Bruggeske 2006-4 december

Page 1



’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

‘t Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring " Hoghescote v.z.w. " te Kapellen. Zetel: Antwerpsesteenweg 2 - Bus 2 - 2950 Kapellen.

38e jaargang – nummer 4

1 december 2006

_______________________________________________________ In dit nummer... -

Bladwijzer. - 109 Lidgeld 2007. - 110 Mededelingen vanwege het bestuur. - 110 Komende activiteiten. - 116 Geschonken aan Heemkring Hoghescote. - 117 Mededeling. - 117 Gemeentelijke Jongensschool te Putte (slot) - 118 Hoogboom een overlijden in 1898. - 128 Archiefdagen Heemkring Hoghescote. - 129 Kapellenaars bij een vroege kolonisatiepoging in Guatemala (1843 – 1854). - 130 - Mevrouw Van Rompaey – De Lannoy Maria, schrijfster uit Kapellen. - 137 Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage.

_____________________________________________________________________ Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger – Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.42.67. 2006 - Copyright "Heemkring Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Heemkring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968. _____________________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 10 Euro en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Heemkring Hoghescote’ v.z.w. – Antwerpsesteenweg 2 – Bus 2, 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro.

109


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Lidgeld 2007 De almanak 2006 is alweer zeer dun geworden en weldra zal ook het laatste blaadje naar de papiermand verdwijnen. Daarmee breekt ook de tijd aan voor het hernieuwen van het lidmaatschap bij Hoghescote. Het lidgeld 2007 is ook nu weer onveranderd gebleven:

10 euro als gewoon abonneelid en 20 euro als erelid. Het bedrag kan overgeschreven worden op rekening 413-7205071-65 tnv. Heemkring Hoghescote vzw. Antwerpsesteenweg, 2 B 2 te 2950 Kapellen, met vermelding: lidgeld 2007. Om het u gemakkelijk te maken, hierbij een blanco overschrijvingsformulier. PS. Jacobuscheques 2006 kunnen nog steeds gebruikt worden tot 31 december 2006. U kunt deze afgegeven bij een van de bestuursleden waarvan de adressen elders in dit Bruggeske te vinden zijn. Het bestuur van Hoghescote wenst jullie alvast prettige eindejaarsfeesten en voor het volgende jaar 2007 een goede gezondheid. Voor het bestuur van Hoghescote De penningmeester R. Van den Bleeken.

Gezocht: huwelijksfoto's. In 2007 bestaat het Oud-Gemeentehuis 100 jaar. Hoghescote heeft het plan om een grote tentoonstelling in te richten in dit gebouw. Vele honderden Kapellenaren hebben hun ja-woord, al dan niet aarzelend of verlegen, uitgesproken ten aanzien van de burgemeester. Dit feit werd meestal vereeuwigd op foto. Wij zouden graag al die huwelijksfoto's, meestal gemaakt in de raadszaal of op de trappen van het gemeentehuis, tentoonstellen. Om ons plan te doen slagen doen wij een beroep op uw medewerking. Bezorg ons uw huwelijksfoto's uit de voorbije periode en die genomen zijn in het OudGemeentehuis, en dit met de vermelding van: ! De namen en voornamen van de pas gehuwden, ! De datum van het huwelijk, ! Eventueel de namen van de aanwezige personen die op de foto staan. Na het maken van een kopie bezorgen wij natuurlijk de originele foto's terug aan de gelukkige bezitters. Wij danken U voor uw medewerking. Graag een seintje: Roger Balbaert: 03.664.57.22

________________________________________________ 110


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Nieuwe webstek voor Hoghescote Sinds kort is de webstek van onze heemkring vernieuwd. Hoewel, “vernieuwd” is niet echt het juiste woord. Sinds kort is de webruimte ondergebracht onder de naam www.heemkring-hoghescote.be, een naam waarvan we dachten dat die de lading wel dekt en tevens een eenvoudig te onthouden naam. De inhoud is in grote lijnen hetzelfde gebleven, enkele onderdelen zijn uitgebreid, zoals bij voorbeeld de “voorbije activiteiten”. Hier kan u nu een verslag lezen (van de dagreis, uitstappen,…) welke met foto’s verlucht is. Vanaf 2002 zijn alle activiteiten vermeld, zodat u een overzicht heeft van wat Hoghescote elk jaar voor zijn leden organiseert. Geplande activiteiten zijn chronologisch geordend, steeds met de informatie zoals die ook in het tijdschrift ’t Bruggeske terug te vinden is. Uiteraard kan u ook lezen waar Hoghescote voor staat en voor wat u bij ons terecht kan. Hoghescote heeft dan ook immers al bijna 40 jaar ervaring. De lijst met artikels verschenen in ons tijdschrift, zijn nu overzichtelijk per aflevering en per jaar terug te vinden. Ook raadpleegbaar is een lijst opgenomen met de bestuursleden en medewerkers met hun functies. Op de welkompagina van de “oude” webstek zal nog enkele weken het nieuwe adres staan, daarna zal deze afgesloten worden. Gelieve uw favorieten aan te passen. Hoghescote verwacht u op haar webstek! MB

Hoghescote bezoekt de Smoldersklok. U wist ongetwijfeld dat Hoghescote een lokaal in gebruik heeft in de kelder van het Oud-Gemeentehuis. Wist U echter ook dat boven ons lokaal een uniek meesterwerk staat dat geschonken werd aan het gemeentebestuur van Kapellen. Wij willen alle leden en hun familie uitnodigen om dit kunstwerk te bezoeken onder de leiding van een gids. Wij voorzien nu reeds 2 data: Donderdag 18 januari 2007 te 14u30 Zaterdag 27 januari 2007 te 14u30. De inkom en de gids zijn gratis voor de leden van Hoghescote. Niet leden betalen 1 euro. NB: niet te lang wachten om in te schrijven. Wij werken slechts met kleine groepjes om een degelijke uitleg te kunnen geven. Geef zo snel mogelijk een telefoontje: Roger Balbaert 03.664.57.22

111


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Cultuurmarkt op 21 oktober 2006. Om de twee jaar wordt er in het winkelcentrum de Promenade door de Kapelse Cultuurdienst een manifestatie georganiseerd waarop alle verenigingen uit de gemeente zich kunnen voorstellen aan het publiek. Ook Heemkring Hoghescote was dit jaar aanwezig. De collectie van oude klasfoto’s van alle Kapelse scholen en foto’s van straten zoals onze gemeente er vroeger uitzag, kreeg veel belangstelling, niet alleen van onze eigen leden maar ook van zeer geïnteresseerde niet-leden.

Onze stand samen met het VVF – Vlaamse Vereniging voor Familiekunde - op de Kapelse cultuurmarkt van 21 oktober 2006 in de Promenade . (Foto Heemkring Hoghescote)

Tevens zorgden doorlopende voorstellingen van verschillende videofilms over onze gemeente ervoor dat de bezoekers zich bewust werden van het feit dat het bestaan en de werking van onze vereniging een “must” is om het beeld van een steeds snelle veranderende leefgemeenschap te bewaren. Op onze vraag was tevens het V.V.F – de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde – gehuisvest te Merksem, Van Heybeeckstraat 3, op onze stand aanwezig met twee laptops waarop bezoekers gegevens over hun familienaam konden opvragen. Vele bezoekers hebben hiervan dan ook gebruik gemaakt. Wij danken Jan Vanderhaeghe en het V.V.F. voor deze gewaardeerde medewerking. Uiteindelijk was de balans van deze promotiedag positief en leverde naast wat meer bekendheid tevens twee nieuwe leden op. Met onze dank aan alle medewerkers. R. Van den Bleeken.

_____________________________________________________

112


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Raad van bestuur. Zoals voorzien in de wet op de vzw’s heeft ook Hoghescote een raad van bestuur die verantwoordelijkheid dient af te leggen wat betreft het beleid en de gang van zaken binnen de vereniging. Deze raad dient minimum uit drie personen te bestaan en wordt volgens de statuten verkozen voor de duur van vijf jaar. Aangezien de huidige bestuurders hun mandaat opnamen tijdens de algemene ledenvergadering van 14 maart 2002 dient er op de volgende algemene ledenvergadering, begin 2007, een nieuwe raad van bestuur aangesteld. Iedereen die geïnteresseerd is in onze vereniging en zich wil inzetten om zijn steentje bij te dragen in de werking ervan, kan zich kandidaat stellen. De taken en de modaliteiten van toetreding zijn beschreven in art. 3 van het huishoudelijk reglement dat hierbij wordt gevoegd. Artikel 3. - Raad van bestuur. 1. De vereniging wordt bestuurd door een raad van bestuur samengesteld uit minstens drie en maximum zes bestuurders. De werking ervan is beschreven in de artikelen 17 t.e.m. 24 van de statuten 2. De leden van de raad van bestuur worden gekozen onder de deelgenoten die zich hiervoor kandidaat hebben gesteld. 3. Elke deelgenoot of actief lid kan zich hiervoor kandidaat stellen door een schriftelijk verzoek gericht aan de voorzitter van de raad van bestuur en dit ten laatste 18 dagen voor de jaarlijkse statutaire algemene vergadering. 4. Elke kandidaat heeft het recht zich aan de algemene vergadering voor te stellen. 5. De stemming gebeurt bij geheime stemming. Elke kandidaat dient minimum de helft plus één stem van de aanwezige of vertegenwoordigde stemmen te behalen om verkozen te zijn. Zij worden aangesteld voor een periode van vijf jaar en zijn herkiesbaar. 6. Zij oefenen hun mandaat gratis uit. 7. Bij gebrek aan tijdige vernieuwing van de raad van bestuur, wordt van de bestuurders in functie verwacht dat zij hun mandaat verder blijven uitoefenen tot in een redelijke termijn in hun vervanging is voorzien. Deze overgangsmaatregel is echter geen stilzwijgende hernieuwing van hun mandaat voor een volgende termijn van vijf jaar. 8. Hun aanstelling dient gepubliceerd in het Belgische Staatsblad waarbij zij juridisch verantwoordelijk worden voor de goede gang van zaken in de vereniging. 9. Zij verkiezen onder de gekozen leden: een voorzitter, een ondervoorzitter, een secretaris en een penningmeester. 10. De verschillende bestuurstaken worden in onderling overleg in een takenlijst vastgelegd. De aangestelde bestuurder kan een of meerdere van zijn taken aan een derde delegeren. De betrokken bestuurder blijft echter verantwoordelijk voor de correcte uitvoering ervan. 11. De takenlijst kan steeds in onderling overleg door de bestuurders gewijzigd worden, dit dient vastgelegd in een verslag. 12. De raad van bestuur vergadert op uitnodiging van de voorzitter of van een van de bestuurders en dit minstens tweemaal per jaar. 13. Notulen van de vergadering worden opgesteld en doorgezonden aan elke bestuurder. Een exemplaar blijft bewaard op de maatschappelijke zetel. Voor de raad van bestuur. R. Van den Bleeken.

113


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Samenstelling bestuur Heemkring Hoghescote vzw. Omdat wij meermaals vragen krijgen over wie wat doet bij Hoghescote publiceren wij hierbij het organigram van de samenstelling van het bestuur. Erevoorzitter: Lenaerts Jacques, Hoevensebaan 57 2950 Kapellen. Voorzitter: Balbaert Roger (*), Dorpsstraat 59 B 7 2950 Kapellen. 03/ 664.57.22 roger.balbaert@skynet.be Ondervoorzitter-secretaris-penningmeester: Van den Bleeken Roger (*) , Berkenlaan 11, 2950 Kapellen. 03/ 664.63.22. rvdbleeken@skynet.be Archivaris – Website: Brans Marc, Hoevensebaan 12, 2950 Kapellen. 0473-630.794 marc brans@telenet.be

Bestuur Hoghescote – november 2006. Aan tafel: Marc Brans en Chris Alen, Boven vanaf links: Roger Van den Bleeken, Paul Van Bockel, Jan Vanderhaeghe, Roger Balbaert, Swa Groenewege, Gusta van Linden. (Foto Heemkring Hoghescote).

Genealogie-Redactie ’t Bruggeske: Vanderhaeghe Jan (*), Claessensdreef 136, 2950 Kapellen. 03/665.15.56. jan.vanderhaeghe@scarlet.be Organiseren van activiteiten: Alen Chris (*) Peedreef 52, 2950 Kapellen. 03/664.05.01. chris.alen@skynet.be Groenewege François Albert-Louisastraat 14 2950 Kapellen, 03/66500.87 francois@groenewege.com Raadsleden: Van Bockel Paul(*) pvb.mz@skynet.be

Zilverboslaan 62, 2950 Kapellen. 114

03/ 664.68.00.


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Van Linden Gusta(*) Dorpsstraat 59 B 7, 2950 Kapellen 03/ 664.57.22. Gusta.van.linden@skynet.be Leden die zich vrijwillig inzetten voor Hoghescote zonder bestuursfunctie. Rondbrengen van ’t Bruggeske. Donvil Marcel, Chr.Pallemanstraat 22, 2950 Kapellen, Zone: Stationsstraat, Kon. Albertlei en Kon Elisabethlei. Raemaekers Robert, Elzenstraat 29, 2950 Kapellen, Zone ten westen en zuiden van de Antwerpsesteenweg. Meeus Frans, Grensstraat 132, 2950 Kapellen, Zone: Putte. Herman Jef, Sparrenlaan 19, 2950 Kapellen. Redactie en samenstelling van ’t Bruggeske: Dondelinger Marcel, Eikvarenlaan 19, 2950 Kapellen, 03/ 605.50.86. (*) Deze leden maken tevens deel uit van de raad van bestuur, hun mandaat loopt ten einde na de algemene ledenvergadering van begin 2007.

_____________________________________________________

Onze jaarlijkse reis Op 19 augustus 2006 ging Hoghescote op reis naar het glooiende land van de Maas, de Samson en de Bock. Na een ietwat moeizame start, georkestreerd door de werken aan de ondertunneling die de week daarna zou open gaan. Na een kleine vertraging kwam de bus, niet zoals gewoonlijk op het kerkplein, maar in de Dorpsstraat. Ook weer door wegenwerken. Na de nodige plichtplegingen van opstappen en plaats zoeken ging het richting autostrade en verder richting Belgisch Ardens grondgebied. De fraaie landschappen en vergezichten waren talrijk aanwezig, en dwalend door het landschap werd ons het ene na het andere adembenemende uitzicht voorgeschoteld, dit alles richting “grot van den duvel”, ook wel genoemd: de grot gewijd aan Sint-Antonius. We kregen een indrukwekkend verhaal van urenlange arbeid en geestelijken die eigenhandig de werkloosheid in het dorp oplosten door de grot te laten bouwen; de duivel zelf was een kleine anticlimax, maar ja een levensechte duivel zou waarschijnlijk wel een beetje te veel van het goede geweest zijn. Volgende stop: het middagmaal. We deden ons tegoed aan het varken en de groenten, en zetten, na onze culinaire behoeften voldaan te hebben, koers naar de vallei van de Molignée. De Maas en zijn uitzicht op de rotsen. We kwamen de monding van de Lesse en de afgespleten rots, volgens de legende nog een overblijfsel van het Ros Beiaard, tegen en na het genieten op het dek van de zon ging het terug richting kade. 115


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Terug op de bus ging het richting de kronkelende Bocq en vooral de brouwerij van de Bocq, niet te verwarren met het Bock – met k – bier. Hier worden zwaardere bieren gebrouwen en werd voor ons een uitgebreide en interessante rondleiding gegeven, van graan tot gouden en goudbruine godendrank, zoals ze dan zeggen.

Hierna zegden we het fraaie rivierenlandschap vaarwel en ging het terug richting Kapellen, niet zonder nog even te stoppen in het wegrestaurant waar we een avondmaal consumeerden. Na deze goed gevulde en interessante dag konden we weerkeren naar Kapellen en konden we weer uitkijken naar de volgende activiteit. Een dikke dankuwel aan de gids en de chauffeur zijn zeker op hun plaats!! Tot volgend jaar!

_________________________________________________________

Komende activiteiten Op zaterdag 31 maart 2007 organiseren we ons jaarlijks banket. Zoals vorig jaar gaan we naar feestzaal De Jachthoorn - Antwerpsesteenweg 153 – 2950 Kapellen. Hou deze datum reeds vrij! Meer hierover in ons volgende Bruggeske. We gaan ook de inschrijvingsformule aanpassen, zodoende dat je op voorhand uw tafelgenoten mee kan inschrijven. Spreek dus al af met uw vrienden, geburen, familie of kennissen om samen naar ons banket te komen Wij hopen jullie allen weer te mogen ontmoeten. _____________________________________________________ Op zaterdag 14 april 2007 zullen we Antwerpen nog eens onveilig maken, en gaan we een wandeling van ongeveer 2 uren doen met als onderwerp,

Verken Antwerpen in beeldspraak en spreekwoorden. Hou beide datums nu reeds vrij! Meer hierover in het volgende Bruggeske.

116


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Aanwinsten voor het Hoghescote-archief dank aan al de schenkers: - van dhr. A. Pauwels ontvingen een doos bidprentjes - van dhr. le Grelle: document betreffende de inning van de belasting op de watermeters (1944) - van de familie Plompen: een antieke boomzaag - van de familie Quick: bidprentjes, notarisakten, militaire eretekens, familiedocumenten, rouwbrieven - van de familie Van Tilburg: het volledige archief van Chiro Kapellen - van mevr. Brigitte Willems: oude facturen van een voedingswinkel - van de heer Gaston Scheipers: 8 dozen met inboedel en documenten van het gesloopte Sint-Jozefziekenhuis - Dika schonk ons de videoband van de openmonumentendag 2006 - De heer Herman De Meulenaere schonk ons 3 boeken van Maria De Lannoy, luchtfoto's van Kapellen en documentatie over 50 jaar ILOKA - van mevrouw Guyot de Mishaegen uit Brugge een pak bidprentjes, rouwbrieven, notarisakten, familiedocumenten, een stafkaart uit 1903 - K.W.B. Zilverenhoek, maandbladen ‘Heet van de Naald’ - van dhr. P. van Bockel twee boeken: “De Vlaamsche Kunstpottenbakkerij” en “Bokrijk, tuin van de Vlaamse volkscultuur” en een bundel bidprentjes - van Dhr. Plompen: oud legeruniform en een zeer oude rol toiletpapier aankopen gedaan ter verrijking van het archief: - boek “Jo Crépain, architect” - enkele ontbrekende jaargangen van “de Spycker”, heemkundig tijdschrift van Essen - twee ontbrekende jaargangen van “Oranjeboom” - reeks genealogische tijdschriften “Le Parchemin”, jaargangen 1936-1993 - reeks genealogische tijdschriften “l’Intermédiaire”, jaargangen 1946-1983 - reeks genealogische boeken “Tablettes de Brabant”, en “Tablettes de Hainaut” - reeks genealogische tijdschriften “Brabantica” 1956-1969

_______________________________________________________

GEZOCHT – GEZOCHT – GEZOCHT - GEZOCHT documentatie voor het archief van de Heemkring Hoghescote. Alle documentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, affiches, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Kontaktadres: Dorpsstraat 59, bus 7 – 2950 Kapellen – Tel: 03 664.57.22

117


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Gemeentelijke jongensschool in Putte. (Slot ) Tijdens de gemeenteraad van 2 juli 1874 werd mededeling gedaan van het overlijden van de heer Gillens Adriaan. De raad stelde voor om de vacature open te laten tot op het ogenblik dat de studenten van de normaalschool hun eindexamen zouden afgelegd hebben. Op 10 september 1874 werd de heer Ludovicus Cornelius Bastyns, gediplomeerde van de normaalschool van Lier, benoemd tot hulponderwijzer in Putte. De notulen van deze vergadering geven ons nog de volgende informatie: 1. de gemeenteschool van Putte heeft een totale oppervlakte van 150m ! en een inhoud van 675m", 2. in totaal volgen 22 begoede en 66 behoeftige leerlingen regelmatig de lessen, 3. de begoede leerlingen betalen in totaal 198 BEF schoolgeld en de gemeentebesturen betalen voor de behoeftige leerlingen 6 BEF per kind of 396 BEF in het totaal, 4. de heer Gillens Felix, hoofdonderwijzer ontving een jaarwedde van 300 BEF, 5. de pas benoemde hulponderwijzer zou een jaarwedde ontvangen van 250 BEF, 6. de heer Gillens Felix ontving nog een bijkomende vergoeding van 264 BEF om les te geven aan de behoeftige kinderen van Putte, 7. de hulponderwijzer ontving voor deze taak een bijkomende vergoeding van 132 BEF 8. voor het onderhoud van de schoolmeubelen werd tevens een bedrag voorzien van 25 BEF, 9. voor de kinderen van de school in Putte werd een bedrag voorzien van 17,50 BEF voor de aankoop van prijzen, 10. voor de verwarmingskosten werd een bedrag voorzien van 25 BEF, 11. voor het volwassenenonderwijs in Putte werd 75 BEF voorzien voor de hoofdonderwijzer, 75 BEF voor de hulponderwijzer, 100 BEF voor de jaarwedde van de hoofdonderwijzer en 50 BEF voor de jaarwedde van de hulponderwijzer. Hier werd voor de verlichting 25 BEF voorzien en voor de verwarming eveneens 25 BEF. Hier valt op te merken dat de onkosten voor het volwassenenonderwijs volledig ten laste vielen van de gemeente Kapellen. Op 20 februari 1875 stuurde architect Gife een reeks aanbevelingen naar het gemeentebestuur nadat hij de school van Putte had bezocht. De volgende opmerkingen werden op 3 maart 1875 door de gemeenteraad besproken: 1. om de vochtigheid in de muren van de school te verminderen zou best het volledige terrein van de school afgeboord worden met een gracht met een diepte van minstens 0,80 m diepte. 2. om dezelfde reden stelde hij voor om een riolering te voorzien aan de straatzijde om het water af te voeren naar de overkant van de straat. 3. nadat voornoemde werken zouden zijn uitgevoerd zou de muur moeten afgekapt worden tot op een hoogte van 2 m en opnieuw bezet worden met cement. De raad is het niet eens met de architect. Volgens hen komt het water van de overzijde van de straat juist naar de kant van de school en dit door de ligging van het terrein. Het ministerie zou de gracht aan de kant van de school beter dienen uit te graven zodat het water gemakkelijker zou kunnen wegstromen. De raad was wel akkoord om de muren af te kappen en opnieuw te bezetten met cement, doch er zouden eerst onder de houten vloer verluchtingsgaten in de muren moeten aangebracht worden. Het water in de kelders komt volgens de raad binnen

118


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

langs de kelderramen en niet door de muren. De raadsleden stelden voor om deze kelderramen aan te passen. De raad stelde ook voor om een 2 de gegoten kachel "oud model" aan te kopen. Terloops lieten de raadsleden ook opmerken dat de lessenaars te lang waren zodat de onderwijzer niet tot bij de leerlingen kon komen. Zij stelden voor om deze lessenaars gewoon door te zagen. De plaats van hulponderwijzer was geen gegeerde taak. Wanneer de pas benoemde Bastyns zijn ontslag aanbood op 18 februari 1878 kon zijn plaats bij gebrek aan kandidaten niet ingenomen door een gediplomeerde onderwijzer. Uiteindelijk werd zijn taak voorlopig waargenomen door een monitor. Het was pas tijdens de zomervakantie dat men een nieuwe leerkracht vond in de persoon van Frans De Bruyn, pas afgestudeerd aan de normaalschool van Lier. Omdat het gemeentebestuur van Stabroek zich akkoord had verklaard om een gracht te graven rondom het terrein van de school verklaarde de raad van Kapellen zich op 13 juli 1878 uiteindelijk ook schoorvoetend akkoord. De raadsleden bleven de mening toegedaan dat de vochtigheid in de school nog meer zou toenemen en gaven het college de opdracht om de zaak op de voet te volgen.

1934 - 2 e leerjaar met meester Flor Van Dyck (Fotograaf niet gekend. Archief Heemkring Hoghescote)

De liberale minister P. Van Humbeeck legde bij wet van 1 juli 1879 het neutraal onderwijs op in alle gemeenten. Alleen openbaar, neutraal onderwijs werd nog maar gesubsidieerd. Artikel 4 van voornoemde wet bepaalde dat het godsdienstonderricht voortaan werd overgelaten aan de zorg der families en der bedienaars der erediensten. Er werd in de school een lokaal ter beschikking gesteld van de bedienaars der erediensten om er, hetzij vóór, hetzij na de schooluren godsdienstonderwijs te geven aan de leerlingen wier ouders deze godsdienst belijden. Het godsdienstonderwijs kwam niet meer voor in het officiële leerprogramma voor het lager onderwijs. De rooms-katholieken gingen fel in de tegenaanval. Alle rooms-katholieke onderwijzers kregen een verbod om les te geven aan neutrale scholen. Ouders

119


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

werden onder druk gezet om hun kinderen niet naar de neutrale scholen te sturen. Dat leidde tot grote leegstand en tekorten aan onderwijzers voor de neutrale scholen. In Putte werd een gemengde school opgericht met Felix Gillens als schoolhoofd en met Cornelissens Frans als "monitor". Petrus Frans De Bruyn, onderwijzer aan de Putse neutrale school, stapte in 1879 over naar de vrije katholieke jongensschool. Zijn ontslag werd op 28 mei 1879 aanvaard door de gemeenteraad. Omdat er na publicatie van de vacature in de dagbladen geen enkele kandidaat opdaagde werd op 17 juni 1879 de heer Cornelissen uit Kapellen aangesteld als "monitor" bij gebrek aan een gediplomeerde hulponderwijzer. Tijdens de zomervakantie van 1879 werden overal vrije katholieke scholen gesticht. Voldeden deze scholen aan bepaalde eisen, dan sprak men van aanneembare scholen. Deze konden rekenen op een bescheiden bijdrage in de schoolkosten. Via politieke weg was Felix Gillens er in september 1879 in geslaagd om een benoeming te bekomen tot kantonaal inspecteur voor de regio Beringen. In de gemeenteschool van Putte werd hij op 22 oktober 1879 als hoofdonderwijzer opgevolgd door Franciscus Livinus Leemans, hoofdonderwijzer in Rumst en gediplomeerde van de normaalschool van Lier. Op 20 november 1879 nam de heer Leemans reeds ontslag als hoofdonderwijzer. Tijdens de gemeenteraad van 23 december 1879 werd in zijn vervanging voorzien. De heer Ludovicus Jansens, voorheen hulponderwijzer in Borgerhout werd aangesteld tot hoofdonderwijzer. In Putte bracht pastoor Smets in 1879 twee katholieke scholen tot stand: een jongensen een meisjesschool. Het gemeentelijk onderwijs bleef echter toch een grote aantrekkingskracht behouden. Voor het schooljaar 1882-1883 noteerden wij voor Putte de inschrijving van 49 behoeftige jongens en 46 behoeftige meisjes. Daar de gemeentebesturen van Kapellen en Stabroek bleven talmen om de benoemde monitor te vervangen door een gediplomeerde hulponderwijzer werd de heer Gebts ambtshalve aangesteld door de hoofdinspecteur van het lager onderwijs. Na enig handig ellebogenwerk slaagde de heer Petrus Jan Bastyns er in om op 22 september 1883 zich te laten benoemen tot hulponderwijzer in de plaats van de heer Gebts. De gemeenteraad van Kapellen legde zich op 30 oktober 1883 neer bij de beslissing van de provinciale overheid. Volgens de richtlijnen van het ministerie diende de gemeenteraad een lerares naad aan te stellen in de school voor het volwassenenonderwijs van Putte. De gemeenteraad besloot om de zuster van hoofdonderwijzer Louis Janssens met deze taak te belasten. Door de schoolstrijd was het aantal leerlingen in de gemeenteschool in 1884 geslonken tot 24 kinderen, jongens en meisjes samen. De gemeenteraad besloot op 15 oktober 1884 om de laatst benoemde leerkracht, de heer Bastyns, ter beschikking te stellen met een wachtgeld van 750 BEF. Dit bedrag werd op bevel van het ministerie op 26 februari 1885 opgetrokken tot 1.000 BEF. Op vraag van de directie van de vrije meisjesschool van Putte werd deze school op voornoemde datum aanvaard als een erkende gesubsidieerde meisjesschool.

120


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

De gemeenteraad besliste eveneens op 26 februari 1885 dat de vroegere gemengde gemeenteschool voortaan nog alleen jongens zou aanvaarden. De heer Louis Janssens bleef de taak van hoofdonderwijzer waarnemen. De schoolstrijd bleef nog nazinderen in Putte. Tijdens de gemeenteraad van 23 april 1885 gaf de voorzitter, burgemeester Biart, lezing van een brief van de heer Philips, voorzitter van het katholiek schoolcomité van Putte, waarin deze vroeg om de heer Louis Janssens ter beschikking te stellen met een wachtgeld en zijn vrije jongensschool aan te nemen als vrije erkende jongensschool. Tegelijkertijd vroeg hij om zijn vrije school onder te brengen in de lokalen van de gemeenteschool met het gebruik van de volledige inboedel.

Putte jongensschool maar welke klassen ? (Fotograaf niet gekend. Foto archief Heemkring Hoghescote)

De gemeenteraad nam in overweging dat het aantal jongens in de gemeenteschool te verwaarlozen was. De raad noteerde ook dat de gemeenteraad van Stabroek reeds positief gereageerd had op de vraag van de heer Philips gezien de vrije school van Putte onder de leiding van de heer Cremers meer dan 150 leerlingen telde. In het jaar 1889 werd de toestand in Putte zeer verward op het gebied van het onderwijs voor jongens. Het gemeentebestuur van Stabroek besloot om opnieuw voor eigen rekening te beginnen met een gemeentelijke jongensschool in Putte onder de leiding van de hoofdonderwijzer Corneel Verboven die voorheen ter beschikking was gesteld in de gemeentelijke jongensschool van Stabroek Centrum. Het gemeentebestuur van Kapellen probeerde in april 1889 de macht over de jongensschool van Putte in handen te spelen van de katholieken. Op 11 maart 1889 nam de heer F. De Bruyn ontslag. Op 25 april 1889 benoemde de gemeenteraad de heer J. Cremers tot hoofdonderwijzer. Deze was hulponderwijzer in de aangenomen school van Nieuwmoer en gediplomeerde van de normaalschool van Malonne. De beslissing van de Kapelse gemeenteraad werd vernietigd door de Bestendige Deputatie op 3 juni 1889. Noodgedwongen benoemde de raad dan de heer Cremers op 11 juni 1889 tot onderwijzer. 121


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Het gemeentebestuur van Kapellen besliste op 9 september 1889 om eveneens opnieuw te starten met een gemeentelijke jongensschool in Putte. De raad steunde haar beslissing met een brief van 27 augustus 1889 van het katholiek schoolcomité waarin gemeld werd dat de vrije school zou ophouden te bestaan vanaf 1 oktober 1889. De raad herriep hun beslissing op 30 september 1889 en besliste alsdan om de katholieke school voorlopig te blijven erkennen als aangenomen school. Beide scholen waren ondergebracht in hetzelfde gebouw van de vroegere gemeenteschool van Putte. Deze bijzondere toestand werd door het Ministerie van Onderwijs op 28 november 1889 erkend. De Minister bepaalde wel dat het aantal leerlingen niet meer dan 70 mocht bedragen en dat er geen kinderen jonger dan 6 jaar mochten aangenomen worden. De schoolmeesterswoning werd toegewezen aan hoofdonderwijzer Verboven, doch deze moest wel een schadevergoeding van 100 BEF betalen aan de gemeente Kapellen. Om aan de moeilijke toestand een einde te stellen geeft Kapellen in 1900 toe en wordt de vrije erkende jongensschool opgedoekt zodat er nog slechts 1 schoolinstantie overbleef in Putte: de gemeentelijke jongensschool. De heer Corneel Verboven bleef hoofdonderwijzer en de heer Bastyns werd van uit de terbeschikkingstelling overgeheveld naar de functie van hulponderwijzer. Op 17 oktober 1891 werd de heer Bastyns vervangen door de heer E. Van Tichelen, gediplomeerde van de normaalschool van Sint Niklaas. De mannelijke schoolbevolking van Putte bleef toenemen. De gemeentebesturen van Kapellen en Stabroek zagen zich op 8 juli 1909 genoodzaakt om een derde klas bij te bouwen. De kosten voor deze werken beliepen 16.497,81 BEF en werden betaald door de 2 gemeentebesturen. Van die gelegenheid werd gebruik gemaakt om de haag tussen het schoolgebouw en de woning van de schoolmeester te vervangen door een stenen muur. Vanaf 1913 werden de benoemingen in de gemeenteschool van Putte uitsluitend toegewezen aan de gemeenteraad van Kapellen. Van dit voorrecht maakte Kapellen reeds in hetzelfde jaar gebruik om Cornelis Verboven te vervangen door meester Somers als schoolhoofd. In 1936 werden nog 2 klassen bijgebouwd. Het vroeger regelmatig weerkerend probleem van de verwarming werd definitief opgelost met het plaatsen van centrale verwarming. Tijdens de 2 de wereldoorlog werd het schoolgebouw ernstig beschadigd. In het door architect Emiel Verschueren, Engelselei, 21 te Kapellen en Carlo Van Grimbergen, Lindenstraat nr 3 te Kapellen, op 31 juli 1946 opgestelde verslag lezen wij: "De schade aan de gebouwen werd veroorzaakt door de beschieting tijdens de bevrijding in oktober 1944 en door het ontploffen van vliegende bommen in de

122


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

omgeving, alsmede door het bezetten der lokalen vanaf de mobilisatie in 1939 tot de bevrijding in 1944". Deze kosten werden gedragen door de gemeentekas van Kapellen, in afwachting van de latere uitbetaling van de oorlogsschade. Beide architecten raamden de totale schade op 29.367,90 BEF. Gelukkig was het gemeentebestuur van Kapellen niet bij de pakken blijven zitten. Reeds in juli 1945 en maart 1946 werden door de aannemers David en Petrus Van Herck, Kapelsestraat, 17 te Kapellen en G.Dielen, glazenmaker, Binnenweg, 11 te Kapellen de hoogstnodige herstellingswerken uitgevoerd.

Putte Jongensschool 1950 – 5 e en 6 e leerjaar? Onderwijzer Gustaaf Schuerweghs. Rij 1 van achter naar voor: 6 Van Alphen Gaston, 5 Bogers André, 4 Pringuet Willy, 3 Desmedt M en Gijsen Leo, 2 Suykerbuik Marcel en Eyckmans Constant, 1 Belet Stan(+) en Vincent Maurice. Rij 2 van achter naar voor: NN en Janssens Robert (+), Van Wesenbeeck John en Cruysweegs Marcel (+), Gijsen Charel en Koolen Jos, Eysackers A, Scheurweghs J en Tanghe Antoon. Rij 3 Scheffers Jef, Mees Antoon en Van Linden Konstant. Fotograaf onbekend. Verzameling J.S.

Nog in het jaar 1955 werden er heel wat herstellingswerken uitgevoerd aan de school van Putte. De totale kosten liepen op tot 54.000 BEF en werden broederlijk verdeeld tussen Kapellen en Stabroek. De financiële toestand voor Kapellen verbeterde niet toen in 1959 het schoolpact in werking trad. Vanaf dat ogenblik ontving Kapellen alle subsidies en werkingskosten doch moest ook alle onkosten betalen. Stabroek werd niet meer betrokken bij de werking van de school. Na het schooljaar 1968-1969 werd de gemeentelijke jongensschool van Putte stilaan ontmanteld bij gebrek aan leerlingen. De weinige jongens die nog ingeschreven waren werden dagelijks met een bus naar Kapellen gevoerd. Tijdens de gemeenteraad van 22 juli 1971 werd de school dan ook definitief opgedoekt. Mevrouw Jeanne De Beurder-Willems was de laatste waarnemende directrice. 123


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

De lokalen werden tot het einde van het schooljaar 1972 verhuurd aan de Deutsche Schulverein om lessen in te richten voor de kinderen van de Duitse medewerkers van de diverse scheikundige bedrijven in het Antwerpse. In 1977 drukte de Raad van het Dorp Putte de wens uit om de school om te bouwen tot een ontmoetingscentrum voor de bewoners van Putte. De voorzitter van de raad, de heer Jos Hendrikx, stelde voor om boven de bestaande oudste lokalen een verdieping op te trekken en de achterbouw volledig te restaureren. Aldus zouden er 10 lokalen kunnen gekreeërd worden die ter beschikking zouden kunnen gesteld worden voor de jeugd, de derde leeftijd, sportgebeurtenissen en andere manifestaties. De raad dacht ook om de speelplaats (600 tot 650 m !) met een boogdak te overtrekken zodat een minimumsporthal of een ruimte voor een feestzaal zou ontstaan. Het gemeentebestuur van Stabroek zag dergelijke plannen als niet te verwezenlijken en de studies werden diep weggelegd in een van de vele schuiven van het gemeentehuis. Stabroek heeft daarna het Ravenhof laten uitgroeien tot een volwaardig cultuurcentrum. Om de gebouwen toch enigszins nuttig te gebruiken werd de stempelkontrole voor de werklozen ondergebracht in een van de klaslokalen. In een nota van 1 februari 1996 lezen wij dat de schoolgebouwen als volgt worden gebruikt: 1. De Kon. Fanfare Verbroedering Putte-Grens gebruikt 2 lokalen, resp. voor repetities, muzieklessen, sectie-repetities en opslag van grotere muziekinstrumenten. 2. De vogelkundige kring "De Kolibri" gebruikt een klasruimte voor vergaderingen en opslag materiaal van de vereniging. 3. Moeders voor moeders (Roemenië) gebruikt 1 lokaal op de bovenverdieping.

De onderwijzers in 1951. Van links naar rechts: Jennes A., Van Dyck Fl., Peeters J., Van Gompel K., Schuerweeghs G. (Fotograaf niet gekend. Foto archief Heemkring Hoghescote.)

In 1991 duiken de eerste berichten op van de plannen om de oude school af te breken zodat er een ruimte zou vrijkomen voor de bouw van 32 tot 36 serviceflats en een conciërgewoning. Dit voorstel werd voor het eerst uitgewerkt door de toenmalige schepen Alida De Bie van Stabroek. Zij voorzag een VZW-structuur waarin de OCMW's en gemeentebesturen van Kapellen en Stabroek zouden zetelen.

124


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Het voorzitterschap zou afwisselend door een van beide besturen waargenomen worden. Men rekende er op dat de opening van de flats zou kunnen voorzien worden in 1993. Het voorstel geraakte niet van de grond omdat het college van Stabroek niet eensgezind achter het voorstel stond en ook omdat de subsidies van de hogere overheid op zich lieten wachten. Begin 1995 waren de gemeentebesturen van Kapellen en Stabroek bijna tot een akkoord gekomen om de oude schoollokalen om te bouwen tot één grote omnivalente (toneelruimte) samen met enkele vergaderlokalen. De inrichtings- en uitbatingskosten zouden door beide besturen gedragen worden in verhouding tot het aantal inwoners van Putte, d.w.z. Stabroek 40% en Kapellen 60%. Omdat de plannen voor de verbouwing van het Gildenhuis realiteit werden vonden beide gemeentebesturen het niet langer opportuun om op een boogscheut van voornoemde lokalen zelf ook nog een feestzaal te bouwen. Kapellen en Stabroek kwamen overeen om beiden in hun begroting voor 1996 een bedrag in te schrijven van 2.070.000 BEF, voor Stabroek als een ontvangst en voor Kapellen als een uitgave. De school zou inderdaad aan Kapellen verkocht worden.

1951 – 5 e en 6 e leerjaar. Met onderwijzer A. Jennes. ( Fotograaf niet gekend. Foto archief Heemkring Hoghescote.)

Einde 1995 verkocht de gemeente Stabroek haar aandeel in de grond en de gebouwen van de school aan de gemeente Kapellen. Met het ontvangen geld wilde Stabroek de gronden aan het douaneplein aankopen. Hiervoor diende Stabroek 3.440.200 BEF op tafel te leggen. Kapellen kreeg nu de vrije hand om volledig zelfstandig eigen initiatieven uit te werken. Gezien de staat van het gebouw besliste de gemeenteraad op 6 september 1995 om veiligheidsredenen de voorbouw te laten slopen. De slopingswerken werden aangevat op 21 november 1996. Schepen van openbare werken, Dirk Van Mechelen, had toen nog goede hoop dat de achterbouw nog nuttig zou kunnen gebruikt worden. Voor alle veiligheid liet hij aan enkele architecten de constructie onderzoeken op haar degelijkheid en stabiliteit. 125


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Voor het gebruik van de voorkant werden allerlei voorstellen uitgewerkt. Men dacht o.m. aan een groenruimte met rustbanken en een kiosk voor allerhande festiviteiten, aan een overdekte ruimte voor sportbeoefening ook tijdens de winter, aan een verhuis van de openbare bibliotheek, aan het onderbrengen van de astronomische klok van de heer W. Smolders, een mini dienstencentrum, enz. De studies van de architecten wezen uit dat het ook het beste zou zijn om de achterbouw eveneens te slopen. De weg lag nu open om bejaardenflats te bouwen. In de eerste plaats dacht men aan 15 appartementen die elk 75 m ! groot zouden zijn. Het OCMW zou de bouwheer zijn en men dacht aan een kostenplaatje van ongeveer 35.000.000 BEF. Een gedeelte van dit bedrag zou kunnen gerecupereerd worden door de verkoop van enkele percelen bouwgrond in de Hogeweg in Hoevenen die nog eigendom waren van het OCMW. In mei 1998 kon OCMW-voorzitter Koen Helsen met fierheid zijn project voorstellen aan de pers. De plannen werden uitgewerkt door het architectenbureau Paul Goesaert-Johan Peirelinck uit Berendrecht. Beide architecten zijn afkomstig van en wonen in Kapellen. Het sociale bouwplan zou bestaan uit 3 bouwlagen. Vijf appartementen op het gelijkvloers, zes op de eerste verdieping en 4 dakappartementen. Alle appartementen zouden aangepast zijn voor rolstoelgebruikers. Niveauverschillen werden zoveel mogelijk vermeden. De toewijzing van de appartementen zou gebeuren volgens een reglement. Het belastbaar inkomen en het aantal jaren dat de kandidaat reeds in Kapellen woonde zouden van doorslaggevende aard zijn.

Welk schooljaar en klas? Wie kent wie op bovenstaande foto ? (Fotograaf niet gekend. Foto archief Heemkring Hoghescote).

De leden van de Agalev-fractie binnen het OCMW maakten bezwaar tegen de toekenningsvoorwaarden en zij dienden een bezwaarschrift in bij het provinciebestuur. De klacht had alleen tot gevolg dat de aanstelling van een architect die de bouwwerken zou leiden 3 maanden diende uitgesteld te worden. Einde januari 2000 werden de restanten van de school gesloopt en op 15 februari 2000 ging aannemer Brebuild van start met de bouw van de appartementen. Dit betekende meteen de doodsteek voor de oude gemeentelijke jongensschool. 126


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Omdat de Ertbrandstraat een zeer drukke verkeersweg is werden de appartementen ingepland aan de achterzijde van de bouwgrond. Het centrale dienstengebouw met o.m. de bibliotheek werd aan de straatzijde voorzien. Reeds op 4 juni 2000 te 11 uur kon de traditionele meiboom geplaatst worden door Minister Van Mechelen, burgemeester Buchmann en OCMW-voorzitter Koen Helsen. De feesten werden opgeluisterd door de Dixieland Streetband. De werken vorderden volgens schema zodat de eerste bewoners in april 2001 hun intrek konden nemen in hun appartement. Tijdens de zomer van 2005 werd het startschot gegeven voor de bouw van een nieuwe bibliotheek met ontmoetingscentrum op de plaats van de vroegere jongensschool. De werken werden gefinancierd door het gemeentebestuur en het OCMW. < De nieuwe bejaardenflats te Putte en op de foto onderaan de nieuwe bibliotheek. (Foto Heemkring Hoghescote)

Op 17 maart 2006 sloot de bibliotheek in de Sint Dionysiusstraat de deuren. Na een week van intensieve arbeid kon bibliothecaris Gert Vingeroets met genoegen op maandag 27 maart 2006 de eerste bezoekers verwelkomen in de nieuwe bibliotheek. De officiële inhuldiging had plaats op zaterdag 15 april 2006. In juni 2006 werd dan het sluitstuk, zijnde het dienstencentrum, opengesteld voor het publiek. Hier kan men terecht voor warme maaltijden, kleine lichaamsverzorging zoals pedicure en allerhande activiteiten zoals Spaanse les, bridge en andere lessen. Vooraan op het terrein heeft de kunstenares Eline Ouwen-dijk, geboren in 1968 in het Nederlandse Rozenburg, een mooi ogend kunstwerk neergezet, met als thema "Jong en Oud". In een notendop hebben wij getracht om een lange geschiedenis weer te geven: hoe een schoolgebouw ontstaat, groeit en uiteindelijk plaats moet maken voor een nieuw project. Het leven staat niet stil. Roger Balbaert. Bronnen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

750 jaar Putte in woord en beeld. Ward Joppen: Kroniek van Stabroek 1250-1980. Gemeentearchieven Kapellen. Rijksarchieven Antwerpen. Krant - Gazet van Antwerpen Weekblad - De Polder. Krant - Het Laatste Nieuws.

_______________________________________________ 127


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Hoogboom – overlijden 1898 Hoogboom (Eeckeren) – Dood van Mevr. Peer de Nieuwburgh, geboren baronnes Coraly van Zegwaart Een verschrikkelijke tijding heeft Zaterdag-morgend Antwerpen in verslagenheid gedompeld. Mevr. Peer de Nieuwburgh, geboren baronnes Osy van Zegwaart, de jongste dochter van M. gouverneur onzer provincie is Zaterdagmorgend ten half 5 overleden. Men kan zich geen denkbeeld vormen welke diepe ontroering deze onverwachte slag, niet alleen in het huisgezin van de achtbare familie des gouverneurs, maar in elke familie van onze stad heeft teweeg gebracht. Mevrouw Peer was den 5 October 1897, dus één jaar geleden in het huwelijk getreden en geen huwelijk werd onder gelukkiger voorteekens voltrokken dan dit laatste. Men herinnert zich de glansrijke feesten, die op het kasteel van Hoogboom plaats hadden ( zie ’t Bruggeske van september 2006); de eerbewijzen en geschenken, die burgers van Antwerpen het bruidspaar op dien blijden dag gaven, de vreugde teekens waarmee Antwerpen uit ter harte gemeend, de jonggehuwden verwelkomden; de heilwenschen die haar op hare huwelijksreis vergezelde, en nu reeds heilaas! heeft de dood in het spel geblazen en al het geluk dat zij en hare familie droomden, vernietigd! Mevr. Peers, wier jonkheid hier algemeen gekend was, maar wier daden men meer nog raden moest, omdat de jonge barones in veel meer goede werken was gemengd dan zij opelijk toonde, was in ons midden als een bij uitstek liefdadig wezen geroemd; en als jongste en daarom de meest geliefde dochter van hare ouders; als de vreugde en het geluk van den huiskring des gouverneurs. Donderdag namiddag gevoelde de jonge Mevrouw zich onpasselijk op het kasteel en begaf zich naar Antwerpen. Vrijdag nam de onpasselijkheid toe. Alle geneeskundige hulp werd nutteloos. Denzelfden dag werd zij bediend met de H.H. Sacramenten der stervenden door den Zeer Eerw. H. Deken der hoofdkerk, en na eenen nacht van doodelijke onrust en smartvolle droefheid in hare familie, gaf zij Zaterdag morgend ten half 5, den geest. Kalm sliep zij in; zij verliet de wereld, die haar zooveel zonnestralen en bloemen had beloofd, en ging tot God, die haar in zijne oneindige goedheid, rijkelijk het gemis van hier beneden, vergoeden zal. De baronnes Coraly Osy was geboren den 28 Januari 1869 en dus slechts 29 jaar oud. Haar leven was kort, maar lang genoeg om hier met volle hand een schat van weldaden, liefde en geluk, na te laten. Hare nagedachtenis zal in zegening bij ons allen blijven. Wij bieden ons innig rouwbeklag M. Peers van Nieuwburgh aan; M. den gouverneur en Mevrouw de baronnes Osy van Zegwaart en aan beide familien. Maandag 24 October zal de plechtige uitvaart gecelebreerd worden in de O.L.V. kerk 128


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

alhier. Rouwbeklag: M. de gouverneur en Mevr. De baronnes Osy van Zegwaart hebben, in de smartelijke rouw die getroffen heeft, blijken van innige deelneming ontvangen. De Grootmaarschalk van het Hof stuurde, in naam des Konings, een telegram, waarin op treffende wijze het rouwbeklag van zijne Majesteit wordt uitgedrukt.

Grafmonument van de familie Osy van Zegwaart op het kerkhof van Hoogboom.(Foto Heemkrig Hoghescote).

Uit Spa stuurde H.M. de Koningin aan Mevr. de baronnes Osy van Zegwaart, een telegram, geteekend “Marie Henriette” waarin de vorstin hare inninge deelneming betuigde, terwijl H.K.H. prinses Clementine, aan Mevrouw Osy een telegram stuurde, waarin de prinses ook hare droefheid uitdrukt over het afsterven van Mevr. Peers de Nieuwbrugh, die zij als een vriendin liefhad en waardeerde. Al de Ministers stuurden eveneens telegrammen van deelneming en M.M. Beernaert, de Smet de Nayer, De Bruyn en Favereau kwamen Zondag persoonlijk in het provinciaal gouvernement een bezoek van rouwbeklag afleggen. Mogen deze bewijzen van hoogachting en waardeering, in deze zware beproeving, een troost wezen voor den geachten gouverneur en voor Mevr. de baronnes Osy van Zegwaart. Uit: “De Huisvriend” – 11 October 1898.

_____________________________________________________

129


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Kapellenaars bij een vroege kolonisatiepoging ten tijde van Leopold I Santo Tomas de Guatemala (1843 – 1854) Jan Vanderhaeghe Op zoek naar Kapellenaars die in de loop van de 19de eeuw naar het buitenland uitweken en veelal ook verdwenen in de nevels van de tijd, vonden wij in de publicatie “Les cauchemar guatémaltèque - Ou la triste histoire de nos colons au Vera Paz 1842-1858” een tabel met kolonisten. De nieuwsgierigheid was gewekt en inderdaad in bewuste tabel vonden wij enkele honderden Belgen terug die met de steun van de Belgische regering daar een nieuw bestaan trachtten op te bouwen. Bij nader onderzoek bleken ook een paar Kapellenaars de grote stap naar het onbekende gezet te hebben.

Situering van de Belgische kolonie Santo Tomas.

Om een en ander te begrijpen moeten we toch even terug naar de beginjaren van het onafhankelijke België en de regeerperiode van Leopold I. Wie aan kolonisatie denkt, denkt aan Congo, Belgisch Congo, Zaire (of hoe heet het nu weer?) en de zwarte holocaust onder Leopold II 1 . Veel minder bekend zijn de vroegste pogingen tot kolonisatie of het stichten van handelsnederzettingen op aandringen van Leopold I. Eerst probeerde hij Kreta te kopen, vervolgens Cuba, een deel van Texas, een stuk land bij de Rode Zee, land aan 1

Zie : A. Hochschild, De Geest van Leopold II. 130


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

de monding van de Rio Nuñez op de westkust van Afrika (1847). Ook bestond er al zoiets als een Abessinië-project (Ethiopië). Santo Tomas de Guatemala was waarschijnlijk wel de meest ernstige poging om het jonge België aan een kolonie/handelsnederzetting te helpen. De betrachting duurde immers een tiental jaren (van 1843 tot 1854). In mei 1843 ontscheepten de eerste kolonisten. De kolonisatie op de oostkust van Guatemala, gepaard gaande met de erbarmelijke toestand van de onderste lagen van onze bevolking, kaderde perfect in de betrachting van België om de verpauperde bevolking weer een goede kans op betere levensvoorwaarden te geven (of was men ze op die manier liever kwijt?). 2 De kronieken uit die periode laten ons zien hoe afhankelijk de man met de pet was van het landbouwgebeuren. 1844: van begin december 1844 tot 20 maart 1845 vroor het 50 a 60 cm diep. 1845: drie opeenvolgende jaren van mislukte aardappeloogsten. Een speciale burgerwacht wordt opgericht om eigendommen en veldvruchten te beschermen tegen bedelaars en landlopers. Is het dan te verwonderen dat vele streekgenoten hun heil zochten in andere, soms verre, landen?

De baai en haven van Santo Tomas.

Dat zij zich daarbij lieten ompraten door op winst beluste individuen met duistere bedoelingen, hoeft ons ook helemaal niet te verwonderen. Vooral in de streek rond Gent en de dorpen rond Aalst, Ninove, Zottegem en Oudenaarde werden veel gegadigden gelokt en daar ontstond ook het volksliedje “Vera Pas”, liedje dat het publiek duidelijk moest maken hoe goed leven het daar in Guatemala was, meer bepaald in het distrikt Vera-Paz waar de kolonie Santo Tomas lag. Mogelijk kennen oudere Kapellenaren dit liedje nog of komt het hen toch bekend voor. De volledige tekst vind je achteraan dit artikel.

Wie interesse heeft in de volledige geschiedenis van de kolonisatie van Santo Tomas raden wij aan het boek: “Vlaanderen en Latijns-Amerika” een uitgave van het Mercatorfonds (1993)te raadplegen. Dit boek is ook in te zien in het Nationaal Centrum voor Familiegeschiedenis te Merksem (Bibnummer: H.13.0056). 2

131


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Hoe dan ook, verder onderzoek wees uit dat onder de honderden Belgische emigranten zich ook twee Kapelse gezinnen bevonden die de grote stap waagden, het avontuur tegemoet en familie, have en goed achterlieten en naar Guatemala vertrokken.

Petrus Frans DERIDDER en Maria Elisabeth VAN WALLENDAEL. Petrus Frans DERIDDER werd in feite geboren in Ekeren op15 januari 1799 maar verhuisde op 26 mei 1826 naar Kapellen en ging wonen in de wijk A huis nummer 152. Op 11 september 1826 trouwt hij in de St. Jacobuskerk te Kapellen met Maria Elisabeth VAN WALLENDAEL, een meisje uit Schoten van nog geen twintig jaar oud (geboren Schoten 8 november 1806) Zij hadden drie kinderen: - Anna Cornelia, geboren te Kapellen op 10 juli 1827 - Petrus Paulus, geboren te Kapellen op 29 juni 1829 - Catharina Emilia, geboren te Ekeren op 16 juni 1831 In het bevolkingsregister van Kapellen staat heel duidelijk geschreven: “Vertrokken naar Verapaz in januari 1845”. En inderdaad, zij vertrokken met het schip “Iena” op 4 maart 1845 vanuit Antwerpen om in Santo Tomas aan te komen op 19 april 1845, een reis van bijna zes weken. Vader Petrus Frans DERIDDER oefende in de kolonie het beroep van ijzerblikslager uit, terwijl zijn zoon Petrus Paulus aan de slag ging als grondwerker. Moeder Marie Elisabeth VAN WALLENDAEL werkte ergens als keukenmeid. In de kolonie werd nog een kind geboren Hortensia Deridder de juiste datum van geboorte is ons niet bekend, en zij zal later huwen met Nuyens Gustaaf. Gustaaf Nuyens zelf werd ook in Santo Tomas geboren op 10 juli 1847 als zoon van Adriaen Nuyens en Tielemans Isabella, een gezin dat vanuit Stabroek geëmigreerd was in 1844. Adriaen bezat een plantage.en overleed aldaar in 1860. Hortensia en Gustaaf verbleven niet constant in de kolonie, want er wordt een kind geboren, Carlos en wel in 1898 te Parijs. Daar overlijdt dan ook Hortensia. Gustaaf keert met zijn zoon terug naar Santo Tomas waar hij een plantage bezit en overlijdt tenslotte in 1917. Over hoe het met de andere leden van het gezin Petrus DERIDDER – Maria VAN WALLENDAEL vergaan is kunnen wij kort zijn. Anna Cornelia is getrouwd met Karel Hagendoorens afkomstig uit St.-Amands en overleed in Santo Tomas voor 1861. Vader Petrus Frans DERIDDER overleed in Santo Tomas tussen 1850 en 1856. Petrus Frans KUYLEN en Adriana VAN TICHELT Het tweede Kapelse gezin dat op zoek ging naar het “El dorado” en die het blijkbaar ook gevonden heeft, zoals verder zal blijken is dat van Petrus Frans KUYLEN die geboren werd in Wilmarsdonk op 17 september 1801. Hij was het jongste kind van zeven. Zijn ouders waren Jan Frans KUYLEN geboren te Wilmarsdonk op 6 september 1767 (+ Wilmarsdonk 8 augustus 1820) en Anna AERTS geboren in Stabroek. Zij huwden te Wilmarsdonk op 23 februari 1790. Petrus Frans KUYLEN trouwde in Groot-Zundert op 2 februari 1825 met Adriana VAN Tichelt, afkomstig van Loenhout en geboren op 24 april 1804. Zij hadden 5 kinderen, allen geboren in Kapellen. 132


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

-

Petrus Joannes, geboren op 25 november 1825. Joannes Eugenius, geboren op 10 juni 1827. Catharina Constantia, geboren 11 december 1828. Amelia, geboren op 19 december 1829. Franciscus Josephus, geboren op 6 juni 1831.

Het gezin met vijf kinderen vertrok op 13 januari 1844 met het schip “Jan Van Eijck” vanuit Antwerpen. Na de lange zeereis komen zij aan in Santo Tomas op 5 maart 1845. Vader Petrus Frans, bijna 45 jaar oud en van beroep brouwer en planter kon aan de slag voor vrouw en zijn 5 kinderen. Maar er iets merkwaardigs aan de hand. In de documenten betreffende de kolonisten staat dat Petrus geen vijf maar wel zes kinderen had. En dat zesde kind wordt heel duidelijk omschreven. Het gaat hem over Karel Eugenius Johannes die geboren werd in Kapellen op 28 februari 1834 als zoon van Petrus Frans KUYLEN en Adriana VAN TICHELT. Echter, in de burgerlijke stand van Kapellen staat die geboorte niet geregistreerd. Karel Eugenius werd in een andere gemeente geboren, wij weten niet welke!!

Zicht op enkele gebouwen in de kolonie Santo Tomas. De kerk werd in België gebouwd terug gedemonteerd, en per schip overgebracht en in Santo Tomas terug opgebouwd .

Het wordt nog merkwaardiger! Karel Eugenius vertrekt niet met zijn ouders op 13 januari 1844 maar wel op 15 mei 1844 met de driemaster Théodore 2 vanuit Antwerpen. Hij is dan 10 jaar oud. En dat gegeven roept toch heel wat vragen op. Zet men een kind van 10 jaar voor zo’n lange, ongetwijfeld gevaarlijke zeereis, alleen op een schip? Wie nam de zorg voor deze jonge knaap op zich sinds het vertrek van zijn ouders? En, wie dan ook die zorg op zich nam, hoe wist die persoon dat de ouders broers en zusters veilig en wel aangekomen waren in Santo Tomas en hij of zij Karel-Eugenius kon laten vertrekken? Vragen die wel nooit opgelost zullen worden!

133


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Hoe dan ook, na aankomst van Karel Eugenius KUYLEN op 3 juli 1844 was het gezin KUYLEN terug verenigd. Vader Frans was brouwer van beroep en had ook een plantage. Zijn dochter Catharina Constantia was verkoopster. Vóór 1856 beviel zij van twee onwettige kinderen Luisa en Maria Kuylen. Ook haar zuster Amelia beviel in 1856 van een onwettig kind, Leon genoemd. Amelia huwde later met een Leon Videz. En de zonen? De oudste zoon Petrus Joannes KUYLEN van beroep, net als zijn vader, brouwer en plantagehouder zal huwen met KLEIN Anna Catharina, een meisje uit het Rijnland in Duitsland. Over de tweede zoon Joannes Eugenius is verder niets geweten. Over de derde zoon Franciscus Joseph KUYLEN weten wij dat hij een plantage bezat en dat hij getrouwd was met HAMBITZER Anna Cristina, afkomstig uit Lohmar in het Duitse Pruisen. Zij werd daar geboren op 23 augustus 1833 en overleed in Santo Tomas, datum onbekend. Op te merken valt, dat zij met haar ouders de overtocht maakt met hetzelfde schip de Théodore 2 waarmede ook onze 10-jarige Karel Eugenius KUYLEN zijn ouders achterna reist. Karel Eugenius tenslotte, zal huwen met HANNUTH Elisa. Zij was afkomstig uit het Duitse Pruisen en emigreerde met haar ouders en haar drie zusters in 1850 naar Santo Tomas. Slechts enkele maanden na haar aankomst zijn de ouders en haar drie zusters overleden aan typhus en bleef zij alleen achter. Na zijn huwelijk met HANNUTH Elisa zijn zij vertrokken naar El Salvator. Na een uitbraak van cholera namen zijn hun toevlucht in Brits Honduras, waar vader Karel Eugenius KUYLEN dan ook overleed tengevolge cholera. Zij hadden vier kinderen. Eén van die kinderen was Victor KUYLEN die met een Jeronima HUIZA trouwt. Victor was in zaken en bouwde mee aan de realisatie van de spoorweg naar Tegucigalpa. Zij hadden zeven kinderen, allen geboren in Honduras: Adriana, Aurelio, Elisa, Emila, Josephine, Juanita en Victor. Aurelio KUYLEN was kapitein op een schip dat de lijndienst verzekerde tussen Honduras en Cuba. Hij stierf in 1970. Heden ten dage leven nog vele afstammelingen van ons emigrantenechtpaar Frans KUYLEN en Adriana VAN TICHELT in Guatemala en Honduras.. Een kleine speurtocht op het internet geeft ons onder andere volgende gegevens: - op ongeveer 250 webadressen uit Guatemala komt de naam KUYLEN voor. - een Henry KUYLEN is boomdeskundige en is in binnen- en buitenland bekend om het arboretum dat hij bezit. - een Marie KUYLEN is notaris. - een Carlos Antonio KUYLEN, 42 jaar, is geneesheer aan de universiteit van San Carlos. Om de beschrijving van deze twee Kapelse families te besluiten kan men nog de vraag stellen. Kenden deze gezinnen elkaar? Ja, zij waren geen vreemden voor elkaar. Heel waarschijnlijk is er zelfs een familieband want Petrus Frans DE RIDDER was de peter van Joannes Eugenius KUYLEN, de tweede zoon van Petrus Joannes KUYLEN en Adriana VAN TICHELT. Nog een vraag. Wat bezielden die mensen om zich aan zo’n avontuur te wagen? Bij de stichting van de kolonie werden aandelen uitgegeven. Leopold I nodigde alle Belgische gemeenten en liefdadigheidsinstellingen uit om in te tekenen. De aankoop van deze aandelen gaf de gemeente het recht om een aantal personen naar de 134


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

kolonie te zenden, naargelang het aantal aandelen dat men bezat. De kolonisten werden uitgekozen door hun gemeentebestuur en de pastoor van hun parochie, mogelijk zal het ook zó gegaan zijn met onze twee Kapelse families.

Waar lig t San to Tomas d e Guatemal a en ho e waren de leven s omstand igheden ? In het distrikt Vera Pazan verwierf de Compagnie Belge de Colonisation (in het Nederlands: “Belgische Maatschappij van Volksplanting”) een concessie voor een grondgebied van 350.000 ha en 20 mijlen kust rond de baai van Santo Tomas onder voorwaarde dat de Belgen de stad Santo Tomas uit de grond zouden stampen, verbindingswegen zouden aanleggen en jaarlijks minimum honderd gezinnen van vijf personen naar de concessie zouden overbrengen.

Grondplan van de Belgische kolonie in Santo Tomas.

De eerste rapporten klonken overwegend positief. Een aantal waarnemers maakten een voorbehoud. Luitenant Petit, commandant van een van de emigrantenschepen beschreef Santo Tomas als een ongezonde landstreek bij de Atlantische oceaan, waar het krioelde van insecten. De vis was er niet eetbaar, de hitte ondraaglijk en vochtig, het oerwoud nauwelijks ontgonnen, de plaatselijke bevolking onwillig. Ook de geneesheer aan boord, gaf een ongunstig advies, hoewel hij sterk onder de indruk kwam van het overweldigende landschap en het machtige oerwoud. Maar hij stelde vast dat de lucht verpest werd door de uitwasemingen van moerassen en rottende planten. Santo Tomas is nu een klein havenstadje aan de westkust van Guatemala op enkele kilometers van de meer gekende haven Puero Barrios waar de rivier Motagu in de

135


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Caribische Zee uitmondt. Het ligt aan een kleine inham van de Bahia de Amatique die dan op haar beurt deel uitmaakt van de Golf van Honduras. In 1854 werd de Belgische kolonie van Santo Tomas officieel en definitief opgedoekt en werden de geschreven bronnen opgeborgen in de archiefkasten. Ter plaatse resten nog de grafstenen als stille getuigen…… ______________________________________ Bijlage: Elke rechtgeaarde Gentenaar kent het liedje van "Verapa " : " Wie goat er mee noar Verapa, doar moete wij nie wireken, eten en drinken op oens gemak, sloapen gelijk een virke. .." Hieronder vind je tekst van het liedje, zoals het verscheen in "Gentse bijdrage tot de studie van het volkslied "Vera Pas"" VERA PAZ Stem: C'est l'amour, l'amour, l'amour. Refrein De Belgen ten alle kant Die veel hebben gevogten Voor ’t geluk van ‘t vaderland en onze vrijheidsstand Mogen nu met het schip vertrekken Om te vaeren naar Vera Paz Daer is suiker en zeem te lekken Daer leven zij à la papa’s

Men kan met Britisch Queen vertrekken Om de producten van het land En om de reiskosten te dekken Rapen zij daar wat diamant

Zij moeten niet betalen Voor deur of venstergeld Zij scheppen ’t geld in balen Ten wordt er niet geteld

Smaragden of robijnen Of zoo al kleijnen bugt Want daer zijn geheele mijnen Die staan in open lucht

Zij zijn daaar vrij van contributie Voila men kent daar geen patent Zij kunnen daar een constitutie Maken volgens het element

Ginder en moet men niet meer werken ieder is prins in zijnen stand en leeft er zo als een verken ’t is daer het luye lekkerland

Met martikos valseeren De polka op zijn fransch En de serpenten leeren Den patrioten dans

Gij kunt de tiegers leeren den en avant marchons de wolven en de beeren die vreezen daer ’t kanon

Ze kunnen daar als ’t land er vrugtbaar De visch komt daar Of valt gebraden in

Vaert eeuwig wel gij brave lieden Die ons verlosten uit de pijn Gij moogt in Vera Paz gebieden en hun beloven vrij te zijn

prinsen leven en gezond aan strand gedreven de mond

De perels en coraelen liggen daar op het zand Goud zilver en metalen Dat schopt men daar van kant

Maer spaert de revolutie want nu hebben zij brood en laet de constitutie of zij zijn ook in nood

_____________________________

136


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Mevrouw Van Rompaey - De Lannoy Maria Schrijfster uit Kapellen. Per toeval kregen wij enkele maanden geleden een pak familiedocumenten van mevrouw Boons uit Kalmthout. Bij nazicht van de schenking vonden wij een klein boekje met allerlei foto's van mevrouw Maria De Lannoy. De foto's bleven op mijn bureau liggen en begonnen mij meer en meer te interesseren. Uiteindelijk besloot ik om op zoek te gaan naar meer gegevens van deze dame, die als schrijfster toch wel een zeer grote rol heeft gespeeld in de Vlaamse literatuur,... en bovendien nog in onze gemeente had gewoond. Via het Documentatiecentrum in Ekeren kwam ik snel al heel wat te weten. Maria De Lannoy heette officieel Joanna Maria De Lannoy. Zij was in Borgerhout geboren op 10 januari 1890, als dochter van Constantinus De Lannoy en Maria Christina Vervloet. Tijdens haar jeugd woonde Maria De Lannoy in Wilrijk, Kleine Steenweg, 55. Vrij jong voelde zij zich aangetrokken door de letterkunde. Haar eerste werken stuurde zij door naar Pol De Mont aan wie zij regelmatig om raad vroeg. Wij vonden een brief van 15 december 1914 waarin deze haar schreef: "Het verheugt mij ten zeerste, haast in elke nieuwe proef die gij mij toezendt, vooruitgang te mogen vaststellen. Ik blijf er bij: gij hebt talent, veel talent en er zal - op voorwaarde dat gij 't zelf krachtig en eerlijk wilt, iets uit U groeien". Op zeer jonge leeftijd had Maria de school moeten verlaten. Zij voelde dit aan als een tekort waaraan zij iets wilde doen. Op 15 april 1916 schreef zij aan Pol De Mont: " Ik kon nauwelijks lezen en schrijven toen ik mij verplicht zag de school te verlaten. Door mijn omgang met een Fransman leerde ik het Frans (nog onvolledig) dat ik nu ken. Een weinig Engels leerde ik in een avondcursus en mijn moedertaal voor de geringe helft door lezen en voor de grootste helft door de hulp van Pol De Mont. Nu zet gij mij aan om Duits te leren (ik versta er al wat van) en komt daarna soms nog Grieks of Latijn? Ik ben bereid op uw aanraden alles, zelfs Chinees of Papoesch te leren". Gezien haar ouders niet de financiële middelen hadden om boeken aan te kopen vroeg zij op 5 maart 1917 de toelating aan Lode Baekelmans om literaire werken te mogen ontlenen in de stadsbibliotheek van Antwerpen.

137


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Maria De Lannoy had een wankele gezondheid. Lijdend aan bloedarmoede was zij verplicht om in juli 1917 op rust te gaan in Tessenderloo. Haar ouders hoopten dat Maria aldaar zou herstellen door te genieten van de frisse Kempische buitenlucht. Maria De Lannoy verblijf uiteindelijk 18 maanden in het sanatorium waar zij lange tijd samen was met Alice Nahon. Hieruit vloeide een vriendschap voort die zou blijven tot aan de dood van Alice Nahon in 1933. In de beginperiode van haar verblijf ver van huis was Maria De Lannoy wel wat ontmoedigd. Gelukkig kon Pol De Mont haar op 15 april 1918 aansporen om zich te herpakken. Na de ontvangst van een zending verzen uit Tessenderloo schreef hij aan de 2 hartsvriendinnen: "Lieve dichtertjes, ik had van U beiden wat beters verwacht. In alle ernst, sedert uw verblijf in het schoon Tessenderloo schijnt gij erg lui ... en slordig te zijn geworden. 't Is er maar uitgeflapt, 't was er om te doen om een paar versjes meer te hebben en om er van af te zijn". Enkele weken later schreef Pol De Mont terug aan Maria De Lannoy: "uw verzen bevallen mij terug gans. Nooit hebt gij zo iets goed geschreven. Er is iets nieuw in, iets aangrijpend." Tijdens haar verblijf in Tessenderloo had Maria voor de eerste maal deelgenomen aan de prijskamp ‘Gust Janssens’ voor toneelschrijvers. Met haar werk ‘Zonneprins’ won zij de eerste prijs, wat haar toeliet om nog 4 maanden verblijf in Tessenderloo te financieren. Na haar terugkeer in Wilrijk kreeg zij de gelegenheid om deel te nemen aan een examen voor bibliothecaris, zodat zij maandelijks kon rekenen op een vast inkomen van 450 BEF. Op 19 december 1919 liet zij aan Lode Baekelmans weten dat zij in maart of april 1919 had deelgenomen aan een wedstrijd van ‘Het Leesgezelschap van Hasselt’. Met veel vreugde kon zij hem melden dat haar werk "De Vonder" bekroond werd met een eerste prijs. Deze prijs bestond uit 30 BEF en 50 exemplaren van de ‘Limburgse Bijdragen’ waarin haar novelle werd opgenomen. Maria bleef niet bij de pakken zitten en ijverig ging zij op zoek naar een bijverdienste. Hiervoor dacht zij vooral in de richting van vertaalwerk, dichtkunst of toneelstukken. Vruchteloos deed zij hiervoor een beroep op Pol De Mont, de Bock en Jozef Muls. Op 8 augustus 1923 schreef zij een brief aan Jozef Muls. Zij hoopte via hem een taak te vinden in de openbare kinderboekerijen die weldra in de stad Antwerpen zouden opgericht worden. Spijtig genoeg zouden haar wensen hier niet kunnen vervuld worden. Einde 1923 volgde Maria lessen kunstgeschiedenis die gegeven werden door Jozef Muls in de De Bomstraat in Antwerpen. Om gezondheidsredenen diende zij hiermee te stoppen in juni 1924. Om die reden ook nam zij 3 maanden ziekteverlof. Haar bijverdienste op het secretariaat van het Vrouwenfront werd wel verder doorbetaald, doch dit was niet voldoende om haar huishuur en een nieuw verblijf in de Kempen te betalen. Reeds op 28 juni 1924 wendde zij zich opnieuw tot Jozef Muls om te vragen of hij voor haar geen vertaalwerk kon bezorgen. Op datum van 14 mei 1928 vinden wij een eerste brief van Maria De Lannoy uit Kapellen. Haar ouders hadden toen een buitenverblijf op de Kapelsesteenweg nr 175 (nu Antwerpsesteenweg). Van op dit adres verstuurde zij een felicitatiebrief aan Lode Baekelmans om hem geluk te wensen voor zijn eerste grootvaderschap. 138


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

In dezelfde brief liet zij hem ook weten dat zij het lidgeld voor de ‘Vereniging van Vlaamse Letterkundigen’, zijnde 35 BEF, voor het jaar 1928 niet kon betalen. Om gezondheidsredenen had zij haar werk als bibliothecaris tijdelijk moeten opschorsen zodat zij zonder inkomen zat. Zij vroeg aan Lode Baekelmans om te onderzoeken of zij toch geen lid zou kunnen blijven van de vereniging. Ook met haar literair werk had zij moeilijkheden. Zo werden haar verzen door ‘Marks Magazine’ als te modern en door ‘Vlaamsche Arbeid’ als te ouderwets beoordeeld, zodat zij telkens voor publicatie uit de boot viel. Op 16 maart 1929 trad zij in het huwelijk met Serafijn Evarist Emiel Van Rompaey, geboren te Antwerpen op 21 maart 1895, als zoon van Gummaris Evarist Van Rompaey en Theresia Duchêne. Het jonge echtpaar vestigde zich in de Montignystraat nummer 9 te Antwerpen. Maria raakte niet ontmoedigd en bleef zich inzetten om actief te blijven in de literaire wereld. Op 22 mei 1930 schreef zij aan Pol De Mont dat de heer Benoy haar werk ‘Verzoeningsmaal’ de beste eenakter van het seizoen noemde. Dit werk werd opgevoerd in de KNS te Antwerpen tijdens de periode van 14 tot 21 december 1929.

Augustus 1960. Maria De Lannoy met haar nicht Irma in de tuin van Maria’s woonst in de Koningin Astridlaan (Foto Mevr. Van Cleemput)

In de loop van 1934 had Maria een eenakter van Lode Baekelmans bewerkt tot een luisterspel voor de radio. Op 6 januari 1935 vroeg zij aan de auteur diens goedkeuring zodat hun werk kon uitgezonden worden door het N.I.R. Lode Baekelmans die toen in Antwerpen, Sint Jacobsmarkt nummer 7 woonde, gaf zijn fiat en beloofde dat hij 50% van de auteursrechten aan haar zou betalen. Op 21 maart 1936 kreeg Maria een brief met gelukwensen van Eugenie Boeye voor de publicatie van haar werk ‘Oase’. In hetzelfde jaar won Maria samen met mevrouw Van Marcke een interprovinciale prijs voor de verkiezing van het beste kinderboek voor de jaren 1933-1936. Hiervoor werden bekroond: ‘Kabouter Tip Top’ van Van Marcke en ‘Rozemarie’ van Maria De Lannoy. 139


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

In 1936 was zij ook klaar met de bewerking van het werk ‘Doolaar’ van Lode Baekelmans. Hiervoor verkreeg zij op 15 april 1937 de felicitaties van de auteur en even later ook de hartelijkste gelukwensen van de heer De Muynck van het N.I.R. Stilaan verkreeg Maria De Lannoy internationale bekendheid. Begin oktober 1937 werd haar werk ‘Antarctica’ uitgezonden door radio Praag. Maria De Lannoy liet op 15 juni 1938 aan Eugenie Boeye weten dat zij officieel nog altijd in de Montignystraat nummer 9 op de 2 de verdieping woonde, doch dat zij feitelijk permanent verbleef in hun buitenverblijf in de Yzerenweglaan nummer 26 in Kapellen. Maria had nog altijd een wankele gezondheid. Hiervoor diende zij regelmatig inspuitingen te krijgen. Omdat zij niet over de middelen beschikte om telkens een dokter te laten komen kon zij gelukkig rekenen op mevrouw Van Heurck, directrice van Zonnelicht in de Kon. Astridlaan. Deze was beroepsverpleegster en kon Maria gratis verder helpen. Tijdens de oorlogsperiode begaf Maria De Lannoy zich op gevaarlijk terrein. Reeds in september 1940 nam zij contact met Dr Jef Van de Wiele, de leider van de DeVlag en latere leider van de Reichsgau Flandern om zijn tussenkomst bij de Duitsers te vragen om bevriende krijgsgevangen vrij te laten. Op 29 september 1940 stelt zij aan een collega schrijfster Eugenie Boeye voor om gedichten te laten publiceren in het nieuwe literaire tijdschrift ‘Volk en Kultuur’ en er ook een kopie van op te sturen naar Dr Jef Van de Wiele opdat deze hun werk ook zou laten verschijnen in Duitse tijdschriften en ‘om de Duitse lezers te dwingen de schoonheid van onze taal te leren begrijpen’. Zelf nam Maria De Lannoy ook het initiatief om haar werken in Duitsland te laten publiceren.

Maria en Irma in den prachtige bloementuin in de Koningin Astridlaan te Kapellen. (Fotograaf niet gekend.)

Zeer gelukkig kon Maria De Lannoy op 22 november 1940 aan haar vriendin Eugenie Boeye laten weten dat haar werk ‘Het huis onder de wingerd’ op voorspraak van Dr Jef Van de Wiele in het Duits was vertaald. Opnieuw stelde zij haar vriendin voor opdat ook zij haar werk in het Duits zou laten vertalen. Zo schreef zij: "Laat de kans 140


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

niet voorbij gaan. Zij komt niet zo gauw terug. Of heeft Frans (de echtgenote van Eugenie Boeye) bezwaren?". Maria De Lannoy waagde zich steeds verder in de collaboratie. Vanaf april 1941 publiceerde zij ook artikels in Volk en Staat, de spreekbuis van het V.N.V. en was zij ook aanwezig op een viering van Raf Verhulst. Vanaf 22 juni 1941 verzorgde Maria De Lannoy maandelijks de kinderbladzijde van het nieuwe tijdschrift ‘Vrouw en Volk’ en schreef zij ook artikelen voor ‘Wekroep’, het vroegere Pro Juventute. Met groot genoegen kon Maria De Lannoy op 1 maart 1941 melden aan Blanka Gyselen dat haar echtgenoot Miel nu werk had op de dienst van de stadswerken op de Sint Jacobsmarkt naast het conservatorium. Wij vonden ook in de archieven dat de Kapellaren elkaar hielpen. Op 5 oktober 1941 ontving Maria De Lannoy de gelukwensen van de familie Keurvels, ook woonachtig in de Koningin Astridlaan te Kapellen, voor het door haar geschreven luisterspel dat op 26 september 1941 door het NIR was uitgezonden voor een herdenking van Eduard Keurvels, leerling van Peter Benoit. Op 7 maart 1946 verhuisde het echtpaar van Rompaey-De Lannoy naar Ekeren Hoogboom (nu Kapellen), Koningin Astridlaan nummer 26.

Zomer 1965 - De 2 Irma’s met Maria alweer in hun prachtige tuin (’t bosgedeelte) in de Koningin Astridlaan te Kapellen. (Fotograaf niet gekend)

Om te weten te komen waar haar woning gelegen was gingen wij op zoektocht in de Koningin Astridlaan. In tegenstelling met de gewoonte om de huizen aan de linkerkant met onpare nummers te voorzien en aan de rechterkant met pare nummers had het gemeentebestuur van Ekeren hier juist het omgekeerde gedaan. De nummering begon wel aan de Hoogboomsteenweg. Wij vonden de woning terug met als huisnummer 56, d.w.z. het huis ligt aan het einde van een kleine uitsprong in de Koningin Astridlaan en is momenteel eigendom van de familie Bonnez-Lemmens. De echtgenoot van Maria De Lannoy was later als plantkundige verbonden aan de Nationale Plantentuin van Meise. Uit hoofde van zijn beroep had hij de gelegenheid om heel was planten over te brengen naar hun privé-tuin in Kapellen. Te midden van de duizenden planten en bloemen kon Maria De Lannoy misschien wel de meest productieve periode van haar schrijfsterloopbaan hier in de rust en de kalmte van Hoogboom doorbrengen. 141


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Voor haar oorlogsverleden werd Maria De Lannoy na het einde van wereldoorlog II veroordeeld. ! De krijgsraad van Antwerpen, bij vonnis op tegenspraak gewezen de 29 ste november 1946 in kracht van gewijsde gegaan, veroordeelde haar om van 10 mei 1940 tot september 1944 met een kwaad opzet en wetens 's vijands politiek, plannen of oogmerken te hebben gediend, deel te hebben uitgemaakt van een groepering met onwettig karakter, tot een straf van 3 jaar gevangenis. Zij werd tevens van rechtswege levenslang ontzet uit de rechten opgesomd bij artikel 123 sexties van het strafwetboek. De heer A. Verlynde, griffier van de krijgsraad leverde op 19 december 1946 een eensluitend uittreksel van het vonnis aan de heer krijgsauditeur te Antwerpen. Het vonnis werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 24-25 februari 1947 bladzijde XXX onder het nummer 55.241. ! Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen op 9 oktober 1948 werd de levenslange ontzetting uit de burgerrechten bevestigd. Maria De Lannoy werd 7 maanden opgesloten in de gevangenis van Hemiksem. Om gezondheidsredenen werd haar straf dan omgezet in huisarrest onder dokterstoezicht. Op 11 april 1949 schreef Maria De Lannoy dat zij vreesde dat zij nog voor een jaar naar de vrouwengevangenis van Brugge zou overgebracht worden. Door haar veroordeling kon Maria De Lannoy geen inkomsten meer ontvangen voor haar literair werk. Om toch een inkomen te hebben liet zij op 9 januari 1949 aan Lode Baekelmans weten dat de verkoop van haar schrijfsterswerk geregeld werd via de postchequerekening van haar schoonzuster. Zo weten wij dat in december 1948 haar werk ‘Josientje’ gepubliceerd werd. Maria De Lannoy ontving hiervoor 12.000 BEF. In hetzelfde jaar 1948 werd ook haar werk ‘Naar het land der pinguins’ bekroond door het Davidsfonds met een prijs van 12.000 BEF. Haar gezin was hierdoor weer enige tijd verlost van de financiële problemen. Haar echtgenoot kon, wegens zijn veroordeling en ontzetting uit zijn burgerrechten op 24 april 1947, voorlopig slechts een klein inkomen vinden door het uitrekenen van bestekken voor een bouwfirma, als vertegenwoordiger voor Pikkie en door het uitvoeren van enig vertaalwerk. Gelukkig herkreeg hij op 24 maart 1949 zijn burgerrechten. Het noodlot bleef echter het gezin achtervolgen. In 1949 had Maria De Lannoy een contract afgesloten met een zekere heer Knaeps om een boek uit te geven. Er werd haar beloofd dat men 5.000 boeken zou laten drukken. Elk boek zou voor 60 BEF verkocht worden en Maria mocht rekenen op 5% van de ontvangsten. Spijtig voor haar kwam de uitgever in geldnood en werd het drukken van het boek geschrapt. In haar schrijven van 20 april 1949 aan Eugenie Boeye drukte Maria De Lannoy de hoop uit dat haar straf zou verminderd worden. Zij was nog bitter gestemd en ironisch schreef zij volgende tekst:

Ik sta zo goed als met een voet terug in de petoet. Ik zucht: ik zit in zak en as. Men grijnst: een ruit uit aan glas Maar 'k ben, toch maar een magere buit? Die bitterheid, die moet er uit. Maar 'k ben toch al heropgevoed? Toch best dat ge 't eens over doet Ik ben een oude zieke vrouw. Voelt ge eigenlijk wel echt berouw? Gerust: zonder er op te boffen, De hele rotboel kan ontploffen. 142


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Zo vlug als mogelijk was had Maria De Lannoy na haar veroordeling beroep aangetekend om haar vrijlating of minstens toch om schuldvermindering te bekomen. Zij ondervond veel steun van Lode Baekelmans, Gerard Schmook, Corry Lievens en Leentje Van Marcke. Zij voelde zich wel in de rug gestoken door de oud-activisten van 1914-1918, bij wie zij politiek gezien in de leer was gegaan. Het waren moeilijke tijden voor het echtpaar Van Rompaey-De Lannoy. Op 6 november 1949 bekloeg Maria De Lannoy zich bij Eugenie Boeye omdat zij nog altijd niet mocht werken noch voor het NIR noch voor het Jeugdtheater. Ook haar echtgenoot zat wegens ziekte zonder werk. Daarbij kwam nog dat de door haar gevonden sponsor voor het schrijven van een uitgebreide studie einde 1949 plotseling overleed.

Zomer 1968 – En in bewondering voor de talrijke mooie bloemen in de tuin. (Fotograaf niet gekend).

Op 23 mei 1950 schreef Maria De Lannoy aan Blanka Gyselen dat haar zuster Irma ook een boek had geschreven: ‘De Stille Waters’, uitgegeven bij Vink. Later zou van haar nog een roman volgen ‘Leven, geschenk van God’ als deelname aan een wedstrijd ingericht door het Davidsfonds. Niet bevestigde geruchten zeggen dat voornoemde werken door Maria De Lannoy zouden zijn geschreven onder de naam van haar zuster en dit omwille van het aan haar opgelegde beroepsverbod. Maria De Lannoy schreef letterlijk: "Ik mag nu geen uur meer verletten. Elk kwartier dat ik kan, moet ik werken ... voor dat boek van Irma, snappez-vous? Ik moet haar toch helpen. Wij verdienen geen van beiden iets, Miel noch ik, dus..." Een maand later, op 17 juni 1950 schreef zij opnieuw aan Blanka Gyselen: "Ik heb toch twee ferme romans klaar gekregen. Dat wil zeggen, die heeft Irma eigenlijk geschreven. Wij zijn een familie van romanschrijvers". In een knipsel uit de Literaire Gids van België, Nederland en Luxemburg (B32/514) lezen wij: "4,5km verder Z.W. Lillo, aan de Schelde, gehucht van de voormalige gemeente Lillo-Berendrecht (?), nu behorend tot Antwerpen. Joanna Maria De Lannoy verhaalt in ‘De Stille Waters’ een tragische liefdesgeschiedenis die zich afspeelt in het gehucht De Wielen. Alsof Maria De Lannoy het boek heeft geschreven. Misschien kan dat wel, want zij was in 1950 haar burgerrechten kwijt, dus een persona non grata.” In juni 1950 schreef Maria De Lannoy in voor een wereldwedstrijd van het korte verhaal met 3.000 à 4.000 woorden. Nederland en Vlaanderen mochten samen 3 werken inzenden. Het werk van Maria De Lannoy, ‘Het gele huis’ eindigde bij de 5 143


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

beste werken, doch werd Volk.

niet bekroond. Haar werk werd wel gepubliceerd in Het

Op 23 november 1950 gaf Maria De Lannoy in een brief aan Blanke Gyselen de volgende wijze raadgevingen voor veroordeelde schrijvers en schrijfsters: 1. Oppassen om onder eigen naam te publiceren. De overheid kan de ganse oplage in beslag nemen, en dus zijn de uitgevers niet snel geneigd om dit risico te lopen. 2. Werken uitgeven in periodes dat men in beroep gaat tegen het vonnis en er voor zorgen dat ‘de oplage uitverkocht is’ tegen de dag dat de uitspraak volgt. 3. Een ‘bewijs vinden’ dat het contract met de uitgever reeds afgesloten was voor de datum van de veroordeling. In november 1950 had Maria De Lannoy meer dan 1/3 van haar straftijd uitgezeten. Zij kreeg geen genade doch wel de kans om 6 maanden cel af te kopen, mits het betalen van 3.000 BEF, omdat ‘zij bij transactie veroordeeld was’. Maria De Lannoy betreurde dat zij om gezondheidsredenen die 6 maanden cel niet kon gaan uitzitten. Op 2 januari 1951 kon Maria De Lannoy melden aan Blanka Gyselen dat zij een opdracht gekregen had van een Nederlandse uitgeverij om haar boek ‘Kleine Nachtmuziek’ opnieuw uit te geven. Zij zou wel de teksten moeten herwerken door het verbeteren van de Belgicismen en het weglaten van herhalingen en het gebruik van hetzelfde woord. Het boek zou einde 1951 moeten verschijnen onder een andere titel. Maria kon de overeenkomst echter voorlopig niet tekenen omdat zij nog onder contract lag bij het Davidsfonds. Uit noodzaak werd Maria De Lannoy nu een broodschrijfster. Op 21 januari 1951 kreeg zij de vraag om teksten te leveren voor het uitgeven van een detectiveroman. Zij mocht ook artikelen publiceren in Averbode's Weekblad en Zonneland. Voor elk Vlaams Filmke, een boekje van 28 bladzijden, dat zij schreef ontving zij 1.000 BEF. Zij schreef ook tekenverhaaltjes over een familie Polientje en Polleke en hun aap Pipo. Voor het schrijven van 248 teksten bij de illustraties ontving zij 2.000 BEF.

Boottochtje met Flandria door V.S.V.J in 1966.

(Fotograaf niet gekend.)

Goed nieuws kreeg zij verder van De Nederlandse Boekhandel op 28 november 1951. Zij verkreeg een vergoeding van 2.000 BEF om een boek over de Guldensporenslag om te zetten in modern Nederlands. Via een omweg werden 2 verhaaltjes van Maria De Lannoy door het NIR uitgezonden op naam van Louise Vervloet, een tante van Maria. Elk verhaal duurde 10 minuten en werd gebracht onder de naam ‘Het Probleem’ en ‘Bitterkoekjes’. Voor elke uitzending ontving Maria een vergoeding van 650 BEF + de auteursrechten.

144


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

In het Belgisch Staatsblad van 5 november 1951 verscheen een artikel waaruit bleek dat Irma Van Rompaey medeoprichtster en aandeelhoudster was, samen met haar broer Emiel van Rompaey van de p.v.b.a. ‘De Volder en Cie’, Schriekstraat, 338 te Ekeren Sint-Mariaburg, met als doel de fabricage en verwerking van en handel in schoonmaak- en onderhoudsartikelen. Hendrik De Volder en Emiel Van Rompaey waren de zaakvoerders. Vanaf 24 april 1952 ging Irma elke dag samen met Miel de baan op om kuisproducten te verkopen. Met de laatste spaarcentjes werd een tweedehandswagen aangekocht. Half juni 1952 verviel het contract dat Maria De Lannoy had met het Davidsfonds. Zij kon nu wel een verbintenis ondertekenen met de Nederlandse uitgeverij Callebach uit Nijkerk. De herwerkte versie van ‘De Kleine Nachtmuziek’ zou in februari 1953 verschijnen onder de titel ‘Clara Maria’. De uitgeverij zou haar een vergoeding van 3.000 gulden uitbetalen. Alhoewel Maria De Lannoy haar burgerrechten nog niet terug had gekregen, kreeg zij vanaf 1951 toch steeds meer mogelijkheden om haar literaire gaven te ontwikkelen. In 1951 werd zij terug opgenomen in de ‘Vereniging van Letterkundigen’ en in december 1952 werd zij opgenomen in de vereniging ‘Schrijvers voor de jeugd’ en ‘Parnassus’, een pas opgericht kring van letterkundigen. Het NIR zond op 27 januari 1954 2 werken uit van Maria De Lannoy, nl. ‘De Dolaar’ en ‘Weidse Stad’. Later mocht zij ook voor het NIR een verhaal voorlezen over Lode Baekelmans. De opdrachten bleven toestromen. Maria De Lannoy meldde Lode Baekelmans op 26 februari 1954 dat zij van de uitgeverij Sheed & Ward de opdracht gekregen had om een boek samen te stellen over beroepen voor meisjes. In dezelfde maand kreeg zij een vraag van Franz Fromme Käthe, Kollwitzstrasse, 3, Bremen om Vlaamse luisterspelen te vertalen voor uitzending door de Duitse radio. In totaal kon Maria hun een twintigtal verhaaltjes opsturen. < Maria De Lannoy en Gerda Van Leemput in 1966 (Fotograaf niet gekend)

1955 kreeg Maria De Lannoy gezondheids-problemen. Zij begon tekens van doofheid te vertonen en kreeg ook problemen met de bloedsomloop. De dokter schreef haar in maart 1955 vijf weken rust voor. Op 8 september 1955 stelde Maria De Lannoy aan Jozef Muls een nieuw lid, een jeugdschrijfster, voor voor de ‘Vereniging van Vlaamse Letterkundigen’, namelijk: mevrouw Maria De Vleeshouwer-Verbraeken, Rozenlaan, 24 te Kapellen. Deze schrijfster was reeds lid van Parnassus en van de kring ‘Schrijvers voor de jeugd’. Een van haar werken, ‘Wies en haar correspondenten’ was reeds bekroond geweest. Einde 1955 kreeg Maria De Lannoy de erkenning die haar terecht toekwam: ! Zij werd gevierd door de Parnassuskring. De feestrede werd gehouden door Lode Baekelmans en ook haar vriendin Eugenie Boeye zette Maria in de bloemen, 145


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

! !

Zij werd door de Bestendige Deputatie van de provincie Antwerpen uitgenodigd voor de uitreiking van de prijzen van de provincie Antwerpen en van de Vlaamse provincies, Samen met Jan Peeters, inspecteur van het lager onderwijs werd zij opgenomen in de jury voor de wedstrijd voor kinderboeken uitgeschreven door Sheed & Ward.

De heer Lambert Swerts uit Berchem kreeg op 5 oktober 1956 een schrijven van Maria De Lannoy waarin zij hem met grote fierheid meldde dat haar roman ‘Goud’ in december 1956 in Nederland zou verschijnen. Zij was overtuigd dat dit haar beste werk was. Goud werd trouwens in 1959 in Duitsland uitgebracht onder de titel ‘Gold auf Spitzbergen’ bij Buchern Köln. De rechtbank van Antwerpen velde vonnis op 29 november 1958 om het verval van haar burgerrechten op te heffen. Hierdoor aangespoord trachtte Maria De Lannoy nu ook internationaal nog verder door te breken. Op 4 augustus 1959 schreef zij aan Jozef Muls dat zij bezig was met het schrijven van een werk over Catharina van Westfalen, de echtgenote van Jerome Bonaparte. Aan het ministerie van onderwijs had zij een reisbeurs gevraagd om opzoekingen te doen in Parijs en in Duitsland. Zij deed beroep op de relaties van Muls en Baekelmans om de beurs te bekomen. Niettegenstaande hun tussenkomsten kon Maria De Lannoy de reisbeurs niet bekomen omdat zij ouder was dan 30 jaar. Zij hoopte dan in 1960 die opzoekingen te kunnen uitvoeren op eigen kosten. Om gezondheidsredenen is zij niet naar het buitenland kunnen vertrekken. Niettegenstaande voornoemde problemen slaagde Maria De Lannoy er in om in oktober 1963 de Duitse vertalingen van haar werken ‘Koningin in ballinschap’ en ‘Madame Royale’ te laten uitgeven door Callebach. Op 23 oktober 1963 verscheen Maria De Lannoy voor de eerste maal op TV in het kinderuurtje van 17 uur.

146


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Door gezondheidsproblemen was de schrijversloopbaan van Maria De Lannoy ernstig in het gedrang gekomen. In april 1967 werd haar linker nier operatief weggenomen en later werd zij nog getroffen door een ernstige hersentrombose. Maria De Lannoy overleed te Antwerpen op 29 februari 1968. Bronnen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.

Documentatiecentrum Ekeren: eigen archieven, Letterenhuis: brieven van Pol De Mont aan Maria De Lannoy, Letterenhuis: brieven van Maria De Lannoy aan Lode Baekelmans, Letterenhuis: brieven van Maria De Lannoy aan Jozef Muls, Letterenhuis: brieven van Maria De Lannoy aan Pol de Mont, Letterenhuis: brieven van Maria De Lannoy aan Eugenie Boeye, Letterenhuis: brieven van Eugenie Boeye aan Maria De Lannoy, Letterenhuis: brieven van Maria De Lannoy aan Blanka Gyselen, Letterenhuis: brieven van de familie Keurvels aan Maria De Lannoy, Literaire Gids van België, Nederland en Luxemburg: B32/514, Belgisch Staatsblad: jaargang 1947 en 1951, Lectuurrepertorium (3 jaargangen). Roger Balbaert.

Archiefdagen Heemkring Hoghescote Antwerpsesteenweg 2 - Kapellen Lokaal ‘ De Kroon’. De eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur. en de tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur.

147


’t Bruggeske jg 38 – december 2006 –nummer 4.

Zoekplaatjes

Tweemaal een afbeelding van de villa “Bertha”, de linkse zichtkaart werd afgestempeld in 1901 en de rechtse kaart in 1903. Weet iemand van de geachte lezers waar deze villa staat of gestaan heeft ? Graag een seintje naar 03.664.57.22.

Oproep Het archief van Hoghescote is op zoek naar een exemplaar van het boek “Kapellen tijdens de Tweede Wereldoorlog”, geschreven in 1995 door Dhr. Balbaert. Het boek dat in onze leeszaal stond, blijkt ontvreemd te zijn… Wie heeft er nog een exemplaar dubbel of wil het zijne/hare afstaan? Neem contact op met een bestuurslid die het nodige zal doen. Alvast bedankt.

***** **** * 148



FTKGOCCPFGNKLMU""VKLFUEJTKHV""ÓV"DTWIIGUMG HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ANTWERPSESTEENWEG 2 BUS 2 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083

BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1

!"#$%%&'()*!'%%!'+,'(% -"#*'&%% %%%%%%%%%%*./0.12.% %%%%%%%%%%%%%%%%#34560708292.%% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%#90.62.% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%-32:9;<=025%

!!

>"(#&&,(??,%@A B -?#'CC'+%DAEF%% ,'CG%F@HIFEHJDHIK%% 2BL403G%8<=M529N08282.629O5;M.26H/2% %

BC 30832


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.