Bruggeske 2006-3 september

Page 1



’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

‘t Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring " Hoghescote v.z.w. " te Kapellen. Zetel: Antwerpsesteenweg 2 - Bus 2 - 2950 Kapellen. 38e jaargang – nummer 3 1 september 2006 ____________________________________________________________________

In dit nummer... -

Bladwijzer. - 73 Dank aan Rik Berkhof. - 74 De geleide wandeling in Zurenborg op 8 juli. - 75 De eerste wereldoorlog in Putte. - 76 Archiefdagen heemkring Hoghescote. - 83 Huwelijk te Hoogboom. - 84 Mededeling. - 87 Aanwinsten voor het Hoghescote-archief. - 87 K.F.C. Cappellen 100 jaar jong. - 88 Een Polowedsrijd in 1929. - 96 Gemeentelijke jongensschool te Putte. - 99 Zoekplaatje. - 108

Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage.

____________________________________________________________________ Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger – Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.42.67. 2006 - Copyright "Heemkring Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Heemkring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968. ____________________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 10 Euro en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Heemkring Hoghescote’ v.z.w. – Antwerpsesteenweg 2 – Bus 2, 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro.

73


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Dank aan Rik Berkhof. Op 2 juli 2006 overleed onverwachts Rik Berkhof. Gedurende vele jaren hielp hij Hoghescote bij het realiseren van onze filmen. Zijn goede vriend Arthur de Kock schreef voor ons de volgende tekst: Rik Berkhof was van beroep labo-technicus doch hij zou evengoed een professioneel filmmaker kunnen zijn. Vanaf de vroege fotografie over het ontstaan van de 8 mm film is hij steeds het filmen blijven volgen en vervolmaken. Met de eerste videocamera volgde hij steeds de nieuwe ontwikkelingen op van op zeer korte afstand. Rik kon bijvoorbeeld van 3 uren film een compacte videofilm maken zonder maar iets van de details te vergeten. Hij was een specialist op de "casablanca" en heeft menig filmliefhebber met raad en daad bijgestaan. De nieuwste ontwikkeling "film maken met pc" was voor hem weer een uitdaging. Voor Hoghescote maakte hij o.a.: ! Het werkhuis van de Gebroeders Van Herck, ! Het station en omgeving, ! Oude ambachten, ! Sint Sebastiaansgilde van Kapellen. Zijn laatste werk was de tunnel van Kapellen. Samen met zijn vriend Andre Huybrechts heeft hij deze werken gevolgd vanaf de afbraak van de eerste woning, over de eerste spadesteek, het vlechten van het betonijzer, het omleggen van de sporen, het betonstorten, de eerste wandeling door de tunnel, enz. Zijn filmen werden vertoond bij de opening van de tunnel op 26 augustus 2006. Dank Rik voor het vele werk dat U gepresteerd hebt voor Hoghescote. Arthur de Kock.

74


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Onze geleide wandeling door de Cogels-Osylei en de wijk Zurenborg op 8 juli. Het oostelijk stadsgedeelte Zurenborg werd gebouwd als dorp aan de rand van de stad. Maar al gauw kreeg de wijk stadsallures door de bouw van statige paleizen die volledig de belle epoquesfeer uitademen. De Cogels-Osylei kan je als kern beschouwen van dat architecturale werk. Deze watertorens, uit de tijd van de stoomtrein, zijn ook een mooi stukje bouwkunst uit vervlogen tijden, het huis ernaast (niet te zien op de foto) is al gerestaureerd, eerstdaags komen de watertorens ook aan de beurt.

Hiernaast een huis waarvan de draagarmen van het balkon bestaan uit twaalf duivels. Zeer statige huizen, door het oordeelkundig bouwen van verschillende huizen naast of tegen elkaar vormen ze een mooi en groots geheel, heb je gezien dat het twee huizen zijn op de foto hiernaast? Een mooi rond punt in de wijk, verschillende kruispunten, speciaal aangelegd en de hoekhuizen hebben klinkende namen, of wat denk je van vb. lente, zomer, herfst en winter of van water, vuur, lucht en aarde.

Een zeer goede gids, mooi weer en een geïnteresseerde groep, onze namiddag was zeker geslaagd. F.G.

75


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

De eerste wereldoorlog. Aan het begin van de twintigste eeuw werd het huidige Europa beheerst door zes grote Rijken: Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Rusland, Oostenrijk-Hongarije en het Turkse Rijk. Het machtigste land was Groot-Brittannië met een grote koloniale expansie. Als landen ruzie hadden zochten ze hulp bij elkaar. Een van die ruzies ging over de Balkan, deze volken wilden niet overheerst worden. In 1914 hadden zich twee kampen gevormd. Oostenrijk-Hongarije en Duitsland vormden een blok; het andere blok bestond uit Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië. Deze ruzie liep uit de hand. De moord op aartshertog troonopvolger Frans-Ferdinand van Oostenrijk en zijn echtgenote Sophie op 28 juni 1914 te Sarajevo door de 19 jarige Serviër Princip werd door Oostenrijk gebruikt om zijn aanzien in de Balkan te herstellen. De medeplichtigheid van Servië aan de moord werd niet bewezen, maar OostenrijkHongarije stelde Servië en de Groot-Servische beweging voor de aanslag aansprakelijk. Een maand later stuurde de Oostenrijkse keizer Frans-Jozef nadat hij met keizer Wilhelm II overlegd had, een laatste voorwaarde aan Servië. Hierin eiste hij dat de moordenaars, onder controle van Oostenrijk-Hongarije, gestraft zouden worden. Servië weigerde een Oostenrijks onderzoek op eigen bodem. De toestand escaleerde in een conflict dat zou uitgroeien tot de eerste wereldoorlog. België was samen met een aantal andere landen, waaronder Nederland, neutraal. Maar om het Franse leger in de rug te kunnen aanvallen besloot Duitsland om via België naar Frankrijk te trekken. Op 4 augustus 1914 valt het Duitse leger nabij Gemmenich ons land binnen en begon voor ons de eerste wereldoorlog. Met deze inval werd de Belgische neutraliteit geschonden. De complexe politieke situatie op het einde van de 19 de en in het begin van de 20 ste eeuw schetsen is zeker niet mogelijk in deze korte inleiding. Voor hen die de situatie in detail willen kennen, kunnen zich verdiepen in de literatuur waar wereldoorlog 1 uitvoeriger is beschreven.

De eerste wereldoorlog en Putte.

76


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Begin augustus 1914 werd in Putte en omgeving met klokkengelui de mobilisatie afgekondigd. Het bijbehorende officiële document werd aan het gemeentebestuur afgeleverd door de commandant van de rijkswacht. De bevolking maakte zich in eerste instantie weinig zorgen. Politiek en buitenlandse gebeurtenissen als een moord op aartshertog Franz Ferdinand en zijn vrouw in Sarajevo waren ver weg. Er waren trouwens rond Antwerpen sterke forten waar geen vijand doorheen zou komen, zo meende men. De oorlog zou echter in dit rustige dorp op de grens grote veranderingen teweeg brengen, zoals later zou blijken. Sinds 1909 was de loting afgeschaft en moest elke jonge man zijn dienstplicht vervullen. Op de militielijsten van 1899 tot en met 1919 stonden weerbare mannen waarvan er effectief naar de oorlog trokken. Sommigen doken er onder, vooral in Nederland maar ook in eigen land en zij vormden in 1919 een "bijzondere lichting" die gevormd werd door een militaire kommissie. Deze was vaak niet mals voor hen die hun plicht hadden ontlopen. De militairen vertrokken met een zeker optimisme dat het maar voor een korte tijd was. De Duitsers waren in hun ogen machteloos en zouden zich te pletter lopen op de forten rond Antwerpen en op de Engelse en Franse troepen. Menig buitenlander die het land werd uitgezet moest zich maar zien te redden. Tegen woekerprijzen werd door sommige voerlui aangeboden hen naar Nederland te brengen. Dagenlang kwam een stroom van vluchtelingen voorbij, zowel met de kruiwagen, kinderwagen, fiets, kar, hondenkar of desnoods te voet met alles wat men dragen kon. In de quarantainestallen, lazaret, huizen, hoeven, schuren en scholen zochten ze een onderkomen. Schuttingen en muren stonden volgeschreven met namen en adressen van mensen die elkaar zochten. Binnen de kortste keren waren alle winkels uitverkocht en dreigde er een te kort te komen aan de meest noodzakelijke levensmiddelen. In het neutrale en gastvrije Nederland werd een tijdelijk onderkomen gevonden. De oktobermaand was een tijd van spanning en angst door geruchten over de zogenaamde "doodskophuzaren" die niets of niemand ontzagen. De mensen en vooral de jonge mannen vluchtten weerom massaal de grens over om niet in het leger te moeten. Op 30 oktober 1914 waren de Duitsers er en dit keer bleven ze de hele oorlog lang. Dit had grote gevolgen voor onze gemeente. Het was verboden voor de vijand te werken dus werden staatsambtenaren werkloos. Treinen reden er enkel nog ten behoeve van het Duitse leger waarbij spoorwegpersoneel, tol- en postbeambten vervangen werden door Duitsers. Enkel burgers met een speciale vergunning mochten gebruik maken van de treinen. Anderen moesten zich zien te behelpen, te voet of met het gerij. Aangezien Nederland in deze oorlog neutraal was gingen er ook geen treinen meer die richting uit. Hierdoor groeide al vlug het onkruid en het houtgewas tussen de treinsporen. De troepen werden ingekwartierd bij de boeren zodat ze verzekerd waren van voedsel. De hogere militairen maakten het zich gemakkelijk in de herenhuizen. De gewone soldaten zochten hun vertier in een of ander café. Daar werd gekocht, omgekocht, gesjacherd, brieven en papieren verhandelt langs legale en illegale weg. De katholieke soldaten kwamen naar de zondagsmis in de kerk, hun geweren binnen handbereik.

77


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

De elektrische draad in de eerste wereldoorlog In april 1915 begonnen de Duitsers een hoog-spanningsdraadversperring van 2000 Volt, in totaal bijna 200 km lengte te plaatsen van de Belgische kust tot aan het drielanden-punt bij Vaals. In onze streek werd deze aangelegd ten zuiden van Putte op de Driehoek en de Klinkaardstraat waardoor de bewoners volledig geïsoleerd waren aan de ene zijde door de grens met Nederland en aan de andere zijde afgesloten van België door deze elektrische draad. Dit om te verhinderen dat jongeren via Nederland en Engeland het IJzerfront zouden bereiken, om spionage en smokkel (waaronder brievensmokkel naar het front) te verhinderen, om te voorkomen dat dienstplichtigen zouden deserteren naar het veilige Nederland. Dit gebeurde in de periode tussen april en augustus 1915 door de genietroepen van het Duitse leger. Soms was de bevolking verplicht houten palen te leveren of hielpen zij noodgedwongen aan hun eigen inkooiing tegen betaling van 3 frank per dag. Het meewerken van de burgers werd door de lokale bevolking niet altijd in dank afgenomen.

Eens het traject bepaald, werd een strook van 100 meter breedte proper gemaakt, waarbij bomen en struiken werden omgehakt. Midden daarvan werd op een rij houten palen van circa 2 meter hoogte en op 3,5 meter afstand van elkaar isolatoren aangebracht waaraan "de draad" werd bevestigd, die bestond uit 5 tot 10 prikkelen/of gladde draden met een tussenafstand van 20 tot 30 cm. Om de bewaking optimaal te maken werden later de draden horizontaal en verticaal geweven zodat er een soort raster ontstond van 20 bij 20 cm. Over het ganse traject plaatste men op geregelde afstanden telefoonpalen van circa 3 meter hoogte als communicatie tussen de verschillende wachtposten en generatoren en om alarm te slaan in geval van nood. Een meter voor en achter de "draad" stond een tweede prikkeldraadafsluiting die minder hoog was en waar geen elektriciteit op stond om te voorkomen dat passanten tegen de echte draad aanliepen. De elektriciteit werd gemaakt in krachtcentrales. De elektrische draad in Putte werd gevoed door stroom opgewekt in een centrale te Merksem. Op regelmatige afstanden van ca 2 km werden hoge houten barakken of "Schalthauser" opgericht waarin de generatoren werden geplaatst die de elektrische spanning op de draden moesten opvoeren tot de nodige 78


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

voltage. Van hieruit kon ook de toevoer worden stopgezet in geval van nood, zoals bij een kortsluiting, bij een ongeval, bij herstelwerken of bij doorgang al dan niet omgekocht. In tijden van stroomschaarste werden slechts 2 van de 5 of 10 draden gevoed. Dit kon erg gevaarlijk zijn aangezien de bevolking niet wist welke. Naast deze hoge loodsen werden wachtposten gebouwd. Op grote hoofdwegen was een doorgangspoort met een strenge bewaking en controle. De bewaking van de draad De omgeving was kaalgekapt, dag en nacht patrouilleerden Duitse soldaten, vergezeld van herdershonden. Om de 100 meter stond er een schildwacht, er werden wachtronden per fiets of met de hond gedaan en reden Ulanen te paard heen en weer. Volgens de Duitsers was dit de meest doeltreffende en effectieve oplossing waarbij ze weinig manschappen nodig hadden. De bewakers van de grens waren oudere of gewonde soldaten, die veelal niet geschikt waren voor het front. Ze hadden met tegenzin hun gezin verlaten om het vaderland te dienen en waren vaak oorlogsmoe. Het is dan ook niet te verwonderen dat zulke soldaten veel toleranter waren dan de jonge mannen die het land hadden veroverd. Het persoonlijke belang was voor hen belangrijker dan dat van de Heimat van de Keizer, en als ze konden, verdienden ze graag een centje bij. Aan de grens betekende dit zich laten omkopen. Om te vermijden dat de soldaten te vertrouwd werden met de bevolking en om corruptie tegen te gaan werden ze regelmatig afgelost, dit had tot gevolg dat onervaren soldaten in de plaats kwamen die niet bekend waren met de lokale toestand. Verbod de draad te benaderen. Er stonden verbodsborden op een afstand van 200 m, deze draad niet te benaderen zonder een toelatingsbewijs, op andere plaatsen was de afstand soms tot 500 m. Wie in die zone gearresteerd werd, kon rekenen op een straf van 6 maanden gevangenis in de Begijnenstraat in Antwerpen. Bij herhaling werd men onmiddellijk naar Duitsland gedeporteerd om er in de oorlogsindustrie of landbouw te werken. Binnen de 50 m zone kon er zonder waarschuwing geschoten worden.

79


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

De draad in Putte. De draad stond volledig op Belgisch grondgebied zodat het neutrale Nederland daar niets tegen kon ondernemen. Het was niet alleen een landsgrens maar ook de grens tussen oorlog en vrede. Het was zo goed als onmogelijk om hier doorheen te komen. Aangezien de landsgrens in het noorden van België nogal grillige vormen heeft, werd er besloten om de elektrische draad niet de rijksgrens te laten volgen, maar een zo recht mogelijke lijn te volgen. Aan de ene kant was er de "draad" en aan de andere kant de grens met het neutrale Nederland. Ook op de landsgrens met Nederland was een draad opgesteld, weliswaar niet elektrisch. Deze werd eveneens zeer streng bewaakt zowel door de Nederlanders aan Nederlandse zijde als door de Duitsers aan Belgische zijde. Nederland wilde ten alle koste zeker zijn neutraliteit bewaren. Putte werd een soort eiland tussen Nederland en België in oorlog. Maatschappelijke gevolgen. De opstelling van de draad had op zowel familiale, sociale als economische situatie een enorme invloed. Families werden gescheiden, straten, erven, weiden, boomgaarden, beken en sloten doormidden gedeeld en de werkgelegenheid viel grotendeels stil. Inwoners van Putte konden zelfs de begrafenis van dichte familieleden in andere dorpen niet bijwonen. Boeren klaagden dat ze hun gronden achter de draad niet mochten bebouwen. Met een doorgangbewijs een zgn "Ausweiss" die men kon bekomen op de plaatselijke Ortskommandatur konden ze hun gewassen oogsten. Ze waren aan de controleposten verplicht hun kar af te laden om te zien of er geen mensen of brieven meegesmokkeld werden. Sommige arbeiders hadden een pasje waarmee ze langs de doorgang mochten. Naast de vele nadelen had deze situatie ook nog voordelen. Putte bleef grotendeels buiten de oorlog en men had een behoorlijke bewegingsvrijheid op eigen grondgebied. Werklozen werden niet naar Duitsland gedeporteerd zoals dat bijvoorbeeld in andere dorpen wel gebeurde. Er werden voedselrantsoenen uitgedeeld bestaande uit bloem, rijst, maïsvlokken, spek enz... Via een Nederlands hulpcomité komt er soms wat extra brood, aardappelen. Behoeftige en werklozen kregen steun, evenals de families van frontsoldaten. Verder probeerde ieder te roeien met de riemen die men had. Er werden eigen groenten en aardappelen gekweekt, kippen, geiten en varkens brachten extra voedsel op.

80


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Smokkelen. De boeren deden goede zaken en er werd gestroopt en gesmokkeld waar mogelijk was. Daarbij waren vaak de Duitsers de beste afnemers. Ze lieten zich zonder veel protest omkopen of dronken voeren om een oogje dicht te knijpen en hier en daar openden ze vrijwillig de draad om de smokkelaars tegen betaling door te laten. Toch eisten de Duitsers veel voedsel en andere waren op van de Putse bevolking. Vooral aardappelen, haver, koren, veldvruchten, koper, wol, kachels en hun toebehoren, enz... Het was niet alleen bij de elektrische draad maar ook bij de rijksgrens dat er duchtig gesmokkeld werd of handel gedreven, al was het maar uit noodzaak om in leven te blijven in dit stukje niemandsland. Dit gebeurde vooral 's nachts. Ze verhandelden of ruilden graan, zaaigoed, bonen, aardappels, suiker, melk, uien, spek, maar ook haarkammen, stoffen, tandenborstels, enz... Daarbij was de vijand vaak de beste afnemer. Zij hadden er ook baat bij en dus lieten ze het vaak oogluikend toe. In ruil voor eten of geld kregen sommige smokkelbazen wachtschema's, waarschuwingen, of meldingen waar de controle zich bevond. Brievensmokkel, waarom? Voor families buiten de draad was het zeer gemakkelijk om met hun zonen of vaders in contact te komen. Men trok naar een Hollands familielid of bevriend gezin, men schreef daar de brief, die ging dan via Engeland naar het front achter de IJzer. De frontsoldaat schreef terug naar dat Hollandse adres, waar de familie de brief ging lezen. Men liet de brief in Holland om zeker niet gepakt te worden. Voor families binnen de draad was het nauwelijks mogelijk om contacten te hebben met hun zonen aan het front. Geen nood echter soldaten helpen elkaar. Ze gaven elkaar het Hollandse adres door, die brief kwam dan toe in Nederland, waarna die dan mee naar Putte werd gesmokkeld of ter plekke werd gelezen en daarna verbrand. Ze mee de grens over nemen was vaak te gevaarlijk omwille van de strenge controle en sancties die volgden. Het nieuws werd mondeling verder verteld. Brieven van familie naar het front volgden de omgekeerde weg. Zo ontstond de brievensmokkel door de draad en van en naar Nederland. Men was zeer vindingrijk om de brieven ter plekke te krijgen. De brieven werden bijvoorbeeld met stenen verzwaard en over de draad gegooid, of met pijl en boog er over geschoten. Als de wind goed zat probeerde men het met een vlieger. Ze werden ingebakken in een groot brood, verstopt in allerlei materialen of openingen als een holle wandelstok, in een fiets, drinkenbus, jeneverkruik, enz... Heel wat dorpsgenoten werden opgepakt, veroordeeld en een tijdlang opgesloten of achter de draad verbannen voor het schrijven of ontvangen van brieven, of het doorgeven van informatie. Onder deze veroordeelden waren heel wat vrouwen. Georganiseerde smokkel. Met ploegen van 20 of 30 man trokken smokkelaars die de streek door en door kenden de grens over. Aan de ene kant stonden de Duitsers en aan de andere kant de Nederlandse douaniers op wacht. Het was een spannende en vooral gevaarlijke, maar ook vaak levensnoodzakelijke bezigheid waarmee veel geld werd verdiend. Hier en daar lagen landmijnen en al te ijverige grenswachters schoten op alles wat bewoog waarbij er wel eens doden vielen.

81


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Mensensmokkel. Niet alleen voedsel of brieven werden gesmokkeld maar ook mensen. Tussen september 1915 en november 1918 zijn er in heel de Belgische grensstreek zo'n 25000 mensen door de draad gevlucht of een gemiddelde 600 per maand. Het aantal dat daarbij omkwam moet zo tussen de 300 en 500 geweest zijn. Volgens een andere bron kon dit wel tot 3000 zijn opgelopen. De Brusselse verpleegster Edith Cavell hielp meer dan 200 soldaten ontsnappen langs een ondergrondse spoorlijn. Ze werd hiervoor op 12 oktober 1915 gefusilleerd. Een Duitse soldaat die weigerde om dit vonnis mee uit te voeren, werd zelf doodgeschoten. Door de draad! De meest vreemde voorwerpen werden gebruikt om de elektrische draad open te sperren en er veilig door te geraken. Een vindingrijke Belg Jan Vleugels maakte een inklapbaar raam van ongeveer 76 x 29 cm dat aan de buitenkant geïsoleerd werd met leer of fietsbanden en tussen de draad geklemd kon worden. Het inklapbaar raam om te vluchten doorheen de elektrische draad. Er werd met rubberen banden gewerkt, porseleinen borden, houten vaten of rieten manden zonder bodem, een houten fietswiel zonder spaken, een polsstok, een dubbele ladder over de draad heen, of een pijp onder de draad door gegraven. Dit laatste deed men vooral om varkens doorheen te jagen van Nederland naar België. Men verkoos meestal een dichtbeboste omgeving om er doorheen te komen. Tegen het einde van de oorlog kende men de kwaliteiten van rubber waarvan graag gebruik gemaakt werd in de vorm van laarzen of handschoenen die enige isolatie boden. De slachtoffers van de draad. Ondanks de vele voorzorgen waren er toch velen die hun vluchtpoging met de dood hebben moeten bekopen: verraad door Duitse of Belgische spionnen, elektrocutie door de draad, doodgeschoten tijdens de vluchtpoging, Nederlandse grenswachters en douanen. Naar schatting zijn er in de hele Belgische grensstreek 500 tot 3000 mensen verongelukt door de elektriciteit. Elektriciteit was in die periode een onbekende materie waarvan het gevaar aanvankelijk niet goed werd ingeschat, men was niet vertrouwd met de omgang van stroom. In Nederland had 13 % een "gloeipeer" in huis. In België was dat nog minder. In Putte was in 1915 zelfs nog geen elektriciteit bij de mensen thuis. De bevolking werd massaal voorgelicht om toch maar uit de buurt te blijven van deze levensgevaarlijke opstelling. De slachtoffers waren op slag dood en zagen er gruwelijk uit. Vaak lagen ze in een verkrampte houding met verbrande resten van kledingstukken en de ledematen verkoold.

82


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Het einde van de oorlog. In de grensstreek deserteerden veel soldaten, meestal waren het oudere of gehavende militairen die naar huis verlangden en kritiek hadden op het leger en hun oversten. Het was een riskante zaak om naar Nederland te vluchten en de meest veilige manier was om dit met de gehele compagnie te doen. Vooral aan het einde van de oorlog was Nederland daar bijzonder tolerant in, vooral in Nederlands Limburg. Dit stuitte op grote Belgische tegenstand omdat ze nog altijd gezien werden als vijanden die ons land 4 jaar hadden belaagd. Nederland zweeg in alle talen, zelfs toen Engelsen per ongeluk bommen dropten in Zierikzee. Het bewaren van hun neutraliteit ging boven alles. Aan het front veroverden de geallieerden in 1918 onder bevel van maarschalk Foch in Frankrijk en van koning Albert in België alsmaar meer terrein, het moreel van de Duitse troepen zakte met iedere nederlaag. Oorlogsmoeheid uitte zich in muiterij of stakingen en zorgde van binnenuit voor ondermijning, het vertrouwen van het Duitse volk in hun leiding was zoek. De Duitse tegenstand was gebroken, het catastrofale verloop van de oorlog de laatste vier maanden, de zware tol aan mensenlevens dwongen Duitsland tot capitulatie. Op 8 november vroeg Duitsland de wapenstilstand aan en na onderhandelingen in het bos van Compiègne werd op 11 november 1918 het wapenstilstandsverdrag getekend, de oorlog was afgelopen. In de grensstreek begon de bevolking bij het vernemen van het einde van de oorlog onmiddellijk met de zo gehate draad af te breken. De boeren konden de prikkeldraad goed gebruiken om hun weiden af te sluiten. Het was een vrede zonder overwinnaars. De vredesconferentie die daarop volgde duidde Duitsland aan als enige schuldige voor het ontstaan van de oorlog en derhalve ook als enige de volledige schade zou moeten dragen. Op 28 juni 1919 werd het vredesverdrag van Versailles ondertekend, dit gebeurde onder protest van Duitsland omwille van de ongehoorde onrechtvaardigheid van de vredesvoorwaarden. De basis voor een nieuw drama, dat van de 2 de wereldoorlog, vond in Versailles in 1919 zijn aanvang. De voorbereidingen op de revanche zouden niet lang op zich laten wachten. Pas in 1950 werd officieel erkend dat het ontstaan van de 1 ste wereldoorlog niet de schuld was van slechts een enkel land of bevolking, maar een gevolg van een complex van oorzaken en reacties daarop. Balans. De tol aan mensenlevens tijdens "den grooten oorlog" was bijzonder zwaar. De cijfers, die een raming blijven, spreken boekdelen en tonen aan hoe onnoemelijk wreed het oorlogsgeweld heeft toegeslagen als een anonieme dief in gans Europa. Meer dan 65 miljoen jonge mannen worden onder de wapens geroepen. Daarvan zullen er tussen de 8 en de 10 miljoen sneuvelen om op hun beurt miljoenen weduwen en wezen achter te laten. Er wordt over meer dan 20 miljoen gekwetsten gesproken. Jos Nuyens _____________________________________________________________________

Archiefdagen Heemkring Hoghescote Antwerpsesteenweg 2 – Kapellen Lokaal ‘ De Kroon’. De eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur. en de tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur. 83


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Huwelijk te Hoogboom Woensdag 6 oktober 1897 was een grote dag voor Hoogboom. Die dag namelijk vond het (kerkelijk) huwelijk plaats van jonkvrouw Coraly Osy en baron Peers de Nieuwburgh. Reeds enkele dagen tevoren waren de feestelijkheden begonnen. Zowel De Huisvriend als Gazet van Antwerpen berichtten uitvoerig over deze gelegenheid. Let op de pathetische manier van schrijven… Verleden Zaterdag, ten 3 ure namiddag had de overhandiging plaats van het geschenk, bestemd voor Jonkvrouwe barones Coralie Osy de Zegwaart. De afveerdiging met aan haar hoofd Generaal Willaert, M.M. Corty en Grittens en wij bemerkten verder M.M. burggraaf de Nieuland, M. Albert Van Borx, Eduard Boinice, enz…

De familie Osy de Zegwaart

(Fotograaf niet gekend)

De afgeveerdigden werden ontvangen door M. den gouverneur en Mevr. de barones Osy de Zegwaart en de jonge verloofden, Jonkvrouwe Coralie Osy en baron Albert Peers de Nieuwburgh. M. Corty gaf lezing van het adres, waarin zeer passende woorden herinnerd wordt welke sympathie de familie Osy te Antwerpen geniet. In roerende woorden ook wordt hulde gebracht aan de liefdadigheden en gaven der jonge bruid, beschermster van de ongelukkige kinderen. Toen Maandagmiddag de jonge bruid ’t kasteel van Hoogboom verliet, om naar de stad te komen, vond zij den geheelen steenweg van Hoogboom reeds gevlagd en versierd. Zooals wij aangekondigd hebben, hadden ten 2u!, ten stadhuize de burgerlijke pleegvormen van het huwelijk plaats. M. de Burgemeester van Ryswijck richtte zich tot het jonge paar de hartelijkste gelukwenschen. M. de Burgemeester voerde het woord in het Vlaamsch en M. de gouverneur antwoordde met eene korte Vlaamsche redevoering. Bij hunnen terugkeer in het provinciaal gouvernementshotel vonden de jong getrouwden daar den weelderigen bloemkorf, geschonken door de inschrijvers van 84


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

het Zaterdag beschreven vorstelijk geschenk. Prachtwerk voorwaar: de korf met en soort van dak overdekt, is meer dan een meter hoog. Een overvloed witte rozen, orchideeën en oranjebloemen vult den korf en boven het dak houden twee tortelduiven een kroon van orchideeën in den bek. Het huis “kinders Govers”, Huidevettersstraat, en bijzonder Mej. Marie Govers haalt eer van dit werk. ’t Is een eindeloos gerij en over en weer rijden op den steenweg, die leidt van statie van Cappellen naar het kasteel van Hoogboom: naar dat heerlijk verblijf waar allerwege vandaag de feestvlag wappert, met, aan den voorgevel, de drie vlaggen, die gewoonlijk aan den voorgevel van het provinciaal gouvernementshotel op de Schoenmarkt geheeschen worden: de nationale driekleur, de Antwerpsche tweekleur en de vlag ’t Markiezaat. Ook geheel Hoogboom en den steenweg zijn in feestdos en vlaggetooi versierd. Eerebogen en bloemfestoenen en kransen op geheel den steenweg, te beginnen van aan den herberg van “Mannekens” tot aan de kerk toe waarvan de ingang prachtig versierd is met vlaggetropheeën. Passende jaarschriften op de eerebogen en overal vlaggen en wimpels. Op het kasteel: Zal ik u in dezen heerlijken najaarsmorgend, een beschrijving geven van het kasteel van Hoogboom en het omliggende park? Het zou mij te ver leiden en den tijd ontbreekt om u naar behooren de schoonheden te doen kennen van dit gastvrije verblijf, waar de gewone stilte heeft moeten plaats maken voor het buitengewone leven en bedrijvigheid. De zegening Gods zal heden in de eenvoudige parochiekerk het huwelijk bekrachtigen, gisteren door M. den burgemeester Van Ryswijck ter stadhuize gesloten. Of het dan ook feest is ter eere van haar, die men hier nog altijd “de Jonkvrouwe” noemt en die nu als baronesse Peers de Nieuwenburgh, de ouderlijke woning gaat verlaten, alwaar zij zooveel gelukkige levensstonden gesleten heeft. Allerwege ontwaren wij in het kasteel, de overvloedige bloemgeschenken, die uit alle standen der samenleving zijn toegekomen. Wij noemen terloops: een groote korf met de heerlijkste bloemen vanwege de 20 kleinkinderen van M. den gouverneur, een grootsche korf, van rijke pracht vanwege de Bestendige Deputatie. Wat verder een meesterstuk van bloemversieringskunst, ’t is een geschenk van de stedelingen, die hun Zomerverblijf hebben te Hoogboom. De korf verbeeldt eene lelievormige vaas, gegarneerd met witte bloemen en orchideeën. In kop een palmgewas, anderhalve meter hoog, verbeeldende Hoogboom, linten in de kleuren der familiën Peers en Osy hangen van den korf af, en de orchideeën voor Osy zijn donker wit, die voor Peers oranjekleurig. Het huis J.I. De Beucker, levert onovertrefbaar werk, en eens te meer heeft het getoond nog altijd aan het hoofd te staan, als het pracht en kunstwerk geldt. Men ontwaart spoedig dat de heer des huizes, de kasteelheer, een bloemenvriend is, want in alle zalen is ’t een overvloedige weelde van orchideeën, wier aangename geur zich vermengd met die bloemgeschenken en de zinnen streelt, zooals hare kleurenpracht het oog bekoort. Alle salons zijn geopend. In de groote eetzaal, daar waar zich de gekende schilderijen van Verlat bevinden, is het buffet opgericht en zal straks, aan de circa 200 genodigden, den lunch worden opgediend. Als genoodigden enkel de bloedverwanten en de nauwe betrekkingen uit den adel, ’t is de wensch van het bruidspaar en van 85


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

hunne ouders dat het feest een gansch intiem karakter behield. In de linkerzaal van het kasteel, bevindt zich een ware schat van geschenken, waartusschen datgene der Antwerpsche voorname wereld, een eereplaats neemt. Verder nog wel 200 geschenken van alles aard, opmerkelijk is het dat meest allen van practischen en nuttigen aard zijn. Ook zijn de meesten in zilver, stijl Louis XV. Om half elf vormde zich voor het kasteel de stoet van 16 rijtuigen, die het bruidspaar naar de kerk zou voeren.

j

o

s

In de kerk: Wie wij aan de kerk het eerst zien, is M. Roefs, de gekende Antwerpsche meester-versierder, welke het jarenlange vertrouwen der familie Osy geniet en met de regeling van de plechtigheid is gelast. Een kleine oogslag in de kerk. Men weet dat deze werd gebouwd in 1870. Dank aan de milddadigheid der familie Osy en andere begifters is zij versierd met talrijke geschilderde glasramen van Stalins en Janssens. Ramen werden, deelt men ons mede, ook geschonken door professor Ruysseveldt en door den vorigen en tegenwoordigen pastoor, den Zeer Eerw. H. Peeters, gewezen onderpastoor in Sint Joris te Antwerpen. Doch daar kondigt kanongerommel in de verte de aankomst aan van den bruidstoet.

< Componist Jos Callaerts. De optocht geschiedde onder de toonen eener “inleiding” van Jos Callaerts, op het orgel gespeeld door M.J. Paepen, den verdienstelijken organist van Eeckeren. M. de gouverneur leidde de bruid op. Jonkvrouwe Coralie Osy van Zegwaart, droeg een heerlijk wit toilette en scheen stralend van geluk. De bruidegom leidde Mevr. De baronesse Osy van Zegwaart op, in lichtgrijs toilet. Van den kant der damen, de meesten in lichte toiletten, namen deel aan den optocht: Mevr. Peers de Nieuwburgh; baronesse Jos. Osy; Jonkvrouw Peers de Nieuwburgh; M. en Mevr. A. Ullens-Osy; Moeremans; Mols-Osy; Guyot; burggravin Mostha; Catherine en Maria Vilain XIIII; M. en Mevr. barones de Vinck de Winnezeele; barones de Roye; burggravinne E. De Spoelbergh en gravin de Reuilles; M. de baron Peers-Moermans; Guyot; barons Joseph en Alfred de Zegwaart; burggraaf de Spoelbergh; burggraaf Vilain XIIII; Mols; de Meester de Betsenbroek; A. Ullens; baron A. de Vinck de Winnezeele; Ferret de Meester; burggraaf M. de Spoelbergh; baron d’Huart; barones A. en C. van den Bruggen en A. de Kerckhove. M. de gouverneur droeg, evenals gisteren, al zijne ordeteekens. Zooals men weet is de achtbare baron Osy: Officier der Leopoldsorde, gedecoreerd met het Burgerkruis van eerste klas; Commandeur van het Eerelegioen; Grootlint der Orde van Leeuw en Zon van Perzië; Grootlint van de Afrikaansche Verlossing; Groot Officier der Orde van Isabella de Katholieke, Groot Officier der Orde van Oranje-Nassau; Commandeur der Orde van den Nederlandschen Leeuw; Commandeur der Orde van Karel III van Roemenië en Commandant der Orde van den H. Gregorius. In de kerk bemerkten wij gansch den Antwerpschen adel. ’t Was den Zeer Eerw. H. pastoor Peeters, die het huwelijk sloot en de mis celebreerde, en het jonge paar eene treffende aanspraak richtte, waarin hij wees op de plichten die hunne hooge afkomst en geboorte oplegde. Onder de mis werd uitgevoerd van Wambach, door M. Fontaine het “O Salutaris” van Flégen, en tenslotte, in overheerlijkste voorwaarden, het “Ave Maria” van Gounod, door M. De Bom, met begeleiding van viool door Wambach, en orgel door Paepen. 86


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Onnoodig te zeggen dat deze verdienstelijke uitvoerders zich op aller lofweerdigste wijze van hunne taak kweten. Toen de stoet de kerk verliet na 12 ure, speelde het orgel de bruiloftsmars van Mendelsohn. De bruidstoet begaf zich vervolgens terug naar het kasteel. In de namiddag vertrok het jonge paar naar het Zuiden. Moge de gelukszon, die heden zoo mild hun bruiloftsdag bestraalde, hare stralen over gansch hun leven uitstorten: dat is de wensch die “Het Handelsblad en de Huisvriend” op dezen blijden dag hun toezegt! Wij kunne niet nalaten hulde te brengen aan al de bewoners van Hoogboom, die de grootste deelneming in de feestviering aan den dag legden en toonde welke sympathie de familie Osy geniet.

GEZOCHT – GEZOCHT – GEZOCHT - GEZOCHT documentatie voor het archief van de Heemkring Hoghescote. Alle documentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, affiches, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Kontaktadres: Parkweg 2 – 2950 Kapellen – Tel: 03 664.57.22

Aanwinsten voor het Hoghescote-archief dank aan de schenkers: - de heer Leo Beersmans schonk een partij rouwbrieven en bidprentjes - de heer Victor Valkenborgh-Plompen uit Hoevenen schonk eveneens een partij rouwbrieven en bidprentjes - van de familie Mertens uit Kapellen: een pak bidprentjes - van de familie de Clippele-Vandenkerckhove uit Kapellen: 3 dozen met historische en genealogische boeken, 4 heemkundige boeken - van Mevrouw De Craecker ontvingen wij een kiezerslijst uit het jaar 1962 - K.W.B. Zilverenhoek – Kapellen : maandbladen Heet van de Naald. aankopen gedaan ter verrijking van het archief: -

set van zes stereokaarten van een polowedstrijd te Hoogboom in 1929, “Coupe de l’Yser” tussen het 8 ième Hussars en 6th Dragoons ___________________________________

87


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

K.F.C. Cappellen -100 jaar jong. Dit seizoen viert K.F.C. Cappellen haar honderdjarig bestaan. Alhoewel de Kapelse club slechts op 1 augustus 1910 onder het stamnummer 43 officieel bij de toenmalige “Union Royale Belge des Sociétés de Football Association” werd ingeschreven, bestaan er reeds verslagen van vriendschappelijke wedstrijden betwist in de jaren daarvoor. Aan de hand van deze verslagen kan men dan ook besluiten dat de club reeds enkele jaren voor de toetreding tot de voetbalbond opgericht werd. De juiste stichtingsdatum van de vereniging blijft echter onduidelijk. In de eerste statuten die de vereniging, op vraag van de voetbalbond opstelde, staat trouwens als oprichtingsdatum “1908” vermeld. Dat het terecht fiere bestuur van K.F.C. Cappellen beslist heeft dit seizoen haar eeuwfeest te vieren kan een beetje voorbarig lijken maar doet zeker geen afbreuk aan het rijke verleden van deze vereniging. Als heemkundige vereniging mochten of konden wij deze verjaardag niet ongemerkt laten voorbijgaan en alhoewel de geschiedenis van de club reeds uitvoerig beschreven werd in ons verenigingsblad ’t Bruggeske en dit vanaf december 1991 tot en met december 1992, ben ik nogmaals in onze archieven gaan neuzen. Ik vond er enkele interessante anekdotes en wetenswaardigheden over de club die wellicht niet door iedereen gekend zijn. Bovendien geven zij een goed sfeerbeeld van de tijdgeest waarin zij plaats vonden. Bij mijn zoektocht stootte ik op een kopie van de allereerste, met de hand geschreven, statuten of reglementen, zoals dat toen genoemd werd. In 1928 werd op verzoek van de Belgische Voetbalbond een nieuwe tekst van de statuten opgesteld en ter goedkeuring voorgelegd. Van beide documenten hierbij een afbeelding.

88


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Verslag van de eerste wedstrijd FC Victoria – FC Cappellen op 10 juli 1910.

89


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Volgend verslag van het eerste treffen tussen de twee rivaliserende Kapelse elftallen vonden wij in “Polder en Kempen”. F.C. Capellen was nog niet aangesloten bij de Belgische voetbalbond en speelde met misnoegde en/of tweede elftalspelers van F.C. Victoria. ‘t Was verleden Zondag voor de “Cappellen Football Club” eenen roemvollen en heugelijken dag. Immers twee matchen met twee overwinningen waaronder eene waarnaar het meest verlangd werd. Om 2 ure ontmoetten een elftal, bestaand uit scholieren en 2 de ploegspelers, versterkt met een paar eerste klassers van “De Mercirius F.C.” van Antwerpen. Na eene schoone en hardnekkige partij, bleef de overwinning aan onze zijde, met 4 - 0. Om 31/2 ure moest onze beste ploeg, de “Cappelsche ploeg(! !) “F.C.Victoria” te lijf. Onze rood groene dorpsverdedigers vonden het goed een uurtje op zich te laten wachten. Eindelijk daagden ze toch op. Met een tiental, des voormiddags, te Antwerpen samengeraapte 2 de en 3 de divisie, zouden ze Roodgeel wel af kunnen. (Of was het misschien omdat er niet meer te vinden waren). Onder de leiding van den heer Const. Dietvorst stelde “Cappellen F.C.” de volgende vertegenwoordigers in lijn: P. Mertens, Aug. Eliaer, A. Cornelissen, F. Dietvorst, Van Osta, Van den Weyngaert, C. Calluy, Ed. De Rooy, H. Lambrechts, L. Lucas, P. Mertens. Bij onze tegenstrevers merkten wij op: Een viertal Berchem Sporters, een paar Laetianen, verder Ed. Van Roey; Van der Beken en J. Van Bouwel, van St.-Ignatius en M. Claessens en Cassiers. Dus twee Cappellenaren(!!??). Zooals te voorzien was, werd er met vinnigheid gekampt. ‘t Spel was gelijk, alhoewel de buitenjongens soms een weinig de bovenhand hadden. Na een kwart uur spelen weten zij het eerste doel aan te teekenen. Zoo blijft het tot de rust. In de tweede halftijd is “Victoria” werkelijk sterker, en de verdediging heeft het hard te verduren. Ze kwijt zich echter meesterlijk van hare taak en het is den rood groenen voorwaartsen onmoogelijk een goed gericht schot te plaatsen. Van verre trachten zij nu, doch vruchteloos. Onze kerels welke zooals trouwens altijd in prachtigen vorm is, te verschalken.’t Is slechts wanneer Van der Beken het leder tegen de borst krijgt, dat deze met een onhoudbaar schot gelijk weet te spelen. De Cappelsche voorhoede schudt nu hare loomheid af, en weldra, op eenen prachtigen overzet van den rechtsbinnen wordt de bal, door de rechtsbuiten in de vlucht opgenomen en in het doel getrapt. Op luid handgeklap wordt dit punt onthaald. Nog eenige aanvallen langs beide kanten, met een donderend “ Cappellen F.C.boven” wordt het einde gefloten. Daarmede hoort de eerste match tusschen de twee Cappelsche voetbalvereenigen tot het verleden, met spijt van wie het benijdt tot eene overwinning van “Cappellen F.C.” welke slechts deze leus kent “Geen rijker kroon dan eigen schoon”. Uit: “Polder en Kempen”-10 Juli 1910. Poging tot omkoping door A.S. Ostende – 1928. Uit de briefwisseling, gevonden in onze archieven, kon ik over deze zaak het volgende verhaal reconstrueren. A.S Ostende dat op de eerste plaats stond, slechts op één puntje gevolgd door Club Renaisienne ofte Ronse, diende nog als laatste zware klus van het seizoen 19271928 een wedstrijd tegen het sterke F.C. Cappellen te spelen en dit op 29 april. De uitslag van die wedstrijd was dan ook van groot belang voor de kustploeg. De toenmalige Kapelse voorzitter, de heer Louis Lucas, ontving op dd. 21 april een wat mysterieuze brief van de heer A. De Cock, ex-ondervoorzitter van A.S. Ostende, waarin deze hem uitgenodigde voor een dringend gesprek op vrijdag 26 april te 13.00 uur in brasserie “Au Tigre Royal” te Antwerpen. 90


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

De heer De Cock kwam met de trein, maar miste te Mechelen de aansluiting naar Antwerpen. Daardoor zou hij drie kwartier later te Antwerpen aankomen wat hij, zeer attent, per telegram aan de wachtende Kapelse voorzitter liet weten. Beide geschriften (brief van 21 april en telegram) zouden later onomstotelijk bewijzen dat er contacten waren tussen de beide clubs. Bij zijn aankomst in brasserie “Au Tigre Royal” liet de heer De Cock aanstonds aan de heer Louis Lucas weten waarvoor hij de verre verplaatsing naar Antwerpen had gemaakt: A.S. Ostende moest en zou de match te Kapellen winnen! Als beloning stelde hij hier tegenover: 1° Een afvaardiging van het bestuur en de spelers van het eerste elftal van F.C Cappellen kregen, op kosten van de kustploeg, een all-in weekend aan zee aangeboden. 2° Tijdens hun verblijf aldaar werd aan 50 bestuursleden en spelers een banket aangeboden eveneens op kosten van A.S.Ostende. Om alles definitief vast te leggen zouden de bestuursleden van beide elftallen elkaar op zondag 29 april vóór de match ontmoeten.

De ploeg van 1928 samen met haar de supporters. Zij lieten zich niet omkopen. Spelers van links naar rechts: boven: Dingemans – Beirens – Adriaan Van Koolen midden: Ibens – Bresseleers – Hermans, zittend: onbekend – De Beukelaer – onbekend – Martini en Vervliet.

Op de bewuste zondag liet de heer Louis Lucas zich bijstaan door Luitenant Van de Weghe, eveneens bestuurslid van F.C.Cappellen, terwijl A.S. Ostende werd vertegenwoordigd door hun voorzitter, de heer De Clercq, en de ondervoorzitter, wiens naam niet vermeld werd. De twee vertegenwoordigers van de kustploeg herhaalden nogmaals hun voorstel en overhandigden een som van 1.500 Bfr, als voorschot, voor het laten winnen van de wedstrijd. Bij hun vertrek verzocht de heer De Clercq dat aangezien zij eerbare personen waren zij er op rekenden dat deze afspraak strikt onder hun vieren zou blijven, of letterlijk in het Frans, de taal van de toenmalige “eerbare” mensen: “ Etant des gens d’honneur il est entendu que tout ceci restera entre nous quatre”.

91


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Om toch de nodige bewijzen te verzamelen waaruit zou komen vast te staan dat F.C. Cappellen in geen geval de zaak meespeelde, werd de heer J. Jacobs, schepen van de gemeente, en dit omdat de burgemeester niet bereikbaar was, op de hoogte gebracht. Waar de heer Louis Lucas het voornemen had ook de scheidrechter in te lichten, ontmoette hij voor de wedstrijd de heer Barette, afgevaardigde van het centraal comité. Hij achtte het dan ook beter deze officiële afgevaardigde van de bond op de hoogte te brengen van de feiten, wat hij dan ook deed. De wedstrijd eindigde tenslotte op een overwinning van F.C.Cappellen met 2 - 1. Op 30 april 1928 werd door het bestuur van F.C. Cappellen de heer A. Verdijck, algemeen secretaris van l’ U.R.B.S.F.A. op de hoogte gebracht van wat zich had voorgedaan. Tevens werd voorgesteld de ontvangen som van 1.500 Bfr te storten aan liefdadigheidswerken van de gemeente. Op 20 juni werd het bestuur van F.C. Cappellen echter door de Voetbalbond opgedragen het bedrag over te maken aan de bijstandkas van de bond en niet aan de gemeente. Hoe het verdere onderzoek in deze zaak verlopen is kon ik niet achterhalen. Liefdadigheid – 1931. Dat bij K.F.C. Cappellen solidariteit en liefdadigheid geen loze begrippen waren mag blijken uit het volgende. Op 11 oktober 1931 werd een vriendschappelijke wedstrijd gespeeld tegen het eerste klasse elftal van Beerschot A.C. Het opzet ervan was de kas van het dispensarium te Kapellen van voorzitster Mevr. Speth – Holterhoff te spijzen. De wedstrijd werd massaal bijgewoond wat resulteerde in een recordrecette van 4.447 Bfr. Deze som werd nog verhoogd door een gift van de spelers van Beerschot van 260 Bfr, een bijdrage van de buffetuitbater, J. Haaren, van 495 Bfr. en de voorverkoop van kaarten nogmaals 60 Bfr. Uiteindelijk kon na aftrek van de onkosten, bondstaksen en belastingen de som van : 3.454,25 Bfr. overgemaakt worden aan het dispensarium te Kapellen. Het terrein en zijn opbouw. Kort na de eerste wereldoorlog kreeg het bestuur de melding dat de gronden aan de Koerspleindreef, waarop het terrein gelegen was, zouden verkocht worden. Met de bemiddeling van voorzitter, Louis Lucas, kon van de heer Herkens verkregen worden dat de weide, gelegen tegenover het Blauw Hof, mocht gebruikt worden als voetbalterrein. Om bij de wedstrijden inkomgeld te kunnen vragen, diende telkens het ganse terrein afgesloten te worden met jute doeken, welke na elke wedstrijd weer dienden verwijderd te worden. Er waren uiteraard geen kleedkamers en het omkleden van de spelers diende te gebeuren naast het café van Bet Hofkens op de Hoevensebaan. In 1923 sloeg het noodlot nogmaals toe en wel doordat de eigenaar van de gronden waarop gevoetbald werd, besloot deze te verkopen. Voorzitter, Louis Lucas, zette zich eens te meer voor de kar en kon van de heer Jean Speth, ex-burgemeester van Kapellen, een stuk grond gelegen in de Tuinwijk in huur nemen en dit voor de symbolische prijs van 1 Bfr. per jaar. Bovendien deed de heer Jean Speth nog een gift van 15.000 Bfr voor het bouwen van een omheining en kleedkamers. Deze stilzwijgende overeenkomst werd slechts op 20 mei 1936 schriftelijk vastgelegd. Ik vond hiervan een afschrift in onze archieven en het leek mij dan ook interessant de inhoud van dit document hierbij op te nemen.

92


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Tusschen de ondergeteekenden: 1°) Den Heer Jean Speth, grondeigenaar wonende te Cappellen, Kasteel “Irishof” enerzyds 2°) Den Heer Louis Lucas, wonende te Caplleen handelend in zyne hoedigheid van Voorzitter der Vereeniging “Cappellen Football Club” anderzyds is overeengekomen hetgeen volgt: De Eerste verhuurt aan den Tweede, handelende zooals gezegd, en dit voor eenen termyn van negen achtereenvolgende jaren aanvang nemende den eersten Juni Negentien honderd zes en dertig om te eindigen zonder den minsten opzeg den een en dertigsten Mei Negentien honderd vyf en veertig: Eenen blok grond gelegen te CAFPELLEN, palende aan de lei genaamd “ Tuinwyk “ alsook aan de Biartlei, zooals deze blok afgebakend is door de thans bestaande betonnen afsluiting. Deze verhuring heeft plaats op de volgende voorwaarden: 1°) Huurprys: een frank per jaar Letaaibaar ten huize van den eigenaar; 2°)Vebodod van Cappellen Footbaal Club zich met politiek of taalstryd bezig te houden; zy zal zich bepalen by sportoefeningen, van welken aard deze ook wezen. 3°)Recht van den Tweede Ondergeteekende de plein en instellingen ter beschikking te stellen van derden, maar enkel by gelegenheid en zonder voortdurendheid, en voor zoover deze derden de bovenaangehandelde voorwaarden vervullen en eerbiedigen. 4°) De Tweede ondergeteekenden erkent by deze dat de volgende gebouwen en instellingen, een lichaam met de voetbalplein uitmakende, eigendom zyn van den Eersten ondergeteekende: 1°) de vier aangehechte kabiens, 2°) de daarinaangelegde stortbadinrichting; 3°) de betonnen afsluiting langs de Tuinwyk met de aangebouwde kabiens voor ontvangers; 4°) de gradins zykant Hoevensche Baan. In driedubbel opgemaakt te Cappellen, den twintigsten Mei Negentien honderd zes en dertig… Zoals vermeld kreeg de club de nodige financiële steun van de heer Jean Speth om het voetbalveld te voorzien van een betonnen omheining. Hierdoor was echter het terrein zelf nog steeds voor iedereen toegankelijk wat bij de wedstrijden soms voor problemen zorgde. In 1930 werd dan ook besloten een 2 m hoge omheining rondom het ganse perceel te plaatsen. Het College van Burgemeester en Schepenen gaf hiervoor een bouwtoelating op 21 mei 1930. De aanbesteding van de werken nam enkele tijd in beslag en het was tenslotte de Fa J. Vercammen uit Kontich die de werken uitvoerde voor de prijs van: 13.932,50 Bfr. In 1936 werd besloten een tribune te plaatsen. Verschillende aannemers brachten hun prijsopgave binnen en het was uiteindelijk Aannemer van Bouwwerken Gebr. Van Herck – Cappelschestraat 15 te Kapellen die met een bieding van 54.400 Bfr. de werken mocht uitvoeren. Dat voetbaldorst van alle tijden is, blijkt uit het feit mogelijkheid om tijdens en na de wedstrijden op het Het eerste buffet werd ingericht tijdens het seizoen overeenkomst afsloot met de heer Jan Haaren voor

dat er al snel vraag was naar de terrein de dorst te kunnen lessen. 1927 – 1928 waarbij de club een de uitbating ervan.

In deze overeenkomst, ondertekend op 14.01.1928, werd vastgelegd dat de uitbater voor een jaarlijkse som van 400 Bfr. het recht kreeg een buffet uit te baten tijdens de wedstrijden. Twee jaar later, op 20.09.1930, werd de overeenkomst hernieuwd, maar ditmaal voor een jaarlijkse som van: 600 Bfr.

93


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

K.F.C. Cappellen een sociale club. Aangezien er tijdens het seizoen 1930 - 1931 nogal wat wrevel was ontstaan over wie al dan niet met de autobus mee op verplaatsing mocht gaan, werd op de bestuursvergadering van 21 september 1931 het volgende beslist: zowel de spelers als hun echtgenoten of “ juffers” konden gratis de verplaatsing meemaken. De autobus had echter slechts een capaciteit van 22 plaatsen, men diende daarom op voorhand in te schrijven. Bestuursleden konden slechts meereizen wanneer er nog beschikbare plaatsen waren. Daarbij verscheen in het weekblad “Polderwacht” een artikel als promotie voor de club waarin de voordelen van een aansluiting bij F.C.Cappellen uitvoerig beschreven werden. Het artikel vermeldt tevens de eindeseizoen reizen die gemaakt werden en de vergoedingen voor de uitrusting of “equipement” die door de club gedragen werden. Interessant om nog eens terug te lezen.

“Kapellen F. C. - De Spelers. De spelers der eerste ploeg, die door hun spel in zekere mate bijdragen om onze kas te vullen, en al de lasten en onkosten onzer club te betalen, wor den natuurlijk op eene bijzondere wijze verzorgd. AI de reiskosten gaan ten laste der club; verleden seizoen hebben de vrouwen der getrouwde spelers 9 maal hunnen man mogen vergezellen op kosten der club: Herenthals, Binche, Oude God, Jette, Ruysbroeck, Ra cing, Hernixem, Uccle, Mons. Op iedere reis van beteekenis wordt er een stevig maal genomen na den match waarover alleman tot nu toe uiterst te vreden is. Er wordt naar de beste hotels uitgezien; en doordat wij met een groep komen, krijgen we gewoonlijk de voordeeligste voorwaarden. Verleden jaar hebben we vijfmaal in “Hotel Albert Ier “ te Brussel, geëten. Het verteer op al die reizen valt meeren deels ten laste der club; op 't laatst van 't seizoen grijpt er gewoonlijk een gezellig samenzijn plaats waarop lekker gefeest wordt. Met Paschen wordt er een uitstap gedaan naar eene der schoonste hoeken van België. Wij hebben reeds de reis Namen-Dinant-Anserenue gemaakt (2 maal); Luik-Eupen-Malmédy; Stavelot-Laroche; Marche-Namen; Charleroi - Binche, Thuin en omstreken ; gedurende deze twee dagen zijn alle kosten, inbegrepen die der vrouwen der getrouwde spelers, ten laste der club. Gansch het “ equipement “ wordt door de club betaald geen nistel, zelfs wordt door den speler gekocht ; is de speler een weinig ziek vallen de doktersonkosten nog maals ten laste der club; in één woord eenmaal in de 1e ploeg, hebt ge gedu rende gansch de winter bijna geen onkosten meer 's Zondags; indien ge getrouwd zijt kan uwe vrouw elken Zondag tegenwoordig zijn op de plein of op verplaatsing, zonder de minste uitgaven. De vrouw der spelers heeft vrijen ingang tot het terrein. Nochtans, om in Cappellen F. C. te mogen spelen moet ge u kunnen plooien naar vrijwillig opgelegde tucht; geen wil geen wildemansstreken; geen vloeken; geen opstandige manieren, want dan zult ge hoogstens eene maand in club zijn en ge wordt met klank huitengewalst, dan moogt ge ook de beste voetbalspeler zijn van den omtrek: orde, zedelijkheid, plichtbesef, getruuwheid en stiptheid zijn de kenteekens hunner leus. Politiek wordt nooit aangeroerd, omdat dit valt buiten het kader van hun streven; nochtans wordt er ten strengste op gelet opdat eenieder in de gelegenheid zij zijne 94


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Zondagsplichten te vervullen. Op de kleinere snaken wordt nog meer aandacht ge schonken, in hunnen handel en wandel. De ouders moffen gerust zijn hun kinderen aan die vereeniging toe te vertrouwen; en gij, jongere spelers die denkt een maal in goede voorwaarden uw geliefkoost sport te beoefenen, aarzel niet maar wordt lid dier vereeniging, waar ge eenmaal kerels als Bresseleers, Vervliet en Creten zult moeten opvolgen, en waaraan ge inlichtingen kunt vragen; op 30 juni moet de laatste inschrijving binnen zijn; jongens van 14 tot 19 jaar sluit aan voor het te laat is. Duiveltje.”

Na het behalen van de titel in bevordering B in het seizoen 1923 – 1933, dat bovendien samenviel met de viering van het 25-jarig bestaan, besliste het bestuur tien spelers een fiets cadeau te geven. Waarom Peer Janssens buiten de prijzen viel, nochtans een basisspeler, zal wel voor eeuwig een raadsel blijven. Een nauwkeurige beschrijving van het model en de onderdelen werd verzonden naar de fietshandelaren in de gemeente met het verzoek een prijsofferte in te dienen.

Uiteindelijk was het Fietsenhandel J.Lenaerts, Cappelschestraat 28 die het laagste bod binnen bracht: 600 Bfr. De volgende spelers mochten hun cadeau in ontvangst nemen: Blankers Eduard, Blankers Theofiel, Bresseleers Leon, Cornelissen Jos, Creten René, Daemen Jaak, Meelberghs François, Valkenborg Jan, Van Dunnegem Petrus, Vinck Henri. Zij dienden de fiets in goede staat te onderhouden en hem eventueel op vraag van F.C.Cappellen terug te geven. Een verbintenis hiertoe werd door de spelers ondertekend waarvan (zie voorgaande bladzijde. Ik hoop dat deze bijdrage een ander licht heeft geworpen op de honderdjarige en wens hierbij in naam van Heemkring Hoghescote vzw. de Koninklijke Football Club Cappellen het allerbeste toe voor de toekomst. Roger Van den Bleeken.

___________________________________________

95


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Een polowedstrijd in 1929 Onlangs kon het archief van Hoghescote de hand leggen op zes oude foto’s, meer bepaald stereokaarten (ook wel dieptefoto genoemd, waarbij de twee beelden het idee geven dat men de foto “in diepte” ziet). De fotograaf van deze foto’s is echter niet gekend.

Ze handelen over een polospel dat gehouden werd op 14 september 1929 op de velden van de Royal Antwerp Polo Club in Hoogboom. Deze gebeurtenis wordt ook beschreven in het Bruggeske nr. 4 van 2003 en het tijdschrift “De Stad Antwerpen” van 20 september 1929 bericht over de “Finaalwedstrijd van de “Schaal van den IJzer” tusschen het Engelse Hussards en het Franse 13 de en 6 de Dragons. Lieve dames verkochten verkoelende ijsrooms ter gelegenheid van het liefdadigheidsfeest van het Teringlijdersgesticht te Cappellen.” Deze wedstrijd ten voordele van de tuberculoselijders zou elk jaar gehouden worden in het begin van september. Er was niet enkel een polospel tussen de Britten en de Fransen, maar ook loopwedstrijd voor paarden op de piste rond het poloplein. Op de keerzijde van elke foto staat een korte beschrijving. Dit maakt het natuurlijk dubbel interessant.

96


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

De bezoekers verpozen bij een kopje thee, toen al heel modern “fancyfair” genoemd.

De ploegen: de Britse 8 ste Huzaren en de Franse 6 de Dragonders (links) en tijdens de “Coupe de l’Yser”

97


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Achteraf uiteraard het uitdelen van de prijzen. De man rechts is Alfred Grisar, stichter van de Antwerp Polo Club.

Ziehier de “lieve dames” waarvan in het krantenartikel sprake, die ijsrooms verkochten ten voordele van de tuberculoselijders van Kapellen.

Marc Brans.

98


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Gemeentelijke jongensschool in Putte. Vanaf de oorsprong van het bestaan van Putte was onderwijs geven een zaak van de pastoor of van de kloosters. Reeds gedurende de 80-jarige oorlog werd in Putte onderwijs gegeven en wel door de Wilhelmieten uit Huijbergen. Met name de koster van het klooster gaf onderwijs aan de kinderen van beide zijden van de grens. De nadruk lag daarbij op godsdienstonderwijs. Lezen, rekenen en schrijven kwamen op het tweede plan. Toen België in 1830 een onafhankelijke staat werd, kwam er van regeringswege in de grondwet te staan, dat ieder recht van vrijheid van onderwijs had. In Putte kon nog steeds de koster-onderwijzer zijn baan voortzetten in zijn private school. Kosteronderwijzer Jos Geers gaf bijvoorbeeld in 1830 les aan de Putse jeugd. Zijn woonkamer, in de buurt van café De Croone in de Puttestraat op het grondgebied van Stabroek diende als klaslokaal. Tijdens het schooljaar 1825-1826 was de schoolbevolking van Putte als volgt samengesteld: Zomermaanden Jongens meisjes 15 14

armen 16

Wintermaanden jongens meisjes armen 30 24 30

De schoolmeester ontving geen loon noch van de kerk noch van de gemeente. Hij kreeg jaarlijks wel een vergoeding van 100 BEF van Mevrouw Diert, eigenares van het Ravenhof, en het schoolgeld dat de kinderen betaalden. Toen Jos Geers overleed hertrouwde zijn weduwe Maria Adolfs in 1840 met Adriaan Frans Gillens uit Kapellen, en deze man werd dan de nieuwe onderwijzer. Na zijn dood werd hij opgevolgd door zijn zoon Felix Gillens. Om een idee te geven over het peil van het onderwijs kunnen wij vermelden dat de heer Gillens tijdens de zomer van 1849 de wens had uitgedrukt om te stoppen met zijn school om zich voltijds als landbouwer te vestigen in Putte. De gemeenteraad van Kapellen besprak dit probleem. Zij oordeelden dat zijn helper, de heer Van de Velde niet bekwaam was om de school over te nemen, en zij vroegen aan de heer Gillens om op zijn besluit terug te komen, wat deze ook deed. De woning van de heer Gillens werd echter te klein om de leergierige Putse jongeren te blijven opvangen. In een brief van 8 juli 1852 had de arrondissementscommissaris op vraag van de Bestendige Deputatie de wens uitgedrukt "om het lager onderwijs te Putte Stabroeck en Cappellen op eenen goeden en wettige voet interigten" . De heer Nelis, inspecteur voor het lager onderwijs, had aan de gemeentebesturen van Kapellen en Stabroek voorgesteld om samen rond de tafel te gaan zitten om een ruimer schoollokaal te zoeken. De gemeenteraad van Kapellen stelde op 27 oktober 1852 voor om een eerste bijeenkomst te beleggen op 16, of 17 of 18 november 1852. Beide gemeentebesturen kwamen samen met de heer Nelis op 17 november 1852 in conclaaf in het gemeentehuis van Kapellen. In vrij algemene bewoordingen werden de volgende afspraken gemaakt: 1) Er zal in het gehucht Ertbrand Putte een gemeenteschool ingericht worden. De kosten voor het onderwijs zullen door de 2 gemeentebesturen gedragen en betaald worden. 2) De gemeentebesturen houden zich het recht voor om later een beslissing te nemen over het bouwen van een schoollokaal en onderwijzerswoning en zij zullen zich zo spoedig mogelijk met deze zaak bezig houden. Op zondag 28 november te 14 uur werd er een nieuwe bijeenkomst gepland, ditmaal in de herberg bij Frans Mertens te Putte. Tijdens deze vergadering bleek dat de gemeenteraad van Kapellen volledig akkoord ging met het op 17 november 1852 uitgewerkte voorstel, doch langs de kant van 99


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Stabroek was er slechts een akkoord van Van der Molen en raadslid J. De Boeck. De houding van Stabroek is gemakkelijk te begrijpen omdat Kapellen voorstelde om slechts 1/8 van de kosten ten hare laste te nemen. Om uit de moeilijkheden te geraken besliste de gemeenteraad van Kapellen dan op 22 juni 1853 om de heer Van de Velde dan te belasten met het lesgeven aan de arme kinderen. Omdat de provinciale goedkeuring op zich liet wachten konden de arme kinderen voor het nieuwe schooljaar niet ingeschreven worden en werden zij uitgesloten van elke vorm van onderwijs. Uiteraard konden de leerlingen die wel schoolgeld konden betalen verder de lessen volgen bij de heer Gillens. Door dit feit was de ruimte van de schoolmeester wel groot genoeg, doch het betekende ook dat 1/3 van de Putse jongeren niet naar school kon gaan.

De jongensschool te Putte bij het begin van de 20 ste eeuw. ( Fotograaf F. Hoelen – Verzameling R.B.)

Op 5 oktober 1853 gaf de gouverneur per brief de toelating aan het gemeentebestuur van Kapellen om voorlopig een lokaal te huren in Putte voor het inrichten van het onderwijs voor de behoeftige kinderen. Om alsnog te trachten om Stabroek te overtuigen om mee de kosten te laten betalen werd op 7 oktober 1853 een kopie van de brief van de gouverneur overgemaakt aan het gemeentebestuur van Stabroek. Kapellen wenste echter de door hun voorgestelde verdeelsleutel voor de kosten niet te herzien. Tijdens de bespreking van het verslag van het schepencollege op 9 september 1854 moest burgemeester Hoegaerts toegeven dat de arme kinderen van Putte nog altijd verstoken bleven van elk schoolonderricht omdat er nog steeds geen akkoord was afgesloten met Stabroek voor de verdeling van de kosten. Bij het lezen van het verslag van het schepencollege van 15 september 1855 zien wij dat ook burgemeester Robert er nog steeds niet in geslaagd was om een oplossing uit te werken voor het onderwijs voor de behoeftige jongeren van Putte. Heel laconiek liet hij in het verslag eenvoudig notuleren dat deze kinderen nog steeds niet toegelaten werden in het schoollokaal van meester Gillens zonder in te gaan op de reden van deze weigering. Tijdens de gemeenteraad van 31 maart 1856 werd besloten om een laatste poging te doen om vooralsnog Stabroek mee te betrekken in de bouw van een nieuwe school. 100


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Indien die pogingen om niet zouden uitlopen besliste de raad om dan maar zelf op eigen kosten een nieuwe school te bouwen op Kapels grondgebied waar uitsluitend les zou gegeven worden aan kinderen uit Putte Kapellen. In dit geval zouden de kinderen van Putte Stabroek uitgesloten worden. Om dit project te financieren hadden de inwoners van Putte Kapellen zich via hun verkozen raadsleden akkoord verklaard om bijkomende opcentiemen te betalen. Dit voorstel werd op 15 oktober 1856 besproken en als volgt goedgekeurd: 1. er zouden 5 opcentiemen geheven worden en dit gedurende een periode van 5 jaar, 2. deze opcentiemen zouden geheven worden op de grondbelasting en op de personenbelasting, 3. deze bijkomende inkomsten zouden ook gebruikt worden om een gedeelte van het loon van de veldwachter te betalen, 4. het ganse voorstel zou voorgelegd worden aan de provinciale overheid ter goedkeuring. In het jaar 1857 deden zich 2 belangrijke feiten voor. Vooreerst was er het initiatief van de Bestendige Deputatie om ambtshalve zelf 165 BEF in te schrijven in de begrotingen van de gemeente Kapellen en Stabroek om de verwarmingskosten en het schoolgeld voor de arme kinderen te betalen. Doordat de gemeentebesturen niet tot een akkoord kwamen was er gelukkig het provinciebestuur nog om hun verantwoordelijkheid op te nemen om te zorgen voor het onderwijs voor de behoeftige kinderen. Een tweede feit gaf misschien bij de gemeentepolitiekers wel de doorslag. Felix Gillens, de zoon van meester Adriaan Gillens was afgestudeerd als schoolmeester. Hij stelde op 8 april 1857 zijn kandidatuur om de plaats van onderwijzer op te nemen in de school van Putte. Om beide zaken, en onderwijs verstrekken aan de behoeftige kinderen, en om een plaats van hoofdonderwijzer te bezorgen aan Felix Gillens stelde schepen Feyen op 23 mei 1857 aan de gemeenteraad voor om onmiddellijk opnieuw contact op te nemen met Stabroek om gezamenlijk zo snel mogelijk een nieuwe school op te richten in het gehucht Putte. Reeds op 2 juni 1857 te 14 uur werd er op het gemeentehuis van Kapellen door de beide gemeentebesturen een akkoord getekend met de volgende inhoud: 1. de heef Felix Gillens, normalist uit de school van Lier, werd benoemd tot hoofdonderwijzer. Hij zou een volledige jaarwedde ontvangen verhoogd met alle bijkomende inkomsten (schoolgelden). 2. vader Gillens zou hulponderwijzer benoemd worden in dezelfde school. 3. in afwachting dat het nieuwe gebouw klaar zou zijn zou Felix Gillens les geven in de woning van zijn vader. Deze mocht geen bijkomende vergoedingen vragen aan de gemeentebesturen en hij moest zijn woning blijven onderhouden op een degelijke manier. 4. de gemeentebesturen van Kapellen en Stabroek zouden onmiddellijk de nodige bouwgrond aankopen in een van beide gemeenten. Zij zouden ook onmiddellijk de plannen en lastenboeken laten opmaken voor de bouw van de nieuwe school. 5. nadat de nieuwe school klaar zou zijn zou men ook een huis bouwen voor de schoolmeester. 6. de beide burgemeesters engageerden zich om reeds in juli 1857 met een volledig afgerond verslag de gemeenteraden te informeren.

101


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

In de overeenkomst tussen de beide gemeentebesturen werd duidelijk vermeld dat men besefte dat de overeengekomen manier van werken niet wettelijk was, doch dat men achteraf de nodige beslissingen zou nemen om de nodige goedkeuringen van de hogere overheid te bekomen.

Een klasfoto uit 1912. (Fotograaf niet gekend – Verzameling Heemkring Hoghescote)

Tijdens de eerste bijeenkomst van de gemeenteraad, namelijk op 25 juni 1857 werd de volledige tekst van de overeenkomst met Stabroek besproken en unaniem goedgekeurd zodat nu de bal lag in het kamp van de Bestendige Deputatie. Deze hogere overheid liet de zaak niet koud worden. Reeds op 26 augustus 1857 werd de goedkeuring voor de bouw van de school overgemaakt aan de gemeentebesturen van Kapellen en Stabroek. Twee dagen later, op 28 augustus 1857 werd de heer Felix Gillens bij de provinciegouverneur uitgenodigd om in de handen van de kantonale inspecteur de wettelijk voorziene eed af te leggen zodat hij kon benoemd worden tot hoofdonderwijzer. Een laatste formaliteit, het benoemen van vader Gillens tot hulponderwijzer werd door de gouverneur vervuld op 5 oktober 1857. In feite waren er dus geen hinderpalen meer om over te gaan tot de bouw van de nieuwe school. Om de overeenkomst verder uit te werken kwamen beide gemeenteraden opnieuw samen op 15 oktober 1857 onder het voorzitterschap van burgemeester Van der Molen van Stabroek. De volgende punten werden unaniem goedgekeurd: 1. er zal in Putte een gemengde school gebouwd worden "op gemeene kosten" van Kapellen en Stabroek en dit met de hulp van de staat en de provincie. 2. beide besturen zullen in hun begrotingen de nodige bedragen inschrijven voor het onderhoud van de woning van de heer Gillens Adriaan en dit tot op het ogenblik dat de nieuwe school opgeleverd is. 3. beide besturen zullen ook de nodige fondsen voorzien voor de betaling van de kosten verbonden aan het kosteloos onderwijs voor de behoeftige kinderen. Dit

102


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

betekende dat elke gemeente de kosten zou betalen van de behoeftige kinderen wonende op hun grondgebied. 4. de kosten voor de schoolbehoeften zouden door beide gemeentebesturen ieder voor de helft betaald worden. Op 30 oktober 1857 liet de gouverneur weten dat de gemeenschappelijke vergadering van 2 gemeenteraden op 15 oktober 1857 onwettig was. Hij voegde er onmiddellijk aan toe dat deze vergadering ook overbodig was omdat het provinciebestuur reeds op 5 oktober 1857 zich akkoord had verklaard met de bouw van de school. In afwachting van de bouw van de nieuwe school vroeg meester Gillens op 28 mei 1858 alvast aan de beide gemeentebesturen om in de komende begroting de nodige gelden te voorzien voor: 1. 8 lessenaars. Hij drong er op aan dat deze meubelen zeker tegen de winterperiode zouden geleverd worden omdat tijdens de koude maanden meer kinderen de lessen bijwoonden dan in de zomerperiode, 2. 2 zwarte borden van 1 m!, 3. een telraam om de rekenmethode van mijnheer De Coster, voormalig directeur van de normaalschool, te kunnen toepassen, 4. een stelsel van maten en gewichten, 5. een lessenaar voor de onderwijzer. Het gemeentebestuur van Stabroek had daarenboven ook nog beloofd om een "stoof" aan te kopen voor de school zodat de uiteindelijke kosten opliepen tot 241 BEF. Op 1 februari 1859 besliste de gemeenteraad om een bedrag van 120,50 BEF in te schrijven in de gemeentebegroting. Hieruit kunnen wij afleiden dat de kinderen tijdens de winter 1858-1859 in toch wel erbarmelijke toestand onderricht kregen in de woning van de schoolmeester. Bij het opmaken van de begroting voor het jaar 1860 besliste de gemeenteraad op 6 augustus 1859 dat voor Putte de nodige kredieten zouden ingeschreven worden voor de vergoeding van 29 behoeftige jongens en 21 behoeftige meisjes. In dezelfde begroting lezen wij dat het inkomen van de schoolmeesters in Putte als volgt bepaald was: 1. jaarwedde van de hoofdonderwijzer Felix Gillens: 100 BEF, 2. jaarwedde van de hulponderwijzer Adriaan Gillens: 100 BEF, 3. bijkomende vergoeding voor de hoofdonderwijzer om les te geven aan de behoeftige kinderen: 200 BEF, 4. gelijkaardige vergoeding voor de hulponderwijzer: 100 BEF. 5. huishuur aan meester Adriaan Gillens te betalen voor het gebruik van een gedeelte van zijn huis dat ingericht was als klaslokaal: 90 BEF. Verder werd in de begroting ook nog 30 BEF voorzien voor het onderhoud van de school en de schoolmeubelen, 15 BEF voor prijzen voor de arme kinderen van Putte en 15 BEF voor het warmgeld voor de arme kinderen (vergoeding voor het aankopen van steenkolen om de klas te verwarmen). Omdat de gemeentekas niet toeliet om voornoemde bedragen te betalen rekende het schepencollege op een subsidie van het provinciebestuur. Tijdens dezelfde gemeenteraad van 6 augustus 1859 werd ook de rekening van de heer J. Van Dyck, timmerman uit Putte Stabroek goedgekeurd ten belope van 204 BEF en dit voor het maken van het door de meester gevraagde schoolgerief. Kapellen betaalde 102 BEF en rekende er op dat Stabroek ook wel 102 BEF zou betalen. Voor de aankoop van de kachel diende de kinderen nog iets langer te wachten. Het was pas op 5 mei 1862 dat Kapellen besliste om 19 BEF te storten op de rekening 103


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

van H. Van den Maegdenbergh, smid te Stabroek voor de door hem in 1860 geplaatste kolomkachel. Op 26 september 1865 besliste de gemeenteraad van Kapellen in te gaan op de vraag van meester Gillens voor de aankoop van: 1. voor het grote klaslokaal: 6 nieuwe lessenaars, 2. voor het kleine klaslokaal: 4 nieuwe lessenaars, 3. een letterkast, 4. het stelsel van maten en gewichten, 5. een grote kaart van België, 6. nogmaals 2 zwarte borden van 1 m!, 7. nogmaals een kachel. Eindelijk kwam er ook nog eens beweging in het bouwdossier. Op 11 oktober 1865 liet de gouverneur weten dat er in de budgetten van de hogere overheid gelden zouden vrij komen om de bouw van een school in Putte te subsidiëren. Op 19 oktober 1865 besliste de gemeenteraad in te gaan op het voorstel van de provincie op voorwaarde dat de werken ten vroegste in het jaar 1866 zouden uitgevoerd worden omdat Kapellen op dat ogenblik niet over de nodige kredieten beschikte. Kapellen probeerde nog een beetje tijd te winnen. Nadat de gouverneur op 8 november 1865 liet weten dat Kapellen en Stabroek ieder 1/4 van de bouwkosten zou moeten betalen besliste de gemeenteraad op 18 november 1865 om eerst nog een vergadering te beleggen met Stabroek. Op 12 december 1865 kwam er een gans nieuw voorstel uit de bus. De gemeenteraad stelde nu voor om gezamenlijk met Stabroek een nieuwe jongensschool met schoolmeestershuis te bouwen in Putte Kapellen en een nieuwe meisjesschool met schoolmeestershuis in Putte Stabroek. Beide besturen waren akkoord om 2 maal 1/8 van de kosten te betalen op voorwaarde dat deze niet hoger zouden oplopen dan 1500 tot 2000 BEF en dit voor zowel de aankoop van de grond als de bouw van de scholen. Daarenboven werd afgesproken dat de jongensschool uitsluitend eigendom zou worden van Kapellen en de meisjesschool uitsluitend aan Stabroek zou toebehoren. Indien er een prijsverschil zou bestaan in de aankoop van de respectievelijke bouwgronden uit hoofde van de grootte van de grond zou er een verrekening voorzien worden tussen de beide gemeentebesturen. Men was echter volledig akkoord dat het beheer over de beide scholen gezamenlijk door de 2 gemeentebesturen zou uitgeoefend worden. Het zoeken van een gepaste grond voor de bouw van 2 scholen liep niet van een leien dakje. Op aanraden van de gouverneur werd vooreerst contact opgenomen met de familie Van de Werve. Deze onderhandelingen leidden niet tot een akkoord. De burgemeester van Kapellen nam dan contact op met Jos Wouters, herbergier te Putte. Deze was akkoord om de nodige gronden die volgens de wet dienden voorzien te worden voor de bouw van een school te verkopen voor een prijs van 10 BEF per kleine roede. De beschikbare gronden lagen langs de baan van Antwerpen naar Bergen op Zoom langs de kant van Kapellen tegen de hoeven van Adriaensens. De gemeenteraad was in principe akkoord en gaf op 7 februari 1867 de opdracht aan de burgemeester om de zaak voor te leggen aan het provinciebestuur. De arrondissementscommissaris liet op 17 mei 1867 aan de gemeenteraad weten dat de raad het perceel nummer 261 mocht aankopen voor het bouwen van een nieuwe 104


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

school. Dit nieuws werd genotuleerd in het verslag van de gemeenteraad van 13 juni 1867. Tijdens de gemeenteraad van 6 juli 1867 gaf burgemeester Vouwe lezing van de akte van aankoop van een bouwgrond voor de bouw van de nieuwe school. De akte werd opgesteld door notaris Blereau te Kapellen. De totale oppervlakte van de grond was 1546 m! en de hiervoor betaalde prijs bedroeg 1.057,24 BEF. De provinciale bouwmeester ontwierp de plannen en voorzag voor de bouw van de school een bedrag van 7.945 BEF. De plannen en de kostenraming werden door de gemeenteraad op 21 november 1867 unaniem goedgekeurd. De raad stelde alleen voor om rode dakpannen te voorzien in plaats van de door de architect voorziene blauwe pannen. Volgens de raadsleden was de kwaliteit van de blauwe dakpannen niet goed. De raadsleden waren waarschijnlijk goedgezind want zij keurden zonder probleem ook de aankoop goed van: 1. nogmaals een stelsel van maten en gewichten, 2. nog een letterkast, 3. nog een kaart van België, 4. en uiteindelijk ook nog een kaart van Europa. De totale onkosten voor deze aankopen werden geraamd op 150 BEF en men zou aan Stabroek vragen om ook de helft van de kosten te betalen. Nieuwe problemen doken op. Tijdens de gemeenteraad van 17 december 1867 werd lezing gegeven van een brief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 7 november 1867 waarin deze verklaarde om de bouw van een nieuwe school zonder "statie" niet te kunnen goedkeuren. Na lang zoeken hebben wij ontdekt dat met "statie" eigenlijk een "etage" of een verdieping werd bedoeld. In de teksten opgesteld door de gemeentesecretaris over het debat dat door de raadsleden werd gevoerd naar aanleiding van voornoemd schrijven, lezen wij dat volgens het college de bouw van die "statie" minstens 4.000 BEF zou bedragen, wat tot gevolg zou hebben dat Kapellen 1.000 BEF meer zou dienen te betalen. De gemeenteraad stemde unaniem in met de bouw van de school met onderwijzerswoning doch zonder "statie". Een lange tijd later, namelijk op 26 september 1868 reageerde het provinciebestuur. Deze overheid liet weten dat zij om die reden het bouwbudget met 100.000 BEF verminderde. Dit schrijven werd op 31 oktober 1868 door de gemeenteraad besproken. De raad besliste om de bouw van de school voor onbepaalde tijd te verdagen. Weer een lange tijd later, op 23 september 1869, liet de arrondissementscommissaris weten dat de provinciale overheid voorstelde om in Putte 1 gemengde school te bouwen met 2 klassen + een onderwijzerswoning. Deze brief werd besproken tijdens de gemeenteraad van 27 september 1869. De raadsleden lieten opmerken dat zowel de gemeente Kapellen als de gemeente Stabroek reeds een bouwgrond hadden gekocht in Putte en dit om zowel een jongensals een meisjesschool te bouwen. Zij lieten opmerken dat deze grond de gemeente Kapellen 1.057,24 BEF heeft gekost en dat zij die grond slechts zouden kunnen verhuren aan 20 BEF per jaar.

105


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Zeer voorzichtig lieten zij in de notulen opnemen dat zij principieel niet tegen het voorstel van het provinciebestuur waren doch dat zij eerst met Stabroek wilden overleggen vooraleer een definitieve beslissing te nemen.

Een deel van de schoolgebouwen en de woonst voor de hoofdonderwijzer op het einde van de 20 ste eeuw.(Foto Heemkring Hoghescote) De gemeenteraad van Stabroek besliste op 13 december 1869 om akkoord te gaan met de bouw van 1 enkele gemengde school te bouwen op de grond gekocht door het gemeentebestuur van Kapellen en dit op het grondgebied van die gemeente. De gemeenteraad van Kapellen besliste in dezelfde zin op 6 januari 1870 nadat zij met hun collega's van Stabroek overeen waren gekomen dat Stabroek de helft van de kostprijs van de door Kapellen aangekochte grond zou betalen. Door notaris Louis Philips uit Stabroek werd op 31 januari 1874 een akte opgesteld. In deze akte werd opgenomen dat de gronden en de gebouwen voor een onverdeelbare helft in eigendom waren van de gemeentebesturen van Kapellen en Stabroek. Tijdens de gemeenteraad van 15 maart 1870 werden de plans en de bestekken goedgekeurd. De totale bouwkosten werden geraamd op 22.308,82 BEF. De provinciale architect Gife had voorgesteld om nog een perceeltje grond bij te kopen zodat de voorgevel van de school zou kunnen verbreed worden. De gemeenteraad wenste niet in te gaan op dit voorstel. Volgens hen was de school al breed genoeg en zij dachten dat de eigenaars van de grond een te hoge prijs zouden vragen wat de financiële draagkracht van de 2 gemeentebesturen zou te boven gaan. De raad liet aan de architect ook weten dat hij een regenbak (citerne) vergeten was wat volgens hen een absolute vereiste was voor "alle goede huizing". Hier stelde de raad een regenbak voor van minstens 4m". Ook over de dakbedekking was er nog enige discussie. De architect had een zinken dak voorgesteld en hiervoor 8 BEF per m! voorzien. De raad stelde voor om schaliën van Vielsalm, systeem Leon Dapsens, te voorzien die slechts 3,4 BEF per m ! kostten. Volgens de burgemeester zou ook het Ministerie van Oorlog voor al de door de genie op te richten gebouwen dergelijke dakbedekking voorzien, en ook de eigenaars van grote nijverheidsinstellingen waren dezelfde mening toegedaan. Omdat leien lichter wegen dan pannen zijn deze ook te verkiezen boven de Boomse pannen. Indien het gemeentebestuur van Stabroek niet akkoord zou gaan met voornoemde opmerkingen 106


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

dan werd het college belast om met hun collega's de zaak verder uit te werken en zonodig nieuwe voorstellen over te maken aan de raad. De openbare aanbesteding had plaats op 18 oktober 1870. De werken werden toegewezen aan de firma Hertogs-Govaerts, aannemer uit Kapellen, voor de som van 21.000 BEF. Deze aanbesteding werd goedgekeurd door de gemeenteraad op 24 oktober 1870. De heren Hertogs en Marien stelden zich aan als persoonlijke en solidaire borgen. Na de staats- en provincietoelagen bleef er voor elke gemeente nog ongeveer 3.200 BEF te betalen. De provinciale architect Gife had tijdens de openbare aanbesteding geen opmerkingen gemaakt. Nadien uitte hij in een schrijven zijn twijfels aangaande de deugdelijkheid van de dakbedekking systeem Leon Dapsens. Op 18 maart 1871 besliste de raad om toch het vooropgestelde systeem voor de dakbedekking te behouden en de raad van Gife niet op te volgen. Later kwam de raad op hun beslissing terug. Tijdens de gemeenteraad van 13 april 1871 gaven zij hun akkoord om de datum van oplevering met 3 maanden uit te stellen omdat zij uiteindelijk toch beslist hadden om als dakbedekking de leien van Vielsalm te vervangen door dakpannen van Hoogstraten. De werken dienden volledig klaar te zijn tegen 25 december 1871. De aannemer werd niet regelmatig betaald en daarom vroeg deze op 27 februari 1872 aan de gemeente Kapellen om verwijlintresten te betalen. Tijdens de gemeenteraad van 23 april 1872 besliste de raad om niet in te gaan op de vraag van de aannemer. De school werd gebouwd met gelden van Kapellen, Stabroek, de provincie en de Belgische Staat. Het gemeentebestuur van Kapellen had tot op dat ogenblik reeds 7.333,20 BEF betaald zonder enige terugbetaling ontvangen te hebben van de andere partners. Zij lieten opmerken dat het Kapelse aandeel in de betalingen op dat ogenblik slechts 916,65 BEF was, zodat de aannemer zeker geen reden had om zich te verhalen op het Kapelse gemeentebestuur. Wordt vervolgd. Roger Balbaert.

107


’t Bruggeske jg 38 – september – nummer 3.

Zoekplaatje.

Kan iemand van onze geachte lezers of lezeressen ons vertellen waar bovenstaande woning staat of gestaan heeft? Eventuele opmerkingen in dit verband graag naar telefoon nummer 03 664 57 22.

Gevonden ! Na de jaarlijkse Hoghescote-reis op zaterdag 19 augustus 2006 werd in de autocar een regenjas gevonden. Vragen via tel: 03 664 57 22.

108



FTKGOCCPFGNKLMU""VKLFUEJTKHV""ÓV"DTWIIGUMG HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ANTWERPSESTEENWEG 2 BUS 2 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083

BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1

!"#$%%&'()*!'%%!'+,'(% -"#*'&%% %%%%%%%%%%*./0.12.% %%%%%%%%%%%%%%%%#34560708292.%% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%#90.62.% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%-32:9;<=025%

!!

>"(#&&,(??,%@A B -?#'CC'+%DAEF%% ,'CG%F@HIFEHJDHIK%% 2BL403G%8<=M529N08282.629O5;M.26H/2% %

BC 30832


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.