’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
't Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Culturele Kring " Hoghescote v.z.w. " te Kapellen. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen - tel: 03.664.57.22.
34e jaargang – nummer 2
1 juni 2002.
_________________________________________________________________________________
In dit nummer... - Bladwijzer. - 37 - Ereleden. - 38 - Het Koninklijk Legermuseum verdwijnt uit het fort van Kapellen. - 39 - Bezoek aan het Centrum van de V.V.F. - 39 - Cul de Sarts, een zonnig weekend. - 40 - 31 augustus 2002 – reis naar Kortrijk. - 41 - De vereniging ELERES te Kapellen (deel 3). - 43 - Wandel – Zoektocht - Moretusbos - 48 - Obiits in de Sint-Jacobuskerk te Kapellen. - 49 - Mededeling - 55 - Eerbetoon aan een priester (slot). - 56 - De familie MEEUS te Putte-Kapellen. - 67 Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage. ________________________________________________________________________________
Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger - Parkweg 2 - 2950 Kapellen. 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.42.67. 2002 - Copyright "Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Culturele Kring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen.
__________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 10 Euro en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Culturele Kring Hoghescote’ v.z.w. – Parkweg 2 – 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro
37
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Ereleden 2002 Mevr. De heer De heer De heer Taverne Familie Mevr. De heer Familie Familie Mevr. Juffrouw Familie
Adriaenssens Maria Adriaenssens Stef Brans Marc Geelhand de Merxem Hollands Hof bvba Kerremans - De Saegher Rommens Gilberte Smolders Wilhelmus Van Lobberegt Gerrit Vernimme - Peeters Spur Elisabeth Van Dooren Sabine Hendrickx-Mattheusen
Hoogboomstwg 149 Chr. Pallemansstraat 16 L. Van Vlaanderenlaan 38 Kapelsestraat 200 Ertbrandstraat 294 Haagdoornlaan 46 Essenhoutstraat 47 Ertbrandstraat 249 Hoevensebaan 204 B4 Hoevensebaan 194 B5 Boomsesteenweg 430 Hoevensebaan 98 Kastagnedreef 77
2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2020 Antwerpen 2950 Kapellen 2950 Kapellen
Het Koninklijk Legermuseum verdwijnt uit het Fort van Kapellen. Om te besparen op het budget van Landsverdediging heeft de Minister beslist om het Centraal Depot van het Koninklijk Legermuseum weg te trekken uit het Fort van Kapellen. Hoghescote biedt de gelegenheid om dit museum, gelegen in een uniek natuurkader, te bezoeken onder leiding van een deskundige gids en dit op
Zondag 23 juni 2002 te 14uur. Indien U belangstelling hebt om samen met uw kinderen of kleinkinderen de unieke museumstukken te bezoeken dan vragen wij U: 1. geef een seintje aan Roger Balbaert, tel. 03.664.57.22 om de namen en de voornamen van de deelnemers op te geven, 2. stort op rekening nummer 413-7205071-65 een bedrag van 1 euro voor elke volwassene, lid van Hoghescote, 0,5 euro voor elke minderjarige of 2 euro voor elk niet lid van Hoghescote. Na het bezoek aan het fort is er nog gelegenheid om een verfrissing te bekomen in de bar aan het wachtlokaal. Wij verwachten vele belangstellenden op 23 juni te 14 uur aan de ingang van het fort.
38
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Bezoek aan het Centrum van de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde.
Op uitnodiging van de heer Jan Vanderhaeghe, gouwvoorzitter V.V.F. Antwerpen en medebestuurslid van Hoghescote, brachten wij op 26 april een bezoek aan het Centrum voor Familiegeschiedenis te Merksem. In kleine groepen werden we, bijgestaan door onderlegde en enthousiaste medewerkers van het centrum, rondgeleid door de bibliotheek en de archieven. De miljoenen gegevens die deze vereniging in de loop van de tijd bijeenbracht zijn van onschatbare waarde en zullen naar de toekomst toe zorgen voor het behoud van een stuk van ons erfgoed. Duizenden boeken over genealogie, plaatselijke geschiedenis, heraldiek, naamkunde, archief-inventarissen, kiezerslijsten, biografieën, parochieregisters, een nooit geziene collectie bidprentjes en rouwbrieven, werkelijk te veel om op te sommen: een schat aan informatie die nog dagelijks aangroeit. Alle documenten zijn systematisch geklasseerd zodat het raadplegen ervan snel en vooral efficiënt kan gebeuren. Bovendien zijn de miljoenen gegevens opgeslagen in een computerbestand waarin zelfs de leek, via een gebruiksvriendelijk opzoekprogramma, de gevraagde inlichtingen kan bekomen. Wie ooit zijn stamboom wil samenstellen kan hier zeker de nodige gegevens vinden om zijn eerste stappen te zetten. Een bezoekje overwaard! Iedereen is er welkom tijdens de openingsuren: V.V.F. Van Heybeeckstraat 3 – Merksem woensdag: vanaf 12.00 u tot 19.00 u donderdag: vanaf 10.00 u tot 18.00 u zaterdag: vanaf 13.00 u tot 18.00 u ( behalve tijdens de maanden juli en augustus) RVdB.
39
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Cul des Sarts, een zonnig midweek 06 tot 09 mei 2002 Bij het bezoek vorig jaar aan Couvin, werd de streek zo mooi en charmant bevonden, dat dit jaar, het op 12 km voorbij Couvin gelegen vakantiecentrum «Domaine Les Riezes et les Sarts », te Cul-des-Sart (nabij de Franse grens), verkozen werd voor het jaarlijkse midweekverblijf. Zoals elk jaar vielen de duiven op verschillende tijdstippen binnen. Een eerste lichting bracht, door een labyrint van gebouwen en gangen, de bagage naar de kleine maar comfortabele kamers en trof elkaar terug aan de receptie. Daar het sluitingsdag was en de bar gesloten vetrokken wij snel met de auto richting Frankrijk. Even voorbij de grens, vonden wij het Café de la Frontière, een bruin café met een praatgrage gast. 15 uur: verzamelen aan de receptie. Verwelkoming door Jacques en Roger. Daarna vertrokken wij voor een korte verkenningswandeling in de directe omgeving. Het avondmaal zouden wij de hele tijd gebruiken in een afzonderlijk zaaltje. De dienster zorgde achteraf voor een lokaal en drank zodat wij de avond gezellig kaartend en pratend konden besluiten Dinsdagmorgen, na een stevig ontbijt, vertrok een ploeg voor een korte wandeling richting L’Escailère. Op de hoogte aldaar genoten zij van het mooie panorama, om dan verder via Lisbonne en een binnenweg terug te keren naar ons verblijf. Een kleine groep was ter plaatse gebleven om te tennissen. Wij waren tijdig terug en wie wenste kon nog een aperitiefje nemen in de bar. Na de middag vertrokken wij met de wagen naar « La grande taille », waar we de auto’s parkeerden en ons opsplitsten in 2 groepen. Groep 1 vertrok voor een grote wandeling doorheen een mooi natuurgebied. In het begin genoten wij van mooie licht dalende wegen, daarna licht stijgend naar een camping, om vervolgens klimmend via bospaden, met soms drassige ondergrond en grote plassen verder te trekken. Consternatie toen wij een riviertje van vier meter breedte moesten oversteken via een boomstam en een zeer wankele leuning. (zie foto hiernaast) Spannend. Daarna volgde nog een steile klim en dan rustig verder tot de plaats van afspraak in Bruly de Pesche. Teleurstelling, het café had zijn sluitingsdag. Groep 2 had een berichtje achtergelaten met de melding dat zij al terug gekeerd waren naar de auto’s. Zij hadden hun programma afgewerkt en hun terugtocht ging via Café de la Frontière. (Foto Hoghescote v.z.w.)
40
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Groep 1 rustte even op het terras van het café om vervolgens ook het dorp, de kerk en het «Abri de Hitler» te bezoeken. Terugkeer naar de wagens en vertrek naar de verblijfplaats. Na een stevig avondmaal werd verzameling geblazen in de bar om te praten en te kaarten. Woensdagmorgen bij het ontbijt vernamen wij dat Lydia ziek was en de dag zou doorbrengen op haar kamer. Wij reden naar de Abdij van Chimay, voor een bezoek aan de brouwerij en de kaasproductie. Na het bezoek aan de binnentuin en de kerk vernamen wij dat de geplande bezoeken twee weken op voorhand moesten aangevraagd worden. Wandelen door het bos aan de overzijde van de abdij trokken wij naar « L’Auberge de Poteaupré» waar wij iets dronken en genoten van het uitzicht. Na het middagmaal vertrokken wij met de wagen naar La Petite Chapelle voor een wandeling naar Bruly tot aan de kerk. Om de dorstigen te laven moesten wij echter 1000 m terug gaan, tot aan de grens. Later keerden wij op onze stappen terug en sloegen voorbij de kerk, rechtsaf, het bos in. Hier zagen wij, midden in het bos, boomstammen verzagen tot planken. Langs open wegen keerden wij terug naar de wagen en naar ons verblijf. Het avondmaal verliep in een goede stemming, zeker nu Lydia er terug bij was. Donderdagochtend was het nevelig. Na het ontbijt vertrok de groep voor een kleine wandeling naar Cul-des-Sarts. In het dorp vonden wij een bruine taverne om even te verpozen. Terugkeren gebeurde, rustig keuvelend, via een kleine binnenweg. Het einde van het verblijf kondigde zich aan. De bagage werd ingeladen en de rekening vereffend. Afsluitend volgde nog een middagmaal en even later afscheid te moeten nemen. Wij kunnen terugblikken op een mooi en zonnig weekverblijf in aangenaam en prettig gezelschap. Wij danken hierbij nogmaals Jacques en Roger voor de organisatie van de geslaagde vakantiedagen. Wij verwachten een nieuwe uitgave voor 2003. CVR
__________________________________________________________
31 augustus 2002 - reis naar Kortrijk. 700 jaar na de slag der Gulden Sporen kozen wij dit jaar Kortrijk uit als één van de bestemmingen voor onze daguitstap.
41
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Wij bieden u volgend programma aan: 7u30 9u-10u 10-11u30 11u30-12u15 12u15-14u15 14u15-15u45 15u45-17u15 18uur
20uur 22uur
Samenkomst aan de kerk van Kapellen waar een luxe autocar ons opwacht. Koffie aangeboden door Hoghescote op de Grote Markt te Kortrijk. Onder leiding van een stadsgids wandelen wij doorheen de stad naar de plaats waar in 1302 de beroemde Slag der Gulden Sporen uitgevochten werd. Wij rijden via Bissegem en Wevelgem naar Menen In restaurant "De Sterre" op de Grote Markt in Menen worden wij verwacht voor het middagmaal. Wij rekenen op soep, een hoofdschotel en een lekker nagerecht. Boottocht op "De Gouden Rivier" (De Leie) met gids aan boord. Wij varen van Menen naar Wervik. Onder leiding van een deskundige gids bezoeken wij het tabaksmuseum. Vertrek naar "De Vlaamse Ardennen" waar wij (met de autocar) de beklimming doen van de Kluisberg. Boven op de top hebt U de gelegenheid om een wandeling te doen in het prachtige Kluisbos of te genieten van het heerlijke panorama of om een hapje te eten in het Gasthof Palace.
Doorheen de mooie "Vlaamse Ardennen" (denk aan de Ronde van Vlaanderen) rijden wij terug naar Kapellen. Aankomst te Kapellen.
Wenst U op zaterdag 31 augustus 2002, de laatste dag van de vakantie, mee te genieten van dit enig aanbod om een mooi hoekje van ons land te verkennen, aarzel dan niet: 1. geef ons een seintje: Jack Vanummissen (tel. 03.605.31.38) of Roger Balbaert (tel. 03.664.57.22), 2. en stort 31 euro per persoon op de rekening nummer 413-7205071-65 van Hoghescote, met de vermelding "reis Kortrijk". Niet leden betalen 35 euro per persoon. N.B.: om gemakkelijk te werken vragen wij te noteren dat uw deelname pas vast ligt bij ontvangst van uw inschrijvingsgeld, en denk er aan... er zijn slechts 50 plaatsen beschikbaar.
42
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
De vereniging ELERES te Kapellen. Deel 3. In de maand januari 1939 verscheen het eerste nummer van "Contact", een uitgave van de kring om de band tussen de leden, de afdelingen en het algemeen bestuur te verstevigen. Bij het doorlezen van dit eerste nummer bemerken we dat de wedstrijd der Eleres-lokalen bijna geëindigd was vermits de stand na de 9de wedstrijd er in opgenomen was. De dienst der verminderingen beslaat een niet onbelangrijke ruimte van "Contact". Er zijn verschillende leden die kortingen aan hun medeleden toestaan. De zeer gesmaakte medewerker aan "Contact" Tijl is er ook bij. 1939 zag een eerste bijeenkomst: de jaarvergadering op 12 februari. Het tijdens die vergadering voorgelegde jaarverslag over de werking van 1938 begint met een enthousiaste aanhef betreffende de grote bedrijvigheid van de kring en van de nooit vermoede ledenaangroei. Onmiddellijk hierop betreurt de verslaggever de weinige belangstelling voor de boekerij die toch reeds uit 426 boekdelen en feuilletons bestaat. Verder lezen we dat de leden niet genoeg gebruik maken van de verminderingsdienst, alhoewel deze interessante voordelen geeft. Het jaarverslag geeft ook een bondig overzicht van de ledengroei: december 1937: 275 mei 1938: 281 10 oktober 1938: 296 10 november 1938: 320 24 december 1938: 365.
Sint Niklaasfeest vóór 1940 in zaal Verli. (Foto ELERES)
43
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Wij kunnen niet nalaten een passus uit dit uitgebreide verslag aan te halen: "Lijk eeuwig de bomen zullen ruisen, de baren der zee op en af zullen klotsen, zal het mensdom rusteloos voortjagen naar meer geluk, naar nieuwe horizonten" Verder vinden wij een opwekkende oproep in het jaarverslag: "Doch de voorgaande woorden stemmen tot nadenken. Het is wel zo dat zovele maatschappijen, die eenmaal machtig en bloeiend waren, teren op een vervallen grootheid en sinds lang vervlogen illusies. Dit illusioneel leven kan echter slechts enkele jaren duren en dan komt de onafwendbare totale instorting. Daarvoor hoefde Eleres toen nog niet bevreesd te zijn. Tevens ook nu nog niet. Ook schuilt wrange waarheid in hoger aangehaalde zinnen. Leiding, afdelingen en leden hoeven - zo zij iets voor hun kring voelen - nauw samen te werken. Het is niet voldoende lidgeld te betalen, neen aanwezigheid op bijeenkomsten, feesten, deelname aan uitstappen, dat is de ware geestesgesteldheid die een goed societair kenmerkt. In 1939 dus, zag de samenstelling van het hoofdbestuur er uit als volgt: Voorzitter-secretaris L. Brooymans, Schatbewaarder Petrus Van Esbeen, Verslaggever Petrus Wijckmans, 2de secretaris Henri Heylaerts, Raadsleden Frans Heylaerts, Petrus Somers, D. Taelman, Fr. Van den Bergh en J. Pallemans. Op 28 februari 1939 gaf de heer L. Brooymans een voordracht in de afdeling "Filatelia" met als onderwerp "De beginneling-verzamelaar en het aanleggen van een verzameling". Er was een grote belangstelling, vooral vanwege de filatelisten. Op 14 maart 1939 ging men over tot de definitieve stichting der jeugdafdeling van "Filatelia". Als bestuursleden zien wij fungeren: Voorzitter Jaak Kerstens, Secretaresse Edith Pallemans, Schatbewaarster Lizy Van der Straeten, Raadsleden Jean Beldé en Gom. Janssens. Op 18 mei 1939 vierde men het eerste lustrum van Eleres. Te dier gelegenheid huurde het bestuur een danstent af, staande in de voormalige Heidestraat. Aan het feestmaal namen 116 leden deel. Een orkest van 8 man onder leiding van de heer Armand Van Hooydonck zorgde voor uitmuntende muziek. Toen ook werd voor de eerste maal het Eleres-lied door dit orkest gespeeld. Orgelmuziek wisselde af met jazzmuziek. Een uitgebreid verslag over die heuglijke gebeurtenis vinden wij terug in het maandblad "Contact". Doch vermits wij de geschiedenis van Eleres schrijven en vele leden toenmaals nog geen lid waren, halen we hierna enkele brokken uit dit verslag aan. Het feestmaal, zoals we reeds zegden, verzamelde een flink aantal deelnemers rond de tafels en om de feeststemming nog te verhogen waren er hoedjes, serpentines en ballonnetjes. Bij het nagerecht sprak de voorzitter een geestdriftige rede uit. Spreker wees vooreerst op de wederom betrekkelijke kalmte in de internationale toestand en drukte de hoop uit in de toekomst onder betere voorwaarden te mogen feesten. (Eilaas, spoedig zou dit anders blijken).
44
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Spreker stelde dan de vraag waar toch de oorzaak lag van de grote uitbreiding van Eleres en gaf zelf hierop het antwoord met er op te wijzen dat slechts de onderlinge hartelijkheid en de openhartigheid alsmede de solidaire geest die in de kring heersten de macht van de vereniging uitmaken. Tot slot betrok hij al zijn medebestuursleden in een huldebetoog en dankte allen die vanaf de oprichting van de kring aan zijn uitbouw medehielpen. Het orkest speelde toen het Eleres-lied. Het hoeft gezegd dat de heer Armand Van Hooydonck, die de partijtjes voor elk instrument had geschreven, er werkelijk iets bijzonders van gemaakt had. Het was muisstil in de tent. Plots zongen vele het refrein mede. Een daverend applaus dankte de leider en zijn orkest. Het was toen een groots ogenblik en wie dit feest heeft bijgewoond zal dit volledig beamen. 's Avonds was de toeloop van het volk zo groot dat schier niet kon gedanst worden. Een lichtreclame met de naam van onze kring was dwars over de straat gespannen en het was wel deze ongewone verlichting die veel volk lokte. Nu, de grote toeloop was voorzien. De portier in keurige rok en kepi met Eleres op zorgde voor de orde, terwijl enkele jonge juffers, dochters van leden, zorgden voor de verkoop van het bloempje. Het was een geweldig succes voor Eleres. Weliswaar kwam een kleine schaduw 's avonds ietwat de feestroes verduisteren en over dit voorval heeft Tijl in scherpe bewoordingen gehandeld, doch in zijn geheel was het een van de meest glorierijke dagen van de kring. Zo herinneren wij ons nog dat betreffende dit feest een zeer gekende personaliteit toen met een onzer bestuursleden het over Eleres had en met lof over de kring sprak alsmede zijn bewondering uitdrukte over de leiding. Het waren omzeggens zijn laatste woorden te Kapellen aan het gemeentehuis. Zo ontmoetten wij een andere personaliteit die eveneens zijn verbazing uitdrukte in wat Eleres uitrichtte en dit zonder financiële steun van Ereleden of erevoorzitter of dergelijke. En dit mag wel gezegd: al wat ingericht werd door Eleres gebeurde met geld uit eigen kas en kas betekende de bijdragen der leden en de opbrengst der feesten. Toen kwam er wederom een radiotrein en dit op 18 juni 1939. De reis ging naar de tentoonstelling in Luik met een uitgebreid bezoek aan de stad zelf. Er waren slechts 175 deelnemers van de partij. Moeilijkheden met de inrichting van deze trein waren opgerezen. Een misverstand met het Toerismebureau werd bijna fataal voor de reis. Gelukkig werd alles geregeld doch om nog meer volk mede te nemen was geen sprake meer. In juli 1939 werd in bijzondere algemene vergadering het bestuur samengesteld als volgt: Voorzitter-secretaris L. Brooymans, Schatbewaarder Petrus Van Esbeen, de 2 secretaris Henri Heylaerts, Leden Frans Heylaerts, D. Taelman, J. Pallemans, Fr. Van den Bergh en Fr. Sevenhans; Het bestuur was op één na volledig. Begin der maand augustus kwamen de Eleres-vlaggetjes te voorschijn. Zij waren vooral bestemd voor de fietsuitstappen en om zodoende onze kring buiten de leden beter te doen kennen. Deze maand werd verder gekenmerkt door drie grote uitstappen met autocar en 2 fietstochten. Op 13 augustus trokken we naar Knokke en Brugge. In deze laatste stad werden alle bezienswaardigheden bezocht en een boottocht van ongeveer 40 minuten op het Minnewater gemaakt. Tot slot woonde het gezelschap de openluchtvertoning bij van het "Heilig Bloedspel", een massaspel in drie bedrijven met 2.000 uitvoerders. De vertoning begon te 21 uur. Het was een enig spel waaraan de deelnemers van de uitstap veel genot hadden. Het kon ook niet anders dan wanneer mannen met een wereldfaam de regie vertolkten: Jozef Boon, leider, Arthur Meulemans, muziekbestuurder, Antoon Van de Velde regisseur.
45
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
De terugreis uit Brugge gebeurde om 23u30, maar spijts de late thuiskomst zag geen enkel van de 38 deelnemers er tegen op. Op 15 augustus 1939 ging een uitstap naar Nieuwpoort over Oostende (waar een kort oponthoud werd voorzien), Diksmuide en Ieper. De oud-slagvelden van 1914-1918 werden bezocht, o.a. de loopgracht van de dood (boyau de la mort), de Yzertoren, de Minoterie (met zijn verborgen tonnen kolen), het vermaarde bos van Houthulst waar bijna geen boomstruik meer te herkennen viel, het monument der Canadezen en Ieper.
Even poseren op het strand te Oostende.
(Foto Eleres)
Na het uitgebreid bezoek aan Ieper ging het over Zonnebeke, het Brits dodenveld bij Nieuwmolen, van Westrozebeke naar Tielt en zo naar huis. Voor deze reis waren wederom 38 personen ingeschreven. De derde reis op de 17 de der maand augustus ging naar de wereldvermaarde kristalfabrieken van Val Saint Lambert. ’s Namiddags bezocht de groep, 38 deelnemers sterk een der grootste fabrieken van België: de werkhuizen van Ougrée-Marihaye. Verder bezochten we nog de afdamming van de Gileppe en een cactuskwekerij in Kontich. Deze reis was wel een der merkwaardigste die Eleres ooit ingericht heeft. Te Val Saint Lambert, waar toen volgens de officiële gegevens 1900 arbeiders werkzaam waren, werd alles in detail bezocht, behalve natuurlijk de fabricatie. Toen gingen wij in de tentoonstellingszalen rondwandelen en kwamen we op zeker ogenblik bij een grote tafel. De gids wachtte even tot iedereen rond de tafel geschaard was en vaagde toen met een groot gebaar over de tafel heen. Rinkelend vielen de glazen op de grond. Iedereen stond versteld te kijken, denkend dat al die glazen zo nutteloos gebroken waren. Glad mis. Het waren onbreekbare glazen en ik ben de mening toegedaan dat de gids meer plezier aan dit toneeltje beleefd heeft dan de bezoekers die onder een brede lach hun schrik trachtten te verbergen. Er waren daar in die grote tentoonstellingszalen koopjes te doen van allerhande prachtige vazen en meesterwerkjes in kristal tot 25.000 BEF, vooroorlogse franken natuurlijk. 's Namiddags bracht de groep een uitgebreid bezoek aan de hoogovens van OugréeMarihaye. De fabrieken zijn feitelijk in twee afdelingen ondergebracht die beiden bezocht werden.
46
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Daar hadden de bezoekers geen ogen genoeg om alles op te nemen. Er waren soms ogenblikken dat ieder stond te trappelen van de hitte onder de voeten, want de gloeiende staven schoven onder de voeten in pijpen door. In grote gloeiende blikken werd met één duw (welke druk sapristi) een wiel ingedrukt. Daar hoefden zij ook wel eens op zij te wippen. Uitleg met de vleet werd door de vriendelijke begeleidende ingenieurs verstrekt. De namiddag vloog omzeggens voorbij. Iedereen keek verbaasd op toen het sein van vertrek gegeven werd. Het bezoek aan de afdamming van de Gileppe verliep eveneens in een allerbeste stemming. Bij de terugreis bezochten de deelnemers nog een cactuskwekerij in Kontich waar zeer zeldzame planten te zien waren. Tevens zagen de bezoekers daar echte reuzenplanten alsook de kleinste die men zich kan voorstellen. Kortom die reisdag was spannend en tevens zeer leerzaam. Jaren nadien hoorden wij nog over die uitstap vertellen. De twee fietstochten gingen respectievelijk op 18 augustus 1939 naar het Kempisch museum te Brecht met een kort oponthoud in Schoten-Heidebad en dit met 26 leden, en op 19 augustus namen 9 moedige fietsers het vertrek om een tocht van 90 km doorheen OostVlaanderen te doen. Deze trip ging over Lillo, de Klinge, Sint Niklaas, Temse, Rupelmonde en Antwerpen. Was deze laatste trek tamelijk groot, de deelnemers hebben zich zeker niet verveeld. Hoed af voor die 4 vrouwen en 5 mannen, vooral voor de oorlogsveteraan van 1914. 150 deelnemers voor de vijf uitstappen. Goed zo, het is een succes. 10 nieuwe leden werden gedurende deze reizen ook ingeschreven. Ook goed. Vermoedelijk nog enkele en het 400 ste lid wordt gevierd. Eleres vaart met zijn vaandel hoog in top en met de beste boeg. Eilaas, wij konden toen niet vermoeden dat de komende maanden van 1940 een reeks jaren zouden brengen van nog meer kommer en nog meer "'struggle for live". De afdeling Borgerhout richtte op zondag 27 augustus een fietsuitstap in naar Lillo 's Avonds nam de groep deel aan een feest van de Jeugdbond te Kapellen. In een verslag vinden wij dat de afdeling "Filatelia" regelmatig de 2 de en de 4de dinsdag van de maand bijeenkomen en het ruilen van zegels steeds meer toenam; De jeugdsectie van deze afdeling kwam op dezelfde dagen bijeen, telkens een half vuur voor de volwassenen. In Contactnummers verschenen artikels inzake middenstandsproblemen. Het is ook die afdeling die zorg droeg voor de invulling van de formulieren betreffende de gezinsvergoedingen voor niet-loontrekkenden (wet van 10 juni 1937). Ruim 100 aansluitingen bij en bevoegde kas werden toen bewerkstelligd. Toen, in september, kwam als een donderslag de mobilisatie. Iedereen verwachtte er zich aan en toch was het een algemene verrassing. De dagbladen voerden polemieken en ieder kon er het zijne van denken. In een eerste gebaar werd in Contact nr. 9 van september 1939 een berichtje gelanceerd dat "wegens de bijzondere omstandigheden waarin het land verkeerde alle bedrijvigheid van Eleres werd stopgezet en met de uitdrukking van de innige wens dat ons land niet weer in een slachting zou gemengd worden en dat het spoedig weer een tijdperk van rust en voorspoed zou worden". Zo stonden dus de zaken in september 1939.
47
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Niet lang echter zou het bestuur van Eleres de werking stopzetten en dit vooral wegens de oproepen van de koning en de regering om mede te helpen aan de goede gang der zaken en om opbeurend werk te verrichten. Zo vatte de voorzitter dan het gedacht op om een kosteloze ontspanningsavond voor de te Kapellen gelegerde militairen in te richten. Militaire en burgerlijke overheden waren spoedig akkoord. De avond, eerst vastgesteld op 26 september, ging dan toch door op 5 oktober 1939 in de cinemazaal Lux. De zaal was bomvol, beneden de militairen, op de balkons de leden van Eleres. Verleenden hun medewerking aan deze avond: Nini de Boël, de gekende Antwerpse diva, Albert Remes, de gekende humorist, Alfred Coremans, tenor, Lizi Van der Straeten, danseres en Delphina Wijns, accordeoniste. De netto opbrengst kwam ten goede aan het bijzonder fonds der militairen gelegerd te Kapellen en aan de gemobiliseerden van Kon. Kapellen F.C. Leon Brooymans. (+)
__________________________________________________________________________
Wandel - Zoektocht Moretusbos Traditiegetrouw richten wij een zomerwandeling in, ditmaal gekoppeld aan een kleine zoektocht. Samenkomst op zaterdag 6 juli te 14 uur op de parking van het Ravenhof te Putte. Voor de enkelingen die het niet zouden weten: Vanuit Kapellen: Dorpstraat, Kapelsestraat, Ertbrandstraat tot aan de grens. Daar links A.C. Swinnenstraat tot aan de parking. Indien de parking volzet is, honderd meter verder links is een tweede parking. Wij wandelen doorheen het arboretum, naar de gloriette, naar de huzarenberg en tenslotte naar het koetshuis. Daar trakteert het bestuur de dorstigen (en alleen de dorstigen, de anderen krijgen niets !) Onderweg dient U uw ogen open te houden en een aantal vragen te beantwoorden. Er zijn zes prijzen voorzien. Ter plaatse wordt een bijdrage gevraagd van 1 Euro voor de leden en 1,5 Euro voor de niet-leden. ___________________________________________________________________
48
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Obiits in de Sint Jacobuskerk te Kapellen Inleiding. Waarschijnlijk zijn er meer geweest maar momenteel zijn er in de kerk van Kapellen nog een viertal obiits bewaard. Alhoewel doorgaans bij het opmaken van een lijst van de kunstwerken van de kerk het obiit over bet hoofd werd gezien, heeft dit stuk beslist door zijn bijzondere aard en bedoeling een waardevolle en meervoudige betekenis. Op het vlak van de heemkunde is het een concreet overblijfsel van een zeer oud gebruik, het brengt ons terug in de plaatselijke geschiedenis, het is een nuttige bron voor de genealoog en het brengt ons in kennis met een ongewone soort van schilderkunst. Het obiit is voor velen misschien geen alledaags woord dat men niet in ieder woordenboek zal aantreffen. Het eigenaardige hierbij is wel dat de weinige tekst die een obiit vermeldt in dezelfde taal is gebleven als deze van eeuwen terug: het Latijn gebruikt door de pastoors bij het inschrijven van hun registers. Obiit met twee i's staat voor de derde persoon enkelvoud van de aantonende wijze van het Latijnse woord OBIRE, wat zou betekenen "hij is overleden" (1). Hiermee weten we waarover het gaat: bij het overlijden van een lid uit een adellijke familie werd diens wapen geschilderd op een houten paneel of doek, gezet in een vierkant kader van gewoonlijk een meter zijde maar gebruikt met een hoek als hoogte punt, een ruit dus met gelijke zijden. In de bovenste hoek staat gewoonlijk het woord Obiit, in de zijhoeken dag en maand van overlijden en in de onderste hoek het jaartal. Tijdens de rouwdienst in de kerk werd het aldus beschilderde paneel bij de katafalk geplaatst en na die plechtigheid werd het dan tegen een der kerkmuren opgehangen. Zoals voorname lieden reeds tijdens hun leven een grafmonument lieten maken zo zal dit ook gebeurd zijn met een obiit zodat later de gebruikelijke tekst maar bij te schilderen was. Aanvankelijk betaalde de familie aan de kerk een vergoeding voor zogezegd onderhoud van het obiit. Voorlopers van het obiit. Zoals het familiewapen zelf is ook het obiit een gebruik dat ver in de geschiedenis terug gaat, de nasleep van een eeuwen oud gebruik uit de romantische riddertijd. Bij de begrafenis van een ridder was het de gewoonte om zijn strijdros te laten volgen in de rouwstoet. Vrienden of herauten droegen zijn wapen en erestukken die na de dienst in de kerk boven zijn graftombe werden opgehangen. Die erestukken bestonden uit zijn wapen, helm met helmteken, zijn zwaard, zijn handschoenen, sporen en tabaard waarop zijn wapen geborduurd stond. Een van de zeldzame voorbeelden van dit gebruik is nog te zien in de prachtige kathedraal van Canterbury in het Engelse graafschap Kent. In de Trinity-kapel aldaar werd Edward Plantengenet begraven, beter gekend als "de Zwarte Prins" die stierf in 1376. (2). Zijn tombe met ligbeeld is een der blikvangers van deze wonderschone kerk. De kleurige tabaard met leeuwen en leliewapen is kennelijk een repliek, het originele beschadigde zal in een of ander museum berusten. Met het verdwijnen van het praktisch gebruik van het schild als beschermmiddel ontstond er een nieuwe manier van voorstellen van de ridderattributen bij de rouwdienst, het zogenaamde "wapenkabinet". De stukken die vroeger boven de tombe werden opgehangen zijn dan bevestigd op een rechthoekig houten paneel met bovenaan een vooruitstekende overhang. Later nog, wanneer er geen concrete stukken voorhanden waren, werden het wapen en de andere delen op het paneel geschilderd . In de O.L.V.kerk van Brugge zijn nog enkele van dergelijke rouwkasten bewaard gebleven. 49
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Ten slotte werd enkel het wapen op een vierkant paneel of doek geschilderd en dit werd het obiit zoals we het nu kennen. Waarschijnlijk bestaat er voor het obiit nog geen vaste regel wat betreft het gebruik van de tekst. Zo zijn er zijn voorbeelden gekend waar onder het woord Obiit nog vermeld staat: "PRO PATRIA ET REGE", andere zijn dan weer voorzien van de geboortedatum van de overledene. Wat vertellen ons de obiits van de Sint Jacobuskerk van Kapellen. De rouwborden die thans nog in de parochiekerk te zien zijn behoren tot een eerder recente periode. We beginnen met de oudste.
Een exemplaar uit de 19de eeuw, een wapen met gevierendeeld schild, helm, helmteken en dekkleden. In de bovenste hoek NATUS 17 MARTII 1821,in de onderste hoek langs de zijkanten OBIIT 14 FEBRUARII 1881. ( zie afbeelding hierboven) Het 1ste en 4de kwartier van zilver, drie zwarte hoorns met zilver beslag en rode lus, het 2e en 3e kwartier zwart (kleur voor de heraldische term sabel) drie sikkels van zilver met de greep van goud. Drie dezelfde figuren zijn meestal geplaatst 2-1 tenzij anders vermeld en dan is dit genoemd "slecht gerangschikt". Het schild is getopt met een gekroonde helm waaruit als helmteken twee handen in natuurkleur de duimen naar elkaar gericht, de helmkleden zilver en zwart Dit is het wapen van de familie van den Berghe en de tekst maakt duidelijk dat dit het rouwbord is voor Edward-Jozef van den Berghe. Hij was eigenaar van het domein de Oude Gracht te Hoogboom ,goed dat hij in 1870 verkocht aan Edward baron Osy de Zegwaart. Edward van den Berghe was gehuwd met Octavie Morel. Hij was de zoon van Karel en van Henriette Marie Moretus en kleinzoon van Frans en van M. Th. de Knyff die reeds in het begin van de 19de eeuw eigenaar waren van de Oude-Gracht (3). 50
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Nog een woord over de helmkroon van dit wapen. Het is een kroon van zeven parels, dus een rangkroon voor de titel van baron. In de heraldiek is het regel dat een helm niet getopt wordt met een rangkroon maar wel met een bladerkroon. Een rangkroon met parels naar gelang de titularis word boven op het schild geplaatst, maar de man van ons obiit is niet als baron vermeld. De familie van den Berghe is afkomstig uit s' Hertogenbos. (4). De achtergrond waarop een obiit-wapen geschilderd wordt heeft ook zijn betekenis. In het gewone geval is de achtergrond zwart. Voor minderjarigen wordt een lichte achtergrond gebruikt, soms ook voor ongehuwden. Naar gelang het geval zijn er nog variaties mogelijk. Een gehuwde vrouw wordt afgebeeld als alliantiewapen, de echtgenoot met een gewoon schild en daarnaast het vrouwelijk familiewapen op ovaalvormig. Indien de man nog leefde werd de helft waarop zijn wapen licht gelaten en het tegengestelde als de vrouw nog leefde. Het dient gezegd dat we degelijke voorbeelden in onze contrijen nog niet hebben ontmoet, wel de gehele lichte achtergrond. In Engeland was een systeem in gebruik van één schild voor man en vrouw. Het werd gewoon gedeeld(=vertikaal in twee gelijke delen) rechts werd gevuld met het wapen van de man en links voor de vrouw (nog even op wijzen dat rechts in de heraldiek links is voor de aanschouwer.) Deze toepassing is minder praktisch naar gelang de aard van de wapenfiguren. Wanneer de man tweemaal gehuwd was is het schild dan in drie verdeeld ofwel doorsneden zodat de beschikbare ruimte voor de figuren kleiner is (5). We houden het dus bij ons eigen systeem dat ook varianten kent b.v. het rouwbord met kwartieren (wapens van voorouders), dat kunnen er acht zijn, zestien of nog meer. Een rouwbord van Clementine van Havre in de kerk van Maria Ter Heide is voorzien van zestien kwartieren. Een bijzonder exemplaar is wel het obiit van Jacob Amaury van Vaernewyck dat niet minder dan 64 kwartieren vertoont, aan iedere zijde 16 telkens twee naast elkaar. Over obiits is nog heel wat te vertellen maar we kijken verder naar de gewone exemplaren van de Sint Jacobuskerk. Het volgende obiit is evenals het eerste in de bovenhoek voorzien van de geboortedatum: NATUS 12 JUNII 1858. In de zijhoeken OBIIT 23 APRILIS en in de onderste hoek het jaartal 1926. Het alliantiewapen toont twee naar elkaar hellende schilden, het mannelijk gewoon maar met accolade voet en het vrouwelijke ovaalvorm . Het gevierendeeld mannelijk schild is door de gekende figuren geen probleem ter vereenzelviging. Het 1ste kwartier op azuur een linker hand van goud de palm in aanzicht. Het 2de van zilver een bruine beer rechtop tegen een boom met bruine stam en groen lover staande op een grond van 't zelfde. 3 de kwartier op goud drie klavers groen en het 4de op groen een valk van zilver met rode kap over de kop. Volgens de beschrijving in het armoriaal van de Belgische adel is de beer zwart en de boom in zijn geheel groen. Het vrouwelijk schild is zwart met negen gouden penningen in kruisvorm geplaatst. Ook dit wapen vraagt enige opmerking, mits een klein verschil past hier een andere omschrijving. Het zo juist genoemde armoriaal spreekt voor dit wapen van een paternosterkruis, de rangschikking blijft hetzelfde maar de ronde figuren zijn tegen elkaar aangesloten. Dit is het rouwbord voor Melanie Marie de Meester als echtgenote van Edward Geelhand. Voor de verdere versiering is dit alliantiewapen getopt met een helm en helmteken, de hand uit het wapen tussen een vlucht van zilver de helmkleden van azuur en goud. (6). 51
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Onder het wapen een wimpel met de leuze "ANIMO ET FORTITUDINE" (Door de moed en de kracht), zinspelend op de beer en de valk in het wapen).
Rouwbord in de Sint Jacobuskerk te Kapellen voor Melanie-Marie de Meester, echtgenote van Edward Geelhand.
Daar vrouwen vroeger niet aan de strijd deelnamen en dus ook geen helm droegen is dit attribuut niet gebruikt bij een vrouwelijk wapen. Als vrouw alleen kan er gebeurlijk wel een kroon en schildhouders voorkomen. Van schildhouders gesproken is het wel eigenaardig dat het wapen gehouden is door twee hazewindhonden die niet voorkomen in de beschrijving noch in de afbeelding van het wapen Geelhand in het armoriaal van de Belgische adel. Van het vrouwelijk wapen kunnen ze ook niet genomen zijn want bij de familie de Meester die schildhouders mag gebruiken zijn dat zwarte adelaars. Het echtpaar Edward Geelhand-Melanie de Meester kwam in 1888 door aankoop in het bezit van het kasteel Boterberg te Kapellen (7). Als we ons niet vergissen zijn de thans nog te Kapellen wonende leden Geelhand de Merxem kleinkinderen van dit echtpaar. In rechte lijn stammen ze af van de laatste heren van Merksen, nog verder terug gaande in de tijd van zoon naar vader belanden we bij de eerst vernoemde Geritz of Dierck te Leiden (Holland) en van Ceulen genoemd, waarschijnlijk naar de plaats van afkomst. Misschien al vroeger gezegd het verhaal van deze Geritz die tijdens het beleg van Leiden in 1574 de linkerhand werd afgehouwen en daardoor "Geheelhand" werd genoemd wat tenslotte Geelhand werd en gebleven is. We hopen de afstammingsliist eenmaal heraldisch te kunnen uitwerken. Het volgend obiit is van het gewoon klassieke type. In de bovenste hoek OBIIT, in de zijhoeken datum 5 APRILIS en in de voet het jaartal 1944. Ook dit vertoont een alliantiewapen met gewoon en ovaal schild. Het mannelijk schild van azuur, een balk van goud vergezeld in 't hoofd van drie letters A geplaatst 1-2 en in de voet een roskam alles in goud. De stand 1-2 voor die letters A is in de heraldiek genoemd "slecht geschikt" want drie dezelfde figuren zijn gewoonlijk geplaatst 2-1.
52
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Rouwbord in de Sint Jacobuskerk te Kapellen voor Helena-Jospehine de Ramaix, weduwe van graaf Emile Le Grelle + 22.1.1935.
Het vrouwelijk schild is van goud drie hertenkoppen lichtbruin maar in de beschrijving van dit wapen natuurkleur genoemd wat voor zulke figuur gewoonlijk als rood word genomen. Een lichtbruine figuur op gouden grond zal niet zo goed te onderscheiden zijn. Voor de verdere beschrijving is het schild nog voorzien van een schildhoofd van sabel(=zwart) beladen met drie naast elkaar geplaatste breedarmige kruisjes van goud. Het geheel is gehouden door twee leeuwen van goud staande op een gouden wimpel met in blauwe letters de leuze "NOSTRUM PRAESIDEUM DEUS". Los boven de schilden een gravenkroon van negen parels op stift. We geven de beschrijvingen van de wapens zoals ze afgebeeld zijn op de obiits met de gebeurlijke onregelmatigheden die bij rouwborden meer voorkomen. Dit is ook weer het geval met de genoemde kroon die meer heraldisch verantwoord op de twee schilden zou rusten in plaats van los er boven. Het mannelijk schild met de drie letters A is dit voor de graven Le Grelle. Het rouwbord zelf is bedoeld voor Helena-Marie-Josephine de Marbaix die weduwe was van graaf Emiel Gustaaf J.M. Gerard Le Grelle reeds overleden op 22 januari 1935. Het echtpaar Le Grellede Ramaix was eigenaar van het verdwenen kasteel "Beaulieu" te Kapellen, het overgebleven kasteelpark werd aangekocht door de gemeente als openbaar park. (8) De familie Le Grelle is ook thans nog vertegenwoordigd te Kapellen. Het vierde en laatste obiit, het meest recente, is een gewoon exemplaar van het klassieke model. In de bovenhoek OBIIT, in de zijhoeken 9 -1 en in de voet 1981. Het vertoont een mannelijk wapen met Gothische schildvoet, op goud vier balken van azuur, een canton van zilver beladen met drie rode kepers; het schild getopt met een gekroonde helm met als helmteken een zwaan van zilver met opslaande vleugels. 53
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Onder het schild een wimpel met de leuze AMORE ET LABORE. Onder het jaartal in de voet is er nog een brede witte strook waarvan we de betekenis niet kennen. Ditmaal hadden we een wapen dat niet zo dadelijk te vereenzelvigen was. Het napleuzen van het lijvige armoriaal van de Belgische adel bleef zonder resultaat en de duizenden wapens van het Rietstap armoriaal doornemen was onbegonnen werk. Tenslotte zouden de overlijdensregisters op de pastorij de oplossing kunnen brengen.
Rouwbord in de Sint Jacobuskerk te Kapellen voor een lid van de familie van de Wouwere.
Het zo juist beschreven wapen zou dit van een lid zijn van de familie van den Wouwere (ook van de wouwer) maar de doopnaam was niet geweten. Eens een naam gekend was het ook terug te vinden bij Rietstap, en deze gaf als verblijf Brussel en Antwerpen. Met deze gegevens een duik in eigen archief bracht een oude nota ten berde over de familie van de Wouwere door ridder F. de Decker uit Brasschaat die regelmatig in "Le Parchemin" publiceerde. Daaruit het volgende: "Florent van de Wouwere", echtgenoot van Athanasie Dhanis is afstammeling van een oud adellijke familie uit de Kempen die verschillende ridders telde. Een handschrift "Généalogie de l'Ancienne noble maison des Sires van den Wouwere". Alsook een meer recente genealogie in handschrift door de oud archivaris Govaerts is in bezit van M. Albert van de Wouwere, Amerikalei, 171, Antwerpen. Deze laatste bezit ook een wapencertificaat van de wapenheraut Jaerens, gedateerd 1 augustus 1703 en blazoeneert het familiewapen als volgt: van goud vier balken van azuur, een canton van zilver beladen met drie kepers van keel(=rood), een gekroonde helm, helmteken een meeuw met opslaande vleugels in natuurkleur, de bek van goud, leuze AMORE ET LABORE. Deze beschrijving strookt met de weergave van het Obiit alleen met dit verschil dat de duidelijk te herkennen zwaan als helmteken volgens de heraut Jaerens een meeuw moet zijn. 54
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
De betrokkene van het obiit zou niet te Kapellen overleden zijn, vandaar het ontbreken van de doopnaam. Het gebeurt meer dat ook op andere plaatsen waar een adellijk persoon verbleef een obiit als herinnering werd opgehangen. Te Kapellen was de familie van den Wouwere eigenaar van het verdwenen kasteeltje "Les Hirondelles" dat gelegen was ten einde de Zilverlindendreef. Een ander van de verdwenen kasteeltjes, het "Hof van Celst" later gekend als "Les Chataigniers" was in bezit geweest van Jan van de Wouwere. Voor hetzelfde goed is ook nog een Albert van den Wouwere vernoemd en deze zou met nog andere eigenaars het kasteeltje verkocht hebben aan Emiel graaf Le Grelle die gehuwd was met Helena-Marie de Ramaix die het onderwerp waren van het derde obiit. Tot zover de obiits..ln de parochiekerk van Kapellen . We zegden het al bij de aanvang, waarschijnlijk waren er nog meer. Moge deze regels misschien aanleiding geven tot het in de openbaarheid brengen van andere exemplaren van een toch heel bijzondere soort heraldiek. Noten - Verwijzingen. (1) G. de Crayencourt: Insignes de noblesse aux cérémonies coutumiéres des funérailles. L'Intermédiaire des généalogistes. Maart 1976 nummer 182. (2) De Zwarte Prins was reeds legende tijdens zijn leven. Hij was de zoon en de vader van een koning van Engeland. De zijwanden van zijn graftombe zijn versierd met beurteling zijn wapen van strijd, gevierendeeld van lelies en leeuwen en zijn wapen van vrede de drie witte struisveren op zwart schild. (3) Raymond Roelands, Harry de Sitter en Paul Arren: Geschiedenis van Hoogboom, van landelijk Ekers dorp tot parel aan de Kapelse kroon. Uitgave: Culturele heemkring "Hobonia " bladzijde 82 1996 (4) J.B. Rietstap: Armorial général. Bon. de Ryckman de Betz: Armorial Général de la noblesse BeIge 1941. Familie van den Berghe verkreeg erkenning van adel op 17 maart 1785, 16 oktober 1858 en 24 februari 1859. (5) R.H.Wilmott: Discovering Heraldry- uitg. University of London. Pres 1964. (6) Sommige afbeeldingen geven voor het helmteken Geelhand de vlucht van zuur en goud. (7) – (8) - (9) Paul Arren: Kastelen in Kapellen. Ter gelegenheid van Open monumentendag 13 september 1992. Kastelenroute Tekst en tekeningen Jos Goolenaerts .
________________________________________________________________
Het bestuur van de Culturele Kring Hoghescote v.z.w. dankt van harte onderstaande sponsors… Bouwbedrijf Valckenborgh, Starrenhoflaan 5 - Kapellen Pralines Marie-Anne, Stationsstraat 52 - Kapellen Lioen Verzekeringen,immobiliën, Statonsstraat 2 - Kapellen Optiek Patrick Thyssen, Hoevensbaan 46 - Kapellen KBC, Bank & Verzekeringen, Antwerpsesteenweg 20 - Kapellen Copy Service Center, Dorpsstraat 39 - Kapellen
55
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Eerbetoon aan een priester (slot) Na de oorlog werd hij aangesteld als Parochiepriester, eerst te Eastwood tot 1927 en daarna te…
Glossop
Het diocees van Notingham met bovenaan links: GLOSSOP.(zie pijl)
De Parochie “ALL SAINTS” is gelegen in “Oud Glossop” en was destijds eigendom van de Hertog van NORFOLK. In 1831 werd zij gedeeltelijk herbouwd door het bijbouwen van twee galerijen. Als gevolg daarvan bevonden zich in de kerk 800 zitplaatsen. (Bron: Internet). Ongetwijfeld voelde Jef zich in deze parochie snel thuis. Het werd zijn passie en zijn leven.
Jef en “zijn” twee kloosterzusters. 56
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Toch bleef hij “Vlaamse Kapellenaar”. Hij zou het nooit overslaan: elk jaar met KAPELLEN KERMIS kwam Jef over van Engeland om met zijn familieleden en zijn vrienden “kermis te vieren”. Hij logeerde dan bij zijn ongehuwde zuster Victorine en haar nicht Hélène Heirman die de tweewoonst deelden met hun nicht Hilda Heirman (mijn moeder).
Het huis nr. 28 in de Dorpsstraat van zijn zuster Victorinne.
“Nonkel” Jef met de drie kinderen van Hilda: Hélène (overleden tijdens de oorlog) Jeanne en Anna. (P.S.: Ikzelf ben geboren in 1937 en werd naar hem genoemd: Joseph)
Achteraan: Jef, Hilda, Guillaume - echtgenoot van Hilda en Charles (vriend) Vooraan: Hélène, Jeanne, Hélène, Anna, Kristin (echtgenote van Charles) en Victorine.
57
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Anderzijds nodigde hij ook familieleden en vrienden uit om hem te komen bezoeken. Wij bezitten een reeks foto’s van zijn zuster Victorine en zijn nicht Hélène samen met vrienden Charles en Kristin in Engeland (zie foto’s hieronder). Hij was wel fier op zijn parochie.
Vier foto’s genomen tijdens een bezoek aan Glossop op 18.8.1932.
58
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
“ 7 Nov. 1924 - 1 uur. Beste Moeder, Zuster en broeders. Het droevig nieuws van het afsterven van onze Anna is mij juist toegekomen; en met tranen in mijne oogen schrijf ik U deze regels. Het nieuws is niet onverwachts, uwen telegram van dinsdag, uw briefje van gisteren, en ook ik mag het wel zeggen, ik was bekommert over haren staat bij mijn vertrek van huis in augustus. Nu zal ik ze niet meer zien. Haar lijden is gedaan, en laat ons hopen dat hare belooning niet lang zal wachten. Wat zullen wij ze missen, gelijk altijd zal het nu mogelijk zijn te bestatigen wat wij verloren hebben met haar afsterven. Hare diepen christelijken aard, hare rondborstige toegenegenheid, haren geest van zelfopoffering, wat schone deugden die de volmaakte vrouwen maken. Het doet mij goed zulks te kunnen schrijven; het is eene hulde aan eene zuster die ik zozeer beminde. Het spijt mij dat ik bij haar niet konde zijn om haare laatste woorden te horen. en zelf, den grooten afstand die ons scheidt belet mij van haar ter laatste rustplaats te vergezellen. Dezen morgen reeds heb ik het H. Misoffer voor haar opgeoffert smeekende aan God, dat indien het Zijnen Wil was haar ons te ontnemen, haare laatste stonden te (…onleesbaar) en haar eene heilige dood te laten sterven. Wat moet het droevig zijn, en hoe gij ze allen zult missen: gij weet wat deel ik neem in uwe lijden. Maar geen twijfel gij zult troost vinden in ‘t gebed en in de hulp die wij haar kunnen verschaffen. Laat ons veel voor hare zielerust bidden en ons gewillig aan den heiligen Wil God’s onderwerpen. Mag ik U vragen mij te laten weten hoe alles is afgeloopen, en wat de laatsten oogenblikken geweest zijn. Tot ziens. Allerliefste Moeder, onnodig te zeggen hoe ik deelneem in de droefheid dat dit afsterven voor ons allen medebrengt. Bidt voor mij. Uwe liefhebbende zoon en broeder”. (get.) J. KETELS.
59
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Deze brief is recht uit het hart geschreven door een diepgelovig mens. De droefheid om het overlijden van zijn zuster is zeer oprecht. Op het origineel bemerk ik tevens dat hoe meer hij schrijft hoe meer onleesbaar het geschrift wordt. Alhoewel hij het overlijden van zijn zuster verwachtte moet het toch voor hem een grote schok geweest zijn. (zie afbeelding bidprentje hiernaast)
------------------------------------------------------------------------------------------------
Priester Ketels met een groep leerlingen omstreeks 1932.
1936 werd voor hem een belangrijk jaar. De parochie bestond dan 100 jaar en pastoor Joseph heeft daar alles aan gedaan om er een feestelijke gebeurtenis van te maken.
60
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
In het “Diocesan Year book” van 1937 lezen wij: “Wijding en eeuwfeest van ALL’ SAINTS Catholic Church.
De “All Saints” kerk.
De indrukwekkende wijdingsceremonie vond plaats op zaterdagmorgen 11 juli om negen uur en werd voorgegaan door de Lord Bishop of Nottingham. De Mis werd opgedragen door Vader Ketels en werd bijgewoond door talrijke priesters. Tijdens de lunch stelde Eerwaarde Pater Ketels een toast voor op “His Lordship the Bishop” verwijzend naar de “centjes van de armen”. In enkele bewogen opmerkingen verklaarde hij dat het zijn aangename plicht was een dronk ui te brengen op de gezondheid van “His Lordship” en hem te danken om met hen de viering van de grote gebeurtenis van vandaag mee te maken. Het was een buitengewone dag merkte de spreker op, een dag om opgenomen te worden in de geschiedenis van All Saints. Hij herinnerde eraan dat deze missie was opgericht door de rijken maar ingehuldigd door de centjes van de armen.” Pastoor Ketels was sterk geëmotioneerd. Hij wenste dan ook niet verder te speechen en stelde onder luid applaus voor een toast te brengen. De Bisschop van Nottingham wiens opmerkingen steeds blijk geven van een diepe menselijke interesse antwoordde met humor dat het de dag van pastoor Ketels was. Hij wenste de priester en zijn parochianen dan ook geluk met deze belangrijke gebeurtenis. De stad en de parochies All Saints en St. Mary’s hadden de laatste jaren harde tijden doorstaan maar gelukkig was er nu een kentering zichtbaar. En uiteindelijk heeft pastoor Ketels het tij doen keren met als “pronkstuk” de toewijding van de kerk voor altijd aan God. Het was dan ook de dag van priester Ketels en hij bad dat God zijn zegen zou uitspreken over priester Ketels en zijn parochianen. Alhoewel priester Ketels een zekere leeftijd bereikt had werkte hij nog steeds hard en hij hoopte dat ook zijn kerkgemeenschap hard zou blijven werken.
61
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Hij dankte priester Ketels voor de uitnodiging en hoopte dat deze gebeurtenis een start zou betekenen voor een verdere periode van vreugde in de parochie. Hij hoopte tevens dat pastoor Ketels op zijn minst nog een tweede kwart van deze eeuw mocht meemaken. Ook de burgemeester wenste priester Ketels en de leden van de Congregatie geluk met deze dag.
De All Saints’ school.
En dan was er het volksfeest. Al de scholen hadden hun beste beentje voorgezet om een of andere activiteit te organiseren. Helaas was de regen een storende factoren veel van de voorziene activiteiten moesten binnenskamers gebeuren. Het middagmaal was voortreffelijk. Het werd buiten pastoor Ketels eveneens bijgewoond door de burgemeester en door vader Brown de vorige parochiepriester. De zondag was opnieuw een memorabele dag. De “gesproken mis “ was om 8 uur, De mis van 9 uur werd voorgezeten door de Bisschop en de gezongen Eredienst van 11 uur werd voorgegaan door pastoor Ketels. Het Vormsel werd toegediend in de namiddag om 15 uur voorgegaan door de bisschop. Het nieuwe altaar werd gemaakt uit “Derbyshire stone” en er werd een prachtig vloerkleed aangeschaft.
Jef voor zijn kerk.
62
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Zicht op het altaar
In 1936 telde de Parochie All Saints 460 gelovige katholieken, 578 vervulden hun “paasplicht” en er waren in 1935 : 21 gedoopten, 9 huwelijken en 3 bekeringen. Er was één lagere school geleid door de “Sisters of the Presentation”. In het Diocesan Year book” van 1939 lezen wij: “ Pater Ketels behoorde tot de groep priesters van het vasteland waaraan het bisdom zoveel te danken had. Hij portretteerde volledig de kwaliteiten die van deze priesters zulke succesvolle missionarissen maakten in het protestante Engeland. Een diep geworteld geloof, de uitdrukking van een ononderbroken katholieke erfenis, samen met een vurige en eenvoudige blijk van liefde tot de Moeder van God, handelend al een gist voor het volk dat trots is over eigen zelfkennis en beroofd door de vloek van puritanisme van deze gelukkige en kinderlijke uiting van godsvrucht. Het plezier van pater Ketels in “Corpus Christ” en de meiprocessie was een vreugde om te beleven. En inderdaad de omgeving van Old Glossop was een ideale plaats voor dit vertoon van geloof. Met wapperende vaandels, de lokale fanfare die de flinke gezangen begeleide, slingerde de processie zijn weg beneden langs het wegeltje rond de oude kerk en met de grote heuvel van Paek als achtergrond ”. Deze foto behoeft geen commentaar. De rust, de gezelligheid spreken boekdelen.
Ongetwijfeld waren deze jaren in North Derbyshire de gelukkigste uit zijn verschillende opdrachten in het bisdom. Glossop werd zijn thuis, waar hij mensen vond met een geloof zoals dat van zijn eigen Vlaamse land. Op zijn rustige en zachte wijze won hij niet alleen de genegenheid van zijn eigen “kudde” maar van alle burgers van Glossop. 63
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
< Een gelukkig mens en zijn opvolger.
Met weinig of geen vertoon bracht hij hier en daar opmerkelijke verbeteringen in de parochie aan. De uitbreiding en omvorming van zijn school, het herschilderen van de kerk en de oprichting van een nieuw hoofdaltaar vonden hun bekroning bij de inzegening van de kerk. Hij had geen hobby’s of ontspanning buiten zijn wekelijks bridgespel. Wanneer hij toch buiten zijn parochie ging was het om zich te ontspannen in gezelschap van zijn vrienden-priesters. Hij was vooral graag gezien voor zijn oprechte en betrouwbare vriendschap. Het daaropvolgende jaar – 1937 - werd zijn werklust meer en meer overschaduwd door zijn ziekte. Hij besloot even de parochiale beslommeringen te ontvluchten en vertrok naar zijn zuster en familieleden in Kapellen met het doel terug op krachten te komen. Het was zijn vaste wil om terug naar Glossop te keren. Hij wenste tevens begraven te worden in zijn parochie en had reeds een plaats voor hem voorzien frontaal voor “zijn” Kerk.
Een vermoeide Priester Ketels bij zijn zuster. Slechts op het einde van zijn lijden aanvaardde hij verdovende medicamenten.
Het heeft niet mogen zijn. Hij verzwakte zo snel dat terugkeren naar Glossop onmogelijk was geworden. Het moet hem ongetwijfeld pijn gedaan hebben dat zijn laatste wens niet kon verwezenlijkt worden. Hij overleed op 27 maart 1938. Zijn huishoudster Miss REDINGTON
64
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
was eerder overgekomen en stond ongetwijfeld bij zijn sterfbed. Ik neem aan dat het overbrengen van zijn lichaam naar Engeland een onbegonnen werk was.
Op zijn sterfbed in het huis van zijn zuster.
Hij is begraven op de begraafplaats te Kappellen. Tot op heden is de grafsteen goed bewaard gebleven. De plaats naast hem was bedoeld voor zijn zuster Victorinne. Haar graf is intussen verdwenen.
Tussen de documenten die wij van de archivaris van het bisdom Nottingham ontvingen bemerkte ik een beschrijving van al de priesters die in Glossop - vanaf het ontstaan van de Parochie tot in 1939 - als pastoor hebben gediend. Als eerbetoon aan “onze” Nonkel Jef vertaal ik de tekst die toen specifiek over hem werd geschreven: 65
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
PROLOOG “Pastoor Joseph Ketels was Belg van geboorte en gedurende de Grote Oorlog diende hij voor een tijd als Kapelaan van de Belgische Koning Albert. Hij sprak Engels met een sterk attractief accent. Hij was buitengewoon fier over zijn diensttijd tijdens de oorlog tijdens dewelke hij gedecoreerd werd met de “Croix de Guerre”, bekend als het Belgische VC. Hij was een vurig lid van de plaatselijke tak van het British Legion. Hij was een typisch priester wiens ideeën tegenover de eerder conservatieve gebruiken in All Saints indruisten. Zo sterk waren zijn kwaliteiten dat hij in een korte periode iedereen kon inspireren en dat hij vriendschap en respect afdwong die buiten de gebruikelijke proporties lag. Als Priester leidde hij de diensten met een uitzonderlijke waardigheid en met zin voor decorum, dikwijls geholpen door zijn rijke volumineuze stem. Als man bezat hij een warm en vriendelijk gevoel dat hem geliefd maakte door iedereen. Pastoor Ketel’s jaren bij All Saints werden getekend door verscheidene belangrijke gebeurtenissen. De eerste was de viering van het “Katholiek Emancipatie Eeuwfeest” dat plaats had in 1929. Tijdens de processie via de diverse lokalen van de katholieke kerken ging men naar de Norfolk Square waar een plechtigheid plaats vond. Rond dezelfde periode tijd begon men te werken aan de uitbreiding van de (katholieke) All Saints school. Wanneer deze taak was afgewerkt begon een nieuwe fase die mocht aanzien worden als het hoogtepunt van pastoor Ketel’s werk in de All Saints parochie: de inwijding van de kerk en de viering – in 1936 - van het 100 – jarig bestaan van de parochie. De verschillende ceremonieën hadden plaats op 11 en 12 juli 1936: de consecratie op zaterdagmorgen werd gevolgd door een tuinfeest in de namiddag en een concert van de school in de avond. Op zondag werd de Plechtige Mis voorgegaan door de bisschop en de bevestiging door de zegening gebeurde in de namiddag. Er waren veel belangrijke personaliteiten - zowel geestelijke als burgerlijke - aanwezig. De vieringen in 1936 waren de aanleiding van grote trots en samenwerking van al de All Saints gelovigen. Het belangrijkste feit was echter de wil van de parochianen om samen te werken en zo de nodige fondsen te verzamelen. Dit positief resultaat was het gevolg van de eerbied en vriendschap die Pastoor Ketels van zijn parochianen mocht ervaren. Hetzelfde resultaat werd ook bereikt bij het werken aan de uitbreiding van de school. Priester Ketels had groot gelijk om trots te zijn over zijn parochie. Zo kon hij op een bijeenkomst fier zeggen: “All Saints” was gebouwd door de rijken maar geconsacreerd door de “pennies” van de armen. Binnen de twee jaar was hij - spijtig om te vermelden - overleden. Hij had reeds een ernstige hartkwaal waardoor hij wist dat hij zou sterven. Einde februari ging hij naar huis in België om zijn familieleden voor een laatste maal te groeten. Het was zijn bedoeling daarna terug te keren, maar helaas, hij stierf tijdens zijn bezoek en kwam nooit meer terug naar zijn geliefd Glossop.” (Vertaling van een artikel uit “ A History of All Saints Catholic Parish, Glossop” – 1986)
EINDE. Dankzij de vriendelijke hulp van Pater Arnold CASTRO, Assumptionist in Leuven kregen wij inzage van het persoonlijk dossier van Priester Joseph KETELS dat zich in Rome bevindt. Mijn dank ook aan Father A.P. Dolan - Archivaris van het Bisdom NOTTINGHAM die ons veel belangrijke gegevens bezorgde o.m. het Jaarboek 1937 van het Bisdom Nottingham. Tevens dank ik mijn neef Pol Ketels die mij met “raad en daad” bijstond en die veel vertaalwerk voor dit artikel heeft afgeleverd. En last but not least bedank ik mijn zuster Jeanne voor haar uitgebreid fotomateriaal en voor haar ongebreidelde kennis van onze familie. Jef HERMAN. Februari 2002 Alle foto’s en afbeeldingen bij dit relaas zijn van de familie Herman.
66
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
De familie Meeus-Moser te Putte Kapellen. Hun werk bij het verzet samen met de familie Van Niftrik en vele anderen. Aanvulling op eerdere artikels over deze familie. In het tijdschrift 't Bruggeske van maart 2002, het nummer 1, stelde ik me enkele vragen i.v.m. de familie Meeus te Putte Kapellen. Het ging hier over een artikel dat een jaar voordien en wel in maart 2001 verscheen in hetzelfde tijdschrift en dat door de nu volgende gegevens kan aangepast worden. Suzanne Meeus vertelt. Na een gesprek met dochter Suzanne, van bovenvermeld echtpaar zijn een paar zaken toch weer iets duidelijker geworden en we laten deze hierna volgen. Dochter Suzanne-Marie-Josepha Meeus, geboren te Putte Nederland op 9 juli 1919 huwde te Antwerpen op 19 mei 1945 met Jozef Greffe, geboren op 20 december 1907. Zij baatte vele jaren in de Dorpsstraat te Kapellen een radiowinkel uit Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren: 1. Jeannine-Fernande-André:geboren te Kapellen 07 juni 1947, nu wonende te Kapellen; 2. Robert-Marie-Joseph: geboren te Kapellen op 22 oktober 1950 en overleden op 26 juli 2001 te Haute Provence in Frankrijk; 3. Françoise: geboren te Kapellen op 12 december 1953 en nu wonende te Kalmthout; 4. Fernand: geboren te Kapellen op 22 september 1956 en nu wonende te Brasschaat; 5. Alain-Raymond-Yvo: geboren te Kapellen op 02 juli 1959, nu wonende te Kapellen en 6. Jacqueline-Victor-Jeanne: geboren te Kapellen op 19 april 1961, nu wonende te Kapellen. Op de vraag of de familie Meeus-Moser nu in Belgisch of Nederlands Putte woonde kreeg ik volgende verklaring: Oorspronkelijk woonde de familie in Nederlands Putte in het landhuis Welkom dat later, in 1920, eigendom werd van de familie Van Niftrik en waar de fabriek uitgebouwd werd. Dit verklaart meteen waarom 10 van de 11 kinderen in Nederlands Putte geboren zijn. Of de familie Meeus-Moser eigenaars en dus de verkopers waren is niet duidelijk doch mogelijk. Femand Meeus was immers immobiliënagent. De familie bezat nog een eigendom in de Oude Galgenstraat en woonde een tijdje in de Ertbrandstraat alsook aan de kust waarna Antwerpen met name de Sanderusstraat weer het doel was. Ook was er een gehuurd chalet in Frankrijk, waar we later nog op terug komen. Het moet rond de jaren 1926 a 1927 geweest zijn dat de familie dan verhuisde naar een nabijgelegen pand pal op de landsgrens te Putte Kapellen en er bestaat een sterk vermoeden dat deze woonst de naam "Welcome" kreeg, maar dit laatste is niet zeker. In Belgisch Putte heette het pand de "Roze Villa" en deze naam kwam omdat de kleur van het gebouw tientallen jaren onveranderd "roze" bleef. In een schrijven van de Heer Job Van Niftrik aan de burgemeester van Nederlands Putte omtrent de activiteiten van de Heer Femand Meeus tijdens de oorlog wordt deze wel genoemd als inwoner van Putte Kapellen, wonende in de Grensstraat in villa "Welcome" wat dan weer een bevestiging lijkt. Het jaartal van de verhuis wordt ondermeer gestaafd door het gegeven dat Jean-Pierre geboren werd te Kapellen en ook volgens de verklaring van mevrouw Greffe - Meeus moet het volgens haar herinnering omstreeks die periode geweest zijn, blijft het feit dat kind 11 geboren werd te Putte Nederland maar dit kan een uitzondering zijn door andere omstandigheden dan de woonplaats op dat moment.
67
’t Bruggeske jg 34 – juni 2002 – nummer 2
Met het immobiliënbedrijf van Fernand Meeus schijnt het ook niet zo te vlotten daar zijn echtgenote in beide huizen Welkom een soort pension had alsook, en dan vooral tijdens de schoolvakanties, kinderen bijhield en verzorgde. Vele van deze waren kinderen wiens ouders in het buitenland verbleven, onder andere in het voormalige Belgisch Congo. Het huis "Welcome" met bijbehorende gronden werd tijdens de tweede wereldoorlog verkocht voor de ronde som van 500.000 Bef, en is langzamerhand verkaveld en bebouwd met landhuizen. De oorspronkelijke villa staat er nog wel. De familie Meeus-Moser in het verzet samen met de Van Niftriks en anderen. In 't Bruggeske van maart 2002 schreef ik reeds over de Van Niftriks die in het verzet belandden. Ook de familie Meeus -Moser was actief in dezelfde groep en hun woning was, in tegenstelling met die van Van Niftrik, juist op Belgisch grondgebied gelegen, zodat sommige vluchtelingen met bestemming Zwitserland, Frankrijk en Engeland vaak via huize Meeus passeerden en vandaar begeleid werden door een van de familieleden naar hun eindbestemming. In het geval Meeus was dit meestal Zwitserland. Suzanne-Marie-Josepha Meeus vertelde mij dat zij vaak vluchtelingen begeleidde. Vanuit Putte werd er met de tram naar Antwerpen gereisd en ging het met de trein verder via Frankrijk naar de plaats Blamond tegen de Zwitserse grens, waar de familie Meeus-Moser een chalet huurde. Plaatselijke medewerkers die beter bekend waren met de omgeving en het doen en laten van de Duitse grenswachten zorgden er dan voor dat de vluchtelingen, meestal 's nachts, Zwitserland bereikten. In november 1942, vermoedelijk door verraad, werden leden van deze verzetsgroep gevangen genomen, waaronder het echtpaar Meeus-Moser en hun dochters Suzanne en Marie-Thérese. Zij werden door de Duitsers van hun bed gelicht in het huis aan de Ertbrandstraat waar ze toen woonden. Op weg naar Antwerpen werd de broer van Suzanne, Victor, te Mariaburg eveneens aangehouden. Voor Suzanne volgden dan 4 maanden eenzame opsluiting in de Begijnenstraat te Antwerpen omdat zij geen bekentenissen aflegt. Door de ondervragers gelijk te geven in hun insinuaties zonder iets te bekennen, werd ze uiteindelijk veroordeeld tot 206 dagen hechtenis. De resterende tijd mocht zij dan uitzitten in het gemeenschappelijke gedeelte. Haar soort politieke gevangenen krijgen van medegevangenen een voorkeursbehandeling. Het was zelfs zo dat de directeur de post voor haar binnensmokkelde onder zijn pet. Het was een groot verschil met de eerste 4 maanden. In mei 1943 werd ze vrijgelaten en werd er een hoofdstuk in haar leven bijgeschreven maar niet afgesloten. Frans Meeus. Putte Kapellen. ______________________________________________________________________________
68