Bruggeske 2001-2 juni

Page 1



't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

't Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Culturele Kring " Hoghescote v.z.w " te Kapellen. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen - tel: 03.664.57.22.

33e jaargang - nummer 2 1 juni 2001. __________________________________________________________________________ In dit nummer... - Bladwijzer - 37 - De haven van Antwerpen een leerijke ontdekking - 38 - Ereleden en sponsors - 40 - Rechtzetting - 40 - Met den "boerentram" naar school - 41 - De plaatsnamen Witven, Ettenhoven en Hogeschoot - 45 - De grensgemeente Putte en wat meer over grenspalen - 56 - Het protest van mijnheer Hendricx - 61 - Vragen rond de Oosthoeve te Putte- Ertbrand - 62 - Vertellingen uit de oude doos - 67 - Mededeling - 72 - Geschonken aan 'Hoghescote' v.z.w. - 72 - St. Vith: een turbulent midweek - 73 - Daguitstap naar Couvin - 75 - Op 13 juli gaan we wandelen... - 76 - Zoekplaatje - 76 Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage. _________________________________________________________________________ Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger - Parkweg 2 - 2950 Kapellen. 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Robast, Hoevensebaan 3 a - 2950 Kapellen - Tel 03.664.21.51. 2001 - Copyright "Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever.. De Culturele Kring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968. Zetel : Parkweg 2 - 2950 Kapellen.

__________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 400,-Bef en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Culturele Kring Hoghescote’ v.z.w. – Parkweg 2 – 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig 120,-Bef.

37


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

De haven van Antwerpen... een leerrijke ontdekking. Op woensdagnamiddag, 18 april laatsleden, bezocht Hoghescote onder leiding van ons bestuurslid en havengids, Jacques Vanummissen, de haven van Antwerpen. Stipt 13.30 uur verlieten we het Kapelse kerkplein richting Loodswezengebouw, het echte vertrekpunt van onze rondrit. Vanaf de voorkade hadden we een prachtig zicht op de Schelde, die hier vóór de "blauwe steen van hangar 27", voor het eerst in haar loopbereik naar het westen afbuigt. Onze gids schetste ons in 't kort hoe een, door ruien en vlieten verdeelde middeleeuwse stad, uitgroeide tot een wereldhaven. Daaruit bleek dat Napoleon en de bezetting door de Fransen, einde 18de eeuw tot begin 19de eeuw, ook zijn voordelen had. Het was namelijk de Franse keizer die bevel gaf om de eerste binnendokken aan te leggen: het Bonaparte- en het Willemdok. Om het grote verschil in waterstand tussen eb en vloed, circa 5,2 m bij normale weersomstandigheden, op te vangen werd tussen deze dokken en de stroom een sluis gebouwd en evolueerde Antwerpen van rivierhaven tot dokhaven. Deze dokken moesten bovendien dienen als uitvalsbasis van de Franse oorlogsvloot om de eeuwige vijand Engeland te veroveren. Wanneer hebben we dat nog gehoord? Tevens kregen we enkele quizvragen voorgelegd: Hoeveel tunnels lopen er onder de Schelde? Hoeveel sluizen geven er uit op de stroom? en als toetje het aantal Brabo-beelden die er te Antwerpen te bezichtigen zijn. De antwoorden zijn respectievelijk: vijf tunnels, zeven sluizen, ooit waren er negen maar twee zijn inmiddels gedicht: de Zuidersluis en de Bonapartesluis. Terwijl Antwerpen vijf Brabo-beelden herbergt, waarvan één op de achtergevel van het Loodswezen, dat ons de ganse tijd nauwlettend in de gaten hield. Vervolgens zetten we koers richting kaaien 142 tot 162 waar Northern Shipping reeds vanaf de jaren twintig zowel meststoffen, allerlei grondstoffen als ongevaarlijke chemicaliën behandelt, algemeen gekend als "de potasmagazijnen". De Belgian New Fruit Wharf, waar aan de kaaien 188 tot 190 uitsluitend fruit en vooral bananen behandeld worden, vormen een schril contrast met het vorige bedrijf. Met zijn vierhonderd schepen per jaar, waarbij elk schip een lading aanbrengt goed voor 350 vrachtwagens, is deze sector van groot economisch belang voor Antwerpen. Langs de vestiging van New Holland Tractor, de vroegere Fordfabriek en het graandok bereiken we het NMBS Vormingsstation Antwerpen-Noord. ( zie foto hiernaast) 38


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

De aangeleverde volle wagons, bestemd voor verscheping, worden hier gesorteerd om naar de verschillende kaaien verstuurd te worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het eigen gewicht van de wagon, deze wordt namelijk door een locomotief op een helling gereden om vervolgens in vrije val naar beneden te bollen, waar computergestuurde wissels het spoor van bestemming bepalen terwijl remblokken op de sporen de juiste snelheid en afstand regelen. In vakjargon noemt men deze manier van sorteren :"heuvelen". Het graandok aan 362 der dokken is uitgerust met enorme graanzuigers die niet alleen het zeeschip lossen maar het graan ook kunnen verdelen tussen opslag in silo of overslag naar lichter of kustvaarder. Inmiddels werd ons nog een blik gegund op de kerktoren van Wilmarsdonk, ĂŠĂŠn van de vier in 1962 verdwenen polderdorpen. Eens het middenpunt van een bruisende dorpsgemeenschap, nu onwezenlijk klein en verlaten tussen honderden ledige zeecontainers. Is dit dan ook het lot van Doel? De Steelterminal (haven 494) is een voorbeeld van gerichte specialisatie. De magazijnen zijn namelijk uitgerust met openschuifbare dakdelen waardoor enerzijds het staal tijdens de opslag tegen ongure weersomstandigheden beschermd is en anderzijds er toch geen meerkosten ontstaan voor dubbele manipulatie bij lading. Antwerpen blijft, gesteund door zijn hinterland, maar ook door zijn innoverende werkmethodes een zeer belangrijk deel van de wereldhandel in staal verschepen. Langs de uitgestrekte parkeerterreinen van Opel Belgium en de Suikerterminal op 518 der dokken bereiken we Ăłnze laad- en losplaats: het Kerkschip, tijd voor een drankje en een gezellige babbel. De Berendrechtsluis >

Met verse krachten rijden we nog even noordwaarts en bereiken via de Tijsmanstunnel de onpare kant van de haven waar de grote petrochemie-bedrijven zoals: Bayer, Degussa, Monsanto, Solvay en BRC gevestigd zijn, om tenslotte aan onze laatste stopplaats te komen: de Berendrechten Zandvlietsluis. De Berendrechtsluis heeft een lengte van 500 m en is 68 m breed en daarmee de grootste sluis ter wereld. Aan de overzijde van de stroom zien we het interessante natuurgebied: het Verdronken Land van Saaftinge, terwijl even links de kerncentrale van Doel haar rokende waterdamppluimen de lucht instuurt. Van hieruit heeft men ook een goed zicht op de twee containerterminals welke beide op de stroom zijn uitgebouwd en dus geen gebruik dienen te maken van de sluizen. Achter ons de Europaterminal van Hesse-natie en aan de overzijde de door Noord Natie samen met de NMBS uitgebate Noordzeeterminal. De nuttige kaailengte van deze laatste is 1.125 m, ruim voldoende om vier containerschepen gelijktijdig te laten aanmeren. 39


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

De reusachtige walkranen hebben een reikwijdte van 47 m over het water en over land, zodat hun totaal bereik ongeveer de lengte van een voetbalveld bedraagt. Verder zorgen mobiele hefvoertuigen of straddle carriers, ook wel "olifanten" genoemd, voor het stapelen van de containers op het 60 ha grote opslagterrein. Terwijl twee sleepboten: de "Hemiksem" en de "Hoboken", een zeeschip de sluis inloodsen zoeken we terug onze warme plaatsen op in de bus en wenden de steven richting Kapellen. Mede door de duidelijke informatie verstrekt door collega, J. Vanummissen, werd deze uitstap voor de éénenveertig meegereisde Hoghescote-leden een interessante en leerrijke ervaring over een onderwerp dat ons, als naaste buren van Antwerpen, niet onverschillig kan laten. RVdB. De foto's bij dit relaas zijn van de Culturele Kring 'Hoghescote v.z.w.' te Kapellen.

__________________________________________________________________________

Ereleden 2001 De heer Adriaenssens Rolf Familie De Schutter – De Borger Mevrouw De Schutter Godelieve De heer Donvil Marcel Mevrouw Huibrechts Marion Mevrouw A.Janssens de Bisthoven Guyot de Mishaegen Mijnheer Leys C Mevrouw Spur Elza De heer Van Doeselaer Petrus De heer Van Put Bob Mevrouw Vissere Simonne

Prinsendreef, 32 Past. Michielsensstr 13 Dennenburgdreef, 3 Chr. Pallemansstraat, 22 Kon. Albertlei, 106

2950 Kapellen 2640 Mortsel 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen

Sint Jorisstraat, 12 Dorpsstraat 6 Rue du Chenai, 54 Streepstraat, 115 Pastoor Vandenhoudtstr 19 Groenendaallaan, 308 B 11

8000 2950 6929 2950 2950 2030

Brugge Kapellen Daverdisse Kapellen Kapellen Antwerpen

Het bestuur van "Hoghescote" v.z.w. dankt van harte onderstaande sponsors!

Bouwbedrijf J. Valckenborgh - Starrenhoflaan 5 - 2950 Kapellen. IVEG - Elektriciteit en Aardgas - Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen. K B C Kapellen – Antwerpsesteenweg 20 - 2950 Kapellen. Lioen N.V. - Stationsstraat 2 - 2950 Kapellen. Pralines Marie-Anne - Stationsstraat 52 - 2950 Kapellen Restaurant De Pauw - Antwerpsesteenweg 48 - 2950 Kapellen.

RECHTZETTING! In het artikel 'Grafmonumenten te Kapellen' uit 't Bruggeske van maart 2001 is er op bladzijde 14 regels 24, 34 en 42 sprake van de familienaam Chablé, dit dient echter de familienaam Charlé te zijn. Wij verontschuldigen ons voor deze spijtige vergissinng. De redactieraad.

40


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Met den “boerentram“ naar school. Herinneringen Deel 1

Om ik weet niet welke reden zond mijn vader mij, na twee jaar Lager Onderwijs in de Kapelse Dorpsschool, naar een katholieke school in “ ’t stad”. De school “LOUISE MARIE” was gelegen in de Eikenstraat (het Eikenstraatje geeft doorgang van de Lange Nieuwstraat naar de Meir) en werd gerund door de BROEDERS VAN LIEFDE. Aan de school was ook een ouderlingentehuis voor mannen verbonden. Ik was toen (1947) een pukske van goed 10 jaar en moest dus elke dag “trammen” met “den 72” naar Antwerpen “Rooseveltplaats” en terug. De tramhalte bevond zich aan de toenmalige cinema “LUX” annex café “ ’t Vogelenkot”. De trams wisselden elkaar geregeld aan de diverse wissels o.m. gelegen aan het Atheneum en aan het toenmalige Gemeentehuis. De tram werd door een rood signaal geblokkeerd zodat een ander rijtuig dat op weg was naar de betrokken wissel, vrije ruimte kreeg. Ik stond als kleine man steeds vooraan op de “mottris” – de trekker - en mijn geliefkoosd plaatske was naast de “wattman”. (In feite mocht dit niet want bij noodsituaties zou ik de bediening hebben kunnen hinderen. Maar ja: zo’n lief(?) klein ventje…) De wattman bediende al staande - (later installeerde men een stoeltje zodat de arme man niet steeds hoefde recht te staan) - het voertuig en naast hem kon ik alles overzien. Zo leerde ik hoe het voertuig werd bediend. Met de linkerhand bediende de watman een hendel waarmee hij de motor inschakelde om te vertrekken. Hoe verder hij de hendel rond draaide hoe hoger de snelheid werd opgevoerd. En de tram kon behoorlijk snelheid halen. Vooral op het traject voorbij Ekeren (de grond was toen nog niet opgespoten en er stond dus geen enkel huis tussen Ekeren en de Luchtbal) kon dan ook in volle snelheid gereden worden en dat was wel wat. Anderzijds heb ik ook meegemaakt dat hij met moeite de “Leugenberg” op kon. In de beginperiode van mijn rijervaring gebeurde het regelmatig dat hij puffend en in slakkengang op de “berg” klom. De “LEUGENBERG” was toen nog niet verplaatst (de A 12 was nog niet aangelegd). De tramlijn boog slechts naar de Leugenberg af achter de huizen die zich nu - komende van Kapellen – aan de overzijde van de autostrade bevinden. De brug zelf is steeds op haar plaats gebleven. Met de rechterhand bediende de voerder de hendel van de rem. Op deze hendel bevond zich een klep. Bij regenweer of bij ijzel of sneeuw gebeurde het dat tijdens het remmen de wielen op de sporen doorschoven. In dit geval werd b.m.v. de klep van de remhendel zand op de rails (“roeten” in het A.B.K.) gestrooid zodat de remmen terug grip kregen op de wielen. Bij noodgevallen had hij een tweede rem. Deze bestond uit een grote hendel die zich naast de remhendel bevond. Om deze rem te bedienen had hij een grote draaicirkel nodig waardoor hij soms reizigers moest wegduwen. Deze hendel werd zelden gebruikt en gelukkig maar want ik stond steeds in de draaicirkel van deze noodrem. Ook het automatisch laten verspringen van een wissel gebeurde vanuit de bestuurdersplaats. Na lang observeren heb ik kunnen ontdekken hoe dit werkte. Als de tram een wissel naderde en deze stond niet in de goede richting, dan stopte de voerder de tram. Hij verdraaide vervolgens de linker rijhendel met één eenheid terwijl hij tezelfdertijd remde om te 41


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

vermijden dat de tram zou vertrekken. Met deze ingreep versprong de wissel vanzelf naar de gewenste richting. Lukte dit niet dan hoorde men een krachtige vloek want dan moest de wattman naar buiten om manueel, met behulp van een grote ijzeren hendel, de wissel in de juiste richting te draaien. Als signaal beschikten zij over een krachtige sirenetoon en een bel die zij met hun voeten konden bedienen. Naast de wattman was er ook op elke wagon een “receveur”. Deze moest de tiketten verkopen en – voor diegenen die een “abonnee” hadden – controleren of zij dit wel bij zich hadden. Op de overvolle trams waar ik mee reed vraag ik mij toch wel af of hij dit juist kon nagaan. Vooral de platforms waren afgeladen vol en dan mocht de receveur nog honderd maal roepen “deurschuiven astamblieft” er kwam geen leven in de staande massa. Nadat hij geroepen had “iedereen bediend?” bleef er de goede man dan ook niets anders over dan zich, beladen met een zware tas die aan zijn nek hing, tussen de reizigers te wriemelen om toch maar iedereen te laten betalen. Zou er toen “zwart” gereden hebben? Mogelijk. Maar in elk geval niet in een dergelijke mate zoals men heden misbruik maakt van het openbaar vervoer. Ik kan mij in elk geval geen heibel herinneren omdat iemand niet betaalde voor de rit. Meestal had iedereen een “abonnement” dat hij dan omhoog stak zodat de receveur kon nagaan of hij het wel degelijk bij zich had. Heibel op de tram gebeurde eerder zelden. Het kon voorkomen dat een dronken man die, komende van “den basseng” even het stof door zijn keel had weggespoeld, wat lawaai veroorzaakte. Dit werd echter met een vergoelijkende glimlach weggewuifd.

De “mottris” – de voorste wagen - was eerder voor de “chichi-madammekes en mijnherekes”. Bedienden, secretaressen enz. nestelden zich meestal vooraan. Deze wagen was ook steeds zeer goed verwarmd en had kussen zetels.

42


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

De overige wagons waren voor het “gewone” volk. De verwarming was meestal goed en sommige wagons hadden kussenstoelen. Het gebeurde toch wel, vooral in mijn beginperiode, dat de wagens ook houten banken hadden. En dan was er de “kattenbak”. Als die achteraan was gekoppeld dan liet ik mijn plaats naast de watman voor wat ze was en ik kroop in de “kattenbak”. Een klein wagonneke, met voor en achter een open balkon dat beveiligd was door ijzeren hekwerk. Als je daar stond dan voelde je de wind rond je haren draaien. Binnen was het uiterste gezellig. Het wagonnetje had voor zover mijn geheugen het mij toelaat een tiental houten banken. Door het feit dat het klein was én achteraan hing schokte het wagentje heen en weer vooral als de tram iets of wat snelheid kreeg. Het meest interessante was echter het kacheltje. In de koude wintermaanden werd dit kacheltje, een “duveltje”, onze aangename reisgezel. Rood snorrend gaf hij aan iedereen zijn volle warmte af. Heerlijk! Aangezien de tram op de eindhalte geen draaicirkel had om terug in de vertrekrichting te staan werd gebruik gemaakt van de “wissel”. De “mottris” werd afgehaakt van de wagons. Vervolgens reed dit trekvoertuig vooruit. Gewapend met de hendel ging de wattman dan naar de achterzijde van het voertuig. Deze achterzijde beschikte eveneens over de nodige apparatuur om de motor te bedienen. Het achterste deel werd dus omgeschakeld tot voorste deel. De tram reed dan via de wissel de wagons voorbij om daarna achteruitrijdend de koppeling te kunnen realiseren. Tijdens de winter kon het echt wel spannend worden. Als het sneeuwde reed alleen de trekker, de “mottris”. Ik moest op de Rooseveltplaats opstappen maar als dan eindelijk een tram kwam opdagen was het voertuig reeds overvol. Reden hiervoor was dat de meeste dokwerkers reeds een halte voor de eindhalte (aan de “Paardenmarkt”) opstapten. Het was dan, vooral voor ons kleine mannen, onmogelijk om nog op te stappen. Daar sta je dan: tram voor tram moeten laten rijden. (Ook toen was het al “ieder voor zich”). Op een gegeven dag stonden wij, Stannie Haast - die met mij school liep – en ikzelf vruchteloos te wachten. Ten einde raad hebben wij dan het besluit genomen om te voet naar Kapellen te gaan. Langs de Leien naar de Luchtbal (hier trapte Stannie naast de besneeuwde weg en schoof in de door sneeuw gecamoufleerde beek). Verder naar Ekeren waar een voor ons onbekende man besloot met ons mee te wandelen. Met dat voorstel waren wij toch niet opgezet en verder wandelend langs de “Vloeiende” (toen een duister en onbebouwd oord) bleven wij toch maar uit voorzichtigheidsoverwegingen zover mogelijk achter hem aan sjoffelen. Ik heb die man later nooit meer ontmoet. In Kapellen aangekomen zagen wij onze beide moeders en vaders ongerust op de straat staan. “Kletsen” op de broek krijgen was er niet bij. Zij waren allen te blij om ons weer te zien. Van één zaak heb ik spijt. Ik had graag voor één keer “wattman” willen zijn. Ik ben er zeker van dat ik de tram zou kunnen besturen. Helaas, “tram-wattman” lag niet in mijn voorspelde toekomst. Spijtig! Aangezien de school Louise Marie zich in de Eikenstraat bevond verliep mijn dagelijks weg via de Lange Nieuwstraat. Ik had in de verste verte geen vermoeden wat die mooie Dames achter de vitrines voor werk deden. Ik vond de vitrines met al die gekleurde lichtjes wel knap. Maar mijn belangstelling ging niet verder dan tot de gekleurde lampjes. De school lag dicht bij de Sint Jacobskerk. Dit betekende dat deze Kerk onze “schoolkerk” was. Elke eerste vrijdag van de maand was er biecht. Aangezien mijn wereldse kennis nog gering was (cfr. mijn gebrek aan kennis over de “DAMES”) had ik tijdens deze biecht weinig te vertellen.

43


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Zo wilde ik op een vrijdag eens snel zijn en ik stormde uit de klasrang recht de biechtstoel binnen. De priester had dit gezien en vroeg mij of ik de nodige tijd had gehad om over mijn zonden (! ?) na te denken. Mijn negatief antwoord verplichtte mij uit de biechtstoel te gaan en als laatste van de rij over mijn dagelijkse én doodzonden na te denken! Aan de school was ook een “oudmannekeshuis” verbonden. Ons boterhammeke aten wij in de refter van dit “gesticht” op. In het lokaal hing er steeds een duffe geur die zeker niet aanzette tot smakelijk eten. Het was dan ook zaak zo vlug mogelijk alles op te eten en dan snel te verdwijnen naar de speelplaats. Aangezien het “oude mannekes” waren werd er ook regelmatig gestorven. Het lichaam werd steeds via de schoolpoort naar buiten gedragen. < Tram 72 aan zijn eindpunt te PutteKapellen. (Fotograaf niet gekend. Verzameling RB.)

Het gebeurde meer dan eens dat een bel ons in volle speeltijd verwittigde dat wij moesten opzij gaan staan en stil zijn. Eens het dode lichaam door de poort verdween werd er opnieuw volop gejoeld zoals jonge kinderen kunnen joelen. Wij kregen elke week één uur zangles. De les werd gegeven door Meester Marcel TRIMBOS. Ik vergeet die prachtige figuur nooit. Hij woonde in Turnhout en was daar beiaardier. (Op een schoolreis nam hij ons eens mee naar boven de kerk om de beiaard te laten zien en wat meer was, hij speelde er een deuntje op.) Marcel TRIMBOS was blind. Hij moest uiteraard regelmatig zijn muziekboek consulteren. Dit was een groot dik boek waarbij de noten met puntjes werden aangeduid. Door met de vingers over de puntjes te schuiven las hij perfect de muziek. Als iemand van de jonge snaken tijdens het zingen iets durfde uitsteken wist Marcel zelfs de leerling met de naam en toenaam tot de orde te roepen. Idem dito met vals zingen. Hij riep de “snoodaard” tot de notenorde. Ik heb Meester Trimbos verscheidene keren naar de tram begeleid. Samen moesten wij aan de Rooseveltplaats de tram nemen. Wij hebben eens onzer zijn leiding (in die tijd!) in een echte studio een plaatje opgenomen. Over de “glimwormpjes”. Ik ken de melodie nu nog rats van buiten. Heerlijke tijden, prachtige man! ( wordt vervolgd ) Jef HERMAN.

___________________________________________________________________ 44


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

De plaatsnamen Witven, Ettenhoven, en Hogeschoot in verband met de vroegste geschiedenis van de Heerlijkheid Ekeren De namen Witven, Ettenhoven en Hogeschoot behoren tot de belangrijkste toponiemen [y] op het grondgebied van de oude heerlijkheid Ekeren. De eerste twee, Witven en Ettenhoven, vindt men nog terug in hedendaagse straatbenamingen te Hoevenen [1]. Ettenhoven is trouwens de vroegere benaming van het dorp Hoevenen. Ook van Hogeschoot neemt men aan dat dit de oorspronkelijke benaming is van het dorp Kapellen. Bij de studie van het lokale grondbezit in onze heerlijkheid hebben we nu in verband met die toponiemen enkele meldenswaardige vaststellingen gedaan die misschien kunnen bijdragen om meer licht te brengen omtrent het ontstaan van die twee dorpen, Hoevenen en Kapellen, die oorspronkelijk gehuchten van Ekeren waren, maar die zich in de loop der tijden van het moederdorp hebben losgemaakt om zelfstandige gemeenten te worden [2]. V. E. Wauters.

I.- WAAR WAREN DIE PLAATSEN OORSPRONKELIJK GELEGEN ? Om enig inzicht in de zaak te krijgen was het noodzakelijk eerst die plaatsen zo nauwkeurig mogelijk te lokaliseren. We zullen dit doen aan de hand van in de archieven voorkomende toponiemen die naar de voorgenoemde wijknamen verwijzen. Ook moeten we nog de aandacht vestigen op het feit dat er in vroegere eeuwen hier twee verschillende streken waren die de naam Witven droegen. Het eerste, zoals algemeen bekend, moet gesitueerd worden bij Hoevenen. Een tweede Witven lag ten oosten van de kerk van Kapellen, aan de andere zijde van de Dorpsstraat en de Kapelsestraat. Na de Franse Revolutie schijnt deze naam aldaar in onbruik geraakt te zijn zodat het bestaan van dit Witven bij Kapellen nu volledig uit de herinnering verdwenen is [3]. Om die twee Witvennen uit elkaar te houden zullen we ze hier Witven bij Hoevenen en Witven bij Kapellen noemen. Met Ettenhoven en Hogeschoot erbij, hebben we dan vier plaatsnamen te bespreken in plaats van drie. Het gaat overigens om vier goed van elkaar onderscheiden gebieden. 1.- Het Witven bij Hoevenen De ligging ervan kan bij benadering bepaald worden door de plaats van de vroegere Witvense molen, ook Hoevense molen genoemd, die slechts in 1920 verdwenen is. Hij bevond zich niet ver van de hoek gevormd door de huidige Molenstraat en de Antwerpse steenweg. De wijk Witven bij Hoevenen moet echter in vroeger eeuwen veel uitgestrekter geweest zijn dan de onmiddellijke omgeving van deze molen. In de archieven vinden we de plaatsnaam Witven immers terug op grote afstand daarvandaan en verspreid over het grootste gedeelte van het grondgebied van het in 1982 gefusioneerde Hoevenen. We kunnen de grenzen van het vroegere Witven bij Hoevenen als volgt afbakenen: Vertrekkend bij de noordgrens of 's Hertogendijk, gaat men langs de Parijseweg tot aan de Hoevensebaan (onder Kapellen). Hier neemt men de richting van Kapellen tot aan het Essenhout (Kapellen). Men volgt deze baan tot in de Plasstraat (Ekeren) en verder tot aan de Antwerpsesteenweg. Hier zwaait men noordwaarts tot aan de Markt; daar dan de Kerkstraat in tot aan de kerk van Hoevenen waar men de Ettenhoven neemt, en die volgt tot men terug 's Hertogendijk bereikt. Voor de toponiemen [y] en bijhorend plan zie bladzijde 47.

45


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Overzichtsplan van het behandelde gebied.

46


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

HET WITVEN BIJ HOEVENEN 1. BLOMBLOCK 1619: ... het Blomblock int Witven by den Crekelenberch (RAA Ek.179 f°44 v°) 2. BRUELS 1570: ... in de Bruels int Witven (RAA Ek. 175 f°147). idem 1749: Een stuk land de Bruels" te Muysbroeck, palende noord: de Molenwegh (RAA Ek. 224/8.5.1749). 3. CRECKELBERGH 1705: Een stede int Witven, pal.: noord de Creckelbergh (RAA Ek. 276/7.5.1705). 4. CREKELBERGSE STRAETE 16e eeuw: ...de Crekelbergse straete int Witvenne (RAA Ek.176 f°109 v°) 5. DANTE 1626: Stede gen. de Dante in't Witven (RAA Ek. 618 f°48). 6. HAESELAERS 1772: Weyde gen. de Haeselaers Witven (RAA Ek.240 f°70). 7. HOLBOSSCHEN 1699: ... in de Holbosschen ofte Witvenne (RAA Ek.275 / 15.5.1699). 8. HOOGERWERVEN 1746: ...op Hoogerwerven int Witven-ne (RAA Ek. 389/29.10.1746). 9. OYEVAER 1629: Huys gen. de Oyevaer int Witven, noord en west de Hoochbeke, zuidwaarts aan 's Herenstraete bij de kerk (Kerkarch. St.-Lambrecht Ekeren I f°300). 10. REYSTRAETE 1627: De Reystraete int Witvenne (Kerkarch. St.-Lambr. Ek. I f° 109 v°). 11. SHERTOGENDYCK 16e E.: ... het Witven onder 'sHertogendyck (RAA Ek. 174 f° 35 r°). 12. WITVENSCHE BEKE 1702: Erf in de Holbosschen palende noord de Witvensche beke (RAA Ek. 275/ 1.5.1702). 2.- Ettenhoven Als we de ligging van deze plaats willen bepalen, dan zouden we meer dan één gebied moeten omschrijven. Inderdaad heeft de naam Ettenhoven in de loop der tijden meer dan één begrip gedekt. Zo was Ettenhoven in het Ancien Régime enerzijds de naam van een dorp met schepenbank en onder het gezag van een heer en anderzijds was het de naam van een parochiegebied, namelijk die van 0.-L.-V.-Geboorte. Uiteindelijk ontlenen dit dorp en deze parochie hun naam aan de wijk Ettenhoven waarvan de uitgestrektheid veel groter moet geweest zijn dan het vroegere dorpsgebied of de vroegere parochie; zij zou o.a. het ganse gebied van het hiervoor beschreven Witven bij Hoevenen hebben begrepen. 47


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Hier zullen we ons beperken tot de grenzen van de parochie en van het dorp zoals die in de 17e - 18e eeuw afgebakend waren. Die grenzen van dorp en parochie zijn vermoedelijk steeds identiek gebleven, althans vòòr 1900. Hun grondgebied vormde geen aaneengesloten geheel, maar bestond uit het eigenlijke Ettenhoven en meerdere, soms verafgelegen enclaves. Eerst was er dus het eigenlijke Ettenhoven. Dit territorium werd begrensd in het oosten door de baan van Hoevenen naar Stabroek, baan die thans ook Ettenhoven wordt genoemd. In het zuiden vormde de Hogebeek de limiet, in het westen was het de Oordersedijk en in het noorden de 's Hertogendijk. Dan was er het Kerkhof of Kerkenakker. Deze enclave was geheel ingesloten in het grondgebied van het dorp van Ekeren. De kerk en het Armenhuisje moeten er de enige gebouwen geweest zijn. Dit laatste huisje heet in 1702, volgens de parochieregisters: "domus in fondo pastorale" [4]. Dit "parochieland" of kerkhof lag wel vlak bij de plaats waar het "eigenlijke Ettenhoven" een aanvang nam, maar zonder er echt aan te palen. Een andere enclave de belangrijkste wat het inwonergetal betreft - was Ertbrand. Dit paalde ten noorden aan de Nederlandse grens, n.l. aan Putte onder het Markizaat van Bergen-op-Zoom. In het westen lag de Oude Ertbrandstraat die de grens met Stabroek vormde en in het zuiden was het de Oude Galgenstraat die de Ertbrand van Kapellen scheidt. In het oosten tenslotte lag de "gemeyne heyde"; de grens bevond zich daar op een afstand van ongeveer 1.350 meter vanaf de Ertbrandstraat, daar waar de akkers van de Ertbrand paalden aan de heide. De Horen was de derde enclave van Ettenhoven en dat lag vlak bij de "plaetse" of dorpskom van Kapellen, namelijk tussen de huidige Antwerpsesteenweg (Kapellen), de Gasstraat, de Rubensheide en de Essenhoutse beek. Daarbij hoorden nog de Willaarden - ook Ettenhovens gebied - die lagen tussen de Christiaan Pallemansstraat en de Koningin Elisabethlei (Kapellen). Ten slotte kunnen nog verscheidene kleinere enclaves vermeld worden die ook nog tot het dorp Ettenhoven behoorden. Ze bestonden soms slechts uit één enkel perceel, zoals het "Oostervelt" ten zuiden van de huidige Oude Bergsebaan. Dergelijke stukken land lagen er nog aan de Streep, aan de Rodebeek en aan weerszijden van het Klein Heiken. Hier aan het Klein Heiken wisselden meerdere Ettenhovense percelen af met gronden die onder het dorp van Ekeren ressorteerden. Bij de naam van die enclaves werd meestal vermeld dat zij onder Ettenhoven lagen.Dit betekende niet dat zij in de wijk Ettenhoven lagen maar wel eenvoudig dat zij administratief tot het dorp of de parochie van Ettenhoven behoorden. Voor de toponiemen [y] en bijhorend plan zie bladzijde 49. 48


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

ETTENH0VEN l. ARMHUIZEKEN 1761: Het Armhuizeken op het kerkhof van Ettenhoven (Kerkarch. Hoevenen, testament). 2. CORTE BUYNDERS 1521: Weiland in de Corte Buynders in de Hoevenen onder Ettenh. aan 't einde van het kerkhof (SAA sch.br. 160 f°44). 3. ERTBRAND 1696: Hoeve te Ettenh. in de Ertbrant (RAA Ek. 207/22.11.1737). 4. GOUTHOEC 1414: ... in Ettenh. onder de Gouthoec (RAA Ek. 890). Idem 1629: den Gouthoeck onder Ettenh. (Kerkarch. St.-Lamb. Ek. I f° 305). 5. HALSDAMMEN 1665: De Halsdammen in Ettenh. (RAA Ek. 194 f0 22 r°). 6. HOENDERHOECK: zie Peekgat. 7. HOREN 1723: Huis op den Horen onder Ettenh. (RAA Ek. 280/7.8.1723). 8. HUYS TEN HALVEN 1753; Het Huys ten Halven onder de heerlijkheid Ettenh. (Kerkarch. Hoevenen). 9. MIDDELHOECK 1665: ... in den Middelhoeck onder Ettenh. (RAA Ek. 194 f° 22 r°) 10. PECKGAT 1737: Stuk land "het Peckgat" onder Ettenh. in den Hoenderhoeck (RAA Ek. 206 f° 231 r°). 11. RIJSTRAETE 1490: 4 gemet in Ettenh. in de Hoeven, noord: de Rijstraete (SAA sch.br. 97 f° 64). 12. WILLAERDEN 1700: Heivelden op de Willaerden onder Ettenh. (RAA Ek. 500/10.2.1700). 3.- Het Witven bij Kapellen. Zoals reeds gezegd, is de naam "Witven" aldaar uitgestorven. Nochtans besloeg deze wijk een niet onaanzienlijk deel van het huidige Kapellen. In het zuiden werd het begrensd door de Christiaan Pallemansstraat en de Heidestraat-Zuid. In het noorden werd het gescheiden van het overige van Kapellen door de vroegere Galgestraat niet te verwarren met de huidige Oude Galgenstraat bij de Ertbrand. Die vroegere Galgestraat volgde ongeveer dezelfde bedding als de huidige Kalmthoutsesteenweg. Vanaf deze baan liep de grens in het westen langsheen de Kapelsestraat tot ongeveer aan de Philip Spethstraat; daar sprong de grens achter de huizen aan de oostzijde van de huidige Dorpsstraat om alzo terug de Christiaan Pallemansstraat te bereiken. In het oosten behoorden de Koude Heide en het Wolvenbos eveneens tot dit Witven-gebied. Hier verwijzen we voor de toponiemen [y] en de plattegrond naar bladzijde 50. 49


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Op deze plattegrond kan men ondermeer bemerken dat de "Witvensche straete" de vroegere naam moet geweest zijn van de huidige Kasteeldreef.

HET WITVEN BIJ KAPELLEN 1. BOTERBERCH 17e E.: ... den Boterberch bij 't Witven onder Ekeren (RAA Ek. 156 f° 220 r°). 2. CAPPELLEN 1580: 18 bunder hoeve te Cappellen int Witvenne (SAA Sch.br 360 f° 249). 3. CAPPELSCHE STRAETE 1636: De Cappelsche straete int Witven (Kerkarch. Ek. Sint Lamb. II f° 300). idem 1715: 18 gem. hoeve int Witvenne, west: de Cappelsche straete (RAA Ek. 261/ 11.1.1715). 4. COUDE HEYDE 1490: ... gezeten int Witvenne opte Coude heyde, pal. west: de St.Bernaerds- abdij (SAA Schep.br. 97 f°112). 5. NEERMATE 1650: een stede gen. Neermate int Witven (SAA sch.br. 1650). 6. SINT BERNARDS 1521: 18 br. hoeve int Witvenne te Ekeren, oost: St.Bernards (SAA sch.br. 159 f°242). idem 1552: 24 gem. huis int Witvenne, west: de straete, oost: St.-Bernards (SAA sch.br. 245 f° 82 v°). 7. SINT JACOBSKAPEL 1525: Land int Witvenne bij Sint Jacobskapel (SAA sch.br. 167 f°116 v°). 8.- WITVENSCHE STRAETE 1765: Hoeve aen de Witvensche straete, pal. west: de Cappelsche straete (RAA Ek. 232 f°128). idem 1777: 26 gem. hoeve onder Ekeren aen de Witvensche straete, met nieuw hof "het Hof tot Cappellen", gebouwd door Paul Jacq. Moretus (RAA Ek. 601/16.1.1777). 4.- De Hogeschoot We ontdekten dat dit Hogeschoot-gebied overeenstemt met het territorium van het dorp van Kapellen zoals dit in plan gebracht werd door landmeter Cornelius De Wolf in 1719 [5]. We kunnen de limieten dus als volgt omschrijven: We vertrekken aan de Horen, gaan langs de Hoevensebaan, dan in de Parijseweg tot het einde; daar oostwaarts langs de Waterstraat tot aan de Kapelsestraat. Hier keren we in de richting van Putte, tot aan de Oude Galgenstraat, die we volgen tot ongeveer aan het fort van Ertbrand. Daar moet een grenslijn getrokken worden - die van de "Gemeyne heyde of Vroente" - evenwijdig met de 50


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Kapelsestraat en dit tot aan de Kalmthoutsesteenweg. We volgen dan deze steenweg tot aan de Kapelsestraat en gaan dan in de richting van het dorp tot aan de Philip Spethstraat, waar de grens dan achteruit springt achter de huizen aan de oostzijde van de Dorpsstraat: dit is de scheiding met het hierboven reeds beschreven gebied van het Kapels Witven. Zo belanden we aan de Christiaan Pallemansstraat en komen terug aan de Horen waar we vertrokken zijn. Zie de plattegrond op deze bladzijde, waar weer de plaatsnamen vermeld en gelokaliseerd zijn die volgens de oude documenten in de Hogeschoot gelegen zijn.

H0GESCH00T 1. CAPPELSCHE STRAETE 1554: 18 gem. stede in de Hoogeschoot te Cappellen pal. west de Cappelsche straete (SAA sch.br. 251 f°214). idem 1584: ... te Cappellen in de Hoogeschoot op de westzijde van de Cappelsche straete, west: de Parijsche weg, oost: de Cappelsche straete (SAA sch.br. 378 f°224 v°). 2. FRANSCHEN WECH 16e E.: de Hooghe Schoot, stuck weyland tot Cappellen aen den Franschen wech (RAA Ek. 176 f° 119 v°). 3. PARIJSEN WEG 1525: huis in den Hogeschoot onder Ekeren, pal. west: de Parijsen weg, oost: de straete (SAA sch.br.168 f° 132). 4. ROYBEKE 1742: weiland in de Hogeschoot, zuid: de Roybeke (RAA Ek. 210/3.9.1742). 5. 'SHERENSTRAETE 1552: hoeve te Cappellen in de Hogeschoot, oost: 'sHerenstraete, west: de Parijse weg (SAA sch.br. 245 f° 101). 6. SINT JACOBSKAPELLE 1584: tiende onder Sint Jacobskapelle in de Hogeschoot (SAA 377 f°185). De volgende percelen, afgebeeld op de dorpskaart van Kapellen van 1719, konden we identificeren. We vonden er de eigendomstitel van terug en in die akten stond vermeld dat ze in de Hogeschoot gelegen zijn. Perceel nr. 65 & 68, 126 en 158 (RAA Ek.228/25.11.1757) Perceel nr. 94 (RAA Ek.771/27.8.1760). Perceel nr. 155 (RAA Ek. 210/31.8.1742). Percelen 270 à 272 (RAA Ek. 221/22.12.1742). Percelen 342 à 346 (RAA Ek. 771/21.3.1755).

51


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

II.- ENKELE OPMERKELIJKE VASTSTELLINGEN l.- Een merkwaardig verkavelingspatroon Als we nu een topografische kaart van het hier besproken gebied bekijken, valt het op dat de streek door het wegennet verdeeld wordt volgens een rooster van bijna regelmatige rechthoeken. De baan Hoevenen - Stabroek, Ettenhoven genoemd, en de grote baan Antwerpen - Bergen op Zoom, Kapelsestraat genoemd, zijn de belangrijkste assen van dat rooster. Er is nog meer, speciaal aan de Kapelsestraat bemerken we dat in elk blok aan weerszijden van die baan, de perceelsgrenzen er meestal verlopen in lange evenwijdige stroken die circa 1.350 meter diep zijn. Dat een dergelijk verkavelingspatroon niet toevallig is vermoedde K.A.H.W. Leenders reeds eerder [6]. Hij stelde een zelfde verschijnsel vast te Achterbroek op de grens van Kalmthout en Wuustwezel. Bij nader onderzoek ontdekte hij dat die verkavelingen eeuwen oud zijn. Hij schrijft: "Bij grotere middeleeuwse ontginningen ging men vaak systematisch te werk. In de venen van het graafschap Holland placht men vanuit een weg of rivierkant het veen in stroken te verdelen, die aanvankellijk 12 maal zo lang als breed waren met een oppervlakte van 12 bunder of circa 15 ha. en 'hoeve' genoemd werden. Op iedere strook werd aan de ontginningsbasis een boerderij gesticht. Ook dichter bij huis kunnen we die verkavelingsmethode herkennen: bij Leur, achter Terheijden en in de Langstraat. Ook te Hoevenen, Kapellen en Stabroek is zij te herkennen. Niet altijd volgde men strak de oorspronkelijke opzet met stroken van 110 bij 1.350 meter. Vervormingen kwamen voor als het terrein daar aanleiding toe gaf. Een voorbeeld toonde ik te Etten bij Hoeven. In de naam van een dorp of gehucht kan het element 'hoeven' op een dergelijke ontginningswijze duiden." Aan de hand van deze informatie zijn we de situatie te Kapellen en Hoevenen nader gaan bekijken. In de oude archiefstukken vonden we dat aan beide zijden van de Kapelsestraat er meerdere boerderijen bestonden met de karakteristieke oppervlakte van 12 bunder (Antwerpse maat) of met de gelijkwaardige 18 gemeten (Poldermaat). Soms troffen we hofsteden aan met een oppervlakte van 6 bunder, hetzij dus een halve hoeve, en ook wel sommige die een veelvoud van een "hoeve" groot waren. We noteerden enkele voorbeelden: 1521 - Een stede in den Hoogenschoot ter Kapellen onder Ekeren, 18 gemeten [7]. Deze stede is dus één "hoeve" groot. 1460 - Een huis te Sint Jacobskapelle, 6 bunder [8]. Hier heeft men een halve "hoeve". 1580 - Hoeve te Cappellen int Witven, 18 bunder [9]. Deze boerderij meet derhalve anderhalve "hoeve". 1717 - De hoeve Sint Sebastiaen in het Witven bij Cappellen aen de straete op Bergen op Zoom, 36 gemeten [10]. "Den Bastiaen" was dus twee "hoeven" groot. 1749 - De Westhoeve of Willemanshoeve in den Hoogenschoot aen de groote baene naer Bergen op Zoom, 19 gem. [11]. Volgens haar configuratie op die dorpskaart was deze hoeve met één gemet vergroot geweest; oorspronkelijk had ze dus een oppervlakte van 18 gem. of één "hoeve". 1718 - De stede het Oostgoet op de oostzijde van de Cappelsche straete 18 gem. [12]. Weer een boerderij van één "hoeve". 1755 - De stede den Cleynen Boterbergh in den Hoogenschoot te Capellen, 18 gem. [13]. Hier eens te meer een boerderij van één "hoeve". 1638 - Land 9 gem. pal. noord: de Cleynen Boterbergh in den Hoogenschoot [14]. Dit perceel is dus een halve "hoeve" groot.

52


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

1552 - Hoeve in den Eertbrand, pal. west: sheeren straete, 90 gem. [15]. Hier een hofstede van maar liefst vijf "hoeven" - vermoedelijk de "Vijf Ringenhoeve" uit latere tijden. 1711 - Een hoeve in den Eertbrant, 54 gem. pal. west: de Eertbrantsche straete [16]. Hier ten slotte nog een uitbating van drie "hoeven".

We mogen bijgevolg zonder twijfel zeggen dat Kapellen ontgonnen werd op de middeleeuwse methode der 12 bunder hoeven. De voorgaande bewijsplaatsen gelden enkel voor de Hogeschoot, het Witven bij Kapellen en de Ertbrand. Voor Ettenhoven en het Witven bij Hoevenen hebben wij immers voorbeelden van 12 bunder-hoeven kunnen terugvinden Niettemin vertoont de landkaart er toch ook een stratenrooster met een groot rechthoekig blok grond aan weerszijden van de as, de Ettenhoven(straat). Het ene reikt ten westen tot aan de Goordijk, het ander strekt ten oosten tot aan de Parijseweg en de diepte van die blokken bedraagt nagenoeg de standaardmaat van 1350 meter der 12 bunder-hoeven. 53


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Wel is het stratenrooster er verder verdeeld door parallelle en transversale wegen, waardoor kleinere percelen zijn ontstaan. Die wegen zijn niet recent maar bestonden reeds in de 15 e eeuw, dus van vòòr de herverkaveling na de wederdrooglegging van de Ettenhovense polder in 1662. De richting van de percelen is er dan ook niet zo eenvormig als te Kapellen. In Ettenhoven liggen groepen percelen haaks gericht op andere groepen percelen. Wat tenslotte toch doorslaggevend pleit voor het bestaan aldaar van een geplande verkaveling volgens het "hoeve-systeem" - zij het dan in kleinere grondeenheden - is de soortnaam die men in de 14 e en 15e eeuw gebruikte om dat gebied te benoemen. Toen sprak men van landen of steden gelegen in "de hoeven" onder Ekeren. In de oorkonden van die tijd komt die aanduiding overvloedig voor. We laten enkele voorbeelden volgen: 1399 - land in den Gouthoeck en huis opte Hoevene onder Ekeren [17]. 1490 - de molen te Ekeren opte hoevenen gestaen [18]. 1491 - 4 gemet land in Ettenhoven in de hoeven, noord: de Rijstraete [19]. 1521 - weiland 'de Corte bunders' in de hoevenen onder Ekeren in Ettenhoven aen 't eynde van het kerkhof [20]. We mogen dus stellen dat ook Ettenhoven een karakteristiek verkavelingspatroon vertoont dat spruit uit een in vroeger eeuwen doorgevoerde systematische ontginning. 2.- DE BEIDE WITVEN-GEBIEDEN VERTONEN GEMEENSCHAPPELIJKE KENMERKEN DIE TEGENGESTELD ZIJN AAN DIE VAN ETTENHOVEN EN DE HOGESCHOOT. Samengevat kunnen we inderdaad stellen - en dit is merkwaardig - dat het Witven bij Hoevenen en het Witven bij Kapellen, alhoewel van elkaar verwijderd gelegen, in de loop der tijden blijkbaar steeds onder de schepenbank van Ekeren en onder de Sint-Lambertusparochie van Ekeren geressorteerd hebben en dit niettegenstaande dat zij een verre uithoek van Ekeren vormden en geografisch eerder thuishoorden, respectievelijk bij Ettenhoven en bij de Hogeschoot. Deze laatste plaatsen hebben zich daarentegen reeds vroeg tot zelfstandige dorpen en parochies ontwikkeld. De Witven-gebieden zijn dus een andere koers blijven varen. Tot aan de Franse Revolutie waren zij gehuchten van Ekeren. Ze werden door de wethouders van Ekeren geregeerd: voor dorpsbelastingen, wettelijke akten, rechtszaken en andere administratieve zaken was men aan Ekeren ondergeschikt. Ettenhoven en de Hogeschoot hadden ook reeds vroeg hun eigen kerk - we komen daar nog op terug; de Witvengebieden daarentegen bleven parochieel aan Ekeren onderhorig. Die onderhorigheid gaf aanleiding tot abnormale situaties. Zo b.v. konden de gelovigen van de Krekelberg of van 's Hertogendijk niet trouwen in de kerk van Ettenhoven maar moesten daartoe naar de ververwijderde kerk van Ekeren. Zo ook moesten de bewoners van de Kapelsestraat - onder Ekeren dat we Witven bij Kapellen noemden - zich naar Ekeren-dorp verplaatsen om te trouwen, alhoewel zij daarbij onderweg de Sint-Jacobskerk van Kapellen passeerden. Hetgeen voor het huwelijk gold was ook waar voor de begrafenissen. De pastoor van Ekeren heeft er dan ook de hand aan gehouden dat voor deze ceremoniën de regels nageleefd werden, slechts in noodgevallen zou hij ontslag van die verplichting toegestaan hebben: een deel van zijn inkomsten stond immers daarbij op het spel. Institutioneel, op kerkelijk en op wereldlijk vlak, was er geen band, maar de geografische ligging bracht mee dat er voor het sociaal en economisch Ieven er wel relatie was tussen Ettenhoven en het Witven bij Hoevenen enerzijds, en tussen de Hogeschoot er het Witven bij Kapellen anderzijds. Die natuurlijke band kwam onder andere tot uiting door het feit dat de pastoor van Ettenhoven een deel van de Witventienden - deze van de 1 e, 2e en 3e streek - in eigen naam genoot [21].

54


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Dit inkomen dat hij genoot uit een gebied dat niet tot zijn parochie behoorde moet hem toegekend geweest zijn voor diensten die hij voor de inwoners van het Hoevens Witven zal gepresteerd hebben. Deze gelovigen konden immers bij hem terecht voor zover het maar niet ging om huwelijken, dopen of begrafenissen, waartoe alleen de pastoor van Ekeren bevoegd was zoals zojuist gezegd. Een uitvloeisel van die natuurlijke band is het feit dat het Witven bij Kapellen, zowel als het Witven bij Hoevenen na de Franse Revolutie van Ekeren losgemaakt werden om gevoegd te worden bij het dorp waar ze logischerwijze bij thuishoorden. V.E. Wauters (+). (wordt vervolgd) Noten: Gebruikte afkortingen, BOER., H.B.S. BOEREN, Dr.P.C., De Heren van Breda en Schoten, leiden, 1965. BRES., G.H. BRESSELEERS, Fr., Geschiedenis van Hoevenen, Hoevenen, 1976. GOETS., K.G.E. GOETSCHALCKX, P.J., Kerkelijke Geschiedenis van Eekeren, Ekeren-Donk, z.j. R.A.A. Ek. Rijksarchief Antwerpen, fonds Oud Gemeentearchief Ekeren. S.A.A. Stadsarchief Antwerpen, [y] Plaatsnamen. [1] Namelijk de Witvenstraat die te voren Achterstraat werd genoemd en de Ettenhoven, een baan die Hoevenen met Stabroek verbindt en die in vroeger eeuwen de Ettenhovensche straete werd genoemd. Deze baan zal in onze uiteenzetting meermaals aan bod komen. [2] Hoevenen is ondertussen gefusioneerd met Stabroek. Het is daarvan een deelgemeente geworden sinds 1982. [3] Geen wonder dus dat deze Witven-namen verwarring hebben gesticht bij de heemkundigen. Zo b.v. situeert Fr. Bresseleers in zijn geschiedenis van Hoevenen enkele plaatsen te Hoevenen die in feite bij Kapellen thuishoren. We vermelden: de Capelse strate int Witven, de Neermaet int Witven, de Witvensche straete (1627) die onder Kapellen vallen. Wat de Bosmaet (1631) en de Boterwech int Witven betreft die moeten waarschijnlijk ook te Kapellen gelocaliseerd worden, maar daar bestaat nog geen bewijs voor. Deze Boterwech mag niet verward worden met den Boterschen wegh die onder Ettenhoven ligt. [4] R.A.A., Par. reg. Hoevenen, doop 2.2.1702 f0167. [5] R.A.A. Ek., 766 bis. [6] LEENDERS, K.A.H.W., De onverdeelde hoeven van Achterbroek. In: Calmpthoutania, 37e jrg., 1985, p.100-111. [7] S.A.A., Schep. reg. 195 f° 1/1521. [8] Id., id. 59 f° 210/1460. [9] Id., id. 360 f° 249/1580. [10] R.A.A., Ek. 279/20.11.1717. [11] Id., Ek. 224 f° 206 r°/1749. [12] Id., Ek. 279/5.2.1718. [13] Id., Ek. 46712.5.1755. [14] Id., Ek. 543/17.2.1638. [15] S.A.A., Schep. reg. 245 f° 144/1552. [16] R.A.A., Ek. 544/25.8.1711. [17] S.A.A., Schep. reg. 1 f° 232 v°. [18] Id., id. 97 f° 48 v°. [19] Id., id. 97 f° 64. [20] Id., id. 160 f° 44. [21] R.A.A., Polder van Muysbroeck en Ettenhoven, 220, p.121.

55


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

De grensgemeente Putte en wat meer over grenspalen. EEN STUKJE GESCHIEDENIS: In 1585, na de val van Antwerpen, begon in onze gewesten een proces dat enerzijds leidde tot een langdurige culturele en sociale verarming van land en bevolking, maar anderzijds tot de feitelijke scheiding van de beide Nederlanden. Deze scheiding werd 60 jaar later door het verdrag van Munster in 1648 bekrachtigd. Daarmee werd een bijna definitieve staatsgrens getrokken. Het Zuidelijk deel koos voor de Spaanse katholieke koning, het Noordelijk deel sprak zich uit voor een protestantse onafhankelijkheid in de zeven Provincieën. Aanvankelijk zonder veel belang werd de grens in de Oostenrijkse tijd om belastingtechnische redenen wel belangrijk wanneer de handel tussen Vlaanderen en Nederland openbloeide. Plots werd het van belang precies te weten wanneer goederen “overgesmokkeld” waren. De economisch-politieke grens nam de plaats in van de militair-politieke. Op het congres van Wenen in 1815 werd bepaald dat er ten Noorden van Frankrijk een sterke bufferstaat moest komen. Koning Willem stelde voor om deze staat met volgende grenzen af te bakenen: de grens tussen het huidige België en Luxemburg samen, en anderzijds Frankrijk, van Luxemburg zou de Moezel gevolgd worden tot aan de Rijn, van daar zou de grens de Rijn blijven volgen tot Lobith (bij Herwen en Aerdt) waar de Rijn thans Nederland binnenkomt, van Lobith zou de grens lopen tot de huidige grens, zoals we die nu kennen. Het behoeft vrijwel geen betoog dat de grote mogendheden uit die tijd in een schaterlach uitbarstten met dit typisch Hollandse voorstel. Vooral de koning van Pruisen verzette zich hevig tegen deze plannen. Hij was kennelijk bevreesd om aan de Westelijke zijde van zijn land een te machtig buurland te krijgen. Het voorstel van Willem kreeg dan ook geen schijn van een kans. Hij moest vrede nemen met het grondgebied dat ongeveer de tegenwoordige Benelux omvat.

De grenspaal nr 257 te Putte werd in de loop der tijden wel enkele malen verplaatst. Momenteel staat deze paal aan de andere zijde van de baan. (Verzameling Mardon)

56


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Aan de inwoners van deze gebieden werd echter niet gevraagd wat zij over een en ander dachten. In België met name werd dit hele gebeuren zeer argwanend gevolgd. De nieuwe grondwet werd aan ongeveer 1600 Belgische notabelen voorgelegd, slechts 500 stemden voor. Maar onze Hollandse “vrienden” telden de stemmen van 200 personen, die om godsdienstige redenen hadden tegengestemd, alsmede de 300 blanco stemmen van evenveel thuisblijvers, bij de voorstemmers. Op deze wijze werd een meerderheid van stemmen ten gunste van de nieuwe grondwet geforceerd. Deze “arithmétique hollandaise” alsmede een aantal andere voor de Belgen onsympatieke maatregelen, bevorderden de goede samenwerking tussen de noordelijke en de zuidelijke gewesten in het geheel niet. Erger nog, de Belgen voelden zich ten achter gesteld. Dit ongenoegen nam steeds grotere proporties aan. Toen op 25 augustus 1830 in de Muntschouwburg te Brussel “La muette de Portici” werd opgevoerd, een stuk dat handelt over de Napolitaanse volksopstand tegen de Spaanse onderdrukking, was dit het sein voor allerlei straatrellen die uitliepen op een algemene opstand tegen de Noord-Nederlanders.

Een later zicht op grenspaal nr 257.

(Verzameling Mardon)

Op 4 oktober 1830 werd voor het gehele Zuiden de onafhankelijkheid geproclameerd. Hoewel de grote mogendheden zulks op 26 juni 1831 bij verdrag erkenden en ons land in de persoon van Leopold van Saksen-Coburg een koning gevonden had, wilde Willem I nog steeds niet toegeven. De 10-daagse veldtocht van 2 tot 12 augustus 1831 bracht geen verandering in de houding van de grote mogendheden. Nederlandse en Belgische soldaten bleven tot 1839 grimmig tegenover elkaar liggen. Dat jaar pasten de omringende landen sancties toe tegen Nederland, en aldus werd Willem min of meer gedwongen de Belgische onafhankelijkheid te erkennen. Dit gebeurde bij een verdrag van 19 april 1839 te Londen afgesloten. Toch duurde het nog 3,5 jaar voordat vertegenwoordigers van beide kanten het eens waren over de scheiding. Bij deze gelegenheid ging het niet alleen over het vaststellen van de grenzen, maar moesten er ook allerlei economische aspecten worden geregeld. Eerst op 5 november 1842 werd het verdrag tussen beide landen ondertekend. De grensscheiding werd nader uitgewerkt in de overeenkomst van Maastricht van 8 augustus 1843. Aan deze overeenkomst werd op 27 september 1843 een artikel toegevoegd waarin ondermeer de rechten en plichten van eigenaars van landbouw- en veeteeltbedrijven, die door de vaststelling van de nieuwe grens gedeeltelijk op Belgisch en gedeeltelijk op Nederlands grondgebied kwamen te liggen, werden geregeld. 57


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Opmerkelijk is dat deze artikelen letterlijk werden overgenomen uit een verdrag van 3 mei 1815 gesloten tussen Rusland en Oostenrijk. Vooreerst werd aan de overeenkomst het reglement voor het plaatsen van grenspalen toegevoegd. Dit vermeldt bepalingen over plaatsing, afmetingen, levering, vervoer, nummering en administratieve beslommeringen. Tevens werd de nauwkeurige grenslijn in detail van paal tot paal omschreven. Dit beschrijvend proces-verbaal is in Nederland nooit gepubliceerd, in BelgiĂŤ is het openbaar gemaakt als bijlage aan de wet van 5 april 1887. Bij de oprichting van de Belgische staat in 1830 was de handel zo belangrijk geworden dat de grens heel nauwgezet diende uitgetekend. HET LEVEREN EN PLAATSEN VAN PALEN: Aldus werd de grens niet enkel op kaart getekend, maar eveneens vastgelegd in het veld. Tussen Vaals in het Oosten en Knokke in het Westen werden niet minder dan 369 grenspalen op het terrein geplant die alzo met behulp van nog meer hulppalen, de eigenlijke scheiding aangaven. Nadat de grensvaststelling op regeringsniveau geregeld was, werd er een grensafscheidingscommissie ingesteld waarin gevolmachtigden van beide koninkrijken zitting hadden. Deze commissie heeft in vele tientallen vergaderingen de grensafscheiding tot een praktisch resultaat gebracht.

PALEN IN GIETIJZER

PALEN IN STEEN

58


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Toen alles op papier tot in de kleinste details geregeld was, kon de openbare aanbesteding voor het leveren en plaatsen van gietijzeren en hardstenen palen worden opengesteld. De laagste inschrijvers waren De Soer uit Luik, Stevens uit Maastricht en Deliège uit Tirlemont. Na de aanmaak van de palen volgde het transport en de plaatsing. De palen werden naar de depots vervoerd waar ze voor 15 mei 1844 aanwezig moesten zijn. Deze depots waren gevestigd te Visé, Maastricht, Maaseik, Loozen (aan de sluis), Antwerpen en Gent. Dit transport was geschied per schip. Verder naar de grens werd gebruik gemaakt van paard en kar. Als we zien hoe uiterst moeilijk vele grenspalen in onze tijd te bereiken zijn, dan kunnen wij niet anders doen dan ons in hoge mate verbazen dat deze gietijzeren grenspalen “van het eerste uur” in zo’n korte tijd (minder dan één jaar) geplaatst zijn. SOORTEN PALEN: Er zijn twee soorten grenspalen namelijk gietijzeren en arduinen. De eerstgenoemde hebben fameuze afmetingen, namelijk ze zijn 2,47 m. hoog. Het achtkantig onderstuk is 1 meter lang. Hiervan zit 60 cm. onder de grond. Van deze 60 cm. is twee derden in een fundering van baksteen ingemetseld. Die rust dan weer op een 20 cm. dikke gemetselde ronde basis die 1 meter doorsnee heeft. Het kegelvormige gedeelte dat op het achtkantig onderstuk staat, is 1,30 m. De knop, die het geheel voltooid, is 17 cm. Deze “knop” is een gestilleerde dennenappel. Verder werden de wapens van België en Nederland aangebracht, het jaartal 1843 en een nummer. Het wapen hoort aan de zijde van het eigen land te staan. In bepaalde gevallen, wanneer een paal herplaatst werd, is zulks over het hoofd gezien. Dit is ondermeer het geval met paal nr. 251, gelegen op het punt waar de gemeenten Huybergen, Putte, Ossendrecht en Kalmthout samenkomen. Ook grenspaal 218, tussen Ginniken en Meerle aan de rivier de Mark, staat 180° gedraaid. Enkele palen dragen een ander jaartal, namelijk 1869 of zelfs 1905. Deze zijn later gezet, respektievelijk bij de indijking van het Verdronken Land van Saaftinge en de indijking van het Zwin. Een vaste regel voor het plaatsen van een grenspaal is er niet. Meestal werd er daar een geplaatst waar een andere gemeente de grens vormt. Zo staan sommige palen enkele meters uit mekaar, terwijl er bij andere 4 kilometer kan tussenliggen. De palen zijn genummerd van nr. 1 (bij Vaals) tot nr. 369 in het Zwin. De arduinen palen zijn beduidend kleiner. Onder de grond steekt een vierkant stuk van 50 cm., boven de grond 70 cm. plus 5 cm. afschuining. Deze stenen, die dienst doen als hulppalen, komt men ondermeer tegen bij een scherpe hoek in de grens, of op gelijke afstand tussen ver uit elkaar staande gietijzeren palen. Deze arduinen palen zijn niet genummerd. KLEUR: In 1843 werd voorgeschreven dat de palen grijs dienden te worden geschilderd. In de loop van 150 jaar dat de palen in weer en wind hebben gestaan, dienden zij vanzelfsprekend al eens te worden herschilderd. Vele potten verf werden aldus ledig gestreken. Hierdoor zijn per gemeente verschillende nuances grijs ontstaan. Volgnummer en jaartal moesten oorspronkelijk zwart worden. Maar... in Zeeuws-Vlaanderen (palen 269 t/m 369) komen we vreemde kleuren tegen. Soms donker blauw, soms groen, soms zelfs rose (dit laatste doet ons de wenkbrauwen fronsen) zoals het geval is in de gemeente IJzendijke. 59


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

PROBLEMEN: Nadat de grenspalen in 1844 waren geplaatst, bleek al gauw dat ze door grensbewoners werden beschadigd, verplaatst of dat ze zelfs verdwenen. Noch de degelijke constructie en plaatsing, noch het gewicht (372 kg.) bleek een beletsel te zijn. Nadat men tot het besef was gekomen dat regelmatige controle noodzakelijk zou zijn, werd te Antwerpen op 28.6.1847 een overeenkomst gesloten met betrekking tot onderhoud en instandhouding van de hele zaak. Daarom werd de plaatselijke gemeentebesturen opgedragen om regelmatig, d.w.z. jaarlijks, alle palen te schouwen. Zulks is grotendeels verwaterd met als gevolg dat in sommige gemeenten het onderhoud flink wat te wensen overlaat. Zo heeft paal nr. 1 in Vaals, aan het bekende drielandenpunt, dringend een streepje verf nodig. Sommige palen vertonen zelfs kogelgaten. Men fluistert dat verbolgen douanebeambten hier hun wapens op leegschoten. Waarom zouden ze verbolgen zijn? Spijtig dat deze gaten nooit worden opgestopt. Spijtig ? Soms denkt een koolmees, die er dankbaar gebruik van maakt om een knus nestje te bouwen, er helemaal anders over. Paal 369, aan het andere einde van de zaak, is reeds meerdere malen weggespoeld in het Zwin. Knokke en Sluis zullen hier toch een oplossing voor moeten zoeken. BIJZONDERE PALEN: Bij het gehucht Achterste Brug van de gemeente Valkenswaard bevindt zich een natuursteen genaamd “Graaf van Loon”. Deze steen zou aldaar reeds geplaatst zijn sedert 1331 en duidt op de linkeroever van de Dommel de eeuwenoude grens aan tussen het graafschap Loon en het Hertogdom Brabant. Tussen Berendrecht en Putte had ten westen van grenspaal 259 een flinke zandverstuiving plaats in zuidelijke richting, waardoor het juiste verloop van de grens moeilijk te volgen was. In 1888 heeft men er 26 stenen paaltjes geplaatst van 1 meter hoog. Op de kop staan de letters N en B. In Overslag (Wachtebeke) staan nog 4 grensstenen met aan ene zijde de dubbelkoppige Oostenrijkse adelaar en aan de andere het wapen van de 7 provincieën. Deze kwamen er na het einde van de Spaanse Successieoorlog (1702-1714). Aan Belgische zijde staat het woord “Oostenrijk”, aan Nederlandse zijde “Hare Hoog Mogende”. Een van de stenen werd overgebracht naar Wachtebeke en bevindt zich voor de ingang van de plaatselijke bibliotheek tegenover de kerk. EEN GROOT PUTTE: tenslotte weze nog gezegd dat Putte de kans heeft gemist om tot één grote gemeente te worden omgevormd. In 1828 was er een procedure aanhangig om de gemeenten Baarle-Hertog en Baarle-Nassau samen te voegen. Het geheel zou onder NoordBrabant komen. De provinciale staten van Antwerpen namen dit niet. Tot de gouverneur van Antwerpen met een tegenvoorstel op de proppen kwam. Voor de afstand van Baarle-Hertog zou de provincie Antwerpen Nederlands Putte moeten krijgen. In zijn openingsrede voor de gedeputeerde staten op 6 juli 1830 kondigde gouverneur Van der Fosse de officiële ruil aan. Het voorstel werd door het provinciaal bestuur aangenomen en ook koning Willem ging akkoord. Rond dezelfde tijd kreeg Willem echter andere katten te geselen, want kort daarop braken de gekende onlusten in Brussel uit. Het voorstel voor de ruil verzeilde in den Haag in de vergeethoek. Negen jaar vijandelijkheden en vier jaar later een reeks grenspalen leerden ons: Alles blijft bij het oude ! Onze vraag: wie voelt zich geroepen om iets uit de vergeethoek te halen ? Bronnen: Douane-museum, Kattendijkdok Oostkaai, 22, Antwerpen.

J. Vanummissen.

60


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Het protest van mijnheer Hendricx Hugo Lambrechts-Augustijns In het notariaat van Guiliam Embrechts te Ekeren vonden we een proces-verbaal van een klein accident te Kapellen (1). Op 3 augustus 1648 komt Jaspar Hendricx, wonende te Kapellen in de "Hoogen schoot", met zijn kar vol koren, over de "sheerenstrate " (2) in de "Eerdtbrandt" naar zijn huis gereden. Adriaen Adriaenssen Bremdoncx, Andries de Keyser en Govaert Claessen beginnen hem daar op een pak slaag te trakteren en willen zijn paard afnemen: "hem met gewelt aen te tasten hem slaende, hem sijn kerre met coren geladen ende peerdt met gewelt aff te nemen. " Als de geweldenaars de kar willen omkeren blijkt niet uit de akte of zij eerst het paard moeten uitspannen: " 't peerdt nemende met den toom ende de kerre in gewelt omkeerende ende het bindtseel daer de kerre mede gebonden was losdoende, hun best deden om de kerre met coren om te stooten. " Een grote volgeladen hooiwagen zal met drie man niet omver te duwen zijn, maar een aardkar moet wel te doen zijn. Jaspar was natuurlijk niet gelukkig, want zijn koren zal voor een gedeelte verloren geweest zijn. Wat de reden was om hem te molesteren zal niet te achterhalen zijn. Ofwel was het een daad van een plotse opwelling van agressie, ofwel een berekende wraakactie. De drie vernoemde mannen zullen niet de beste vrienden van Jaspar geweest zijn, of althans niet meer na hun activiteit. Voor de grap moet je zulks niet uithalen. Zo dacht ook Jaspar daarover: "ende also hetselve anders nyet en is als een acte van straetschenderije en verstaet hij in een plaetse van rechte, protesterende daeromme midts desen van het gewelt aen hem aengedaen. " Het voornaamste verschil tussen een wagen en een kar is, dat een wagen vier wielen heeft en een kar twee. In onze streken kwam ook wel een driewielkar voor. We herkennen prachtige wagens op de schilderijen en tekeningen van Breugel en Rubens. Rubens heeft deze wagens, technisch gezien, heel precies weergegeven. Bij de karren hebben we twee types: de 'aardkar' en de 'hoge kar'. De aardkar wordt ook wel 'kipkar' genoemd, omdat de bak van de kar kan kantelen ten opzichte van de berries. Bij een hoge kar is dit niet het geval: de bomen of de berries zijn ĂŠĂŠn geheel, zodat het trekdier moet uitgespannen worden wil men de bak laten kantelen. We denken dus dat mijnheer Hendricx met een aardkar reed, alhoewel: het waren vroeger sterke mannen in Kapellen. Noten: (1) SAA, N 1412, notaris G. Embrechts (2) Sheerenstrate is de hoofdstraat of voornaamste straat van een gemeente.

Merkwaardige verklaringen... Dageraad: tijdstip waarop verstandige mannen naar bed gaan. Krakeling: zoontje van een inbreker. Goudvis: rijkgeworden haring. Dogma: moeder van een hond. Bedacht: bed nummer acht. Misleider: priester. Lijfspreuk van een pianist: toets wederom toets. Echtscheiding: er de bruid aan geven.

61


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Vragen rond de Oosthoeve te Putte - Ertbrand Kapellen heeft in de loop van haar geschiedenis vele kastelen en speelhoven of hoven van plaisantie zoals men die vroeger noemde gekend. Enkele hebben tot op onze dagen stand gehouden, straten in de buurt werden naar hun vroegere eigenaars, meestal leden uit adelijke families genoemd. In de 15e en vooral in de zo gezegde gouden eeuw van Antwerpen was deze metropool de trekpleister voor tal van vreemde kooplieden die met internationale handel rijkdom verwierven. Eenmaal in bezit van een behoorlijk fortuin lieten ze buiten de stad een hof van plaisantie bouwen om daar na de dagen van drukke handelszaken het week-end in een rustige omgeving door te brengen. Dikwijls was de basis van zulk buitenverblijf een bestaande hoeve die verbouwd werd ofwel een nieuwe woonst bijgebouwd kreeg. Buiten de stad wonen betekende toen ook zelf in uw onderhoud kunnen voorzien, een hoeve was dus wel noodzakelijk. Niet altijd was een eigendom op de buiten voor eigen gebruik, doorgaans hadden rijke kooplieden meer dan ĂŠĂŠn hof als geld belegging. Het niet persoonlijk gebruikte werd dan verpacht. De "Oosthoeve" te Kapellen zal zo een verpacht eigendom geweest zijn en niet tot speelhof uitgegroeid (veronderstellen we). Waar lag die Oosthoeve en wie waren de eigenaars? Bij het napluizen van een genealogie kon toevallig de naam van deze hoeve genoteerd worden en meteen ook een eigenaar. Voor zover ik weet verscheen de naam van de eigenaar nog niet in de lijst van de Kapelse wapenvoerders. We vallen maar direct met de deur in huis met de feiten. Op 10 juli 1679 werd er overgegaan tot de verdeling van de goederen van Melchior de Villegas, die omdat hij genoemd was zoals zijn vader, als Melchior II vermeld werd. Het feit dat het document dertig groot-registerbladen besloeg geeft een idee van het belang van de goederen, deze waren voornamelijk gelegen te Antwerpen en omgeving. Waarbij was vermeld de "Oosthoeve" te Kapellen groot 30 bunder (dat zou zowat 40 Ha geweest zijn). De verdeling ging in verschillende loten. We gaan de lange lijst van de goederen niet volgen en kijken naar lot B dat toeviel aan de zoon Diego-Ferdinand de Villegas. Het deel van Diego of ook Didace-Ferdinand omvatte buiten huizen in de stad en op 't Kiel een hoeve van ongeveer 27 bunder gelegen te Oelegem en eveneens aldaar nog een hoeve van 3 bunder. Tevens gronden te Strytem, te Krainhem, Evere en te Kontich, om het hier maar bij te houden. Ook de "Oosthoeve" te Kapellen was in het erfdeel van Diego begrepen. In afwachting dat iemand meer weet te vertellen over deze hoeve maken we kennis met de familie van deze 17e eeuwse eigenaar van Spaanse afkomst. Hoe Melchior II aan de hoeve kwam is niet vermeld. De eerste de Villegas die van uit Spanje in Belgie kwam was een Diego als infanterie-kapitein en edelman bij het gevolg van Keizer Karel V. Zoals nog meerdere van zijn landgenoten vestigde hij zich te Antwerpen waar hij vernoemd is als Spaans koopman. Hij was de algemene stamvader van de Villegas in Belgie, hij stierf in 1581. Melchior II de eerstgenoemde voor de Oosthoeve was een kleinzoon. Al spoedig moeten de Villegas fortuin gemaakt hebben en zij kwamen in het bezit van vele goederen. Ten einde openbare functies te kunnen uitoefenen in de Nederlanden had de vader van Melchior verzaakt aan zijn Spaanse nationaliteit. Grootvader en vader waren nog gehuwd met vrouwen uit Spaanse families. De echtgenote van Melchior II een Belgische namelijk Jeanne Margareta Mechelman kwam uit een adelijke Brusselse familie. Hij stierf in 1651, zijn echtgenote was reeds in 1632 overleden. Zij hadden vier kinderen, waarvan zoals reeds vermeld Diego-Ferdinand de Oosthoeve te Kapellen erfde. Diego Ferdinand werd geboren te Antwerpen op 17 februari 1631 en zou een bijzondere figuur worden in de geschiedenis van de Antwerpse Polder.

62


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Hij studeerde als zeer jong leerling bij de Jezuieten van het oude hof van Liere in de Prinsenstraat te Antwerpen thans gekend als de Sint Ignacius Faculteit. Op 22 februari 1656 huwde hij in Sint Joriskerk te Antwerpen met Marie Isabella Lucie van Opmeer geboren 4 november 1635 als tweede dochter van Lucas van Opmeer en van Marie 's Meesters. De familie van Opmeer was van Hollandse afkomst en bleef katholiek, de achter-grootvader van Lucie was een gekend historicus en religieus schrijver. Zoals zijn grootvader en schoonvader vervulde Diego-Ferdinand verschillende openbare functies. Van 1662 tot 1687 was hij met verschillende onderbrekingen en hernemingen schepen van Antwerpen. Van 1670 tot 1680 was hij "Wees-meester" belast met het toezicht op de voogdij van wezen. In 1673 was hij lid van de "Politiekamer" wat inhield het toezicht op de markten, ge-bouwen, de stedelijke hygiene en de handelstrans-acties. Aldus werd hijeen belangrijk personage in de Antwerpe regio. Daar paste nog een titel bij en hij kocht de heerlijkheid Serville. (en niet Sevilla zoals sommige bronnen melden). [1] Hij vormde renten op verschillende instellingen die hem flinke inkomsten bezorgden. Op 4 mei 1672 werd hij ridder benoemd met vermeerdering van wapen. Daardoor mocht hij het schild laten houden door twee leeuwen en mocht de wrong van de helm vervangen worden door een kroon. Op het wapen de Villegas komen we verder terug. In 1679 kocht hij nog twee huizen in de Zilversmidstraat achter het stadhuis waar de zilver en goudsmeden woonden. Zijn opgang als belangrijk personage hield niet op, onder de vele bezittingen van zijn schoonvader Lucas van Opmeer was er een heerlijk goed "Wytvliet" genaamd gelegen langs de Schelde nabij het fort Sint Philippe waar zich het huidige 6 e havendok bevind. Na de dood van Lucas van Opmeer kwam "Wytvliet" aan Diego-Ferdinand de Villegas. De schoonvader van Diego had in 1658 ook het kasteel en heerlijkheid "Veltwyck" te Ekeren gekocht . Toen zijn jongste dochter huwde met Jan Baptist de Robiano, koninklijk raadsheer, kreeg zij "Veltwyck" als bruidschat. [2] Het echtpaar de Robiano-van Opmeer was in financiele moeilijkheden geraakt en was verplicht door gemaakte schulden "Veltwyck" in 1684 te verkopen aan Diego-Ferdinand de Villegas. Uit dit alles blijkt dat de "Oosthoeve" te Kapellen maar een klein onderdeel van de vele bezittingen zal geweest zijn. Het echtpaar de Villegas-van Opmeer stierf niet op hun buitenverblijf maar in hun 'hotel', zoals toen de grote herenwoonsten in de stad genoemd werden, gelegen in de Sint. Kathelynevest. Hij op 26 december 1693 en zijn echtgenote op 4 oktober van hetzelfde jaar. Zij werden begraven in het marmeren familiegraf van zijn voorouders in de kerk van de Bogaarden. Uit hun huwelijk waren veertien kinderen geboren waarvan maar zeven overleefden . Twee jaar na de dood van hun ouders verkochten zij het Veltwyck-domein aan jonker Bernard Diaz d'Ossa Guarra ook van Spaanse afkomst. 63


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Wat gebeurde er met de Oosthoeve te Kapellen? Een zoon Theodoor-Fernandez bekwam de grote hoeve van Wytvliet, nog een hoeve te Oelegem en de heerlijkheid Serville. Een jongere broer van Theodoor, Melchior-Erard de Villegas gedoopt in O.L.V Zuid op 7 juli 1671, kreeg bij de verdeling van de goederen een "schone en grote hoeve, genaamd 'Oosthoeve' en gelegen te Kapellen", nog altijd 30 bunder groot. Buiten deze bezaen zij nog verschillende huizen in de stad en nog overstroomde gronden te Ettenhove (Hoevenen) en Oorderen die moesten ingedijkt worden met materialen voortkomende van Wytvliet. Melchior-Erard was op 22 mei 1700 in St.Joriskerk te Antwerpen gehuwd met Marie Petronelle Kelle. Na zijn broer Theodoor-Melchior, die priester was, kwam Melchior-Erard in 1707 ook nog in bezit van de heerlijkheid Serville . Van 1704 tot 1711 was hij ononderbroken schepen van Antwerpen. In 1718 stierf zijn echtgenote en hijzelf in 1746, van hun vijf kinderen bereikten er maar twee de meerderjarige leeftijd. De jongste Ferdinand-JozefMelchior geboren 10 januari 1710 bekwam de heerlijkheid Serville maar verkocht deze aan een zekere J.D.Moniot. Op 7 april 1739 huwde hij in de Sint Joriskerk te Antwerpen met Marie-Elisabeth Tobias uit Amsterdam. Op 19 januari 1758 kwam deze te overlijden en op 2 februari 1761 ging FerdinandJozef een nieuw huwelijk aan met Jeanne-AntoinetteCatherine de la Farge. Dit huwelijk bleef kinderloos maar van zijn eerste vrouw had Ferdinand-Jozef zes kinderen waarvan er maar drie de meerderjarigheid bereikten, twee dochters en een zoon. Deze zoon Nicolaas-JozefEmmanuel gedoopt 25 december 1741 verkoos een militaire loopbaan in dienst van de Vereenigde Provincies. Hij bleef ongehuwd en met hem eindigde de Antwerpse tak de Villegas in mannelijke lijn. De datum van zijn overlijden is niet gekend. Wat er met de Oosthoeve te Kapellen gebeurde schijnt zoekwerk te zijn. Op een vorige bladzijde van deze bijdrage vermeldden wij iets over een gunst bij het wapen. Daar is nog wel wat over te vertellen. We hebben dus te doen met een Spaans wapen, die hebben meestal als bijzonder kenmerk een zoom of boord. De zoom in de heraldiek is een rand rond het schildveld die ongeveer een zesde beslaat van de breedte van het schild. Meestal is die zoom dan beladen met een aantal figuren.

64


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Rouwbord van Melchior II de Villegas (Kon. Bibl. Brussel)

Ook het wapen de Villegas is voorzien van een zoom die in de loop van verschillende generaties voor afwisseling in de beschrijving daarvan heeft gezorgd. Van de figuren in de zoom van het Villegas-wapen en hoe ze in gebruik kwamen is de reden gekend. Dat kan niet altijd van een wapen gezegd worden. Het oudst gekende wapen dat geschiedkundig is vastgesteld is dat van een ridder PedroFernandez de Villegas die deelnam aan de strijd gevoerd door de Christelijke koningen van Aragon, Castillie en Navara tegen de Muzelmannen in de vlakten van Andalusie op 16 juli 1212. Als beloning voor zijn moed schonk koning Alfons IX van Castillie aan deze ridder verschillende voorrechten. EĂŠn daarvan was het voeren van het koninklijk wapenfiguur in de zoom van zijn schild beurtelings met de zwarte ketel die hij tevoren al mocht voeren. Hij verkreeg dit symbool omdat de Villegas niet alleen troepen leverde maar deze ook van voedsel voorzag. [5] Het schild zelf was op zilver een zwart leliekruis geledigd van 't veld, sinds genoemd feit dan een zoom geblokt van rood en zilver van 8 stuks, op zilver een zwarte ketel, op rood een kasteel van goud met op de kantelen nog, drie kleine gekanteele torentjes (=Castillie), het helmteken een gewapende ridderarm houdende een zwaard. De zoom werd niet altijd door alle leden van de familie gevoerd, sommigen alleen de kastelen andere dan weer alleen de ketels, ook het aantal was niet altijd hetzelfde. Over de Villegas zoom kan een afzonderlijke studie gemaakt worden maar we beperken deze tot die paar leden met betrekking tot de Oosthoeve. 65


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

De eerste de Villegas die daarvoor in aanmerking komt was dus Melchior II. Alhoewel de kastelen in de zoom moesten herinneren aan een historisch feit bleven deze toch niet door iedereen behouden. Melchior II voerde de zoom niet meer geblokt maar effen rood en beladen met alleen de 8 ketels die om een bepaalde heraldische regel van zwart in goud veranderd werden. Op het obiit of rouwbord van Melchior II [4] ziet men zijn wapen aldus afgebeeld vergezeld van de 8 kwartieren van zijn voorouders. Zijn zoon Diego-Ferdinand voerde de zoom zoals zijn vader. Een oudere broer van Diego-Ferdinand, Paul-Melchior had de heerlijkheid Hovorst gekocht en verkreeg de titel van baron, hij voerde de zoom terug geblokt van 16 stuks met de 8 kastelen en 8 zwarte ketels. Het wapen van Diego-Ferdinand op zich zelf had intussen een verandering ondergaan. Zoals meer gebeurde nam hij het wapen van zijn moeder in het zijne op door vierendeling van het schild. Het 1 e kwartier zoals gezegd het zelfde als zijn vader, het 2 e kwartier op zichzelf nogmaals gevierendeel die we dan A, B, C en D zullen noemen. A en D op rood een wippende hazewindhond van zilver met halsband van goud. B en C van goud drie molenijzers zwart volgens sommigen van azuur = Mechelman. Het 3 e kwartier op zilver twee zwarte wolven de ene boven de andere, een rode zoom beladen met 8 gouden Sint-Andries kruisjes (=de Ayala) een Spaanse familie aangehuwd met een der voorvaderen, Het 4e kwartier weer gevierendeeld A en D op rood een adelaar van zilver, B en C gebalkt van goud en rood van 6 stuks (= Joigny de Pamele) nog een van de aangehuwde families. Tevens mag ook even vermeld worden de gebeurlijke wapens van de vrouwelijke mede eigenaars van de Oosthoeve. Het wapen Mechelman voor de echtgenote van Melchior II kennen we al als het 2e kwartier van het wapen Diego-Ferdinand. De echtgenote van deze laatste Lucie van Opmeer stamde uit een familie afkomstig van Delft en voerde op azuur een zeemeermin van goud, in de opgeheven rechter hand, een spiegel van zilver met een boord van goud, in de linker hand een rijksappel of aardbol van azuur met band en kruisje van goud. [5] Als helmteken de meermin uit het wapen. Wat het wapen Kelle, voor de echtgenote van Melchior-Erard betreft is er geen zekerheid, het Armorial Rietstap geeft twee wapens Kelle, één van Vlaamse en één van Hollandse oorsprong, een verklaring daarover ontbreekt spijtig genoeg. Voor het wapen Tobias, echtgenote van de laatste Villegas van de 'Oosthoeve' is er wel een goede verklaring. Deze familie was van Ierse oorsprong waar ze Tobin genoemd werd. Een Jan Tobias gezegd Tobin uit een oude adelijke familie uit het graafschap Tipperary in dienst van de Engelse Oost-Indie Compagnie tot in 1717. Hij liet zich in de Nederlanden naturaliseren. Deze familie voerde een wapen van sinopel = groen drie rozenbladeren van goud 2-1 en de steel omlaag. Een gekroonde helm met als helmteken een merlet in natuur kleur tussen een antieke vlucht van groen en goud. Het feit dat op het stratenplan van Kapellen een Oosthoevestraat voorkomt laat veronderstellen dat de hoeve daar ergens in de buurt moet gestaan hebben. Wanneer en waarom verdween ze? Wie heeft ze nog gekend? Maakte ze misschien deel uit van een vroegere abdij-bezitting? Tekst en tekeningen J. Goolenaerts Noten en verwijzingen. [1] Serville was een heerlijkheid gelegen tussen Samber en Maas niet ver van Dinant, en bezat de gewone graden van rechtspraak. [2] Fr. Bresseleers en H. Kanora: Ekeren ons heem p. 30 uitg.gemeentebestuur 1951 [3] In een 13 e eeuws wapenboek berustend te Burgos (Sp) is een ridder Pedro Ruyz de Villegas afgebeeld wellicht de oudst gekende afbeelding van het wapen. [4] De afbeelding van het obiit van Melchior II Koninklijke Bibliotheek Brussel manuscript 15961 p.19 [5] J.B. Rietstap: Armorial Général. Voor de Villegas - Gladys Guyot: La Famille de Villegas en Belgique. Histoire et généalogie. Brussel 1987.

66


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Vertellingen uit de oude doos. Een vertelling uit Putte-Kapellen: over de naam Stabroek Vrouw: “Van die broek ? Jaja, dat heb ik dikwels horen vertellen. Ons vader heb ik vaak horen vertellen over Stabroek. Da was een broek, die had in ‘t water gestaan.....of hoe was het weer ? ‘t Had in alle geval goe gevrozen.” Man: “Ja, die was in ‘t water gelopen, en hij was helegaar nat, enne, die kwam er uit gekruifeld en zijn broek bevroos. Hij zette zijn broek daarna weg en die bleef staan en zo is dat Stabroek blijven heten....” Vrouw: “Stabroek ja, ‘k hem ons vader dat dikwels horen vertellen zenne !” Een andere vertelling uit Putte-Kapellen: over steeds maar mangelen Janneke de Tuitelaar ging met een paard naar de markt. Onderweg zag hij ne man en een koe. “Wel vriend”, zei Janneke, “wat hedde gij toch een schoon koe !” Als gij wilt zal ik er mijn paard voor geven.” “Aangenomen” zei de man. Janneke ging voort met zijn koe. Wat verder kwam hij aan een wei, waar een geit liep. “Pachteres” riep hij, “wat hedde gij een schoon geit. Willen we mangelen ?” “Ja wij” zei de pachteres. Janneke ging voort met zijn geit. Nu kwam hij bij een boerenhof, waar ze het kapmes aan ‘t slijpen waren.

“Wel boer” sprak hij, “wat hedde gij ne schone slijpsteen. Ik geef er u mijn geit voor.” “Gelijk ‘t u belieft” zei de boer. Janneke trok voort me zijne slijpsteen. Na wat gaans, kwam hij aan een gracht, waar wel honderd puiten zaten te kwaken. “Wat aardige kerels, wat moette gij van mij hemme ?” vroeg Janneke aan de puiten en hij wierp zijne slijpsteen in het water. Maar nu had hij niets meer. Het werd avond en hij dorst naar huis niet te gaan. Hij viel dan aan ‘t lopen langs hagen en kanten, langs sloten en grachten, en loopt segenswoordigs nog altij ! Een verhaal, opgetekend in Hoevenen: een moordenaarshol Ons vader was nog jong en die werkte in de vreemde. Die gingen altijd op logement: eten en koffiedrinken en slapen. Maar op ne keer....ons vader maakte altijd drij kruiskes en bad drij weesgegroeten.... maar deze keer was hij ‘t vergeten met ‘t praten. Hij ging pissen en kost de deur van de schuur niet vijnen: die heks zat in de schuur. En grootoom dacht: “Waar zit onze Gust toch.” In ne keer mokt vader een kruis en hij sting voor de deur. Nu ‘s morgens gingen ze eten. En daar lag een stuk vlees in de telloor. Hij zegt: “Mannen, is da geen stuk elleboog van ne mens ?” “Watte ? Ik moe niks nie meer hemme !” En ‘t bleef liggen. “Wat gaan we nu vanavond doen, mannen ? zeien ze. “Jongens, slaapt niet maar past goe op.” En z’hadden een bijl zien staan. 67


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

“Ik pak mijn bijl eerst” zei vader. En ze gingen naar binnen. En daar was ‘t vol hooi, maar daar sliepen nog mensen in, en zijlie weg en van die ander hemme ze niks niemeer gehoord. Daar zei er ene: “Ginder wijd is een licht.” Daar woonde ne meulder. “Jongen, mogen we hier een beetje rusten ?” “Ja, kom rust mor wa.” En ze zeien waar da ze vandaan kwamen. “Mannen” zei hem, “wa zijde gelukkig, da ge gaan lopen zijt, want daar zijn daar al veel dooien. Maar ‘t zal nie lang nie meer duren...” Zo wisten ze het in Stabroek: over graaf Moretus Moretus, daar hem ekik ons vader dikwels van horen vertellen. Da was nen helen brave mens. Die ging jagen in Vrankrijk. En daar sting een heel schoon staminee. Daar was daar van buiten niks aan te zien. Maar die gingen daar overal jagen, en Moretus die ging binnen met zijne knecht en die wisten nog van niks. De meid kwam en ze vroegen om eten. “Wat zoude gere eten, heren ?” “Zo’n en zo’n.” De knecht zei: “Die meid die zucht mor en die beziet ons zo, wa zou da zijn ? Wil ik het eens vragen ?” “Neie” zei Moretus; Ze komt terug met eten. “Wat is ‘t, wat zou er u believen ? Wa zedde toch schoon nette jongens !” “Wa zou die toch beduien. Wil ik het eens vragen ?” zegt de knecht. “Ja, vraag het eens.” “Maar juffrouw, gij zucht altij mor.” “Ssst, ik kan ‘t binnen nie zeggen, mor ga eens wandelen en ik zal ‘t u vertellen. Wa zijde gijlie toch schoon heren, en ge zij in geen goei huis.” “Mor juffrouw, wat is er nu toch ?” “Gijlie zij veel te goei mensen. Ge zit in een moordenaarskot. Let op ullie hond. Mor ‘k moet zwijge of ‘k zen mij leven kwijt !” ‘s Avonds: “Willen we eens gaan slapen ?” “Ja, ‘k krijg vaak.” Maar die heer hield de ketting van den hond goe vast. Ze laten den hond los en die springt op da bed, en da bed kapte. De meid zagen ze nie meer. Zegt die van de staminee: “Hoe komt da da dien hond op da bed springt ?” “Ja, hij springt uit men handen.” “Maar wanneer gade slapen ?” “Ja, ja, subiet.” “As we nu mor weg kosten” zegt hem tegen zijne knecht. Die moordenaar begost gon te schieten en Moretus, die had ook een geweer bij. Mor meneer had nog mor ene kogel. Ze schoten nie meer. Toen zegt Moretus: “Kom, pakt ons getuig, maken da we gauw paard en kar hemme.” En zijlie me ’t gerij op de loop totda ze aan ne meulder kwamen. En sito gingen ze naar de gendarmen. “Van waar komde vandaan” vroegen die. “Ja, van daar” wezen ze. 68


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

“En ge zie zo bleek !” “Ja, we zijn bijkan dood gewest.” En z’hadde de meid meegenomen “Meiske, gij go mee !” had Moretus gezeid, “en ‘k zal u zoveel geld en goed geven da ge voor altij rijk zij. En ‘k zal u baas maken van heel ‘t hof, want gij hebt mijn leven gered.” Ja, en swenst als ze schoten en deeën, had de knecht het tuig opgemaakt. En zij mee met de gendarmen en ‘k weet nie hoeveel volk er naartoe. En ze vonden het bed en z’hadden er al nen dooie ondergestopt eer da z’er waren. Meneer Moretus, die woonde in Stabroek, en al de boeren, die moesten heel ‘t jaar geen pacht betalen, zo ne goeie mens was da. En die meid die was daar madam ! In Oorderen ‘t volgende gehoord: de vrouw van de koster Eén ding weet ik van de kerk van Bendrecht. Da kan ik u nog vertellen. In Bendrecht woonden daar vroeger jaren zesendertig toverheksen en die dansten rond de kerk. En ze wisten nie hoe ze die feitelijk moesten gekend krijge. De pastoor zegt tegen zijne koster, hij zegt: “We zullen ‘s zondags als de mis aangaat, eens tellen hoeveel da ‘t er zijn. Ik zou eens geren weten hoeveel da ‘t er zijn !” “Ja” zegt de koster, “hoe gaan we da aan den dag leggen ?” “Da’s makkelijk genoeg” zegt de pastoor, “als we kleppen, zal ik met auw in ‘t portaal gon staan en iedere keer als er een toverheks binnenkomt, zal ik zegge: “oremus koster.” “Goe” zei de koster. Daar waren d’er al gekomen, zes, zeven, acht, negen, tien. Op den duur kwam de vrouw van de koster binnen. “Oremus koster” zei de pastoor. “‘t Is mijn vrouw” zei de koster bleek. “Evenwel oremus koster” zei de pastoor. Uit Putte-Kapellen: de voorspellingen van de heks Daar was daar bij ons een menske - en hoe dikwijls heb ik het al verteld - Wanneke Stek , maar zo heette die wel niet zenne, maar vroeger hadden de mensen allemaal een toenaam. Wij woonden in een huis alleen, winkel en staminee en dan nen akker. Dien akker was van ons. En achter dien akker lag het goed van Moretus en dat was allemaal bos. En nu is dat ook allemaal verkaveld. En dat wijfke, ik denk dat ze toen al meer als negentig jaar was zenne, en heel haar gezichtje dat was ene rimpel en zo zwart...en alle dagen kwam ze met een busseltje hout op hare kop door oze akker gegaan, en naar ons moeder kwam ze dan om bier in een kanneke voor bierpap te koken.

En dan op ne keer vertelde ze. Ze vertelde altijd van den oorlog. En dat was nu een menske die geen letter geleerd was, een huis hoog. Ze stond natuurlijk gekend dat dat een toverheks was. Als er vroeger een ouw mens was, dan was ‘t een toverheks. En dan voorspelde ze, toen had het nog geen oorlog geweest, van veertien niet, en die voorspelde ze, en den tweede oorlog ook. “En dan” zegt ze “zal d’er ene komen. Dan vergaat heel de wereld. En hij zal vergaan in vuur en vlam en de mensen zullen op den hoogsten berg klimmen, als er nog overschieten, voor nog ne mens te kunnen zien.” 69


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

En dan schreeuwde ze altijd, dat weet ik nog zo goed of dat dat gisteren gebeurd is. “Moeder, jaag ze buiten.” Wij waren daar bang van, hé ! Wel ja, dat heb ik ook meegemaakt. Die stond dan natuurlijk in de naam dat ‘t een toverheks was. Maar waar haalde zo’n menske dat uit van die oorlogen te voorspellen ? En ze kende geen een letter, geen A zo groot als een huis, die kende ze niet. ‘t Is toch raar hé. Nu denk ik er nog dikwijls aan. En als ge daar binnenkwaamt: ze woonde in een huizeke met een strooien dak, zo hoog, gene vloer daarbinnen, en zo’n open haardje waar ze wat hout in stookte en waar ze haar moorke op kookte. Die leefde daar alleen. Ze is geloof ik honderdendrij geworden. Ja, vroeger waren d’er toch wel meer aardige dingen lijk nu zenne. Als kind hoort ge van zo menske vertellen, toen hadden wij nog nooit nen oorlog meegemaaakt en nu hebben er al twee meegemaakt, maar ‘t is te hopen dat we er genen derde zullen meemaken. Maar moest dat nu zijn, dat ze die atoombommen gebruiken, dan vergaat de wereld in vuur en vlam. En dan denk ik dikwijls aan dat mens, dan denk ik: “Die kan nog goed gelijk hebben.” Maar de mensen, ze doen hem natuurlijk zelf vergaan. Want ze gaan nu naar de maan zoeken, voor d’r eigen te kunnen verschuilen, die grote mannen. Ze gaan hier zoeken maar ze zullen het niet vijnen. ‘t Is allemaal niet zo gemakkelijk, hé. Ja, jongeske. Iemand van Oorderen aan het woord: die van over ‘t water Daar zijn hier in den tijd veel ratten gewest. Van Vlaanderen waren er mannen gekomen met een bootje van over ‘t Scheld. En die hadden bussels met biezen bij. En met de dikke biezen, daar maakten ze ratten mee. En uit de klein bieskes maakten ze muizen. Ze deeën da gelijk als koeien melken. Ze hadden zo’n bussel bieskes in hun hand en dan trokken ze en zoveel biezen als er waren, zoveel muizen. En als ‘t steenbiezen waren, dan waren het ratten. En als die Vlamingen maaiden, daar kost niemand aan. Die kwamen in ’t seizoen mee den oogst doen. En die kosten buitengewoon maaien. En waar die maaiden, daar groeide geen gras meer. En Piet Jacobs nam ze ook aan. Ze vroegen of dat ze mochten maaien. “Ja” zei Piet, “mor ge kent het reglement !” Als ze niet kosten volgen, dan werden ze afgedankt en dan hadden ze verniet gemaaid. Als ze een dag of twee gemaaid hadden, zei Piet: “We zullen ze er eens uit lappen. Vooruit aan de gang.” En ze gingen die achterna. En die mannen wetten altijd maar, maar de Vlamingen, die maaiden maar door. Zijlie moesten die zeis scherp en dun kloppen. “Wordt ullie zeis dan niet bot ?” zei Piet. “Neie” zeien die mannen. En ze kosten ze niet den baas. Piet zei: “We zullen ze eens hebben ! Meet eens hoever dat hunne post is.” En ze staken een ijzer in de grond, zo lang en zo dik, en dat zetten z’in ‘t gars. En den eerste kwam daar op en die ging daar dwars door en ‘t was een vuist dik. Ge moet niet vragen ! Piet zei: “Wat zou dat zijn ?” En dien ene zei: “‘k Voeldege percies een klein schokske.” En ‘t jaar naderhand groeide daar geen gras meer.

70


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Uit Kapellen komt het doodsbericht van de kat: Op een novemberavond, tussen licht en donker, kwam een voerman langs de Herentalsebaan gereden, toen hij bezijden de weg een zacht gemiauw hoorde. Hij stopte en zag een mooie, zwarte poes op een paaltje bij de weg zitten. “Zeker een verloren beest” zei de voerman. “Komaan poes, ik zal u meenemen voor moeder de vrouw.” Zo gezegd, zo gedaan. Voermans vrouw was met het geschenk nogal in haar schik. “‘t Ziet er ne goeie muizenvanger uit” zei ze, “en die kunnen we gebruiken.” Poes kreeg melk en brood en een warm hoekje om te slapen, en ving uit pure dankbaarheid nu en dan een muis. Een jaar nadien kwam de voerman langs dezelfde weg gereden, toen hij op dezelfde plaats weer gemiauw hoorde. “Dat is kurieus !” meende hij. Hij stopte weer en ging kijken. Op het zelfde paaltje zat thans een rosse kat, en ook deze wilde hij meenemen om aan zijn schoonmoeder te geven, die al vaak beproefd had hem zijn eigen poes afhandig te maken. Maar groot was zijn verbazing wanneer, toen hij de hand uitstak, de rosse poes hem heel bedaard zei: “Baas, zult ge eens aan Klaaie zeggen dat moer Kwante dood is.” De voerman wachtte geen verdere uitleg af. Hij lei de zweep over zijn paard en ging er vandoor zo vlug hij kon. Hij was reeds een hele tijd thuis, eer hij tot zijn spraak kwam. Hij vertelde zijn avontuur aan zijn vrouw, die haar handen in elkaar sloeg van verbazing. Maar beiden werden haast groen van schrik toen hun eigen zwarte poes onder de kachel uitkroop en zei alsof het doodgewoon was: “Is moer Kwante dood ? Dan is het mijn tijd dat ik ga”. En Klaaie verliet op haar dooie gemak het huis, waar zij zolang de gastvrijheid had genoten. Het zal zeker niemand verwonderen dat noch de voerman, noch de vrouw trachtten haar te weerhouden. Klaaie, want zij zal het wel geweest zijn, nam echter voor goed het geheim van moer Kwante met zich mee. En tot slot nog eentje uit Putte-Kapellen: over een behekste jongeman Ja, vroeger bestonden er wel aardige dingen zulle. Ik weet nog iet dat ik echtig heb meegemokt. Allee, da was ne mens die da’k goe kende en ne verstandige mens zenne. En rond het eigenste uur, zo rond een uur of zeven, begost hem altijd mor zijne sjaal wat te frommelen, zo mor van den die te doen. En dan brak het zweet hem al mor uit, dat hem niet wist waar ‘t hem had en dan: “Och, daar hebt ge ze weer !” Da’s nu de zuivere waarheid, wat ‘k u nu vertel, zie, want dat heb ik echtig meegemokt. En ‘t is daarvoor: ik kan ‘k ik niet geloven dat er toverheksen zijn....mor ‘t is toch iet aardig hé. En dan zegt ons moeder - ja, vroeger waren de mensen allemaal veel geloviger gelijk nu, nu geloven ze zoiet nie meer - en ons moeder zegt: “Wat is dat toch allemaal ?” “Oh, daar is ze weer zie, ze sta weer voor de venster.” En ons moeder zegt: “We gaan daarvoor naar de paters van de hei. Daar zijn nog paters, maar of dat die.... En dan zijn we daar, dan is ons moeder - want ik was ‘k ik nog een kind - daar henen gegaan. En dan moest hem heel de familie verwittigen en straffe boete doen en allemaal naar de mis gaan en allemaal te commune gaan. En dan beterde dat. 71


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

En dan zoudt ge nu denken: “Da’s nie waar.” Maar ‘t is zo waar gelijk da ‘k ik hier zit. En die was zo bang, dien heeft gewest dat hem met een koor nor ‘t bos liep om zijn eigen op gaan te hangen. En ne grote ! G’hebt die nog goe genoeg gekend, want later is da nen beestenkoopman geworden, is nog getrouwd en alles. Zie, dat heb ik echtig meegemokt, en bang da ‘k ik was. En ‘k heb later ook altij bang van de toverheksen gewest, mor nou is dat al jaren dat ge daar nie meer van hoort ! Bron: Volksverhalen van Marcel van den Berg.

J. Vanummissen. _________________________________________________________________________

Gezocht !!! Dokumentatie voor het archief van de Culturele Kring Hoghescote!!! Alle dokumentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, affiches, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Dank zij uw medewerking en steun kunnen wij ons archief over Kapellen verder uitbreiden.

Geschonken aan "Hoghescote v.z.w." Mr Jos De Smedt uit Berendrecht bezorgde ons de volledige jaargangen 1980 tot 1995 van het weekblad " De Polder". Familie Dondelinger-Roland - Een stafkaart 1860 (herdruk) van PH. Vermaelen. Een landkaart van Fricx 1743 (herdruk). 2 stafkaarten van Kapellen en omstreken 1936. Burgerlijk wetboek 5e uitgave 1867. Foto's Open Monumentendag 1997. Mr J.F.C. Van Bulcke - een 30 tal doodsprentjes. Het bestuur van 'Hoghescote' dankt van harte voornoemde schenkers voor het doen aangroeien van ons archief.

72


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

St. Vith: een turbulent midweek. Dit jaar werden de Oost Kantons als bestemming voor onze meerdagenuitstap van 14 tot 17 mei gekozen. Vierentwintig inschrijvingen bevestigden dat dit een goede keuze was. Vele deelnemers waren die maandagmorgen al vroeg vertrokken en maakten nog een stop in Malmedy of in één van de vele pittoreske dorpjes in de omgeving alvorens zich te St.Vith in hotel "Am Steineweiher" aan te melden, waar ze werden verwelkomd door Jacques en Roger. Na het betrekken van de overigens nette en comfortabele kamers was er nog voldoende tijd voor een eerste kennismaking met het stadje. Na het avondmaal had Jacques, hoe kon het anders, gezorgd voor een kleine quiz. Het onderwerp was actueel: de Eurobiljetten. Alle typen van de toekomstige biljetten werden rondgedeeld en het bleek dat op elk biljet een brug wordt afgebeeld, het was dus de vraag om naast elke brug de naam van het land waar deze zich bevindt in te vullen. Er werd dan ook duchtig gespeculeerd en sommigen probeerden zelfs stiekem het antwoord bij hun buur te vinden. De jury was echter onverbiddelijk en beoordeelde elk antwoord op dezelfde strenge manier. Thys Janssens werd ten slotte uitgeroepen als winnaar en mocht de hoofdprijs: een bandopnemer, in ontvangst nemen. "Bandopnemer" bleek echter een cryptische omschrijving van de inhoud van het winnaarpakket waaruit een fietsbinnenband (band) en een dweil (opnemer) te voorschijn kwamen, samen dus bandopnemer. Het beoordelen van de uitslag was trouwens niet moeilijk, want wat bleek? Alle getoonde bruggen zijn louter fictieve ontwerpen gecreëerd op een tekentafel en dus niet bestaande. Tijdens het avondeten hadden we vanuit de eetzaal een rustgevend uitzicht over het meertje. Tot plots een felle stortregen losbarstte en het wateroppervlak zodanig teisterde dat het wel een fakirbed leek waarvan de nagels gevormd werden door de steil neerploffende regendruppels. In plaats van een avondwandeling dan maar vroeg onder de veren.

Dinsdagmorgen na een voortreffelijke ontbijt op weg naar de "Planetenweg". Het thema van deze wandeling is de structuur van ons zonnestelsel aanschouwelijk voor te stellen. Men treedt binnen via een smeedijzeren zon en komt achtereenvolgens alle planeten van het zonnestelsel tegen, met als eerste Mercurius, het dichtst bij de zon, en te eindigen bij Pluto. 73


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Klein dĂŠtail: elke afgelegde meter van de wandeling komt overeen met 2 miljoen km in het heelal, wat ging het snel! Op de goed begaanbare wegen was deze tocht trouwens voor iedereen geschikt. Bij momenten hadden we vanaf de heuveltoppen een enig uitzicht over deze prachtige streek: naaldboombossen afgewisseld met fris groene weiden en dit alles overgoten met de echte stralen van een zon die we reeds zo lang niet meer zagen. Buiten het instructieve van deze uitstap genoten we ook van de buitenlucht die hier nog zoveel zuiverder smaakt dan in ons industrieel Antwerpen. De reisleider had ervoor gezorgd dat we eerst onze auto's aan het eindpunt hadden kunnen neerzetten zodat enkel het afdalende gedeelte van de wandeling te voet diende afgelegd en we per auto terug naar het vertrekpunt konden rijden. In de namiddag zouden de dappersten een excursie van zo'n 17 km afleggen terwijl de rest zich aan een 7 km uitstap zou wagen. Over de tocht van 7 km kan ik mij niet uitspreken, wel weet ik dat de deelnemers ervan reeds lang aan een frisse Ciney zaten te slurpen terwijl de "dapperen" in het bos nog hun weg zochten door het labyrint van niet aangegeven bos- en wandelwegen en slechts na het trotseren van een elektrische schrikdraad de terugweg konden vinden naar de bewoonde wereld. Tijdens het avondeten werden we nogmaals getrakteerd op een regenvlaag maar over de gehele dag mochten we alweer niet klagen bij de weergoden. Woensdag zou onze topdag worden met op het programma de Ourdal-route en een wandeling in de omgeving van Ouren. Bij het binnenrijden van Burg Reuland grote consternatie want zowel onze gids en toeverlaat, Jacques Vanummissen, als Liliane Joosens worden ziek en dienen terug naar het hotel gevoerd. Nadat alle overgeblevenen weer verzameld zijn houden we halt in Ouren voor een korte middagsnack, waarna we besluiten de voorziene wandeling alsnog af te maken. Inmiddels hadden zich echter donkere wolken boven het dal samengetrokken en in de kortste tijd viel er een stroom van water en hagel uit de hemel die de straten blank zette en ons alle lust voor een boswandeling ontnam. Dan maar terug de auto in en in plaats van de voorziene trip over de Luxemburgse grens zetten we meteen koers naar St.Vith. In het hotel vernemen we dat een dokter Jacques onderzocht heeft en hem de nodige medicamenten heeft voorgeschreven, terwijl ook Liliane aan de beterhand is. Tijdens een herhaald bezoek aan de "Hauptstrasze" van St. Vith wordt er dan toch maar iets gekocht voor de "kleinmannen". "Ze hebben eigenlijk al te veel maar dit is toch maar een kleinigheid", is een veel gehoorde verontschuldiging voor de verwenzucht door onze generatie. Donderdagmorgen, miezerig weer, niemand heeft nog zin om de koude wind en de dreigende regen te trotseren en na het maken van een groepsfoto of was het een statiefoto keren wij terug naar ons Vlaanderenland. Niettegenstaande het minder goede weer tijdens de laatste twee dagen en de problemen met de gezondheid van enkelen onder ons, ging iedereen toch weer tevreden en met een ervaring rijker huiswaarts. RVdB. __________________________________________________________________________

74


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Daguitstap naar Couvin! Op zaterdag 1 september 2001 reizen we naar het Zuiden van de provincie Namen. We vertrekken aan de kerk van Kapellen om 7.30 uur stipt. Te 9 uur: koffiestop te Nijvel (facultatief) Te 11 uur: bezoek aan de brouwerij "des Fagnes" te Mariembourg. Rondleiding door een Nederlandstalige gids, gratis degustatie van bijzonder lekker bier of andere drankjes. Bovendien wordt u een mooi bierglas ter herinnering aangeboden. 's middags mogelijkheid tot het nuttigen van een ardense schotel of een andere snack (facultatief). Te 14 uur: rondrit van een uur met een toeristisch treintje "entre Sambre et Meuse" vanuit Nismes. Vergeet vooral uw fototoestel niet! De ganse dag begeleidt de Antwerpse gids Brigitte ons. Te 15.30 uur: bezoek aan de Neptunus-grotten te Petigny-Couvin. Duur: 45 minuten. U bezoekt een indrukwekkende kloof waarin de "Eau Noire" verdwijnt. U vaart op de ondergrondse rivier. U krijgt een buitengewoon klank- en lichtspel met muziek van Vangelis. U bewondert de opzienbarende watervallen. Verder rondrit per bus door pittige dorpjes (o.a. Vierves, een der mooiste dorpen uit Wallonië) en merkwaardige landschappen. Te 18 uur: avondmaal te Nismes in " la bonne Auberge". Er wordt u voorgeschoteld: Velouté - rôti de porc à l'estragon, haricots princisse, croquettes - mousse au chocolat. Te 19 uur: vertrek. Te 22 uur: aankomst te Kapellen. Hoe inschrijven ? Door storting van 1200 Bef per persoon op bankrekening nummer 413 - 7205071 - 65 van de Culturele Kring Hoghescote v.z.w. met vermelding "Couvin". (niet leden betalen 1320 Bef) Een telefoontje vooraf is wenselijk aan: R. Balbaert - 03.664.57.22 of J. Vanummissen - 03.605.31.38 Dit wordt mooi, dit wordt zelfs zeer mooi! Benieuwd wie de 50 gelukkigen zullen zijn... De organisatie is in handen van bovengenoemd duo.

75


't Bruggeske jg 33 - juni 2001 - nummer 2.

Op 13 juli gaan we wandelen... Afspraak op vrijdag 13 juli 2001 om 19 uur aan de kerk van Kapellen. Vervolgens met de eigen wagen naar Brasschaat-Maria ter Heide. Parkeren aan de ingang van " Hof ter Mick", Fortsebaan. We maken een rondgang in het domein "De inslag" en vervolgens bezoeken we het park rond het kasteel "Hof ter Mick" waar onder meer de vijver en de poort met ophaalbrug merkwaardig zijn. Bovendien is er een arboretum, wat steeds interessant is. Aansluitend maken we een rondgang in de kinderboerderij, ten einde ons wat jonger te voelen. Nagekaart wordt er bij pot en pint in de taverne Hof ter Heide. De drukte van de zomermaand en de temperatuur(vrijdag de dertiende kan natuurlijk niet mis!) zullen bepalende factoren zijn voor het aantal te nuttigen dranken. Traditioneel biedt het bestuur alvast de eerste consumptie aan (kies iets lekkers!). Een avondwandeling in hartje zomer en in leuk gezelschap kan heel aangenaam zijn. We rekenen op uw aanwezigheid. J. Vanummissen.

Zoekplaatje...

Kan iemand van onze geachte lezers of lezeressen ons een hint geven waar het bovenstaande gebouw staat of gestaan heeft? Graag uw eventuele reacties naar Roger Balbaert tel: 03.664.57.22 76




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.