Bruggeske 2002-1 maart

Page 1



’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

't Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Culturele Kring " Hoghescote v.z.w. " te Kapellen. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen - tel: 03.664.57.22.

34e jaargang – nummer 1

1 maart 2002.

_________________________________________________________________________________

In dit nummer... - Bladwijzer. - 1 - Ereleden 2002 - 2 - Lidkaart - 3 - Bezoek achter de schermen van het nationaal centrum voor familiegeschiedenis - 4 - De vereniging ELERES te Kapellen. (Deel twee) - 5 - Een vrolijk paasfeest - 10 - Putte – Ertbrand. Dorpsgeschiedenis - 12 - Uit het wapenboek van Kapellen - 14 - Te coope - 21 - Eerbetoon aan een priester - 22 - Lezers schrijven ons - 34 - Het landgoed “Welkom” en enkele van zijn bewoners - 35 - Mededeling - 36 Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage. ________________________________________________________________________________

Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger - Parkweg 2 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen - Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen -Tel: 03.605.42.67. 2002 - Copyright "Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Culturele Kring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen.

__________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 10 Euro en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Culturele Kring Hoghescote’ v.z.w. – Parkweg 2 – 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro

1


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Ereleden 2002 Familie De heer Familie Mevrouw Mevrouw De heer De heer Familie Familie Familie De heer Familie Familie De heer De heer De heer De heer De heer De heer De heer De heer Familie De heer Mevrouw Familie De heer De heer De heer

Adriaenssens - Kil Berghmans Pierre Blankers - Leers Brijssinck Maria Budding Egberdina Cleiren Walter De Ridder Lodewijk De Schutter Michel Dillien - Smets Donvil - Mannaerts Echelpoels Victor Eggermont - Raemaekers Geudens - Smets Geyskens Augustinus Gijsen Gerard Huibrechts A. Ivens René Janssens Frans Janssens Jan Janssens Matheus Jennes Alexander Ketelaars - Van Aert Keukelinck Roger Lathouwers Louisa Lathouwers - Van Hoof Lenaerts Jacques Mertens Karel Meynen Albert

Familie De heer Mevrouw De heer De heer De heer Familie Familie Familie Mevrouw De heer De heer De heer De heer Familie De heer

Meyvis - Bruyninckx Muchez Ludovicus Nagels Maria Osterrieth Max Pelckmans Rudi Robert Fernand Ruiz de Arcaute Miguel Stessens - Hendrickx Strijbos - De Smedt Van Cauwenberghe J. Van de Perre Alfons Van Den Kieboom Karel Van Dooren Gaston Van Erck Rudy Van Helvert - Joosen Van Hoof Petrus

Prinsendreef 32 Platanendreef 68 Dorpsstraat 53 Grensstraat 2 Partizanenstraat 110 Jachthoornstraat 26 Kon.Elisabethlei 9 Past. Michielsenstraat 13 Rode Kruislaan 3 Chr.Pallemansstraat 22 Beukendreef 5 Heidestraat 74 Bevrijdingslei 39 Bus 6 Kon. Elisabethlei 59 Dorpsstraat 62 Bus 1 Platanendreef 112 Spechtenlaan 14 Kapelsestraat 291 Antwerpsestwg. 36 Essenhoutstraat 251 bus 4 Boerendijk 3 Guyotlei 9 Oorderseweg 19 Kapelsestraat 126 Kapelsestraat 138 Hoevensebaan 57 Essenhoutstraat 29 Sparrenlaan 24

2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 8800 Rumbeke 2950 Kapellen 2640 Mortsel 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2180 Ekeren 2950 Kapellen 2180 Ekeren 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 3270 Scherpenheuvel Hoevensebaan 72 2950 Kapellen Sparrenlaan 27 2950 Kapellen Chr. Pallemansstraat 72 2950 Kapellen Ph. Spethstraat 139 2950 Kapellen Kapelsestraat 240 2950 Kapellen Kon. Albertlei 128 2950 Kapellen Franselei 13 2950 Kapellen Leerhoekslaan 21 2180 Ekeren Berkenlaan 91 2950 Kapellen Hoogboomstwg. 277 2950 Kapellen Kerkstraat 7 Bus 15 2950 Kapellen Lijsterlaan 13 2950 Kapellen J. Breugelmansstraat 21 2950 Kapellen Bevrijdingslei 24 2950 Kapellen Hoevensebaan 188 Bus 3 2950 Kapellen Hoevensebaan 261 Bus 4 2950 Kapellen 2


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

De heer Familie De heer Familie De heer De heer De heer Familie Dhr & Mevr. De heer De heer Mevr.

Van Put Bob Van Regemorter - Speth Van Rompaey Charles Van Strydonck - Osterrieth Van Tilborg Marc Vanbree Erik Vanhoyland Andre Verbist - Andries Verbruggen - De Pauw

P.Vandenhoudtstraat 19 Kapelsestraat 41 Zilverlindendreef 2 Bus 4 Kapelsestraat 47/1 Berkenlaan 2 Rubensheide 30 Pinksterbloemlaan 5 Gr. Henri Cornetlaan 7 Kettenberg 122

2950 2950 2950 2950 2950 2950 2180 2950 2140

Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Ekeren Kapellen Borgerhout

Vercammen Vingeroets Geeraard Vissere Elza

2180 Ekeren 2950 Kapellen 2030 Antwerpen

Familie Familie Familie

Volant - Verbraeken Wittock - Smet Wuyts - Adriaensen

Hof van Delftlaan 48 Streepstraat 17 Groenendaallaan 356 Bus 61 Dorpsstraat 21 Antwerpsestwg 6 Dorpsstraat 33

2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen

Wij danken zeer hartelijk al de leden voor het vertrouwen en de steun die zij aan de Culturele Kring Hoghescote blijven geven.

Als u tijdig uw abonneegeld heeft betaald, mag u hierboven uw lidkaart voor het jaar 2002 vinden, is dit niet het geval dan heeft u uw abonneegeld zijnde 10 Euro, nog niet overgemaakt. Het bestuur van Hoghescote.

3


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Ben je bezig met het opzoeken van je stamboom, of met het samenstellen van je familiegeschiedenis. Of wil je eens weten wat een familiearchief is en wat daar allemaal kan insteken. Of heb je een passieve interesse in deze onderwerpen en wil je wel eens weten wat daar allemaal komt bij kijken!

BEZOEK ACHTER DE SCHERMEN VAN HET NATIONAAL CENTRUM VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS De heemkundige kring van Kapellen “Hoghescote” regelde voor haar leden en sympathisanten twee bezoeken aan dit centrum en haar vele collecties die aldaar bewaard en geconsulteerd kunnen worden. Om er een paar te noemen: - educatieve tentoonstelling, met welke documenten en archieven wordt de familievorser geconfronteerd bij het opzoeken van zijn voorouders van wieg tot graf. - schatten in het Centrum, de meest interessante en unieke stukken worden tentoongesteld. - hoe ziet er een familiearchief uit? - een unieke collectie van belgische kiezerslijsten (98% compleet) - zijn rijke bibliotheek met genealogische – en heemkundige werken en honderden verschillende titels tijdschriften. - collecties bidprentjes, overlijdensberichten, krantenknipsels, collectieve herinneringsprentjes enzovoort... ( 1,5 miljoen stuks ). - zijn databanken met miljoenen gegevens - en nog veel meer. (en ook het gebouw is de moeite waard) - deskundige gidsen zorgen voor begeleiding en uitleg. Wanneer? Naar keuze: donderdag 25 april om 20 uur, vrijdag 26 april om 14 uur. Het bezoek duurt ca. 2,5 uur Waar? Samenkomst ter plaatse: Van Heybeeckstraat 3 te 2170 Merksem of een halfuur voor de aanvang aan de kerk van Kapellen (carpooling mogelijk) Inschrijven? Door storting van ! 1.00 voor leden en ! 1.50 voor niet leden op rekening 413-7205071-65 ten name van ‘Culturele Kring Hoghescote’, Parkweg 2 te 2950 Kapellen, met vermelding: bezoek Centrum Donderdag of bezoek Centrum Vrijdag

4


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

De vereniging ELERES te Kapellen. Deel 2 De 5de studiereis ging door op 16 januari 1938 naar Antwerpen met een bezoek aan de tentoonstelling "Kongo-Kunst" en het bijwonen van een blijspel "Hanengevecht" in de Stadsschouwburg. 32 personen namen aan deze uitstap deel. Ook aan deze trip is weer een geschiedenis verbonden. Wij hadden vernomen dat sommige maatschappijen vermindering zouden bekomen hebben op de inkomgelden van de tentoonstellingen ingericht door het stadsbestuur. Zekere middag trokken wij naar het kantoor van Toerisme in de Leysstraat. Wij stelden de vraag betreffende de vermindering aan de bediende hem terloops doen opmerkend dat onze kring vanaf de 1 ste tentoonstelling ingericht door het stadsbestuur regelmatig met een groep deze bezocht had. Ongelovig schuddekoppend antwoordde de bediende dat geen verminderingen toegestaan konden worden aangezien de geringe prijs van inkom en dat wel iedereen kon zeggen dat zij de tentoonstellingen regelmatig bezocht hadden. Wij bleven niet langer en zegden hem 's anderendaags terug te komen en het bewijs te leveren dat onze vereniging wel regelmatig de tentoonstellingen had bezocht de waarheid was. Zo gezegd, zo gedaan. De volgende dag boden wij ons terug aan in het kantoor van de dienst toerisme, voorzien natuurlijk van het nodige bewijsmateriaal. Wij toonden hem de uitnodigingskaarten die toen bij dergelijke gelegenheden regelmatig naar onze leden werden verstuurd. Hij bezag de verschillende kaarten, verzocht ons om een ogenblik te wachten en ging met de kaarten in de hand een ander bureau binnen. Enkele ogenblikken daarna kwam hij terug en zegde ons dat het stadsbestuur ons schriftelijk zou antwoorden op ons verzoek. Het gevolg was dat onze kring... ja hier volgt de tekst (uittreksel van de brief): "en stelt er prijs op U oprecht te feliciteren. Het Comité der Antwerpse Propagandaweken meent dat de door uw leden betoonde belangstelling verdient te worden aangemoedigd en draagt me op U mede te delen dat hen uitzonderlijk vrije toegang zal worden verleend voor hun bezoek in groep aan de expositie van Kongo-Kunst op zondag 16 januari a.s.". Toen wij die zondag ons met onze groep aan de ingang der zaal aanboden verwees de zaalwachter ons naar de kassa. "Niet nodig, mijnheer”, zegden we hem. "Jawel", zei de andere, "Tickets nemen, daar". "Nee, nee", antwoordden wij en stopten meteen de brief onder de neus van de verbaasde zaalwachter, waarin duidelijk stond vermeld: "Deze brief geldt als gezamenlijk toegangsbewijs". Awel met boerkens van den buiten weet ge nooit hoe ze aan te pakken... zal de brave man gedacht hebben want we bemerkten duidelijk aan zijn wezen dat hij op dat gebeuren piekerde. En of we er genoegen aan hadden. Ge moet het niet vragen. Maar, op de keper beschouwd, zal er wel één maatschappij kunnen bogen op hetgeen dat wij toen gedaan hadden. Vijf tentoonstellingen door de stad ingericht en alle vijf bezocht. Op 22 januari 1938 was er weer een Teerfeest. Er waren 118 ingeschrevenen. Een orkest onder de leiding van de heer Leon Janssens zorgde voor het nodige animo. In februari gaf onze secretaris ontslag. Het was niet om persoonlijke rekenen jegens het bestuur of de kring. De oorzaak lag elders. Wij moesten er ons in schikken. Van toen af nam de voorzitter ook het secretariaat waar. Op donderdag 24 februari 1938 richtte de kring een voordracht in welke geheel in het teken van de middenstand stond. De heer senator Godding en Frans Delbaere bespraken toenmaals zeer actuele problemen betreffende de middenstand. De voordracht werd door een groot aantal middenstanders alsook door andere belangstellenden bijgewoond.

5


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Een nieuwe afdeling werd uit deze bijeenkomst geboren. Briefwisseling over dit initiatief kwam binnen, o.a. een schrijven van de heer L. Vouwe vol enthousiasme en sterk aandringend op de verwezenlijking van dit voornemen. Het eerste bestuur werd samengesteld als volgt: Voorzitter L. Brooymans. Verder de heren Jos Bruyninckx, G. Janssens, Petrus Van Esbeen en Petrus Somers. Lopen wij echter de geschiedenis van Eleres niet vooruit. We komen op deze afdeling later nog terug. Op 19 maart 1938 volgde een Cabaretavond. Op het programma lezen we de volgende namen: Lizi en Fifi, danseresjes, Riry, humorist; de club "Bize", mandolinen, de Xylophonisten Harrysons Trio, enz. Tot Miss Eleres werd toen verkozen, juffrouw Blondine Letens, met 30 stemmen op 82 en 6 andere concurrenten. Tussen haakjes: zijn al die Eleres-missen nog wel juffers? Zij zijn wellicht alle reeds lang gehuwd. Op vrijdag 22 april 1938 hield de heer Willy Ergo, journalist, een zeer merkwaardige voordracht over "Het leven en het werk van Marnix Van St.-Aldegonde". Op 24 april 1938 bracht de kring een bezoek aan de Gense Floraliën. Het bezoek gebeurde onder leiding van de heer H. F. Steeghers, een gekende figuur te Gent. Deze vriendelijke heer verschafte alle nuttige inlichtingen betreffende de bloemententoonstelling en was een zeer gedienstige gids doorheen de stad Gent.

Een zicht op de bloemententoonstelling.

(Foto verzameling Hoghescote)

Hem werd bij het afscheid nemen, 's avonds, namens de kring een geschenk overhandigd: een zakmesje belegd met paarlemoer met een herinneringsgravering er in. De man kon geen woord spreken, zozeer pakte het hem ons gebaar, doch een paar dagen nadien ontvingen wij een brief met des te meer betuigingen van dank. Aan deze uitstap namen 34 personen deel. De voordrachten volgden elkaar snel op want op vrijdag 29 april ging er wederom een zeer belangrijke door. Ditmaal was het de zeer gekende spreker H. Coene, met als onderwerp "Hongarije". De voordrachtavond werd geïllustreerd met lichtbeelden en opgeluisterd met aangepaste Hongaarse muziek onder de kundige leiding van de heer Armand Van 6


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Hooydonck. Het Consulaat van Hongarije was vertegenwoordigd en de zaal zat propvol. Het was werkelijk een zeer hoogstaande en interessante avond. Op 12 mei 1938 was er wederom een voordrachtavond. De heer Louis Joris, volksvertegenwoordiger en de heer Frans Delbaere, voorzitter van de Federatie der Vrije Middenstanders behandelden bijzondere onderwerpen, nl. "De Beroepsorganisatie" en de "De Wetsbesluiten". Deze voordracht stond weer in het teken der middenstandsbelangen. De afdeling "Middenstand" groeide zienderogen. Het aantal leden was toen 60. Kwam de reis naar Montjoie (Monschau) met radiotrein op 19 juni 1938: lastig in de te vervullen formaliteiten, heerlijk de reis, succes over de ganse lijn. 399 deelnemers namen aan deze mooie reis deel. Lastig? Welja. Het begon al met het opmaken van de lijsten voor het gezamenlijk paspoort. Het Provinciebestuur kende waarschijnlijk zelf niet de inlichtingen nodig voor het opmaken der lijsten. De lijst was opgemaakt: 399 namen met volledige adressen en beroep en we waren tevreden zo ver gevorderd te zijn. Wij boden de lijst aan in het Duitse Consulaat en...het was als een mokerslag. De lijst was niet volledig. Geboorteplaats en geboortedatum ontbraken. En er bleven slechts enkele dagen over. Waar al de mensen die ingeschreven waren bereiken?

(Foto verzameling Hoghescote)

De moed zonk ons in de schoenen. Speciale berichten - echte SOS-berichten - werden gelanceerd. Telefoon en zelfs telegraaf kwamen er bij te pas. Het is dank zij de gewaardeerde hulp van de voorzitter der afdeling Borgerhout, de heer Edmond Wagemans, die toevallig op die beruchte dag bij ons kwam, en die zich bereid verklaarde de lijsten opnieuw te tikken en onmiddellijk de stad inliep om al enige groepen te verwittigen en ook dank zij de spoedige beantwoording op onze dringende oproepen de gevraagde inlichtingen onmiddellijk te verschaffen, dat de zaak nog in orde kwam. Het gezamenlijk paspoort kwam nog in regel doch slechts 2 dagen voor het vertrek. Oef... als we daar nog aan terugdenken. Verschillende groepen deden de reis mede: o.a. de volledige afdeling van "Maritime Sporting Club" van de "Agence Maritime Internationale" van Antwerpen, een groep van de Nationale Centrale der Liberale Vakbonden van Antwerpen, Sint Jozefkring Antwerpen, Toneelkring "De Scheldezonen" uit Antwerpen enz. Een paar Antwerpse kringen, respectievelijk met 60 en 40 personen moesten, wegens gebrek aan plaats, geweigerd worden. Het hoeft dan ook geen betoog dat bij zulke grote belangstelling voor deze reis verschillende dagen voor het vertrek een bijzondere band met "volzet" over de aanplakbiljetten prijkte.

7


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

We schreven elders "lastige voorbereiding" en dit is wel de juiste uitdrukking, want we waren nog niet aan het einde van onze tribulatiën. Bij aankomst van de trein aan de Duitse grens, waar we, tussen haakjes gezegd zeer voorkomend door de Duitse douane werden ontvangen, vroeg een hogere Duitse beambte ons naar de lijst der deelnemers met het geld - zo nationaal als vreemd - dat zij bij zich hadden. Nieuwe herrie. Daar was ons niets van gezegd. Wij verloren echter onze koelbloedigheid niet en de begeleider van de trein - klein maar vinnig - hulde aan hem, rad van tong en bij de zaak, hief zijn arm ten hemel en drukte zijn verbaasdheid uit dat hij schier alle dagen (sic) met treinen aan de grens kwam en hem nog nooit dergelijke lijst was gevraagd. Volgde een korte beraadslaging onder de Duitse douanen en zij besloten in iedere wagon enige reizigers hun namen op te nemen en het geld dat ze bij zich hadden. Vlug werden de wagons doorlopen, hier en daar deelnemers hun adressen en geld opgenomen, het lijstje afgegeven en na stijve houding en hakkengeklap der Duitsers, kon de trein zijn reis voortzetten. Panorama Monschau (Foto verzameling Hoghescote)

Natuurlijk was in de trein, voor dat we het Duitse grondgebied bereikten, de deelnemers op het hart gedrukt om gedurende het verblijf op Duits grondgebied zich te onthouden van alle commentaar op het toenmalige regime. Zoals men weet loopt de spoorweg op Belgisch grondgebied en is het station van Monschau eveneens Belgisch en natuurlijk met Belgisch personeel. Aangekomen te Monschau werden de bezoekers onthaald op muziek en ging het stoetsgewijs op de tonen van trage cadanserende muziek bergafwaarts naar het dal waar het schilderachtige stadje verdoken ligt. Monschau

( Foto verzameling Hoghescote)

Hier wachtte ons wederom een verrassing. Schupo's en SS-mannen vroegen uiterst beleefd naar de leider van de groep. Toen we hem vervoegden, weer hakkengeklap en we verzocht werden het gezamenlijk paspoort alsook de persoonlijke identiteitskaart in bewaring te geven. Zo er dus iets gebeurde... was het eenvoudig. De vrouw van de leider kreeg bijna een appelflauwte toen zij dit hoorde. Gelukkig verliep alles zeer goed. Al de deelnemers toonden terzake begrip. Op de terugreis was het zoals gewoonlijk weer de taak van het bestuur om de reizigers bezig te houden. Sint Jozefkring en De Scheldezonen gaven wat ten beste voor de micro en een fanfare met blikken muziek doorloop de trein overal jolijt brengende. 8


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Gymnastiek, acrobatievertoon, doch hierover zwijgen we liefst, want de NMBS zou ons bij de oren kunnen trekken. Na de reis, die alleszins prachtig was, kwamen tal van dankbetuigingen binnen. O.a. van de secretaris van "Maritime Sporting Club" welke o.m. schreef: "Kan ik mij niet onttrekken aan de bekoring U mijn persoonlijke dank uit te drukken voor de prachtige wijze waarop door Eleres, en onder uw kundige leiding, onze reis naar Montschau is verlopen" en verder "Van deze reis, die niet zonder haar moeilijke zijden is gebleven, werd door U en al de uwen een prachtreis gemaakt. Uit ganser harte, onze sportieve dank." Van een voorgenomen bootreis naar Rotterdam werd afgezien om tweeërlei redenen: Het financieel risico en het aanzienlijk in te schrijven deelnemers. Op 3 augustus 1938 volgde een studiereis met autocar. 's Morgens gedetailleerd bezoek aan de merkwaardigheden van Lier. ’s Namiddags bezoek aan de brouwerij van Haacht. In de vooravond nog een bezoek aan de stad Aarschot.

< Groepsfoto te Haacht (Foto ELERES)

De reiswijzer voorzag ook nog een bezoek aan de stad Mechelen, maar zover zijn de deelnemers niet meer geraakt. Er was teveel voorraad ingenomen in Haacht. Sommige foto's getuigen echter van de goede wil der deelnemers vermits zij de wagons in de brouwerij hielpen voortduwen. Aan deze uitstap (op een werkdag) namen 27 personen deel. Twee dagen later, op 5 augustus 1938, volgde een andere studiereis, ditmaal per fiets, naar de Fort Motor Cy-fabrieken te Antwerpen Dokken. Het aantal deelnemers was eerder gering, doch men heeft rekening te houden met de omstandigheden dat het bezoek op een werkdag gebeurde. De 14 deelnemers hebben nochtans veel te zien gekregen. Zij volgden de lopende band in de fabriek met de meeste aandacht. Er dient nog gemeld dat in de loop van dat jaar de heren Henri Heylaerts en Petrus Wijckmans in het bestuur werden opgenomen, eerstgenoemde als 2 de secretaris en tweedegenoemde als verslaggever. Op donderdag 20 oktober 1938 begon de eerste "Lokalenwedstrijd". Er waren 10 lokalen ingeschreven. De wedstrijd bestond uit 2 afdelingen. Een voor de dames en een voor de heren, met afzonderlijke klassementen en prijzen. Tussen haakjes gezegd, op dit ogenblik zijn van die 10 lokalen er reeds 4 verdwenen. De bijval die deze wedstrijd met zich bracht was buitengewoon, niet alleen ter plaatse, maar ook ver buiten onze gemeente, want zelfs uit Sint Niklaas kwamen brieven, inlichtingen vragend betreffende de inrichting van dergelijke wedstrijden. Achteraf hebben we vernomen dat de maatschappij "Haalt ze Boven" van Sint Niklaas eveneens volgens onze inlichtingen, dergelijke wedstrijd had ingericht en een geweldige bijval oogstte. 9


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

In oktober van dat jaar moest een verdienstelijk bestuurslid om gezondheidsredenen noodgedwongen zijn ontslag als schatbewaarder indienen. In vervanging van de heer S. Van Dooren kwam dan de heer P. Van Esbeen. Op 10 november gaf de kring een bal in het lokaal. De danspartij ging ten voordele van het Hulp Fonds. Tijdens dit bal vierde men het 300ste lid. Aan mevrouw C. Janssens-Janssens werd het gebruikelijke geschenk overhandigd. Het klein orkest van de XXXIV, onder leiding van de heer L. Heystraeten, zorgde voor het animo. In november 1938 ontving de voorzitter een schrijven van een zeer gekende vooraanstaande dame, weduwe van een minister, vragen om een persoonlijk onderhoud betreffende de structuur van Eleres. Het onderhoud vond plaats enkele dagen later. Er was sprake om, samen met die dame (sindsdien overleden), een ronde te maken en te trachten op andere plaatsen kringen op te richten, geschoeid op de leest van Eleres. Dit voorval doet ons denken aan twee juffers uit Kapellen - het jaar is ons ontsnapt - die respectievelijk bij ons te rade kwamen en inlichtingen vroegen betreffende de organisatie van Eleres. Zij benodigden deze voor haar examen als maatschappelijk assistent. Bij de viering van 11 november was de kring wederom vertegenwoordigd. Het Provinciebestuur, 4de afdeling, Openbare Gezondheid en Propaganda - vroeg onze medewerking voor de verspreiding van de brochures inhoudende de voordrachten gegeven door verschillende geneesheren. Dit werd gedaan en wel op een zeer bevredigende wijze inzake aantal brochures. Op 18 november 1938 werd de afdeling "Filatelia" definitief opgericht. Verschillende filatelisten waren op de stichtingsvergadering aanwezig. Het bestuur werd samengesteld als volgt: Voorzitter: L. Brooymans, Secretaris M. Kessler, Schatbewaarder: D. Taelman Leden: J. Nagels en Fr. Sevenhans. Als medestichters werden vermeld: Mevrouw A. Beldé-Sprangers, Fr. Heylaerts, Jr, H. Heylaerts, C. Joossen, J. Kerstens, L. Letens, Eduard Van der Straeten. Het doel der afdeling was: onderlinge ruil en hulp inzake postzegels, het aanschaffen van nieuwe reeksen of zegels, voordrachten terzake, enz. Op 23 november 1938 nam onze kring deel aan het sympathiebetoon in het station van Kapellen ter gelegenheid van een doorreis van koning Leopold. Een nieuwe studiereis werd op 27 november 1938 ingelegd, namelijk bezoek aan de tentoonstellingen "Gotische en Renaissance Boekbanden" en "Glas- en Aardewerk". 's Avonds bezocht men de attractiezaal "Prater". Er waren 19 deelnemers van de partij. Een voordrachtavond, ingericht op 8 december kende veel succes, vooral vanwege de leden-middenstanders. De spreker was niemand minder dan de zeer gekende Antwerpse accountant, de heer M. Stradling, met als onderwerp: "De belastingsplichtige tegenover de Controleur". De voortdurende groei van Eleres was dusdanig dat op 28 december 1938 tijdens een gezellig samenzijn voor de leden, het 350ste lid gevierd werd. Het was een schitterende avond. De balletgroep van mevrouw Marty voerde "Sneeuwwitje" op, Lizi Van der Straeten bracht haar toen beroemde "Trommeldans" uit en een virtuoos in jazz-muziek, Cl. Piens, gaf het beste van zichzelf.

10


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Er waren 95 leden aanwezig om het 350 ste lid, mevrouw R. Wijckmans-Michielsen, te vieren. Het gebruikelijke geschenk werd haar overhandigd en als welkom zong zij zelf een zeer luimig liedje dat grote bijval genoot. Zo sloot het jaar 1938. Een druk jaar, bogend op vele ondernemingen, oprichting van afdelingen en een verbluffende aangroei van onze leden. Leon Brooymans (+) Wordt vervolgd.

___________________________________________________________________

Een vrolijk paasfeest Ik was bijna 6 jaar en woonde in een grote villa omgeven met een keurig onderhouden grasveld. Uiteraard ontbraken het zwemdok en de tennisterreinen niet. Verder omzoomden talrijke prachtige eiken het terrein. In feite woonde ik niet in de villa maar sliepen wij boven de garage. Vermits de plaats te klein was voor vader, moeder en twee kinderen moest mijn broer elders onderdak hebben. Die werd liefdevol opgevangen door zijn grootouders. Die dag – paaszaterdag - kon ik van opwinding bijna niet in slaap geraken. Ik droomde van de klokken die nu al wel onderweg waren van Rome naar hier. Zij zouden mij zeker gedenken met enkele paaseieren, liefst van melkchocolade die ik zo graag lustte. Die zondag werd ik gewekt door de klokken. Zij waren dus toch aangekomen! De familie ging eerst naar de Kerk na een maaltijd die mijn moeder had gereed gemaakt. Ik moest dan ook braaf en gehoorzaam wachten tot zij terug waren van de kerkdienst. En ja hoor, toen was het zo ver! De kinderen en ook ik mochten paaseieren gaan zoeken en rapen. Ze lagen overal verspreid over het grote grasveld. Netjes weggestopt tussen hagen en struiken en – al zeg ik het zelf – ik had snel mijn mandje vol met prachtige eieren verpakt in mooi crêpepapier. Vol vreugde toonde ik aan mijn moeder het resultaat van mijn zoekwerk. Moeder bewonderde even mijn ijver en beval mij om snel het volle mandje naar “ons madam” te brengen. Zonder erbij stil te staan rende ik naar madam die het mandje in ontvangst nam met de woorden: “kij heb koed kewerk Suzanne” en zij gaf mij één melkchocolade eitje dat ik zeer voorzichtig én fier naar moeder bracht. Die prees mij dat ik van madam een eitje gekregen had en zij zou “ons madam” later toch nog maar eens bedanken voor haar vrijgevigheid. Om zeker te zijn dat mijn “winst” niet zou geconfisceerd worden door de kinderen des huizes verstopte ik het eitje snel in mijn verborgen plekje op de garagezolder. Ik was fier en het gaf mij een zegegevoel dat ik voor mezelf één eitje uit de brand had kunnen sleuren. Ik zou het stukje bij beetje opeten zodat ik er meerdere dagen van kon genieten. Ach, ik was klein en ik wist niet beter. Ik wens U een ZALIG PAASFEEST met veel paaseitjes! Opgetekend door Jef HERMAN.

__________________________________________________________________________

11


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Putte - Ertbrand Dorpsgeschiedenis In onze rubriek van dorpsgeschiedenis, willen we ditmaal een greep ophalen uit het vroegere leven van het 'zeer belangrijke grensplaatske Putte-Ertbrand, dat onder het oud regiem deel uitmaakte van de groote heerlijkheid van Eekeren en daarin afhing... van de schepenen van Hoevenen. Bij onze opzoekingen en studies over oud-Eekeren, hebben we in het Staatsarchief drie zeer interessante stukken onder 't oog gekregen, handelend over een beroerend voorval dat zich in de Sint-Jansgilde te Putte heeft voorgedaan rond 1766. Leeren we nu de Sint-Jansgilde eerst wat nader kennen. De schutters in deze oude gilde zijn... kolveniers. Vandaar, dat ze ook wel eens den naam draagt van "de bus ofte colveniersgilde". Ze werd gesticht en ingericht voIgens de reglementbrieven welke haar door de hoofdgilde van Leuven gegeven werden in dato van 31 October 1716. Rond 1766 moet het, hier in onze Sint-Jansgilde leelijk hebben gespannen. Wat er feitelijk juist gebeurde, leert de geschiedenis niet. 't Was in elk geval 'n soort van ruzie tusschen de guldebroeders, waarbij Cornelis Aerts, Adriaan Simons en Jan Tuns het meest in het geschil betrokken waren. De geschillen werden erger en erger. Het leven der gilde begon er geweldig onder te lijden... en het bestuur was tenslotte verplicht beroep te doen op het gezag en de bemoeiingen van Franciscus Bernardus Beltens, drossaard van Eekeren. En, om alles eens èn voorgoed bij te leggen en te regelen, werd een algemeen vergadering der gildebroeders gehouden op 8 September 1766, waar als eerste punt werd aangenomen: erkenning van den heer Drossaard als opperhoofdman van de gilde. Onder het voorzitterschap van Drossaard Beltend werd in die Septembervergadering een regulatief of voorschrift opgemaakt, waarin volgende bepalingen werden voorgehouden: Dat geen staande prijzen zullen mogen ingericht worden als met tusschenkomst van een beëedigden boekhouder en op een door den heer Drossaard goedgekeurd reglement. Dat de besteding (of verpachting) der gilde zal geschieden... met goedkeuring van den Drossaard, zonder andere bemoeiingen. Dat de gewezen knaap excuus zal vragen aan den hoofdman en de andere bestuursleden over al hetgeen bij vroeger heeft misgedaan; en nadien – mits belofte van eerbied en gehoorzaamheid - opnieuw voor een jaar zal worden aangesteld, men wou zijn gedrag eens goed beproeven! Dat Jan Tuns ook excuus zal vragen over 't gemis van eerbied aan de hoofden. Dat Adriaan Simons zal worden erkend als Alpheris (vaandrig) der gilde... "ende man ter eere". (Deze laatste kwam dus eervol uit den slag!) Dat Cornelis Aerts gedwongen wordt eeuwig zijn bek te houden ten opzichte van den vaandrig Adriaan Simons... Deze bepaling werd terug doorgehaald en door de volgende vervangen: Dat al het gepasseerde dood en vergeten wezen zal, en elkeen gedwongen wordt daarover een eeuwig stilzwijgen te bewaren. Dat de gildeleden zich in de toekomst zullen gedragen als waarachtige broeders... Dat tenslotte al de lidmaten onder mekaar zullen drinken op... den vrede en de broederlijke vriendschap! Eendrachtelijk werd overeengekomen - voor de al die "datten" werden, onder de handteekening van Drossaard Beltens, op papier vereeuwigd. Op 26 December of op tweeden Kerstdag van het jaar 1766, werd andermaal een generale vergadering der gilde bijeengeroepen. In die gildezitting werden nog eenige puntjes op de i’s gezet, bijzonder in opzicht van onderhoorigheid en jurisdictie. 12


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

En d’er werd nog ne keer nadruk gelegd op de verzoening welke op 8 September te voren werd tot stand gebracht tusschen Corn. Aerts en Adriaan Simons. Maar, daarmee waren de kwesties nog niet heelemaal... van de baan. In den loop van denzelfden Winter liep het spelleke weeral mis. Er moest opnieuw, worden ingegrepen, ditmaal met meer krachtdadigheid dan ooit te voren. Op 29 Maart 1767 werd dan aan het beroerend geval nog een derde algemeen vergadering besteed, waarop hoofdman, Koning, Deken, ondermans, alpheris, alsmede al "De gelijcke guldebroeders" behoorlijk werden uitgenodigd. Door bemiddeling van den heer Drossaard Beltens, die ook weer aanwezig was, werden dan navermelde maatregelen besproken en besloten... om de moeilijkheden en de geschillen te doen ophouden welke sedert eenigen tijd in de Sint-Jansgilde gerezen waren. Van deze laatste vergadering meldt de geschiedenis het volgende. Eendrachtelijk werd overeengekomen - voor de hoeveelste maal? - voor een eeuwig stilzwijgen te houden van alle de onhebbelijke dingen welke voor dezen dag waren gebeurd. Elkeen werd terug erkend en hersteld in de bediening die voor de ruzie vervuld werd. En tenslotte de kroon op het werk ofte de sancties die voor het herstel en behoud van den gildevrede voorzien werden. Alwie van toen af, in of buiten de gilde, nog van al die geschillen eenig gewag dierf te maken... zal onverbiddelijk uit de gilde worden gedreven, niet enkel en alleen het verlies van het medebroedersschap, maar ook van alle gerechtigheid tot dezelve. De desbetreffende oorkonde werd eigenhandig geschreven door F.B.Beltens, als opperhoofdman. En de medeondertekenaars waren: Dionysus Gijsen als hoofdman, Pet. Janssens als koning; verder Adriaan Reischingen, Guillaum Seldeslagh en Antoon teekenden met een kruiske, omdat ze niet schrijven konden, namelijk: Gijsen, Janssens en Seldeslagh. Zoo hebben we dan een aardig kijkje genomen in deze aloude Sint-Jansgilde, juist op een moment dat er spanning was... en dat het Vlaamsche gildeleven er lichtjes te bruisen stond. Wat de latere dagen en jaren voor onze genoemde Busgilde hebben meegebracht, weten we niet. Heeft ze nog lang bestaan… of bestaat ze nog?... We wenschen het te weten. Sommigen van onze Putsche lezers kunnen ons misschien daarover méér vertellen. Alle gegevens worden gebeurlijk in dank aanvaard. Wij hebben gezegd. Hilda ‘Hilda’ is een schuilnaam van de Ekerse heemkundige Hendrik Kanora. Bovenstaand relaas werd woordelijk overgenomen uit “ De Polderwacht “ van 16 augustus 1931. De redactieraad. ___________________________________________________________________________

In verband met bovenstaand relaas vonden we in het stadsarchief Antwerpen in de minuten van notaris Smout te Stabroek 1766 onder rubriek nr. 30 het volgende: afvraging uit naam van Adriaan Simons w/Putte NB, aan cornelis Aerts w/Hoevenen, Confreer der Gulde van St. Jan, waarom hij uit de gilde gezet werd en waarom hij de standaart heeft moeten inleveren. De notaris is gegaan bij Francus Denisse, waar de gulde teerde, aan den hoofdman Dionisius Gijsen permissie gevraagd om Cornelis Aerts daarover te spreken. Antwoord van deze: “ick ken Adriaen Simons voor geen eerelijck man”.

13


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Uit het wapenboek van Kapellen. Onder deze benaming maakten we in vorige nummers van 't Bruggeske reeds kennis met enkele wapenvoerende families die te Kapellen verbleven. Met wapenboek denken wij onvermijdelijk ook aan het werk van de vroegere herauten uit de tijd van het nog actieve ridderschap, de middeleeuwen. Deze herauten zouden te vergelijken zijn met de huidige oorlogsreporters. Zij waren tegenwoordig bij het krijgsgebeuren op het slagveld of gebeurlijk tornooiplein. Zij maakten aantekeningen over de strijd en tekenden de wapens op van de voornaamste deelnemende ridders. De door de herauten aangelegde kleurige wapenboeken, soms met rijmkronijken, zijn nog altijd een niet te miskennen bron voor originele heraldiek. Over deze herauten zou nog heel wat te vertellen zijn want hun taak omvatte nog veel meer dan dit enkele vernoemde. Voor wat volgt kijken we ditmaal naar de vroegste eigenaars uit de geschiedenis van Kapellen. Wij weten allemaal dat Kapellen vroeger (in de 13 de eeuw) samen met Hoogboom, Hoevenen (toen Etten- of Attenhoven genoemd) en samen met Ekeren één heerlijkheid vormde en deel uitmaakte van de bezittingen der heren van Breda. Deze heren van Breda voerden op rood drie schuinkruisjes van zilver, wat later het wapen van de stad Breda geworden is. De heerlijkheid bleef aan de heren van Breda tot bijna einde 13 de eeuw. In 1275 huwde Elisabeth van Breda met Arnold van Leuven, kleinzoon van Hendrik I, vierde hertog van Brabant. (1). Het zegel van Elisabeth van Breda vertoonde een gedeeld schild met rechts een leeuw en links de drie schuinkruisjes van Breda. (2). Arnold van Leuven voerde op zwart een leeuw van zilver als breuk op het wapen Brabant met daarbij nog een rode barensteel met drie hangers. Met dit huwelijk zijn we aan de laatste heren of vrouwen uit het huis van Breda. Arnold van Leuven stierf in 1287 en werd begraven te Huibergen (Nederland) waar ook zijn in 1281 overleden echtgenote rustte in het klooster dat zij gesticht hadden. Het echtpaar had vele schenkingen gedaan, o.a. in 1280 aan het gasthuis van Antwerpen, namelijk de gronden en het bos van het nu zo gekende Peerdsbos. Het was ook in een van hun schenkingsakten aan de abdij van Sint Bernaard in 1277 dat voor het eerst Kapellen vernoemd werd, maar toen nog onder de benaming Hoghescote. De huidige benaming van Kapellen zou voortkomen van de door de heren van Breda gestichte kapel ter ere van de Heilige Jacobus de Oudere (of de Meerdere) "Sitam in loco qui dicitur Hoghescote in parochia sancti Jacobi juxta Hekerne", wat zich gemakkelijk laat vertalen als "gelegen in de plaats genoemd Hoghescote in de parochie van de Heilige Jacobus behorende bij Ekeren". Het laatste echtpaar als heren van Breda was kinderloos overleden en bij de verdeling van de goederen kwam het deel waarin Kapellen, Ekeren, Hoevenen, Wuustwezel, Loenhout en 's Gravenwezel waren begrepen toe aan Jan I van Brabant. Sommige bronnen zeggen evenwel dat de goederen aan de neven van Arnold kwamen. Het dient gezegd dat de opvolging der heren niet altijd eensluidend zijn naar gelang de auteur. We volgden deze die het meest betrouwbaar scheen en samenhangend (3). Jan III van Brabant gaf deze heerlijkheden in leen aan Filip Heer van Rumst die ze overliet aan zijn dochter Maria van Rasseghem of Racheghem. Maria huwde met Geeraard van Wezemaal III. Geeraard was een lid uit het geslacht dat de erfelijke titel van maarschalk van Brabant had bekomen. 14


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

De eerste Geeraard van Wezemaal was in 1281 Heer van Schoten-Merksem geworden en droeg deze heerlijkheid van vader op zoon over zodat Geeraard III ook Heer van deze plaatsen werd. Geeraard I nam in 1288 deel aan de slag van Woeringen in de rangen van Hertog Jan I. Volgens geschiedschrijvers van die tijd verscheen hij daar voor het eerst in volle wapenuitrusting met een schild van goudkleur waarop drie rode lelies, wat ook afgebeeld was op het kleed dat hij over zijn uitrusting droeg. (4).

De heraut Gelre tekende die lelies in zijn wapenboek met afgesneden voet, als helmteken een zwarte uitkomende leeuw met kroon waaruit een bos veren. Ook het wapen Rasseghem is door Gelre opgetekend. Op een schild van azuur een leeuw van goud en als helmteken een vis van goud, de staart omhoog en de kop vastgebeten op een blauwe hoed die de helm dekt. Een zoon uit het huwelijk Wezemaal-van Rasseghem was weer een Geeraard en dus de IV. Hij noemde zich Geeraard van Merksem, riddere here in Ekeren en huwde met Maria van Wilre. Geeraard stierf in 1350 en had, volgens Prims, slechts één dochter. Hiermee zal bedoeld zijn de enige overgeblevene dochter want een andere bron (5) vermeldt van dit huwelijk drie zonen Geeraard, Willem en Renier en twee dochters Maria en Elisabeth, waarvan Maria dan de langst levende zal geweest zijn. Maria van Wezemaal kon zich vrouwe noemen van Schoten-Merksem, Ekeren met aanhorigheden Ettenhoven, Kapellen, Hoogboom, Wuustwezel, Brecht, Wilre en een deel van Grobbendonk.

15


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Zij huwde rond 1356 met Hendrik van Boutershem, een rijk man uit de streek van Luik en in het bezit van een versterkt kasteel te Angleur. Van de hertog kocht hij het leen Bergen op Zoom dat zijn verblijf zal worden want op dit kasteel ontving hij alle hoge gasten. Of die hoge heren met hun vele bezittingen, buiten misschien de gebruikelijke blijde intreden, veel in onze Kempische dorpen verbleven valt te betwijfelen. Van Hendrik van Boutershem is wel vermeld dat hij gronden zou bedijkt en ingepolderd hebben. (6). Oorspronkelijk zou de familie Boutershem een wapen gevoerd hebben van sinopel (= groen) met drie malliën van zilver. (7). In de tweede helft van de 13 de eeuw was een Hendrik van Boutershem gehuwd met een dochter uit het vermaarde geslacht der Berthouts van Mechelen, dat op goud drie rode palen voerde. (8). Hendrik of zijn zoon zou dit wapen als schildhoofd in het zijne hebben opgenomen. Onze bron zegt dat de familie van Boutershem haar wapen had van de familie van Glymes. De vork zit echter anders aan de steel en dat zullen wij trachten om zo beknopt mogelijk te vertellen. Een natuurlijke zoon van Hertog Jan II van Brabant verkreeg van deze de heerlijkheid Glimes, een plaats op ongeveer 20 km van Tienen tussen Jauchelette en Limal en voerde als wapen de gouden leeuw op zwart van Brabant, maar dan wel met een rode schuinstreep als bastaardteken, op de schouders van de leeuw een klein schildje van de heerlijkheid Glimes, zijnde op azuur een schuinbalk van zilver vergezeld van 10 gouden blokjes, als helmteken op de gekroonde helm twee gewapende benen (beenstukken van harnas). Zijn afstammelingen gingen zich van Glymes noemen. Een Jan van Glymes huwde in 1440 met Johanna van Boutershem. Een zoon uit dit huwelijk, de vijfde Jan al, nam het wapen van zijn moeder aan en plaatste daarop het canton Brabant, om alzo de afstamming van de hertog aan te duiden. Met het wapen nam hij tevens de zwarte ezelskop met zilver snuit en oren van het wapen Boutershem over, die dan tussen de hoger genoemde beenstukken kwamen te staan. Terug naar Maria van Wezemaal. Na haar dood in 1389 liet ze de heerlijkheid SchotenMerksem en de anderen over aan haar tweede zoon, Geeraard. Deze stierf in 1405 en zijn zoon, weer een Geeraard, volgde hem op. Deze verbleef meestal in de buurt van de hertog. Met betrekking tot onze streek zou te vermelden zijn het feit dat hij in 1396 een betwisting had met de abdij van Villers aangaande zekere rechten die de abdij bezat, niet alleen te Schoten-Merksem, maar ook in de andere heerlijkheden. Hoe de opvolging juist gebeurde is niet duidelijk, maar in 1419 zou Arnold van Zevenbergen heer van Ekeren geweest zijn. De nieuwe heer was feitelijk een lid uit het oude geslacht van Stryen dat het wapen voerde van zilver met drie rode schuinkruisjes, als helmteken twee adelaars-klauwen, een van zilver, de andere rood, ieder houdende een hart, rood voor de

16


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

klauw van zilver en zilver voor de rode, het geheel komende uit de helmkroon die ook gedeeld is van zilver en rood. Op het einde van de 15 de eeuw was de heerlijkheid in het bezit van Raas van Maelstede en in het begin van de 16de eeuw was het Willem van Oostende die de nieuwe heer werd. Van Maelstede voerde op zilver een balk van azuur en daarover heen een rood schuinkruis. Van Willem van Oostende weten wij dat hij in zijn verworven heerlijkheid verbleef want te Ekeren had hij een buitenverblijf dat gelegen was in de buurt van de huidige Steenstraat. (9). Na Willem van Oostende kwamen de goederen aan zijn dochter, Maria, die gehuwd was met Wouter van Liere. (10). Van Oostende voerde een wapen zonder figuren, namelijk van hermelijn met een schildhoofd van keel (= rood). Het echtpaar van Liere-Oostende verkocht de heerlijkheid aan een lid van het vermaarde geslacht de Lalaing, de heren van Hoogstraten.

De laatste heren van Kapellen. Antoon de Lalaing, de nieuwe heer van groot-Ekeren was een lid uit een oud Henegouws geslacht, waarvan de stamboom terug gaat tot een Simeon die leefde in 1184. Door zijn huwelijk met Elisabeth van Culenborg, dochter van de heer van Hoogstraten, werd Antoon ook heer van deze en andere plaatsen. Hij was een van de voornaamste raadgevers van Margareta van Oostenrijk en de rechterhand van Karel V. In 1518 werd hij voor bewezen diensten verheven tot graaf van Hoogstraten, waar hij het raadhuis en de Sint Katharinakerk liet bouwen. Hij stierf in 1540 zonder nakomelingen en had bij testament zijn goederen overgemaakt aan zijn neef Filips de Lalaing, die ridder van het Gulden Vlies werd, gouverneur en kapitein-generaal van het hertogdom Gelderen. In 1548 was hij te Ekeren ter gelegenheid van de voorlezing van de gewijzigde dorpskeuren. Hij stierf in 1555 en zijn zoon Antoon volgde hem op. Deze, alhoewel katholiek, was bevriend met Willem de Zwijger en streed tegen Spanje voor de vrijheid van het volk. Tijdens een treffen met de Spanjaarden werd hij gekwetst en hij overleed aan zijn verwondingen in 1568. Volgens een bepaalde bron (11) werd zijn zoon Karel de volgende heer en graaf van Hoogstraten, maar volgens een andere bron (12) zou het een Willem geweest zijn die overleed in 1590. Hoe dan ook, de heerlijkheden bleven aan de graven Hoogstraten tot in 1691 Karel-Paul, als laatste mannelijke de Lalaing, kinderloos was overleden na zijn goederen overgemaakt te hebben aan zijn half-zuster Maria Gabriella, een dochter uit het tweede huwelijk van zijn vader. Maria Gabriella de Lalaing, vrouwe van een lange lijst van heerlijkheden, huwde met Karel Florentijn, graaf van Salm en hiermede kwam Hoogstraten en de Ekerse heerlijkheden in het bezit van een ander geslacht.

17


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Een kleinzoon van dit echtpaar, Nicolaas Leopold, huwde in 1719 te Anholt (Westfalen), waar de familie hun kasteel bezat, met zijn nicht Dorothea van Salm en aldus werd de naam van Salm-Salm.

In 1726 werd het echtpaar plechtig ingehuldigd te Ekeren. Op 6 januari 1740 werd Nicolaas Leopold verheven tot Hertog van Hoogstraten en prins van het Heilige Roomse Rijk. Hij stierf in 1770. Het nieuwe hertogdom omvatte buiten Hoogstraten zelf, nog o.a. Meer, Merksplas, Brecht, Ekeren, Hoevenen, Kapellen met Hoogboom en Brasschaat. Met de familie Salm-Salm kwam er ook een einde aan de heerlijkheden. Maximiliaan en diens zoon Constantijn waren de laatste feodale heren van Kapellen. De Franse revolutie maakte een einde aan het feodale stelsel. Niet alleen het regime moest verdwijnen, maar ook alles wat daaraan herinnerde, zoals de adel, die bedreigd werd en zwaar getaxeerd. Op grafstenen en monumenten in kerken werden de familiewapens van adellijke overledenen weggekapt. Op sommige plaatsen zijn nog de sporen van die wandaden te bespeuren. Maar de heraldiek heeft ook die periode overleefd tot op onze dagen en krijgt nu meer en meer de aandacht van het grote publiek. Tot slot hebben wij nog te zien wat die laatste heren van Kapellen in hun schild voerden, maar dan in de werkelijke zin van het woord. De familie de Lalaing voerde op rood tien ruiten van zilver geplaatst 3-3-3-1, voor sommigen, zoals de hoger vernoemden, de eerste ruit beladen met een kleine zwart leeuw, het schild getopt met een gravenkroon van 13 parels, als helmteken uit de gekroonde helm de kop en de hals van een adelaar, goud tussen een baniervlucht van zilver van drie rijen. 18


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Het prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek van Brussel bezit een afbeelding van Filips de Lalaing, graaf van Hoogstraten, gezeten te paard, rijkelijk uitgedost met de commandostok in de hand. Met een vleugje fantasie zouden we hem zo kunnen voorstellen tijdens zijn bezoek aan Ekeren. Ik kon dan ook niet nalaten dit belangrijk portret te tekenen.

19


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Het wapen Salm voor de heren van Hoogstraten is niet zo eenvoudig. Een gevierendeeld schild, waarvan 1ste en 4de kwartier van sabel (= zwart), een leeuw van zilver met gespleten staart (wat Wildgrave is), 2de en 3de kwartier op goud een roden leeuw met blauwe kroon, tong en nagels (wat Rhingrave is), op het geheel nog een gevierendeeld schild, op 1ste rood met drie kleine leeuwen van goud (= Kirbourg), 2de op rood bezaaid met kruisjes van zilver twee afgewende ruggelingse zalmen van zilver (= Salm), 3de op azuur een balk van zilver (= Vinstingen), 4de op rood een kolom of zuil zilver (wat Anholt is).

Noten-verwijzingen. (1) Fr. Verdoodt: Afstammelingen uit het hertogelijk huis van Brabant. (2) C. Pama: Heraldiek-Geschiedenis van het familiewapen van de middeleeuwen tot heden, pg 121. Prisma Pocket 1958. (3) Max. Servais: Wapenboek van de provincies en gemeenten van België. Uitgave Gemeentekrediet van België. Supplement 1955-1968. (4) Kan. Fl. Prims: Geschiedenis van Merksem. Uitgave Gemeentebestuur 1951. (5)Th. De Rouck: Nederlandse Herault of adelik Toneel zijnde een Historische beschryvinge van allerley trappen van adeldom alsmede van allerhande wapenschilden van oude tyden af tot deze eeuw in gebruyk geweest zynde. Amsterdam anno 1672. (6) Pag. 65 van 4. (7) De heraldische figuur malie is voorgesteld als een ruit met gelijkvormige opening en zou voortkomen van de middeleeuwse maliënkolder. (8) Chr. Butkens: Trophées de Brabant. Généalogie de Berthout. T. III pg. 68. (9) Frans Bresseleers: Portret van Ekeren. Uitgave Gemeentebestuur 1973. H. Kanora. (10) Chr. Butens: Genealogie van Liere. (11) Max Servais: Driemaandelijks tijdschrift van het Gemeentekrediet van België. Nr 77 oktober 1965. (12) Voor de opvolging van de heren van Kapellen werd vooral geraadpleegd: Max Servais: nota 5 en 6 voor de vroegste heren, en Portret van Ekeren van Bresseleers-Kanora voor de opvolging vanaf de familie de Lalaing. Voor de wapens: Het wapenboek van de heraut Gelre, opgemaakt tussen 1370 en 1414. Dit boek berust in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Een overdruk in zwart-wit, uitgegeven door J. Van Helmont in 1992. Leuven. J.B. Rietstap: Armorial Général. 1 ste uitgave 1861. Willy Eeckman en Derek Shipley: De ridders van het Gulden Vlies. 6 delen. Catalogus Het Gulden Vlies: vijf eeuwen kunst en geschiedenis ter gelegenheid van de tentoonstelling 14 juli tot 30 september 1962 te Brugge. Tekst en tekeningen Jos Goolenaerts.

20


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

TE COOPE Een hoeve met steenen speelhuyse nu meestendeel afgebrant sijnde, maer staende noch eenichssints in sijne muren, ront omme bevrijt met een hofgrachte daer binnen een plaetse tot cruythotf ende gerspleyne ende daer buyten eenen grooten boomgaert bevrijt met eene dome haghe, met twee pachters huysen twee schuren ende stallinge. Item ontrent 78 gemeten lants daerinne begrepen straten wegen canten grachten ende schoone houtwaschen daermede de stucken lants worden onderscheyden, gelegen bij ende netfens malcanderen ter wedersijden vande Cappelsche strate sonder dat imants anders erve tusschen beyden liggende, behalfven ontrent 2 gemeten lants gelegen aenden Franschen wech al tot Cappelen onder Eeckeren gelegen. Item 15 gemeten weylants gelegen inde Royhoven oock onder Eeckeren niet verre vanden voorschreven winnenden lande. Item een groot heyvelt liggende t’eynden het winnende lant oostwaerts groot 8 otf 10 bunderen ende noch 2 gemeten hoylants gelegen onder Oirderen int Westlant bij Oirdarnme noch onbedyckt, alles onbegrepen der iuster (juiste mate). Dan soo ende gelijck het selve huys met te landen ende allen den toebehoorten achtergelaten is bij wijlen Jacques Schrijnmakers Janssone wijlen ende aen hem tselve toecomende ende competerende was uut crachte van scheydinge ende deylinge vande achtergelaten goeden van wijlen jouffrouw Sara Govaerts weduwe wijlen Jan Schrijnmakers ende vercocht sijnde sal men aenden cooper thoonen den titel met den welcken soo hij niet te vreden waere sal in sulcken gevalle den coop ende vercoop connen te ceseren ende waervan de cooper binnen 8 dagen naer het ontfangen vanden palmslage sijne declaratie sal hebben te geven ende sullen de vercooperen vrij sijn van alle oncosten opde goedenisse te loopen dan sullen elck voor de helft voor guarand staen … Daer gaet op vuyt De gerechte heeren chijnsen aenden grave van Hoochstraten ende den godtshuyse van Ouwergem bedragende tusschen 2 ende 3 gulden siaers ende 1 gulden 10 stuyvers siaers der taeffelen s’ heyligh geest tot Capellen voorschreven ende de betalinge inde dijckgeschoten voor 355 roeden volle schot, welcken commeren den cooper tsijnen laste sal moeten nemen sonder corten sijns coops. De pachters en hebben geen pacht dan moeten vande voorschreven landen scheyden midts behooreliick daervan te vorens veradverteert siinde naer den landrechte. Des vrijdachs 1 meerte 1669 is voorschreven hoeve uutgeroepen opde Vrijdagsche Merckt door Perminus Battrijn, gesworen oudecleercooper. Palmslag behouden heeft Jan Verbeke ten behoeve van mr Jan Baptista Schrijnmaeckers, licentiaet in de rechten ende advocaet in de stad Brussel voor 700 1 guldens. Bron: Stadsarchief Antwerpen. N 3031. Notaris Sebille

Met dank aan de heer Hugo Lambrechts-Augustijns, Boekweitstraat, 30, Schoten.

* *** **** ****** **** *** * 21


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Bij wijze van inleiding… De lezers van onze rubrieken zullen zich ongetwijfeld het eerder bizarre verhaal herinneren van Sus. De jonge Ketels die zich in 1900 als vrijwilliger in de “Force Publique” liet inschrijven om enkele maanden later in Congo de dood te vinden. Deze gegevens konden wij achterhalen dankzij zijn bewaard gebleven brieven die hij aan familieleden en kennissen in deze korte tijd van zijn leven schreef. Sus had nog een oudere broer die eveneens een bewogen leven achter de rug had: Jef. Mijn motief om over hem te schrijven (hij was mijn “groot-oom” via mijn grootmoeder langs moederszijde en tevens een rechtstreekse “groot-oom” van Pol Ketels via diens grootvader) was een artikel in de Engelse krant THE REPORTER, Friday, APRIL 8, 1938 dat ik in de “oude schoenendoos” vond (zie detail hiernaast). Dit artikel bracht een verslag over het overlijden van “Father” Jozef Ketels in Kapellen. Ik vond het de moeite om het te vertalen. (de schrijfwijze van de namen nam ik letterlijk over)

Tribute to PRIEST (EERBETOON AAN EEN PRIESTER.) Burgemeester en Afgevaardigden van de Overheid aanwezig bij de Rouwdienst. Rond 6 uur verleden zondag zegende pater Ketels, in het huis van zijn zuster, (Kapellen, Dorpsstraat nr. 28 N.) zijn familieleden met deze woorden: “Vaarwel, ik zegen U”. Dit waren zijn laatste woorden, een half uur later overleed hij. Deze laatste boodschap voor Glossop werd door zijn familieleden aan Mevrouw Reddington, de huishoudster van pater Ketels, medegedeeld toen zij deze week naar België kwam. IN AMBTSGEWAAD. Op de dag van de begrafenis celebreerde Parochiepriester Van der Houdt de Plechtige Rouwmis met Priester Vervimp als diaken en Priester de Clarck als subdiaken. Familieleden waren: Dhr. en Mevr. Jules Ketels, Dhr. Leopold Ketels, Dhr. en Mevr. Hermann, Mej. Victorian Ketels, Dhr. en Mevr. Hermann, Mej. Elaine Hermann, Mej. H. Reddington, Dhr. en Mevr. Herman Ketels, Mevrouw Van der Verker, echtgenote van Generaal Van de Verker, een oude oorlogs-kameraad en persoonlijke vriend van de overleden priester. De Generaal zelf was verontschuldigd aan-gezien hij op kamp was. In totaal waren er meer dan 400 aanwezigen in de kerk en op het kerkhof. Priester Ketels was gekleed in volledig priestergewaad en droeg de baret die hem was geschonken door de Zusters van Old Glossop. Naar Belgische gewoonte werd ook een kelk met hem begraven. Veel rouwkaarten werden naar België verzonden door de Zusters, de schoolkinderen, Miss Reddington, het koor, de vrouwenbond, de St. Cecilia gilde, het St. Vincent à Paulo genootschap, de misdienaars, en Dhr en Mevr. J. Callaghan. 22


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Het lichaam wordt in de “corbillard” geschoven. Vooraan staat Miss. Reddington, de huishoudster van de overleden priester. Zij was voor de begrafenis overgekomen van Engeland. Tussen de aanwezigen voor het huis bemerken wij Burgemeester Jacobs.

ROUWDIENST IN GLOSSOP. De Burgemeester van Glossop (Raadslid William Hankinson) bevond zich verleden maandag in de grote menigte die was verzameld voor de Plechtige Heilige Rouwdienst in de “All Saints” kerk. De Bisschop van Nottingham (E.H. F. J McNulty), zat de dienst voor, sprak de lofrede uit en gaf de absouten op het einde van de Mis. Celebrant van de dienst was Kannunik Parmentier (St. Augustinus, Nottingham), en de diaken was Priester E. Ellis (Nottingham), en de subdiaken was Priester Murdoch (Hadfield). Hoofddiaken was Kannunik Winder (Glossop) en Kannunik Lindeboom (Leicester). Priester A.J. Bird (Buxton) was Ceremoniemeester bijgestaan door Priester Gryce, de secretaris van de Bisschop. Overige aanwezige Priesters waren Monseigneur Payne (Derby), Kannunikken Williamson (Shepshed), Hunt (Whitwick), Hargeaves (Derby) en George (Leicester); De Priesters Bermingham (Hadfield), Quinn (Glossop), McEnery (Alfreton), Heald (New Mills), L. Williamson (Leicester), McCarthy (Arnold), H. Drury (Marple Bridge), Keogh (Mansfield), Ainsworth (Mansfield), Cummings (Shirebrook), O’Connor (die de ziekteafwezigheid opving en nu in Ilkeston is), Gilleran (Long Eaton), Hart (die nu verantwoordelijke is voor All Saints ) en Neary (Derby). De Burgemeester was vergezeld door de stadklerk (Dhr. W.S.A. Robinson), Alderman Sellers Raadsleden J.W.Wilde, J. H. Cuthbert, A.H. Roe, J. Hague, T. Farnsworth, J. May, R.A. Beckmann. De plaatselijke ridders van St. Columba werden vertegenwoordigd door Gebroeders J.S Orme, W. Fow, J. Roscoe, P. Ryan, D. Buckley en J. Kinder. De Glossop-tak van het Britse Legioen was vertegenwoordigd door de Legionairs L. Warner (standaard drager), J.F. Cooper, L. Warner, H. Brown, F.T. Russell, Coun. G. Platt, S. Jackson, J. Callaghan en J Mc.Linden. Anderen die in de kerk werden genoteerd waren Mevr. Partington, Dhr. C.M. Hadfield (Sheffield), Dr. J.J. McShannon, Mevr. Tregidga (District Bank) Kapt. Lanceley, M.C, Dhr. H. 23


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Ryan (Glossop Motor Co), Dhr. J. Tattersall, Dhr. A. Longson, Zuster Birch, die Wood’s Hospital vertegenwoordigde en de Vicaris van Glossop (Kannunik F.J. Edmond). De liederen tijdens de Mis werden gezongen door een koor van Priesters. Kannunik Hunt en Priester L. Williamson waren de voorzangers. De baret van de dode priester, zijn kelk, zijn aalmoezeniers kepie en één van zijn oorlogsdecoraties lagen op de katafalk die gedrapeerd werd met de Belgische Vlag. DE LOFREDE. Tijdens de lofrede zei de Bisschop dat zij samen gekomen waren in deze kerk, zijn kerk van “Alle Heiligen” in Glossop, samen met zijn broeders Priesters, zijn spirituele kinderen, zijn vele vrienden en bewonderaars, om deze H. Mis op te offeren alsook de officiële gebeden van de Kerk opgedragen voor de ziel van een gelovig, loyaal en heilig priester. Vader Joseph Ketels overleed eerder deze week in het huis van zijn zuster, in het dorp nabij Antwerpen waar hij 62 jaar geleden geboren was. In de brief die de Bisschop ontving vanwege de parochiepriester van de plaats waar vader Ketels stierf, staan volgende woorden: “Zijn leven en zijn dood bevielen sterk aan Jesus Christus zodat hij het eeuwige leven binnengaat omhelsd door onze Heilige Vader.” Zij die priester Ketels kenden weten hoe waar deze woorden zijn; voor hen, zijn familieleden en al zijn vrienden en deze die hem kenden in Glossop toonden hun grote sympathie van een echte kristen gentleman, van een echte kristen en van een ware zoon van België. MAN VAN VREDE ONDERSCHEIDEN MET EEN OORLOGSKRUIS. Priester Ketels gaf het totaal van zijn priesterleven van 36 jaren aan het welzijn van de zielen in het Diocees van Nottingham, uitgezonderd die jaren die hij diende als Aalmoezenier van het Belgische leger tijdens de Grote Oorlog. Hij was nooit een robuust man geweest en zijn onverschilligheid tijdens de laatste jaren t.o.v. zijn gezondheid kunnen wel degelijk het gevolg geweest zijn van de ontberingen die hij aan het front heeft opgedaan. Niettegenstaande hij een man van de vrede was, was hij kwistig in zijn toewijding voor zijn opdrachten, en voor het bezorgen van de laatste sacramenten aan de soldaten tijdens de verschrikkelijke bombardementen. Hij werd beloond met een Belgisch ereteken dat het equivalent is voor het Britse Victoria Cross. Ook tijdens de oorlog werd priester Ketels nauw bevriend met de heroïsche en vrome Belgische Koning Albert, die gewend was de H. Mis van pastoor Ketels te dienen. Gedurende acht jaren was hij parochiepriester te Eastwood. Daarna ging hij naar de All Saints Parochie in Glossop, een parochie die steeds bijzonder was gezegend met zijn priesters. In Glossop werkte hij sinds augustus 1927. Het hoogtepunt van zijn werk in Glossop was in juli 1936 wanneer het 100-jarig bestaan van de parochie “All Saints’ ” werd gevierd. Tevens werd de kerk voor altijd plechtig ingewijd voor de dienst van God. De meeste van de gelovigen zullen zich blijvend de vreugde herinneren die deze gebeurtenis teweeg bracht bij de trotse pastoor Ketels. ONEINDIG FIER OP ZIJN VOLK. Hijzelf en zijn vrienden wisten dat pastoor Ketels oneindig fier was op zijn volk in Glossop. Het was voor hem een enorme beproeving toen, iets meer dan een maand geleden, hij het zijn plicht vond om afstand te doen van zijn taken en terug te keren naar zijn huis in België met de hoop daar te herstellen van zijn ziekte.

24


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Pastoor Ketels had gehoopt enkele jaren meer aan zijn parochie te kunnen geven maar God wenste het anders. Voor zijn dood hief de priester zijn hand op en zond zijn zegen naar zijn volk in Glossop. Zij zouden hem, daar was hij zeker van, nooit vergeten. Hij, (de Bisschop) vond het niet nodig om te vragen naar hun gebeden en evenmin vond hij het nodig aan zijn vrienden werkers in de wijngaard te vragen blijvend te herinneren aan de loyale en devote vriend. Voor allen van hen, gezien vanuit louter menselijk gezichtspunt, was dit een droevig ogenblik. De Bisschop wilde hen vragen dat zij nooit hun plicht zouden vergeten door dank te zeggen aan de Almachtige God omdat Hij hun priester Ketels zond. Op deze dag moeten zij God danken dat hij in hun diocees en bijzonder voor het volk van Glossop zulk een zelfopofferende, zulk een zachtaardig en zulk een heilig priester als Pastoor Joseph Ketels naar hen zond. Zijn voorbeeld zal nog lang in de herinnering blijven van zijn parochianen en zij zullen bidden dat hij snel de eeuwige beloning mag ontvangen. Zijn wegen waren prachtige wegen en al zijn paden waren vredespaden. De rouwdienst werd besloten met de “Dodenmarch” gespeeld aan het orgel door Dhr. W.F. Cottrill en de Britse Legionairs stonden, tijdens de muziekuitvoering, met neergelaten standaard aan de voet van de katafalk. PRIESTER VAN GLOSSOP STERFT IN BELGIE. De parochiepriester van All Saints, Glossop, pastoor Joseph Ketels stierf zondag in zijn geboortedorp in Kapellen bij Antwerpen België, en was aldus beroofd van zijn dierbaarste wens. Einde februari ging priester Ketels naar zijn zuster in Kapellen klaarblijkelijk met de bedoeling te genezen van zijn ziekte. Hij was in feite een zwaar zieke man die bekende te weten dat hij niet lang meer zou leven zodat hij naar zijn familieleden wenste te gaan om afscheid te nemen. “Ik wil niet sterven in België “ sprak hij “ Ik wil sterven in Glossop, en worden begraven met het aangezicht naar mijn kerk. Dat is mijn wens”. PLOTSELINGE TERUGVAL. Hij leek voordeel te hebben met zijn verblijf in België maar maandag kwam een telegram toe in de pastorij met het verzoek aan Mevr. Reddington, de huishoudster, om onmiddellijk naar België te komen. Iets later ontving pastoor Hart, die in functie was in de parochie een tweede telex die meldde dat priester Ketels overleden was. Vooraleer Miss Reddington op maandagmiddag naar België vertrok vertelde zij onze reporter dat alhoewel er nog geen details waren gegeven over het overlijden, er ongetwijfeld een plotse terugval moet gebeurd zijn, want pastoor Ketels was zeker niet slechter geworden nadat hij Glossop verlaten had. De laatste berichten spraken eerder over een kleine verbetering. Priester Ketels had enkele tijd aan een hartziekte geleden. Verscheidene keren was hij ingevallen maar een sterke wil deed hem bij herhaling terug herleven en tegen medisch advies in stond hij erop zijn parochiale taken verder te zetten tot hij onherroepelijk lichamelijk niet meer bekwaam was. GELIEFD GLOSSOP. Populair met iedereen in de stad, veroorzaakte zijn ziekte grote sympathie en het nieuws van zijn dood werd met grote verslagenheid aanhoord. De overleden priester had natuurlijk grote liefde voor zijn geboorteland dat hij elk jaar bezocht, maar hij hield evenveel van Glossop. Hij zei altijd dat hij nooit Glossop zou verlaten, noch All Saints’ noch Glossop. Hij was zo gelukkig met zijn liefde voor Glossop en zijn volk. Zijn parochianen zijn bedroefd dat zijn wens om begraven te worden in het aanschijn van de All Saints’ Kerk niet kan gerealiseerd worden. Wanneer het nieuws van zijn dood bekend was werd de kerkvlag half top gehangen en luidden de kerkklokken. Al de parochiale organisaties zonden veel Miskaarten voor de Rouwdienst.

25


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

DE LOOPBAAN VAN DE PRIESTER. Priester Ketels zou 63 jaar worden op 21 augustus. Hij werd tot priester gewijd op 24 Juli 1902 en kwam zeven jaar later als kapelaan van de Nottingham Kathedraal naar de Engelse missie. Hij bleef daar tot 1911 waarna hij benoemd werd in het Clare Convent, Lutterworth. Van daaruit vervoegde hij begin 1915 het Belgisch leger als aalmoezenier. Hij werd gedemobiliseerd in 1919 en werd parochiepriester in Eastwood. Daar bleef hij tot zijn aanstelling in All Saints’, Glossop in 1927, in opvolging van Priester Brown, die terug naar Ashbourne ging. KAPELAAN VAN DE KONING. Priester Ketels was zeer terughoudend omtrent zijn staat van dienst in de oorlog. Maar zoals zovelen “moest ook hij erdoor”. Er bestaat weinig twijfel over dat de ontberingen die hij moest doorstaan zijn dood hebben vervroegd. Tijdens de legerdienst was hij een kapelaan van de Belgische Koning Albert. Meermaals diende de Koning de H. Mis voor pastoor Ketels in een schuilplaats aan het front. De dood van de koning betekende voor hem een vreselijke gebeurtenis. “Ik heb een vriend verloren” vertelde hij toen aan een reporter. “Ik kende hem goed, het was een groot man tijdens de oorlog”. Voor zijn moed decoreerde koning Albert destijds priester Ketels op het slagveld met het Belgisch V(ictoria) C(cross). Temidden van een verschrikkelijk bombardement, verliet Priester Ketels het “niemandsland” om de laatste sacramenten toe te dienen aan een stervend soldaat. Priester Ketels was Vice President van de Glossop-tak van het Britse Legioen. Er werd reeds gesuggereerd om een gedenkteken op te richten bij All Saints’ voor wie de priester zoveel heeft gedaan. Hij gaf veel persoonlijke financiële steun aan zowel de kerk als de school. Tijdens het honderd jarig bestaan van de parochie is pastoor Ketels de eerste priester die stierf tijdens zijn priesterlijke ambtstermijn bij All Saints’. DE BEGRAFENISPLECHTIGHEID. De begrafenis had plaats op woensdag met een Requiemmis om 9 uur. Joseph Ketels lag op de katafalk voor het altaar van de kerk waar hij was gedoopt, waar hij zijn eerste communie had gedaan, waar hij zijn eerste Mis zong. In dit verband weze vermeld dat een van de zaken die steeds in Glossop in de herinnering zal blijven, zijn zang was tijdens de Mis, want hij had een robuuste en zeer aangename tenor stem. Hij werd begraven bij zijn moeder die 11 jaar vroeger op haar 86-ste jaar stierf. Tijdens de gemeenteraad van woensdag verwees de burgemeester naar Pastoor Ketels’ dood. “Hij was een door de meeste van ons bekend mens en een man voor wie wij het meeste respect hadden” zei de Burgemeester.” Ik heb een brief uit sympathie aan zijn familie gezonden met de vermelding van de rouw van de gemeenteraad over de dood van de priester”. Veel raadsleden ondersteunden dit gebaar en op verzoek van de burgemeester stonden allen recht voor een ogenblik van stilte. De burgemeester deelde mede dat hij zou trachten maandag a.s. aanwezig te zijn op de Requiemmis en nodigde de raadsleden uit hem zo talrijk mogelijk te vergezellen. DANKBETUIGING. De familieleden van de overleden priester KETELS zijn zeer dankbaar aan de inwoners van Glossop voor de uitingen van sympathie en voor de vele Miskaarten ontvangen in België. Zij zijn ook zeer dankbaar aan al diegenen die de Rouwdienst van maandag bijwoonden. (Tot hier de vertaalde tekst uit de krant.)

------------------------------------------26


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Jef. Joseph KETELS werd geboren te Putte - Kapellen op 21.8.1875. Vader was douanebeambte en er waren nog drie broers: Julius-Cesar(1871), François (1874)( P.M. reeds in een vorig artikel beschreven), en Leopold (1877). Twee zusters: Anna (1879) en Victorina (1882).

.

De moeder van pastoor Ketels.

De familie. De nog jonge Jef staat tweede van links op de achterste rij. Op de achterzijde van de foto is vermeld: ‘Antwerpsesteenweg 1895’.

Van 1890 tot 1893 deed Joseph zijn secundaire studies in het klooster van de Orde der Assumptionisten in ARRAS en in TAINTIGNIES in Frankrijk. Tijdens deze periode werden door de Franse regering sterk antiklerikale wetten aangenomen. De redenen daarvoor waren vooral het godsdienstonderricht en de voortdurende hetze van de paters tegen de “vrijmetselarij”. 12 priesters werden om die redenen veroordeeld.

Op de bijgaande foto uit de “Arrastijd” staat achteraan met potlood geschreven: “fraters Paters Assomptionisten 1890 – 1892. Nog niet verdreven uit Frankrijk Arras.” Deze jonge leerlingen in Arras brachten de groet aan hun stichter door met de rechterhand naar hem te verwijzen.

27


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Een eerste vraag die ik mij stel is waarom zijn ouders hun slechts 15-jarige Nederlandstalige zoon vanuit Vlaanderen naar het Franstalige Arras zonden. Ik vermoed dat hij toen reeds een roeping had voor een priester loopbaan. Of er van de ouders of van zijn omgeving hiervoor een druk werd uitgeoefend is niet meer te achterhalen. Het was destijds wel de “gewoonte” dat minstens één van de kinderen uit een groot gezin priester of kloosterling(e) werd. Omtrent de taal vermoed ik dat zeker moeder Franstalig was. Zij kwam uit de “Vlaanders” tegen de Franse grens. (P.M.: In mijn artikel over SUS kon U uitmaken dat Sus in slecht Nederlands schreef maar dat hij zich in de brief aan zijn moeder in onberispelijk Frans uitdrukte. Daardoor vermoed ik dat moeder ook in Vlaanderen Frans bleef spreken (zeker tegen haar kinderen) en dat de Franse taal voor Jef geen beletsel was om in Frankrijk te studeren.) Op 10 augustus 1895 – hij was dan 20 jaar – trad hij te Livry (Fr.) in als Novice. Van 1896 tot 1898 deed hij dienst te Sainghin.

De jonge Pater Ketels

In 1897 trad hij definitief in bij de Orde van de Assumptionisten. Hij legde de Eeuwige beloften af op 10 augustus 1897 te Livry. Op 18 december 1897 volgden de kruinschering en lagere wijdingen in Arras. Vervolgens ging hij Theologie studeren: in Toulouse en Bure van 1898 tot 1900, in Leuven van 1900 tot 1902. Op 25.7.1902 werd hij te Leuven door de hulpbisschop van het bisdom Mechelen “ad titulum paupertatis” (= als monnik) priester gewijd en droeg hij zijn Eerste Heilige Mis op als Pater KOENRAAD KETELS – Assumptionist.

Gedachtenisprentje t.g.v. zijn Eerste H. Mis. >

28


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

< Kaart van zijn zuster Victorinne op 5 sept. 1902 aan: Den Eerwaarde Pater Conrad Ketels Assomptionnist Nr 30 Sint Truiden.

“Beste broeder. Het pakje is goed aangekomen en wij zijn allen er zeer van content. Wij bedanken er U duizendmaal voor het is te hopen dat gij nog dikwijls Zulke (?onleesbaar) zult doen Uw pakje zal spoedig komen wat denkt gij van mijnen brief was hij nu lang genoeg een van deze dagen zullen wij een brief schrijven en wat meer nieuws geven nogmaals dank voor uw geschenk wij hebben het van dezelfde minuut aangedaan en wij pronken er niet weinig mede ons Mama is zoo content dat zij niet weet wat zij moet doen. Tot wederziens Victorinne uwe Zuster.”

> Niet gedateerde zichtkaart van zijn zuster Anna gericht aan: Den Eerweerden Pater Conrad Ketels Assomptionist 229 West 14° street New-York

“Beste broeder, ziet eens of gij hier geen gezichten van kent. Gegroet An Ketels”

29


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Tot 1909 was hij leraar te Sart - Le Moines. In hetzelfde jaar kreeg zijn priesterloopbaan een gans andere richting. Hij verliet (werd overgeplaatst?) de Orde van de Assumptionisten en werd Priester in het Bisdom NOTTINGHAM Engeland. Hij verbleef er tot 1911 als medewerker bij de Kathedrale staf. De enige reden voor dergelijke “ommezwaai” lijkt mij het feit dat de Orde van de Assumptionisten ook een orde van Missionarissen was waardoor Jef Ketels de opdracht kreeg om zich in Engeland als “Missionaris- Priester” te vestigen. Deze stelling krijgt bevestiging als ik op zijn persoonlijke legerfiche – ongetwijfeld door hem zelf ingevuld - lees: “vroeger beroep: priester missionaris”. Op 28 maart 1911 werd hij vrijgesteld van zijn gelofte als “Augustijn van de congregatie van O.L.Vrouw Hemelvaart” (Paters Assumptionisten). Hij brak dus definitief met zijn verleden en vestigde zich (voor altijd?) in Engeland. Mijn vraag is waarom? Hij was naar mijn mening een overtuigd kloosterling. Van zijn 15 jaar af was hij in de orde van Annunciaten (van 1890 tot 1911) en deze 11 jaren moeten toch van invloed geweest zijn op deze nog jonge man. Zou hij zich zo maar vrijwillig hebben aangeboden? Lijkt mij eerder onwaarschijnlijk. Men treedt toch niet zo maar uit een groepering waar men zich gedurende elf jaren goed gevoeld heeft. Ik denk eerder dat de tucht van de Kerk hem verplichtte om deze beslissing te aanvaarden en ik denk dat hij deze maatregel zonder morren heeft aanvaard. Mogelijk voelde hij zich “goed” in Engeland (let wel: dat land overheerste toen aardig wat “dominions”.) In 1911 werd hij definitief geincardineerd in het Bisdom van Nottingham Engeland. Hij werd kapelaan van de Arme Klaren te Lutterworth. En dan kwam Wereldoorlog 1. Op zijn uitdrukkelijk verzoek en met toestemming van zijn Bisschop vervoegde hij op 15 april 1915 het Belgisch Leger als Aalmoezenier 2de klas. < Mogelijk zijn allereerste foto als aalmoezenier. In het “Koninklijk Museum van Leger en Krijgsgeschiedenis” te Brussel hebben wij het volledige Militaire dossier van Aalmoezenier Ketels kunnen inzien. MILITAIR DOSSIER: Het volledige dossier is (uiteraard!) in de Franse taal opgesteld. Hier volgen de vertaalde gegevens: “MINISTERIE VAN OORLOG” Generale Directie – Personeel nr. 29 De minister van oorlog. Heeft de eer aan de heer priester KETELS Joseph, pastoor in RUGHY (Engeland), te melden dat hij benoemd is als aalmoezenier adjunct 2de klas voor de duur van de oorlog. Hij is bestemd om toegevoegd te worden aan de 5de D.A. Le Havre, de 16 april 1915 (ondertekend), Broqueville Voor eensluidend afschrift: getekend J. Ketels Voor eensluidend afschrift: de hoofdmedicus van1ste klas van de divisie Getekend: Maurissart(?) 30


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Als beginnend aalmoezenier. >

Persoonlijke fiche KETELS Joseph, Jean, Leonard. – Aalmoezenier Vader: Charles Ketels Moeder: Clemence Florin Geboren te Putte Cappellen Provincie Antwerpen Op 19 augustus 1875 (x) Laatste verblijfplaats: Engeland Tailleomvang 64 mm. Vroeger beroep: priester missionaris Gezicht: ovaal - ogen: blauw - mond: klein - lippen: dun - voorhoofd: rond - haar: blond - burgerlijke staat: vrijgezel 16.4.1915 : Benoemd tot militair aalmoezenier in de C.A. 5de D. Ar. van het Eerste Linieregiment. Toegewezen in de functie van adjunct aalmoezenier 2de klas voor de duur van de oorlog en bestemd om te worden toegevoegd aan de 5de Gewapende divisie 14.02.1916: toegevoegd aan de groep ambulanciers van de 5de D.A. 17.04.1918: bestemd voor de 4de carabiniers als aalmoezenier 01. 8. 1918: toegevoegd aan het 12de bataljon voor reserve en opleiding. 31.12.1918: ontslagen van militaire dienst. 31.12.1918: vertrokken met verlof zonder solde. (x) N.v.d.schrijver: was fout: moest zijn 21 augustus. 31


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Als aalmoezenier droeg hij de mis op in open veld. Op eén van de foto’s schrijft hij “aan’t preeken juni 1915”. 32


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

5de D.A. Etat major

GEN. HOOFDKWARTIER, de 12 juli 1915 DAGORDER

1 - Wordt benoemd als Ridder in de Kroonorde: KETELS Joseph, aalmoezenier van het 1ste Linie Voor eensluidend afschrift De Commandant van de Compagnie Bopuliy Ridder in de Kroonorde bij Koninklijk Besluit van 11 juli 1919. Heeft blijk gegeven van grote toewijding door aan het hoofd van een groep, tijdens een zeer zwaar bombardement, hulp te bieden aan twee gekwetste soldaten. Oorlogskruis bij Koninklijk Besluit van 15.9.1916. Bekwam 6 frontstrepen bij toepassing van de wet van 25 augustus 1919. Gevoerde campagnes: 1915 – 1916 – 1917 – 1918. Aanwezigheidstijd aan het front: 34 " maanden Vereerd met het Oorlogskruis met Palmen. Medaille van de Vrijwilliger 1914 – 1918.

< Jef in vol ornaat. Achter aan de foto schrijft hij: “Tot herdenken van den oorlog 1914 - 1918. J. Ketels Aalmoezenier”

Wordt vervolgd. Jef HERMAN. 2 februari 2002. Alle foto’s bij dit relaas zijn van de familie HERMAN.

33


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Lezers schrijven ons De familie Meeus. In verband met het artikel dat verscheen in 't Bruggeske van maart 2001 ontvingen wij een belangrijke reactie van ons lid Frans Meeus uit Putte Kapellen. Wij geven zijn artikel in extenso. Indien een van onze lezers een antwoord zou weten op de gestelde vragen kan altijd contact opgenomen worden met de voorzitter van Hoghescote. Wij laten nu de heer Meeus aan het woord. !

!

We lezen dat de familie Meeus -Moser 11 kinderen had die allen te Nederlands Putte geboren zijn. We lezen verder dat Fernand Raymond Hubert Meeus immobiliënagent was en eigenaar is van het huis "Welcome" te Putte-Kapellen.

Mij is een huis "Welkom" (landgoedje) bekend dat in 1920 aangekocht werd door Jacobus Gerardus Van Niftrik, gelegen aan de Zanddreef (nu Molenbergdreef) te Putte Nederland. Op topografische kaarten uit die periode is "Welkom" inderdaad terug te vinden op de plaats waar nu de fabriek "Gebroeders van Niftrik" (tegenwoordig Kendrion) staat. In een beschrijving van de familie van Niftrik vind men ook dat de villa "Welkom" in het begin van de tweede wereldoorlog afgebrand is. Er zijn enkele zaken die mij hier aan het denken zetten. 1. Het feit dat alle kinderen in Nederlands Putte zijn geboren. Dit is vreemd indien ze zoals in het artikel vermeld staat dat ze in het huis "Welcome" in Putte-Kapellen woonden. I 2. Dat er een landgoed onder de naam "Welkom" in Ned. Putte bestond ( 12 Ha in 1920). 3. Dat er een grote familie Meeus in Putte-Kapellen bekend is (was) die in de Driehoevenseweg woonde. In Putte sprak men over "de roze villa" naar de kleur van het gebouw in de jaren '60 en '70. , 4. In het boek "750 Jaar Putte in woord en beeld" onder de afbeelding nr. 150 is een kaartje te zien van een vluchtroute. Op deze schets is zowel het domein van Van Niftrik op Nederlands gebied alsook Huize Meeus in de Driehoevenseweg aan Belgische zijde vermeld. 5. Dat het 11de en laatste kind van de familie Meeus -Moser in februari 1929 geboren is. 6. Dat Job Van Niftrik in december 1929 naar Nederlands Putte op het domein "Welkom" ging wonen. Vragen die ik bij dit alles heb zijn: 1. Heeft de familie Meeus -Moser vroeger in Nederlands Putte gewoond en hebben de van Niftriks hun domein van de familie Meeus gekocht? 2. Zijn zij dan misschien pas in 1929 verhuisd naar Putte-Kapellen zodat Job van Niftrik het huis "Welkom" kon betrekken en zijn fabriek opstarten? 3. Indien er een Huis "Welcome" stond in Putte-Kapellen waar de familie Meeus - Moser woonde, wat zou dan de reden kunnen zijn dat alle 11 kinderen in Nederlands Putte geboren zijn? 4. Verschillende Meeus familieleden waren politiek gevangenen. Ook de van Niftriks deden ondergronds werk tijdens de oorlog. Een gedeelte van hun clandestiene groep werd ook aangehouden. Is er hier een verband?

34


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

Het landgoed "Welkom" en enkele van zijn bewoners Het landgoed "Welkom " was gelegen aan de Zanddreef nu Molenbergdreef en was eigendom van Jacobus Gerhardus van Niftrik (1869- 1933). Hij had het 12 Ha grote landgoed gekocht in 1920. Er stonden naast het woonhuis, nog wat gebouwen en stallen uit de tijd dat er een kostschooltje was gevestigd voor kinderen wier ouders in de tropen woonden en werkten. J.G. van Niftrik was gehuwd met Jacoba Nortier en zij kregen drie kinderen: Jacoba (18921918), Job en Jan. Het zijn deze laatste twee die de firma "Gebroeders Van Niftrik" in 1929 oprichten op het eigendom van hun ouders te Putte. Het was een fabriek voor het vervaardigen van persplastiek producten, een bakelietperserij. Job Van Niftrik (1893- 1976) en Jan Van Niftrik (1895- 1974) werden beiden geboren in Vlissingen. Job, die in 1918 te Domburg trouwde met de Belgische franstalige vluchtelinge Betty Gevers (1901- 1985), ging na zijn huwelijk wonen in de comfortabele villa Musschennest op het landgoed Musschenbourg van Betty's ouders in Edigem. Zijn laatste examens voor de titel van elektronisch ingenieur behaalde Job in 1921 in Parijs. Hij deed daarna ervaring op in verschillende bedrijven in België alsook in Frankrijk en studeerde ook nog bij in Duitsland. Jan Van Niftrik werd in Boskoop en in Engeland opgeleid tot plantenkweker. Voor de Handels Vereniging Amsterdam (HVA) ging hij sisalplantages opzetten in Indonesië. Op 17/01/1919 vertrok hij met zijn echtgenote Lubertina Kits van Waveren uit Vlissingen, naar Laras Delop op Sumatra, waar hij een gewaardeerde bedrijfsleider werd. Hun enige zoon Jaap werd daar in 1920 geboren. Hij was de laatste Van Niftrik die directeur was van de in 1929 opgerichte firma en wel tot in 1977. Job Van Niftrik, een 36 jarige elektrotechnisch ingenieur met ervaring in persproducten, was in 1928 al in de stallen van het landgoed "Welkom" gaan experimenteren. Hij verhuisde in december 1929 met zijn vrouw naar Putte. De primitieve bedrijfsruimten en het woonhuis werden in die periode van water, gas en elektriciteit voorzien. < Villa “Welkom” vóór 1941. Het domein was slechts te bereiken langs een onverharde weg die bij slecht weer onbegaanbaar was. Voor de elektriciteit had Job een tweedehands aggregaat aangeschaft. Tijdens de tweede oorlog kwam Job in het verzet terecht. Door de gunstige ligging van de villa van de Van Niftriks, precies op de grens met België, kregen zij het verzoek om twee studenten te helpen om via België naar Engeland te vluchten. De vluchtroute werd bekend en steeds meer Engelandvaarders deden een beroep op hen. Zo werd vanaf de herfst van 1940 de Van Niftriklijn of de Zwitserse weg, als vluchtlijn via België naar Zwitserland en naar Spanje en Engeland, verder uitgebouwd. Het echtpaar werd gevraagd om voor de inlichtingendienst te gaan werken. Mevrouw Van Niftrik-Gevers bracht regelmatig berichten naar een geheim adres in Brussel. Onder de codenaam Firma 1427 werden in huize "Welkom" Nederlandse, Belgische en Franse identiteitspapieren vervalst. Meer dan honderd Engelandvaarders en Joden konden zo ontkomen totdat de Duitsers de vluchtroute ontdekten en een spion lieten infiltreren.

35


’t Bruggeske jg 34 – maart 2002 – nummer 1.

In 1942 werden de namen van de betrokkenen verraden. Van de 52 mensen wisten er vier te ontsnappen waaronder het echtpaar Van Niftrik, dat de wijk nam naar Zwitserland. Hun neef Jaap Van Niftrik, die bij een andere groep van de inlichtingendienst zat had zijn oom en tante op tijd kunnen waarschuwen. Ook hun zoon Henri en dochter Simone, die niet op tijd wegkwamen, en gevangen werden genomen, waren bij het ondergrondse werk betrokken. Henri kon later bij de ouders van zijn beste vriend in Zeeland onderduiken. Generaal van Tricht, de militaire attaché van het Nederlands Gezantschap te Bern vroeg de Van Niftriks clandestien werk te doen. Als dekmantel voor zijn ondergrondse activiteiten meldde Job Van Niftrik zich aan voor de tolkenopleiding in Geneve en behaalde in korte tijd diploma's in tien talen. Documenten en rapporten uit bezet Nederland werden via Zwitserland naar de Nederlandse regering in Engeland overgebracht. Job Van Niftrik zette zijn technische vaardigheden in en zorgde voor valse papieren voor de koeriers. Hij verwijderde de beeldlaag van microfilms van rapporten en de vliesdunne restlaag met honderden pagina's verborg hij in aangepaste vulpotloden of andere gebruiksvoorwerpen. Mevrouw Van Niftrik bond boeken in en vulde deze voor de verzending naar Engeland met microfilms. Na de oorlog bracht Job van Niftrik als militair attaché nog twee maal per maand documenten voor de Nederlandse regering naar De Haag. Na de bevrijding ontving het echtpaar Van Niftrik de militaire onderscheiding van dapperheid: de orde van de Bronzen Leeuw. In 1941 brandde de villa "Welkom" volledig uit. Op het terrein werden in de loop van de tijd naast de fabriek nog verschillende villa's en een conciërge woning bijgebouwd, Na de oorlog hervatte Job zijn werk op de fabriek en op 1/01/1946 was hij terug de enige directeur. In de maand september van 1946 kwam Jobs broer Jan terug uit Nederlands Indië, waar hij meer dan 25 jaar gewoond en gewerkt had. Hij had de oorlogsjaren onder moeilijke omstandigheden doorgebracht en was geïnterneerd geweest in een Jappenkamp. Jan werd economisch directeur van het bedrijf. Door de jaren heen kon ook het bedrijf "Gebroeders van Niftrik" niet ontkomen aan fusies en overnames. Tegenwoordig is het bekend onder de naam Kendrion. Frans Meeus. Samenvatting uit het boekje dat door de firma van Niftrik werd uitgegeven n.a.v het 75 jarig bestaan.

__________________________________________________________________________ Verzameling van dokumentatie voor het archief van de Culturele Kring Hoghescote!!! Alle dokumentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, affiches, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Dank zij uw medewerking en steun kunnen wij ons archief over Kapellen verder uitbreiden.

36




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.