Bruggeske 2001-4 decemberWeb2

Page 1



’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

't Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Culturele Kring " Hoghescote v.z.w. " te Kapellen. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen - tel: 03.664.57.22.

33e jaargang – nummer 4

1 december 2001.

__________________________________________________________________________________________

In dit nummer... - Bladwijzer. - 113 - Vanwege het bestuur van Hoghescote. - 114 - Hernieuwen abonneegeld 2002. - 115 - Op midweek naar Couvin. - 115 - Uitstap naar Couvin en omstreken. – 116 - Het jaarlijks banket. - 117 - Van het Comité over C.O.O. tot het O.C.M.W. – 118 - Merkwaardige uitspraken of gezegden. - 121 - De vereniging ELERES te Kapellen. - 122 - Heraldiek rond inwoners van Kapellen vroeger en nu. - 131 - Een tijdsverslag van een groot natuurliefhebber. - 137 - Mededeling - 144 Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage. __________________________________________________________________________________________

Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger - Parkweg 2 - 2950 Kapellen. 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Robast, Hoevensebaan 3 a - 2950 Kapellen - Tel 03.664.21.51. 2001 - Copyright "Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Culturele Kring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen.

________________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 400,-Bef en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Culturele Kring Hoghescote’ v.z.w. – Parkweg 2 – 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 120,-Bef.

113


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Beste vrienden van Hoghescote. Het eerste echte millenniumjaar loopt alweer op zijn einde en dus tijd om de balans op te maken. Ook dit jaar organiseerde Hoghescote weer een aantal gevarieerde activiteiten. In januari was er de infoavond over genealogie waarop weer enkele vorsers op het goede spoor werden gezet om hun stamboom uit te puzzelen. Het jaarlijkse feestmaal werd door zesentachtig leden bijgewoond en de quizvragen zorgden eens te meer voor spanning en denkwerk. Het bezoek aan twee minder bekende musea te Antwerpen was voor de echte liefhebbers dan weer een uniek buitenkansje. Tijdens de dorpsdag werd er natuur tentoongesteld onder de benaming “Pluimen maken de Vogel”, een enige en vooral kleurvolle collage van vogelpluimen. In mei trokken we richting St. Vith voor een midweekverblijf en niettegenstaande de minder gunstige weersomstandigheden werd toch genoten van de wandelingen. De juliwandeling door het Brasschaatse bosgebied was dan weer een “sportieve” uitstap die werd besloten met een gratis aangeboden drink. Op één september bezochten drieënvijftig Hoghescotenaren de streek rondom Couvin, van brouwerij tot grot, of gewoon een dagje genieten. In oktober zorgden we nogmaals voor een megafototentoonstelling in de Promenade met als onderwerp: “ De Kapelse Jeugdbewegingen in de 20ste eeuw”. Twintig groepen uitgebeeld in 610 foto’s werden van onder het stof gehaald. Graag willen we jullie ook iets vertellen over het werk dat achter de schermen gebeurt en dan vooral in het kader van Indoka. Het is niet de eerste maal dat de naam “Indoka”, Inlichtingen- en documentatiecentrum Kapellen, in ons blad vermeld wordt. Waar in eerste instantie een samenwerking was gepland tussen zowel Hobonia, de heemkundige kring van Hoogboom, de gemeente Kapellen en Hoghescote om een centraal Kapels centrum op te richten, hebben we tenslotte zelf de touwtjes in handen genomen en zijn begonnen met het opbouwen van een archief over onze gemeente. Tijdens de twee afgelopen jaren zijn wij erin geslaagd het 80.000 bladzijden tellende Hedendaags Archief 1800 – 1850 over onze gemeente te kopiëren en vanuit het Rijksarchief te Antwerpen over te brengen naar onze archieven. De totale kostprijs van dit project bedraagt: 141.022,- BEF ( kopiëren, opbergrekken en mappen). Samen met documenten uit het Documentatie Centrum te Ekeren en de gegevens van het Kerkarchief 1650 - 1900 van de St. Jacobusparochie, beschikt Hoghescote thans over een waardevolle schat aan historische gegevens. Gelukkig werd in de loop van de jaren hiervoor een spaarpotje aangelegd door de verkoop van eigen brochures en boeken, zodat we onze leden hiervoor niet hoeven lastig te vallen. Deze waardevolle informatie mag echter niet ongebruikt blijven en het is dan ook onze bedoeling deze archieven in de loop van 2002 ter consultatie open te stellen, meer hierover vinden jullie in de eerstvolgende “Bruggeskes”. Het bestuur houdt eraan alle leden en sympathisanten van Hoghescote vrolijke feestdagen en vooral een voorspoedig en gezond Nieuwjaar 2002 toe te wensen, en graag tot ziens op één van onze volgende activiteiten. Het bestuur van Hoghescote.

114


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Hernieuwen abonneegeld voor 2002. Inderdaad beste vrienden is het weer tijd om onze lidgelden op te halen. Tijdens de Raad van Bestuur van 15 november 2001 werden deze als volgt vastgelegd: Gewone abonneeleden : 10 Euro Ereleden: 20 Euro Dit bedrag kan overgemaakt worden op rek. 413-7205071-65 op naam van: Hoghescote Culturele Kring, Parkweg 2, 2950 Kapellen met vermelding: lidgeld 2002. Een overschrijvingsformulier is in dit Bruggeske bijgevoegd.

Op midweek naar Couvin. Zoals stilaan een traditie aan het worden is, stellen wij ook voor 2002 een gezamenlijk verblijf voor in het zuiden van het land. Wij reserveerden 12 kamers in het domein “Les Rièzes et les Sarts”, chaussée de l’Europe, 124, te 5660-Cul-des-Sarts (Couvin), tel: 060/37.03.11 van maandag 6 mei 2002 tot donderdag 9 mei 2002 Prijs: 40,65 Euro (1.640 Fr.) per dag per persoon voor half pension voor leden van de socialistische mutualiteit bedraagt de prijs 37 Euro (1.500 Fr.) Ter plaatse betaalt U 150 Fr. per uur voor het gebruik van de sauna en 100 Fr. per uur voor een zonnebank terwijl U volledig gratis gebruik kan maken van het overdekte zwembad, de mini-golf, het petanqueterrein en het tennisterrein U bent ingeschreven na storting van 25 Euro per persoon op bankrekening nummer 413/7205071/65 met vermelding “Couvin mei 2002”. De gegadigden krijgen tijdig nadere informatie toegezonden, in verband met de te volgen reisweg, de uren van aankomst en vertrek enzomeer. Bovendien wordt ter plaatse gezorgd voor een afwisselend en boeiend programma Uw dagen zullen goed gevuld zijn en uw maag niet minder ! ‘t Is reuze fijn... bij Hoghescote te zijn... J. Vanummissen

____________________________________________________ 115


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Uitstap naar Couvin en omstreken. Op één september, juist vóór we allemaal terug naar school moesten, gingen we met Hoghescote weer op stap. Druilerige wolken konden ons niet weerhouden en stipt op tijd vertrok onze "privé-chauffeur", de Ludo, richting Couvin en omstreken. Intussen had men ons aan de Leugenberg zien aankomen en werd snel de nieuwe aansluiting op de autoweg voor ons opengesteld, van een primeur gesproken. Na een koffiestop bereikten we onze eerste bezienswaardigheid: de brouwerij "Des Fagnes" te Mariembourg. Deze ambachtelijke brouwerij welke uit de 19de eeuw stamt en waarvan de oorspronkelijke gerestaureerde installatie als museum bewaard wordt, beschikt nu ook over een moderne computergestuurde productieeenheid. Van de gids vernamen we dat het afwerken van één brouwsel veertien uren in beslag neemt en dat de brouwmeester steeds aanwezig blijft om de kwaliteit van het bier tot in zijn eindstadium op te volgen. Dat het eindproduct inderdaad van een uitstekende kwaliteit is konden we daarna vaststellen. Inmiddels was Brigitte, onze gids die ons door de streek zou begeleiden, ons komen vervoegen en aangezien zij van Antwerpen afkomstig is en reeds verschillende jaren in de streek woont, konden we het niet beter treffen. Na de middag namen we het toeristische treintje te Nismes. Het weer was ons gunstig gezind en onderweg konden we genieten van de natuur en sommigen zelfs van een wandelingetje door een kloof, of was dit toch een beetje afzien in plaats van bezien? Onze volgende halte was te Petigny waar we de Neptunus Grotten bezochten. Het rotsgesteente bestaat hier uit zachte kalksteen en door het insijpelen van het water uit de nabijgelegen rivier " l' Eau Noire" vormde zich uiteindelijk een ondergrondse rivier. Het bezoek aan deze grotten gebeurt dan ook per boot en eindigt in een ruimte waar als apotheose een sfeervol lichten klankspel wordt opgevoerd.

< Licht- en klankspel in de Neptunus grotten. (Foto RVdB)

Pittig détail is nog dat het water hier verdwijnt in een draaikolk en slechts drie kilometer verder terug boven komt terwijl niemand er tot nu toe in geslaagd is de juiste loop ervan te ontdekken. Misschien een klus voor onze Oerlemans? En toen werd onze gids aan het werk gezet om ons te begeleiden door het natuurpark ViroinHermeton. Te Vierves even uitstappen om dit kleine vergeten dorpje te bekijken. Terwijl onze gids haar best deed om alles haarfijn uit te leggen had de Rik (Berkhof) met zijn geoefende fotografenblik opgemerkt dat de kerktoren flink "uit het lood" stond. En inderdaad moest onze gids bekennen dat er bij de bouw van de toren een constructiefout werd gemaakt en wij in België dus ook over een scheve toren van Pisa beschikken.

116


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Vanaf een hoogte genoten we van het uitzicht over een goed bewaard gebleven natuurgebied waarin fabrieken of industriële installaties niet thuis horen. De rijpe braambessen onderweg ontsnapten niet aan het oplettende oog van de Hoghescotenaren en er werd duchtig geproefd van deze zoete lekkernij alsof het een verboden vrucht was. Het geografisch middelpunt van de Europese Gemeenschap is eveneens in deze regio gelegen. Met zijn glazen kunstwerk dat een kathedraal uitbeeldt, vormt het een meegenomen attractiepunt voor deze op haar natuur aangewezen streek. Bij onze aankomst aan "La bonne Auberge" te Nismes zat men reeds op ons te wachten en voor we onze plaatsen hadden ingenomen dampte de pompoensoep reeds in onze borden. Na een smakelijk avondmaal terug richting Noorden. Waar we bij het vertrek mochten genieten van het openstellen van de nieuwe Leugenbergaansluiting, worden we nu bij onze aankomst in Antwerpen ontvangen met vuurwerk. Dat was werkelijk niet nodig. Dit was weer een dagje gewoon genieten en dat heet dan: "gelukkig zijn". RVdB.

Het jaarlijks banket zal zoals stilaan traditie geworden is plaatshebben in de salons van Dennenburg Graaf Henri Cornetlaan 6 te Kapellen op zaterdag 9 maart 2002, aanvang om 18.30 uur stipt. Het menu kan momenteel nog niet worden medegedeeld maar zal ongetwijfeld uiterst verzorgd zijn. Uiteraard wordt er een spotgemakkelijke kwis voorzien met talrijke waardevolle prijzen, zomaar gratis. U kan zich van uw deelname verzekeren door storting van 800 BEF. per persoon (19.83 EURO.) op rekening nummer 413-7205071-65 van de Culturele Kring Hoghescote met vermelding “banket 2002” en zulks vóór 22 februari 2002.

117


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Van het Comité over de C.O.O. tot het O.C.M.W. Geschiedenis van de armen- en ziekenzorg: Reeds in de Middeleeuwen hadden onze contreien af te rekenen met armoede en bedelarij. De liefdadigheid bleef tot ver in de 11de eeuw het monopolie van de Kerk, meer bepaald van monniken, vaak in de vorm van aalmoezen. Voorts voornamelijk in infirmeries waar zieken en gebrekkigen werden opgenomen, en passantenhuizen waar bedelaars tijdelijk onderdak werd verleend. Vanaf de 12de eeuw verruimden de traditionele charitatieve instellingen hun actieterrein en werden ze ook door leken geholpen. Dit gaf het ontstaan aan talrijke hospitalen, passantenhuizen, leprozerieën en aalmoezeniershuizen in en rondom de steden. Ook in de 13de eeuw werd het aantal liefdadige instellingen vermeerderd en systematisch uitgebouwd. In deze periode was het niet de bedoeling het lot van de paupers te verbeteren maar het volstond om hen van de hongersdood te redden. Vele bedelaars en armen profiteerden echter van de slechte organisatie en het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende charitatieve instellingen en konden zonder de minste inspanning voldoende aalmoezen bijeengaren om niet te verhongeren. Zulks leidde tegen het einde van de Middeleeuwen tot het ontstaan van een echte klasse vagebonden en bedelaars. In de 14de en 15de eeuw werd de materiële kloof tussen armen en rijken nog breder door de concentratie van de stedelijke industrie in steeds minder handen. De bestaande liefdadigheidsinstellingen konden niet meer tegemoet komen aan de steeds aangroeiende armoede die vaak overging in agressieve bedelarij. De overheid reageerde hierop door het uitvaardigen van edicten en ordonnanties die bedelarij, landloperij en aalmoezen verboden.

‘Het bedelaarsgezin’ naar een houtsnede van Albrecht Dürer.

In de 16de eeuw besloot men tot een gans andere aanpak van de armenzorg. Onder invloed van humanisten als Thomas More, Juan Luis Vives, Luther, Zwingli, Calvijn en anderen, ging de overheid de asielen voor zieken en verlaten kinderen associëren met de opsluiting van bedelaars en landlopers.

118


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Daarbij werden deze laatsten beschouwd als delinkwenten. In navolging van Londen en Amsterdam, later Duitsland en Skandinavië, werd in 1613 te Antwerpen het eerste stedelijk tuchthuis geopend, namelijk het “dwinghuyse”. Al gauw volgden Brussel, Gent, Brugge, Ieper en Mechelen, doch het succes was zeer gering en in dezelfde eeuw werd het initiatief terug afgeschaft. In Frankrijk werd in het begin van de XVIIde eeuw een hôpital-général gesticht te Lyon. Daar werd het verband gelegd tussen de lage Franse industriële productie en het groot aantal armen. De bedoeling was een winstgevende tewerkstelling voor armen te creëren. De hoofdbezigheid was raspen van verfhout en spinnen. Rond 1750 telde Engeland reeds meer dan 100 “workhouses”. In de 18de eeuw inderdaad neemt het pauperisme , zowel in de steden als op het platteland, ongekende proporties aan. Door de opkomst van het industrialisme merken we in gans Europa een voortschrijdende verarming van de boerenstand. De fabrieksondernemers zochten hun arbeiders onder de armen, die bovendien geen vak kenden. De werkhuizen verloren bijgevolg hun economische betekenis. In Engeland ging men vanaf 1782 over tot huiselijke bijstand. In onze kontrijen bleven er nog enkele tuchthuizen over, die echter geëvolueerd waren tot echte gevangenissen voor misdadigers en prostituées. In 1771 begon Vilain XIV een experiment in een Gents correctiehuis. Volgende in de rij was Vilvoorde. Armenkinderen, bedelaars en werkbekwame armen werden er ambachtelijk geschoold. Bedelaars en landlopers moesten er naast hun straf ook winstgevende arbeid verrichten. Vanaf 1770 richtte men in Frankrijk ateliers de charité op, gesteund op theorieën van Rousseau, Montesquieu, Leibnitz en anderen. In dit principe werden de traditionele concepties van liefdadigheid verworpen, namelijk de aalmoezen. Ze wilden integendeel de armen werk bezorgen, waardoor ze eigen inkomsten verwierven en hen waardigheid en zelfrespect bezorgden. In de steden werden spin- en weefwerkplaatsen opgericht. Moeders van kroostrijke gezinnen werkten thuis voor rekening van de ateliers. Dit laatste vond men ook terug op het platteland. Daar betrof het vooral werkplaatsen voor reparaties aan wegen. De bloeiperiode van de ateliers lag tussen 1775 en 1789. In de eerste jaren van de Revolutie werden ze niettemin afgeschaft. Grote oorzaak was de corruptie van de atelierleiders, die de armen uitbuitten, doch ook de bandeloosheid der arbeiders zat er voor iets tussen. De idee van werkhuizen van liefdadigheid werd overgenomen in de Belgische departementen. Er werd voornamelijk aan spinnen en weven gedaan. Inderdaad waren in België nieuwe industrieën ontstaan, voornamelijk in verband met kant en zijde, maar ook gemengde stoffen en katoendrukkerij kenden een ongekende bloei. In 1779 was te Antwerpen naast de aloude Heilige Geestkamer tot oprichting besloten van een “Nieuwe Bestiering van den algemeyn armen binnen de Stad Antwerpen”. Gelijktijdig werd de bedelarij bestraft met opsluiting in het provinciaal Correctiehuis te Vilvoorde. De armen werden verplicht hun kinderen van boven de 8 jaar een beroep te laten aanleren, op straf van verlies van elk recht op onderstand. In 1782 besloot het armbestuur tot oprichting van een wol- en garentwijnderij. Zowel echter het bestuur als de geestelijkheid, die zorgde voor moreel en christelijk onderricht en voor zondagsscholing aan armenkinderen, maakten misbruik van hun macht over de armen. Zo lieten ze arme kinderen kant klossen en werd het Knechtjeshuis (weeshuis voor jongens) voorzien van een katoenspinnerij. Bij de wet van 7 vorstmaand jaar V (27 november 1796) werden de grondslagen gelegd van de inrichting der Weldadigheidsburelen als officiële burgerlijke instellingen.

119


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Het beheer van de goederen der armen en van de stichtingen werd opgedragen aan de burgerlijke Godshuizen en de Weldadigheidsburelen. De zending van Godshuizen bestond in de verzorging en besteding van wezen, van oude en gebrekkige lieden en in de verpleging van zieken in de gasthuizen. De werking der Weldadigheidsburelen omvatte de bedeling van onderstand en geneeskundige hulp aan de behoeftigen ten huize, de verzorging van de tijdelijk verlaten of verwaarloosde kinderen en de begrafenis der armen.

De volgende jaren werden gekenmerkt door epidemieën, economische crisis, vlucht van het platteland, en wat dit alles aan miserie kan meebrengen. De bestaande liefdadigheidsinstellingen werden opgedoekt en in 1799 werd een Bureau de Bienfaisance opgericht. Taken: medische verzorging, toezicht op de armenapotheek, levering van doodskisten, bedelingen, huishulp en dergelijke meer. Een nieuwe economische heropbloei zorgde mede voor het welslagen van deze initiatieven. In opdracht van Napoleon werden uitbreidingswerken van de haven aangevat en versterkingswallen gebouwd. Dit bezorgde heel wat geïmmigreerde werklozen een arbeidsplaats.

120


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Het Weldadigheidsbureel verstrekte in het begin van de 19de eeuw aan meer dan 8.000 armen steun. Niettemin dwaalden er dagelijks vele bedelaars in de straten rond. Met afzichtelijke handicaps hielden ze zich op in de omgeving van kerkportalen, lijkhuizen of bij gelegenheid van een huwelijk of een bevalling. Op voorstel van de burgemeester werden ateliers de charité opgericht, werkhuizen in het voormalige klooster. Onder meer werd in 1810 een weverij opgericht. De voornaamste activiteit bleef evenwel het weven van tapijten. Benevens waren er ateliers voor stro, pluizen, spinnen en weven, fabricatie van strohoeden, allerlei kleermakersactiviteiten en vele andere. Dit alles geschiedde met goedkeuring en zelfs onder impuls van de Prefect van het departement der Beide-Nethen: d’Herbouville. Deze taak werd in 1815 overgenomen door het Provinciebestuur. De vrouwen die “een treksken” van het armbestuur of Comité genoten, moesten overdag de straat op. Zij slenterden, in de ene arm een gieter, in de andere een ijzeren krabber. Zij moesten de bestaande of toevallige pissijnen kuisen, en die laatste waren er met de vleet. Met een jeneverneus, een dikke zwartsaaien muts op hun hoofd, en kousen voor wanten aan de handen, sletsten zij op klompen de ganse dag door dik en dun, snapten ondertussen een stevige borrel. ‘s Avonds kwamen ze juist op tijd thuis om een geregelde kloppartij te houden met de wettige echtgenoot. De mannen trokken ‘s morgens naar het armbestuur om er tapijten te weven, of hurkten thuis voor het raam of op de stoep om matten en stoelzittingen te vlechten. Jonge snaken waren meestal te vinden in de nabijheid van kerkportalen en pissijnen om stompeltjes van sigaren bijeen te garen, of anders lagen ze op hun buik en mikten met een lange stok naar centen en sigarenrestjes die in keldergaten waren terechtgekomen. De politie had ook toen reeds een belangrijke, gelijklopende taak, onder meer door de verplichting om bedelaars op te sluiten in het dwingatelier van de werkhuizen. Zij schoot echter op dat punt schromelijk te kort, onder meer door onderbezetting van het korps. De bureelcommissie richtte dan ook geregeld klachten in dat verband tot het stadsbestuur, met als gevolg dat in 1870 besloten werd om de werkhuizen af te schaffen. Datzelfde jaar werden de gebouwen zelfs gesloopt. In de plaats kwam de Commissie voor Openbare Onderstand - de C.O.O. - later veranderd in het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn - het O.C.M.W., steeds echter met dezelfde doelstellingen en uitgebreid met een resem andere menslievende taken. Bron: 100 jaar Blindestraat J. Vanummissen

________________________________________________________________ Merkwaardige uitspraken of gezegden Geen roos zonder haaruitval. Een ongehuwde vader: een padvinder met een goede daad teveel. Een man vecht eerder met twee benen dan twee honden om één. Men moet zijn woord houden, dit wil zeggen: het niet geven. Hij bekeek zichzelf in de spiegel en dacht: horens zien en zwijgen. Zegt de baas: zet bovenaan “strikt vertrouwelijk”. Ik wil dat iedereen het leest. Zeg me met welke wagen je rijdt. Ik zal zeggen hoeveel schuld je hebt.

121


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

De vereniging ELERES te Kapellen. Deel 1 Bij wijze van inleiding. Het onderstaande relaas is een weergave van de activiteiten van de vereniging ‘Eleres’. De redactieraad was de mening toegedaan dit relaas woordelijk weer te geven zoals het door de heer Leon Brooymans werd opgeschreven. Misschien zal men het als een langdradige opsomming ervaren, bedenk toch na lezing, wat deze vereniging verwezenlijkte in een periode dat het bij de gewone man niet opkwam om uitstappen te doen. De redactieraad.

ELERES staat voor "Lees-, Radio-, Reis- en Studiekring" en is in feite een uitvloeisel van "Librado". De leidende personen van die afdeling voelden zich in die enge ruimte belemmerd. Zij beoogden meer. Hun zucht om groter dingen te verwezenlijken in ruimer veld, ongeboden, en hun zekere "omstuimigheids- en onafhankelijkheidsgevoel", verwekten wrijving en tot slot de afscheuring van een organisatie waar zij - nochtans behept met goede wil - niet begrepen werden. Zo werd dan op donderdag 17 mei 1934 de nieuwe kring opgericht. Een groot aantal leden was op die stichtingsvergadering aanwezig. Zij die afwezig waren op die vergadering konden al dan niet hun instemming betuigen op een speciale intekeningslijst. Slechts een paar personen deden niet meer mee. Het bestuur dat toenmaals de teugels in handen nam was samengesteld als volgt: Voorzitter: Brooymans Leon, Schatbewaarder: Vouwe Henri, Secretaris: Van den Bergh Ivo, 2de Secretaris: Van Geel Jos, Raadslid en leider van het Kinderuurtje: C. Possemiers, Raadsleden: Heylaerts Frans en Somers Petrus. < Julia Winckelmans en Leon Brooymans De nieuwe vereniging begon met een 70-tal leden. Onmiddellijk schier werd de werking aangevat, want op 24 juni 1934 werd reeds een verrassingsreis ingericht: van de havenrondvaart met speciale stadstoomboot genoten de deelnemers vooral.

> De toogboot vetrekkensgereed aan de Kruisschans. (Foto Eleres)

122

(Foto Eleres)


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Toen kwam de grote reis. De instelling van een radiotrein op eigen krachten. Voorzichtigheidshalve wou het bestuur deze trein inrichten met de medewerking van een gekend groot reisbureau van Antwerpen, doch dit bureau wenste alleen zijn naam voorop te zetten. Het bestuur zag van die medewerking af en besloot de zaak alleen aan te vatten. Toen is er gezweet geworden en veel angsten doorstaan. Stel U voor, voor leden in het vak en omzeggens ELERES de eerste maatschappij van België die het aandurfde op eigen kracht een radiotrein in te richten. Het was een krachttoer die gelukkig goed afliep, want, een paar dagen voor het vertrek dienden speciale banden (met de "gauwte" zelf gemaakt) over de plakkaarten geplakt met het veelbeduidende woord "Volzet". Zo fier als een pauw stapten 's morgens de twee mannen die zich vooral voor deze reis hadden ingespannen de café's binnen en - als gold het de doodeenvoudigste en natuurlijkste zaak ter wereld - gaven zij met een breed gebaar, maar met onverstolen genoegen, opdracht aan de lokaalhouders deze banden zo spoedig mogelijk over de affiches te hangen. Wij herinneren ons nog dat we, die beruchte avond in de Stationsstraat een bestuurslid met zijn vriend tegenkwamen en op zijn vraag naar de stand van de radiotrein fier antwoordden: "Volzet jongen". En, hoe Sooi ons verbaasd maar toch verheugd nablikte, want we hadden natuurlijk geen tijd om praten, die banden... De reis ging naar Malmedy over Trois Ponts, Coo naar Tilff, tegen de prijs van 41 BEF. Die goede tijd! Van die reis kunnen sommigen medereizigers ook meepraten want die waren wat ver afgedwaald en moesten "straight on" van de berghelling. En de "chef garde" die maar wou vertrekken! Op zondag 14 oktober gaf de Poesjenellenkelder van Antwerpen drie vertoningen te Kapellen en 11 november werd door de kring voor de eerste mal meegevierd. Tijdens het jaar werden nog ingericht: een Spaarfonds, een gezamenlijke deelname aan de Koloniale Loterij en een dienst van radiotechniek. Op het ogenblik dat wij deze geschiedenis beginnen te schrijven zijn er van de 70 leden bij de oprichting van ELERES nog 18 lid, namelijk, in alfabetische orde: Bastiaenssens Jaak, Bolsius John, Brooymans Leon, Champy Robert, De Winter Edward, Flebus Jozef, Greefs Frans, Hermans Leon, Heylaerts Frans, Hoendervangers Jan, Lucas Louis Sr, Nagels Jozef, Pallemans Petrus, Pallemans Jozef, Perillieux François, Van Geel Jos, Van den Bergh Frans, Wouters Frans. Het jaar 1935 werd aangevat met veel optimisme. Het bestuur zag zijn pogen aangemoedigd door vele toetredingen en een zeer bemoedigende opkomst bij gelegenheid van de ingerichte uitstappen en bijeenkomsten. 1935 werd ingezet, op 7 januari, met een voordracht, met lichtbeelden, door de heer Willy De Schutter, journalist, met als onderwerp "Op Reis door Spanje". Enige dagen later volgde een algemene vergadering. Door deze vergadering werd de heer Alex De Winter als 2de secretaris aangesteld in vervanging van de heer Jos Van Geel, wegens te drukke bezigheden ontslagnemend als bestuurslid. Op 10 maart 1935 volgde een Cabaretavond met de medewerking van verschillende gekende artiesten. Op die avond werd voor de eerste maal een Miss ELERES gekozen. Spijtig, doch de naam van de verkozen juffer komt nergens voor in de archieven van de vereniging. 13 april van dat jaar werden de leden op een Gezellig Samenzijn uitgenodigd. Een kluchtzanger zorgde voor het nodige animo. Een Onderonsje dat volgens de verslagen fel gesmaakt werd en algemene voldoening verschafte.

123


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

De 2de radiotrein ging door op 7 juli 1935. Volgens een toenmalig opgenomen verslag nam de fanfare "De XXXIV" aan deze uitstap deel. Totaal deelnemers: 385. Voorwaar een schoon getal. De reis ging naar Houyet, Anseremme en vandaar per boot naar Heer-Agimont aan de Franse grens.

Als we aan die plezierboot denken krijgen wij nu nog kippenvel. Te Anseremme was met de volledige groep gemiddagmaald. Wij stonden bij het loopplankje toen de deelnemers aan boord van het vaartuig gingen. Nog maar steeds kwamen er deelnemers en het scheepje daalde in het water, daalde... zodat wij ons begonnen af te vragen of iedereen wel zou mee kunnen... ofwel de boot niet zou zinken voor alleman aan boord was. Inwendig verwensten wij de eigenaar van de boot die toch lang op voorhand het aantal deelnemers kende om dergelijk avontuur te wagen.

Tenslotte was alleman veilig (dit woord kan wel best weggelaten worden) aan boord. Bewegingsruimte aan boord was uitgesloten. Blijven staan waar ge stond. Er was geen sprake van om aan boord rond te wandelen. Niettemin was het een prachtige reis. Te Heer-Agimont wipten enige deelnemers over de grens om een echte franse cognac te proeven. Persoonlijk hadden wij niet veel plezier aan die waterreis met volgepropte boot. 124


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Alles verliep gelukkig goed van stapel en belandden we 's avonds weer veilig (ditmaal het recht woord) in de radiotrein. Wat 's avonds in de trein gebeurde zou ons te ver leiden om te beschrijven. Doch, plezier en pret was er genoeg. Zij die deze reizen hebben medegemaakt zullen dit trouwens volmondig bekennen. Vanaf deze trein boekten wij reeds de regelmatige deelname van verschillende groepen, o.a. uit Grobbendonk, uit Kalmthout, uit Borgerhout (uit deze laatste zal spoedig een afdeling ELERES ontstaan). De 25ste augustus 1935 ging het met een bijzondere trein naar de Wereldtentoonstelling van Brussel. Aan deze reis namen 214 deelnemers deel. Het einde van 1935 alsook het begin van 1936 schenen fataal te zullen worden voor de leefbaarheid van de kring. Onenigheid onder de bestuursleden gaf aanleiding tot de ontslagneming van enkele dezer. Ondertussen werd op 4 januari 1936 toch nog een Gezellig Samenzijn ingericht waarop een tamelijk groot aantal leden aanwezig waren. In zitting van een algemene vergadering in dato 10 februari 1936 werd het bestuur aangevuld en tevens uitgebreid. Het toenmalig bestuur was samengesteld als volgt: Voorzitter: L. Brooymans, Secretaris, Theo Van Tricht, Schatbewaarder: S. Van Dooren, 2 de Secretaris: Alex De Winter, Raadsleden: Petrus Van Esbeen,. Taelman, Fr. Heylaerts, Frans Van den Bergh en Petrus Somers. Het versterkt bestuur toog nu voor goed aan het werk. Het een na het ander werd op het getouw gezet, zoals wel hierna blijkt. Vooreerst op 28 maart 1936 een cabaretavond met de medewerking van zeer gekende en gevierde kunstenaars. Verkiezing van Miss ELERES, een wedstrijd, genaamd "De Zilveren Bol". De zaal was stampvol. Onder de 9 concurrenten voor de titel Miss ELERES werd verkozen Mej. Hilda Hermans met 25 stemmen. Voor de wedstrijd waaraan 74 aanwezigen deelnamen, aangevend een gewicht van .375 gr tot 2000 gr, kwam als winnaar uit: Mevrouw Petrus Esbeen, het gewicht van de bol aangevend op 375 gr, het meest benaderend, vermits de bol 385 gr woog. Niet ver af van gewichtsschatting was de heer Frans Stockmans met 399 gr. Begin mei kwamen de kentekens van ELERES in voege. Deze werden gratis bij de leden besteld met een visitekaartje dragend de vermelding "Met de groeten van ELERES" mooi hé? Stilaan kwam dan bij de bestuursleden de gedachte vooruit ook de vrouwen als lid der vereniging op te nemen. Het blijkt uit een verslag van een bestuurszitting in dato 21 april 1936 dat de kring over de honderd leden telde en dit zou gevierd worden. Uit hetzelfde verslag blijkt dat te Borgerhout, onder het impuls van de heer Edm. Wagemans, sterke belangstelling voor onze kring bestaat en er aan gedacht wordt aldaar een afdeling van ELERES op te richten. De zaak werd doorgedreven. De oprichting van de afdeling werd in een algemene vergadering te Kapellen gestemd en op 16 juni van dat jaar te Borgerhout tot de oprichting ervan overgegaan. Het bestuur van de afdeling Borgerhout werd samengesteld als volgt: Voorzitter: Edm. Wagemans, Secretaris: H. Van der Keel, Schatbewaarder: H.L. Neefs. 125


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

De radiotrein, ingericht op 21 juni 1936 ging met bestemming Bouillon-wandeling Corbion 320 deelnemers waren van de partij. Grobbendonk, Kalmthout en Borgerhout waren er weer bij. Tijdens deze reis werd 's avonds in de trein, Mevr. Edm. Wagemans als 100 ste lid van de kring gevierd.

Als herinnering werd haar een mooi geschenk overhandigd. Op 23 juli werd getracht een afdeling te Hoevenen op te richten, doch wegens zekere omstandigheden, vreemd aan de kring, werd daar van afgezien. Onder het motto "Een dag aan zee" werd op 15 augustus 1936 een bijzondere trein ingelegd naar Blankenberge, met een wandeling langs het strand tot Zeebrugge. Aan deze succesvolle uitstap namen 276 personen deel. Prijs van de reis: 22,50 BEF per lid (Tout compris, mon cher). In september kon ieder die er toen lust toe gevoelde vliegen! Inderdaad met de luchtvaartmaatschappij Sabena was een akkoord getroffen vluchten voor onze leden in te richten, natuurlijk met een vlucht boven Kapellen. De weersomstandigheden in die maand waren echter zo slecht geworden dat het ondoenlijk was. De vluchten werden uitgesteld tot het volgende jaar en... er is nooit nog iets van terechtgekomen. Op 13 september richtte de kring een "Pick-nick" in te Kapellenbos, bij de vriend Vogels. Allerhande kampspelen kwamen er bij te pas tot op zeker ogenblik het zeer gewaardeerde veldfeest op een tragische wijze dreigde af te lopen. De 13 de ??? Bij een wedstrijd tussen twee hoogbejaarde deelnemers viel de heer S. Van Dooren, oom van ons bestuurslid, zo ongelukkig dat hij dringend naar huis diende gevoerd te worden. De terugtocht ving natuurlijk aan in bedrukte stemming. Gelukkig voor het slachtoffer verliep alles goed en was het enkele dagen nadien reeds te been. De 22ste oktober 1936 gaf de voorzitter een voordracht met als onderwerp "Wat de filatelie ons leert". De heer Edm. Wagemans volgde op 19 november 1936 met een voordracht behandelend: "De fotografie van de liefhebber". Op 12 december werd een Teerdag ingericht met 's avonds bal. Die dag vierde men het 150ste lid: Mevrouw Petrus Somers.

126


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

De 17de december 1936 gaf de heer Theo Van Tricht een voordracht. Hij had als onderwerp gekozen: "Humor". Al deze voordrachten werden onder vrij sterke belangstelling van de leden gegeven. Het jaar 1937 (de 3de januari) werd vlug ingezet met een uitstap naar Antwerpen. Dit was de eerste studiereis. Bezocht werden: de tentoonstelling "Het Diamant" en "Goed verlicht Huis". 40 deelnemers waren van de partij. De 12de januari trad als voordrachtgever op de heer Jan Verhaeghe met als onderwerp "De scheikunde in de samenleving". Op de uitnodigingskaart voor die voordrachtavond lezen wij: Fotocursus: 1 ste les donderdag 14 januari. Verder vinden we briefwisseling betreffende het inrichten van wetenschappelijke filmavonden. Met betrekking op deze gevoerde onderhandeling herinneren we ons nog dat bijna alles kant en klaar was voor de eerste filmavond, toen de eigenaar van de zaal zich plots terugtrok. De inrichting van studiereizen gaat snel. De 2de greep plaats op 21 februari 1937. De tentoonstelling "Wonderland" was het doel. 's Avonds woonden de deelnemers een vertoning bij in het circus Busch, in het Hippodroom. Aan deze uitstap namen 35 personen deel. Ondertussen werden, in alle stilte, de nodige schikkingen getroffen voor de opname van het ELERES-lied op fonoplaat. De muziek van het lied is gecomponeerd door een der best gekende orkestleiders van Antwerpen. Toen wij, de heer Fr. Heylaerts en ondergetekende, ons aanboden bij de maëstro en hem het doel van ons bezoek bekend maakten, zette hij zich onmiddellijk aan de piano en speelde, zonder zich een ogenblik te bedenken, ons de muziek die hij voor ons lied geschikt achtte. Toen wij buiten waren, min of meer verbijsterd en nog onder de indruk van het gehoorde, stapten we stilzwijgend op naar de tram. Plots en tegelijk zeiden we: "Dat was prachtig en schoon hé". Toen proestten wij het uit. De woorden van het lied zijn van ons oud-bestuurslid Theo Van Tricht. Hieraan is ook weer een historie verbonden. Op een avond zaten we thuis te rijmen aan een lied voor ELERES... doch het vlotte niet - ja, een mens heeft de ene dag betere ideeën dan de andere dag - Er zijn dagen dat men niet aaneen kan knopen en andere dagen gaat het vanzelf. Wij zaten dus die avond te rijmen en 't wilde maar niet vlotten. Het zal zo rond 10uur 10u30 geweest zijn. Wij hoorden gerucht aan de brievenbus en gingen eens kijken. En we vonden een omslag met een kort epistel van onze secretaris gevoegd bij de tekst van ons lied! Wij doorliepen de tekst en... gedaan met zoeken, rijmen en kopbrekerij; want op dit ogenblik stond ons besluit reeds vast. Niemand zou nog beter kunnen geven dan onze secretaris. Al de leden die ons lied kennen zullen volmondig moeten beamen dat geen betere keus kon gedaan worden. Nu de opname van de plaat. En dat is weer een andere historie. De opname gebeurde bij Radio-Antwerpen, beter gekend onder de benaming "'t Kerkske". De afspraak om die opname was vastgelegd op een zaterdag namiddag. De eerste opname mislukte. De tekst was te groot en kon niet op ene zijde van de plaat opgenomen worden. Opnieuw begonnen. De 2de opname mislukte weer, ditmaal door het haperen van de zanger. Het hoeft hier nochtans onderlijnd dat de zanger een zeer gekend en begaafde kunstenaar was. Doch hij scheen geplaagd door een verkoudheid. De derde opname lukte. Eindelijk, het was toen reeds zes uur 's avonds. We vertoefden eventjes drie uur in de studio. Tevreden en innerlijk monkelend over de verrassing die het spelen van de fonograaf bij de leden zou teweeg brengen keerden we huiswaarts. Na al de tribulaties kwam de dag waarop de plaat zou ten gehore gebracht worden, namelijk op zaterdag 20 maart 1937, bij gelegenheid van een cabaret-avond.

127


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Die avond, na het optreden van verschillende artisten, o.a. Charles Van Heeswijck, een piano-virtuoos en radio-vedette; Carlo, muzikale clown, Timmy Bal, humorist en Fonno en Harri, kwam het trio ELERES (mannen van het bestuur), w.o. Van Tricht en Fr. Heylaerts op. Bij het slot van de sketch zongen zij het lied. Ten laatste werd het publiek uitgenodigd om mee te zingen (te dier gelegenheid was de tekst van het lied in de zaal uitgedeeld). Tot slot moest de plaat nogmaals gespeeld. Was me dat een succes! Het lied moest wel tweemaal opnieuw gezongen worden. Diezelfde avond trad ook een thans zeer gekende balletmeesteres voor de eerste maal voor het publiek op: zeer jong zijnde had zij plankenkoorts met als gevolg dat zij onpasselijk werd en niet meer kon optreden. Tijdens deze welgevulde avond, vol van emotie, vierde men Mevr. Edw. Wijckmans-Van Est als 200ste lid van de kring en bedacht men haar met het gebruikelijke geschenk. Op 16 mei 1937 richtte ELERES de eerste internationale reis in en wel naar Parijs. Een zestiental personen namen aan deze tweedaagse uitstap deel. De reis was wel vermoeiend doch wat de deelnemers te zien kregen loonde de moeite. Het bezoek aan Parijs was niet zeer uitgebreid, toch bezocht men de merkwaardigste gebouwen der stad. De Eifeltoren werd beklommen en een ritje gemaakt met de metro. Daarentegen vertoefde men geruime tijd te Versailles, zodat eenieder ruim de gelegenheid had de prachtige tuinen te bezichtigen. De groep kende ook het geluk al de fonteinen in werking te zien. De groep had veel leute doch de meeste pret is wel geweest in een Parijs' etablissement, waar een der deelnemers de hoofdrol vervulde zonder dat hij het wist. De groep voor het Louvre te Parijs

(Foto Eleres)

Over de doden niets dan goed, want onze toenmalige held is helaas sinds lang overleden. Op de terugreis, 's nachts in de trein, beleefden wij ook een vermakelijk voorval. De Flor had namelijk een paar flessen bier medegenomen, met het doel zich tijdens de lange reis te verfrissen, en had deze boven hem in het bagagerek gelegd. Iedereen dommelde zo wat in, want er viel niets meer te zien in de pikzwarte donkerte waarin de trein voortdonderde. Waarschijnlijk door het rukken en bollen is een der flesjes aan het gisten gegaan, wij vermoeden het. Doch plots sprong de stop van een der flesjes met het gevolg dat de kostbare inhoud op het hoofd en lichaam van Flor terecht kwam. Verdwaasd, menende dat men hem met water besproeide, sprong Flor kwaad en sakkerend recht, speurend naar de dader. Het bier lekte echter nog van het rek en zo was spoedig de zaak duidelijk voor hem. Er werd natuurlijk hartelijk gelachen, vooral om de beteuterde uitdrukking van Flor 's gelaat. Nog jaren nadien hadden onze medereizigers nog plezier aan de voorvallen overkomen aan onze twee helden, waarvan hier de historie is verteld. Op 20 juni 1937 vertrok weer een radiotrein, ditmaal ging het naar Spa en de Hoëgne. Het aantal deelnemers was minder groot. Slechts 250 personen waren van de partij.

128


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Maar de deelnemers zullen zich nog wel herinneren toen wij van de Hoëgne kwamen, wij onderweg een schuur met een cafeetje bereikten en dat daar op een wip muzikanten bijeen getrommeld waren en flink werd balgehouden. Herinnert ge U nog die Walin: "Allé andersoem", ons naroepend, toen we in rondedans riepen om te draaien "andersom". Er zijn ook medereizigers die wat anders beleefd hebben, daar achter, om de schuur. Maar dat is onze geschiedenis niet. In de archieven van de vereniging komen briefkaarten en brieven voor waarin het bestuur bedankt wordt voor het goede verloop der reis en de prettige uren doorgebracht met onze maatschappij. Een studiereis naar Lier, per fiets, moest op 15 augustus 1937, wegens het slechte weder afgelast worden. Op 22 van dezelfde maand moest deze uitstap andermaal uitgesteld worden uit oorzaak van de slechte weersomstandigheden. Op 15 september 1937 noteren we een Veldfeest in de hovingen van een herberg te Mariaburg-Brasschaat. In verband met ons artikel betreffende het opnemen van ons lied op de fonoplaat hebben wij nog een bijzonderheid vergeten te vertellen. Toen het Eleres-lied opgenomen was werd op zekere avond ten huize van de voorzitter een bijeenkomst voor de bestuursleden belegd teneinde het lied aan te leren voor de aanstaande Cabaret-avond en tevens om hen in de gelegenheid te stellen het lied voort te leren. Die avond waren dus verschillende bestuursleden, indien niet alle, we weten het niet meer, op post. Een der bestuursleden, we weten niet meer wie, had voor die gelegenheid ergens een fonograaf met grote hoorn opgediept - waar weten we ook niet want toen begonnen die dingetjes al zeldzaam te worden. Dit pronkstuk stond nu midden op de keukentafel, daar rond de achtbare bestuursleden. Een paar maal werd de plaat afgedraaid om goed de wijs van het lied te kennen. Toen, met de tekst van het lied in de hand, zonden de bestuursleden mede. Dit werd zo verschillende malen herhaald en langsom meer werd er ook harder gekeeld. Tenslotte kende bijna iedereen het lied uit het hoofd, vooral het refrein. Het was al laat toen het laatste bestuurslid afscheid nam. 's Anderendaags vroegen de buren zo langs de neus weg of er feest was geweest bij ons. En dat de feestroes nogal laat had geduurd. Ge kunt begrijpen, een 6, 7 of 8 mannenkelen die misschien wel twintigmaal het Eleres-lied van de eerste tot de laatste letter zongen. Op 19 september 1937 richtte het bestuur een studiereis in naar Antwerpen. Het doel van deze uitstap was een bezoek aan de tentoonstelling genaamd "Het Aards Paradijs", vervolgens bezocht men de attractiezaal "Oberbayern". 33 deelnemers namen aan deze uitstap deel. En wie herinnert zich niet meer onze tamtam daar boven op het balkon in Oberbayern? We zaten samen op dat balkon, nergens was nog een plaatsje open. Nog geen kwart uur aanwezigheid en wij hadden en orkest en al de aanwezigen langs onze kant. Ons ploegje deed het orkest spelen en het publiek samen met ons zingen. Wie herinnert zich nog hoe de patroon van de instelling aandrong om nog een tijdje te blijven toen we aanstalten maakten om te vertrekken. Maar we moesten onze laatste tram halen. Het was toen wel een goede, plezante tijd. Mensen van jaren spreken altijd van die goeie oude tijd, maar wij kunnen ook wel spreken van die tijd. Een smakelijke pint, gezelligheid en leute ondereen. Er waren toen geen zorgen noch bekommernissen voor oorlog. De mensen waren tevreden, zij verdienden goed hun brood. Er was geen naijver, geen ophitsing, geen eisen van belastingscontroleurs. En toch, als zij toen eens een paar maal per jaar uitgingen met hun vereniging, dan waren zij uitgelaten, maar toch steeds op een deftige manier, en maakten zij plezier en gingen en gingen 's anderendaags weer met volle moed aan hun dagelijkse bezigheden. Ja toen scheen het toch een andere tijd. 129


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Op 31 oktober 1937 woonden 33 deelnemers een vertoning bij in de KNS te Antwerpen. Opgevoerd werd "Kleine Wals in La Mineur". Daarna bezocht de groep de tentoonstelling "De Volksgezondheid" in de stadsfeestzaal. Wegens de talrijke kleine uitstappen in de winter werd gezocht naar een geschikt lokaal te Antwerpen waar de deelnemers 's avonds konden avondmalen. Dit lokaal werd snel gevonden en het was spoedig onze tweede thuis. We werden steeds vriendelijk ontvangen en de kosten voor koffie en boterhammen, dik belegd met boter en voorzien met verschillende toespijzen, waren zo gunstig dat iedere nieuwe deelnemer verbaasd opkeek bij de afrekening. Stel U voor: zoveel koffie als U lustte, zoveel boterhammen en toespijs als U kon binnenspelen en dit voor een prijsje van 6 tot 4 BEF per hoofd, naar gelang het aantal deelnemers. Daarbij kwam dan nog een warm vertrek in groep en op uitstap. In dat lokaal zijn vele genoeglijke uren gesleten. De vriendelijke lokaalhouder heeft helaas sinds lang het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Op 10 november 1937 greep er in het lokaal een Gezellig Samenzijn plaats alsmede een bal afgewisseld met attracties. Er waren 130 deelnemers van de partij. Naar jaarlijkse gewoonte nam de kring deel aan de 11-novemberviering. Op 13 november 1937 nam de kring officieel deel aan de jubelviering van de toenmalig zeer gevierde radioartiest Albert Remes. Het stuk "'t Cafeetje" waarin Remes de hoofdrol speelde viel in ieders smaak. Kwam dan de viering van de artiest. Een onvergetelijke avond voor 28 deelnemers. Een ontroerende bedankbrief van de gevierde artiest voor de deelname aan het feest en voor het geschenk geeft de verzekering dat het hem zeer verheugd heeft de blijken van sympathie van onze kring te ontvangen en dat hij steeds met genoegen bij ons is opgetreden en niets liever wenst dan nog vele malen in ons midden te vertoeven. Inderdaad Remes zou nog verschillende malen optreden en wij konden vaststellen dat hij dit heel graag deed. Op 25 november 1937 gaf de heer R. Godding, toenmalig senator, een zeer interessante voordracht, met als onderwerp "Belgisch Kongo". Deze voordracht werd opgeluisterd met een viertal eigenhandig opgenomen filmen. Die avond werd bijgewoond door een 70-tal personen. Het jaar 1937 zou nog sluiten met het ontwerp om een bibliotheek op te richten voor de leden, 1937 was echter ook een jaar van rouw voor onze kring. Er ging schier geen maand voorbij of het verscheiden van een lid diende betreurd te worden. 1938 startte met de jaarlijkse Algemene Vergadering op 6 januari. Tijdens deze vergadering werd de oprichting van een bibliotheek voor de leden definitief vastgelegd. Ook de oprichting van een afdeling "Filatelia" werd tijdens dezelfde vergadering goedgekeurd. De 5de studiereis ging door op 16 januari 1938 naar Antwerpen met een bezoek aan de tentoonstelling "Kongo-Kunst" en het bijwonen van een blijspel "Hanengevecht" in de Stadsschouwburg. 32 personen namen aan deze uitstap deel. Leon Brooymans (+) Wordt vervolgd.

__________________________________________________________________________

130


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Heraldiek rond inwoners van Kapellen vroeger en nu. Aansluitend op onze vorige bijdrage tot een denkbeeldig wapenboek van Kapellen maken we verder kennis met het wapen van enkele adellijke families van bekende of minder bekende afkomst. Eerst willen we het even hebben over de gewone burger die bezig is met het samenstellen van een familiestamboom of desgevallend een zo ver mogelijk uitgesponnen genealogie. Dat ook de gewone burger een wapen kan en mag bezitten moeten we niet meer zeggen. De speurders naar heden en verleden van hun familie die er van dromen een maal een voorvader te ontmoeten met een wapen zijn niet zeldzaam. Wanneer ze geluk hebben en voldoende bewijsmateriaal, kunnen zij het vroegere wapen terug aanvragen en na registratie mag dit dan gewoonlijk door de leden van de familie verder gevoerd worden. Men kan ook een nieuw wapen ontwerpen of laten ontwerpen, maar dit moet dan wel voldoen aan de algemene regels van de heraldiek. Meermaals werd me door personen gevraagd of er op hun naam soms een wapen bestond. Wie de gelegenheid heeft het gekende naslagwerk van Rietstap te raadplegen zal vaststellen dat er op dezelfde naam meerdere verschillende wapens voorkomen. In zulke gevallen is het niet gemakkelijk te bepalen tot welke wapenvoerende familie men zou kunnen behoren als men niet over een goede genealogie en gegevens beschikt zowel van eigen familie als van de voorgestelde. Meestal geeft het naslagwerk ook de plaats of streek van herkomst van de vernoemde families wat in sommige gevallen reeds een goede aanwijzing kan zijn. Wie b.v. in de burgerlijke stand is ingeschreven als Mercier mag bijna zeker zijn dat hij van vreemde en dan vooral van Franse afkomst is. Rietstap geeft 25 families Mercier waarvan geen enkele voor België of Nederland. Personen wiens voorouders genoemd werden naar hun plaats van afkomst en die tenslotte familienaam werd, zoals b.v. de familie Van Antwerpen, Van Turnhout, Van Utrecht, e.a. zijn minder talrijk. Deze soort lenen zich gemakkelijker voor genealogische aanknopingspunten. Familienamen die voortkomen van een doopnaam zoals Peeters, Janssens, Willems of Willemsens zijn dan weer talrijk. Hoe minder het aantal verschillende wapens, hoe meer kans bij opzoeking. Op de naam Leys b.v. geeft Rietstap maar vijf verschillende wapens, wat daarom niet wil zeggen dat er geen andere zijn. Het wapen Leys dat vermeld is voor een familie te Antwerpen is dan wel een persoonlijk wapen, n.l. voor de gekende kunstschilder baron Leys wiens werk we kunnen bewonderen in het Antwerpse stadhuis. Een ander wapen voor een familie afkomstig uit Vlaanderen, een derde uit Brabant (hier is dan wel bedoeld het oude hertogdom Brabant), het vierde zonder vermelding van afkomst, maar waarvan de blazoenering laat veronderstellen dat het wapen van baron Leys daar is van afgeleid. Het vijfde tenslotte is een vreemd wapen Leys uit Karinthië in Tirol. Momenteel verblijven er te Kapellen meer dan tien families de Vos. We zegden het reeds, een achtervoegsel aan de naam is altijd een goede aanwijzing ter vereenzelviging. Dit is het geval voor een familie de Vos, die zich voluit de Vos van Steenwijk kan noemen, waarschijnlijk de plaats van afkomst in de Hollandse provincie Overijssel.

131


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

In de beginjaren van 1980 woonde in Kapellen reeds een baron Charles de Vos van Steenwijk, ridder in de orde van Sint Jan. Het wapen de Vos van Steenwijk is van zilver, vijf rode linker schuinbalken, een zwarte boord fo zoom beladen met 8 gouden besanten of penningen, het schild getopt met een baronskroon van zeven parels (2). Een besant of penning in de heraldiek is afgebeeld als een ronde schijf die dan goud of zilver is. Is deze figuur in een van de kleuren dan is ze gewoon koek genoemd. (Nvdr. Op vraag van betrokkenen is in deze en vorige paragrafen een tekstwijziging gebeurd.) In dezelfde hoger genoemde periode verbleef in de woonst "Three Oaks" in de Marcottedreef de familie Daniel Stas de Richelle-Nadine van Hoorebeke. De familie Stas de Richelle heeft haar oorsprong in het Prinsbisdom Luik en is zowat in alle delen van het land vertegenwoordigd. Op 24 juni werd adeldiploma verleend aan Dieudonné en Bernard Stas met de titel van ridder voortgaande op de eerste mannelijke geborene.

Bij koninklijk besluiten van 1890, 1891 en 1901 verkregen zij de toelating om de naam Richelle achter de hunne te voegen (Richelle is een plaats nabij Visé gelegen). Het wapen Stas de Richelle is gebalkt van goud en zwart van tien stuks, daaroverheen een zwaan in natuurkleur. Voor de titularis is het schild getopt met een ridderkroon (vijf parels). Uit de gekroonde helm komt als helmteken een uitkomende dubbelkop adelaar (3).

132


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

De familie van Hoorebeke zou uit Vlaanderen afkomstig zijn (volgens Rietstap) en voerde een wapen van zilver, drie zwarte jachthoorns met bandjes en lus van goud, helmteken een van de hoorns uit het wapen tussen een vlucht van zilver en zwart. De familie Le Grelle en haar wapen is voldoende gekend en moet niet meer voorgesteld worden, maar een van de aangehuwde families is nog wel te vernoemen. Jaren terug woonde aan de Kasteeldreef in "La Warande" het gezin graaf Teddy Le Grelle en gravin Mireille Peers de Nieuwburg. De familie waaruit deze echtgenote zou afstammen zou afkomstig zijn uit het graafschap Vlaanderen en meer bepaald Brugge in de 18de eeuw. Het wapen Peers kan onder de soort sprekende wapens gerekend worden, namelijk op goud drie peren van azuur met steel en blaadjes groen. In 1841 verkreeg de familie adelstand en in 1852 de titel van baron, voortgaande op de eerstgeborene mannelijke telg. In 1896 volgde de toelating de Nieuwborg achter hun naam te voegen voor de oudste tak en kreeg het wapen een schildhoofd van keel (= rood), beladen met drie gouden korenschoven. Bovendien mocht het gehouden worden door twee zwarte paarden, als helmteken uit de gekroonde helm de kop en hals van een zwarte bok en de leuze "SEMPER PARATUS". (4). De familie Thys die momenteel te Hoogboom woont is zeer waarschijnlijk een lid van de familie die vroeger in de Bosdreef te Hoogboom verbleef. Dat was toen een Claude Thys gehuwd met een van der Linden. Die familie Thys voerde een wapen van azuur, een balk van goud vergezeld in het hoofd van twee tandraderen en in de voet een vijfpuntster allen van goud (5). Voor van der Linden is er enig voorbehoud omtrent het wapen wegens het ontbreken van de nodige aanwijzingen. Het armoriaal Rietstap geeft een tiental wapens van der Linden, meestal van Hollandse afkomst.

133


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Wat niet bij Rietstap voorkomt is een familie van der Linden, vermeld in het wapenboek van de Belgische adel namelijk op rood een breedarmig kruis van goud, in het hart beladen met een zwarte leeuw met rode tong en nagels. Op 24 januari 1931 werd aan Albert Maria Jozef en aan Maurice Alexander van der Linden adel verleend. Van van der Linden naar Terlinden is niet zo een groot verschil in klank, maar wat betreft de wapens op die namen zijn deze minder gelijkend. Dat de familie Geelhand de Merxem te Kapellen nog goed vertegenwoordigd is weten we en het wapen is ook goed gekend. Dit is niet altijd het geval met het blazoen van de aangehuwde families. Te Kapellen in de Kapelsestraat woonde Mevrouw Francis Geelhand de Merxem, geboren Monique Terlinden met haar vier kinderen. Waarschijnlijk wegens zaken of het beroep van de echtgenoot had het gezin ook een verblijf te Brussel. Het wapen Terlinden is vermeld in het armoriaal van de Belgische adel. Het betreft een gevierendeeld schild waarvan het 1ste en 4de kwartier van goud, een boom met drievoudige kruin en sinopel (= groen) op een grond van hetzelfde. 134


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

De kwartieren met de boom zijn het oorspronkelijke wapen Terlinden. Het 2 de en 3de kwartier op sabel (= zwart) een keper van zilver vergezeld van drie wassenaars van hetzelfde, daar rond een rode geschulpte boord hetwelk is du Smet, als helmteken een uitkomende leeuw van goud. De familie Terlinden zou afkomstig zijn uit het graafschap Vlaanderen, in de 14 de eeuw in het Land van Cuyck en in de 16 de eeuw gevestigd te Aalst. Op 2 juli 1921 werd aan een lid van de familie de titel van burggraaf verleend, voortgaande op de eerste mannelijke nakomeling. Hierdoor mocht het schild getopt worden met een burggravenkroon en de helm gekroond in plaats van de wrong, als helmteken een uitkomende leeuw van goud en het schild gehouden door twee leeuwen, eveneens goud. De later geboren kinderen van de burggraaf verkregen op 27 mei 1925 de titel van baron, ook weer voortgaande op de eerste mannelijke geborenen. Op 8 oktober 1927 verkreeg een broer van de burggraaf ook de titel van baron met dezelfde voorwaarden als vorige. (6). Aan de Kapelsestraat woonde destijds ook nog het echtpaar Roland Geelhand de MerxemChristiana Lallemand.

135


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Lallemand is een gewoon klinkende naam die nochtans niet zo algemeen schijnt te zijn. In de vele genealogiën die we reeds napluisden kwam hij niet ter sprake, ook niet in de algemeen gekende naslagwerken zoals Rietstap of het armoriaal van de Belgische adel. Een lijvig kwartierstatenwerk dat meer dan zeventig families bespreekt leverde evenmin resultaat op. Al deze leemten laten veronderstellen dat de adelverlening van de familie Lallemand van een eerder recente periode moet zijn. In 1951 heeft koning Boudewijn verschillende adelbrieven toegekend voor nieuwe zowel als voor reeds vroeger verkregen titels. In de naamlijst van de begunstigden is dan ook de naam Lallemand vermeld. Een nieuw wapenboek moest opgesteld worden dat in 1991 verscheen. Bij het wapen Lallemand vinden we de vermelding dat reeds in december 1938 bij koninklijk besluit adel werd verleend met de titel van ridder aan Michel Ernest Lallemand, voortgaande op de eerste mannelijke geborene. Michel Ernest was echter overleden voor dat de nodige pantentbrieven daar voor gelicht werden. Later werd dan dezelfde titel met dezelfde voorwaarden verleend aan Henry FransMartin Lallemand, zoon van de overledene. Het wapen Lallemand is van een niet alledaagse blazoenering. Op groen een drieling schuinbalk van goud, daaroverheen een degen in natuurkleur (7), de greep van goud en paalgewijs geplaatst met de punt omhoog, een schildhoofd van goud beladen met een groene uitkomende leeuw, voor de titularis het schild getopt met een ridderkroon. Een gekroonde helm met als helmteken de leeuw uit het schild, helmkleden goud en groen, onder het schild een gouden wimpel met in groene letters de leuze "FAIRE FACE" (8). Verwijzingen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

Carnet Mondain 1983. J.B. Rietstap: Armorial Général. Bon. De Ryckman de Betz: Armorial Général de la Noblesse Belge. 1941: Noblesse moderne. Als 3 Carnet mondain en 7. Bon de Ryckman de Betz: Armorial Général de la Noblesse Belge. Een drielingbalk zijn drie smalle balken die samen met de tussenruimte de dikte ongeveer hebben van een gewone balk. Philippe de Bounam de Ryckholt en Georges de Hamptinne: Lettres de noblesse. (Nieuw armoriaal in 1991 uitgegeven ter gelegenheid van de 40 ste verjaardag van de regering van koning Boudewijn). Tekst en tekeningen Jos Goolenaerts.

__________________________________________________________________________

136


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Een tijdsverslag van een groot natuurliefhebber. Wij ontvangen van ons trouw lid Marc BRANS uit Kapellen-Hoogboom het volgend uiterst interressant relaas: Mijn grootvader - JAN BRANS - geboren in 1919, heeft altijd een grote interesse betoond voor de natuur, de vogels in het bijzonder. Van bij de oprichting, en dit meer dan 50 jaar lang, was hij lid van de natuurvereniging “De Wielewaal”. Reeds tijdens de oorlog ging de afdeling Antwerpen op uitstap, vaak richting Kapellen. Van deze uitstappen heb ik vele verslagen teruggevonden. De leiding was destijds in handen van dhr. Van Weezenbeeck, een groot vogelkenner. Naast het waarnemen van vogels, werden ook de jongen geringd. Eind jaren ‘40, begin ‘50 verhuisden mijn grootouders naar Kapellen, op de hoek van de Heidestraat (toen nog Koude Heide) en de Bosdreef.

< Jan BRANS (Foto familie Brans)

Temidden van de natuur was er vanzelfsprekend meer te zien dan in de stad. Alle waarnemingen van die tijd heeft grootvader genoteerd. U vindt ze hieronder. Merk op dat veel van de beschreven vogels niet meer in onze kontreien aan te treffen zijn, of alleszins in veel mindere mate. Het paapje, het witgatje en de slechtvalk zijn nu zo zeldzaam, dat U al een eind moet reizen om er met veel geluk nog één te ontwaren. Begin jaren ‘50 ging men nog speciaal op uitstap om de Turkse tortel te zoeken, die was toen nog een zeldzaamheid ! Thans is dit enigszins anders. Ook had grootvader een zwak voor vlinders, die hij graag waarnam, en af en toe experimenteerde hij zelfs met de kweek ervan. Mijn grootvader heeft ook lange tijd een verzameling eieren en opgezette vogels gehad. In die tijd was dat nog toegestaan. Enige jaren geleden heeft hij ze aan een museum geschonken. Met deze “sprokkelingen” hoop ik een indruk te geven van de natuur zoals ze vroeger hier was en hoezeer de biotoop veranderd is, dit niet in de laatste plaats door de (onvermijdelijke) uitbreiding van de leefgemeenschap. De tekst is weergegeven zoals grootvader alles noteerde, d.w.z. dat er niet geraakt is aan spelling of zinsbouw. - Uitstap naar Kapellen op 22 mei 1941. Op 22 Mei had afdeling Antwerpen, onder leiding van den heer J. Van Weezenbeeck, een uitstap naar Kapellen, op het buitengoed van den Heer Fester. De leden die reeds een uitstap meegemaakt hebben onder dezes leiding, weten op voorhand dat er hun, op ornitologisch gebied, iets bijzonders te wachten staat. Dit verklaart, niettegenstaande het iets gure weder, de zeer talrijke opkomst. Van ons vertrekpunt af begaven wij ons langs een stuk heide waar wij de volgende vogels met nest hebben waargenomen: fitis (geroofd), geelgorsch (met vlugge jongen), boompieper (die alhoewel hij door de leden omringd was toch nestvast bleef zitten), fitis (met platte jongen), allen op de grond nestelend. 137


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Vervolgens begaven wij ons naar de serren van den Heer Fester, die met het oog op de heerschende omstandigheden, meer dan onze gewone aandacht trokken. Dan gingen wij door het prachtgoed in jeugdig lentegroen. Hier konden achtereenvolgens de nesten waargenomen worden van: koolmees, heggemusch, gekraagde roodstaart (bespikkelde en gladde eitjes), groenvink, witte kwikstaart, tjif tjaf, vliegenvanger, nachtegaal, goudhaantje, winter-koninkje, vink en ballijster. Voorts kwamen wij aan een vermolmden boom met niet minder dan 4 nesten waaronder dit van den bonte specht. Het nest zoeken werd hier even onderbroken om den innerlijken mensch te stillen. Na een half uurtje rust kregen we de nesten te zien van de staartmees, kuifmees, tuinfluiter, glanskopmees, boschduif (gebouwd boven op dat van een eekhoorn), roodborst (vlugge jongen), koolmees (11 eitjes), vlaamsche gaai, merel, fitis, boomkruiper, en ook dit der goudvink hetgeen voor de meesten van ons iets nieuws en bijzonders was. Als we dan door een dennebosch trokken troffen we er 4 spechtsmidse aan die bijzonder interessant waren. We kregen de nesten te zien, want onzen leider had alles zo fijn op voorhand geregeld dat we maar te zien en te genieten hadden: nesten van de lijster (geroofd waarschijnlijk door Vlaamsche gaai), lijster (met eieren), fazant, tapuit (in konijnenhol), kievit (waar de jongen juist uit het ei gekomen waren en door ons geringd werden). Nu zagen we nog de nesten van de graschmusch, gekraagde roodstaart (dit in tegenstelling met zijn gewoonte in een kleine mast), kneuter, vink, kauw. Buiten de vogels gevonden met nest konden we nog vele andere waarnemen waaronder: zwartkop, graschmusch, boomleeuwerik, draaihals, appelvink, koekoek, tortelduif, boerenzwaluw, patrijs, leeuwerik, wulp, pimpel enz. We kunnen ook niet nalaten den Heer Fester te bedanken ons in de gelegenheid te hebben gesteld zijn landgoed te bezoeken. Dit was op alle gebied een maximum van uitstap, rustige schoon buitengoed, groote verscheidenheid van gevonden vogels en een zeer talrijke opkomst. We kunnen dan ook gerust beseffen dat onzen leider niet enkel gewerkt maar dat hij gevroet en geslaafd heeft om zoo iets te verwezenlijken. - Uitstap van 7 juni 1941 naar Kapellen. Onder de leiding van den Heer J. Van Weezenbeeck bezocht afdeeling Antwerpen op Zaterdag 7 juni andermaals het landgoed van den geachte Heer Fester. Het doel van dezen uitstap was het waarnemen van den ransuil en den nachtzwaluw. Door een mastbosch begaven wij ons in de richting van het nest. Als we dit naderden vlogen de ouden weg om even later, toen Mr. Van Weezenbeeck naar het nest klom om het jong te laten zien, terug te komen. 138


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Het geruisloos vliegen en het instinktmatig verdedigen van het nest was waarlijk indrukwekkend. We hebben dat alles een heelen tijd kunnen gadeslaan. Dan begaven we ons naar het jachtgebied van de nachtzwaluw. Eerst hoorden we zijn geratelend geluid in de verte en later zagen we hem in vlucht. Spijtig werden we, door het vertrekuur, te vroeg tot de werkelijkheid geroepen en konden we den nachtzwaluw in zijn verdere doening niet waarnemen. - 1947-1948. Koninginnepage. 5 rupsen gevangen op wortelloof in de helft van oktober 1947. Hebben zich nog dezelfde maand ingesponnen na gevoed te hebben met peeënloof. De Vlinders kwamen uit tussen 7 en 24 mei 1948. Dus ontpopt na overwintering van 7 maanden. De dieren werden gehouden buiten op terrasje waarvan de opening naar het Z.Z.O. - 1949 - Den kweek van de grote beerrups. Gevangen 30 mei 1949. Gevoerd eerst met bladeren van kriekenboom en pruimelaar, nadien met weegbree. 1 juni nog niet ingesponnen, 6 juni nog niet. Immer gevoed met weegbree. 12 juni nog immer weegbree etend, nog niet ingesponnen. Begon zich in te spinnen op 27.6.1949. Volledig ingesponnen op 29.6.1949. Vlinder uitgekomen op 1 oogst 49, dus na 2 maanden. 30.5.1950 - Kapellen - Heide Kalmthout. Op den weg nevens het spoor zag ik al groote lijsters met vlugge jongen en roodborsttapuit. Verder al op de Kalmthousche Heide zag ik al gauw wulpen mooi fluitend en zich druk makend en alarmerend. Er waren er vele te zien. In de verte aan een meertje zilvermeeuwen. Ik zag ook voor de eerste maal zwarte sternen. Ook in de buurt van een ven broedend. Heel goed en van nabij waargenomen. Verscheidene malen zag ik geelgorzen hun eentonig liedje voordragen. Ook verscheidene roodborsten gezien en gehoord. Zag ook tweemaal torenvalkje. Op de heide vielen de wulpen met veel misbaar een zwarte kraai aan. Ik vond ook ledige eierdoppen waaruit het reeds bebroede jong uitgehaald was waarschijnlijk door de kraaien. Ik zag ook verscheidene konijntjes en een eekhoorn. - 23.6.1950 - Kapellen. Vlak bij den weg vond ik het nest van een grauwe klauwier met jongen. Ik had daarvoor al het mannetje op uitkijk zien zitten voor het door mij gevonden nest. Nu vloog het mannetje van den weg af en verdween in een vlakbij staand bosje (eik). Ik ging naar hoger genoemde bosje toe en zag door de takken in een daar achter gelegen elzenstruik het nest. Het bevond zich op een tweetal m. hoogte. Het waren 4 nog niet heel vlugge jongen. - 25.6.1950 - Kapellen. Vandaag waren al twee jongen uitgevlogen denk ik, twee waren nog in het nest. Ik ging gauw weg en de angstig piepende oudjes waren dan ook al gauw weder rustig. - 26.6.1950 - Kapellen. Vandaag zag ik het laatste jong bij mijn komst van het nest vliegen en de oudjes gingen hun gang met alarmeeren, de andere jongen heb ik niet meer gezien. In het nest bevonden zich een paar donkerblauwe kevervleugels. Den volgenden dag was er van heel de familie niets meer te zien.

139


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

- 6.2.1951 - baan Kapellen - Heide (Blokjesweg). Met het bewolkte weder was er weinig te zien. Ook het vroege voorjaar was er daar voor tusschen. Op voornoemde baan een groepje koperwieken (6-8 stuks) over de baan in Z.O. richting. Niet veel gehoord, alleen alarmkreet. Een groepje boomkruipertjes in de eikenbomen langs de weg waren druk bezig hun kostje te zoeken. Even verder een bende van wel 100 houtduiven die met veel gedruis opvlogen maar bijna op dezelfde plaats terug invielen. - 14.2.1951 - Kapellen. Achter de plaatselijke stortplaats in de bossen en bosjes een grote familie sijsjes, in wier gezelschap verscheidene mezen mede zwierven. Ik schatte de sijsjes op een 70 à 80 stuks. - 14.4.1951 Zag dit jaar het eerste vlindertje, het was een citroentje. Een weinig verder een witje. Het citroentje was heel mooi van kleur en helemaal niet afgevlogen of van het vorige jaar. Zag een door de zon op gunstige wijze belichte groene specht terwijl ze haar lach liet horen. Heb ook nog van heel dichtbij een roodborst- tapuit kunnen waarnemen. Ook begint men nu al meer en meer zwaluwen te zien. Vandaag bezocht nevens ons weder een zwaluw de zolder, waar de andere is opgegeten door de kat.

- 20.4.1951 Vandaag zag ik mijn eerste dagpauwoog van het jaar. Kool-, pimpel- en staartmezen waren er veel te zien. Zwarte mezen helemaal niet. Veel fitis en tjif-tjaf-gezang gehoord en beide heel goed verscheidene malen gezien. Den zang bracht me echter uitkomst want met het vederkleed viel het me niet mee ze te herkennen. - 1.5.1951 - Putte. Op den weg van Putte naar Zandvliet ben ik gaan zien naar de zwarte specht. De nestopening heb ik kunnen zien en ook het daar uitgehaalde hout. Het bevond zich op een 4,5 m. hoogte in een beuk. De vogel zelf heb ik niet te zien gekregen. Wel hoorde ik in de omtrek zijn geroffel. - 6.5.1951 Tijdens een wandeling in de omgeving zag ik een koppeltje draaihalzen in een klein bosje op een heidevlakte, omgrensd door bossen. Ze bleven zitten, onderwijl voortdurend hun eigenaardige psew-psew kreet slakend.

140


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

- 24.10.1951 Vandaag werd te Hoogboom een kramsvogel gevangen met een ring gemerkt STATENS VILTUNDERSOKELSER ZOOLOGISK MUSEUM OSLO. Den 27e februari 1952 kreeg ik bericht uit Oslo. De vogel was als nesteling geringd den 28e mei 1951 te Helleland in de nabijheid van Egersund.

- 20.5.1951 Tijdens een wandeling in den omtrek Kapellen - Kapellenbos zag ik weder een grauwe vliegenvanger. Ik heb hem al op een paar plaatsen gezien, meestal in dicht boomgewas maar toch in de nabijheid van huizen. Ook de wielewaal hoorde ik en zag hem een paar maal. -16.6.1951 - Kapellen. Zoo dicht als vandaag heb ik den koekoek nog nooit gezien. Het dier bevond zich op nog geen 5 meter van mij op een weidepaal, vanwaar het nadien opvloog achternagezeten door een niet nader te beschrijven vogeltje. - 1952 Tijdens de wintermaanden December en Januari had ik een paar planken aan elkaar geslagen met rondom een rand om tijdens de sneeuw wat eten op te strooien, meest brood en wat keukenafval. Ik had die plank op een paar meter van het huis geplaatst en ze sneeuw- en ijsvrij gehouden want het was heel koud en de sneeuw was hard bevroren. Ik kreeg niet zoo heel veel te zien omdat het nog al druk was. Musschen soms wel 20 à 30 stuks, een deel op de plank en een deel op de grond. In den tuin heb ik een paar maal den roek gezien, maar die ging bij de minste beweging op de wieken.

141


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

- 27.1.1952 Tijdens een korte wandeling in de omgeving van Kapellen in het besneeuwde landschap zag ik een groep van ongeveer 100 lijsters - denkelijk koperwieken over vliegen in Z.-richting. Ook zouden veel andere vogels zoals kneuen en vinken in redelijke groepen overgevlogen zijn volgens beweringen van kenners. - 23.3.1952 - wandeling van Kapellen naar de Kalmthoutsche heide. Nevens de spoorweg naar Esschen een groepje van 20-30 sijsjes. Ik ben er op een paar meter van blijven staan maar zij waren in het geheel niet schuw en bleven rustig in een berk zitten. Aan het groote ven tegen het goed van de Beuckelaer was het een hels lawaai van meerdere kokmeeuwen die wel verontrust werden. Verder zag ik een vogeltje opvliegen, mijn gevoel was het een pieper (duinpieper). Ik zag ook een distelvlinder, dit is reeds de tweede dit jaar. Aan het golfterrein in Kapellenbos zag ik een groep van wel 50 koper- wieken. - 11.4.1952 - Kapellen. Hoorde vanmorgen in het hof over mijn woonplaats voor het eerst dit jaar de nachtegaal zingen, nog niet met vollen zang maar hij was toch al aardig op weg om volledig te zijn. Ook zag ik vanavond heel hoog een boerenzwaluw rondvliegen, ook de eerste die ik dit jaar zie. - 14.4.1952 - Kapellen. Nevens het spoor op den binnenweg naar Kapellenbos zag ik een steenuiltje de vlucht nemen, achterna gezeten door lijsters en merels. - 1.5.1952 - Kapellen. Hoorde voor het eerst dit jaar de wielewaal. Zag ook een paar boomklevertjes. - 1.6.1952 De heer Weezenbeeck heeft me vanmorgen een nest getoond van een bonte specht met jongen. Ik ben er vandaag nog naar toe geweest en kon heel goed de jongen hooren schreeuwen. Het bevond zich in een Amerikaansche eik geheel tegen de stam aan in een dikke tak. Dien zelfden dag werd de boomvalk gedurig op jacht aangetroffen. Hij was voortdurend in de lucht en waarschijnlijk ving hij uitsluitend een soort libellen waar overal de afgebeten vleugels van te vinden waren. De vogel was heel goed te bewonderen. Hij at de geslagen libellen soms zoo uit de poot. Hij is zeer sierlijk en het is een lust hem gade te slaan. - 2.6.1952 - Kalmpthoutsche Heide. Onder dezelfde leiding als gisteren (den heer Weezenbeeck) werd den tweeden tocht van het congres van 52 ondernomen met ongeveer 80 deelnemers. We kregen een tureluur te zien en dan vonden we de jongen die geringd werden. Ook jonge kieviten en oude. De jongen werden ook geringd. Evenzo voor de wulpen. Dan kregen we de duinpieper te zien, als men zijn geluid gehoord heeft kan men hem heel goed herkennen. We constateerden twee broedparen met zekerheid. De jongen van wilde eenden werden geringd evenals oudere vogels dien in de rui waren en niet konden vliegen. Hetzelfde met slobeenden en bergeenden. Er werd ons ook een nest van de zomertaling en de wintertaling getoond, die te herkennen waren aan den dons. 142


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Een kleine plevier werd gezien en nadien het nestkuiltje gevonden met 3 eieren. Slechts een paartje grutto’s gezien, en een nest met jonge tapuitjes, waarvan het oudje opvloog. Dan in een duinenplas werden op plantenpollen verscheidene nesten gezien met zwarte sternen en de oudjes alarmeerden er duchtig op los. Ook de roodborsttapuit en het paapje werden herkend. Ik zag verder nog een zwartkopgrasmus en hoorde fitis en tjif-tjaf. Boompieper, witte en gele kwikken werden zooals altijd gezien en verder nog een braamsluiper. Het waren vruchtbare dagen die veel te snel voorbij waren. - 30.11.1952 - Kapellen. Het is me al 2 weken opgevallen wat een groote niet te schatten menigte houtduiven zich hier in de omgeving bevinden. Ik kon vandaag op den weg naar het kapelleken in het vroegere goed van Fester een bonte specht een stomp van een afgebroken tak in een den zien bewerken. Roffelen deed ze niet, het was maar een gedurig hakken boven op de stomp. Ik ontving deze week ook een met klem gevangen sperwervrouwtje. Ik bracht het naar den opvuller (Mr. Weezenbeeck) die dacht van den gebroken poot ook mooi te krijgen. Tijdens het vogeltrekseizoen werden door een door mij gekende vogelvanger verscheidene roofvogels gevangen. Hij bezorgde mij een torenvalk en een sperwervrouwtje, die zich nu in mijn bezit bevinden maar opgevuld. Ook kreeg ik nog een mooie distelvink en 2 grauwe gorzen en kocht ik een wielewaal, alle opgevuld. In november werd me een buizerd gegeven die opgevuld is door de heer Weezenbeeck en gevangen was met een klem. - 22.3.1953 - Kalmthoutsche heide. Ik hoorde voor het eerst dit jaar een boomleeuwerik. Wulpen waren er reeds veel aanwezig en ook kieviten waren in de drassige weiden te zien. Het voornaamste van den dag was de slechtvalk. Ik zag hem op een veertigtal meter afstand met de kijker. Hij zat op een klein heuveltje waar ik nadien versche en oudere uitwerpselen vond en tevens ook spuwballen en een beentje uit de poot waaraan nog een duivenring zat van het jaar 53. Ook het borstbeen van een duif. Ik vond ook nog een andere poot met een ring van 51. Bij het uitpluizen van de spuwballen vond ik nog 2 ringen van duiven. Ik vond het een heel goede dag. - 5.4.1953 Bij een wandeling in het vroegere hof van Fester zag ik of liever hoorde ik een mij niet bekende roep. bij nader toezien was het een mannetje van een boomklever. Nadien zagen we het vrouwtje dat een gat in een boom aan het bekloppen was, denkelijk om een nesthol (broedplaats) te maken. - 31.7.1953 - Kapellen. Zag vandaag aan het anti-tankkanaal een ijsvogel die aan het visschen was. Zag hem een paar maal drinken. Er stond ook nog een reiger. De natuurvereniging “de Wielewaal” werd opgericht te Antwerpen op 12 februari 1933 onder de naam “Antwerpsche Vogelliefhebbers”. De stichter, Eerwaarde Heer Frans Segers kon de stichtingsvergadering niet bijwonen, daar deze op een zondagvoormiddag plaatsvond en hij als onderpastoor in de Sint-Jacobsparochie te 143


’t Bruggeske jg 33 – december 2001 – nummer 4.

Antwerpen zijn mis moest lezen. Hij was de eerste voorzitter en dit 36 jaar lang. Tijdens de vierde vergadering op 30 mei 1933 werd de naam veranderd in “De Wielewaal, ornithologische vereeniging”. Doel was de studie en de bescherming van de in het wild levende vogels. Frans Segers overleed op zondagvoormiddag 24 juni 1969 bij het blussen van een brand op het Wielewaalreservaat De Korhaan, wat ooit zijn persoonlijke eigendom was. In dit reservaat werd naderhand een hagelkruis opgericht ter nagedachtenis van de stichter. Bron: Wielewaal juni 1983 jg 49 nota: een hagelkruis is een in het veld geplaatst kruis ter bezwering van hagelschade. Bijdrage van dhr. J. Van Weesenbeeck (Kapellen) Uit Wielewaal nr. 9 van 1942. “Op 7 juni 1941 raapte ik 14 braakballen op en bezorgde die voor onderzoek aan de bevoegde dienst van het Koninklijk Natuurhistorisch Museum te Brussel. Zeer interessant was de uitslag. Voor 14 braakballen dus: een schedel en beenderen van een jonge ransuil, een mestkever, een spitsmuis, een rat, 14 echte muizen, 15 woelmuizen. Totaal: 1 vogelschedel, 1 kever, 1 zoogdier, 1 insecteneter en 30 knaagdieren. Er waren gemiddeld 2 tot 3 schedels per uilenbal. Onverwacht is wel de aanwezigheid van een schedel en beenderen van een jonge ransuil. Ik geloof niet dat het jong of de ouden een van de krengen die onder het nest lagen zou opgegeten hebben. Veeleer meen ik dat er in het nest een viertal jongen geboren werden, waarvan het kleinste, zoals vaak bij roofvogels het geval is, door de ouders of broeders verslonden werd.” Uttendörfer (Die Ernährung der Deutschen Raubvögel und Eulen, blz. 218) kwam bij een zelfde waarneming tot dezelfde conclusie. Met dank aan dhr. M. Brans, J. Vanummissen.

______________________________________________________________________

Verzameling van dokumentatie voor het archief van de Culturele Kring Hoghescote!!! Alle dokumentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, affiches, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Dank zij uw medewerking en steun kunnen wij ons archief over Kapellen verder uitbreiden.

144




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.