't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
't Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Culturele Kring " Hoghescote v.z.w “ te Kapellen. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen - tel: 03.664.57.22. 33e jaargang - nummer 1 1 maart 2001. __________________________________________________________________________ In dit nummer... - Bladwijzer - 1 - Havenbezoek - 2 - Tentoonstelling 'De pluimen maken de vogel' - 2 - Ereleden 2001 - 3 - Lidkaart - 4 - Grafmonumenten te Kapellen - 5 - Genealogisch - heraldische sprokkels - 16 - Mededelingen - 21 - Het verhaal - 22 - Humor aan de grens - 34 - Bijzonder reglement voor de kermis van 1866 te Cappellen - 36 Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage. __________________________________________________________________________ Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger - Parkweg 2 - 2950 Kapellen. 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Robast, Antwerpsesteenweg 165 - 2950 Kapellen - Tel 03.665.23.25. 2001 - Copyright "Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Culturele Kring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968. Zetel : Parkweg 2 - 2950 Kapellen. ____________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 400,-Bef en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nummer: 413-7205071-65 ten name van ‘Culturele Kring Hogescote’ – Parkweg 2 – 2950 Kapellen. Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig 120,-Bef. __________________________________________________________________________
1
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Havenbezoek Op woensdag 18 april voorzien wij andermaal een bezoek aan onze haven onder leiding van onze reisleider en havengids Jack Vanummissen. Bijeenkomst te 13.30 uur aan de kerk van Kapellen. Wij zorgen voor een autobus voor 50 personen, die NOG BETER zal rijden dan die van vorig jaar ! Wij zullen op 9 plaatsen halt houden, namelijk aan het Loodswezen, op nr. 100 der dokken (mooi zicht), aan de bananenboten, aan het Graandok, aan het vormingsstation van Antwerpen-Noord, aan de belangrijke ijzerbehandeling, aan het kerkschip alwaar sanitaire stop (laden en lossen), aan de Berendrechtsluis en tenslotte aan de Europaterminal (de allernieuwste containerbehandeling op de stroom zelf). Terug te Kapellen rond 18 uur. Deelname: 200 Fr. per persoon voor de leden van Hoghescote en 250 Fr. voor NIET LEDEN (uitsluitend voor de autobus), te storten op bankrekening nummer 4137205071-65 van Hoghescote met vermelding “havenbezoek”. Denk er aan: de bus zal gauw volzet zijn, dus..... TENTOONSTELLING: “De pluimen maken de vogel” Ons bestuurslid Jack Vanummissen is sedert jaren een verwoed verzamelaar van pluimen. hij begon hiermee reeds in 1946 en komt thans, na lang aandringen, voor de eerste maal met deze collectie naar buiten. De tentoonstelling gaat door in één der ledige winkelruimten van de Promenade, op zaterdag 26 mei en op zondag (dorpsdag) 27 mei 2001. De collectie omvat prachtige pluimen van 103 inheemse vogels, 56 papegaaiachtigen, 51 exoten, 54 roofvogels, 50 hoenders, 6 paradijsvogels, 24 eenden, ganzen, zwanen, 24 steltlopers en 11 duiven.
Dit ziet ge nergens.....alleen in Kapellen !!! Inkom gratis. Uw belangstelling is voor ons ruimschoots voldoende. JAARLIJKSE DAGUITSTAP. Op zaterdag 1 september 2001 gaan we richting Zuiden van de provincie Namen (vermoedelijk Couvin). Hou deze datum vrij. ‘t Zal de moeite zijn ! Meer bijzonderheden in het Bruggeske van juni 2001. Geschonken aan Hoghescote v.z.w. Dhr en Mevr Dewel - Boeren - 2 jaargangen weekblad " De Polder". Dhr K. F. Vandenbossche - een pakje met rouwprentjes. Mevr. L. Lameire - een aantal foto's uit de oude doos.
2
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Ereleden 2001 Het bestuur van Hoghescote dankt zeer hartelijk de hierna vermelde ereleden. Dank zij hen zijn wij in de mogelijkheid gesteld de documentatie over Kapellen verder uit te breiden.
Dhr & Mevr. Mevr. De heer Mevr. De heer Familie De heer Mevrouw Familie De heer Familie De heer De heer Familie De heer Familie Familie Familie De heer De heer De heer De heer Familie De heer De heer De heer De heer De heer Familie De heer Juffr. Familie De heer Mevr. Mevr. De heer De heer Familie De heer
Acket - Hazelof Adriaenssens Maria Baron Frederic Speth Basisschool Klavertje Vier Bastiaenssens - Van Son Berghmans Pierre Blankers - Leers Brans Marc Budding Egberdina Castelein Robert Cleiren Walter Clemens - Haes De Ridder Lodewijk De Smet Marc Dillien - Smets Echelpoels Victor Eggermont - Raemaekers Geelhand de Merxem Geudens - Smets Geyskens Augustinus Helsen Koen Hinquin Michel Hesse Otto Jansens - Back Janssens Frans Janssens Jan Janssens Luc Janssens Matheus Jennes Alexander Ketelaars - Van Aert Keukelinck Roger Lathouwers Louisa Lathouwers - Van Hoof Lenaerts Jacques Letens Joanna Mannaerts - Van Scharen Mertens Karel Meynen Albert Meyvis - Bruyninckx Muchez Ludovicus
Kon. Albertlei 127 Hoogboomstwg 149 Rue Langeveld 51 P. Vandenhoudtstraat 29 R. D' Alkemadelaan 13 b 58 Platanendreef 68 Dorpsstraat 53 L. Van Vlaanderenlaan 38 Partizanenstraat 110 Bloemenlei 8 Jachthoornstraat 26 Ph. Spethstraat 214 Kon. Elisabethlei 9 Sevenhanslei 93 Rode Kruislaan 3 Beukendreef 5 Heidestraat 74 Kapelsestraat 200 Bevrijdingslei 39 Bus 6 Kon. Elisabethlei 59 Zilverlindendreef 2 Bus 1 Peedreef 50 Plantinlaan 2 Korte Dennenburgdreef 8 Kapelsestraat 291 Antwerpsestwg 36 Bunderbeeklaan 1 Essenhoutstraat 251 B 4 Boerendijk 3 Guyotlei 9 Oorderseweg 19 Kapelsestraat 126 Kapelsestraat 138 Hoevensebaan 57 Kapelsestraat 21 Chr. Pallemansstraat 18 Essenhoutstraat 29 Korte Spelierlaan 9 Hoevensebaan 72 Sparrenlaan 27
3
2950 Kapellen 2950 Kapellen 1180 Brussel 2950 Kapellen 2600 Berchem 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 8800 Rumbeke 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2940 Stabroek 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2180 Ekeren 2950 Kapellen 2180 Ekeren 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
De heer Dhr.& Mevr. Familie De heer Familie Familie De heer Familie De heer De heer De heer De heer Familie De heer Familie De heer Familie De heer Familie De heer Familie De heer De heer Familie De heer De heer Mevr. Familie Familie Familie
Peeters Armand Chr. Pallemansstraat 72 Robert Fernand Kon. Albertlei 128 Schelfout - Elseviers Nieuwelaan 4 Smolders Wilhelmus Ertbrandstraat 249 Stessens - Hendrickx Leerhoekslaan 21 Stijbos - De Smedt Berkenlaan 91 Van de Perre Alfons Dennenlaan 4 Van den Kerckhove P. Marcottedreef 14 Van Den Kieboom Karel Lijsterlaan 13 Van Dooren Gaston J. Breugelmansstraat 21 Van Doorn Paulus Hoogboomstwg. 8 bus 5 Van Erck Rudy Bevrijdingslei 24 Van Helvert - Joosen Hoevensebaan 188 bus 3 Van Hoof Petrus Hoevensebaan 261 bus 4 van Linden - Verheyen Ergo De Waellaan 100 Van Mechelen Frans Dorpsstraat 28 Van Regemorter - Speth Kapelsestraat 41 Van Rompaey Charles Zilverlindendreef 2 bus 4 Van Strydonck - Osterrieth Kapelsestraat 47/1 Van Tilborg Marc Berkenlaan 2 Van Veldhoven Fr. Klinkaardstraat 32 Vanbree Erik Rubensheide 30 Vanhoyland Andre Pinksterbloemlaan 5 Verbist - Andries Gr. Henri Cornetlaan 7 Vercammen Hof Van Delftlaan 48 Vingeroets Geeraard Streepstraat 17 Vissere Elza Groenendaallaan 356 bus 61 Volant - Verbraeken Dorpsstraat 21 Wittock - Smet Antwerpsestwg 6 Wuyts - Adriaensen Dorpsstraat 33
2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2180 Ekeren 2950 Kapelen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2100 Deurne 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2180 Ekeren 2950 Kapellen 2180 Ekeren 2950 Kapellen 2030 Antwerpen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen
Wij danken zeer hartelijk al de leden voor het vertrouwen en de steun die zij aan de Culturele Kring Hoghescote blijven geven.
Hierbij mag u uw lidkaart voor het jaar 2001 vinden. Het bestuur van Hoghescote.
4
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Grafmonumenten te Kapellen Jan Vanderhaeghe 1. Wat historiek..... 2. Een grafmonument met vraagtekens! 1. Wat historiek... Grafmonumenten, kerkhoven en begraafplaatsen hebben steeds een speciale betekenis gehad. Ze zijn het exponent van de kloof tussen leven en dood. Iedere kultuur of religie schenkt dan ook op zijn manier - en volgens de regels van de tijd - aandacht aan de wijze en de plaats van het begraven.
Begraven in de kerk. De grafcultus in Vlaanderen heeft vele Europese invloeden ondergaan. In hoofdzaak hebben we dan ook te maken met een grafkultuur in relatie met de christelijke geloofsleer en filosofie. De manier van begraven is eveneens sterk verbonden met de status van de overledene. Om hygiĂŤnische redenen was het bij de Grieken en Romeinen algemeen verboden om de doden te begraven binnen de stadswallen. Ook de eerste christenen begroeven hun doden tijdens de kerkvervolging in afgelegen schuilplaatsen of katakomben. Na het Edikt van Milaan (312) werd het Christendom officieel erkend en kon het begraven ook meer openbaar gebeuren. Bij voorkeur werd een laatste rustplaats gevonden in of rond de kerk waar de relieken van een martelaar of heilige berustten. Tot circa 750 werden in Europa vele lijken gewoon verbrand. Eerst met de Karolingische wetgeving terzake van Karel de Grote in 785, verplichtte men eigenlijk de begraving van lijken in de hof of tuin rond de kerk. Zich laten begraven in het kerkgebouw bleef mogelijk maar was een dure aangelegenheid. De ruimte was er immers beperkt. Een bijzetting in de kerk werd al vlug een privilege en stond niet in relatie tot de vroomheid of verdiensten maar tot hoge geboorte, macht en rijkdom. De duurste en meest begeerde (?) begraafplaatsen lagen in deze tijd in het koor van de kerk. Het middenschip, de zijbeuken en de achterkant waren voor de graven van de iets minder begoede burgers. De armen moesten in de middeleeuwen genoegen nemen met een bescheiden plaatsje op het kerkhof rond het kerkgebouw. De middeleeuwse grafmonumenten en hun inplanting stonden in Vlaanderen dus in relatie tot de rang en stand van de overledene. In het koor van de kerk werden rijk versierde graftomben en grafmonumenten opgetrokken. Wegens plaatsgebrek in het kerkgebouw werden in Vlaanderen de graftomben op de duur vervangen door rijk versierde grafplaten in natuursteen, koper of messing.. Deze graftomben en grafplaten zijn thans een belangrijke informatiebron op het vlak van de lokale geschiedenis, genealogie, heraldiek, epigrafie, e.d. Vanaf de 11de eeuw tot en met de 18de eeuw vinden we in Vlaanderen gelijkvloerse zerken terug in kerken en kloosterkapellen. Vanaf de 11de eeuw werd blauwe hardsteen gebruikt en vanaf de tweede helft van de 14 de eeuw kenden we ook het gebruik van de zachtere Noordfranse witsteen en Brabantse zandsteen. In het midden van de 13 de eeuw kwam de koperen grafbedekking in trek met een hoogtepunt in de 15de en 16de eeuw. Ook in de renaissance- en barokperiode werden er in Vlaanderen nog nieuwe graftomben en praalgraven geplaatst in kerken en kathedralen. Daarbij werd overvloedig gebruik gemaakt van edele metalen zoals marmer, albast, brons en email.
5
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Begraven op kerkhoven. n het begin van de 14de eeuw werd Vlaanderen getroffen door hongersnood, die meestal gevolgd werd door epidemische ziekten zoals (builen)pest. Deze pest of “zwarte dood” was vanaf het midden van de 14de eeuw, gedurende circa 150 jaar, één van de gruwelijkste demografische plagen in Europa. Vlaanderen werd vooral geteisterd door de pest op het einde van de 14de en de 15de eeuw, maar ook later nog werden vooral de stedelijke nederzettingen getroffen door de builenpest. Daarna waren andere epidemische ziekten zoals syfilis, vlekkentyfus en later de pokken (vooral in de 17 de eeuw) verantwoordelijk voor de massale sterfte in Vlaanderen, bij jong en oud, bij arm en rijk. Dit alles had voor gevolg dat de kerkhoven - de begraafruimte bij uitstek van de armen - op bepaalde tijdstippen druk gebruikt werden en er zelfs ruimtegebrek ontstond. De omlooptijden waren bijgevolg dan ook heel kort. De bouw van zogenaamde “knekelhuizen” was dan ook noodzakelijk om met het nodige respekt de vele, halfverteerde beenderresten te verzamelen op een beperkte ruimte op het kerkhof.
Kerkhof als ruimte. Tot de 18de eeuw was het kerkhof hoofdzakelijk de laatste rustplaats van de armen. Daarna werd nagenoeg iedereen buiten het kerkgebouw, op een kerkhof of een begraafplaats begraven als gevolg van de nieuwe wetgeving terzake. Het grafveld was in zijn oorspronkelijke vorm een gazon, met in het beste geval enkele heesters en enkele bomen. Bij sommige kloosters werd de boomgaard gebruikt als begraafplaats. Op sommige 16de en 17de eeuwse figuratieve kaarten zoals Sanderus, zien we duidelijk hoogstamming groen op onze Vlaamse kerkhoven. De beplanting had eerst en vooral een symbolische betekenis, bijvoorbeeld verwezen groenblijvende planten naar het eeuwig leven. Onze middeleeuwse begraafplaatsen waren ook multifunktionele ontmoetingsruimten. Naast het begraven werden de centraal gelegen kerkhoven gebruikt voor godsverering, rechtspraak, toespraken en zelfs voor rekreatie (kermissen en toneel) en jaarmarkten. De populariteit van de kerktuin als begraafruimte lag in het feit dat de overledenen bij voorkeur zo dicht mogelijk bij het kerkaltaar en in gewijde grond wensten begraven te worden. De aankleding van een graf met een grafzerk was voor de arme te duur en werd vervangen door een eenvoudig houten, smeed- of gietijzeren kruisteken. Bij de inrichting van kerkhoven was ook een vorm van hiërarchie en symboliek merkbaar. Zo was de meest begeerde ruimte vroeger de oostzijde van het kerkhof. Nagenoeg alle Vlaamse kerkhoven waren vroeger voorzien van een kerkhofmuur. Veelal bezat het kerkhof een recht padenstelsel. Daarbij was de kalvarieberg meestal het eindpunt of het centrum van de padenstructuur. Bij de opheffing van de kerkhoven werd in de meeste gevallen het kerkhof vervangen door een onpersoonlijke parkeerplaats. Zo ook te Kapellen. Ik sprak met Albert Kerstens, gepensioneerde gemeentewerkman. Albert werd geboren te Kapellen (Putte) op 21.1.1916. Als twintigjarige jonge man begon hij op 16.1.1934 aan de gemeente te werken als kasseilegger-helper. Zijn vader Petrus was ook als kasseilegger aan de slag bij de gemeente. Albert kon mij nog enkele bijzonder-heden verschaffen van in de tijd dat het kerkhof nog bestond. Het kerkhof was opgedeeld in twee stukken. Het kinderkerkhof lag ongeveer op de plaats van de huidige parking. Daar bevond zich ook het dodenhuisje. Het was een gebouwtje van ongeveer 4 op 2 meter, met als enig meubilair een lange tafel. Daarop werden de lichamen gelegd van verongelukte mensen in afwachting van een onderzoek door het parket.. Naast het kinderkerkhof in de richting van de Dorpstraat bevonden zich de gebouwen van de pompiers, openbare toiletten voor de kerkgangers en het dispensarium.
6
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Zicht op de kerk en het kerkhof rond 1900. De foto werd genomen op het terrein waar nu het rust- en verzorginshuis ' Zonnewende' is gelegen. Bemerk naast de kerktoren het 'dodenhuisje' en van de 'sacristie' was er toen nog geen sprake. (Foto F. Hoelen - Verzameling R.B)
Afbraak van het 'dodenhuisje' door de gemeentarbeiders, van links naar rechts: Albert Van Rompaey, Petrus Van Nest, Florent N.N., Albert Kerstens en Paul Vervoort. (Fotograaf onbekend - Verzameling R.B.)
7
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Het groot kerkhof lag langs de kant van de Kerkstraat. De Kerkstraat was toen nog een smalle weg. Voor de verbreding ervan werd een stuk van het kerkhof ingepalmd. Bij de ontgraving van dit gedeelte werden alle opgegraven beenderen verzameld in bakken en herbegraven in putten gemaakt tussen de grafmonumenten tegen de kerkmuur.(Of hoe de arme of gewone mensen uiteindelijk toch nog ereplaatsen kregen.) Toen Albert zijn dienst als gemeentearbeider aanvatte in 1934 werd er al niet meer begraven op dit kerkhof. Volgens zijn zeggen werd in 1937 het kerkhof gesloopt, in 1938 het dodenhuisje. Eénmaal nog, tijdens de oorlog, werden tegen de kerkmuur 28 slachtoffers voorlopig begraven en later overgebracht naar de nieuwe begraafplaats in de Heidestraat. Zowel het groot kerkhof als dit van de kinderen waren volledig afgesloten en ommuurd door een stenen muurtje van ca. 75 cm hoog met daarboven een ijzeren grilwerk van ca. 2 meter hoog. Vermeldenswaard is nog het grafmonument dat zich op het voetpad in de Oude Kerkstraat bevindt. Ik vroeg aan Albert Kerstens naar de reden waarom dat daar nog stond. Volgens zijn uitleg was dit monument omgeven door mooie lindenbomen en gaf het geheel een mooi uitzicht op de kerk. Daarom werd besloten het te laten staan. Onder de steen bevindt zich nog steeds een grafklelder. Vlakbij dit grafmonument bevond zich een waterpomp, door de pastoor gezegend. Daar konden de kerkgangers zich bevoorraden met gewijd water, ook het wijwater en het doopwater was van deze pomp afkomstig.
Begraven op begraafplaatsen Door Jozef II werd in 1784 het wettelijk verboden om nog langer te begraven binnen kerkgebouwen. Jozef II verbood ook om hygiënische redenen de kerkhoven in dichtbevolkte centra. Daardoor ontstonden volledig nieuwe dodenakkers, namelijk de begraafplaatsen, die geen direkte binding meer hadden met het kerkgebouw. Deze begraafplaatsen lagen ver buiten de dorpskom en geruime tijd nog werd de benaming “kerkhof” gebruikt om een begraafplaats aan te duiden.
De stempel van Napoleon Toen de Fransen bij ons (onuitgenodigd) op bezoek waren, een periode beter gekend als de Franse Revolutie, voerde Napoleon een aantal ingrijpende wijzigingen door. Hij schafte niet alleen de resten van het feodale tijdperk af, maar voerde onder andere ook de burgerlijke stand in. Hij drukte ook zijn stempel op het begrafenisgebeuren. Op 18 mei 1806 werd een decreet dienaangaande uitgevaardigd. Daarin besliste hij: - dat de kerken gratis open moesten zijn voor het publiek, enkel een huurgeld voor stoelen mocht nog worden ontvangen. (Moeten wij uit deze tekst besluiten dat er mogelijk daarvoor enige vorm van toegangsgeld werd gevraagd?) - dat de lijkdienst gratis moest zijn voor behoeftigen mensen. - dat als de kerk in de rouw behangen is voor een lijkdienst, het verboden is dit rouwbehangsel te verwijderen als de eerste lijkdienst wordt opgevolgd door de lijkdienst van een behoeftige. - het verboden is een lijkhuis binnen de omvang van de dorpen te bouwen. - het vervoer van behoeftige overledenen gratis diende te zijn. - er zullen geen begrafenissen meer gebeuren in de kerken, tempels, hospitalen nog in de omvang van de dorpen. - de gronden voor begraafplaats diende bij voorkeur wat hoger en aan de noorkant van het dorp te liggen. Zij zullen afgesloten worden met muren van tenminste twee meter. - iedere begrafenis dient te gebeuren in een apart graf, tenmiste twee meter diep - de interval voor het graven van een put op een reeds bestaand graf is bepaald op vijf jaar. - zohaast er gronden ingericht zijn om als begraafplaats te dienen, zullen de kerkhoven gesloten worden en mag er gedurende vijf jaren geen andere bestemming aan gegeven worden. Daarna zullen de kerkhoven door de gemeente verpacht worden met dien 8
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
verstande dat er niet mag begraven worden of fundamenten voor een bouwwerk mogen gelegd worden. - op de nieuwe begraafplaatsen mogen concessies toegestaan worden voor het bouwen van grafkelders of grafsteden. Het verkrijgen van een sucessie was onderhevig aan het geven van vastgestelde dotaties die naar de armen en de hospitalen gingen. - iedereen mag op zijn eigen erf begraven, voor zover zijn erf buiten de omvang van het dorp gelegen is. - in de dorpen en gemeenten waar verschillende godsdiensten beleden worden moet elke godsdienst over een eigen begraafplaats kunnen beschikken. Als er toch maar één begraafplaats is moet deze door middel van muren en hagen opgedeeld worden met een bijzondere ingang voor elke godsdienst. Napoleon heeft inderdaad méér gedaan dan oorlog voeren.
2. Een grafmonument met vraagtekens Een grafmonument dat we nader bekijken en bespreken is gehuld in een waas van vraagtekens. Het betreft het grafmonument en kelder van de familie CENIE-CARPENTIER De familie Cenie die hier in Kapellen begraven ligt is helemaal geen Kapelse familie. Zij zijn er niet geboren, zij zijn er niet getrouwd, zij zijn er zelfs niet overleden maar WEL begraven. Waarom? Wat is het verband tussen deze 100% Antwerpse familie en Kapellen dat ze zo’n grafmonument op zo een bevoorrechte plaats kon innemen? We moes-ten in eerste instantie het antwoord schuldig blijven. Nader onderzoek leert ons echter dat de grafkelder wel eens niet van de familie Cenie zou kunnen zijn, maar wel oorspronkelijk van de familie Carpentier.
De naam Cenie Zeker niet van Kapelse origine. Wat vertelt ons het “Woordenboek van de familienamen”, toch het naslagwerk terzake, over die naam? Gewoon NIETS!! <
Nog juist is het grafschrift Carpentier - Cenie tegen de achterzijde van de kerk te zien. (Foto F. Hoelen rond 1900 - Verzameling R.B.)
9
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
De familie Cenie Roch Jean Antoine Cenie werd geboren te Antwerpen op 17 januari 1776 als zoon van Jan Frans Cenie en Anna Catharina Borghmans. Zijn vader was winkelier-eigenaar in 1809. In de volkstelling van Antwerpen 1796 wordt hij vermeld als “vettewarier” (huidevetter). Hij huwde te Antwerpen met Rosalie Maria Theresia Josephine Carpentier die geboren werd te Antwerpen op 23 september 1779 als dochter van Norbert Alexander Joseph Carpentier, rentenier, wonende te Antwerpen en Anna Theresia Josephe Charlé Het huwelijk greep plaats te Antwerpen op 17 januari 1809 om 8 uur s’morgens. Hij woonde toen op het Klapdorp, zij in de Braderijstraat. Zijn en haar moeder waren toen reeds overleden. Het jonge echtpaar vestigde zich in Antwerpen en daar werden ook hun kinderen geboren. Roch Jean Antoine Cenie komt voor op de lijsten van de belangrijkste Antwerpse kooplieden in 1817, 1819 en 1822. Daaruit blijkt een eerste maal dat hij een vermogend man was. In november 1832 ontving de gouverneur van de provincie Antwerpen een schrijven van de openbare veiligheidsdienst met de vraag, een lijst aan te leggen van alle Belgen uit zijn provincie die nog in vijandige, Nederlandse, dienst waren hetzij als militairen, als “fonctionnaires politique, administratifs ou judiciaires”. Gevolg gevend aan dit schrijven werd ook een dossier samengesteld over Roch Jean Antoine Cenie. (Hij stond toen dus aan de verkeerde kant). Dit dossier geeft ons nog enkele bijzonderheden over deze man. Zo lezen we dat hij vooraleer in dienst te treden bij de Hollanders hij directeur was van de “Société Générale de Commerce”. In de periode 1830 verbleef hij in ‘s Gravenhage. Hoe lang hij daar gebleven is weten we niet. In het dossier staat ook nog volgende opmerking: “ Sinds de revolutie moest hij verzaken aan zijn plaats; hij is ondertussen in Den Haag.. Hij is slechts éénmaal teruggekeerd naar België in februari 1832 om zijn intieme vriend Alexis Gleizes, zittende Schepenen van Antwerpen, die ziek is te gaan bezoeken”. Wat de verdere levenswandel van Roch Cenie is geweest weten we niet. Zijn overlijdensakte geeft echter de nodige inlichtingen waaruit blijkt dat hij toch volledig gerehabiliteerd werd. Bij zijn overlijden was hij Konsul-Generaal der Neder-landen, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Officier in de Leopoldsorde. Roch Jean Antoine Cenie overleed te Antwerpen op 10 november 1854 als weduwnaar van Jonkvrouw Rosalie Carpentier. Het bidprentje bleef bewaard. Zijn lichaam werd drie dagen later te Kapellen bijgezet in de familiegrafkelder, zoals blijkt uit de inschrijving in het begrafenis-register van de Sint-Jacobusparochie.
10
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
9 9bris = 9 november 1854 overleed te Antwerpen Weledele Heer Rochus Joannes-Ant. CENIE - CARPENTIER, weduwnaar, Consul Generaal der Nederlanden, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Officier in de Leopoldsorde, 78 jaar oud, bijgezet in het familiegraf 13 november. Pastoor J. Van Eekelen geeft links onderaan ook weer hoeveel overlijdens er waren in het jaar 1854, namelijk 35.
Zijn echtgenote, Rosalie Carpentier, was hem reeds lang voorgegaan. Zij overleed te ‘s Gravenhage op 16 augustus 1826. Het lichaam werd 4 dagen later overgebracht naar Kapellen en in het “monimento familiae” begraven. (zie uittreksel hieronder)
16 augustus (= 1826) overleed te 's Gravenhage Weledele Dame Rosalia-Maria-Josepha CARPENTIER echtgenote van de Weledele Heer R.J.A. CENIE, en de 20ste van dezelfde maand bijgezet in het monumentaal familiegraf.
11
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Hun kinderen: RenĂŠ Norbert Clement Cenie, geboren te Antwerpen op 22 november 1809. Getuigen van de geboorte waren de zuster en broeder van de moeder. De ouders woonden toen nog steeds op het Klapdorp. Celistin Alexander Joseph Cenie, werd geboren te Antwerpen op 28 juni 1811. Hij overleed reeds na enkele maanden op 9 december 1811. De begraafakte, ingeschreven in de parochieregisters van Kapellen op 12 december, vertelt ons dat de grafkelder toen reeds bestond en bekend stond als de grafkelder van Alexander Carpentier. Bovendien is het merkwaardig dat de pastoor de namen van de vader en moeder van Celistin blijkbaar niet kende terwijl het toch over personen met aanzien ging. Hij laat duidelijk een lege ruimte in de akte waar de namen van de ouders moeten staan.
Nona decembris (= 9 december 1811) overleed te Antwerpen en op 11 december is begraven Celestinus - Alexander - Josephus CENIE wettige zoon van ......... en .......... CARPENTIER, 5 maanden oud.
Eugenie Paul Charles Cenie, werd geboren te Antwerpen op 11 oktober 1812 Rosalie Caroline Josephine Cenie, werd geboren te Antwerpen op 7.11.1813 Uit de geboorteakte weten we dat het gezin toen in de Venusstraat woonde, langs de kant en niet ver van het huidige stadsarchief. Paulina Eugenie Francoise Cenie, werd geboren te Antwerpen op 26.5.1815 Van haar vonden we de doodsbrief terug. Bij haar overlijden woonde zij aan de turfbrug te Antwerpen. Het overlijden wordt kenbaar gemaakt door haar erfgenamen en deze spreken over hun nicht. Zij overleed op 10 juli 1873. De begrafenisdienst vond plaats op 14 juli in de Onze-Lieve-Vrouw kerk te Antwerpen en op de doodsbrief staat ook duidelijk vermeld dat de begrafenis in Kapellen zal gebeuren. Het begraafregister spreekt hier over de bijzetting van het lichaam in de grafkelder van de familie Cenie-Carpentier. Van haar is de doodsbrief bewaard gebleven. (zie rouwbrief op blz 13)
12
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Uittreksel uit begraafregister van 1873. " de 14de juli is begraven op ons kerkhof in het familiegraf CENIE-CARPENTIER het lichaam van Dame Paulina-Eugenia-Francisca CENIE, ongehuwd, dochter van Rochi-Joannes-Antonius CENIE en Rosalia-maria-Josephina CARPENTIER, 58 jaar oud, overleden te Antwer-pen op 10 juli."
13
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Het grafmonument Het grafmonument bevindt zich aan de oostzijde van de kerk, achter het koor aan de buitengevel van de kerk. Het grafschrift staat te lezen op een hardarduinen plaat van 1 meter hoog en 1,75 meter breed. Het hoogste punt bevindt zich op 2,5 meter boven de begane grond. (zie foto hieronder) Onder de hardarduinen plaat bevindt zich een sierboog met daarin een ovalen uitsparing. In deze ovale uitsparing moet ooit iets bevestigd geweest zijn, mogelijk een wapenschild. De drie gaten om iets vast te houden zijn nog duidelijk zichtbaar. De tekst vermeldt zes personen. Vier ervan hebben we hierboven behandeld: Cenie Roch Joannes Antoine 10.11.1854 Carpentier Rosalia 1826. (Dat is zijn echtgenote) Cenie Celestin 10.12.1811. (Dat is zijn zoon) Cenie Paulina 10.7.1873 (dat is zijn dochter) Verder komen er nog op voor: Carpentier Norbert Alexander Joseph 13.10.1831. (Dat is de vader van zijn echtgenote). Chablé Marie Therese 14.11.1807. (Dat is de moeder van zijn echtgenote). Carpentier Norbert Alexander Joseph zal vermoedelijk wel de bouwer/eigenaar van de grafkel-der geweest zijn. Maar wanneer heeft hij die graftombe laten bouwen? Zeker niet bij het overlijden van zijn echtgenote, Chablé Marie Theresia. <
Foto J. Vanderhaeghe Verzame-ling Hoghescote v.z.w.
Zij overleed te Antwerpen op 14 november 1807. Zij was van adellijke afstamming. Haar lichaam werd naar Kapellen overgebracht en begraven op 17 november in “Monumento sibi et familiae”. De grafkelder bestond dus reeds in 1807. Hoeveel vroeger hij gebouwd werd zullen we wel nooit te weten komen. Carpentier Norbert Alexander Joseph werd geboren te Vilvoorde in 1754 als zoon van Alex Joannes Carpentier en Goris Theresia. Hij huwde met Chablé Marie Theresia Josepha die geboren werd te Amsterdam rond 1755.
14
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Uittreksel uit het begraafregister anno 1807
Carpentier Norbert Alexander Joseph vinden we wel veelvuldig terug in de notariele archieven van de oude heerlijkheid Ekeren, waaronder ook Kapellen, Brasschaat en Hoogboom resorteerden. Zo vinden we o.a. op 3 september 1784 de aankoop van een stuk grond van 15 bunders 393 roeden te Hoogboom met “een stede met huis op de Oude Gracht bij de Roscam”. Het zou dus best kunnen, dat alhoewel dat dit gezin wel in Antwerpen woonde, zij hier in Kapellen (Hoogboom) hun buitenverblijf hadden, een “hof van plaisantie” en hier ook het merendeel van hun tijd en hun leven hebben doorgebracht en bijgevolg ook hier in Kapellen wensten begraven te worden. Tenslotte, Norbert Carpentier overleed WEL in Kapellen op 15 october 1831 en zal terug verenigd worden met zijn reeds lang overleden echtgenote op 19 october 1831 “ appossitus in monumento familiae”.
Uittreksel uit het begraafregister van 1831.
En toch blijven er nog vragen! Norbert Carpentier had verschillende kinderen. Waarom werd dan enkel zijn dochter die getrouwd was met Cenie bijgezet in het familiegraf? Waarom zijn andere kinderen niet? Ook Roch Cenie had vijf kinderen! Toch vonden er maar 2 een plaats in het familiegraf, waarom de andere drie niet? Bronnen: Groenkontakt; tijdschrift. - Mei 1993. Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, verzameling bidprentjes. Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, verzameling doodsbrieven. Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, collectie handschriften nr 4465 Vlaamse Stam 1969, blz 255. Parochieregisters Sint-Jacobus Kapellen. Fonds Vic Wauters. Interview met Albert Kerstens, gepensioneerde gemeentearbeider.
__________________________________________________________
15
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Genealogisch-Heraldische sprokkels. De familie Meeus te Kapellen en te Putte. Het gebeurt niet zo vaak dat een bijdrage over genealogie begint met een alliantie waarbij vooral het zoontje van Venus een rol speelde. In de 19de eeuw leefde te Achterbroek-Kalmthout een Herman Filip Schuiten, geboortig uit Groningen (Nederland). Hij was tekenaar en wanneer het pas gaf deed hij ook aan schilderkunst. Van een zekere heer Pieter Pont, burgemeester van Medenblik in Nederland, kreeg hij opdrachten om portretten te schilderen van diens familieleden. Eén van die leden was dochter Debora, en al schilderend werd Herman zo erg verliefd op Debora dat hij haar wilde huwen. Die gemoedstoestand van de schilder viel niet in goede aarde bij burgemeester Pont die Herman Schuiten te bescheiden vond van afkomst en weigerde hem de hand van zijn dochter. Cupido moet meer dan één pijl verschoten hebben want ook de dochter was verliefd en wel genoeg om met de schilder mee naar België te vluchten. Mr Pont vroeg de Nederlandse regering om aan de Belgische regering de uitlevering van zijn dochter te vragen, daar zij, alhoewel reeds 24 jaar oud, volgens de toenmalige Nederlandse wet nog steeds minderjarig was. België weigerde de uitlevering met als argument dat men in België op 21 jarige leeftijd meerderjarig is. Rond 1844 huwde Debora met haar schilder en na het overlijden van haar vader keerde het echtpaar in 1846 terug naar Nederland, waar Debora de erfenis van haar vader bekwam en het koppel zonder zorgen kon verder leven, waarschijnlijk in Amsterdam. Na een tijd kwam het echtpaar terug naar België waar Herman zich bezig hield met het tekenen van kant. Herman Schuiten overleed in 1912 ten gevolge van een val op straat waarbij de ruggengraat gekwetst werd, hij was toen 92 jaar. Zijn echtgenote was reeds in 1886 overleden. Het echtpaar had 6 kinderen waarvan wij het derde, namelijk Gertrude Marie Jeanne Schuiten zullen volgen. Gertrude was geboren te Amsterdam op 20 maart 1853. Zij huwde met Jan Wiggers, geboortig van Vlissingen maar naar België gekomen op uitnodiging van de zoon van zijn tante, Jeanne Wiggers, die met Pieter Samsoen gehuwd was. Die zoon Frederik Samsoen bezorgde Jan Wiggers werk te Antwerpen. Na de dood van Wiggers huwde Gertrude te Antwerpen op 13 januari 1883 met Wendelin Hendrik Jozef Moser, van Duitse afkomst (Mainz 10 september 1853). Het is het echtpaar Moser Schuiten dat zich te Kapellen zal vestigen en waar Moser aldaar overleed op 19 augustus 1935. Uit het eerste huwelijk Wiggers-Schuiten was een zoon Bernard geboren (Antwerpen 16 augustus 1875), van beroep industrieel, ridder in de Kroonorde die de Belgische nationaliteit aanvroeg. Hij huwde te Merksem op 11 juni 1901 met Martha Marie Hubertine Meeuws, dochter van Victor Meeus en van Gabrielle van der Schrieck.
16
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Bernard Wiggers vestigde zich te Hamburg, waar hij weldra een groot handelaar werd en tevens voorzitter van het Belgisch-Duits genootschap. Hun drie kinderen werden te Hamburg geboren. Wat de heraldiek bij deze inleiding betreft, is er onzekerheid over een wapen Schuiten en Moser. Onder de duizenden wapens in het armorial van J.B. Rietstap is geen Schuiten vermeld, terwijl er een vijftiental wapens Moser zijn, maar geen bepaald van Mainz.
Voor de uit het ouderlijk huis ontvluchte burgemeesters-dochter Pont is het een wapen met een tamelijk omslachtige blazoenering, namelijk doorsneden (= horizontaal in twee), die we 1 en 2 noemen. 1 is gedeeld (= verticaal in 2) wat dan A en B is. A van zilver een groene eikentak schuinbalkgewijs geplaatst, B op rood, drie tonnen in natuurkleur, de derde boven op de twee. Deel 2 van goud, twee in schuinkruis geplaatste boomstronken in natuur. Voor de familie Wiggers op zilver drie groene eikentakjes met de eikel goud, komende uit een korte stronk op een groene grond. De familie Samsoen voerde als eenvoudig wapen op zwart een gouden lelie. Uit het tweede huwelijk van Gertrude Schuiten met Wendel Moser. Van de vijf kinderen die uit dit huwelijk geboren werden is met betrekking tot Kapellen het eerste kind, namelijk Maria Wilhelmina Josephine Moser te volgen. Zij werd geboren te Antwerpen op 22 september 1885 en overleed te Kapellen op 2 november 1974. Zij was een politiek gevangene van de oorlog 1940-1945. Op 26 april 1913 huwde zij te Kalmthout met Fernand Raymond Hubert Meeus. Laatstgenoemde was te Antwerpen geboren als zoon van Victor en Gabriella van der Schrieck (broeder van Martha Meeus die met Bernard Wiggers huwde). Hij was immobilienagent en eigenaar van het huis "Welcome" te Putte-Kapellen. Zoals zijn vrouw was hij eveneens een politiek gevangene en hij overleed in het Sint Janshospitaal te Brugge op 16 september 1952.
17
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
De elf kinderen uit het huwelijk Meeus-Moser duiden we aan met een cijfer, andere met een letter. 1. Wendel Marie Jozef Meeus, geboren te Kapellen op 7 februari 1914, huwde te Antwerpen op 27 februari 1940 met Andrea Marie Rohaert, geboren te Antwerpen op 4 mei 1922, dochter van Pieter en van Augusta Verhulst. Het huwelijksbootje Wendel MeeusRohaert liep echter op de klippen en er werd besloten tot een scheiding. Wendel hertrouwde met de Engelse Celine Chew, geboren te Hull op 14 november 1918. Uit het eerste huwelijk was echter een dochter Meeus geboren, namelijk Jacqueline Augus-tine Fernande (Kapellen 22 september 1940). Jacqueline huwde met Paul Cremers, bediende in Afrika voor de Agence Maritime Internationale. 2. Gabrielle Gertrude Marie Meeus, geboren te Putte Nederland op 11 januari 1915 en aldaar 4 maanden later overleden. 3. Fernande Marie Joseph Meeus, geboren te Putte Nederland op 24 maart 1916. Haar huwelijk bracht haar naar een andere omgeving. Op 16 december 1943 huwde zij te Sint Lambrechts-Woluwe met Leon Omer Ghislain Brasseur, geboren te Sint-Gilles Brussel op 26 augustus 1913 en administratief hoofd van "Radiodiffusion-Télévision Belge". Hij was ridder in de Kroonorde. Hun kinderen en kleinkinderen werden allen in het Brusselse geboren. 4. Victor Marie Jozef Meeus, geboren te Putte Nederland op 6 september 1917. Hij huwde te Brasschaat op 26 november 1942 met Alice-Rosalie de Koninck, aldaar geboren op 3 juli 1920. Het echtpaar zal zich te Kapellen hebben gevestigd, want hun twee kinderen en vijf kleinkinderen werden allen te Kapellen geboren. De twee kinderen waren een zoon en een dochter. A. Jean Pierre Fernand Meeus, geboren op 9 maart 1944. Hij was bediende en huwde op 9 mei 1969 met José van der Steen, geboren op 2 december 1946. Het gezin telde 3 kinderen: Jonathan (°14 februari 1970), Davy (°21 december 1973) en Wendy (°29 juli 1976). B. Monique Suzanna, geboren op 1 juli 1947. Huwde op 22 juli 1972 in haar geboortedorp met Jacques Humblet, geboren op 4 juli 1943. Dit echtpaar zorgde voor de twee nog overblijvende kleinkinderen van Victor Meeus-de Koninck, en dat waren Didier en Stephaan Humblet, die beiden het levenslicht te Kapellen zagen, resp. op 8 augustus 1974 en op 29 augustus 1977. 5. Suzanna Marie Josepha, gezegd Suzette Meeus, geboren te Putte Nederland op 9 juli 1919. Ook zij was politiek gevangene tijdens de wereldoorlog 1940-1945. Op 19 mei 1945 huwde zij met Jozef Greffe, geboren op 20 december 1907, radiotechnicien. Uit het huwelijk Greffe-Meeus werden 6 kinderen geboren, waarvan alleen het eerste de geboorteplaats vermeldt en dat was Kapellen voor Jeanine Greffe (°4 juni 1947), die huwde op 23 december 1967 met Freddy Michielsen. 6. Renée Marie Joseph, geboren te Putte Nederland op 31 augustus 1920, maar die overleed toen zij nauwelijks 4 jaar oud was.
18
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
7. Marie Th. Jeanne Joseph, geboren te Putte Nederland op 27 augustus 1922, eveneens politiek gevangene, die te Putte huwde met Robert Pincket. Kort na hun huwelijk moet het echtpaar Pinchet-Meeus naar Congo vertrokken zijn, want hun 2 kinderen werden in Boma (Congo) geboren, waar het tweede kind, Chantal Pinchet, gegradueere infirmière werd. 8. Na drie dochters was de boorling weer een zoon, namelijk Raymond M. J. Meeus, geboren te Putte Nederland op 14 oktober 1923. Hij werd bediende en waarschijnlijk door zijn bediende verzeilde hij naar het Brusselse. Hij huwde te Elsene op 18 december 1948 met Lidia Descamps, geboren te Ecaussinnes op 16 september 1920. Hun 6 kinderen werden allen rond Brussel geboren en schijnen geen binding meer gehad te hebben met Kapellen. 9. Jean Pierre M.J. Meeus, geboren te Putte Nederland op 30 april 1926, maar ook deze boorling werd amper 3 maanden oud. 10. Het tiende kind werd naar de overledene terug Jean-Pierre genoemd en geboren te Kapellen op 13 augustus 1927. Hij werd boekhouder-procuratiehouder. Om te huwen trok hij naar Namen. Daar werd op 24 maart 1923 Lucienne Margareta Ghislaine Willemart geboren die op 26 maart 1947 dan de echtgenote werd van Jean-Pierre Meeus. Alhoewel gehuwd in WalloniÍ werden hun 2 kinderen aan de Vlaamse kust in Oostende geboren. De zoon Jean Marie Georges, geboren op 9 mei 1949, werd technisch ingenieur electronica. Op 13 april 1973 huwde hij met de administratieve bediende Katharina Stelleman, geboren op 10 oktober 1948. De dochter Bernadette Margareta Alberte werd geboren op 13 oktoer 1953 en huwde op 198 mei 1978 met Bernard Van Nieuwenhove, geboren op 17 januari 1955. Bernard en Bernadette waren beiden opvoedkundigen. 11. De laatste van het kroostrijk gezin Meeus-Moser was Paul Marie Joseph en werd geboren te Putte Nederland op 6 februari 1929. Hij huwde te Wilrijk op 3 november 1951 met Aurore Julienne Leontinne Berggree, geboren te Berchem Antwerpen op 30 december 1932. Tot zover de afstammelingen Meeus te Kapellen voor een tamelijk recente periode. Bij de aanvang werden reeds enkele familiewapens vernoemd en hierbij willen wij nog even terukomen op het wapen Pont voor de burgemeester van Medenblik. Er was daar ook sprake van een familie Samsoen.
Bij het napluizen van een genealogie Samsoen werd daar ook weer over diezelfde burgemeester gesproken. De auteur gaf daar een geheel ander wapen Pont aan dan eerst genoem-den, namelijk 1 van zilver, twee rode balken beladen met vijf Sint Andrieskruisjes zilver, 3 op de bovenste balk en 2 op de andere, of meer heraldisch gezegd, gewoon 3-2. Dat het niet altijd gemakkelijk is om het juiste wapen aan de juiste persoon toe te schrijven is begrijpelijk, een drietal voorname factoren zijn noodzakelijk.
19
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
De plaats van afkomst of oorsprong van de familie, verwantschappen die aangegaan werden en tot welke tak de betrokkene behoorde. Daarbij nog zo veel mogelijk bijzonderheden over de familie als goede hulp. Wie in het alom gekende armorial van J. B. Rietstap een bepaald wapen opzoekt kan dikwijls op eenzelfde naam meerdere verschillende wapens aantreffen. In de meeste gevallen is daarbij wel de streek of de stad van afkomst vermeld. Wie een weinig met heraldiek vertrouwd is kan dan wel aan de stukken of figuren van het schild bepalen of de voorgestelde al dan niet tot dezelfde stam behoren, al zijn ze dan niet geheel hetzelfde.
Om te sluiten trachten we nog enkele wapens te vermelden van families die in dit opzet ter sprake kwamen. Het eerste waar enige aanwijzing voor bestond zou het wapen Cremers zijn. Doorsneden van zilver en rood; op zilver en groene papagaai en op rood drie gouden rozen. Deze familie Cremers was ook verwant met de Antwerpse familie Mertens, waarvan een tak ook verwantschap aanging met de familie Meeus (1). Het wapen Descamps voor de echtgenote van lid Meeus nr 8: van goud een grode gekroonde leeuw houdende in de opgeheven poot een globe van azuur met bandje van goud met daaronder een zespuntige ster van 't zelfde, in de andere poot een zwarte gebroken ketting. (2). Deze familie Descamps was afkomstig van Beloeil. De familie Willemart voor de echtgenote van lid Meeus nr 10 voerde op sabel (zwart) drie drieling balken van goud, een schildhoofd van goud beladen met een rode bijl zonder stijl. (3). Een drieling balk in de heraldiek zijn drie smalle balken die met de tussenruimte de breedte hebben van een gewone balk. De familie van Nieuwenhove voor de schoonzoon van lid nr 10, voerde op zilver een rode balk beladen met een uitkomende leeuw van zilver en in 't hoofd drie zwarte merletten.
20
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
N.B. De familie Meeus uit het Antwerpse voerde een wapen van azuur een keper van goud vergezeld van drie zespunt-sterren van 't zelfde. Helmteken een ster uit het wapen tussen een vlucht van azuur...sommige afbeeldingen vertonen een vijfpunt-ster. De beschrijving in het armorial van Rietstap zegt gewoon een ster zonder meer, maar het deel met de afbeeldingen vertoont de zespunt-ster. Bronvermelding. 1. De leden Meeus genoteerd uit "Généalogie avec descendances féminimes de la branche établie en Belgique de la famille Groningoise Schuiten" door G. Samsoen de Gerard in "L'intermédiaire des Généalogistes". Jan-feb. 1983, blz 17 en volgende. 2. "Six familles Mertens notables d' Anvers" iin "L'intermédiaire des Généalogistes. 1983 nr 224 blz. 280. 3. Bn. De Ryckman de Betz: "Armorial général de la noblesse Belge" (modern 1941). 4. J.B. Rietstap: "Armorial Général. Tekst en tekeningen Jos Goolenaerts.
___________________________________________________________________ Ons geacht Hoghescote lid Mieke Adriaenssens nodigt u uit op haar kunsttentoonstelling met als motto...
" Het eerste kwartier " in het rust en verzorgingstehuis 'Welvaart' Hoogboomsteenweg 124 - Kapellen van 24 maart tot 30 mei 2001 telkens van 13 tot 17 uur en van 18u.30 tot 19u.30
Verzameling van dokumentatie voor het archief van de Culturele Kring Hoghescote!!! Alle dokumentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven,postkaarten, krantenknipsels, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, affiches,oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Dank zij uw medewerking en steun kunnen wij ons archief over Kapellen verder uitbreiden.
21
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Het verhaal dat ik wens te vertellen kent geen happy-end. Het is ook geen prettig verhaal. Het bevat tevens een aantal mysteries die ik tot op heden nog niet heb kunnen ontsluieren. Het speelt zich af in de jaren 1900 en 1901 in het Kongo van Koning Leopold II. Deze periode blijkt niet de mooiste te zijn in de geschiedenis van het land waarin wij leven. Bij toeval ontdekte ik in de “oude schoenendoos” een aantal brieven van een Kapelse jongeman die in mei 1900 naar “de CONGO” vertrok. Zijn naam was FRANCISCUS KETELS. Tijdens het lezen van de brieven stelde ik mij een aantal vragen. Wie was hij? Waarom ging hij naar de Kongo? Wat ging hij daar doen? Hoe leefde hij daar? De brieven die ik vond schrijf ik letterlijk over zonder iets aan de schrijfstijl te veranderen. S U S. Franciscus, Antonius KETELS was geboren te Stabroek op 19 juni 1874. De geboorteakte luidt als volgt: “Den twintigsten Juni achttien honderd vier en zeventig, om elf uren voormiddag Is voor ons Ludovicus Josephus Van Der Molen Burgemeester, Ambtenaar van den burgerstand van Stabroek, verschenen Karel Lodewijk Ketels, onder brigadier der douanen, oud een en veertig jaar, van Belleghem /WestVlaanderen, hier wonende op het gehucht Putte, sectie nummer 59, die ons een kind van het mannelijk geslacht heeft vertoond, hier geboren gisteren om elf en half ure ‘s nachts, van hem comparant en van zijne huisvrouw Sidonia Clementia Florin, oud twee en dertig jaar, van Aelbeke en aan welk kind hij de voor-namen van Franciscus Antonius geeft. Gedaan in het bijzijn van Josephus Verhoeven, particulieren, oud zeven en twintig – en Petrus Joannes Gabriëls doua-nier, oud negen en twintig jaar, beiden hier wonende, en die met ons en den vader dezen akt na voorlezing getekend hebben.” < Achteraan: kinderen Jules, Jef, Pol en SUS. Vooraan: dochter Anna, moeder Sidonia, dochter Victorine en een onbekende persoon. (Fotograaf niet gekend)
Het gezin KETELS telde zes kinderen. Zij woonden in Putte (logisch voor een douaneambtenaar) en later verhuisden zij naar Kapellen, vooreerst in de Kerkstraat, nr.33 en daarna in de Dorpstraat nr. 42. 22
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Samenstelling gezin KETELS op basis van doodsprentjes. Carolus-Ludovicus KETELS, ° Belleghem 25.2.1833 + Putte-Kapellen 15.5.1885 Sidonia FLORIN, ° Aelbeke 7.7.1841 + Kapellen 12.12.1926 1 - Julius-Cesar KETELS ° Belleghem 15.1.1871 + Essen 19.5.1943 Maria-Mathildis- VAN ROTEN 2 - Franciscus-Antonius KETELS ° Stabroek 19.6.1874 + Kongo 24.1.1901 Elodie PELEMAN ° ??? + ??? 3 - Jozef KETELS (Priester) ° Putte-Kapellen 21.8.1875 + Kapellen 27.3.1938 4 - Leopold KETELS ° Kapellen 6.10.1877 + Borgerhout 15.10.1941 Bertha-L-M EXELMANS ° 10.7.1877 + 14.5.1901 Wilhelmina-C VAN DEUREN 5 - Anna-L KETELS ° Putte-Kapellen 13.5.1879 + Kapellen 6.11.1924 Karel HEIRMAN ° Sint Niklaas 1.11.1876 + Antwerpen 18.4.1944 6 - Victorina KETELS (ongehuwd) ° Kapellen 15.11.1882 + Kapellen 13.5.1957
In 1900 was het beroep van moeder Mevr. Wwe. KETELS-FLORIN: “winkelbediende”. De oudere Kapellenaren herinneren zich ongetwijfeld het “ondergoedwinkeltje” in de Dorpstraat van “Vicske” KETELS. Deze heeft hoogst waarschijnlijk de zaak van haar moeder - die overleed op 12 december 1926 overgenomen. Tijdens het lezen van de brieven zult U merken dat Sus erg gebrekkig Nederlands schrijft. Hij gebruikt de (“Kapelse”) spreektaal en schrijft een massa fouten. U zult echter bemerken dat hij een brief naar zijn moeder in onberispelijk Frans schrijft. Ik denk dat zijn moeder Franstalige was die haar zoon(s?) min of meer Franstalig heeft groot gebracht. P.S.: mijn groot-tante en zuster van SUS, Victorine Ketels, woonde naast ons huis in de Dorpstraat. Ik herinner mij als jonge knaap dat – tot mijn grote verwondering Tante “Vic” veel franstalige boeken las wat in die periode zeker niet gebruikelijk was. De eerste brief van Sus, gericht aan zijn moeder, komt uit LAS PALMAS.
Zie Brief 1: Moeder Sidonie Ketels-Florin >
23
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
SUS. Als sergeant draagt hij één zilveren Streep op de mouw. Op de kepi draagt hij waarschijnlijk de “CONGO”-ster.
“Las Palmas, le Mai 1900 Beminde Moeder, Ik ben een weinig ziek geweest van de Zee ziekte maar nu goed genezen ik zeg U maar dat, t’is hier al warmer dan achter de hoven van Tist. ik ben goed gezond, ik heb in dezelfde tijd eenen brief geschreven naar den Meester eenen brief die ik geschreven heb niets anders dan de passage op boort van Antwerpen tot Las Palmas, dienen brief moet gij gaan of zoo wel hij zal hem U wel geven vermits ik het hem in den brief zet, ik heb er ook zoo eenen geschreven aan onze Jules en Jef. wilt de Complimenten doen aan Tist en hem zeggen dat ik zoohaast ik in Boma koom hem zal schrijven Nu nog iets Maman dat ik vergeten heb van U te zeggen, alle maanden zal er eene quittance t’huis komen van 2 franken, van de Mutuelle Congolaise die Mutuelle dient voor als wij ziek terug komen omdat wij zouden gezorgt worden op hun kosten Zoodus gaan haalt dan den brief bij de meester en zegt aan Pol dat hij hem afschrijft en dat hij hem dan terug geeft aan Voet.Tot wederziens en ontvangt de vurigste kussen van uwen zoon die u bemindt François Anna en Victorinne ik heb een kaartje voor u opgestuurt van Las Palmas ook voor Victorine en Fintje Vercammen De vurigste kussen, François Vele groetenissen aan geheel de gebuurte surtout Tist niet vergeten F. Ketels."
24
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
De omslag van de daaropvolgende brief vermeldt volgend adres: Monsieur Baptiste HOPPENBROUWERS Forgeron à Cappellen Anvers Belgique Zie briefomslag hiernaast Op de keerzijde staat de poststempel: CAPPELLEN 10 julliet 1900 (de brief is dus in juni verzonden en in Kapellen aangekomen op 10 juli) zie brief hieronder.
“Boma le Juni 1900 Beste Vriend Tisten Sacré’nom d’un tonnerre is dat hier warm, zijt zeker dat het nog wat warmer is dan achter den hoven in de smis, daar kosten wij er eentje gaan pakken van tijd tot tijd maar hier eentje is goed maar twee ge zoudt rap ne vogel voor de kat zijn Uwen Lidder (?) zou er smaak van hebben niet waar Maar de wijven Tiste dat is plezier om te zien ik weet niet ik zal er maar van zwijgen van anders.....nog iets waar ge niet te veel moogt naar toe loopen anders nog ne keer ne vogel voor de kat Hoe is het met Louise nog niets in de weg en Fik en Stan binnen drij jaar zullen wij ne keer komen zien hoe het allemaal zoo al gaat. Hoe is het met Sus Debruyn kan nog altijd zijn pijpeke trekken, zoo lang als den dienen dat kan zal hij zijn andere pijp niet breken Onze rijs op zee is altijd goed geweest een weinig de zeeziekte maar dat was alles In mijnen toekomende brief zal ik is wat vertellen van al hetgeen hier zoo al is want nu ik heb er al wel een 15 geschreven en nu nog niet gedaan t’is om met ne mensch te lachen, enfin Sus Ketels is goed gezond en dat is het voornaamste ik hoop tog wel van eenen brief te krijgen van u en me daar alles wat in vertellen hoe het gegaan is met de Kiezing etc. etc.
25
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Vele groetenissen aan Louise Fik Anna Van Est en Koobe gaat hem nog altijd zijne borrel pakken ook aan den Timmerman Onvangt de vurigste van uwen vriend François Ketels Ziet hier mijn adresse Ketels Sergent de la Force Publique Boma Congo Afrique (Faire Suèze)” Navraag over Tist de Smid leert mij dat Baptiste Hoppenbrouwers een smisse had vooraan in de Antwerpse Steenweg nr. 8. Hij was geboren in Zundert op 5.7.1865, gehuwd met Bullens Theresia geboren in Cappellen op 4.1.1867. Er waren vier kinderen: Petrus ° 7.8.26; Maria Cornelia ° 23.11.27; Maria ° 25.10.99 en Jozef ° 28.10.1907. Verscheidene van de ondervraagden hebben Tist nog gekend.
Achterste rij: Pol, Karel, Anna en Vic. Vooraan: Moeder Sidonia, Jef en Jules. (Fotograaf niet gekend)
De daaropvolgende brief is gericht aan Meester Voet.
26
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
"Stanley Ville, le 7.7bre (Septembre) 1900 Beste Vriendt Voet, Nu vertrek ik van hier voor een jaar te voet te gaan met de Kapitein Kommandant Sillaye de Luitenant Siffez en 190 soldaten, we moeten geheel de Provintie Westen doen die ons voor te minste ten minste een jaar zal vragen voor af te loopen Wij zullen dagelijks den Oorlog te voeren hebben tegen de Derwischen zoodus dat we daar een weinig zullen te waken hebben en slapen op twee ressorten in plaats van eenen en onder eenen blauwen hemel in plaats van nen Witten maar enfin we vaagen er ons botten aan Ik geloof dat ze dan zullen beginnen van Bruxelles u geld af te stuuren want tot hier toe is er mij nog niets overgebleven van mijn appointementen van Afrika ik heb mij goed voorzien van al hetgeen wij zouden noodig zijn voor een jaar of drij, De brieven die ge mij nu zult sturen zullen mij misschien binnen een jaar te zichten komen Ik hoop wel als ik dan eens een briefke zal krijgen waar ik tenminste is een alf jaar kan aan lezen en dan een jaar voor terug te komen dan is sus zijnen term geklopt Ik neem in dezelfde tijd de occatie voor u en aan geheel uwe famillie mijn beste gelukwenschen te doen voor het jaar 1901 Ontvangt u allen de beste groeten van uwen vriendt F. Ketels Vele groetenissen aan Onze Kapitein Van Huenbeek de Meester Alphonse en andere kenissen Sus is gezond F. Ketels We komen vandaag nog ne witten onder de aarde te steken gestorven van eene (fièvre hÊmatuzique) hij was juist op punt van terug naar Europa te komen zijnen term was gedaan Als ge de Expeditie wilt volgen zult ge goed doen van wekelijks de petit bleu te nemen
27
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
De nu volgende brief, gericht aan zijn moeder, broer en zusters schrijft hij in bijna onberispelijk Frans.
Zie Brief 5 “Stanley Ville 10 - 7bre - 1900 Cher Mère Frère et Soeurs Demain je pars pour l’expédition nous devons marcher pendant un an et tout le temps la guerre contre les Derwisches donc je ne pourais recevoir de vos nouvelles dans un an Je prends donc cette occasion pour vous souhaiter a tous une bonne et heureuse année, et a Léopold plus de chance que moi dans son union Recevez chère Mère frère et Soeurs mes embrassements de loin Votre fils frère François Ci-joint la fotographe de notre départ de Matadi le 18 Juin Wij zaten er allemaal met leelijke smoelen er op. F Ketels Vele groetenissen aan Tist de Smid Hoelen enfin al de geburen en Bertha en Pol F. Ketels”
Opmerking J HERMAN: de nu volgende bladzijde is door hem genummerd als 2. Ik vind geen andere bladzijde genummerd met “1”. 2“warmte van 54 degrés zoodus onmogelijk te vragen of dat ze aan ‘t bakken waren maar daar vagen wij onze botten aan het is alle dagen hetzelfde zoodus om 10 huren komen wij een Moeras tegen en konden er niet rondgaan want God weet hoe groot zij was zoodus wat doen, allez der door maar als het 1 uur van den achternoenend was waren wij nog altijd in het Moeras gij hebt Moeras en Moeras, maar dit was er een dat het minste diepte juist tot aan onze teten kwam zoodus de leste niet te vragen niet waar we kosten geen pijp niet meer s’mooren alles was nat ik zeg u maar dat zodus dat wij tog om 3 uren s’nachternoenen op onze rustplaats kwamen in plaats van seffens te veranderen van waschgoed begosten wij een goed glas.....”
28
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Opmerking J. HERMAN: de nu volgende blz. is genummerd 4 doch ik vind evenmin een aanknopingspunt met een andere blz. 3. “wij er een pakken, men botten Louise, ja een pakken met nen pijl of een lans dat wel, de warmte wat is dat, wel al warm is, is het niet koud we moeten hier geen vuur maken voor ons te verwarmen dan van tijd tot tijd zij zeeten nen haap eeten ja maar allemaal dat is godorie Kermisse voor ons als ge niets anders hebt zijt zeker dat ze hier de fijn bekjes andere bekjes doen worden ze zijn verplicht, ons plezier s’avonds is van op jacht te gaan, surtout de jacht op water als er is is, de jacht achter den Hippopotame ziet hun portret maar ne keer in eenen boek en gezult er mij nieuws van zeggen Ik zal U zoo eens eenen jacht vertellen achter den Hippopotame we waren mijnen Luitenant en ik s’avonds…..” < Zijn zuster Anna. Tot daar het verhaal van SUS. Een jonge Kapelse kerel, met veel vrienden, die meer dan een woordeke Frans kan spreken, dus toch een mooie toekomst voor zich heeft en die om God weet welke reden het avontuur opzoekt. De overlijdensakte luidt als volgt: Bijgevoegd register van Overlijden Akten der Gemeente Cappellen inhoudende vier bladeren gekanteekend en geparapheerd door ons Voorzitter der rechtbank van eersten aanleg zitting houdende te Antwerpen om te diennen in uitvoering van Art. 80 van het burgerlijk wetboek voor het jaar duizend negen honderd en twee Antwerpen twintig December negentien honderd en een Eug. VanKampen N° 1 KETELS françois Antoine 24 Janvier 1901. N° 16. L’an mil neuf cent et un, le troisième jour du mois de Février devant nous Borms Ferdinand Louis Amelie, officier de l’Etat civil à Niangwe; ont comparu les nommés Van Cuyl Leon Louis Julien, agé de vingt quatre ans, premier sous officier de la force publique et Van Laer, Dieudonné Leon, agé de vingt deux ans, commis de deuxième classe, lesquels nous ont déclaré que le nommé Ketels François Antoine, agé de vingt six ans sous officier de la Force publique, domicilié à Cappellen (province d’Anvers) est décédé à Kasongo le vingt quatrième jour du mois de Janvier mil neuf cent un. Le défunt était marié à Peleman Elodie,, il était né à Stabroeck Province d’Anvers. Ces père et mère sont: Louis (décédé) et Florin, Sidonie Clemence – Les pièces suivantes ont été présentées par les comparants: une lettre, 29
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
un certificat et un rapport de monsieur le chef de poste de Kasongo. – Enfoi dequoi le présent acte, après que connaissance en a été donnée aux tèmoins a été signé par nous et les témoins. L’officier de l’Etat civil (signé) Borms. – signature des témoins/signé Van Cuyl, Van Laer. Pour Copie certifiée conforme. L’officier de l’Etat civil (signé) Borms. A Niangwe le 4 Juillet 1901 voorgelijkvormig Afschrift Cappellen 21 januari 1902. De Schepen gedelegeerden ambtenaar vanden Burgerlijken Stand G. Bruyninckx Toen ik dit bericht las werd ik er stil van. Door zijn brieven was hij een stukje van mijn leven geworden. (Hij was trouwens mijn Groot-Oom langs mijn moederszijde). Iemand die bedot werd, die erin getuimeld was. Die naar iedereen schreef om toch maar iets te vernemen van zijn heimat. In de jaren 1920 kwam een missiezuster uitrusten in het klooster in de Dorpstraat. Zij vroeg toen aan haar medezusters of iemand een zekere Ketels kende. Zij had namelijk op het Erekerkhof in LEOPOLDSTAD een graf gezien waarop de naam Ketels, geboren in Stabroek, stond vermeld. Meester Eugeen VOET beweerde destijds dat hij door de leeuwen was opgegeten. (Opmerking Jef Herman: een ongeval met een wild dier?)
Pol, Jef, Jules, Charles en Karel HEIRMAN Victorinne, Anna, Sidonie en vrouw van Jules? Kinderen: Hélène, Hilda, Armand, NN en Oscar.
Hij heeft dus zijn strijd tegen de “Derwisjen” niet lang kunnen volhouden. Hij had goed 5 maanden in de brousse doorgebracht en stierf een zinloze dood. Hij was amper 26 jaar. Waarom ging hij in Godsnaam naar CONGO? De dood van deze jonge man bleef bij mij vraagtekens oproepen. Omdat er mij weinig over de toenmalige geschiedenis van “Onze Congo” (toen nog persoonlijke eigendom van Koning LEOPOLD II) bekend was (in mijn jonge tijd sprak “men” over wilden die moesten bekeerd en gedoopt worden) heb ik mij verdiept in de geschiedenis over deze geweld-dadige periode van dit land.
30
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Ik heb mij dan onderstaande boek aangeschaft: DE GEEST VAN KONING LEOPOLD II en de plundering van de Congo Geschreven door ADAM HOCHSCHILD uitgeverij MEULENHOFF/KRITAK) Wat ik in dit boek over dit duister stuk geschiedenis van België las tart elke verbeelding. Ik kan U alleen maar aanraden het boek te lezen. Om de toestand van de Kongo in de jaren 1890 – 1900 te kunnen omschrijven vermeld ik de tekst die op de achterflap van het boek staat weergegeven: “Bij de opdeling van Afrika door de grote mogendheden – tijdens een conferentie in 1884 waarbij niet één Afrikaan aanwezig was – viel de Kongo toe aan koning Leopold II van België, die het liet voorkomen alsof hij nobele aspiraties koesterde om de “Arabische slavenhandel” te bestrijden en de inheemse bevolking te laten profiteren van zijn menslievendheid. In werkelijkheid is het relaas van de exploitatie van de Kongo het verhaal van een van de grootste misdaden in de geschiedenis van de mensheid: een zwarte holocaust die het leven heeft gekost aan naar schatting 10 miljoen mensen Voor Leopold betekende de “Congo Vrijstaat” drieëntwintig jaar lang een bron van inkomsten. Maar Adam Hochschild schrijft niet alleen het verhaal van de gruweldaden in Leopolds privédomein. Zijn boek is ook het verslag van de eerste grote mensenrechten-beweging van de twintigste eeuw. De grote man achter deze protestbeweging was Edmund Dene Morel, een Engelsman, die samen, met de Ier Roger Casement een niet-aflatende campagne voerde tegen de misdaden van Leopold en zijn trawanten. Adam Hochschild heeft met gebruikmaking van de oorspronkelijke getuigenissen van Afrikanen – materiaal dat pas na 1980 voor onderzoekers toegankelijk werd - een meeslepend verhaal geschreven over een drama van ongekende proportie, dat niet vergeten mag worden.” Nadat ik het boek gelezen had begreep ik de reden van de gedurfde speech van wijlen P. LUMUMBA toen hij als Premier van Kongo tijdens de Onafhankelijkheidsrede in het bijzijn van Koning Boudewijn, genoegdoening eiste voor het leed zijn volk aangedaan. Wij kunnen dus aannemen dat Sus Ketels werd aangeworven om de bewoners van het Kongolese binnenland te dwingen in de brousse te gaan werken voor de winning van rubber. De tijd dat de Arabieren op grote schaal van de negerbevolking slaven maakten was reeds geruime tijd voorbij. Aangezien Sus het in zijn brieven meermaals heeft over de “Derwisjen” (Arabieren) vermoed ik dat Sus Ketels werd gerekruteerd met de smoes dat hij tegen de slavenhandel zou vechten. Zo werd zijn werkelijke opdracht verdoezeld. Het valt mij trouwens op dat hij in zijn laatste brief (nummer 4) meer en meer vertwijfeld en verward begint te schrijven. Ik vermoed dat hij in deze periode reeds besefte dat hij vreselijk belazerd werd en niet terug kon. Deze redenering gaf mij niet het afdoende antwoord waarom een jonge kerel van 25 jaar beslist de geborgenheid van het dorp te verlaten voor het grote onbekende. Toen ik echter de overlijdensakte inkeek zag ik tot mijn grote verwondering dat hij volgens deze akte gehuwd was (er staat letterlijk: “était marié”) met PELEMAN Elodie. Het verwonderlijke daarover is niet dat hij gehuwd was – hij had er de leeftijd voor – maar wel dat hij in geen enkele van zijn brieven enige allusie maakt op een echtgenote. Hij laat aan iedereen de groeten doen, aan zijn vrienden, zuster, broers, meester maar hij schrijft geen woord over zijn echtgenote. Ik vind ook nergens een afzonderlijke brief aan haar gericht. In mijn zoektocht naar PELEMAN Elodie heb ik tientallen en tientallen rouwprentjes bekeken van overledenen die PELEMAN noemden. Geen enkel “Elodie” heb ik kunnen ontdekken. Wel heb ik bemerkt dat de naam PELEMAN vooral in het Waasland voorkomt. 31
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Mijn laatste redmiddel was het geboorteregister van de St. Dionysiuskerk in Putte. Aangezien vader als douanier in Putte woonde leek het mij logisch dat hij zijn kind in Putte zou laten dopen. Aan de hand van het doopregister zou ik kunnen achterhalen of en zo ja wanneer hij gehuwd was. Helaas, een brand van de oude Kerk in Putte omstreeks begin van de vorige eeuw vernielde al de doopregisters. De doopregisters en huwelijkregisters van de St Jacobus parochie in Kapellen gaven mij evenmin enig aanknopingspunt. Mijn persoonlijke theorie is dat hij uit verdriet in een radeloze bui heeft getekend voor dit avontuur. Liefdeverdriet als gevolg van een scheiding? Verdriet ingevolge het overlijden van zijn echtgenote? In het kinderbed overleden? Vader was toen reeds (in 1885) overleden. Ik geef toe dat deze veronderstellingen uit de lucht gegrepen zijn maar er moet toch een verklaring zijn waarom hij vertrok én waarom hij in zijn brieven geen enkele opmerking maakte over zijn echtgenote. Of heeft hij haar in Kongo ontmoet en is hij er hals over kop mee gehuwd? Lijkt mij minder aannemelijk. Hij zou dit toch gemeld hebben in één van zijn brieven aan zijn moeder. In één brief bemerk ik een kleine tip die een mogelijke reden van vertrek kan bevatten: in de Franstalige brief aan zijn moeder eindigt hij met volgende wens: “Je prends donc cette occasion pour vous souhaiter a tous une bonne et heureuse année, et a Leopold plus de chance que moi dans son Union” Leopold ging dus iets doen dat bij hem was mislukt. In een oud boek van “LAROUSSE” vindt Pol Ketels – ook een familielid van Sus - de uitleg over het woord “Union” en dit blijkt wel degelijk “huwelijk” te betekenen. Of was hij erin “geloot” en moest hij soldaat worden? Dit lijkt mij onwaarschijnlijk want om als militair naar de “Congo” te mogen gaan moest men minstens 25 jaar zijn. Van Pol Ketels (die mij flink steunde bij dit onderzoek) - vernam ik dat Leopold was gehuwd in 1900. Sus maakt dus duidelijk allusie op het feit dat hij hoopt dat Leopold een beter huwelijksleven (son Union) zal hebben dan hij. Persoonlijk denk ik dat een echtscheiding niet de oorzaak is van zijn vlucht. (Echtschei-dingen waren in die tijd niet zo “populair” als in onze huidige leefwereld). Ik denk dat er een ongeluk is gebeurd in zijn korte huwe-lijksleven met als gevolg de dood van zijn echtgenote en mogelijk zijn kind. Foto hoogst waarschijnlijk genomen in de Dorpstraat: de volwassenen van l. naar r : onbekende – Victorine – Karel Heirman, Anna - Sidonia (Fotograaf niet gekend)
Mijn talrijke vraagtekens zullen waarschijnlijk vraagtekens blijven. Voor mij echter betekenden deze brieven een – indiscrete - kijk in het verre verleden.
32
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Hoe meer ik mij verdiepte in de materie hoe meer medelijden ik kreeg met “Sus”. Ik vermoed dat hij er lelijk ingeluisd werd en dat men hem meelokte op een moment dat hij verzwakt was als gevolg van een - ik weet niet welke – verschrikkelijke gebeurtenis. Enkele van mijn familieleden vertelden mij dat, toen zij jong waren, er tussen de familieleden bijna nooit over Sus werd gesproken. En als men over hem sprak was het meer in negatieve zin en op fluistertoon (de kinderen moesten het niet weten). De familie was dus blijkbaar niet erg opgezet met de “fratsen” (?) van Sus.
Van l naar r : Kleinkind Oscar, dochter Anna, kleinkind Hilda, moeder Sidonia, kleinkind Armand, dochter Victorine en kleinkind Hélène. (Fotograaf niet gekend)
Moest U, lezer, nog iets meer te weten komen over SUS of over de figuren die Sus KETELS in zijn brieven vernoemt, laat mij dan iets weten. Ik geef ze hier op een rijtje: “Tist HOPPENBROUWERS de smid”, Meester Voet, Victorine en Fintje VERCAMMEN, Louise, Fik en Stan, Sus DEBRUYN, Anna Van Est en Koobe den Timmerman, Kapitein Kommandant SILLAYE, Luitenant SIFFEZ, Kapitein VAN HUEN-BEEK, Meester ALPHONSE, Hoelen , de geburen Bertha en Pol, de getuigen BORMS Ferdinand, VAN CUYL Leon, VAN LAER Dieudonné, G. Bruyninckx ambtenaar van de Burgerlijke Stand en last but not least: Elodie PELEMAN. Ikzelf heb diverse legerinstanties geraadpleegd o. m. het Koninklijk Legerarchief , het Afrika Museum, de vereniging van Oud-Militairen “CRAOCA” (“Anciens officiers Congo Afrique”), de Force Publique. Meestal kreeg ik geen of een negatief antwoord. Als erebetoon aan Sus lijkt het mij de moeite om het verhaal zo volledig mogelijk af te sluiten. Uw hulp is daarom voor mij onontbeerlijk. Januari 2000 - Jef HERMAN. Alle foto's en afbeeldingen van brieven zijn van de familie Hermans - Van den Bleeken.
__________________________________________________________________
33
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Humor aan de grens. Dat er in Putte aan de grens aardig wat afgelachen werd, kan U afleiden uit volgende plaatselijke anecdotes: Hollander stopt aan de grens. Douanier vraagt plichtsgetrouw: “Cognac, whisky, jenever...?” Antwoord:”’s Morgens zo vroeg al ? Neen, geef mijn maar liever een lekker bakkie koffie !” Wat dacht U van vader en zoonlief, tegengehouden en onderworpen aan een strenge douane-controle. Naarmate het onderzoek vordert zegt het zoontje: “Warm, nog warmer...” en tenslotte: “Pappie, hij vindt het toch niet !” Binnen in het lokaal achter de rug van de verificateur hing volgende tekst: - de baas verlaat nooit de dienst, hij wordt geroepen - de baas drinkt niet, hij proeft - de baas leest de krant niet, hij bestudeert ze - de baas vrijt niet met vrouwe-lijk personeel, hij voedt ze op. Hollanders vertellen: twee Belgische douaniers meten de rechtop staande slag-boom. Ze gebruiken daarbij een lange opstaande ladder. Als een toeschouwer opmerkt dat ze beter eerst de slagboom kunnen platleggen, antwoorden onze jongens smalend: “We willen de hoogte kennen, niet de breedte !” Belgen vertellen: een Hollan-der komt met een ezeltje bij de douane-post. “Zeker op de rommelmarkt gekocht ?” is de vraag. “Ja” zegt het ezeltje. En dan die pastoor, terug van Lourdes, die zijn valies moet openmaken. Op een mooie fles duidend, vraagt de douanier wat zulks kan zijn. Antwoord van de paster: gewijd water uit Lourdes. Nadat beiden stevig geroken hebben besluit de douanier “dit is cognac, eerwaarde”. Waarop onze herder: “Hallelujah, een wonder, er is een wonder geschied...!”
34
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Een pientere knaap, die smokkelaar, die bij het doorzoeken van zijn valies op de vraag wat er in steekt, antwoordt: “Slechts wat kleding.” Als er twee flessen jenever blijken in te zitten, voegt hij er aan toe: ”Nooit gehoord van slaapmutsjes ?” Toen bij een onzer tolbeambten een zoon werd geboren, vroeg het fiere ouderpaar zich af wat de jongen later zou worden. Besloten werd om een geldstuk op te gooien. “Als het kop is” zei vader, “zal hij smokkelaar worden, als het letter is douanier.” Waarop de jonge moeder: “En als het op de rand blijft staan ? ”Antwoord: “Tja, dan zal hij moeten gaan werken.” En wat te denken van een jonge douanier die pak en zak van een terugkerend kolonist doorzoekt, plots een mooi exemplaar van een ananas ontdekt en verwonderd vraagt wat dit wel mag zijn. Antwoord: “Een ananas natuurlijk ! ”Waarop hij meesmuilend: “Mij godde nie hemme zenne, ananas, da zit in dozekes !” Echt leuk wordt de vertelling van een eerder ouwe sloeber, die iedere dag met zijn fiets de grens overtrekt. Achter op de fiets vervoert hij steevast een zak, waarvan hij mordicus beweert dat die slechts zand bevat. Zekere dag kunnen de douaniers zich niet langer inhouden en kappen de zak op straat. Resultaat: zand, niets dan zand. De douaniers ten einde raad: “Kom jong, we zullen U niet straffen, maar vertel ons eens eerlijk wat ge nu feitelijk smokkelt.” Zijn ontwapenend antwoord: “Fietsen !” Tenslotte passeren er soms ook wel eens Joden de grens. Zo ook Mozes, waaraan gevraagd wordt of hij soms pornografische platen bij zich heeft. Mozes verontwaardigd: “Wat zou ik ! Ik heb thuis niet eens een pornograaf !” Bron: Douane-museum, Kattendijkdok Oostkaai, 22, Antwerpen. J. Vanummissen
_______________________________________________________
35
't Bruggeske jg 33 - maart 2001 -nummer 1.
Hierna volgt een woordelijke weergave van een reglement dat in de Kapelse gemeenteraad van 18.7.1866 werd aangenomen, dit naar aanleiding van de toen heersende cholera epidemie in ons land.
Bijzonder reglement voor de kermis te Cappellen in 1866. Zitting van den Gemeenteraad van Cappellen op woensdag 18 july 1866 om 7 uren namiddag. Tegenwoordig de heeren: J.J. Feyen burgemeester Voorzitter, L. VouwĂŠ, J.J. Bastijns schepenen, F. De Schutter, C. De Bock, R.R. Caytan leden en A. Bogaerts secretaris. Na voorlezing van het proces verbaal der vorige zitting wordt hetzelve goedgekeurd en geteekend. De heer Voorzitter verklaard de zitting geopend en geeft lezing der zaken aan het order van de dag. - Maatregelen te nemen voor de kermis van Cappellen Na verscheidene opmerkingen wordt het volgende voorstel gedaan uit hoofde van gezondheid en voorzorg maatregel: 1 - Dat de aftocht klok met de kermis om elf ure 's avonds zal geluid worden, als wanneer in alle de herbergen het spel zal moeten staken. 2 - Dat de herbergen en publieke plaatsen om 12 ure 's nachts zullen moeten gesloten zijn, op straf van verbaliseren tegen degene welke aan deze twee punten nalatig zouden zijn opdat hun de boet zou toegepast worden bepaald bij het reglement van politie. Verders zal het alsnog verboden zijn aan alle vreemde kramers, eigenaars van paardjesmolens, kunsttroepen en doort' gelijk welke men op de kermissen aantreft van uittestallen, barakken op te richten, kunsttoeren uit te voeren enz. Het is insgelijks verboden aan de orgeldraayers, rondreizende muzikanten, bedelaars enz van het dorp te doorlopen of muziek te maken, deze zullen onmiddellijk aangehouden worden en gestraft ingevolge de wet. Welk voorstel met algemeene stemmen wordt aangenomen ter uitzondering van de heer Caytan die zich onthouden heeft om reden: 1) dat hij in zijne hoedanigheid van geneesheer de ziekte kent en de vrees uitdrukt dat dezelve alzoo van andere plaatsen in de gemeente zou kunnen gebracht worden, aangezien dezelve besmettelijk is en reeds in de naburige gemeentens heerscht 2) omdat hij als raadsch en lid der kommissie van gezondheid het zich te plichte acht de gevaren te doen kennen om alle ongevallen te vermijden en dat men alle poogingen zou aanwenden om de ziekte uit de gemeente te keeren. Bij bevel
De Burgemeester
De secretaris Bogaerts
J.J. Feyen
36