wordt samen met haar voorzitter Zander Van Den Bleeken gevierd voor haar 25-jarig bestaan. Het gemeentebestuur met burgemeester De Rooy voor de trappen van het gemeentehuis.
Noch een kantine noch een kleedkamer waren op het terrein aanwezig. Iedereen kleedde zich om bij de cafébaas (eigen spelers in de keuken en de tegenstrevers in het “stalleke”). Het Katholiek Sportverbond is thans wel uit zijn voegen gegroeid en Noorse heeft die groei gevolgd door o.m. naar Kapellen centrum te verhuizen.
96
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Alle maandagen ging Zander samen met zijn kameraad “het Snakske” naar de vergadering in Antwerpen. Kwestie van de goede verstandhouding te bewaren gingen zij er dan na de vergadering op stap. Nu is dat allemaal anders maar toen was het veel “plezanter”.
Ontvangst van de krijgsgevangenen bij erevoorzitter Baron Kronacker.
VERHAALTJES. Zander kan geweldig vertellen. Hij bezit een enorme fantasie en kan zijn verhaaltjes zodanig vertellen dat je op je hoede moet zijn of je loopt met open ogen in zijn verzonnen vertelling. Ik herinner mij twee die ik wil navertellen en je zult bemerken dat fantasie en werkelijkheid bij Zander steeds dicht bij elkaar liggen. Tijdens zijn legerdienst “lag” Zander in Polygoon bij het paardenvolk. Zo moest hij regelmatig met paard en kar naar Antwerpen. Zijn meest geliefde paard noemde hij “LISETTE”. Lisette had echter één groot nadeel: telkens zij iets groots voor haar ogen zag verschijnen schrok Lisette en duwde steeds met haar achterste de kar achteruit. Op een gegeven dag reed Zander naar Antwerpen en op de Italiëlei schrok Lisette weer en kreeg haar kuren. Op datzelfde moment rijdt een generaal met zijn stafauto voorbij. De generaal ziet wat er gebeurt en laat de chauffeur de auto stoppen. Hij richt zich tot soldaat Zander en vraagt hem wat er aan de hand is. Zander legt uit hoe Lisette steeds reageert op onverwachte hindernissen. “Maar mijn generaal” zegt Zander ”ik weet hoe ik dat kan verhelpen zonder haar te slaan of iets dergelijks”. De generaal is benieuwd en vraagt Zander welke oplossing hij dan in petto heeft. “Wel” zegt Zander “ik maak haar los van de kar, zet de berries op de grond en laat haar achteruit op de kar stappen. Van zodra Lisette op de kar staat neem ik de kar met de twee berries in mijn hand en wandel zelf te voet verder.” Monkelend zegt Zander: “en er waren er toch die mij geloofden!” Ook het nu volgend verhaal had steeds succes: Elke Kapellenaar kent “het Rood” en de beek die door dit gebied loopt. Na een flinke periode van regen is deze beek steeds goed gevuld met regenwater zodanig dat een kleine sluis het debiet min of meer regelt. Nu gaat het verhaal van Zander over zijn vriend – Muskentiet- die eens in de beek viel en door het kolkend water in de sluis werd meegezogen. Het was pas weken later dat 97
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Muskentiet terug boven water kwam en wel in “het” Schijn. Al die tijd had hij onder water geleefd en enkel van de mosselen en krabben kunnen eten om in leven te blijven. Ik heb Zander dit verhaaltje zelf horen vertellen tijdens een wandeling met de wandelclub. Tot mijn grote verbazing had hij een grote groep nieuwsgierige wandelaars rond de sluis verzameld die vol aandacht aan zijn lippen hingen om toch maar te weten te komen hoe het verhaal zou aflopen. Mijn echtgenote –Nicole, nicht van Zander- kon deze goedgelovigheid uiteindelijk niet meer aanzien en stelde snel voor om maar verder te wandelen. Een ander verhaaltje gaat als volgt: In de nabijheid van het huis van Zander loopt een beek. Het gebeurt soms dat het water, als gevolg van allerlei afval zoals takken, afgevallen bladeren enz., niet snel meer doorloopt. “In zulk geval” vertelt Zander, “loopt mijn kelder altijd vol met water”. Het is pas nadat Zander de “stop” in de beek heeft verwijderd dat ook het water uit zijn kelder verdwijnt. En opnieuw trapten goedgelovigen in de val.
Op reis met de vrienden van de wandelclub.
EPILOOG. Mijn “verhaaltje” is voorbij. Ik heb uren bij Zander doorgebracht. Ik heb genoten van zijn vertelkunst, zijn taalgebruik, zijn sterk geheugen, zijn optimisme, zijn vriendschap en zijn gastvrijheid. Hij is nu 85 jaar. Kort na onze gesprekken heeft hij een ernstige knieoperatie ondergaan. Verpleegsters vertelden mij dat zij nog nooit zulk een optimistische patiënt hadden meegemaakt. Veel dank ben ik hem verschuldigd om zo spontaan en openhartig zijn verhaal te vertellen. Dank u wel nonkel Zander! Het ga je goed! Jef HERMAN - Herfst 1999. _______________________________________________________________________
(Alle foto's bij dit relaas zijn van de familie Van den Bleeken)
98
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Over Ridder-, Burger- en Abdijwapens. Onder de benaming ‘Heraldique vivant’ publiceert ‘Le Parchemin’ het tijdschrift voor genealogie en heraldiek regelmatig nieuw toegekende wapens van personen of families die ofwel nieuw aangevraagd werden, ofwel die door het voorleggen van voldoende bewijsstukken konden aantonen dat de familie reeds vroeger een rechtmatig wapen voerde. Deze aldus toegekende en geregistreerde wapens mochten dan gewoonlijk verder gevoerd worden door alle afstammelingen van de betrokkene. Alhoewel de bijdragen in genoemd tijdschrift betrekking hebben tot personen uit Wallonië en Brussel kan het soms gebeuren dat er een genealogie verschijnt waarvan een tak in verband staat met onze regio. Deze nieuw verkregen wapens hebben iets voor op de ouder bestaande, ze beantwoorden aan een dikwijls gestelde vraag, hoe of waarom een bepaald figuur of stuk in een wapen komt. Een vraag die maar beantwoord kan worden als er feiten zijn gekend van de eerste wapenvoerder er van, wat niet altijd het geval is. Van sommige personen zijn gevallen gekend hoe ze aan een of ander figuur of bijzonderheden aan hun wapen geraakten. Eenmaal officieel erkend ging het feit samen met het wapen de geschiedenis in. Bij de huidige nieuw aangevraagde wapens is er buiten de beschrijving die natuurlijk heraldisch verantwoord moet zijn ook nog de motivering, dus het waarom van de figuur. Als voorbeeld een recent wapen aangevraagd door een inwoner van Kapellen. Een schild van goud bezaaid met zwarte kruisjes, een schildhoofd van azuur beladen met drie scheepsstuurwielen van goud. Dit wapen werd aangevraagd door Charles van den Kerckhove, reserve officier en ridder in de Kroonorde. Het veld met de zwarte kruisjes moet gezien worden als een kerkhof en dus duidend op de naam. De drie scheepsroeren moeten herinneren aan drie generaties in dienst van de Antwerpse maritieme wereld. De heraldische term ‘bezaaid’ wil zeggen dat het veld gevuld is met een onbepaald aantal van de genoemde figuren, in het andere geval moet het aantal en de rangschikking vermeld worden. Dit wapen kan dus onder de sprekende wapens gerangschikt worden. Dit is één van de vele soorten wapens die in heraldiek voorkomen. Sprekende wapens kunnen nogmaals onderverdeeld worden, in rechtstreeks sprekend zoals b.v. de kannen in het wapen van de Ekerse familie Kannekens. Minder eenvoudig zijn de halfsprekende die gevormd worden door minder opvallende bijfiguren. 99
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Een zeer bijzondere soort sprekende wapens zijn deze die voorgesteld zijn in rebusvorm en soms van een zeer spitsvondigheid getuigen. Nog een ander voorbeeld van een nieuw aangevraagd wapen voor een te Kapellen verblijvende familie. Ditmaal een geval van een oud bestaand wapen dat aan de familie was toegekend bij akte van 14 oktober 1698 en te Brussel het jaar daarop geregistreerd door de wapenkoning van Leene de Lodelinsart met beschrijving als volgt: Gedeeld van zilver en sabel(=zwart) een geopende toren van 'teen op 't ander vergezeld in de voet van een wassenaar(=sikkelmaan) van 't zelfde en in het hoofd twee zespuntige sterren, op zilver een rode en op zwart een van goud. De toren beladen met een hartschild eveneens gedeeld maar van goud en rood daarop een voetafdruk ook van 't een op 't ander. Dit wapen werd aangevraagd door Jacques van Dievoet - van den Bosch en gezien de voldoende bewezen verbondenheid met de oude familie, gemachtigd verder gebruik te maken van het wapen. Even verklaren de heraldische term van 'teen op 'tander, voor genoemd wapen wil dat zeggen dat het deel van de toren dat het zilver beslaat van zwart is en het ander deel dat op zwart staat is dan van zilver, zo ook met de wassenaar in de schildvoet. Het hartschildje met de voetafdruk maakt ook dit wapen enigszins sprekend. Een tak van deze familie te Parijs zou "van Dive" genoemd zijn. Het is wel spijtig dat bij deze nieuwe wapens een voornaam onderdeel (al is het dan ook het allerbovenste) niet vernoemd is; namelijk de helm, helmkleden en helmteken, die tenslotte een blazoen volledig maken. Steller dezes heeft dan dit verzuim naar goeddunken aangevuld, meestal is het helmteken een van de voorname of best toepasselijke figuur uit het wapen. Van nieuw naar oud. Zopas werd gezegd dat heraldiek verdeeld kan zijn in verschillende soorten wapens, we gaan ze niet allen opnoemen maar één toch nog vermelden omdat ze een geheel aparte is die de laatste tijd veel ter sprake komt in heraldische tijdschriften, namelijk de kerkelijke heraldiek, wapens van prelaten, bisschoppen, abten, abdijen, enz. Evenals de adel voerde ook de kerkelijke overheid wapenschilden, alhoewel volgens sommigen de kerk aanvankelijk tegen het gebruik van wapens voor geestelijken gekant was en slechts schoorvoetend het gebruik zou aanvaard hebben. Het wapenschild, oorspronkelijk teken van ridderschap en strijd, zou niet stroken met kerkdienaars aan wie het verboden was aan strijd of toernooien deel te nemen, zelfs op straf van excommunicatie. Hierbij komt toch de bedenking dat onze vaderlandse geschiedenis van de middeleeuwen toch melding maakt van gevallen waarbij bisschoppen niet aarzelden om in het harnas te kruipen en in volle wapenuitrusting te paard werden geheven om met het zwaard hun 100
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
belangen in het grondgebied te verdedigen. Hoe ook, de kerkelijke heraldiek staat meer dan ooit in de belangstelling. In heraldische kringen is er sprake van het aanleggen van wapenboeken van hedendaagse en ook van vroegere voorname geestelijken. In het spoor van die nieuwe stroming vinden we het gepast een wapen uit deze laatste soort te belichten dat een rol speelde in de vroegste geschiedenis van Kapellen. Voor velen misschien niet zo dadelijk opvallend wegens het drukgebruik van kleur op kleur maar sinds geruime tijd prijkt op de voorblad van dit tijdschrift 't Bruggeske een kerkelijk wapen, namelijk dit van de abdij van Sint Bernards. De Sint Bernardus abdij is reeds vroeg vermeld in verband met Kapellen. De abdijen hebben een belangrijke rol gespeeld in de polders en voorkempen. De monniken hielden zich vooral bezig met ontginning van gronden en landbouw, het draineren van moerasgronden en bosbouw. In 1750 bouwden monniken van Sint Bernards te Kapellen een woonst op de plaats waar zich thans het Chinese kasteel-restaurant 'Hof ter Vijvers' bevindt. Er bestaat zelfs nog een hoeve die naar de abdij genoemd werd. De abdij van Sint Bernard werd gesticht in 1237. Onder de leiding van de abt van Villers, Hugo van Bierbeke, kwamen toen monniken naar onze streek en vestigden zich te Vremde. Tussen 1243 en 1251 vertrokken ze naar een nieuwe plaats en dat werd Hemiksem aan de Schelde waar ze de grondleggers werden van de steenbakkerijen in de Rupelstreek. Thans is de abdij ondergebracht in een voormalig klooster te Bornem.
De St. Bernardusabdij aan de Schelde in de 17de eeuw door Sanderius
De eerste vermelding van het bestaan van Kapellen valt samen met een feit uit de geschiedenis van de St.- Bernardsabdij. Dit blijkt uit een akte van 1277 toen Kapellen nog Hoghescote genoemd was en samen met nog plaatsen zoals Hoevenen en Ekeren een gehele heerlijkheid vormden. In dat jaar dan deden Arnold van Leuven en zijn vrouw Elisabeth van Breda als toenmalige heren van onze streek een schenking van (waarschijnlijk) gronden aan de abdij van St.Bernards. De schenking was "Sitam in loco qui dicitur hoghescote in parochia sancti 101
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
jacobi juxta hekerne" (gelegen in de plaats genaamd Hoghescote in de parochie van Sint Jacobus onder Ekeren.) De geschiedenis leert ons ook dat de latere naam Kapellen zou voortgekomen zijn van een KAPEL naar een kapel die in de 12e of 13e eeuw ter ere van de heilige Jacobus de Oudere, door de heren van Breda gebouwd werd. Nu kan de bedenking gemaakt worden of die schenking aan de abdij misschien over de gronden ging voor de kapel, maar anderzijds blijkt dan weer uit de Latijnse tekst dat er reeds een Sint Jacobusparochie bestond.___________________
_________________________ _________________________ ___
Het is allemaal zo lang geleden, maar het abdijwapen is ons dus bekend gebleven. Een niet erg volmaakte afbeel-ding bevind zich boven aan een gravure van de abdij zoals die er uitzag in de 17de eeuw en te vinden is in het gekende werk van Sandérius. Een ovaalvormig schild van azuur, een reiger in natuurlijke kleur, in de bek een slang of paling en staande op een groene heuvel. Onder het schild een wimpel met de leuze "Ontrent den hover gheneer ick my", waarmee zou bedoeld zijn "aan den oever vind ik mijn voeding". Het schild getopt met mijter en twee kromstaven. Over het één of twee kromstaven aan een abtenwapen schijnt er geen vaste regel te zijn. Volgens sommigen zouden twee van deze bijkomstige versieringen er op duiden dat uit de abdij nog anderen gesproten zijn. Het wapen van de abdij van Villers, die in onze streek veel eigendommen had, voerde twee kromstaven maar sommige abten deden evenzo, maar anderen dan weer niet. Veel interessante voorbeelden over dit onderwerp zouden vermeld kunnen worden, maar dat zou te ver lelden. Beter een woord over de reiger als heraldische figuur. Zoals de ooievaar staat hij gewoonlijk op één poot maar is van deze te onderscheiden door de kuif achter aan zijn kop. Van wanneer de Sint Bernardusabdij dit wapen voerde is niet juist te zeggen. Tot 1460 zou de abdij in haar zegel het wapen gevoerd hebben van de cisterciënzerorde . Voortgaande op haar leuze waar sprake is van "aan den oever" zou kunnen verondersteld worden dat het wapen gekozen werd bij het vestigen aan de Scheldeoever, maar dit nog niet in haar zegel gebruikte.
102
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Hoe dan ook hiermee denken we de verantwoording van het abdijwapen op de voorpagina van "'t Bruggeske" voldoende bevestigd te hebben. Bronvermelding. 1. "Le Parchemin", maart-april 1999 blz. 110-112. 2. Voor meer over de familie van Dievoet: "Le Parchemin" 1985 blz. 380, 1986 en blz. 273 tot 293. 3. P.Arren :"Kastelen in Kapellen", "Hof Ter Vijvers" in "Openmonumentendag 1992". Uitgave Cultureel Centrum Kapellen. 4. Max Servais:" Wapenboek van de provincies en gemeenten van België", supplement 1955-1968. 5. C.Pama :"Rietstap's handboek der Wapenkunde". Uitgave E.J.Bril Leiden 1961. 6. Bruno Bernard Heim: "Kerkelijke Heraldiek". Uitgave Altiora Averbode 1980. 7. V.Cocq: "Abbaye de Villers la Ville de l'Ordre de Citeaux". Brussel 1932. 8. J. Van Remoortere: I"ppa's Abdijengids voor België". Uitgave Tielt 1990. 9. Informatie-brochure uitgegeven door het Gemeentebestuur van Bornem.
Jos Goolenaerts.
26 augustus 2000 - Hoghescote weer eens op reis! Bestemming: Gent en de Leie. Afspraak zoals steeds om 8 uur aan de kerk van Kapellen. Aantal: 54 (volle bus) + 2. Voorzitter en dame offeren zich op en volgen met eigen wagen. Als de voorzitter succes heeft met zijn inrichtingen, moet hij het ocharme bekopen! Chauffeur: De Ludo zoals alle jaren. Aankomst te Gent om 9 uur en kleine wandeling naar taverne 'The Towers', waar men voor ons speciaal een uur vroeger opent. Na een wandeling van amper 50 meter ligt één van ons al pardoes op de zachte Gentse kasseien. Gestruikeld over een paaltje, soort Bobke. Wie? De grootste van de bende nota bene. Eerlijk gezegd te zijner verontschuldiging: het paaltje maakte een schijnbeweging. Paal nog heel, lange Wapper evenzeer. Na koffie en toilet, afspraak met twee stadsgidsen. Reuze interessante uitleg in de kathedraal en in het oude stadsdeel van Gent. Alleen... eindig maar tijdig met een vrouwelijke gids die haar tater niet kon stoppen. Dus, groep met vrouwelijke gids ietwat te laat binnen in 'The Irisch Pub', alwaar iedereen verrukt was over de geserveerde borden en het luchtig terras. En dan bestorming van de Benelux-boot. En wat een weer, man! Om juli te vergeten. We varen de prachtige Leie af en dromen van de Mississipi. Even last met opdringerige ajuinen. Volgens iemand van het bestuur duidelijk pompiers... alsof zulks echt wat zou betekenen. Uurtje verpozing in St. Martens-Latem en terug naar de Arteveldestede waar aanleg om 18u. 30 stipt, zoals in het programma voorzien. Nog een fijne wandeling tot traiteur 'Carlos Quinto' in de Kammerstraat. En na een stevige maaltijd de bus op en gelost in Kapellen rond kwart voor tien. Conclusie: geen enkele klacht mogen ontvangen: zo is het echt niet meer plezant! Jac. ___________________________________________________________
103
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Herbergen en café's in Putte voor de periode 1900 tot 2000. Bij wijze van inleiding. Toen ik in het voorjaar van 1998 tegenover de Jos Peeters liet ontvallen, dat het een interessant gegeven zou zijn voor Hoghescote, om te weten waar en hoeveel cafés of herbergen er te Putte zoal geweest waren en er tegenwoordig nog zijn. Is Jos een ouddouanier en kenner bij uitstek van Putte, dadelijk(nou ja) op zijn fiets gesprongen en begonnen met rondvraag te doen bij vrienden en kennissen. Het resultaat was een lijst waar 64(vierenzestig) cafés op voorkwamen. Toen één van onze bestuursleden (ook een Puttenaar) die lijst onder ogen kreeg en er dadelijk, direct een zestal namen van cafés kon opnoemen was zijn belangstelling voor het thema ‘café’ plotseling enorm toegenomen. Jos en Marcel zijn dan samen alles veel verder gaan uitzoeken. Het resultaat daarvan laat ik hen hierna zelf vertellen. Roger Balbaert.
Het grootse gedeelte van de gegevens in het navolgende relaas werden verkregen door rondvraag bij een aantal inwoners van zowel het Kapelse als het Stabroekse gedeelte van Putte. Sommige van de vernoemde café's zullen hun oorsprong al hebben gehad in de 19 de eeuw. Zoals de titel het al weergeeft beperkten wij ons tot de periode 1900 - 2000. Tijdens de bevraging werd ons ook gezegd, dat er destijds in het Nederlandse Putte zeker zoveel café's geweest zijn als in het Belgische gedeelte. U zal ook kunnen vaststellen dat voor een aantal café's de 'naam' of het 'uithangbord' niet meer gekend zijn, voor een aantal drankgelegenheden beperkte men zich echter gewoon met het opschrift 'Estaminet' of 'Afspanning'. Wij zijn ook even een aantal omschrijvingen gaan opzoeken in een aantal encyclopedieën en woordenboeken... 1) AFSPANNING: herberg of stalhouderij waar men de reis kan onderbreken .[1] 2) CAFÉ (v Fr café = koffie): oorspronkelijk, blijkens de benaming, een koffiehuis, waar echter in toenemende mate ook alcoholhoudende en alcoholvrije dranken werden verstrekt. Daardoor kreeg het café een belangrijke functie in de sociale samenleving; het werd vooral ’s avonds, trefpunt voor biljarters en kaartspelers, en ook voor het verenigingsleven. [2] 3) CAFÉ (Fr): openbaar lokaal waar men zowel koffie en thee als bier, sterke dranken en likeuren kan gebruiken, koffiehuis [1]. 4) ESTAMINET: Zuidned, herberg, bierhuis. [3] 5) ESTAMINET: [ uitspr: estaminee] (Wallon ‘ Staminé ’). bierhuis, kroegje. [4] 6) HERBERG: logement waar men vreemdelingen huisvest. (Veroud). [1] 7) STAMINEE (Fr) ‘Staminee’ (gew): kroeg, estaminet. [1] 8) TAVERNE (Fr): TAVEERNE: tapperij, herberg; nog wel voor café of wijnlokaal. [1]
Over café's in België... In de 19de eeuw en het eerste gedeelte van de 20 ste was het verbruik van spirituele dranken enorm. In 1838 telde men in België één drankgelegenheid per 89 inwoners. In 1850 waren er 50.000 drankgelegenheden wat opliep tot 190.000 in 1880. Dit grote aantal is waarschijnlijk te verklaren doordat vóór 1889 iedereen die wenste herbergier of herbergierster te worden een drankgelegenheid kon openen, mits men daarvan aangifte deed én de belastingen ervoor betaalde. 104
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Stellen dat de Belg destijds op café ging enkel om zijn dorst te lessen is zeker overdreven. Het kwam zelfs zover dat de wetgever het verbruik van sterke dranken diende te beperken. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er een drietal factoren die hierin een grondige wijziging hebben gebracht, te weten: - het snel opkomend privé vervoer heeft het alcohol verbruik in café's doen afnemen. - de opkomst van de televisie heeft het avondbezoek aan het café sterk verminderd. Wààr stond vrij snel een TV toestel? Juist... in de café's. Toen kocht een buurman die het zich kon veroorloven een toen nog vrij duur TV toestel (op krediet) en ging de naaste buurt TV kijken bij deze buur waar in zijn ruim gevulde woonkamer naar 'Schipper naast Mathilde' of de quiz '100.000 of niets' werd gekeken en... alcoholische dranken kwamen er dan niet meer aan te pas. Zo groeide dan met de tijd het TV bezit in ieder huisgezin. En toen... toen werd het zeer stil op straat! In België waren er in 1952 (juist voor de opkomst van de TV) nog 87.845 café's met inbegrip van de restaurants met afzonderlijke cafézaal. Einde 1965 was dit aantal al afgenomen tot 67.546 en is sindsdien blijven dalen. Laten we nu eens kijken naar de Putse drankgelegenheden die er zijn geweest en welke er nu nog van over zijn: 1. Kapelsestraat 251. Familie Petrus Verboven(°1893 +1980)-Anna Jacobs. Uithangbord: “De Veehandel”, en ook winkel tot 1960. 2. Kapelsestraat 277. Gezusters De Nys-Van Linden Bertha, Louisa en Mathilda. Boerderijherberg, naam niet gekend, tot ca. 1930. 3. Hoek Galgenveld-Kapelsestraat 299. Herberg uitgebaat door de familie Calluy. Naam van de drankgelegenheid onbekend. 4. Kapelsestraat 315. Familie Louis Ots-Mathilda Huybrechts. Uithangbord “De Vlinder” tot ca. 1940. 5. Kapelsestraat 329. Familie Constant De Moor-Anna Elen. Uithangbord “De Spiegel” tot ca. 1936. De naam 'De Spiegel' werd volgens de overlevering aan dit café gegeven omdat achter de 'gelagzaal' er een ruimte was met een biljarttafel en waar aan één der muren een 'buiten formaat' spiegel was opgehangen. 6. Kapelsestraat 308. Familie Frans Bruyninckx (bijgenaamd Sus Vod). Naam van de herberg “De Regenboog” tot ca. 1950. 7. Kapelsestraat 323. Fietsenzaak-herberg van de familie Frans Huybrechts(bijgenaamd De Croot)-Van Tilburg. Naam: “In den halt van den tram” nadien werd het dan “Café Sportif” (tot ca. 1990). 8. Frans Hotagstraat 3. Herberg van de familie Calluy. Uithangbord niet gekend. 9. Ertbrandstraat 10. Familie Calluy. Opschrift van het uithangbord is niet gekend. 10. Ertbrandstraat 49. Herberg-boerderij van de familie Constant Bullens-Joanna Gabriels. Naam van de herberg onbekend (tot ca. 1941-42). 11. Ertbrandstraat 62. Café-feestzaal “De Castel”. Daarvoor hoeve van de familie Leon Aertssen-Anna Jacobs. 12. Naast het anti-tankkanaal (in de Putse volksmond ‘de vaart’). Taverne “ ’t Kooike ”. 13. Ertbrandstraat 84 (hoek weg naar Kalmthout). Herberg-boerderij van de familie 105
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Theodoor Overmeer(°1875 +1954)-Wilhelmina Ossenblok(°1885 +1967). Naam: “In den Veehandel” van 1920 tot ca. 1950. 14. Ertbrandstraat 171(hoek weg naar Stabroek). Naam van het “Café Sportgalm”. In de jaren 50 heeft de familie Van Houtven deze woning en café laten bouwen. Zij waren ook de eerste uitbaters. Na hen, verschillende benamingen en verschillende uitbaters tot 1998. Nu uitstalraam Nissan dealer. 15. Driehoekstraat 33. Herberg-fietswinkel van A. Van Linden-Symons tot ca. 1940. Uithangbord niet gekend. 16. Ertbrandstraat 161- (hoek weg naar Stabroek). Herberg “In de Kruisbaan” van ca. 1900 tot op heden met verschillende uitbaters. Het echtpaar Antoon(Toon) ZuykerbuyckJosephina(Finneke) Van Esbeen waren vele jaren de uitbaters van dit café. In de volksmond sprak men dan van ‘ Bij Toon Sik’. Destijds nam men ook de tram aan ‘Toon Sik’.
Links op de foto ' Café In de Kruisbaan'. (Fotograaf onbekend - Verzameling R.B.)
17. Ertbrandstraat 203. Herberg van Jacobus Van de Wouwer(°1895 +1971) (bijgenaamd Jaakske van Wiek Oome)- Maria Elst(°1899 +1976) naam of uithangbord niet gekend. Later uitgebaat door Petrus Philips en nog anderen. 18. Ertbrandstraat, Herberg uitgebaat door de familie Antoon Cruysweegs(° 1881 +1955) (bijgenaamd Toon Kwak) - Maria Van Staay(°1881 +1974). Nadien overgenomen door Thys Leemans- Maria Van Kemenade. Naam van de herberg: “Het Wit Paard”. Nu supermarkt Van Oncen. 19. Ertbrandstraat, (Tonne De Pers) Herberg van de familie L. Dingemans. Naam “Gere bij”. Een tijdlang was het omgedoopt tot “Het Volkshuis”. Later nam de familie Luyckx de zaak over en werd het café “ De Piston ”. Nu supermarkt Van Oncen. 20. Ertbrandstraat 231. Bij de smid Aerts, naam of uithangbord niet gekend.
106
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
21. Ertbrandstraat 241. Herbergschoenhandel van de familie C. Kerstens (°1872 +1966) MariaTheresia Wouters. Naam van de herberg: “Afspanning”. Op de zijgevel “Estaminet”. Zie foto hiernaast. (Fragment uit foto nr. 4817 van F. Hoelen)
22. Ertbrandstraat 259. Herberg-feestzaal “De Regent”. Nu Emka dansen. 23. Ertbrandstraat 265-267. Herberg-beenhouwerij van de familie De Henri De Clerck (bijgenaamd Rik De Bont) - Paulina Fissers (° 1883 + 1953). Naam van de herberg niet gekend. Later werd het de schoen- en kloonhandel [5] van E. Pauwels-L. De Coster. In de volksmond werd E. Pauwels dan ook ‘de kloonmaker’ of de ‘de blokmaker’ genoemd. 24. Puttestraat 1. Familie Alfons Cooremans (bijgenaamd Fonske Zat) Uithangbord “Tivoli”. 25. Puttestraat 19. Herberg-hoefsmid broer en zuster Leopold (°1884 +1960) en Charlotte Jacobs. Uithangbord niet gekend.
Herberg 'De Vrede' in de Puttestraat. (Foto F. Hoelen - Verzameling R.B.)
26. Puttestraat 21. Herberg-boerderij-danszaal van de familie Charel Wouters-Van Hooydonck. Naam van de zaal niet gekend. De zaak werd van ca. 1930 tot ca. 1950 uitgebaat door dochter Josephina. 107
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
27.Hoek Puttestraat 41 en hoek Moretuslei. Herberg, winkel en bakker van de familie Eduard Schuerweghs - Elisa Mattheussens (°1876 + 1953). Uithangbord “De Vrede” van ca. 1918 tot ca. 1930. Zie foto vorige bladzijde. 28. Puttestraat 45. Herberg-barbier-danszaal-toneelzaal van de familie Jacobus Buys(°1873 +1968) -Theresia Peeters.(Bijgenaamd De Pegger) Naam van de zaak niet gekend. Nu bakkerij Jacobs. 29. Puttestraat 53 Familie M. Goderie. Naam van de drankgelegenheid “Marly”. Nadien “Café Accordeon” met de echtelingen Jan-Baptist Taeymans(°1896 +1976) bijgenaamd ‘Tist van Cowkes’ - Cornelia Cornelissens(°1900 +1993) Nadien verschillende uitbaters tot ca 1985 met als naam o.a. café “De Vlieg”. Nu textielwinkel Papillon. 30. Puttestraat 67. Herberg-barbier Jan De Visser- Dingemans. Uithangbord niet gekend. 31. Puttestraat 69-71. Familie Goderie. Uithangbord “In de Bovenkamer” tot ca. 1920. 32. Puttestraat. Herberg uitgebaat door de familie Egidius Van Put (°1883 +1968) – Carolina, Judoka Franken (°1886 + 1970). Benaming “Belami”. 33. Puttestraat 87. Familie Alfons Gijsen - Maria, Cornelia Kennis (°1890 +1952) (bijgenaamd Kee den Thijs). Uithangbord “Den Anker” tot ca. 1953. Dit café was een tijdlang het stamlokaal van voetbalclub S.K Putte.Nu burgerwoning. 36 Puttestraat 103. Herberg bij Til den Eeden. Benaming “Café Sportief” nadien “Café Ping-Pong”. Gebouw nu deel uitmakend van de kledingzaak M de Jong.
Café 'De Zwaan' en 'Cambrinus' (Tekening J. Peeters).
37 - 38. Puttestraat 107. Het huidige gebouw en café waren oorspronkelijk twee woningen én twee café's. De linkse woning én café dat de naam “De Zwaan” kreeg, werd uitgebaat door de echtelingen Maurice Eyckmans-Kee Francken (bijgenaamd Kee de Morres). De rechtse woning én café waren omstreeks 1900 eigendom van de familie Eyckmans. De 108
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
toenmalige naam van de drankgelegenheid is niet gekend. Omstreeks 1925 werd de naam “Cambrinus” gevoerd. De familie Guillelmus Van de Wouwer(°1889 + 1950)-Julia Eyckmans(°1891 +1974) werd nadien ook eigenaar van café “De Zwaan”. Rond 1935 werden beide cafés omgedoopt tot “De Stad Antwerpen” wat tot op heden zo is gebleven. Na het overlijden van Guilelmus Van de Wouwer, werd het café verder uitgebaat door moeder en dochter Jeanne. Uiteindelijk is Jeanne in 1981 met het café gestopt om van een welverdiende oude dag te genieten.
Fier poseren voor het café. Foto genomen vóór 1940. (Fotograaf niet gekend - Verzameling Hoghescote v.z.w.)
Café Den Tol, foto genomen na 1940. (Fotograaf niet gekend - Verzameling Mardon)
39. Puttestraat 109. Vóór 1945 was dit gebouw een statig herenhuis genaamd ‘Het Rozenhof’’. Dan werd het als café uitgebaat door Eugene Leys. Met als uithangbord “Café Rozenhof”. Nu “Café Toerist”. 40. Puttestraat 113. Naast het douaneplein. Familie Hendrickx-Timmermans. Vanaf ca. 1950 109
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
op het vensterraam “Bij Mie Pleyzier”. Op het uithangbord “Café Pleyzier” of “Café Pleysier”, dit afhangende de brouwrijen die de borden lieten vervaardigen en plaatsen. 41. Hoek Puttestraat-A.C. Swinnesstraat. Herberg-boerderij-winkel van de familie Feyen. Vroegere benaming “De Croone”, daarna “De Klok” tot 1940. Nu douaneplein. Bij het begin der vijandelijkheden in 1940, werd er aan de grens door een Belgische legereenheid een hoeveelheid dynamiet tot ontploffing gebracht, die in een groot deel van deze buurt enorme schade veroorzaakte. 42. A.C. Swinnestraat 1 (vroeger Leempad). Herberg van de familie Maes van ca. 1900 tot ca. 1920. Uithangbord niet gekend. Vanaf 1998 terug herberg met de naam “Afspanning De Croone”.
Afspanning 'De Croone'. (Tekening Gert Van Eylen).
43. A. Swinnestraat 19-21. Herberg en kolenhandel van de familie De Beuckelaer (bijgenaamd de Coppes) tot ca. 1930. Uithangbord niet gekend. 44. Grensstraat 2, daarvoor Meststraet in de volksmond ‘ ’t Rusland ‘. Herberg van de familie C. Van Mechelen-Wouters van ca. 1900 tot ca. 1935. Uithangbord niet gekend. Benamingen achtereenvolgens “Café Het Witte Paard”, “ Bij tante Kee”, “Het schaap met vijf poten”, “De Sound” en nu “Wit paard”. De huidige uitbaatster is Maria Bryssinck. 45. Albert-Louisastraat 36, daarvoor Achterstraat, in de volksmond ‘ ‘t Geitenstraatje ‘. Herberg-beenhouwerij van de echtelingen Petrus-Frans Jorissen(°1903 +1967) - Julia De Beuckelaer(°1913 +1985). Oorspronkelijk was er in het linkse deel van het gebouw een textielwinkel en rechts de beenhouwerij. Na het stopzetten van de textielwinkel, kwam er een herberg in de plaats en wel “Café De Jorres”. Na sluiting van de beenhouwerij werd ook dit gedeelte gebruikt voor het café. De naam ‘Jorres’ is een verbastering van de familienaam Jorissen. 46. Albert-Louisastraat 4. Herberg van de familie Lauwereyssens-Van Mechelen. Uithangbord “Het Kerkzicht”. Gekende uitbaters waren ook, Albert Carpentier-Leopoldina (Poldinne) Wouters. Nu een zaak voor keukens Eddy Carpentier. 47. Ertbrandstraat 296. Herberg-beenhouwerij van de familie Eugeen Teysen, bijgenaamd 110
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
‘Gène de slachter’) (°1896 +1980)-Jeanne De Cnop. Vroegere benamingen “Café Billard” en “Café Welkom”. Vanaf 1945 tot ca. 1990 op het naambord “Café Den Tol”, en op de gevel met neonletters “In den tol”. Uiteindelijk werd het dan op het uithangbord “Café De Tol” en op het vensterraam “In de Tol”. Nu kledingzaak Jos Freyser. (zie foto’s blz 109)
Hollandsch Hof vóór 1940. (Tekening J. Peeters)
48. Ertbrandstraat 294. Naast douanekantoor. Herberg-winkel van de familie Louis Van Aerde, ca. 1900. Naam van de herberg niet gekend. Vanaf ca. 1925 tot 1960 werd de herberg “Café Hollandsch Hof”, uitgebaat door de familie Petrus van Aerde(°1899+1956) Maria Suykerbuyk(°1900 +1988). Nadien zijn er verschillende uitbaters geweest. Huidige benaming “Hollands Hof”. 49. Ertbrandstraat 290. Naast douanekantoor. Herberg van ca. 1969 tot ca. 1978. Verschillende uitbaters en achtereenvolgens de benamingen “Benelux”, “Woepi”, “TamTam” en momenteel “Twilight zone”. 50. Ertbrandstraat 288. naast appartementsgebouw, nu textielwinkel. Eerste uitbaters J. Hendrickx-M. Leemans met als naam “ In de Welkom”. Vanaf ca. 1956 werd het “Café SaxAlto”, met verschillende uitbaters. Later werd het dan “ In het wapen van Putte”. 51. Ertbrandstraat 282-284-286 appartementsgebouw. Herberg-boerderij van de familie Leon Van Bouwel-Lauwereyssens. Uithangbord “Estaminet” vanaf ca. 1900 tot ca. 1930.
111
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Aan de grens, links bemerkt men café Pleysir en rechts de café's Den Tol, Hollands Hof en Woepi. (Uitg Boekhandel Hendrickx, Putte NB)
52. Ertbrandstraat 274. Herberg-cinemazaal van de familie De Ren, tot ca. 1925. Uithangbord “Cinema Nova”. Nu garage Ertbrand. 53. Ertbrandstraat 272. Herberg van de familie Hendrickx-Dominicus. Uithangbord niet gekend, van ca. 1900 tot ca. 1930. Nu kapsalon ‘de kwafeur ’. 54.Ertbrandstraat 270. Woongedeelte van voornoemd kapsalon. Herberg van de familie P. Stockmans-Cornelissen. Tot ca. 1930 uithangbord “Het Anker” en nadien “Keizershof”. 55. Ertbrandstraat 260. Herberg van de familie Leopold Wouters-Maes. Uithangbord “ ‘t Stukadoortje”. Bekende uitbaters waren ook de echtelingen Louis Cruisweegs (°1908 +1988) - Kaatje Bolders. Vanaf 1968 verschillende uitbaters en volgende benamingen: “ Club 68”, “ Hoki Doki” en “Den Engel”. Nu een pralinewinkel. 56. Ertbrandstraat 254. Herberg-feestzaal van de familie Wouters-Madereel in de volksmond ‘bij den Tiesen’. Uithangbord “Café Victoria” van ca. 1919 tot ca. 1975 met verschillende eigenaars. Nu videozaak. 57. Ertbrandstraat 238. Herberg van de familie Bart Lathouwers tot ca. 1929. Uithangbord niet gekend. Nu winkel voor jacht- en visgerief. 58. Ertbrandstraat 228. Herberg-fietswinkel van de familie Gustave, Florent (Flor) Luyckx(°1888 +1954) - Maria Sluyts(°1894 +1963). Uithangbord “In de Sportvriend” tot ca. 1951. Nu antiek-meubelzaak. 59. Ertbrandstraat 226. Herberg van de familie Eugeen Van Dijck-Paulina Maes(°1886 +1978). Uithangbord “Café ’t Swaentje”. Tenslotte werd het dan “Café Het Zwaantje”. Nadien verschillende uitbaters. Nu antiek-meubelzaak. 60. Ertbrandstraat 220. Herberg-bakker-kruidernierswinkel van de familie Jacobs-Lathouwers rond 1900. Uithangbord “Ertbrandzicht”. Nu taverne “Den Ertbrand”. [6]
112
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Herberg-winkel 'Ertbrandzicht' foto van vóór 1940 (Foto F. Hoelen - Verzameling R.B)
Herberg én kruidenierswinkel 'A la belle Vue' (Foto F Hoelen - Verzameling RB).
113
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Aan de grens vóór 1940, met links café 'De Klok' en rechts café 'Billard' (Foto F. Hoelen - Verzameling R.B.)
61. Ertbrandstraat 218. Herberg uitgebaat door de familie Herman Van Wijk, van ca. 1950 tot ca. 1975. Naam “Onder den Toren”. Herman was eveneens zelfstandig taxiuitbater. [7] Voorheen was er het ‘Paternosterfabriekske’ gevestigd, uitgebaat door Hubert Wijnings. Nu Generale Bank. 62. Ertbrandstraat 212. Herberg van de familie C. Van Linden-Broeckhuizen(Elodie van Lotjes) tot ca. 1960. Uithangbord “Welkom”. Nu burgerwoning waar een tandarts gevestigd is. 63. Ertbrandstraat 194-196-198. Herberg en kruidenierswinkel van de familie Alfons Mertens(°1860 + 1950) – Charlotta, Maria, Catharina Wouters(°1859 + 1930) van ca. 1900 tot ca. 1920. Uithangbord “A la belle Vue”. Nu burgerwoningen en een zaak voor suikergoed. 64. Ertbrandstraat 174.Herberg van Petrus Kerstens (Bijgenaamd Piet Snot). Nu groente en fruitwinkel. 65. Ertbrandstraat 172. Herberg van de familie P. Basteyns vanaf ca. 1900. Naam “ ’t Kapelleke”. Nadien uitgebaat door de familie Van Beeck met dan op het uithangbord “In de verkeerde wereld - vandaag voor geld - morgen verniet”. Nog later de familie Albert Daems en was de naam van het café “t Rozenboompje”. Verder verschillende uitbaters. Nu zaak voor houten vloeren. 66. Ertbrandstraat 162. Herberg van de familie M. De Moor (Bij de Kres). Uithangbord niet gekend. Nu burgerwoning. 67. Ertbrandstraat 150. Herberg van de familie Frans Cleeren-Louisa Van Kemenade(°1904 +1980). Uithangbord “Cafe Taxi”. De bijnaam van Frans was in de volksmond ‘Frans De Duit’. Frans was bovendien zelfstandig taxiuitbater. [7] Nu een zaak voor lederkleding.
114
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
68. Ertbrandstraat 146. Hoek Vierhoevenstraat. Herberg-hoeve van de familie Jaak Cleiren(°1888 +1959)- Ludovica Van den Keybus(°1895 +1974). Uithangbord “Afspanning De Swaen”. Later werd het dan “Café De Zwaan” Gekende uitbaters waren ook de echtelingen Marcel Cools-Stijnen. 69. Klinkaardstraat. Herberg van Louis Van Loon van ca. 1950 tot ca. 1970. Uithangbord “Café De Wandeleer”. Stabroek / Kapellen oktober 1999. Jos Peeters m.m.w van M De Wils. Geraadpleegde bronnen en noten: -
-
[1] Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal, 11 e druk Utrecht-Antwerpen 1984. Trefwoorden: Afspanning, café, herberg en staminee. [2] Grote Winkler Prins 7e druk. Uitgeverij Elsevier – Amsterdam, Brussel 1968. Trefwoord: café. [3] Vreemde Woordentolk . Uitg: Universiteit voor zelfstudie. ’s Gravenhage, zonder datum. Trefwoord: Estaminet. [4] Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie. Trefwoord: Estaminet. [5] Kloonhandel – In het ABN is dit klompenhandel. In de streektaal spreekt men over ‘klonen’ of ‘blokken’. De makers van deze houten schoeisels noemde men dan ‘blokmaker’ of ‘kloonmaker’. [6] Destijds konden de Putse biezenvlecht(st)ers in de kruidenierswinkel de biezen komen ophalen en ze nadien in gevlochten strengen terugbrengen. [7] Tot eind jaren zestig bestonden er nog geen of weinig ‘ceremonie’ firma’s. Te Kapellen waren er toen een aantal cafés waar de man ook zelfstandig taxiuitbater was. Vooral bij huwelijken werkten deze taxiuitbaters samen om met hun indrukwekkende Amerikaanse sleeën een feestelijke uitstraling aan het gebeuren te geven. Familie Dondelinger-Roland, Kapellen - Gegevens uit hun bidprentjesverzameling. Telefoongidsen van 1964, 65, 67 en 1969.
________________________________________________________________________
Verzameling van dokumentatie voor het archief van de Culturele kring Hoghescote!!! Alle dokumentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, affiches, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Dank zij uw medewerking en steun kunnen wij ons archief over Kapellen verder uitbreiden.
115
’t Bruggeske jg 32 – september 2000 – nummer 3.
Stop ! ! ! Nu is ’t genoeg !!! Hiep Hiep HOERA! Méér dan 350 foto’s zullen wij tentoonstellen! Voor een groot gedeelte verzameld bij onze leden en onze sympathisanten! Foto’s over alles en nog wat gebeurde in Kapellen. Van de kleuterklas tot aan het pensioen: een gans leven foto’s. Daarenboven zullen wij opnieuw gebruik mogen maken van een grote ruimte in de 'PROMENADE'. Verder nieuws volgt. Noteer in elk geval de tentoonstellingsperiode: van donderdag 5 oktober tot en met zaterdag 14 oktober. U krijgt nog verder nieuws maar succes is nu al verzekerd. DANK ZIJ U!!! Jef HERMAN. Projectverantwoordelijke.
Het verhoor en de berechting van de misdadigers door de tijden heen... Een boeiende diavoorstelling die een beeld schetst van de gebruikte bestraffings metho-den. Het begint in het Romeinse rijk: tot de hoofdzonden behoorden, laster, het loslaten van vee op de bloeiende oogstvelden, brandstichting, meineed, moord EN nachtlawaai. Het vervolg vinden we in de middeleeuwen waar de schout de rol vervulde van openbare aanklager. Gevangenen zaten toen opgesloten op eigen kosten. Bij moord, verkrachting en ontvoering, had de familie van het slachtoffer recht op wraak en zo ontstonden soms generaties lange vetes. Hoe werkte de 'vierschaar', en hoe zat het met het beroep van beul? (1) Ongetwijfeld een leerrijke, boeiende en gruwelijke avond... die u kan meemaken in:
'De Oude Pastorij' op 24 november 2000 om 20 uur. Spreker is Hugo Driesen. Inkom leden: 50 BEF
Niet leden 100 BEF
(1) Nog veel onderwerpen omtrent dit thema worden behandeld.
116