Bruggeske 2003-2 juni

Page 1



’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

't Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring Hoghescote v.z.w. te Kapellen. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen - tel: 03.664.57.22.

35e jaargang – nummer 2

1 juni 2003.

_________________________________________________________________________________

In dit nummer... - Bladwijzer. - 37 - Mededeling van het bestuur. - 38 - 2de lijst met ereleden. - 39 - Zijn er nog handmolens in Kapellen? - 40 - Vondelingen te Kapellen? (slot) - 41 - Iets over vondelingennamen. - 48 - Steenbakkerij Van den Berghe - Moretus. - 50 - Ontdek met Hoghescote Sint Mariaburg. - 57 - 1923-2003: 80 jaar Kazerne Commandant Bauwin. (slot) - 58 - Verkiezingen. - 67 - Grafschriften en monumenten in en rond de St. Jozefskerk te Hoogboom - Kapellen. - 69 - Zoekplaatje. - 72 - Mededeling. - 72 Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage. _________________________________________________________________________________

Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger - Parkweg 2 - 2950 Kapellen. 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.42.67. 2003 - Copyright "Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Heemkring Hoghescote v.z.w werd opgericht op 23 december 1968. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen.

_________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 10 Euro en u is dan abonnee van Heemkring Hoghescote v.z.w. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van Heemkring Hoghescote v.z.w. – Parkweg 2 – 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro.

__________________________________________________________ 37


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Beste Hoghescotenaren, Het bestuur van Hoghescote houdt er niet van zijn leden lastig te vallen met allerlei administratieve mededelingen en gebruikt de ruimte van ’t Bruggeske liever voor artikels over heemkundige onderwerpen. Vandaag echter hebben we zulk vreugdevol nieuws te melden dat we niet kunnen nalaten jullie hiervan op de hoogte te brengen. Wat we dit jaar als streefdoel gesteld hadden: het verwerven van een vaste en aanvaardbare locatie in het centrum van onze gemeente, is ons gelukt. Het gemeentebestuur heeft ons namelijk schriftelijk bevestigd dat de kelderverdieping van het oud-gemeentehuis in het centrum van onze gemeente toegewezen is aan Heemkring Hoghescote VZW. Hierdoor zullen we over voldoende ruimte beschikken om zowel onze vergaderingen te houden als onze archieven te bewaren en deze op een overzichtelijke manier ter beschikking te stellen van het publiek. Er dienen nog wel wat aanpassingswerken uitgevoerd maar we hopen toch tegen het einde van dit jaar een feestelijke opening te kunnen aankondigen. Omdat vele leden niet vertrouwd zijn met de samenstelling van het bestuur van onze kring publiceren we hierbij de namen van de bestuursleden, hun functie en het zonenummer waarvoor zij aanspreekpunt zijn. Wij hebben onze gemeente ingedeeld in zonenummers die jullie kunnen terugvinden op de lidkaart en op het adresetiket van elk Bruggeske. Samenstelling bestuur: Voorzitter: Balbaert Roger Parkweg, 2

Zone: 2

Activiteitenbeheer: Alen Chris Peedreef 52

Zone: 4

Activiteitenbeheer: van Linden Gusta Parkweg, 2

Zone: 10

2950 Kapellen

2950 Kapellen

2950 Kapellen

Archivaris - Webmaster: Zone: 11 Brans Marc Leeuw van Vlaanderenlaan 38 - 2950 Kapellen Ondervoorzitter: Herman Jozef Sparrenlaan, 19 Raadslid: Van Bockel Paul Zilverboslaan, 62

03/664 57 22 Roger.balbaert@pi.be 03/664 05 01 chris.Alen@skynet.be 03/664 57 22 Roger.balbaert@pi.be 03/605 35 38 Marc.brans@yucom.be

Zone: 5 & 8 03/664 57 25 2950 Kapellen Zone: 6 2950 Kapellen

Secretaris / Penningmeester: Zone: 1 & 9 Van den Bleeken Roger Berkenlaan, 11 2950 Kapellen

38

03/664 68 00 pvb.mz@belgacom.net 03/664 63 22 vandenbleeken@yucom.be


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Genealogie: Vanderhaeghe Jan Claessensdreef, 136

2950 Kapellen

Raadslid: Van Eylen Gert Kon. Elisabethlei, 41

2950 Kapellen

03/665 15 56 Vanderhaeghe.Jan@village.uunet.be

Medewerkers die geen bestuursleden zijn: Samenstelling van tijdschrift ’t Bruggeske: Dondelinger Marcel Eikvarenlaan, 19 2950 Kapellen Meeus Frans Grensstraat, 132

Zone: 3 2950 Kapellen

Raemaekers Robert Zone: 7 Elzenstraat, 29 2950 Kapellen _____________________________________________________________________

Lijst van de ereleden 2003. ( 2de lijst ) Familie Familie Familie De heer Familie De heer Mevrouw De heer De heer De heer De heer Mevrouw De heer De heer De heer De heer

Buntinx – Poels De Schutter – De Borger Dons – Mattheesens Echelpoels Victor Geraets W. Helsen Koen Hendrickx Maria Hendrickx F. Hendrickx Paul Janssens Luc Lenaerts Jacques Rommens Gilberte Stokmans Jan Van den Kieboom Karel Van Mechelen Dirk Verbruggen Herman

Kon. Astridlaan 18 Past. Michielsensstr. 13 Ertbrandstraat 206 Beukendreef 5 Sevenshanslei 41 Zilverlindendreef 2 Leerhoeklaan 21 Kastanjedreef 77 Blokstraat 92/24 Bunderbeeklaan 1 Hoevensebaan 57 Essenhoutstraat 47 Middendreef 40 Lijsterlaan 13 Asterlaan 7 Kattenberg 122

2950 Kapellen 2640 Mortsel 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2180 Ekeren 2950 Kapellen 2500 Lier 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2950 Kapellen 2140 Borgerhout

__________________________________________________________________________

Grimlachjes - “ Kan jij gedachten lezen? Ja?” “ Dan bied ik u mijn verontschuldigingen aan.” - Sommigen zijn beleefd, anderen zeggen de waarheid. - Je bent nooit te dik, je bent te klein voor je gewicht.

39


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Zijn er nog handgraanmolens in Kapellen? Tijdens de oorlogsjaren was brood gerantsoeneerd, wat betekende dat men enkel brood kon kopen tegen afgifte van rantsoeneringzegels. Voor vele families was het toegekende rantsoen echter ruim onvoldoende om de hongerige magen te vullen en bovendien was het aangeboden brood meestal van slechte kwaliteit. Er werd dan ook naarstig gezocht om het aanbod aan dagelijks brood te vermeerderen. Het bekomen van graan op de zwarte markt bij de landbouwers was wel mogelijk, alhoewel graan eveneens op de bon stond en het vervoer ervan door ambtenaren gecontroleerd werd. Wanneer het graan dan toch veilig thuis aangekomen was, diende het nog gemalen te worden om bloem te bekomen waarmee tenslotte brood kon gebakken worden. Om het graan te vermalen tot bloem bediende men zich van handgraanmolens. Hierin bestonden allerlei modellen, gaande van gietijzeren modellen tot zelf in elkaar geknutselde houten molentjes.

De oudere generatie zal zich wellicht herinneren hoe menig kind, jonge man of vrouw deze arbeidsintensieve karwei met blaren op de handen diende te bekopen. Wij zijn dan ook op zoek naar deze graanmolens die door vele gezinnen werden gebruikt. Met onze oproep willen we onze collega, Hugo Lambrechts, uit Schoten helpen om een inventaris op te maken van de nog bestaande handgraanmolens in de provincie Antwerpen. U kunt uw medewerking aan deze studie verlenen wanneer U over dit gebruiksvoorwerp beschikt. Neem even contact met één van onze bestuursleden waarvan de namen in dit tijdschrift zijn opgenomen. Wij komen een foto maken van het molentje welke vervolgens, al of niet met vermelding van uw naam, opgenomen wordt in een latere publicatie. Kijk even op zolder of in de kelder. U zou er ons mee helpen. RVdB. Foto’s Frans Visschel – 2002 . Verzameling “Turninum – Deurne”.

40


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Vondelingen te Kapellen ? (slot) Jan Vanderhaeghe 9.Uitbestede wezen te Kapellen CLAESSENS Joanna,1 geboren te Antwerpen op 7 augustus 1879 CLAESSENS Joannes,2 geboren te Antwerpen in 1883 Beide kinderen worden samen op 15 juli 1887 uitbesteed bij Adriaen Denhauwer die woonde op de Hoevensesteenweg nr 104 bij Kapellen. Hij ontvangt 120 fr per kind. In juni 1888 verhuisde het ganse gezin naar de Beenhouwerstraat te Ekeren, maar een jaar later komt het gezin terug in Kapellen wonen aan de meisjesschool. De twee bestedelingen zijn er nog steeds bij en blijven er ook tot dat Joanna in januari 1895 naar de Normaalschool te Berlaar trekt. Haar broer blijft nog zeker tot in 1900 bij het pleeggezin. Daarna zijn er geen inschrijvingen meer. DE LAVA FELIX MATHEUS,3 was de zoon van Isidoor (+ Antwerpen 3 maart 1889) en Barbara Cecilia Ferdinand (+ Antwerpen 5 februari 1820) en werd geboren te Antwerpen op 8 maart 1880. Op 4 maart 1890 komt hij in het jongensweeshuis terecht. Hij moet ziekelijk geweest zijn want hij verblijft over en weer in het jongensweeshuis en het Stuivenberggasthuis. Op 28 mei gaat hij bij doktor M. Vereertbrugghen te Kapellen wonen. De gegevens eindigen met “post verlaten” DE RIDDER Sophia,4 geboren op 4 februari 1866 te Antwerpen als dochter van Ferdinand De Ridder, overleden op 17 juli 1866 te Antwerpen en van Maria Theresia Van Wijck, overleden op 8 juli 1866 te Antwerpen. Vanaf 1867 tot 1875 wordt zij uitbesteed te Grobbendonk bij Joseph Van Beylen. Op 2 augustus 1875 komt zij terecht bij het gezin Petrus Hens-Mortelmans te Kapellen. Joseph Van Baelen woonde “tegen de steenweg naar Hoevenen bij de molen te Kapellen”. OP 5 februari 1876 gaat zij terug naar het vondelingenhuis en vandaar naar het maagdenhuis. Op 26 juli 1882 wordt zij weergegeven aan haar tante P.Vandevelde-De Ridder. DE ROECK Joanna Clara, 5 werd geboren te Antwerpen op 16 december 1855. Haar vader, Joannes Cornelius De Roeck overleed te Antwerpen op 14 augustus 1859 en haar moeder Cornelia Vandevelde te Ekeren op 22 februari 1860. Eerst werd zij uitbesteed bij Joannes Verstraete maar werd daar na twee jaar weggehaald omdat “ hij een slechte kerel was”. Op 21 november 1862 wordt zij geplaatst bij Petrus Huyskens, schoenmaker te Kapellen. Hij woonde te Kapellen-dorp bij de Grote Steenweg. Zij blijft daar tot 20 augustus 1864 waarna zij voor 5 jaar te Brecht geplaatst wordt. De volgende vijf jaar brengt zij door in het vondelingenhuis, het maagdenhuis en het SintElisabethgasthuis. Op 24 maart 1874 uiteindelijk gaat zij dienen bij Meester Tillieux, notaris te Ekeren. DIRCKX Petrus,6 werd uitbesteed bij Mattheeusen Frans, wonende te Kapellen nabij het dorp op de steenweg naar Antwerpen. Dit gegeven komt uit het dorpsboek begonnen in 1883 en meer gegevens zijn niet te vinden. Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBV: 220 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBV: 220 3 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBV: 334 4 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBT: 354 5 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBT: 135 6 Dorpsboek 1883 – nr 1403. Besteding M6 -59 1 2

-

WM 1879/11. WJ 1883/3 WJ 1880/30 WM 1866/3 WM 1855/6 41


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

DURé Jan Gerard,7 werd geboren te Antwerpen op 25 maart 1841. Hij was de zoon van Henri Duré en Catharina Guilliam. De moeder is overleden en de vader moet nog voor drie kinderen zorgen. Op 28 februari 1842 wordt hij geplaatst bij Jaecques Van Tilborch en Anna Catharina Van Ostaey, wonende op de Verkensmerkt te Kapellen (?). Zij krijgen daarvoor 67,-. Op 18 december 1842 overleed hij te Kapellen aan de mazelen. Bij het gezin Jaecques Van Tilborgh moeten wij toch zeker even blijven stilstaan. Hij werd geboren in Stabroek op 8 augustus 1812. Zijn vrouw, Anna Catharina Van Ostaey werd geboren te Huybergen op 5 mei 1811. Zes kinderen werden geboren te Kapellen. Een van meisjes Sophia huwde op 17 juni 1863 voor de kerk met ……… Ignatius Hotag. Juist! De vondeling welke wij bij het begin van dit artikel uitvoerig belicht hebben. Het gezin woonde in de “Cappelschestraet huis nr 96”. GAFFENAER ELISABETH,8 werd geboren te Antwerpen op 1 januari 1819. Zij werd uitbesteed op 27 juli 1824 bij het gezin Petrus Kloeck en Maria Van Pelt die bij de molen van Kapellen woonden. Na een verblijf van drie jaar wordt zij terug naar het vondelingenhuis gezonden en later heruitbesteed te Bergh alwaar zij overleden is op 31 december 1832. GREEFS ANNA CATHARINA,9 geboren te Antwerpen op 9 april 1876 GREEFS FRANS ALFONS,10 geboren te Antwerpen op 14 augustus 1878 Hun vader Petrus Joannes Greefs overleed te Antwerpen op 27 februari 1881 en hun moeder Joanna Maria Van De Moer op 1 januari 1886. (zie ook afbeeldingen hierna)

Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBQ: 329 - WJ 1841/1 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBO: 399 - WM 1819/5 9 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBV: 165 - WM 1876/13 10 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBV: 165 - WJ 1678/18 42 7 8


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Anna Catharina en Frans Alfons werden uitbesteed op 1 april 1886 bij Bernard Van Eeckele te Kapellen. Hij woonde op de Capellesteenweg bij de Waterstraat. Bij die naam staat ook nog geschreven “bij de moederlijke grootmoeder”. Het verband is echter niet duidelijk! In de rand staat ook bijgeschreven “moeilijk te vinden”! Tijdens haar verblijf gaat Anna Catharina verschillende malen naar het gasthuis voor haar ogen. De laatste inschrijving is van 1892 waarin staat dat ze nog steeds bij haar voedster is maar er wordt geen kostgeld weer betaald. Haar broeder blijft bij haar tot in 1895, waarna hij zijn militieplicht gaat vervullen. JANSSENS MARIA ELISABETH,11 werd geboren te Antwerpen op 3 januari 1843 als dochter van Jan Frans Janssens en Clara Maria Adam. De vader was weduwnaar en kan de kost voor 4 kinderen niet winnen. Maria Elisabeth werd aanvaard op 18 april 1846. Ook haar broer JANSSENS CORNELIS,12 die geboren werd te Antwerpen op 27 augustus 1845 werd op dezelfde dag aanvaard. Maria Elisabeth werd geplaatst bij Cornelis Janssens te Kapellen op 17 juli 1846. Zij lijdt aan een klierziekte. Op 3 augustus wordt zij terug naar het vondelingenhuis gezonden. Zij wordt nogmaals geplaatst in een gezin te Vorst maar uiteindelijk in september 1852 aan de ouders weergegeven Op 3 januari 1848 wordt Cornelis aan de vader teruggegeven. Uit deze korte zinnen kan toch veel opgemaakt worden over eerst de neergang van een gezin enerzijds en toch, ongetwijfeld niet zonder grote moeite van de vader en het aangaan van een huwelijk, de hereniging van het oorspronkelijke gezin. JOOSTENS ANNA MARIA,13 werd geboren te Antwerpen op 7 augustus 1846 en werd op 1 augustus 1849 aanvaard omdat haar moeder Anna Catharina Marieën overleden was op 9 october 1848 en haar vader, een gewezen herbergier, de kost voor 5 kinderen niet kon verdienen.

Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBR: 186 - WM 1843/5 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBR: 186 - WJ 1845/2 13 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBR: 429 - WM 1846/1 43 11

12


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Zij werd uitbesteed bij Jan Frans Vandevelde, herbergier in de “Metsersbaas” in het dorp bij de Hoevensebaan. In de bevolkingsboeken van Kapellen vinden wij haar terug als “bestedeling der godshuysen” op 22 juni 1855. Einde 1857 gaat ze terug naar het maagdenhuis alwaar ze schielijk overlijdt op 18 april 1863. Haar zus Maria Theresia werd eerst in Wijnegem uibesteed en ging in 1864 dienen bij de burgermeester van Oud-Turnhout. KOECKELBERG FRANCISCA,14 werd geboren te Antwerpen op 10 september 1813 als onwettige dochter van Aldegonde Koeckelberg. Zij werd uitbesteed op 8 october 1813 bij Joannes Bouré en Anna Cornelia Vergult te Putte bij Kapellen aan 20,- per jaar tot 1821, daarna 17,-. Op 17 april 1824 wordt een extra kledingtoelage uitbetaald voor haar eerste communie. Op 20 november 1824 werd zij aan de moeder teruggegeven. Joannes Bouré(Boeren) was handwerker en afkomstig van Brecht. Zijn echtgenote was geboortig van Kapellen op 14 april 1777. Zij hadden in het totaal 5 kinderen,waarvan een tweeling. Het gezin verbleef in de wijk A huis nr 32, Essenhoutstraat. PALMANS JAN BAPTIST,15 Werd uitbesteed bij Hoegaerts Petrus, smid bij het dorp van Kapellen. Geen verdere gegevens POOTERS JAN BAPTIST, POOTERS JAN HENRI,16 waren de twee kinderen van Jacobus Pooters en Theresia Van Nuffelen. De vader was veroordeeld tot vijf jaar gevangenschap en de moeder was ziek en nog belast met vier kinderen waarvoor zij de kost niet kon verdienen. De twee kinderen worden aanvaard op 28 augustus 1834 voor de opsluitingsperiode van de vader. Jan Henri werd geboren op 4 juli 1826. Na zijn aanvaarding blijft hij een maand in het vondelingenhuis en gaat dan op 25 september 1846 naar Joannes Baptist Ibens te Kapellen aan 80 fr per jaar. Hij verblijft daar 7 maanden . Joannes Baptist Ibens was strodekker van beroep. Hij werd geboren in Kapellen op 11 februari 1790. Op 23 februari 1813 huwde hij te Kapellen met Joanna Maria Koekelberg eveneens geboortig van Kapellen. Amper zes maanden later wordt het eerste kind geboren en er zullen er nog vijf volgen. Het gezin woonde “wijk A huis nr 57”, Essenhoutstraat. Op 11 mei 1847 wordt hij verplaatst naar het gezin Pierre Jan Blankers, schoenmaker te Kapellen. Niet voor lang echter, twee maanden later later gaat hij naar het gasthuis en komt terug op 21 juli 1847. Weer niet voor lang, twee weken nadien op 4 augustus is hij vertrokken naar Heist op den Berg. Pierre Jan Blankers werd geboren te Ekeren op 12 juni 1810 eveneens zijn echtgenote Maria Cornelia Hermans. Zij hadden 7 kinderen geboren in Kapellen en Ekeren. Het gezin woonde “wijk A huis nr 58, Essenhoutstraat”. Hij was dus de naaste gebuur van Joannes Baptist Ibens, gezin waar de wees daarvoor verbleef. Zijn broer Jan Baptist wordt de dag na zijn aanvaarding reeds uitbesteed achtereenvolgens in de dorpen Herselt, Vertrijk, Lovensjoel en Rotselaar. In 1848 wordt hij overgeschreven in een speciaal register M! genoemd. (In dit soort register werden de geestenszieken ingeschreven.) Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBM: 319 - VM 1832/38 en ET V5/76 Bron: OCMW Archief Antwerpen: M5/27 16 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBP: 394 - WJ 1826/1 44 14 15


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

PAUWELS JACOBUS EMANUEL,17 werd geboren op 1 januari 1729 te Antwerpen SintJacobs. Kort na zijn geboorte overleed zijn moeder en zijn vader bleef achter met nog één kind. Op 29 januari 1729 werd hij uitbesteed bij het echtpaar Michiel Pluym en Anna Weyns, die woonachtig waren in Hoogboom 15 maanden later, op 28 april 1730, verhuist hij naar het gezin Hendrick Boes en Digna Hus in Kapellen.(x Kapellen 1706) In 1738 verhuist hij nogmaals en is dan bestedeling bij het echtpaar Marten Peeters en Anna Lambrechts, een kinderloos echtpaar woonachtig in de Capellestraat te Kapellen Op 2 mei wordt met Marten Peeters een overeenkomst afgesloten dat hij het kind nog “ drie jaeren voor niet zal houden” In 1746 vinden we dan de laatste inschrijving dat hij nog 3 florijnen schoengeld moet krijgen. PERSOONS JOANNES LUDOVICUS,18 werd aanvaard nadat zij vader Joannes Jacobus Persoons overleden was en zijn moeder Maria Theresia Kox de kost alleen niet meer kon verdienen. Hij werd geboren te Antwerpen op 9 augustus 1821. Na zijn aanvaarding wordt hij uitbesteed bij het gezin Franciscus Van Dorst en Joanna Nagels te Kapellen op 15 april 1830. Hij verblijft er slechts 4 maanden, tot 24 augustus en wordt dan naar het vondelingenhuis teruggezonden. RAEYMACKER JACOBUS,19 werd in Antwerpen geboren op 22 december 1842. Zijn moeder, Maria Joanna Storms was toen reeds twee maanden weduwe van Antonius Raeymaecker. Zij kon voor haar vijf kinderen de kost niet winnen. Jacobus wordt daarom aanvaard door de kamer en uitbesteed op verschillende adressen te Deurne, Haacht, Mechelen, Kampenhout, Leuven (bij drie verschillende gezinnen) om uiteindelijk bij Theodoor Busschops te belanden op 16 april 1860. Theodoor Busschops was winkelier in het dorp op de steenweg naar Hoevenen. Op 27 juli 1860 wordt hij terug naar het vondelingenhuis gestuurd. Op 28 augustus 1862 krijgt hij toelating om militair te worden, maar hij wordt afgekeurd voor “ zeer slap van gezight en klein van gestalte”. REYNTJES THEOPHIEL,20 werd geboren te Antwerpen op 29 juli 1901 als zoon van Theodoor Victor (+ 2 januari 1906) en Maria Westerlinck (+ 9 maart 1905). Op 3 mei 1906 werd hij aanvaard in het meisjesweeshuis (sic!) en in 1907 werd hij uitbesteed bij J.Calluy, Coiffeur te Capellen-Dorp op 15 december 1921. Hij vertrekt daar op 29 juli 1923, hij is dan meerderjarig. SCHELLEKENS ANNA CATHARINA BEATRIX,21 geboren 2 maart 1833, kind van Christianus Schellekens en Anna Cornelia Lensen, Nederlanders. De vader overleed op 26 september 1845 en de moeder op 17 oktober 1837 bij de geboorte van haar derde kind. Zij werd belg op 25 november 1854. Na eerst een maand bij Frans Janssens uitbesteed geweest te zijn komt zij op 14 mei 1854 bij Vandewouwer wonen, winkelier te Kapellen. Op 21 augustus 1855, ze is dan 22 jaar gaat zij wonen (dienen?) bij de Heer BosschaertsVan den Bergh op de kleine markt 20.

Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBK: 435 - CBD 1728-1768 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KB0: 552 - WJ 1821/5 19 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBQ: 452 - WJ 1842/26 20 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBX: 822 - WJ 1901/4 21 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBR: 153 - WM 1833/21 45 17 18


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Haar broer Jan Baptist, geboren in 1834 werd eerst uitbesteed, maar volgens de inschrijving in 1851 aan de moeder weergegeven. Duidelijk een fout, zijn moeder was reeds in 1837 overleden. Op 19 januari 1849 wordt het derde kind, Isabella ook aanvaard en gaat eerst naar het maagdenhuis tot in 1858. Daarna gaat ze wonen bij haar zus Anna Catharina Beatrix. SIBOS JAN BAPTIST FRANS,22 werd geboren als onwettige zoon van Maria Theresia Sibos te Antwerpen op 26 juni 1823. Over deze jongen schrijft men “ gebrekkelijk, gebult, kortborstig en ziekelijk. Hij verblijft slechts kort te Kapellen bij kleermaker Cornelis Janssens die op het Essenhout woonde. In 1847 verhuist hij naar Hoboken en op 24 november 1848 overlijdt te Antwerpen in het vondelingenhuis. STROOBANTS ANNA,23 geboren te Antwerpen op 20 december 1883 als dochter van Jan Baptist Stroobants (+ Antw. 17 augustus 1888). Haar moeder overleed te Antwerpen op 2 april 1885. Zij werd aanvaard in het meisjesweeshuis op 24 augustus 1888. Tussen 1888 en 1894 verblijft ze afwisselend in het meisjesweeshuis en het gasthuis. Op 27 juli 1894 wordt zij uitbesteed bij Virginie Bresseleirs die op de Hoevensebaan te Kapellen woont. Zij verblijft er echter maar een goede maand en gaat terug naar het Antwerps weeshuis. Later wordt zij nog bij verschillende Antwerpse gezinnen uitbesteed. VANDEPUT JACOBUS.24 Op 1 juli 1739 worden de drie kinderen van Carolus Vandeput en Anna Maria Arens aanvaard. De moeder was op 15 juni 1739 overleden in het SintElisabethgasthuis en de vader was sindsdien weggelopen zonder dat men weet waar naar toe. Jacobus die geboren werd te Antwerpen (Sint-Joris) op 30 september 1731 werd uitbesteed bij Peter Van Boos en Anna Cose.(Een inschrijving op latere datum spreekt over een Peter Bosch en Anna Kockx, we kunnen veronderstellen dat het over dezelfde personen gaat) Op 3 juli 1740 wordt gemeld dat hij bij de boer gaan lopen is, hij is dan negen jaar. Op 9 september wordt hij terug in hetzelfde gezin uitbesteed, echter voor maar drie weken. OP 30 september 1740 wordt hij uitbesteed te Werchter, waar hij in 1845 gaat lopen zonder een spoor na te laten. Zijn zuster, Maria Franciscus in 1733 geboren wordt uitbesteed te Schelle en Kontich en overlijdt in het vondelingenhuis in 1741.25 Nog een zuster, Anna Marie geboren in 1737 wordt uitbesteed te Rumst en overlijdt aldaar op 1 februari 1744. 26De drie weeskinderen hebben elkaar dus –na hun aanvaarding- nooit meer teruggezien. VAN AEL PAULINA,27 geboren te Antwerpen op 1 mei 1858, als dochter van Petrus Van Ael en van Maria Francisca Gelens. De vader is overleden op 18 augustus 1870 en de moeder op 21 maart 1871. Zij verblijft eerst 3 jaar in het maagdenhuis, en zij lijdt aan de vallende ziekte waarvoor zij verschillende malen wordt opgenomen in het Sint-Elisabethgasthuis. Niettemin wordt zij op 9 juni 1874 toch uitbesteed bij Hofkens Joanna, weduwe, winkelierster aan de statie aan 50 fr per jaar. Na zes jaar verblijf gaat zij op 26 april 1880 bij haar zuster wonen. Enkele maanden later wordt zij naar Geel gebracht.

Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBR: 33 - M3/ 35 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBV:267 - WM 1883/8 24 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBK: 532 - CBD 258 25 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBK: 532 - CBD 260 26 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBK: 532 - CBD 259 27 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBV: 51 - WM 1858/31 46 22 23


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

VAN LOON ROSA, 28 Zij wordt uitbesteed in de periode 1893-1901 bij Wouters D., hovenier aan de Antwerpse Steenweg. Geen verdere gegevens. VAN MELSEN ANTONIA,29 geplaatst bij de weduwe van Van Oeckel Henri, winkelierster in het dorp, later bij Ibens Frans bij de kerk. VIVET FRANCISCUS en CHRISTIANUS,30 waren kinderen van Franciscus Vivet en Joanna Saenen. Vader Franciscus overleed op 16 oktober 1844 en moeder Joanna op 19 december 1843. (Zie ook de afbeeldingen hierna)

Bron: OCMW Archief Antwerpen: V5 -185 Bron: OCMW Archief Antwerpen: V4 – 81! 30 Bron: OCMW Archief Antwerpen: KBR: 92 - WJ 1836/13 47 28 29


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Franciscus, 6 jaar oud en Christianus, 8 jaar oud werden beiden 12 dagen na het overlijden van hun vader uitbesteed bij het echtpaar Janssens Henri – Elisabeth Palincx die bij de kerk van Kapellen woonden. Op 17 februari 1849 werd Franciscus naar het vondelinghuis teruggstuurd met een “kwaed hoofd”. Later komt hij in het jongenshuis terecht. Wat betreft Christianus, verklaard Pastoor van Eeckelen dat hij een goede jongen is en zijn eerste communie gedaan heeft. In 1850 gaat hij ook naar het jongenshuis om dan in 1876 zelfstandig in Antwerpen te gaan wonen. Janssens Henri werd geboren te Kapellen op 15 juli 1808. Zijn echtgenote Elisabeth Palincx was geboortig van Wuustwezel op 2 januari 1803. Zij huwden te Kapellen op 7 mei 1844. Er zijn geen kinderen bekend van dit echtpaar. Zij bleven kinderloos, waarschijnlijk de reden waarom zij zich ontfermden over twee weeskinderen. Het echtpaar en de weeskinderen woonden in wijk A huis nr 166, de huidige Dorpstraat _______________________________________________________________

10.Besluit De achterliggende gedachte bij het opmaken van dit artikel was uit te zoeken of van die vondelingen die in Kapellen uitbesteed werden er geen bij waren die in Kapellen gebleven zijn, huwden en voor een nageslacht zouden zorgen dat heden ten dage nog in Kapellen verblijft, zoals aangetoond met Ignaas Hotag, hoofdzakelijk Stabroek maar toch ook bindingen met Kapellen. We kunnen besluiten dat dit niet het geval is geweest. Alle bestedelingen vertrokken na verloop van tijd terug naar het vondelinghuis of naar een andere gemeente of overleden op jonge leeftijd. Toch hopen wij met dit artikel enig licht geworpen te hebben op het maatschappelijk fenomeen “vondeling” en de afhandeling in de 19de eeuw van zulke zaken. In de periode 1812-1860 werden te Antwerpen 4017 kinderen te vinden gelegd. __________________________________________________________________________

Iets over vondelingennamen. Naar aanleiding van het artikel over vondelingen te Kapellen kreeg ik vragen ontrent de betekenis van vondelingennamen of hoe men er toe kwam een bepaalde naam aan een kind te geven. Een woordje uitleg daarover. Dikwijls was bij de vondeling door de moeder een briefje gevoegd waarop een naam was aangeduid. Isidore Le Soleil dankt zijn naam aan een briefje waarop geschreven stond: le 15 mai 1813 samedi St. Isidore désigne le soleil. Een andere vondeling zal Marie Batises heten, omdat op het briefje in de vorm van een hart gesneden, geschreven werd, Marie Batises. Waarmede natuurlijk bedoeld werd, dat Marie gedoopt was. Jozef Rooms wiens naam slecht afgeschreven werd van het begeleidend briefje, zal het in de toekomst maar met Jozef Kooms moeten doen. 48


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Ontbrak elk gegeven bij het kind dan was het de officier van de burgelijke stand die een naam gaf aan het kind, en zij hadden daarin een grote vrijheid. Heel wat namen zijn afgeleid van de plaats waar het kind werd gevonden, zoals Verbruggen, Van Der Poorten, Van De Kerckhoven, Van Der Deuren, Portael, enzovoort. Wat echter niet wil zeggen dat u, als u deze naam draagt, daarom van een vondeling afstamt. In het Antwerpse is de naam Kerkstoel een bekende vondelingnaam. Andere namen hadden iets te maken met de kenmerken van het kind (bv. De Schreeuwer), de vinder (bv. De Coster) of ook met het tijdstip (bv. Noel, gevonden op Kerstdag). In de “rue de la Grande Echarpe”, wat de Franse vertaling was van de Grote Goddaert, wordt een jongetje gevonden van één dag oud. Men heet hem Joseph Echarpe. Een meisje van 6 maanden wordt in de schuif ontdekt. Op de borst draagt het een stuk karton met een nietszeggende aantekening. Het zal voortaan de naam dragen van Egberta Carton. Veel van de vondelingennamen hadden een Franse klank, dat is niet verwonderlijk als we weten dat het de Franse overheid was die de schuif heeft ingevoerd in onze gewesten. Als eind april 1814 de Franse bezetter vertrok en wij onder het Hollandse regime kwamen bleven de vondelingennamen nog lang verfranst. Slechts langzaam drong de Hollandse opvatting door en zette ook zij haar stempel op de namen van de vondelingen. Euphrasie Fabel, gevonden in de Klokkengang (Blauwbroekstraat) en binnen gebracht door een vrouw, met een uitleg die voor de bestuurder niet al te duidelijk of geloofwaardig scheen, zij kreeg dan ook de naam Fabel. Echter, voor de meeste vondelingennamen is geen zinnige uitleg te geven. Waarom men gevonden kinderen met namen als Zandplant, Ijskol, Zoeker, Weerglas opzadelde zal wel altijd een raadsel blijven. Voor deze nog wel! Op 31 juli 1860 werd de schuif in Antwerpen definitief gesloten om middernacht. Op klokslag middernacht, rinkelde voor de laatste maal de bel in de portiersloge. Het laatste kind lag in de schuif. Men gaf het de naam Joseph Finis. Een duidelijker verklaring van deze familienaam kan niet bestaan. Veel van die eigenaardige vondelingennamen zijn met de tijd verdwenen. Daar zijn twee redenen voor: er was een enorme kindersterfte bij de vondelingen en de meeste te vondeling gelegde kinderen waren meisjes, die de naam niet voortzetten. Jan Vanderhaeghe. _____________________________________________________________________

Raadpleging van documentatie van de Heemkring Hoghescote is mogelijk op de 2e donderdag van iedere maand (behalve in juli en augustus)

in de Dorpsstraat 34 - 36 Kapellen vanaf 19 uur 49


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Steenbakkerij Van den Berghe - Moretus. De naam van den Berghe-Moretus is een beetje misleidend voor dit artikel dat handelt over de steenbakkerij in Putte Kapellen. De heer Charles van den Berghe, geboren te Antwerpen op 14 november 1785 en overleden te Ekeren Hoogboom op 17 januari 1832, was gehuwd met Henriette-Marie-Isabelle Moretus, geboren te Antwerpen op 9 november 1793 en overleden te Ekeren Hoogboom op 12 juni 1869. Het echtpaar van den Berghe-Moretus woonde op De Oude Gracht. Het gezin telde 4 kinderen: 1. Emilie, geboren in 1817 en overleden in 1880, was gehuwde met Contstantin, baron Caters , 2. Colette, geboren in 1818 en overleden in 1885 huwde met Georges Bosschaert Bouwel, 3. Mathilde, geboren in 1819 en overleden in 1885 was gehuwd met Maurice, burggraaf Nieulant et de Pottelsberghe, 4. Eduard-Adrien Joseph van den Berghe, geboren te Antwerpen op 17 maart 1821 overleden te Antwerpen op 14 februari 1881.

de de de en

Voornoemde Eduard van den Berghe was op 8 december 1858 te Froidmont gehuwd met Octavie-Adèle Morel, geboren te Doornik op 8 maart 1825 en overleden te Kapellen op 26 december 1919. Dit echtpaar werd eigenaar van De Oude Gracht, breidde dit domein uit tot 463 ha en verkocht het in 1870 voor 659.580 BEF aan de heer baron Eduard-Joseph Osy de Zegwaart. Moeder van den Berghe bleef na het overlijden van haar echtgenoot op het kasteel De Oude Gracht wonen bij haar zoon Eduard van den Berghe en diens echtgenote Octavie Morel. Het is moeilijk uit te maken wie nu eigenlijk de plannen opvatte om in Putte-Kapellen een steenbakkerij uit te baten - de moeder of de zoon. Alle briefwisseling werd gevoerd door de zoon Eduard van den Berghe alhoewel deze ondertekend werd "van den Berghe-Moretus", wat zou kunnen verwijzen naar de moeder. Zoals wij later zullen zien is er ook een opposant van de geplande steenbakkerij die verwijst naar "mevrouw van den Berghe-Moretus", rentenierster te Ekeren die de steenbakkerij wenste op te richten. Verwijzende naar het Koninklijk Besluit van 31 januari 1824, dat de wetgeving regelde voor de hinderlijke bedrijven, schreef de heer Eduard van den Berghe een brief naar de Gouverneur van de provincie Antwerpen. Deze brief droeg 2 verschillende data: op de eerste bladzijde vermeldde de schrijver 18 maart 1842 en op de laatste bladzijde 19 maart 1842. In feite betrof deze aanvraag waarschijnlijk een nieuwe oven… alhoewel. In de gemeentelijke archieven van Kapellen vonden wij dat er enkele jaren voordien ook reeds een aanvraag ingediend was door de heer Carolus van den Berghe om een steenbakkerij op te richten op een stuk grond gelegen tegen de Kapelsestraat. Tijdens de zondagen 23 en 30 mei 1830 en ook op zondag 13 juni 1830 werd deze aanvraag openbaar afgekondigd. De aanvraag werd tijdens de gemeenteraad van 22 mei 1830 goedgekeurd en de akte werd op 14 juni 1830 geregistreerd. Spijtig genoeg is betreffende deze aanvraag helemaal niets terug te vinden noch in de provinciale archieven noch in het rijksarchief. Wij weten dus niet of deze aanvraag ooit de goedkeuring kreeg van de provinciale overheid. Wij weten ook niet waar deze oven eventueel zou gestaan hebben vermits de familie van den Berghe verschillende gronden in 50


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

eigendom had naast de Kapelsestraat. Waarschijnlijk is de oven nooit in exploitatie gebracht, want bij nazicht van de patentenlijst van 1830 lezen wij dat er 4 steenbakkers waren in Kapellen namelijk: 1. Greefs Willem, steenbakker met 2 werklieden, 2. Van Cleef Franciscus, steenbakker met 3 werklieden, 3. Aerts Jacobus, steenbakker met 5 werklieden, 4. Mertens Jan Baptist, steenbakker met 6 werklieden. De naam van van den Berghe is hier dus niet in terug te vinden. Keren wij nu terug naar de aanvraag van 1842. In voornoemde brief vroeg de heer van den Berghe aan de Gouverneur de toelating om een steenbakkerij met 1 oven op te richten op het perceel B 172, groot 2 ha 13 a en 40 ca. Dit perceel grensde ten oosten aan het perceel B 173, eveneens eigendom van de familie van den Berghe-Moretus, ten zuiden aan een perceel grond van de familie Baron Van Havre de Cornelissens, ten westen aan de steenweg van Antwerpen naar Bergen op Zoom en ten noorden aan de eigendom van de heer Beeckmans Charles, wonende te Brussel. De heer van den Berghe Eduard beloofde de oven te plaatsen op minstens 100m afstand van de steenweg en de aldaar zich bevindende huizen. Hij was gerust in de zaak want hij schreef ook dat hij geen klachten verwachtte van de buren en in voorkomend geval zou hij streven naar een passende oplossing. In de praktijk was zijn schrijven een begin van een lange lijdensweg. Burgemeester Dhanis Van den Broeck startte, op verzoek van het provinciebestuur, onmiddellijk de procedure commode en inkommode en hij liet op 27 maart 1842 en dit gedurende 15 dagen de aanvraag uitplakken op verschillende plaatsen in de gemeente. Gezien de beide buren, de heer baron Van Havre uit Brasschaat en de heer Beeckmans uit Brussel, op hun eigendom in Kapellen niet bereikbaar waren, verstuurde hij hen op 23 maart 1842 een brief om hen van de aanvraag op de hoogte te stellen. En onmiddellijk kwamen de reacties los. De heer Mertens, een landbouwer uit de Kapelsestraat die een hoeve met zaailand huurde van een minderjarig kind van de heer Baron Van Havre de Cornelissens, burgemeester te Brasschaat was de eerste die een klacht formuleerde. In een schrijven van 8 april 1842, gericht aan de burgemeester Michaël Dhanis Van den Broeck wenste hij "zich te opposeren en te verzetten" tegen de bouw van een steenbakkerij door mevrouw van den Berghe-Moretus, rentenierster te Ekeren, op een perceel dat paalt aan de goederen welke hij cultiveert omdat hij voor ernstige schade aan zijn oogst vreest. De dag daarop, op 9 april 1842, kwam er een brief uit Brussel toe van de heer Charles Beekcmans. Ook hij kon zich niet akkoord verklaren met de bouw van een steenoven en tot staving van zijn klacht vermeldde hij de volgende argumenten: 1. de oven zou een voortdurend gevaar betekenen voor het stichten van brand aan zijn woning die met stro bedekt was, 2. de rook van de oven zou ernstige schade berokkenen aan de oogst, vooral tijdens de bloeiperiode en tevens ook aan de aanplantingen, 3. gezien de schuren van de landbouwers te klein waren om de oogsten op te bergen waren deze verplicht om hooioppers op te stellen op de velden, die voortdurend zouden te lijden hebben van de rook van de steenoven. Betrokkene schreef dat hij uit ervaring sprak gezien zijn andere buur, de heer Mertens, ook een steenbakkerij uitbaatte. Hij zou alsdan totaal ingesloten zijn door 2 steenbakkerijen waardoor zijn eigendom zeer sterk in waarde zou verminderen.

51


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Het liggingsplan van de steenbakkerij Van den Berghe-Moretus

52


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Bij de burgemeester kwam er nog een derde, niet gedateerde brief toe van de heer Heirman, die schreef namens de heer Eugeen Van Havre de Cornelissens. Hij verwees naar de schriftelijke verwittiging die hij ontving van het schepencollege en hij wenste dan ook verzet aan te tekenen want hij vreesde vooral het brandgevaar en de ernstige rookhinder aan de hooioppers en de woningen. Hij dacht ook dat de rook veel schade zou berokkenen aan de oogst en de aanplantingen. Op 15 april 1842 sloot de burgemeester het onderzoek commode en inkommode af. Gezien de ontvangen klachten ging hij, samen met de schepene A. Le Blus en de heer Bruyninckx, timmerman uit Ekeren, ter plaatse om een onderzoek in te stellen en om over de gegrondheid van de klacht te kunnen oordelen. De werkgroep kwam tot de conclusie dat de oven geen gevaar zou kunnen opleveren doch voor de inwoners van de huizen die op 100 m afstand stonden van de oven was wel een onaangename reuk te verwachten. De burgemeester besloot zijn verslag van 15 april met de volgende besluiten: 1. het brandgevaar is onbestaande, 2. er is alleen een onaangename geur te verwachten voor de bewoners van de huizen die op een afstand staan van 100 m van de steenoven, 3. er staan reeds verscheidene steenbakkerijen in werking op de terreinen vlak bij en zelfs tegen de eigendommen van de opposanten waartegen deze nooit een klacht hebben geuit en waar er ook nooit een onheil werd vastgesteld, 4. de rook van de geplande steenoven kan geen nadeel berokkenen aan de oogsten van de opposanten gezien ook de steenbakkerij van de heer Mertens naast hun velden nooit aanleiding heeft gegeven tot enige klacht, De burgemeester velde dan een Salomonsoordeel: hij was akkoord met de plaatsing van de steenoven op voorwaarde dat deze op een afstand van 200m van de baan opgericht zou worden. De burgemeester stuurde dit voorstel op 16 april 1842 door naar de arrondissementscommissaris en hij dacht dat hij alle partijen zou tevreden hebben gesteld, doch niets was minder waar, zoals U verder zult kunnen lezen. De arrondissementscommissaris vond dat de 3 klachten ongegrond waren en hij steunde het voorstel van het schepencollege om een vergunning af te leveren voor de bouw van een steenoven op 200 m van de grote baan. De heer van den Berghe wilde wel eens weten wat zijn buren eigenlijk tegen hem hadden in te brengen en waarom zij niet akkoord wilden gaan met de bouw van de steenoven. Hij vroeg dan ook inzage in het dossier. Op 4 mei 1842 gaf de Gouverneur opdracht aan de arrondissementscommissaris om het volledige dossier kenbaar te maken aan de heer van den Berghe. De heer baron E. Van Havre legde zich nog niet neer bij de zaak en op 11 mei 1842 schreef hij een uitgebreide brief naar de Gouverneur. Hij verwees naar de vroegere klacht die reeds, in zijn naam, werd geformuleerd door de heer J.P. Heirman. Hij herhaalde nogmaals dat de rook van een steenbakkerij op een oppervlakte van meerdere hectaren ernstige schade berokkent aan de oogsten. Hij verwees naar gelijkaardige toestanden in Loenhout en hij drukte ook zijn vrees uit voor brandgevaar voor de rieten daken van al de omliggende huizen. Maar ook de heer van den Berghe liet zich niet onbetuigd en ook hij verstuurde op 25 mei 1842 een lange brief naar de arrondissementscommissaris waarin hij de volgende argumenten aanhaalde: 53


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

1. het gemeentebestuur ziet geen enkel probleem indien de oven op 200 m van de grote baan opgericht wordt, 2. er werden slechts 3 klachten ingediend en deze van de heren Van Havre en Mertens dienen slechts als één klacht beschouwd te worden, 3. de rook verspreid zich zeer snel en kan onmogelijk branden veroorzaken. Dit bewijst de jarenlange situatie in Niel en Boom, 4. de oogst zou eventueel kunnen beschadigd worden op enkele meters van de oven, maar deze wordt geplaatst op minimum 80 m van de dichtstbijgelegen oogstvelden, 5. de steenbakkerij van de heer Mertens is reeds 3 jaar in werking en de heer Beeckmans levert er de klei evenals voor de steenbakkerij van de heer Gysen, 6. het brandgevaar moet niet zeer groot zijn gezien de heer Beeckmans zijn huizen die gelegen zijn vlakbij en zelfs tegen de bestaande steenbakkerij zelfs niet verzekert tegen brand alhoewel de daken met riet bedekt zijn. De heer van den Berghe drukte zijn gevoelens uit om te zeggen dat de klachten gewoonweg ingediend werden op aanstoken van de heren Gysen en Mertens die op een legale wijze trachtten te voorkomen dat er een concurrerende steenoven bij zou gebouwd worden. Zoals gevraagd werd door de Gouverneur besprak de arrondissementscommissaris de ingediende klachten met de heer van den Berghe. Hij vond dat de antwoorden van de heer van den Berghe gegrond waren en hij stelde voor om de afstand van 200m te aanvaarden. De Bestendige Deputatie van de provincie Antwerpen volgde het advies van de arrondissementscommissaris en op 3 juni 1842 werd de vergunning afgeleverd mits het naleven van de volgende voorwaarden: 1. alle gebouwen dienen op een afstand van minstens 200m van de baan opgericht te worden, 2. alle eventuele bewezen schade aan de buren dient vergoed te worden. Op 24 juni 1842 verwittigde de Gouverneur via de arrondissementscommissaris de 3 klagers om hen te verwittigen dat hun klacht verworpen werd en tevens werd hen medegedeeld onder welke voorwaarden de vergunning werd verleend aan de heer van den Berghe. En toch was de lijdensweg van de heer van den Berghe nog niet ten einde want op 26 maart 1843 stuurde de heer Beeckmans opnieuw een brief naar de Bestendige Deputatie om hen te melden dat de oven opgericht werd op 190 m van zijn eigendom en niet op 200 m zoals opgelegd werd door het provinciebestuur. De Gouverneur zat uiteraard danig verveeld met deze zaak en hij gaf op 4 april 1843 opdracht aan de arrondissementscommissaris om ter plaatse een onderzoek in te stellen in samenwerking met het gemeentebestuur. De Gouverneur koos hier reeds op voorhand partij voor de heer van den Berghe want hij schreef in zijn brief aan de arrondissementscommissaris dat hij dacht dat de klacht van de heer Beeckmans niet gegrond zou zijn gezien de toon van zijn schrijven. De Gouverneur vroeg ook om te onderzoeken wat de aard was van de bewuste gebouwen van de klager en hij vroeg aan het schepencollege om een beslissing te nemen i.v.m. de hinder en de schade die voortvloeiden uit de pas opgerichte steenoven van de heer van den Berghe. Wij geven hierna een weergave van het verslag van het schepencollege van 12 april 1843. Aanwezig: Dhanis Van den Broeck, burgemeester, A.J. Le Blus en J.B. Mertens, schepenen, B. Tyck, secretaris. 54


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Als punt nummer 2 van de agenda wordt behandeld. Brief van de heer arrondissementscommissaris van 7 april 1843 nummer 1470 waardoor ons gevraagd wordt op reclaam door wegens den heer Beeckmans gedaen tegen de steenbakkerij van de heer E. Van den Berghe of dezen laetsten hem wel gedraegen heeft aen de bepalingen zijner concessie, namentlijks in het plaetsen dier op eenen afstand van 200 meters van alle wegen en gebouwen. Hierop heeft het college zich ter plaetse begeven om de meting daer van te doen en gevolgentlijk de afstanden te bepalen die zijn als volgt: 1. van het wagen huys van de heer Beeckmans 179 meters, 2. van de woning van idem 188 meters, 3. van de schuer van idem 197 meters, 4. van de wegens op Baen naer Putte 207 meters, 5. van het wagenhuys van de heer Van Havre 155 ! meters 6. van de schuer van de heer Van Havre 167 meters. Niettegenstaende deze bepalingen niet overeenkomstig zijn met de bepalingen der concessie en ook de steenovens nog niet volmaekt zijnde en nog ongebruyckt aen de inspectie van het gemeentebestuer niet onderworpen geweest is om de bepalingen te examineren waervan de concessionaire in zijnen akt kennis van had moet het college deze bemerkingen maken dat de plaetsing van den steenoven geen gevaer van brand of prejudictie opleverd waervoor den concessionaire instaet en dat het weder toond dat den heer Beeckman zich bepaeld te reclameren tegen den heer Van den Berghe terwijl hij hoegenaemd geene oppositie doet of gedaen heeft tegen diergelijke uytoeffeningen welke onberekenbaer digter bij zijne eigendommen zijn dan die van den heer Van den Berghe en bestaende sedert lange jaren geene hoegenaemde onheylen hebben opgeleverd. De secretaris Tyck

De wn burgemeester Le Blus

Burgemeeste Dhanis Van den Broeck verwittigde op 13 april 1843 de gouverneur en meldde hem in een schrijven dat hij ter plaatse was geweest om een onderzoek in te stellen. Hij had alles nauwkeurig opgemeten en hij kwam tot de volgende bevindingen: 1. het centrum van de oven lag op 207m van de grote baan, 2. er staat inderdaad op 197m van het centrum van de oven een woonhuis, op 188 m een hangar en op 179m een schuur. De hinder en de schade die de oven veroorzaakte aan de eigendommen van de heer Beeckman kon nog niet worden vastgesteld gezien de oven nog niet volledig afgewerkt was. Volgens de burgemeester was de ingediende klacht van de heer Beeckman te vroeg en te laat. Te laat omdat de betrokkene bij de aanvang van de werken aanwezig was en dat hij toen geen enkele klacht had ingediend. Te vroeg omdat er nog geen hinder kon zijn omdat de oven nog niet in werking is. De heer Beeckman diende tevens te weten dat een oven op een dergelijke afstand geen hinder kon veroorzaken gezien hij wist dat de ovens van de heren Mertens en Gysen nog dichter bij zijn eigendom gelegen zijn en reeds in exploitate waren. Met een brief van 18 april 1843 stuurde de arrondissementscommissaris het antwoord van de burgemeester door naar de Gouverneur. Hij was nu de mening toegedaan dat de klacht van de heer Beeckman gegrond was en hij vroeg terzake instructies aan de Gouverneur. Ook de heer van den Berghe zat een beetje verveeld met de zaak. In een schrijven van 20 oktober 1843 aan de Bestendige Deputatie herhaalde hij dat hij de opgelegde afstand van 200 m tot de openbare weg stipt had opgevolgd en hij erkende dat de hangar op 179m, een huis op 188m en een schuur op 197 m van de oven staan. Hij herhaalde nogmaals dat de heer Beeckman overdreef en hij haalde voorbeelden aan van bestaande ovens in Niel en Boom en uiteraard verwees hij nogmaals naar de ovens van de heren Mertens en Gysen om 55


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

te bewijzen dat er geen enkel risico bestond. Op het einde van zijn brief vroeg hij het behoud van de huidige situatie en het definitief toekennen van een vergunning voor zijn oven. Op 24 oktober 1843 gaf de gouverneur opdracht aan de arrondissementscommissaris om het gemeentebestuur te gelasten om een nieuw onderzoek te laten uitvoeren. Hij liet terloops opmerken dat in Kalmthout een afstand van 150 geëist wordt en in Brecht slechts 120m en hij meldde dat de heer Van Havre op 155m afstand van de oven een woning had. De heer Beeckman had lont geroken en vernomen dat zijn opposant van den Berghe een brief had verstuurd naar de Bestendige Deputatie. Hij wist ook dat het gemeentebestuur belast was met een nieuw onderzoek. Op 3 december 1843 schreef hij in een brief aan het schepencollege van Kapellen dat hij vernomen had dat de heer van den Berghe een nieuwe aanvraag had ingediend om zijn oven toch te mogen behouden op de huidige afstanden van de openbare weg en van de bestaande woningen. Hij herhaalde nogmaals dat hij zich hiertegen bleef verzetten omdat hij klachten had over schade veroorzaakt aan de oogst en hij dreigde dat hij een aanzienlijke schadevergoeding zou eisen indien deze zaak nog lang bleef voortduren. De administratieve mallemolen bleef ondertussen verder draaien. De nieuwe aanvraag van de heer van den Berghe werd op 28 oktober 1843 aangeplakt op de diverse voorziene plaatsen. Ook de buren werden opnieuw schriftelijk op de hoogte gesteld van de nieuwe aanvraag. Enkele inwoners van Putte Kapellen trokken naar het gemeentehuis van Kapellen. De heer Cleiren bevestigde dat de oven van de heer van den Berghe geen hinder berokkende in tegenstelling met deze van de heer Mertens. Hij woonde nu reeds 7 jaar in de streek en hij had nog nooit een brand meegemaakt die veroorzaakt werd door een steenoven. De heer Van Alsenoy verklaarde dat hij als huurder van de heer van den Berghe zich in deze zaak niet wenste uit te spreken. De heer Jean Baptist Mertens, huurder van de heer Van Havre zegde aan de burgemeester dat de oven waar hij nu staat minder hinder veroorzaakte dan dat hij op 200 m zou staan. Zij huisbaas, de heer Van Havre, verklaarde zich akkoord met deze zienswijze. Zo bleef er alleen de heer Beeckman over die zich bleef verzetten. Op 8 december meldde hij aan de Bestendige Deputatie dat zijn huurder-landbouwer schadevergoeding zal eisen en hij schreef ook dat zij dreigden om de huur op te zeggen en de boerderij te verlaten voor het einde van de huurperiode indien zij geen aanzienlijke schadevergoeding zouden bekomen. Op 9 december 1843 besliste het schepencollege dat er geen bezwaar was tegen de huidige plaatsing van de oven. De arrondissementcommissaris kon de heer Beeckman niet langer steunen en op 22 december 1843 schreef hij aan de Gouverneur dat de klacht van de heer Beeckman overdreven was gezien de andere buren niet klaagden en gezien ook het schepencollege positief stond tegen het behoud van de huidige situatie en hij stelde voor om de vergunning te verlenen. De Bestendige Deputatie besliste op 15 december 1843 dat de oven mocht blijven staan gezien de indieners van vroegere klachten nu niet meer gereageerd hadden met uitzondering van de heer Beeckman. Op 22 december 1843 werd de heer Beeckman dan ook schriftelijk op de hoogte gesteld van de nieuwe definitieve beslissing. 56


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Zo kwam er een einde aan een burenruzie, aan een spanning tussen 2 zelfstandige steenbakkers, na meer dan 18 maanden heen en weer geschrijf, na het inschakelen van en het misbruiken van de onmacht van de landbouwers die een hoeve huurden van de betrokken partijen. Bronnen: 1. Paul Arren: "Kasten en landhuizen" in "De Geschiedenis van Hoogboom", een uitgave van de Culturele Heemkring Hobonia. 2. Rijksarchief Antwerpen. 3. Provinciaal Archief Antwerpen. 4. Gemeentelijke Archief Kapellen.

Roger Balbaert. __________________________________________________________________________

Ontdek met Hoghescote Sint Mariaburg. Op vrijdagavond 20 juni 2003 hebben wij het genoegen om U, uw familie en alle belangstellenden uit te nodigen voor een ontdekkingstocht doorheen Sint Mariaburg. Wij verwachten U te 19u30 aan de kerk van Sint Mariaburg. Ons Hoghescote-lid en kunsthistorica Annemie Havermans zal ons gedurende 1,5 uur rondleiden doorheen de oude wijken van Sint Mariaburg. Na de wandeling worden wij uitgenodigd in het documentatiecentrum van Sint Mariaburg voor een gezellige drink. Annemie zal daar ook een uitvoerige tentoonstelling voorzien van oude foto's van het vroegere Sint Mariaburg. Uiteraard mag U haar alle mogelijke vragen stellen. Wij vragen een deelname in de onkosten van 3 euro voor de Hoghescote-leden, 4 euro voor de niet Hoghescote-leden en dit voor de rondleiding, het bezoek van het documentatiecentrum en een gratis drankje naar keuze. Uiteraard mag de groep niet te groot zijn en daarom vragen wij U om zo vlug mogelijk in te schrijven bij onze feestbestuurder Chris Alen, telefoonnummer 03/664.05.01. Na dit bezoek stoppen wij voor enkele weken, doch noteer nu reeds in uw agenda: zaterdag 30 augustus succesreis van Hoghescote naar de Ardennen. Meer informatie ontvangt U later van ons. Het bestuur van Hoghescote.

57


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

1923 – 2003: 80 jaar Kazerne Commandant Bauwin (slot) Geen enkele GTA-eenheid heeft een vaandel gevoerd, wel hadden ze een vaantje dat veelal op eigen kosten vervaardigd werd en dus zeker niet verplicht was. Maar de ene eenheid wou niet onderdoen voor de andere, zodat sommige echte kunstwerkjes zijn. Tegenwoordig staan ze bijeen in een uitstalraam van het Legermuseum te Brussel.

De eerste Belgische eenheden na de Tweede Wereldoorlog: ook Hoogboom speelt een rol Na de bevrijding dienen er op bevel van de SHAEF (Supreme Headquarters Allied Expeditionary Force, het hoogste commando-orgaan van de geallieerden in Europa) eenheden opgericht te worden met uitsluitend Belgische manschappen (veelal vrijwilligers) om het gebied achter het front (achterland) te beschermen. Dit uit zich meestal in taken als het patrouilleren aan communicatielijnen, elektriciteitscentrales, het herstellen van wegen, bewaken van krijgsgevangenen,... Om aan deze noodzaak te voorzien worden er eerst 6 fuselierbataljons opgericht (nr 1 tot en met 3 Nederlandstalig, 4 tot en met 6 Franstalig), waarvan men er enkele bij het Ardennenoffensief inzet. Later komen er 62 fuselierbataljons, naast vier eenheden Legergenie, vier pionierbataljons, 34 compagnies transport en een veertigtal speciale eenheden (herstellingsateliers, spoorwegtroepen, provoosten). In totaal 142 eenheden. De meeste staan onder Brits of Amerikaans bevel, meer bepaald de 21ste Britse Legergroep en de 12de Amerikaanse legergroep. Sommige van de fuselierbataljons worden dus daadwerkelijk in de strijd gegooid; het 2de ondergaat de vuurdoop aan de rivier de Waal in Nederland, het 5de strijdt samen met de Amerikanen bij het Ardennenoffensief en verdedigt er onder hevig vuur een brandstoffendepot, het 6de Fuseliers doet hetzelfde en bevrijdt 2000 gevangenen van het concentratiekamp Dora. De 4de Compagnie van het 12de Fuseliers is op 10 maart 1945 bij één van de eerste (en de eerste Belgische) eenheden die de Rijn oversteken aan de brug van Remagen; het 16de Fuseliers zou op 15 maart 1945 hetzelfde doen. Het 17de neemt op 5 mei 1945 de gehele staf van de 9de Duitse Luchtvloot gevangen in de bossen van Bayreuth, op 8 mei bevrijdt het met de Amerikanen mee Pilzen in Tsjecho-Slowakije. Deze fuselierbataljons zijn wel het meest bekend. Weinig is echter geweten over een hele boel andere eenheden, die allemaal even verdienstelijk werk verricht hebben. Commando van de Legertroepen (O) Opgericht op 23 april 1945, onder leiding van luitenant-kolonel Mary. De volgende eenheden stonden administratief onder dit Commando: - de Compagnies Provoost - de Compagnies Traffic Control (Controle van het Wegverkeer) - de Compagnies Mariniers - de Compagnies Havenuitbating - de Compagnies Algemene Diensten - de Pelotons Recuperatie - de Pelotons Fabricatie van Geperste Gassen - de Pelotons Veldwasserijen en Velddouches Vanaf 22 mei 1945: - 4 secties Veiligheid te Velde - 1 sectie Ondervraging Op 1 oktober 1945 wordt dit uitgebreid met: - de Detachementen Vliegveldpolitie (BAAPS) - het Detachement British Civil Censorship (de censuurdienst) - de Werkplaatsen voor Gemeenschapslijnen - de Groepering voor Controle voor Bewegingen (regelt grote transporten over de weg en het spoor) 58


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Het Commando wordt ontbonden op 30 juni 1946. 46ste Bataljon Fuseliers (O) Deze Franstalige eenheid werd opgericht op 12 april 1945 en stond ter beschikking van de Rijkswacht om de Belgisch-Duitse grens te bewaken vanaf 14 juni 1945; ruilt deze opdracht met het 45ste Bataljon op 13 februari 1946, ontbonden te Brussel op 15 april 1946. Wordt dan het 1ste Binnenlands Bataljon. Op 8 juli van dat jaar neemt het de naam aan van “Bataljon van het Weerstandsleger”, om zo de herinnering van de Weerstand levendig te houden. Het wordt tenslotte op 15 november 1946 afgeschaft. Is vanaf 24 april 1945 tot 15 april 1946 afgedeeld bij de 17de Fuselierbrigade “Sint-MargrieteHautem”. 60ste Bataljon Fuseliers (O) Heeft slechts voor een korte periode bestaan: van 18 juni 1945 tot 21 oktober van datzelfde jaar. Vervulde de klassieke taken: bewaking van gevangenen, communicatielijnen, aanvoerroutes,… Hoorde al die tijd bij de 22ste Fuselierbrigade “Rapenburg”. In 1945 werden de verschillende fuselierbataljons samengevoegd in brigades: 1 tot en met 6, 10 tot en met 22 en 26 tot en met 28. Eén brigade bestaat dan uit 3 bataljons. De meeste van die brigades kregen een naam die herinnert aan een vermelding van de infanterieregimenten uit de Eerste Wereldoorlog. De badges hebben alle eenzelfde uitvoering: rode ondergrond, gele klimmende leeuw en onderaan het cijfer in zwart. De eerste letter van de naam is in zwart en staat achter de leeuw.

vlnr: badge van de 17de Brigade “Sint-Margriete-Hautem” – schouderkenteken voor de fuselierbataljons (zonder nummer) – badge van de 22ste Brigade “Rapenburg”, bestaat mogelijk slechts op papier.

2de Technische Compagnie van de Genie (O) Opgericht op 12 maart 1945, afgeschaft op 20 januari 1946. 2de Compagnie Constructie van de Genie (V) Opgericht op 5 maart 1945 in Braine-l’Alleud. Verbleef van 3 december 1945 tot 15 januari 1946 in de kazerne Bauwin. Afgeschaft op 20 januari 1946. 3de Compagnie Constructie van de Genie (O) Gesticht op 12 maart 1945, opgedoekt op 20 januari 1946. 4de Compagnie Constructie van de Genie (O) Ziet het levenslicht op 12 maart 1945, wordt opgedoekt op 22 mei 1947; 59


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Constructiegenie aan het werk

1ste Compagnie Spoorweguitbating (V) De 2de Compagnie Spoorwegtroepen ziet het levenslicht te Mons op 3 februari 1945 en verandert op 28 maart van dat jaar van naam: 1 ste Compagnie Spoorwegexploitatie (of – uitbating). Op 6 september 1945 verandert ze weer van naam en wordt dan de “1 ste Compagnie Spoorwegexploitatie van het Bataljon Spoorwegtroepen”. Op 10 september neemt ze haar intrek in de installaties van zowel Antwerpen als Hoogboom. Gaat over in de “Spoorwegtroepen” (zie hieronder). 3de Compagnie Spoorwegtroepen (V) Wordt gesticht te Erquelinnes op 19 maart 1945 en ondergaat een naamsverandering op 28 maart 1945. Ze heet vanaf dan 2 de Compagnie Spoorwegconstructie. Zij komt aan te Hoogboom op 21 december 1945 waar ze, voor zover bekend, blijft tot haar ontbinding op 15 januari 1946. 1ste Compagnie Spoorwegconstructie (V) Opgericht te Mons (Henegouwen) op 15 december 1944. Deze compagnie was belast met uitbating van de verbindingspoorweg tussen Hoogboom en het Kamp van Brasschaat (zie hieronder). Wordt “Compagnie Versterking en Instructie van de Spoorwegtroepen” op 1 juni 1945. Spoorwegtroepen (O) 1 maart 1945: een eenheid “Spoorwegtroepen” wordt opgericht. De opdracht bestaat er in de militaire spoorweg tussen Hoogboom en Brasschaat uit te baten en te onderhouden. De eenheid is samengesteld uit een Compagnie Spoorwegexploitatie (de 1ste) en een compagnie Spoorwegconstructie (eveneens de 1ste Compagnie). Op 4 september verandert de naam van het bataljon in “Bataljon Spoorwegtroepen” en ligt dan op het Fort van Kapellen en in de loodsen daarrond. Op 10 oktober 1945 wordt het te Hoogboom hervormd: er komen nog twee compagnies Spoorwegexploitatie en een compagnie Spoorwegconstructie bij. 1ste Compagnie Constructie wordt Compagnie Versterking en Instructie van de Spoorwegtroepen, de 4 de Spoorwegcompagnie wordt de 2de Exploitatiecompagnie. De verschillende compagnies behouden immers hun nummer en benaming in het bataljon. De troepen liggen verdeeld over het Fort 60


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

(Exploitatie), de blokken A, C, K en garages van de kazerne en in het militair station aan de Koning Albertlei. Midden ’46 komt er door de verhuis van het 2 de Centrum voor Eerste Opleiding (2CIP – zie aldaar) ruimte vrij en bestaat het bataljon uit een compagnie Staf, compagnie Constructie en compagnie Exploitatie. Tijdens de grote havenstaking in de winter van 1946-47 worden er troepen ingezet. De Spoorwegtroepen hebben de leiding over deze militairen, die gelegerd zijn in de kazerne. Op 15 november 1948 verandert het in “regiment”. In maart 1951 verandert de naam in 27 ste Regiment Genie (zie aldaar). Compagnie Onderhoud voor het 2de en 3de Bataljon Pioniers (O) Gesticht op 12 mei 1945, diende ter opleiding van de versterkingen van de twee bataljons pioniers. Op 9 juni 1945 verandert de naam in “Compagnie Onderhoud van het 2 de Bataljon voor Versterking en Opleiding” (een hele mondvol). 1ste Bataljon Pioniers “BALGERHOEK” (O) 17 december ‘44, afgeschaft op 31 maart ‘46; 2de Bataljon Pioniers “WESTROOZEBEKE” (O) 23 november 1944, wordt bataljon Pioniers van de Basis op 2 januari 1946. Een onderdeel wordt later de kern van de “Compagnie Havenuitbating en Mariniers”. 3de Bataljon Pioniers “HOUTHULST” (O) Opgericht op 15 januari 1945. Begin maart wordt het opgenomen in het Britse leger en neemt deel aan de veldtochten in Nederland en Duitsland. Daar komt het op 9 februari 1946, na tien maanden, van terug, om één dag later het 4 de Korps Houtvesters te worden. 4de Bataljon Pioniers “MOORSLEDE” (O) 14 februari 1945, afgeschaft op 31 december van datzelfde jaar. 4de Park van de Genie (V) Het 4de Voertuigenpark en Depot van de Genie bestaat nog maar net, wanneer het in 1946 van Duitsland terug naar België komt en voor korte tijd in Hoogboom verblijft. In 1949 wordt dat de Compagnie Electrical and Mechanical Engineers. Ook de Pionierbataljons hebben slechts voor een korte periode bestaan. Eigenlijk zijn het gewone geniebataljons, maar de oorspronkelijke naam is het Engelse “Pioneer Battalion”; de naamsverandering gebeurt op 4 september 1945. Ze hebben alle vier een naam. Dit is een vermelding die in de Eerste Wereldoorlog werd gegeven aan een regiment na een belangrijke slag of opdracht. Deze vermeldingen komen respectievelijk van het vaandel van het 5de, 6de, 7de en 8ste Bataljon Genie. De Pioniers droegen op de schouderlappen de geborduurde versie van het kenteken dat door circulaire van 25 december 1920 werd voorzien. Het stelt twee gekruiste bijlen voor, met daaronder het nummer van het bataljon in Romeinse cijfers.

Alle Genie-eenheden dragen de geborduurde Romeinse helm op de schouderstukken. 61


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Omdat de Genie goed tot ontwikkeling kwam in de Romeinse tijd, is het kenteken van de hedendaagse Genie in vele landen nog steeds een Romeinse helm. In België komt die voor het eerst voor op de uniformen in 1871, op de kraag van de vest. Een uitzondering vormden de Pioniers-Pontonniers-Wielrijders (een fietswiel), de hulptroepen van de Genie (gekruiste schop en houweel) en de Spoorwegtroepen (gevleugeld wiel). De eenheden Militaire Politie (MP) Het Belgisch leger beschikt van bij het begin over de rijkswacht om politieopdrachten te vervullen. Het provoostschap neemt enkele taken van de Militaire Justitie op zich, zoals het bewaren van de orde en het bewaken van het slagveld. Iets vóór de Tweede Wereldoorlog komt er een nieuwe, niet onbelangrijke opdracht bij, namelijk het (laten) vlotten van het verkeer. Dit wordt toevertrouwd aan speciale formaties van het Transportkorps: de “Commissions Régulatrices Routières”. De MP, onder die naam, duikt pas in het Belgisch leger op tegen het eind van de oorlog, bij de Belgische troepen in Groot-Brittannië. Het principe wordt overgenomen van het Britse “Corps of Royal Military Police”. De organisatie verandert pas in 1951 wanneer de Amerikaanse structuur wordt aangenomen. De eerste vermelding van de MP is te vinden in de 13 de eeuw, waar we in het Engelse leger de Provoostschappen (Maarschalk Provoost) terugvinden. De Britse MP werd in 1855 een korps. Wanneer in augustus 1914 de oorlog uitbreekt, telt het Britse leger 508 MP’s. In 1918 zijn dat er 25.000 en in 1945 zelfs 35.000. Dit laatste cijfer vertegenwoordigt 1% van het totale effectief van het Britse leger. De eerste Belgische eenheden MP worden in 1945 georganiseerd op vraag van het Britse commando. Door de bliksemsnelle vooruitgang van de geallieerden bij de bevrijding waren de verbindingslijnen zo uitgebreid dat de Britten onvoldoende in aantal waren om het verkeer in goede banen te leiden. De Engelse instructeurs organiseerden Belgische MP-eenheden naar hun model: de “Traffic Control Companies” en “Provost Companies”. In Hoogboom verbleven drie zulke eenheden: 1st Belgian Traffic Control Company (V) 1ste Compagnie Controle van het Wegverkeer Opgericht te Mons op 19 februari 1945 en opereert in Duitsland voor de 21 ste Britse Legergroep. Verblijft een korte periode (vanaf 17 december 1945) in de kazerne om zelf opgeleid te worden en later komt kaderpersoneel nog even terug om te zorgen voor de opleiding van de twee volgende eenheden. De tweetalige compagnie is dan al gedeeltelijk gevormd te Mons (Henegouwen) en ligt in Munster, in de Britse zone van Duitsland. Na de opleiding gaat het terug naar Munster. De compagniecommandant is kapitein Borsu. De tweede dag na hun aankomst krijgen ze hun uniform en de kepie met het fameuze Brits-Belgische kenteken van de MP. Wordt in Hoogboom ontbonden op 30 april 1946. 4th Belgian Provost Company (O) 4de Provoostcompagnie van de Communicatielijnen Wordt opgericht op 18 september 1945. Het 4 de is een tweetalige eenheid, met als voornaamste taken de controle van het militaire voertuigenverkeer en het toezicht op de geïsoleerde militairen. Haar bevoegdheidsgebied omvat het gehele Belgische grondgebied en ze opereert vanuit haar garnizoen te Brussel (kazerne Prins Albert, later kazerne Majoor Géruzet). Kapitein Heine is de eerste compagniecommandant. Hij heeft het bevel over een staf van 40 officieren en onderofficieren en zo’n 95 korporaals en soldaten die allen beroepsvrijwilligers zijn. Er staan 60 auto- en motorrijders op de organisatietabel. In 1946 wordt ze 4de Compagnie Militaire Politie (zie aldaar). Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de Belgische Militaire Politie de leeuw zou dragen op de kepie. Maar dat is niet altijd het geval geweest. Als de 1 ste Belgian Traffic Control 62


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Company in Munster (Duitsland) aankomt en hun uniform krijgen, zit er een ander en bijzonder kenteken op. Het lijkt op dat van de Britse MP’s, maar het heeft in het midden een leeuw i.p.v. het koninklijk monogram. Soms dragen ze het kenteken van de Kongolese Force Publique, omdat dat het er veel van weg heeft. Alle Belgische MP eenheden dragen een schoudertitel “BELGIUM” die veel kleiner is dan normaal. Men draagt ook de badge van het hogere commando (21 ste Britse Legergroep, 30ste Britse Korps,…) maar het 4 de Provoostcompagnie en 4de Compagnie Wegverkeer hebben dit nooit gedaan.

vlnr: semi-officieel kenteken van de MP – schouderbadge – onofficieel kenteken van de Force Publique gebruikt door de MP.

4th Belgian Traffic Control Company (O) 4de Compagnie Controle van het Wegverkeer Ziet in Bauwin het levenslicht op 18 september 1945. Verdere gegevens ontbreken; is in ieder geval vóór 1947 afgeschaft. 101e et 102e Peloton de Fabrication de gaz coprimé (O) 101ste en 102de Peloton voor het Fabriceren van Geperste Gassen De “102nd Belgian Base Industrial Gas Unit” ziet, net zoals haar zustereenheid de 101st, het levenslicht op 26 maart 1945 in de kazerne Commandant Bauwin te Hoogboom. Het is een Nederlandstalige eenheid, de 101st was Franstalig. Bemerk dat de officiële benaming in het Engels is (een echt “Belgisch” leger bestaat nog niet en alles gebeurt onder Brits of Amerikaans bevel); in het dagelijks gebruik wordt (natuurlijk) het Frans gebezigd. De commandant van deze eenheid is ene luitenant Romain. Op 15 mei van datzelfde jaar vertrekken ze naar Groot-Brittannië voor hun opleiding. De 10de september komen ze terug en vestigen ze zich in Vilvoorde. Van uitpakken is niet veel sprake: twee dagen later gaat het richting Borken in Duitsland (Westfalen), om op 20 oktober (nog steeds in 1945!) te verhuizen naar Hamm (Westfalen). 63


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

De ingewikkelde machinerieën van de “Geperste Gassen” in actie.

Op 31 december 1945 komt het 102de peloton terug onder Belgisch commando en gaat het naar St-Niklaas om daar te worden ontbonden. De 101ste krijgt op 15 april 1946 een nieuwe naam: Compagnie Elektriciens-mecaniciens van de Genie, taken die later door de Royal Electrical and Mechanical Engineers zouden overgenomen worden. Deze twee bijzondere eenheden hebben als opdracht het aanmaken en “op flessen trekken” van industrieel gas voor gebruik in keukens, laswerken, enzovoort. De Geperste Gassen dragen een eigen kenteken; het vindt zijn oorsprong in de BC-troepen (Bio-Chemische troepen) van de Genie, die het kenteken reeds droegen in 1939. Het stelt een gasmasker voor, met daarachter een distilleerkolf en een houweel.

151e et 152e Peloton Buanderie et Bains Douches de Campagne (O) 151ste en 152ste peloton Veldwasserij en Veldstortbaden Beide eenheden (de 151ste Franstalig, de 152ste Nederlandstalig) worden op 26 maart 1945 opgericht. In mei volgen ze een opleiding in Groot-Brittannië die tot augustus duurt. Gaan daarna naar het bezettingsleger in Duitsland. Op 1 april 1946 worden ze ontbonden (geen vuile was meer waarschijnlijk!).

64


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Wat niet wil zeggen dat er geen wasserijen meer zijn: in 1948 blijven er vier voorzien voor de Binnenlandse Strijdkrachten, afgedeeld bij de “Herstellingswerkplaats voor Uitrusting van de Militaire Gebieden”.

< Een “Hygienesectie” te velde

1ste peloton Recuperatie (O) Opgericht op 26 maart 1945. Het 1e Peloton Récuperation (letterlijk: “herwinning”) heeft als opdracht de nog bruikbare materialen, wapens, voertuigen en kledij (het was 1945 en schaarste!) terug op te nemen in de “keten” van het leger en indien te herstellen terug bruikbaar te maken. Vele van deze materialen liggen immers verspreid over het gehele grondgebied, bij mensen thuis, gewoon op het veld.

Een uitrustingsmagazijn.

Ze bestaat tot 10 januari 1946. Op die datum wordt het peloton een onderdeel van de 130ste Compagnie Habillement et Couchement (“Hab en Couch”) en ligt dan te KeulenOssendorf. Deze onafhankelijke Franstalige eenheid (met ook vele Vlamingen) bestaat uit de volgende onderdelen: 65


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

-

-

-

Commando Sectie Kleermakers Sectie Schoenmakers Sectie Doek en Leder Peloton Nachtlegering (“Nachtmagazijn”) Sectie Recuperatie Sectie IJzer (metaalbewerking) Sectie Reform (verkoop aan de burgerhandel) Coördinatiebureel

Centrum voor Eerste Opleiding nr 2 (2CIP – Centre d’Instruction Primaire) (V) “Klas 46” is de eerste groep van miliciens die door het 2 de Centrum voor Eerste opleiding gevormd wordt. Vanaf 6 januari 1947 volgt nog een tweede groep, voor het 2CIP naar kazerne Housmans aan de Luchtbal verhuist. Later vinden we het 2CIP terug in Lier als Opleidingscentrum nummer 2, waarna het fusioneert met het Opleidingscentrum nr 3 te Turnhout “Majoor Blairon”. Vermelden we nog voor de volledigheid, dat de 4de Compagnie van het 2de Bataljon Ontmijning na de bevrijding in 1944 ingekwartierd ligt in Villa Maus te Kapellenbos. Deze compagnie heeft de uiterst moeilijke opdracht de Schans van Smoutakker te ontmijnen. De schans ligt sinds 1944 bezaaid met Duitse zogenaamde Smijnen, een mijn die anderhalve meter de lucht in springt en dan ontploft. In december 1945 wordt door de 5 de Compagnie aan de ontmijning begonnen, en die eerste dag vallen er één dode en twee gewonden. Eind februari ’46 neemt de 4de Compagnie over. Er worden ook 15 Duitse krijgsgevangen ingezet. Pas op 5 juni 1947 is het gebied volledig mijnenvrij. Na elk dodelijk ongeval worden de werken immers een tijd stilgelegd. Opmerkelijk is het relaas van een korporaal die op 23 april 1947 door een explosie zijn beide benen verliest. 15 dagen later herneemt deze het werk met twee kunstbenen. De schans heeft niet voor niets de bijnaam “Schans van de Dood”: gedurende de opdracht verliezen 9 mannen het leven, terwijl er 13 gewond raken, van wie velen ernstig. Nawoord Kazerne Bauwin is steeds goed bezet geweest: het kwartier heeft 34 eenheden zien komen en gaan. Hoogtepunt was de periode van december ‘44 tot februari ’46, wanneer er niet minder dan 19 eenheden gelegerd waren. De geallieerden, noch de Britten, noch de Amerikanen, eisen na de bevrijding in 1944 de gebouwen op. Opeisingen gebeurden steeds rechtstreeks door de Belgische overheid. Met de jaren tussen 1940 en 1945 buiten beschouwing gelaten, hebben de Spoorwegtroepen en de opvolger, het 27ste Genie en daarna de Mobilisatiekern, het langst in de kazerne verbleven: van 1924 tot 1940 en van 1945 tot 1969, zijnde 40 jaar. Weinig eenheden van het Belgisch leger kunnen dat “jubileum” claimen. Dankwoord Enorm veel dank gaat uit naar dhr Joseph Smeets, die de foto’s van de “Geperste Gassen” vriendelijk ter beschikking heeft gesteld, dhr Van Wijnsberghe, die enorm veel bijkomende informatie wist te verschaffen over de periode ’44-’46 en tevens voor de meeste foto’s van de kentekens zorgde en niet te vergeten de heren Roger Keukelinck en Rohnny Rekoms. 66


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Bronnen: -

http://users.pandora.be/bemilcol/index.html Historique des unites belges du plan SHAEF 1941-1945, Henry de Pinchard, Brussel 1975 1945-1985: Veertig jaar Belgische Militaire Politie, H. Vanhoutte, artikel verschenen in militair weekblad VOX nr 33 van 1985 – 2 blz. http://site.voila.fr/belgique3945/index.html Belgische krijgsmacht – emblemen en eervolle vermeldingen van de eenheden, commandant L.A. Lecleir, Dienst Geschiedenis, 1972 – 527 blz Artillerie: Insignes et Traditions, J.P. Champagne, Arlon 1982, Edition Everling Genie et Transmissions: Insignes et Traditions, J.P. Champagne, Arlon 1984, Edition Everling Infanterie: Insignes et Traditions, J.P. Champagne, Arlon 1986, Edition Everling Onze Ontmijners, Verbroedering van Ontmijners van België, 1949 Geschiedenis van het 6 de Linie, kapitein Cammaert, 1993 Opstellen van het Morgenverslag, militair reglement 1948 Marc Brans

Verkiezingen. Zondag 18 mei 2003 zijn wij met zijn allen naar de stembus getrokken voor het verkiezen van een nieuw bestuur voor ons land. Iedereen, alle mannen en alle vrouwen, ontvingen een oproepingsbrief met het verzoek om zich in een welbepaald lokaal aan te bieden. Het oproepen van de kiezers is niet altijd gebeurd op de wijze zoals wij die nu kennen. Van 1831, het jaar van de onafhankelijkheid van België, tot op heden heeft ons land de volgende kiesstelsels gekend: 1. het censitair kiesrecht met differentiële cijns (periode 1830 tot 1847), 2. het censitair kiesrecht met uniforme cijns (periode 1848 tot 1893), 3. het meervoudig algemeen stemrecht (periode 1893 tot 1914), 4. het enkelvoudig algemeen stemrecht voor mannen (periode 1914 tot 1948), 5. het enkelvoudig algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen (vanaf 1948). Volgens de oorspronkelijke tekst van artikel 47 van de Belgische grondwet bestond de Kamer van Volksvertegenwoordigers uit de afgevaardigden rechtstreeks gekozen door de burgers die een bij de kieswet bepaalde belasting betaalden. Voor de berekening van dit bedrag werd rekening gehouden zowel met de rechtstreekse personenbelasting als met de inkomsten van het patentrecht. Op basis van dit systeem was er in België 1 kiezer op 95 inwoners. Elk jaar werd de kiezerslijst opgesteld zodra de gegevens van de diensten van de belastingen klaar waren met hun berekeningen. In onze archieven vonden wij een brief waarin burgemeester Michel Dhanis aan het provinciebestuur de lijst bezorgt van de 10 inwoners van Kapellen die de meeste belastingen betaalden voor de jaren 1842 en 1843. Ter informatie geven wij hierna deze gegevens. Naam en voornaam

Beroep

Beeckmans Charles Eigenaar De Beuckelaer Pierre Landbouwer Dhanis Michel Eigenaar

Verblijfplaats Inkomsten 1841 Inkomsten 1842 Brussel Kapellen Kapellen 67

161,73 BEF 99,79 BEF 1712,28 BEF

161,30 BEF 99,61 BEF 1711,20 BEF


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Geelhand Joseph Gillis Louis Le Bot Charles Lievens Joseph Le Grelle Henri Philips Pierre Van Havere Henri

Eigenaar Eigenaar Wijnhandelaar Houthandelaar Eigenaar Molenaar Eigenaar

Antwerpen Antwerpen Antwerpen Kapellen Antwerpen Kapellen Brasschaat

172,77 BEF 94,27 BEF 219,30 BEF 101,61 BEF 105,52 BEF 133,53 BEF 89,39 BEF

172,52 BEF 94,04 BEF 255,20 BEF 131,80 BEF 118,85 BEF 133,27 BEF 89,17 BEF

Bij het berekenen van de inkomsten van de betrokkenen werd rekening gehouden met de inkomsten bekomen in de gemeente Kapellen en in de andere gemeenten van het land. Zo vermeldde de burgemeester dat hij inkomsten genoot in Kapellen, Kallo, Antwerpen, Ekeren en Oorderen. Buiten voornoemde kiezers waren er nog 8 andere inwoners die eveneens mochten gaan kiezen, zodat onze gemeente in totaal 18 kiezers telde op een totaal van 1843 inwoners. De kleine groep kiezers stond er op om toch maar opgenomen te worden op de kiezerslijst. Zo vroeg de heer Dhanis Michel op 7 maart 1844 aan de ontvanger van de belastingen te Ekeren om zo spoedig mogelijk de door hem betaalde belastingen te kennen teneinde nog tijdig op de kiezerslijst te kunnen opgenomen worden. Deze brief geeft ons een beeld van zijn eigendommen. De heer Dhanis bezat de hierna vermelde landerijen: 1. In Oorderen, ongeveer 3 ha in huur gegeven aan de heer Dierckx, 2. Eveneens in Oorderen een nieuw aangekocht stuk grond van ongeveer 4,5 ha, in huur gegeven aan de heer B. Michielsens, 3. Nog in Oorderen een boerderij van ongeveer 5,5 ha verhuurd aan de heer Gabriels. 4. Aan de Leugenberg 2 boerderijen met een oppervlakte van ongeveer 5,5 ha in huur gegeven aan de heer Bedeer, 5. Een hoeve op het Essenhout zonder oppervlaktevermelding, afgehuurd door de heren Boons en Van den Wyngaert, 6. Een weideland van ongeveer 75 ares in huur genomen door de heer Van Sandvliet, 7. Nog een weideland van ongeveer 1,5 ha in gebruik genomen door de heer Harrewyns. De tijden zijn veranderd. Iedereen mag (moet) nu op regelmatige tijdstippen zijn stem gaan uitbrengen. Of het animo om toch op de kiezerslijsten te staan nu nog even groot is als in de 19de eeuw durven wij evenwel betwijfelen. Roger Balbaert. _________________________________________________________________________________

Geschonken aan Hoghescote… Familie A. Vermeire, een aantal foto’s uit de oude doos. Jacobus Claeremans, bidprentjes, rouwbrieven en krantenknipsels. Familie J.K. Van den Berck, allerlei documentatie. Waarvoor hartelijk dank vanwege het bestuur van Hoghescote.

68


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Grafschriften en monumenten in en rond de St. Jozefskerk te Hoogboom - Kapellen. Gebouwd op initiatief van de familie Osy de Zegwaart en gelegen naast het park van kasteel "De Oude Gracht" beschikt de kerk van St. Jozef te Hoogboom over talrijke souvenirs van zijn eerste weldoeners. Een spreekgestoelte in de linker muur van het koor liet de kasteelbewoners toe de religieuze plechtigheden bij te wonen vanuit de hoogte van een balkon waarvoor de spitsboog bekroond is door wapenschilden van de familie Osy, gesculpteerd in witte steen. De leuze luidt "Arte, Labore et Patientia". Dezelfde wapenschilden, dit keer gekleurd, prijken boven elk der veertien staties van de kruisweg. In het koor, tegenover het familiale gestoelte, treft men de grafschriften van baron Edouard Joseph François de Paule Osy, oud lid van de kamer van volksvertegenwoordigers en gouverneur van de provincie Antwerpen, aan wie toelating werd verleend, zoals ook aan zijn nakomelingen, om aan zijn naam "de Zegwaart" toe te voegen. Eveneens treft men dit van zijn echtgenote aan: Mathilde Marie Thérèse Villers, die hij te Antwerpen huwde op 17 mei 1859. Hij was geboren te Deurne op 24 maart 1832 en stierf te Ekeren op 5 december 1900. Zij was te Antwerpen geboren op 5 april 1835 en overleed op 2 november 1919. Deze twee obiits zijn volkomen gelijk met uitzondering van de vermelde data. Andere obiits zijn opgehangen aan beide zijden van het oksaal. De twee blazoenen links herinneren aan: 1. Marie Anne Philomène Guyot, geboren te Antwerpen op 8 juli 1857, overleden te St. Gillis Brussel op 16 januari 1926. Zij was te Brasschaat gehuwd op 19 april 1882 met baron Jean (genaamd John) Marie Joseph Osy de Zegwaart, geboren te Merxem op 7 juli 1860 en overleden te Antwerpen op 23 oktober 1906. 2. Een paneel, volledig gelijkend aan dit van het koor, en vermeldend "OBIIT 15 MAII 1929" laat ons toe hierin het grafschrift te herkennen van baron Joseph (genaamd Joe) Alexandre Paul Marie Osy de Zegwaart, geboren te Merxem op 10 september 1866, overleden te Antwerpen op genoemde datum. Hij was zoon van baron Edouard en van Mathilde Villers. Hij was gehuwd te Gent op 1 december 1888 met Hedwige le Boucq de Beaudignies. 69


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Rechts in het oksaal: 1. Grafschrift van Hedwige Melite Marie Esther le Boucq de Beaudignies, dochter van vicomte (burggraaf) Jules en van Sidonie Heyndericx. Zij was geboren te Gent op 26 februari 1869 en overleden te Antwerpen op 30 november 1949, en echtgenote van baron Joe Osy de Zegwaart. 2. Eronder een obiit, volledig gelijkaardig, en vermeldend "OBIIT LE 19 AOUT 1943". Dit is het grafschrift van baron Edouard Joseph Marie Antoine de Padoue Osy de Zegwaart, geboren te Brasschaat op 26 januari 1885, overleden te Brussel op 19 augustus 1943. Hij was gehuwd te St. Gillis Brussel op 7 februari 1907 met Marie Henriette Ghislaine de Selliers de Moranville, geboren 21 december 1885.

Het kerkhof, omringd door massieve rododendrons en afgeboord met mooie uit hout gesculpteerde grilles naar Engels model, bezit enkele merkwaardige grafkelders. Wij noteren: 1. Achter het koor, een monument in blauwe steen met kalvarie. Op de voet, familiale wapenschilden en het opschrift MONUMENTUM PRAENOBILIS FAMILIAE BARONIS OSY DE ZEGWAART 70


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

2. In de hoofdlaan, een graf met de volgende tekst: SEPULTURA FAMILIAE COMITIS LE GRELLE DE RAMAIX 3. Ten einde deze laan een sarcofaag in blauwe steen met op de achterzijde volgende inscripties: RUSTPLAATS VAN MIJNHEER EMIEL EDWARD GUYOT OUD BURGEMEESTER DER GEMEENTE EECKEREN GEBOREN TE ANTWERPEN DEN 14 AUGUSTI 1814 OVERLEDEN TE EECKEREN DEN 1 JANUARI 1900 _________ MEVROUW EULALIE CATHARINA MARIA VILLERS DOUAIRIERE VAN DEN WELEDELEN HEER EMIEL GUYOT GEBOREN TE ANTWERPEN DEN 5 APRIL 1835 OVERLEDEN TE EECKEREN DEN 16 AUGUSTI 1911 R.I.P. 4. Achter de haag en tevens achter vorig monument op een heuveltje begroeid met klimop en omringd door grote zeedennen, een wit marmeren standbeeld, een vrouw voorstellend met een kruis aan de voeten. Op het voetstuk lezen we: EN SOUVENIR DE MADAME SOPHIE MARIE MONSIEUR EDOUARD GUSTAVE BUNGE BUNGE - KARCHER NE A ANVERS NEE AU HAVRE LE 16 OCTOBRE 1851 LE 3 JUILLET 1863 DECEDE AU CHATEAU OUDE GRACHT DECEDEE AU CH. CALIXBERGHE HOOGBOOM LE 18 NOV 1927 SCHOOTEN LE 6 NOV. 1907 In het klimoptapijt twee kleine monumenten, met vermelding: EDOUARD CH. KARCHER 1829 - 1894 ET SON EPOUSE SOPHIE DOROTHEE ZIX 1839 – 1929

EN SOUVENIR DE LAURE MARIE BUNGE 3 JUIN 1886 15 JANVIER 1890

Bron: De Schakel jg 1954 J. Vanummissen. _________________________________________________________________________________

Grimlachjes - Tiener in kledingzaak: “ Mag ik het jasje terugbrengen als mijn ouders het mooi vinden?” - Bekeerde kannibalen eten op vrijdag alleen nog vissers. - Aalmoes: geplette paling. - “ Edelachtbare, als u wil dat ik rechtsta zal ik mij daar bij neerleggen.

71


’t Bruggeske jg 35 – juni 2003 – nummer 2.

Zoekplaatje. In vorig nummer van 't Bruggeske publiceerden wij bijgaande foto met verzoek om ons bijkomende informatie te verschaffen. Wij ontvingen enkele reacties maar het uiteindelijke volledige antwoord werd ons bezorgd door onze goede vriend Roger Keukelinck, stichter van het Documentatiecentrum van de Antwerpse Polders te Ekeren. Wij laten hem zelf aan het woord. Dit muziekkorps is de liberale fanfare "De Ware Vrienden" uit Ekeren. De foto werd genomen in 1920 aan het toenmalige gemeentehuis, nu het politiekantoor, aan de Sint-Lambertuskerk, en meer bepaald op de hoek van de Veltwijcklaan en de De Beuckelaerlaan te Ekeren. In 1920 won een Ekerenaar, Hermans, bijgenaamd De Witte, als boogschutter een prijs op de Olympische Spelen te Antwerpen. Dit feit werd uiteraard gevierd met een heuse stoet en een ontvangst op het gemeentehuis. Wij danken Roger Keukelinck voor zijn opzoekingswerk en wij wensen hem nog heel veel succes bij zijn speurtochten doorheen de Antwerpse Polders. __________________________________________________________________________

- GEZOCHT – GEZOCHT – GEZOCHT – GEZOCHT documentatie voor het archief van Heemkring Hoghescote!!! Alle documentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, affiches, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Dank zij uw medewerking en steun kunnen wij ons archief over Kapellen verder uitbreiden. Kontaktadres: Parkweg 2 – 2950 Kapellen – Tel: 03.664.57.22

72




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.