’t Bruggeske jg 35 –september 2003 – nummer 3.
't Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring Hoghescote v.z.w. te Kapellen. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen - tel: 03.664.57.22.
35e jaargang – nummer 3 1 september 2003. _____________________________________________________________________ In dit nummer... - Bladwijzer. - 73 - Kapelse kunstwerken. - 74 - Bezoek uit Amerika. - 75 - Mededeling van het bestuur. - 78 - De slag van Ekeren, 30 juni 1703. - 79 - Was St. Bernard ooit te Kapellen? - 90 - Verdwenen Kapelse nijverheid “Leerlooierij Vouwe”. - 96 - Ontdek met Hoghescote Sint Mariaburg. - 57 - Grafschriften in en rond de St. Jozefskerk te Heide-Kalmthout - 98 Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage. ___________________________________________________________________ Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger - Parkweg 2 - 2950 Kapellen. 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.42.67. 2003 - Copyright "Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Heemkring Hoghescote v.z.w werd opgericht op 23 december 1968. Zetel: Parkweg 2 - 2950 Kapellen.
__________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 10 Euro en u is dan abonnee van Heemkring Hoghescote v.z.w. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van Heemkring Hoghescote v.z.w. – Parkweg 2 – 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro.
__________________________________________________________
73
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Kapelse kunstwerken. O p v o o r s te l va n d e a fg e v a a r d i g d e va n H o g h e s c o t e i n d e Ge m e e n t e l i j k e C u l tu u rr a a d va n K a p e l l e n w e r d e n d e vo l g e n d e a d v i e z e n o v e rg e ma a k t a a n het Schepencollege: 1 . H e t mo n u me n t d e r g e s n e u v e l d e n , e e n ku n s tw e r k va n d e h e e r T h e o B l i c k x i s d ri n g e n d a a n e e n o p fr i s s i n g to e . Vo o r g e s t e l d w e r d om : 1 .1 . h e t b e e l d g ro n d i g te re i n i g e n , 1 .2 . h e t k u n s t w e r k d e s k u n d i g l a t e n b e h a n d e l e n o m i n w e r k i n g va n z u re n te v o o r k o me n (z u r e re g e n , u i t w e rp s e l e n va n d u i v e n , u i t l a a t g a s s e n va n a u to ' s , e n z ) , 1 .3 . d e n a m e n va n d e g e s n e u v e l d e n , d i e p ra k t i s c h n i e t me e r l e e s b a a r zi j n , o p n i e u w a a n te b re n g e n . 2 . H e t ku n s tw e r k " Va d e r s E i n d e " v a n d e z e l fd e ku n s te n a a r d a t zi c h b e v i n d t i n d e h o o f d g a n g va n d e g e m e e n t e l i j k e b e g ra a fp l a a t s g ro n d i g l a t e n re i n i g e n , w a a r n o d i g p re v e n t i e f b e h a n d e l e n te g e n i n s i j p e l e n d re g e n w a te r e n h e t g e h e e l o o k b e s c h e r me n te g e n d e i n w e r k i n g va n d e z u r e n . 3 . Te g e n g e l e g e n h e i d va n d e Op e n mo n u m e n t e n d a g e e n g r o t e te n to o n st e l l i n g o rg a n i s e re n i n h e t o u d - g e m e e n t e h u i s , v o l l e d i g g e w i j d a a n d e ku n s tw e rk e n va n T h e o B l i c k x . Wi j h e b b e n re e d s v e rn o me n d a t vo o rn o e md e te n t o o n s t e l l i n g i n d e r d a a d za l doorgaan in het oud-gemeentehuis en wel op de volgende dagen: Z a t e rd a g e n : 1 3 , 2 0 e n 2 7 s e p t e mb e r, Z o n d a g e n : 1 4 , 2 1 e n 2 8 se p te m b e r, e n d i t te l k e n s tu s s e n 1 0 u u r e n 1 7 u u r. Te r g e le g e n h e i d v a n d e z e g r o t e te n t o o n s te ll in g h e e f t H o g h e s c o t e d e u it g a v e v o o r z ie n v a n e e n b o e k me t d e ti te l
Het monument der gesneuvelden en de kunstenaar Theo Blickx D e a u te u r i s R o g e r B a l b a e r t . H e t b o e k z e l f , o n g e v e e r 1 0 0 b l a d z i j d e n o p A 5 fo r m a a t , i s ri j k e l i j k vo o rz i e n va n ta l ri j k e fo t o ' s . H e t b o e k i s ve r k ri j g b a a r v a n a f 1 s e p t e mb e r : *o f w e l b i j d e a u te u r : P a r k w e g , 2 , t e K a p e l l e n , *o f w e l b i j d e b e s tu u rs l e d e n va n H o g h e s c o te , *o f w e l ti j d e n s d e te n t o o n s t e l l i n g i n h e t Ou d - G e me e n t e h u i s . D e p ri j s v a n h e t b o e k i s sl e c h t s 7 e u ro .
74
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Bezoek uit Amerika. Reeds verschillende jaren wordt ons ledenblad "'t Bruggeske" om de drie maanden doorgestuurd naar de USA en Canada. Ons lid uit het land van Uncle Sam, Gabrielle Bullens, bracht enkele dagen vakantie door bij haar zuster Juliette, een Hoghescote-lid uit Kalmthout. Van die gelegenheid hebben wij dan dankbaar gebruik gemaakt om met oud-inwoonster van Kapellen gedachten te wisselen over de tijd toen.
ook een van van
Met een duidelijk Kapels accent, doch doorspekt met heel wat Amerikaanse woorden en uitdrukkingen begon zij te vertellen. Haar vader, Bullens Ferdinand, volgde destijds zijn vader op als bakker, om alzo een lange familie-traditie verder te zetten. Dit familie-bedrijf was gevestigd op de hoek van Kapelsestraat en de Ph. Spethstraat (zie foto hiernaast). Gabrielle zelf was gehuwd met Andre Wouts uit Kapellen. Haar man was de zoon van Jan Wouts die gedurende vele jaren de boerderij "De Rode Hoeve" uitbaatte in de Parijseweg.
Boerderij van Jan Wouts “De rode hoeve” in de Parijseweg.
75
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Als wij ons terug verplaatsen naar de jaren 50 van de vorige eeuw dan denken wij onvermijdelijk terug aan de Koude Oorlog, de oorlog van Korea, werkloosheid, en zo meer. Uiteraard was de herinnering aan de voorbije wereldoorlog nog vast in het geheugen van onze mensen. Andre Wouts zag als landbouwer weinig toekomst in België en had daarom het zekere voor het onzekere gekozen en een vaste baan aangenomen bij de Belgische Boerenbond. In die tijd trokken heel wat geburen van de familie Wouts weg uit het oude Europa om hun geluk te zoeken aan de andere kant van de oceaan. Hun vaste buur in de Parijse Weg, Wouter Michielsen, trok met vrouw en kinderen naar Canada en een andere kennis, Leon Mees uit de Hoge Weg trok met zijn kroost naar Californie. Gabrielle en Andre voelden wel wat om de grote stap te wagen en ook zij vertrokken op 8 mei 1951 naar Californie.
Links Gabrielle uit de USA met haar zuster Juliette uit Kalmthout.
Na 9 jaar gewerkt te hebben op een ""farm" (boerderij) besloten Gabrielle en Andre om een nieuwe stap te zetten. Zij trokken 2500 mijlen oostwaarts en kochten een grote boerderij in Poysippi in de staat Wisconsin. Daar hebben zij een "dairy-farm" (melkveebedrijf) en telen zij maïs en sojabonen. Juliette, gehuwd met Christoffel Blaas uit Kapellen, vertrokken met 2 kinderen in 1960, eveneens naar Wisconsin, maar kwamen uit heimwee terug naar België. Het gezin Blaas telt nu 5 kinderen en 10 kleinkinderen. Poysippi betekent in de indianentaal "dennenbomen aan de rivier" is een piepklein dorpje met ongeveer 1.000 inwoners. Het maakt deel uit van Waushara-county, gelegen tussen het Bovenmeer en het Michiganmeer. Zij wonen, volgens Amerikaanse normen, niet zo ver van Canada. Gabrielle brengt dan ook regelmatig een bezoekje aan Annie Michielsen, dochter van Wouter, in Canada, want "dat is toch maar 10 uren with the car". 76
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Het gezin Wouts-Bullens telt 5 kinderen: ! 4 dochters: Paula, Josie, Jacky en Mary Ann, ! 1 zoon Walter. Alleen Josie is nog in België geboren, al de anderen zagen het levenslicht in de USA. Het moet goed leven zijn in Poysippi want op dit ogenblik heeft Gabrielle 18 kleinkinderen en 4 achterkleinkinderen. Al deze nakomelingen verstaan nog wel een beetje Nederlands doch hun moedertaal is uiteraard Engels. De band tussen de 2 zusters is zeer hecht. Alhoewel Gabrielle sinds 1992 niet meer in België was geweest, zien zij elkaar toch vrij regelmatig omdat Juliette regelmatig de grote plas oversteekt om haar Amerikaanse familie te gaan groeten. Andre Wouts overleed op 26 mei 2001. Hun zoon Walter is de opvolger op de farm. Het jaar 2003 was echter een speciaal jaar. Juliette was 50 jaar gehuwd en dat mocht niet ongemerkt voorbijgaan. Om die reden kwam Gabrielle nog eens terug naar haar geboorteland samen met haar dochter Josie, die op haar 50 ste verjaardag voor de eerste maal naar België kwam. De zoon van Juliette, Peter, die ook in Wisconsin woont, en dochter Alina, die in Australië woont, kwamen ook met hun gezin op familiebezoek. Het gevolg was dat in de Beauvoislaan in Kalmthout een aardig woordje Engels werd gesproken. Wij vroegen aan Gabrielle wat volgens haar de grote verschillen zijn tussen haar geboorteland en haar huidige woonplaats. In België valt het vooral op dat er overal nieuwe prachtige huizen gebouwd worden... en vooral dat deze woningen met bakstenen opgetrokken zijn. In de USA bouwt men vooral houten huizen. Wat haar vooral beangstigde was de manier van autorijden in België. Volgens haar zijn onze chauffeurs gevaarlijke voerders die heel wat risico's nemen. Zij kennen te weinig discipline want een maximumsnelheid geldt alleen voor de anderen. In Amerika is dit ongehoord. Geen enkele chauffeur zal de voorgeschreven snelheid overschrijden en ook de andere verkeersreglementen worden nauwgezet opgevolgd. Wij wensen Juliette en haar echtgenoot, een beetje laat maar toch zeer gemeend, van harte proficiat met hun huwelijksjubileum en wij hopen dat zij nog heel dikwijls de grote plas mogen oversteken naar hun zuster. Aan Gabrielle brengen wij onze dank voor haar prachtig relaas over haar Kapelse tijd en haar verder leven in de USA. Uiteraard hopen wij natuurlijk dat zij nog wel eens de tijd zal vinden om terug naar haar geboortedorp te komen. Wij vragen haar ook om de beste groeten over te brengen aan de familie Michielsen in Canada. De foto’s bij dit relaas zijn van de Heemkring Hoghescote v.z.w.
* * * * * * * * * * * * * * * 77
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Beste leden, Even uw aandacht voor enkele bestuursmeldingen: ! In ons Bruggeske van juni 2003 hebben wij een uitgebreide lijst gepubliceerd met de namen van onze bestuursleden. Jammer werd daarbij vergeten te vermelden dat Hoghescote ook nog een erevoorzitter rijk is, namelijk de heer Jacques Lenaerts. Jacques heeft zich gedurende vele ,jaren verdienstelijk gemaakt voor onze vereniging, als schatbewaarder maar ook als voorzitter. Toen hij door zijn werkzaamheden verhinderd werd om nog regelmatig aanwezig te zijn op onze vergaderingen werd hem het erevoorzitterschap aangeboden. Deze functie bekleedt hij nog steeds en wanneer mogelijk woont hij ook onze vergaderingen bij. Met herhaalde verontschuldigingen, maar … ere wie ere toekomt. ! Zoals gemeld in hetzelfde Bruggeske zullen wij in de eerstkomende maanden naar een nieuwe locatie – kelderverdieping van het oud-politiekantoor - verhuizen. Alhoewel de gemeentelijke beslissingsmolen traag draait, schijnt er toch beweging in deze zaak te komen. Wie ooit heeft verhuisd, weet dat hierbij nogal wat werk komt kijken, daarom onze vraag: zijn er tussen onze 430 leden niet enkele behulpzame zielen die ons kunnen helpen met inpakken, rekken rechtzetten en dossiers weg stapelen? U kunt zich aanmelden bij een van onze bestuursleden. Met onze dank op voorhand. ! Verder danken wij in naam van Hoghescote: De fam. De Meyer-Cools voor de schenking van een map met staf-kaarten. ! Voor onze leden die over het gebruik van het internet beschikken volgende tips: Heemkring Hoghescote kan steeds bezocht worden op onze website: www.noordpool.be/culture_kring_hoghescote_vzw . Regelmatig worden er nieuwe foto’s getoond en informatie verstrekt over onze activiteiten. Leden die over een e-mail beschikken, kunnen deze opgeven waardoor een vlottere communicatie mogelijk wordt. Zij die geïnteresseerd zijn in het opmaken van hun stamboom kunnen – gratis – een programma downloaden waarmee de eerste stappen tot het samenstellen van een stamboom kunnen gezet worden. www.aldfaer.nl Leden die niet over het internet beschikken, hoeven zich geen zorgen te maken, zij ontvangen gelijktijdig dezelfde informatie in het Bruggeske of per post. Voor het Bestuur van Hoghescote. RVdB.
***** *** 78
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
De slag van Ekeren – 30 juni 1703 – Naar aanleiding van de 300ste verjaardag van de veldslag van Ekeren werd op 14 en 15 juni door de Districtraad van Ekeren in samenwerking met Natuurpunt Antwerpen een geleide wandeling georganiseerd op de plaats waar de slag van Ekeren werd uitgevochten. De Vier-Kerkenstraat, het startpunt van de wandeling en de aanpalende straten: Ekerse Veldslagstraat, Twee Kronenstraat, Traktaatstraat, Successiestraat en andere straten gelegen in de wijk Schoonbroek refereren alle naar het historische gebeuren dat hier plaatsvond. Hoghescote had deze historische herdenking, die ook voor ons dorp van betekenis was, aangekondigd zodat verschillende leden aanwezig waren. Zij werden hiervoor ruimschoots beloond door een zeer interessante uiteenzetting van kunst-historische gids Claude Baguet. Voor de afwezigen hierbij het verhaal.
Politieke voorgeschiedenis. De Zuidelijke Nederlanden waartoe de Heerlijkheid Ekeren - Ekeren, Ettenhoven en Kapellen – behoorde, waren in de 17 de eeuw erflanden van de Spaanse kroon. De Noordelijke Provincies en Holland daarentegen werden door de Vrede van Munster in 1648 een onafhankelijke republiek. Toen Karel II, koning van Spanje, op 1 november 1700 te Madrid zonder kinderen stierf, barstte de strijd voor de erfopvolging los. Keizer Leopold van Habsburg, Jozef Ferdinand van Beieren en vooral Lodewijk XIV die zijn kleinzoon Filips van Anjou naar voor schoof als erfgenaam, waren de aanspraakmakers op de troon van Spanje. Er dient wel opgemerkt dat Karel II bij testament Filips van Anjou had aangeduid als zijn opvolger. De Fransen beschouwden onze gewesten dan ook als hun bezit. Vanaf 1702 vielen hun legers de Zuidelijke Nederlanden binnen en namen plaats naast deze van Spanje. Een vereniging van de beide koningshuizen betekende echter dat er een groot en sterk koninkrijk ontstond. Zowel Engeland, de Verenigde Provincies, Oostenrijk, Denemarken, een aantal Duitse vorsten, Portugal en Savooi wilden dit tegen elke prijs verhinderen en besloten een coalitie te vormen tegen Lodewijk XIV, waardoor “de Haagse Alliantie” tot stand kwam. Het andere kamp, Frankrijk en Spanje, kreeg de naam “ de Twee Kronen”. De Spaanse Successieoorlog, uitgevochten tussen 1701 – 1714, waarvan “de Slag van Ekeren” uit 1703 een episode uitmaakte, was begonnen.
Militaire situatie. Reeds in 1701 gaf Lodewijk XIV opdracht een verdedigingsgordel aan te leggen om de Zuidelijke Nederlanden te beschermen tegen aanvallen uit het noorden. Deze verdedigingslijn werd opgetrokken van Oostende tot aan de Duitse grens en bestond zowel uit natuurlijke hindernissen als uit aangelegde dijken. Bovendien werden op geregelde afstanden forten, “reduyten”, gebouwd om de troepen te kazerneren. Deze verschansing werd in de volksmond “de Linnekens” (zie kaart blz 80) genoemd, afgeleid van de Franse benaming “lignes” ofte “linies”. Daar de Spaanse troepen zich achter deze lijn opstelden en deze “Linnekens” ten zuiden van Ekeren liepen, kwam de Heerlijkheid Ekeren in een soort niemandsland te
liggen. Onze dorpen werden dan ook regelmatig getroffen door invallen van de Hollanders. Het Fort van Lillo was trouwens een Hollands bolwerk. 79
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Kaart van “de linnekens” of verdedigingslijn.
80
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
In 1703 waren de volgende de militaire posities ingenomen: Voor Antwerpen en binnen de verdedigingslijn: de Spanjaarden met aan het hoofd de markies van Bedmar. De Franse troepen onder bevel van de maarschalken Villeroy en Boufflers hadden geen vaste legerplaats en dienden als steun waar dit nodig mocht blijken. De Hollanders hadden een hoofdkamp te Stabroek onder leiding van generaal Jakob Wassenaar-Obdam, terwijl in Zeeuws-Vlaanderen luitenant-generaal Coehoorn en generaal-majoor Sparre aan de leiding stonden van de geallieerden troepen. De Engelse vleugel van de alliantie stond onder de leiding van Mylord Marlborough. Deze zou in mei 1703 de vijandelijkheden openen met het beleg en de verovering van de stad Bonn. Voorbereidingen op de Slag van Ekeren. Gesteund door zijn overwinning van Bonn stelde Marlborough aan de Staten-Generaal in Den Haag voor ook de vestiging Antwerpen te veroveren op de Frans-Spaanse bezetters. Alhoewel hij nabij Luik door de Franse troepen van Villeroy werd opgehouden, stuurde hij toch een deel van zijn leger naar Dordrecht als versterking van de eenheden die Antwerpen en Zeeuws-Vlaanderen zouden aanvallen. Op 22 juni 1703 hielden de Hollanders krijgsraad te Lillo. Het volgende strijdplan werd opgemaakt: Coehoorn zou op de westelijke oever van de Schelde bij Liefkenshoek de Fransen aanvallen en overmeesteren. Indien hij hierin slaagde zouden Sparre bij Sas van Gent en Obdam bij Merksem tegelijkertijd in actie treden. Op 23 juni maakte Coehoorn een verkenning van de linies rond Merksem en stelde daarbij vast dat de omgeving van Ekeren een geschikte kampplaats was voor de troepen van Obdam. De polders langs de zijde van de Schelde waren een zompig gebied en slechts toegankelijk langs veel te smalle dijken zodat een aanval langs deze zijde uitgesloten was. Obdam, een generaal van 68 jaar met heel wat ervaring, deelde deze mening echter niet en als argumenten uitte hij volgende bezwaren: ! Vooreerst vond hij de afstand tussen het kamp en de vijand te klein, wat het gevaar voor een verrassingsaanval inhield ! De nabijgelegen forten van Philip en Kruisschans aan de Schelde waren in handen van de Spanjaarden en konden de vijand als steun dienen. ! Het poldergebied was nog niet zo lang ingedijkt en de wegen ongeschikt voor het vervoer van zware karren en geschut. Alle transport diende dan ook over de smalle en slecht onderhouden dijken te gebeuren. ! Aan de oostzijde bevonden zich de bossen van Brasschaat en Katersheide en deze waren uitermate goed geschikt om ongezien de kampplaats in de rug aan te vallen. ( Bezwaar dat later zou bewaarheid worden) De opmerkingen van Obdam werden niet ernstig genomen en er werd hem voorgesteld regelmatig te patrouilleren langs de zwakke linkerflank om mogelijke infiltratie langs deze zijde te onderkennen. In geval van nood zou hij kunnen terugtrekken naar het fort van Lillo. Op 20 en 24 juni verzocht Obdam de Staten-Generaal om bijkomende generaals en versterking van 6 à 8 bataljons en 20 à 25 eskadrons. Marlborough die van Villeroy meer tegenstand kreeg dan verwacht en reeds manschappen afgestaan had, antwoordde dat hij nu geen troepen kon zenden. Op 27 juni om 2 uur in de nacht besloot Obdam dan toch de bevelen op te volgen en hij verliet Stabroek om op te trekken naar Ekeren. 81
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Hij beschikte dan over een leger van circa 10.000 man, een sterke artillerie met 16 veldstukken, 12 houwitsers, 25 mortieren en 50 handmortieren. Diezelfde 27 juni viel Coehoorn de Fransen aan op Liefkenshoek en ontmoette er weinig tegenstand. Bij Stekene had Sparre meer moeite om de Fransen te verdrijven die uiteindelijk toch hun stellingen dienden prijs te geven. Generaal Obdam zou, zoals afgesproken, nu in actie komen. De verplaatsing van zijn troepen van Stabroek naar Ekeren had echter langer geduurd dan verwacht - in plaats van om 5 uur in Ekeren aan te komen was het reeds 7 uur toen hij zijn nieuwe kampement bereikte. Hij oordeelde bovendien dat zijn manschappen niet voldoende met het terrein vertrouwd waren en in plaats van de aanval op Antwerpen in te zetten, gaf hij hen de opdracht de wegen te verbeteren. Zij sloegen hun tenten op langs de huidige Veltwijklaan, tussen de Steenstraat, de Bist en de Schriek aan de Katersheide. Op 28 juni besteedde Obdam zijn tijd aan het verkennen van het terrein en verstuurde hij het ene bericht na het andere waarbij hij trachtte tijd te winnen om versterking te verkrijgen. Noch uit het Waasland, noch van Marlborough uit het oosten wilde of kon men hem versterking sturen. Hij voelde zich bedrogen en dacht eraan ontslag te nemen. Inmiddels waren de Fransen niet blijven rusten. Bij het nieuws van de nederlagen op de westelijke oever van de Schelde besloten zowel Villeroy als Boufflers hun legers te verschuiven richting Antwerpen om Obdam te bekampen. Op 29 juni marcheerden de troepen van Boufflers ruim 60 km en arriveerden deels om middernacht, deels om 6 uur ’s morgens, dus op 30 juni, in Deurne waar de troepen van Villeroy reeds aanwezig waren. Er waren nu ongeveer 20.000 manschappen samengekomen in de omgeving van Merksem, zowel Franse, Spaanse als Keulse troepen. Op 29 juni in de namiddag had Marlborough een bode gestuurd die Obdam op de hoogte bracht van de troepenmutatie van de Fransen. Bij het vernemen van deze boodschap werd het plan om Antwerpen aan te vallen onmiddellijk opgegeven. Het zou immers gekkenwerk zijn de tweemaal sterkere tegenstander in eigen huis aan te vallen. Er werd evenwel beslist de stellingen in Ekeren niet te verlaten. Men zou trachten de Fransen uit hun versterkingen te lokken om ze vervolgens gemakkelijker te kunnen bekampen. In de kerktoren van Ekeren werd een observatiepost geïnstalleerd die de omgeving van Antwerpen tot in Hoevenen en Kapellen kon controleren. Voor het geval de vijand toch te sterk mocht blijken werd afgesproken dat een aftocht van het Hollandse leger naar het fort van Lillo zou aangekondigd worden door het afvuren van drie kanonschoten. Inmiddels werd de kostbaarste bagage alvast in veiligheid gebracht en naar Bergen op Zoom gezonden. Dat ook burgers daarbij werden ingeschakeld mag blijken uit het verhaal van een Ekerenaar, Jan Leemans. Hij werd in de nacht van 29 op 30 juni opgevorderd om met twee paarden en twee karren de bagage van de heer Pallant, overste onder generaal Obdam, naar Bergen op Zoom te vervoeren. Hij diende er uiteindelijk tot 3 juli te blijven alvorens een paspoort te verkrijgen om terug naar huis te keren.
82
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Verloop van de slag – 30 juni 1703. Die zaterdagmorgen, 30 juni 1703, houden de Fransen de bareel bij Merksem en de poorten van de stad gesloten. Een Hollandse patrouille die om 2 uur ’s nachts was teruggekeerd had niets abnormaals gemeld. Zo wordt het pas 11 uur in de voormiddag vooraleer een nieuwe verkenning uitgevoerd wordt. Het zijn de generaals Slangenburg en Tilly die de linker flank van het gebied gaan verkennen. Tegen het middaguur beklimmen Obdam en Hop, de regeringsafgevaardigde, de kerktoren van Ekeren en stellen niets verdachts vast. Wanneer zij echter terug beneden komen, worden zij aangesproken door een marketenster die door de vijand gevangen genomen was en die ’s morgens is kunnen ontspannen. Zij deelt mee dat de Franse troepen “de Linnekens” verlaten hebben. Obdam wil zelf hoogte nemen van de toestand en vertrekt naar de linker flank. Onderweg ontmoet hij Slangenburg en Tilly en andere generaals. Een van hen, Von Hompesch, generaal-majoor der cavalerie, meldt dat hij vijandelijke schilwachten op een hoogte heeft gezien, terwijl andere verkenners vijf eskadrons Franse ruiterij hebben opgemerkt die de voorhoede zijn van een nog grotere legermacht. Inmiddels wordt medegedeeld dat Franse troepen gesignaleerd zijn aan de Katersheide en er gevuurd wordt in Hoogboom. Van op de kerktoren te Ekeren stelt men nu vast dat Franse strijdkrachten uit Kapellen oprukken richting Hoevenen. Voor Obdam en zijn adjudanten Slangenburg en Tilly tekent zich het gevaar nu duidelijk af: Villeroy en Boufflers zijn bezig de Hollandse troepenmacht te omsingelen. De geallieerden besluiten om de terugtocht te nemen en op Lillo terug te trekken. Om de aftocht te dekken stuurt Obdam brigadier Schulenburg met twee regimenten dragonders van Saxen-Gotha naar Muisbroek. Bij zijn aankomst stelt deze vast dat de Fransen zich reeds in het Ekers gehucht ophouden. Snel merkt hij ook dat de overmacht te groot is en hij besluit terug te plooien tot in Oorderen om aldaar de weg naar Lillo open te houden. Maar ook dit dorp is eveneens door de vijand bezet wat betekent dat de laatste vluchtweg naar Lillo afgesloten is. Het Hollandse leger zit daarmee gevangen. Rond 3 uur laat Obdam drie kanonschoten afvuren waarmee hij zijn leger bevel geeft zich terug te trekken naar Lillo. De verrassing en de ontreddering is volledig. Hoe is dit kunnen gebeuren? Villeroy en Boufflers hadden namelijk hun manschappen, na hun aankomst in de omgeving van Merksem en Deurne, geen rust gegund. Reeds om 8 uur ’s morgens hadden zij hun legers terug in beweging gezet. Villeroy zou trachten de Hollanders langs het noorden aan te vallen terwijl Boufflers de oostzijde voor zijn rekening zou nemen. Villeroy wilde hierbij de Hollandse wachtposten, die op de baan van Merksem naar Bergen op Zoom stonden opgesteld, ontlopen. Daarom liet hij zijn manschappen een grote omweg maken langs het Peerdsbos, Brasschaat, de Kaartse Heide en Hoogboom om vervolgens Kapellen te bereiken waar de weg naar Hoevenen en Oorderen zou openliggen. Dat dit manoeuvre inmiddels een succes geworden was, mocht Schulenburg ondervinden toen hij in het gehucht Muisbroek op de Fransen stootte. Op de veel te smalle Ekerse dijk vormt zich ondertussen een Hollandse colonne van artilleriestukken en 300 wagens met munitie en materiaal.
83
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Om de aftocht te dekken is het gros van de infanterie in een bloedig gevecht gewikkeld aan de Leugenberg en Muisbroek. Er vallen vele doden en gekwetsten en het treffen zou tot laat in de avond aanhouden. De colonne wordt gestopt te Oorderen waar de Fransen reeds verschanst zitten. Obdam weet dat dit nu de enige weg is om nog te ontsnappen en begeeft zich persoonlijk naar de eerste linies van het front. Samen met brigadier Dona en de bataljons Fagel en Schulenburg slaagt hij erin de Fransen omstreeks 16.30 uur uit Oorderen te verdrijven. Rond 18.00 uur komen de Fransen echter terug, versterkt met frisse Spaanse troepen uit Fort Philip, en heroveren het dorp. De Ekerse en Oorderse dijken zijn nu één chaos: munitie- , brood- en bagagewagens, koetsen, handkarren, versperren de weg terwijl soldaten, voerlieden en knechten elkaar in de weg lopen. Obdam, de opperbevelhebber der geallieerden, ziet zich langs alle kanten ingesloten en belaagd. Tegen Hop zegt hij dat de slag verloren is en dat het beter is te vluchten dan in de handen van de vijand te vallen. Korte tijd later geraakt hij van de dijk en wordt van zijn troepen afgesneden, tenslotte wordt hij als vermist opgegeven. Aan de oostkant van het front heeft Boufflers, niettegenstaande zijn overmacht, slechts een matig succes kunnen boeken. Deels doordat zijn manschappen vermoeid geraken – zij zijn reeds van in de nacht op mars - maar ook deels door het feit dat zij bij het zien van de achtergelaten Hollandse bagage op de Ekerse dijk deze beginnen te plunderen. Na het verdwijnen van Obdam nemen zijn adjudanten, de generaals Slangenburg en Tilly, het commando over. De positie van de Hollanders is echter dramatisch: zij zitten gekneld tussen drie dijken, de Ekerse, de Oorderse en de Wilmarsdonkse. Bovendien ontbreekt het hen aan munitie omdat de munitiewagens onbereikbaar zijn. Onder leiding van Hompesch wordt besloten om met het bajonet op het geweer een doorgang te forceren. Bovendien wordt aan de manschappen verkondigd dat de Fransen geen gevangenen nemen en zij geen andere keus hebben dan voor hun leven te vechten. Intussen geraken de Fransen vermoeid en omstreeks 20.30 uur krijgen de Hollanders wat meer ruimte. Wilmarsdonk is nu in Hollands bezit, maar Oorderen en de sluis is nog Frans territorium waardoor de vluchtweg naar het fort van Lillo afgesloten blijft. Slangenburg geeft nu het bevel aan generaal-majoor Friesheim en brigadier Dona om met vier bataljons door de polder te trekken en het dorp langs achter aan te vallen. Tot aan de borst in het water trekt men door het moerassige overstromingsgebied. Terzelfder tijd trekken enkele overgebleven regimenten zonder munitie en onder het geschut van de Fransen over de Oorderse dijk naar het dorp. Bij aankomst wordt er gevochten met “het bajonet op de snaphaan en de degen in de hand”. De Fransen, bijna 24 uur op de been, moeten tenslotte wijken en Oorderen wordt veroverd waardoor de weg naar Lillo en de redding open ligt. Het gevecht eindigt tenslotte omstreeks 22 uur. Het slagveld dat zich uitstrekt in de poldervlakte tussen de vier kerken: St.-Lambertus te Ekeren, St.-Jan de Doper te Oorderen, St.-Laurentius Wilmarsdonk en St.-Hubert te Hoevenen en thans bekend als de Muisbroekpolder ligt bezaaid met honderden lijken van gesneuvelde soldaten en met de kadavers van tientallen paarden.
84
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Na de slag. ’s Anderendaags, de 1 ste juli 1703, werden de gekwetsten binnengebracht in de Antwerpse gasthuizen. Het St.-Elisabethziekenhuis, het huis van Hoboken, het St.Julianusziekenhuis en het Oosterhuis. Ook het hessenhuis en het pesthuis werden in ziekenhuizen herschapen. Het verwonderde de Fransen dat ook de Hollanders liefdevol verzorgd werden. Velen stierven nog dagen later aan de zware verwondingen die bajonet of degen hadden veroorzaakt. De cijfers over winst of verlies in beide kampen werden fel overdreven of geminimaliseerd al naargelang de bron waaruit ze kwamen. Objectieve cijfers, als men hiervan kan spreken, geven de volgende winsten en verliezen: ! Het Frans-Spaanse leger telde 1062 doden waaronder 31 officieren. Verder 1067 gewonden waaronder 101 officieren. Zij veroverden bovendien 6 kanonnen, 2 grote en 40 kleine mortieren, 300 wagens waaronder 22 met munitie en verder tenten, zilverwerk en ander materiaal achtergebleven in het Hollandse kampement. ! De Hollanders en de Engelsen hadden 716 doden waaronder 29 officieren en 1024 gekwetsten waaronder 72 officieren. Hun veroveringen waren gering: enige pauken, twee standaarden en zeven vaandels. Volgens Fl. Prims, verslaggever in de Gazet van Antwerpen, zou het Hollandse dodental evenwel opgelopen zijn tot 3000. De Hollandse generaal Obdam die ontredderd zijn troepen in de steek liet, ontvluchtte met een 30-tal ruiters het strijdtoneel. Zij ontdeden zich van hun kentekens en konden zo de Franse troepen ontwijken om langs de Katersheide en Wuustwezel uiteindelijk Breda te bereiken. In Holland werd hem deze nederlaag en vooral zijn vlucht niet in dank afgenomen. Hij werd gedegradeerd en zou nooit meer een belangrijke opdracht toebedeeld krijgen. Wie was nu de overwinnar van dit bloedige treffen? In een begrafenisboek van de Borchtkerk in Antwerpen leest men: Op 30 juni 1703 juni hebben wij met de Fransen, te Ekeren, Oorderen en Hoevenen, de Engelsen en de Hollanders verslagen. Wederzijds werd er veel volk verloren maar aan ons bleef de victorie. Dinsdag 3 juli werd de overwinning van de legers van de twee kronen te Antwerpen gevierd. In de kathedraal werd om 8 uur 's morgens in het bijzijn van de notabelen, een plechtig Te Deum gezongen onder het luiden van de grote klok. Een drievoudig salvo werd door alle stadskanonnen gelost. Op het St.-Laureisfort verloren twee kanonniers daarbij nog het leven. Door onvoorzichtigheid, toen zij het geschut afvuurden, verloor de ene het hoofd en werd de andere doormidden geschoten. Ook in Gent werd het Te Deum gezongen en werden kanon salvo’s voor de overwinning gelost. Van hun kant beweerden de Hollanders eveneens dat de strijd was beslist in hun voordeel en in dat van hun bondgenoten. Om dit kracht bij te zetten hebben zij op woensdagavond de 4de juli, alle kanonnen van hun forten en van hun oorlogsschepen die voor Lillo lagen, verschillende keren schoten doen afvuren. Bij ons spreekt men echter van hun marionettenoverwinning. 85
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Certificaat gevoegd bij de Franse herdenkingsmedaille van de slag.
Inderdaad kwam hier een bericht binnen van 2 juli, uit Bergen op Zoom, dat aldaar meer dan 40 schepen met gekwetsten, Hollanders, Engelsen en Schotten, waren binnengebracht. Volgens een andere tijding uit Breda verwachtte men er 1.200 gekwetsten. De alteratie was er met geen pen te beschrijven; niemand durft er openlijk over de verliezen spreken. 86
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Op 4 juli arriveerden te Rotterdam 31 sch epen met over de 700 gewonden. Wie er wat vrijpostig over de rampzalige actie klapt, wordt aangehouden. Frankrijk gaf ook een medaille uit “om de overwinning van Frankrijk en Spanje op de Hollanders” te gedenken met de volgende tekst:
JUNCTIS AUSPICIUS GALLI ET HISPANI DE BATAVIS AD EKERAM XXX JUNI: MDCCIII In het bijhorende certificaat (zie afbeelding bladzijde 86) werd vermeld dat er 4000 Hollanders werden gedood, 500 krijgsgevangenen gemaakt en heel wat oorlogsmateriaal en munitie werd buitgemaakt. Het gevecht bleef in feite onbeslist, geen der oorlogvoerende par tijen werd verpletterd. Ze verlieten beiden, fel gehavend en uitgeput, het slagveld van Ekeren en trokken zich terug in een veiliger legerplaats: de Hollanders bij Lillo, en de Fransen, onder Villeroy, bij Sint-Job in-'t Goor. Na jaren van uitputtende oorlogen stelden uiteindelijk de vredesverdragen van Utrecht (1713), Rastatt en Baden (1714) een einde aan de Spaanse Successieoorlog. De Zuidelijke Nederlanden werden bij deze verdragen toegekend aan Oostenrijk. Bijlagen: 1) Bijlage 1 - Plan van de Slag van Ekeren van 30 juni 1703. 2) Bladzijden 87 t.e.m 89 - Verklaringen bij het plan van de slag. Bron: Jaarboek 10 – 1992 – Heemkring Ekeren – De Slag van Ekeren 1703 – V.E.Wauters .
RVdB.
Annotatie bij het Plan van de Batailje der Hollandse en Franse Armee. Voorgevallen tussen Muysebroeck, Wilmersdonck en Orderen op den 30 Junij onder Commande van de Heer Generaal Obdam 1703. Dessiné sur le lieux Par Mons. Yvoy Catier Maitre Generaal, etc. etc. (zie bijlage 1) A
B
Een Gehugt behorende onder Eeckeren, alwar een Lieutenant Collonel off Majoor met 150 soldaten de voorpost hadden, op het huys van d'Heer Allemand. [H i e r is b e d o e l d h e t h o f v a n d e h e e r v a n H a l ma e le . E r i s in d e D o n k g e e n A l l e ma n d g e k e n d g e we e s t . " A l le m a n d " is k la a r b li jk e l ij k e e n v e r s c h r i jv in g v a n " H a l ma e le " . H e t g a a t o m h e t H o f te r B o r g t . ] Voorpost die een Capitein met 50 man afgeschickt va n h e t C a s t e e l , b e s e t h a d d e , o p d e s c h e y d i n g e va n d e g ro o t e w e g h va n A n t w e r p e n n a e r B r e d a e n B e r g e n op Zoom. [Dit is de splitsing van de Kapelsesteenweg met de oude Bredabaan, gesitueerd ter hoogte van het huidige St. -Michielscollege en dus daterend van voor de rechttrekking van de Bredabaan.] 87
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
C D E
F G H I K L M N O
P
Q
R
S
De Swaantiens-brugge, daar een post vooruyt was, afgeschickt door den voornoemde Capitein. [Het is de brug over de Laarsebeek.] Een Officier met 30 Ruyters de veldwagt hebbende, die een post vooruytstelde by de post B. [Overgang van de oude baan op Bergen op Zoom over de Reintjesbeek.] Een wegh die den 28 hadden gemaeckt om na de kant van Merxem met d'Armee te konnen marcheeren. [Baan van het Laar naar Merksem, nu aldaar Laaglandlaan genoemd. De baan zou onbenut blijven voor de Hollanders. Inplaats van aldaar naar Merksem op te rukken, moesten ze de aftocht blazen.] Campement, alwaer ons Leeger gestaen heeft van de 27. tot den 30. Junij . [D i t i s la n g s d e h u i d ig e Ve lt w ij k la a n tu s s e n d e S t e e n s tr a a t e n d e B is t e n v e rd e r la n g s d e B is t to t a a n d e S c h r ie k b i j d e K a t e r h e i d e . ] Post, daer onse groote Ruyters wagt stondt van een Major met 150. paerden. [Aan de Katerheidemolen.] Post, van een Dragonder wagt van 30. paerden. [Overgang van de "Eeckersche wegh" naar Antwerpen, over de Oudelandse beek.] Post, van een wagt te voedt van 50 man. [Niet terug te vinden op het plan. Vermoedelijk tussen H en K.] Post, van een wagt te voedt van 60 man en 20 Dra gonders te paert, om de passage van ons Leeger op Lillo te konnen open houden. [Plaats op de Wilmarsdonkse dijk ten westen van dit dorp.] Camp, waer onse artillerije stondt. [Plaats in het domein "de Oude Eik" aan de huidige Veltwijklaan, tegenover het hof van Veltwijk.] Post, daar den Vijandt, een embuscade gelegt hadde die als onses Generaels omtrent de middag d'avenuens gingen besigtigen, op haar vuur gaven. [Bij de toenmalige wip van Brasschaat op het Brasschaatsheiken uit die tijd.] D e p l a e ts e w a e r o mt r e n t , e e n d e ta c h e me n t va n d e R u y te r s w a g t d e n vi j a n d t o p d e midJagk o n tm o e t te . [P l a a t s h a l v e r w e g e d e L a g e K a a r t . ] Wegh die onse Armee nam om voor te komen, dat de vijandt (die alreeds agter ons was) ons niet soude afsnijden van Lillo, onse bagagie onder langs den Dyck rydende op Wilmerdonck en Orderen om soo den Dyck langs te gaen naer Lillo. [De aftochtroute van de Hollanders liep dus van Ekeren over de Ekerse dijk tot Wilmarsdonk, de Oorderse dijk, het dorp Oorderen, de Walenhoek en zo naar Lillo.] P l a a t s w a a r d e tw e e R e g i me n te n D r a g o n d e r s va n S a x e n - Go th a , g e c o mm a n d e e r t d o o r d e n B r i g a d i e r S c h u l e n b u rg h me e n d e p o s t t e v a tt e n , o m o n s e ma rs c h t o b e d e c k e n , a l w a e r d e n vi j a n d t v o n d e n ; d a e r me d e s y a e n s t o n t s ch a rg e e rd e n . [P l a a t s b i j d e L e u g e n b e r g . ] Plaets waergemelte Brigadier met syn Dragonders sig posteerde, als by omtrent Muysbroeck niets had konnen uytrechten, en oock gesien hadt dat het dorp Orderen door den vijandt al beset was, synde dat geweest de klocke drie uuren. [P l a a t s w a a r d e R o s d i j k w e g o p d e Go o r d i j k u i t l i e p . ] Plaatse waerden Vijandt de koetse van de Gravinne van Tilly de weg afsneed, synde de Gravinne personelyck, met den Tresorier generael Hop in de selvige Koetse, dewelcke sig aenstonts te paert settede, en sig weder naer d'Armee begaf; de Gravinne wiert aldaer gevangen genomen, en eenige bagagie tusschen die plaetse en Orderen geplundert. [P l a a t s bi j h e t d o r p va n Oo r d e r e n . ] Infanterie van onse trouppens die met den Vijandt chargeerde, om de Ruyterye en de rest van de bagagie te decken, alwaer het hevigste van het gevegt begon, omtrent de klocke over drie uuren. Omtrent vier uuren, ordonneerde de Generael Obdam, eenige gedetacheerde van het piquet die by d'artillerye gecommandeert waren, om naer het Dorp van Orderen te marcheeren, om den Vyandt daer uyt te dryven, en wierden twee Regimenten haar tot onderstandt 88
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
T V
W Z AA
BB
nagesonden synde de Battaillons van Slangenburg en Fagel, dewelcke meester wierden van het Dorp de klocke omtrent halfvyff, en wierden haer van den overste verschuer twee stucken canon toegesonde, met dewelcke syden Vyandt gantsch verjoegen, en raackte een van de beste huysen van het Dorp inden brandt. De Vyandt wende syn meeste magt na het Dorp van orderen, en deede verscheide Battaillons en Escadrons langs den Dyck van Houven na Orderen marcheeren met eenige stucken canon tastende d'onse aan die niet gesouteneert konden werden, synde de rest van onse Infanterie in volle vuur, aan de regter vleugel geteeckent S. soo dat d'onse uit het Dorp Orderen gerepousseert wierden, enden Vyandt de twee veldtstucken bequam. [In de eerste paragraaf is de polder tussen de Schriek en de Bredestraat bedoeld. In de tweede paragraaf wordt met "de Dyck van Houven" de Bunderdijk bedoeld.] Plaetse, waer onse Ruyterye sigh stelden in Battaille, soo in de Vlackte als op den Dyck, als onse Infanterye van Orderen gerepousseert wierdt, en was het doe de klocke ses uuren. [Plaats tussen de Ekerse en de Oorderse dijk waar die elkaar ontmoeten.] Wierden aldaar twee Holsteinsche Regimenten Dragonders geposteert om den Dyck te bewaren, hebbende een moerasch op haar regter, en een watering aende lincker hand, en was het doe omtrent half-seven. [D o o r h e t mo e ra s z i j n d e w e l e n va n Wi l ma r s d o n k b e d o e l d . D e w a t e r i n g i s d e g ra c h t l a n g s h e e n d e Go o rd i j k . ] Partyen van den Vyandt, die van het Fort D. Philippe langs den Dyck ons quamen aantasten. Waren vier Stucken canon in het eerste geset, de welcke wy niet hebben konnen te rugh trecken. [Plaats aan de vroegere Blankenbergbrug.] Weegen langs de welcke de Vyanden gekomen syn om ons van agteren aen te tasten, en de weg van Lillo of te snyden. [De Fransen kwamen dus uit de richting van Schoten en Sint-Job-in-'t-Goor, via het Peerdsbos en Brasschaat en zo langs de Kaart en Hoogboom, door de heiden aldaar en verder langs Kapellen en het Klein Heiken naar Muisbroek, Hoevenen en Oorderen.] De Sluys daar de Vyandt al begonnen hadt sig te begrave. [Dit was de Oorderse sluis op het Schijn waar de Fransen zich dus ingegraven hadden.]
K a p e l le n 1 9 0 0
89
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Was Sint Bernard ooit te Kapellen? In de vroegste geschiedenis van de Antwerpse Polderstreek en de Kempen komen meermaals, buiten de toenmalige feodale heren of soevereinen, personen ter sprake die door hun bijzondere levenswijze en daden door de Heilige Kerk als heilig verklaard werden. Het waren niet alleen predikers van hun geloof, maar ook ijverige ondernemers van bijzondere projecten: het waren stichters van abdijen, kloostergemeenschappen met monniken en lekenbroeders onder het bestuur en de leiding van een abt. De monniken, niet zelden van adellijke afkomst, geleerden en kunstenaars in schrift, de anderen begaafde ambachtslieden en landbouwers met goede kennis van bosbeheer, draineringwerken en bouwkunst. De eerste landbouwbedrijven in de Polder en de Kempen zijn dan ook het werk van deze kloosterlingen.De abdijen werden als spoedig belangrijke centra van kunsten en wetenschappen. Voor onze streek waren het vooral de abdijen van Sint Michiels en Sint Bernard die hier een belangrijke rol gespeeld hebben. Hun namen zijn tot op heden in herinnering gehouden, hetzij als toponiem, hetzij in namen van gebouwen of instellingen. Voor Kapellen kwam vooral de Sint Bernardsabdij ter sprake. Op de plaats waar zich het huidige kasteel "Vijverhof" bevindt langs de Kapelsestraat, zou in 1751 een woning gebouwd zijn voor de monniken van de Sint Bernardsabdij. De vroeger pastorij, het huidige Cultuurcentrum in de Dorpsstraat werd in 1771 eveneens gebouwd door de Sint Bernardsabdij, wat al meer dan een gewone bedrijvigheid alhier laat vermoe-den. Een andere nog concrete herinnering is de oude Sint Bernardushoeve aan de Bloemenlei. Alhoewel geen bevestiging gevonden werd is de mogelijkheid niet uitgesloten dat Sint Bernard zelf in onze streek zou vertoefd hebben. Spreken over de Sint Bernardsabdij kan niet zonder de abdij van Villers te noemen, want al draagt de eerste de naam, toch werd deze niet door Sint Bernard zelf gesticht. Ze is ontsproten uit deze van Villers die dan wel de veel besproken Sint als stichter heeft. Het was inderdaad Sint Bernard persoonlijk die in 1146 niet ver van het huidige stadje Villers-la-Ville aan de Tyle-rivier een cisterciënzerabdij stichtte waarvan hij zelf de eerste abt werd.
90
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Wie en wat was deze merkwaardige figuur die beschreven werd als een invloedrijk prediker van de tweede kruistocht naar het Heilig Land. Bij de viering van de 900ste verjaring van de geboorte van Sint Bernard in Frankrijk waren er verschillende ontmoetingen van geleerden en werden belangrijke manifestaties ingericht. De Franse historicus Jean Philippe Lecat schreef ter dier gelegenheid, na ernstige opzoekingen in oude archieven, een belangrijke biografie waarin het leven en het werk van Sint Bernard in een ander daglicht werd gesteld dan voorheen algemeen afgeschilderd werd. In vrije bewerking trachten wij daaruit enkele bijzonderheden te vernemen over de "Profeet van het Westen". Het bronzen standbeeld dat Sint Bernard voorstelt als een vurig prediker die met opgeheven armen de ridders ter kruisvaart roept, zou volgens genoemde auteur veeleer een beeld moeten zijn van een godvruchtig neergeknielde monnik met gebogen hoofd in biddende houding. Het beeld dat in de loop der eeuwen van Sint Bernard werd gemaakt was aangepast aan de behoeften van de tijd en strookte niet volledig met de waarheid. 91
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Men zou van Sint Bernard te vroeg een heilige gemaakt hebben. Zijn strijd tegen de verdwaling van het vlees, tegen de ketterij en tegen de Islam die een groot deel van zijn werk vormden werden verwoord in een verkeerd verband. Veel minder werden vernoemd zijn veroordelingen van de wereldse prinsen, zijn woede tegen de misbruiken van de gevestigde Kerk en zijn warme liefde voor de armen. Tescelin le Roux, de vader van Sint Bernard, was een kasteelheer voor de hertog van Bourgondie te Fontaines nabij Dijon, de streek van de grenszones, een gebied van moerassen, kreupelhout, dorenbossen en ruwe kalkrotsen. Het was een streek met een eigen fysiek en politiek belang. Het was daar dat de tornooien gehouden werden, tornooien die nog niets gemeen hadden met de 14 de en 15 de eeuwse galante ridderspelen. Het waren brutale, soms dodelijke aanvallen, van gewapende benden. Het was daar dat een volk leefde bestaande uit randfiguren, kluizenaars, kolenbranders, houthakkers en varkensdrijvers. Daar werd in 1090, op het kasteel Fontaines, Bernard geboren. Zijn moeder Aleth kwam uit een voorname en gefortuneerde familie die verwant was met de meest belangrijke en machtige geslachten van de streek. De bijzondere persoonlijkheid van Aleth heeft ongetwijfeld een grote invloed gehad op de vorming van haar zoon. De moeder van Sint Bernard werd trouwens door de Kerk heilig verklaard, en dit niet wegens haar zoon want deze was bij haar dood nog een jonge student in onbekende profane wetenschappen. In 1098 werd te Citeau, een dorpje in hun streek, door een zekere Robert de Molesné een Cisterciënzerklooster gesticht, mogelijk op gronden door de moeder van Bernard geschonken. In 1112 was Bernard, samen met nog 12 nobele jongens, ingetreden in het klooster van Citeau. In 1115 stichtte Bernard zelf een nieuw klooster te Clervaux in het Aube departement. Met Citeau als oorsprong werden er in minder dan 40 jaar 170 abdijen gesticht, de meest vruchtbare in Bourgondie en Champagne, maar ook in de Britse Eilanden, Ierland, Portugal en Hongarije. Bernard koos zelf stuk voor stuk zijn leden voor de eerste ploegen zendelingen en raadpleegde met zorg de keuze van de oversten. Hij voelde zich verantwoordelijk voor ieder aangeworven leider. Clairvaux werd een toevlucht als er ketterij dreigde, als benden een anti-paus kozen, als drogredenaars hun leerlingen verkeerde toespraken hielden. De paus en de prinsen richtten zich tot Bernard die alzo in een pijnlijke strijd gewikkeld werd. In hun verscheidenheid, hun onstuimigheid of soms bittere afkomst waren zij telkens dubbelzinnig of twijfelachtig met hun vragen of voorstellen. Zij hebben veel bijgedragen tot het militante beeld van de bronzen heilige dat door veel tijdgenoten als trots en dominant werd aanzien. Met een weinig aandacht bemerkt men al spoedig twee wijzen van handelen waarvan gehoorzaamheid maar ook standvastigheid verbazen. Een mooi voorbeeld is dat van de kruistocht. Een bepaald verhaal heeft de abt van Clairvaux gezet op de top van een heuvel, het Westen oproepend tot de strijd tegen de Islam. De waarheid is dat hij tweemaal heeft geweigerd aan de koning om zulke expeditie te prediken, een strijd waarvan hij niet veel goeds verwachtte. Het is ook historisch juist dat hij op zijn minst één gelijkaardige uitnodiging van de paus verwaarloosde. Een consultatie van het geschreven werk van Sint Bernard zou toegelaten hebben om een onbevooroordeeld oordeel op te maken. Maar de toegang tot de uitgebreide 92
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
werken was niet gemakkelijk: uit de verhandelingen, de zedenpreken en de brieven kon men altijd kiezen wat paste aan de vooropgestelde stellingen van het ogenblik. De vorm alleen al was verwarrend, het Latijn, waar een overvloed aan citaten en toespelingen, ontleend aan de klassieke redekunst, nooit geweld aan het woord weigerde. Alzo zijn liederen van liefde en medelijden, te haastig gelezen, overgekomen als vervloekingen of veroordelingen. Wat spijtig genoeg ontbreekt en dat waarschijnlijk het ware woord van Bernard was, zijn zijn vertrouwde preken in de Romaanse taal tot zijn lekenbroeders, herders en veehoeders van de abdij. In het relaas van een van zijn bezoeken aan een centrum voor landbouwontginning, vergezeld van zijn secretaris die hoopte een en ander uit de gesprekken te kunnen opvangen, lezen wij volgende geschiedenis. Aan de grote schuur met een dak van platte stenen stonden de lekenbroeders verzameld, meestal arme lieden, ongeletterden. Bernard sprak hen lange tijd toe over de liefde voor de natuur - "men leert meer zaken in het bos dan in de boeken want bomen en rotsen verklaren dingen die men nergens anders kan waarnemen". De secretaris noteerde niets omdat hij dacht dat het gesprek dat hij hoorde van geen belang was. Alzo is er veel van de ware Sint Bernard verloren gegaan. Men zou kunnen stellen dat Bernard zowat de klaagmuur en tevens de raadsman was van bijna gans Europa. Zijn secretarissen hielden orde van de oproepen die binnenkwamen: vragen voor het stichten van abdijen, een koningin die hoopte op een zoon, een vluchtende monnik voor zijn vrijkoop, een paus die hoopte op de politieke waardigheid van de bedoelingen van God. Bisschoppen gaven hun onmacht toe in hun strijd tegen benden wevers die, begeleid door verontruste asceten in zwarte kledij, met een groot kruis doorheen de Languedoc de joden wilden verbranden in hun getto's. Priesters die zich meester maakten van de tienden (belastingen) en zich in kleurige kledij tooiden, een hulpoproep van een klooster in Ierland, de stille vreugden van een nieuwe kloosterstichting of een bericht van een vriend dat de schooljeugd naar slechte meesters luisterde, dit alles maakt het wel en wee uit van het dagelijkse leven van Bernard. De monnik is geheel zijn leven bedreigd geweest door 2 tegenstellingen: buitensporige geloofsijver die voert naar verheerlijking en koelheid die voert naar de tegenzin. Nochtans hield Bernard zich aan het noodzakelijke en zag er niet tegen op om midden in de nacht op te staan om met zijn broeders mee te zingen. Bernard hield niet van grote gebouwen. Toen ziekte hem verplichtte te verzaken aan de gewone plichtplegingen liet hij zich een hut van takken maken. Daar dicteerde hij zijn absoluut meesterwerk: "Les sermons sur le cantique des cantiques". Daar bleef hij ook verder corresponderen met de verantwoordelijke abten van de onderabdijen van Clairvaux. Zijn voornemen om ieder jaar een van de uit Clairvaux ontsproten abdijen te bezoeken werd hem weldra onmogelijk. In zijn werk "La vie de Saint Malachie" schreef Bernard over de hoedanigheden die van een man een heilige maken: "soberheid van bestaan, rechtvaardigheid van handelen, ijverig van geest, kalmte tegenover zorgen, vreugde over nieuwigheden en zekerheid tegenover de eeuwigheid".
93
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Al deze voornoemde zaken zijn niet gemakkelijk te plaatsen tegenover de mens van deze tijd, maar die toch aantonen dat het ware verhaal van de af te leggen weg van een heilige een uitdaging blijft. Buiten het literaire was Bernard ook inspiratiebron voor schilders en grafische kunstenaars. Bij het einde van de 12 de eeuw plaatste een zekere Rabbi Ephraim uit Bonn Bernard in de rang van de rechtvaardigen die vochten tegen het antisemitisme en ook Maarten Luther liet zijn bewondering voor Bernard blijken. De voortzetters van de kanunniken van Lyon, promotors van de Mariadevotie, vonden in de schriften van Bernard prachtige beelden van de verering van O.L. Vrouw. In het museum van schone kunsten van Doornik is een schilderij bewaard van Jan van Eckele "La lactation de Saint Bernard" dat doorgaat voor een van de mooiste voorbeelden van symbolische mystieke Maria devotie. In 1153 overleed Bernard te Clairvaux en reeds in 1174 werd hij heilig verklaard. Wij komen even terug op de mogelijkheid dat Sint Bernard zelf in onze streek zou geweest zijn. Tijdens een van zijn vele reizen was hij ook in Belgie en werd daar door de hertog van Brabant aangezocht om in zijn hertogdom een cisterciënzerabdij te stichten. Aan het hertogelijk verzoek werd voldaan en in 1146 kwamen van uit Clairvaux 12 monniken en 5 lekenbroeders onder leiding van hun overste Laurentius. Zij vestigden zich op enkele mijlen van Nijvel in een wilde streek waar ze op een hoeve te Gémioncourt vriendelijk ontvangen werden.
94
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Door de ruwe ongeschikte bodem liet de ontmoediging zich weldra voelen. De klachten kwamen bij Bernard die zelf ter plaatse kwam om zijn broeders te troosten en bij te staan. Hij voerde hen enkele mijlen verder in noordoostelijke richting naar een vallei bespoeld door de Thyle rivier. Daar te midden van het bos van Hez, dat in de 17 de eeuw nog ongeveer 674 ha groot was, werd een abdij gebouwd met de materialen die ter plaatse gevonden werden. De abdij van Villers, niet ver van het huidige stadje Villers-la-Ville, is sinds de Franse Revolutie een ruïne, maar dan een ruïne die door de machtige bouwkundige relieken de bewondering van elke bezoeker opwekt. De abdijruïne van Villers, de meest belangrijke van het land, kan wedijveren met de beroemde abdijruinen van Engeland. Uit de geschiedenis van Schoten weten we dat kort na haar stichting der abdij tussen 1146 en 1153 door schenking van een Engelbert van Schoten in het bezit kwam van een deel van diens pas door erfenis verworven heerlijkheid Schoten. In 1160 werd deze schenking door een hertogelijke oorkonde bevestigd. Naar aanleiding van zulke belangrijke schenking is het dan ook niet uitgesloten dat Bernard als overste van Villers zich ter plaatse bij de schenker heeft begeven en ook nog plaatsen in de buurt bezocht. Voor het samenstellen van een dia-montage over de abdij van Villers bezocht ondergetekende meerdere malen de ruines en verschillende van die prachtige eeuwenoude hoeven die in het bezit van de abdij waren. De hoger genoemde hoeve van Gémioncourt bestaat nog steeds en de toenmalige eigenaar toonde mij in het salon een gedenkplaat die daar in 1706 was aangebracht en waarop het wapen van de abdij met een tekst in het Latijn die zegt dat in deze hoeve in 1146 12 monniken en 5 lekenbroeders verbleven. In het salon bevond zich ook nog een lederen zetel met in de rug het wapen van de abt Hache die van 1716 tot 1734 abt van Villers was. Tegen een muur van de grote schuur is nog het wapen van de abt Cloquette te zien, de laatste abt voor de Franse inval die een einde maakte aan het bestaan van een der prachtigste voorbeelden van middeleeuwse bouwkunst. Voor wie de abdij van Villers nog niet bezocht kunnen we enkel zeggen: spijtig. Geraadpleegde bronnen. ! !
Jean Philippe Lecat: "Saint Bernard le combattant de Dieu" in het tijdschrift "Historama" van juni 1990, verschenen naar aanleiding van de 900ste verjaardag van de geboorte van Sint Bernard. Ook de Post herdacht de 900ste verjaardag van de geboorte van Sint Bernard met de uitgave van een postzegel met de beeltenis van de heilige. Tekst en tekeningen Jos Goolenaerts.
**** *** * 95
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Verdwenen Kapelse nijverheid. Leerlooierij Vouwe. De heer Vouwe Maximilianus Joseph Hubertus Leopoldus, die in onze gemeente een zeer grote rol zou spelen, was eigenlijk een inwijkeling in Kapellen. Wij zullen de betrokkene in dit artikel noemen bij zijn roepnaam Leopold Vouwe. Hij werd geboren te Tienen op 15 oktober 1831 en was gehuwd met Bressers Elisa Maria Amelia Henrica, geboren te Antwerpen op 19 oktober 1840. Het gezin telde 5 kinderen: 1. 2. 3. 4. 5.
Vouwe Vouwe Vouwe Vouwe Vouwe
Carolus Jacobus Eduardus, geboren te Kapellen op 15 oktober 1862, Joanna Henrietta Elisa Maria, geboren te Kapellen op 8 oktober 1864, Maria Celina Leonia Leopoldina, geboren te Kapellen op 22 januari 1866, Amandus Emilius Leopoldus Maria, geboren te Kapellen op 23 maart 1871, Louisa Carolina Maria Amelia, geboren te Kapellen op 6 maart 1877.
Indien wij Pachter Jan van Cappellen, een politiek blad van de katholieken dat verscheen tijdens de periode van 14 januari 1867 tot 12 december 1869, mogen geloven, dan was Leopold Vouwe een muzikant aan een toneelgezelschap te Antwerpen vooraleer hij zich in april 1862 te Kapellen kwam vestigen. Hij werd onmiddellijk actief in de politiek en in 1867 werd hij aangesteld tot burgemeester. In de Dorpsstraat kocht hij van de familie Peeters- De Bruyn een terrein pal gelegen tegenover de leerlooierij van Bogaerts die gevestigd was in de huidige woningen van notaris Wuyts en de textielhandel "Mr and Mss". Op het terrein stond een grote herenwoning, verschillende stallingen, een achterbouw, werkhuizen, dit alles omgeven door een grote tuin. Onmiddellijk bij zijn aankomst te Kapellen vroeg hij op 3 mei 1862 aan de Bestendige Deputatie van de provincie Antwerpen de toelating om een leerlooierij te mogen uitbaten op zijn eigendom, perceelnummer 285. De aanvraag werd uiteraard via de arrondissementscommissaris doorgestuurd naar de burgemeester van Kapellen, de heer Johannes Franciscus Feyen, die de voorziene procedure in gang stelde. De aanvraag werd openbaar gemaakt tijdens de zondagen 18 en 25 mei 1862 en op 1 juni 1862. Daarenboven lag de aanvraag ook nog ter inzage voor het publiek tijdens de periode van 19 mei 1862 tot 19 juni 1862. Burgemeester Feyen stelde op 21 juni 1862 vast dat er geen enkele klacht of vraag tot verzet binnengekomen was. Zijn verslag werd voorgebracht op het schepencollege van 24 juni 1862, hetwelk een positief advies gaf mits het naleven van de volgende voorwaarden: 1. er dienden 2 sterfputten voorzien te worden, 1 voor de vloeibare en 1 voor de vaste afvalstoffen, zodat al het bloed en de afval van de huiden konden opgevangen worden, 2. deze afvalputten mochten niet geopend worden tussen 5 uur ‘s morgens en 22uur ‘s avonds, 3. het was ook absoluut verboden om afvalwaters te lozen in de openbare beek in de Dorpsstraat.
96
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
L i g g i n g s p l a n v a n d e h u i d e v e t t e r i j v a n L e o p o l d Vo u w e .
Voornoemd advies werd doorgestuurd naar de Bestendige Deputatie die op 4 juli 1862 de vergunning afleverden aan de heer Vouwe. De voorwaarden, opgesteld door het gemeentebestuur, werden integraal overgenomen in de uitbatingsvergunning. In de archieven kunnen wij niet terugvinden tot wanneer de leerlooierij in bedrijf is gebleven. In de bevolkingsboeken van 1880 vinden wij de heer Vouwe Leopold echter niet meer vermeld als leerlooier doch wel als agent in wijnen. Nadat de heer Vouwe er niet in geslaagd was om opnieuw burgemeester te worden noch in 1879, noch in 1885, verhuisde hij met zijn ganse familie op 17 januari 1885 naar de Jordaanstraat nummer 98 te Antwerpen. R Balbaert .
97
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Grafschriften en monumenten in en rond de St. Jozefskerk te Heide-Kalmthout. Van al de recent gebouwde kerken in de omtrek heeft geen enkele op het vlak van heraldiek zoveel te bieden als de zeer mooie St. Jozefskerk te Heide, gebouwd rond de jaren dertig onder pastoor Antoine de Preter. Ze werd opgericht te midden van een prachtig groen kader, tegenover het treinstation met dezelfde naam. Ingewijd op 14 mei 1935 onderging de kerk reeds zware beschadigingen op 14 mei 1940, precies vijf jaar later dus. Gerestaureerd sedert 8 juni 1941, ontsnapte ze op werkelijk miraculeuze wijze aan een dynamietaanslag op 10 oktober 1944, dankzij een list van de pastoor op het ogenblik van de aftocht van de bezetter. De glasramen van dominerend gele en gouden kleur zorgen voor een schijnbaar eeuwigdurende zonnige atmosfeer in het interieur. Zij laten bovendien de vele wapenschilden beter uitkomen, die praktisch alle ramen van de middenbeuk sieren. Het eerste glasraam rechts is gesierd met de wapens van Georges de Caters, man van Marie Louise Henriette Aerts. Het devies luidt: "PRO PATRIA ET URBE."
St. Jozefskerk te Heide-Kalmthout >
Het tweede glasraam draagt de wapens van Gustave Louis Marie Joseph Wolters, geboren te Gent op 20 november 1891, en die te Antwerpen gehuwd was op 3 februari 1920 met Marie Hélène Elodie Coveliers. Verderop vindt men het wapenschild van don Vincente Ruiz de Arcaute, origineel uit een Baskische familie, en waarvan de zoon Miguel was gehuwd met Sabine de Kerchove d'Ousselghem, dochter van Marc en van Chistiane de Pret Roose de Calesberg. Een volgend glasraam verwijst naar het overlijden op 4 september 1951 van Jean Royakkers. Het derde vitraux van het tweede vensterraam is gedecoreerd met de wapenschilden van Hardouin de Chaffoy, zoon van Eugène en van Françoise Coenraets, geboren te 98
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Deurne op 19 februari 1888 en gehuwd met Rosalie Antoinette Marie Alphonsine van Lint. Daarop kunnen we het wapenschild bewonderen van Barend Mutsaers de Middelharnis, hollander en kasteelheer van Plantijnhof te Kapellen. Devies "FASCES FASCES". Zo bereiken we het derde venster. Het eerste glasraam is versierd met de wapens van Bernard Ludovic Marie Joseph Barbe Ghislain van de Werve de Schilde, ridder van het Heilig Graf, geboren te Boechout op 30 mei 1889 en van zijn echtgenote Yvonne Emilie Adeline Louise de Montpellier. Devies "SINE FRAUDE". Volgend glas vertoont een zeer mooi schild herinnerend aan de familie van Pierre Willaert, gehuwd met Elisabeth van Haaren. Verder bemerken we de wapens van Englebert Ernest Marie Corneille Laane (van Nederlandse afkomst), geboren te Roosendaal op 11 juni 1864, overleden te Breda in 1931. Leuze: "VIA VERITAS VITA". Het laatste in de rij is geplaatst ter nagedachtenis van zeer eerwaarde pater Colja van Haaren, overleden op 30 april 1941. Merk het zegel van de orde op: een pelikaan op een palmboom met de vermelding Societas Missionariorum Africae. Bekijken we vervolgens de linkerzijde. Hier zijn eveneens drie vensterramen met telkens vier vitraux. Het eerste glasraam is ter ere van zijne excellentie monseigneur Jean Marie François Henri Ghislain van Cauwenbergh, bisschop van Synaüs, hulpbisschop en vicarisgeneraal van zijne emminentie de kadinaal-aartsbisschop van Mechelen. Hij werd geboren te Lier op 28 maart 1879 en overleed te Leuven op 14 april 1950. Onder het wapenschild de leuze "OPERE ET VERITATE". Het tweede glasraam toont het wapen van paus Pius-XII en de spreuk "OPUS JUSTITIAE PAX". Derde in de rij is gewijd aan zijne emminentie kardinaal Joseph Ernest van Roey, 17e aartsbisschop van Mechelen sedert 12 maart 1926. Hij werd geboren te Vorselaar op 13 januari 1874 en werd priester gewijd op 18 september 1897. Zijn devies luide "IN NOMINE DOMINI". Verder zien we het wapen van monseigneur Etienne Carton de Wiart, geboren op 27 september 1898 en overleden op 30 juli 1948, hulpbisschop van Mechelen, later bischop van Doornik. Devies: "IN DOMINE CONFIDO". Zo belanden we aan het tweede venster. Hier vallen ons twee vitraux op met bisschoppelijke schilden, omgeven door wapens uit de respectieve families. Te weten: Heer Daniel de Pret Roose de Calesberg en diens vrouw Marguerite della Faille de Waerloos, van wie beiden de obiits elders in de kerk hangen. Leuze "PRET A BIEN FAIRE". Vervolgens de wapens van monseigneur Emile Joseph Marie de Smedt, geboren te Opwijk op 30 oktober 1909, te Mechelen tot bisschop van Elusa gewijd op 29 juni 1950, ook hulpbisschop en vicaris-generaal van de aartsbisschop van Mechelen, tenslotte benoemd tot bisschop van Brugge op 31 juli 1952. Zijn leuze luidde "MINISTRANDO".
99
’t Bruggeske jg 35 – september 2003 – nummer 3.
Verderop merken we een raam op, gewijd aan monseigneur Leon Joseph Suenens, bisschop van Isinda, hulpbisschop van de aartsbisschop van Mechelen en vicarisgeneraal. Devies "IN SPIRITU SANCTO". Tot slot de gelieerde wapens van de familie de Kerchove d'Ousselghem en de Pret Roose de Calesberg, waarvan ook de obiits aanwezig zijn. Meer bepaald vinden we het wapen van Heer Marc J.M.C. de Kerchove d'Ousselghem, geboren te Gent op 6 maart 1882, die te Kapellen huwde op 3 juli 1913 met Christiane Marguerite M.J. de Pret Roose de Calesberg, geboren te Antwerpen op 2 november 1888. Hun leuze "ENDURER POUR DURER". Aan het laatste vensterraam is slechts het eerste vitrail versierd. Het stelt een helm voor van ons leger in 1940 met een laurierkroon errond en de mededeling: IN MEMORIAM G. CAPIAU PRO PATRIA ONDER-LUITEN. 1e REG. LANS. + 14 MEI 1940 Drie obiits vervolledigen de heraldische decoratie van deze merkwaardige kerk. Namelijk: Rechts tegenover het altaar van St. Antonius van Padua, het grafschrift van Marguerite Marie Josèpha Françoise della Faille de Waerloos, geboren te Wilrijk op 12 augustus 1862, echtgenote van Daniel de Pret Roose de Calesberg. Leuze "PRET A BIEN FAIRE". Gevolgd door "OBIIT 20 OCTOBRIS 1942". Links tegenover het altaar van de H. Maagd het grafschrift van Daniel Jacques Marie Xavier de Pret Roose de Calesberg, gewezen secretaris van een gezantschap, geboren te Antwerpen op 24 juli 1861 en overleden te Kapellen op 18 september 1933, gehuwd met Marguerite della Faille de Waerloos. In de doopkapel tegenover het inkomsthek merken we het grafschrift op van Renaud Eugène Marie Joseph Ghislain de Kerchove d'Ousselghem, zoon van Marc en van Christiane de Pret Roose de Calesberg. Hij was geboren te Landegem op 14 juli 1922 en stierf voor het vaderland in bevolen dienst te Losheim (Dl.) op 13 augustus 1945. Ook opmerkelijk is de parochiale bibliotheek waar een raam gesierd is met een schild herinnerend aan de familie de Preter, meer bepaald met b e tr e k k i n g to t p a s to o r d e Preter van de tak uit Putte. Deze familie zou zich in de loop van de 16de eeuw te Aarschot en te Rillaar hebben gevestigd, oorspronkelijk komende uit Artois. In de ontvangstzaal van de pastoor vinden we nogmaals de wapenschilden van monseigneur van Cauwenbergh, kardinaal van Roey, paus Pius-XII en monseigneur Etienne Carton de Wiart. Op het Oosten toont een glasraam ons het wapenschild van België, naast dit van de stad Antwerpen en de gemeente Kalmthout. Bron: De Schakel jg 1955
J. Vanummissen.
* * * * * * * * * *
100