Bruggeske 2007-2 juni

Page 1



’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

‘t Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring " Hoghescote v.z.w. " te Kapellen. Zetel: Antwerpsesteenweg 2 - Bus 2 - 2950 Kapellen.

39e jaargang – nummer 2

1 juni 2007

_______________________________________________________ In dit nummer... -

Bladwijzer. - 37 Het oud gemeentehuis is 100 jaar oud. - 38 Het privémuseum van Jan Augustijns. - 39 Hoghescote wint Cultuurprijs. - 40 Ons banket was een succes. - 42 Een andere wandeling. - 42 Ereleden 2007. - 43 Mededeling. - 44 Onze jaarlijkse reis. - 45 Nederlandse douanepalen. - 46 Een schrijfster van bij ons: Maria De Vleeshouwer - Verbraeken. - 49 Gevangenisuitbraak bij Vorster van Kapellen en Ekeren. - 60 Putte met de douanen, de smokkelaars. - 61 Publiciteit van toen… - 76 Archiefdagen Heemkring Hoghescote. - 76

Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage.

_____________________________________________________________________ Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger – Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.42.67. 2007 - Copyright "Heemkring Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Heemkring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968.

_____________________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 10 Euro en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Heemkring Hoghescote’ v.z.w. – Antwerpsesteenweg 2 – Bus 2, 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro.

Archiefdagen Heemkring Hoghescote – Antwerpsesteenweg 2 Kapellen. Lokaal “De Kroon”. De eerste dinsdag van de maand van 14 tot 17 uur. De tweede donderdag van de maand van 19 tot 22 uur.

__________________________________________________________________________ 37


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Het Oud-Gemeentehuis is 100 jaar oud. Wie kent niet het “Oud-Gemeentehuis”? Sommigen zeggen ook nog het “oud politiebureel”.

Het Oud-Gemeentehuis met vlaggenstok, Sint-Jacobus met nog een staf in de hand en 2 prachtige kandelaars aan de inkomdeur.

Dag op dag, 9 juni 2007 is dit gebouw juist 100 jaar oud. Dit heuglijk feit kon Hoghescote niet zo maar laten voorbijgaan omdat: ! De administratie van onze gemeente aldaar een onderkomen vond tijdens de periode van 1 juni 1907 tot 1 april 1974. Wie is daar niet moeten langs komen om een nieuw paspoort af te halen, een geboorte of een overlijden aan te geven? En zeker weten, vele van onze leden hebben in de raadzaal hun jawoord gegeven aan hun levenspartner. ! De politiediensten, in het begin een veldwachter en later een heus politiekorps in dit gebouw ondergebracht waren tussen 1 juni 1907 en 18 juni 1996. Wie is misschien met een kloppend hartje langs gegaan omdat zij een oproepingsbrief van de politie in hun brievenbus vonden? Ik durf zelfs niet veronderstellen dat er leden van Hoghescote zouden zijn die een nachtje in de amigo hebben doorgebracht omdat zij de bloemetjes hadden buiten gezet. ! De spuitgasten tijdens dezelfde periode eerst hun brandslangen, daarna een brandweerkarretje en uiteindelijk ook echte brandweerwagens mochten stallen in de bergplaatsen van het Oud-Gemeentehuis. Zijn wij misschien bij het horen van de clairon van vader Van Cleef of na het loeien van de sirene niet uit nieuwsgierigheid even langs gelopen om te weten te komen waar de plaats van het onheil gelegen was? ! De laatste jaren wij regelmatig een uitnodiging ontvingen om naar een kunsttentoonstelling te komen in een van de vele zalen van het OudGemeentehuis. Misschien zijn wij ook al eens in de raadzaal geweest om de beroemde Smoldersklok te bekijken. Het Oud-Gemeentehuis is werkelijk een echt ‘kunstcentrum’ en daarbij ook nog centraal gelegen in onze gemeente. ! Hoghescote een veilig onderkomen gevonden heeft in de kelders van het OudGemeentehuis. Het documentatiecentrum van onze vereniging ontvangt elke maand verschillende bezoekers tijdens de openarchievendagen. Belangstel38


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

lenden die bezig zijn of willen beginnen met het maken van hun stamboom, studenten die een werk moeten maken over Kapellen, quizliefhebbers die vragen willen opstellen over hun gemeente of mensen die alleen maar nieuwsgierig zijn “hoe het vroeger allemaal was”. Zij zijn allen welkom in de kelders van het Oud-Gemeentehuis. Om dit feit te vieren hebben wij 2 zaken gepland: 1. Wij nodigen iedereen uit op een tentoonstelling in het teken van 100 jaar OudGemeentehuis. Wij hebben meer dan 90 huwelijksfoto’s, genomen in de raadzaal, die wij gaan tentoonstellen. Ook het gemeentebestuur zal van de partij zijn en zal oude documenten en boeken open stellen voor het publiek. Natuurlijk zal ook de brandweer en de politie hun steentje bijdragen om de tentoonstelling te laten lukken.

Deze tentoonstelling gaat door op zaterdag 9 juni, zondag 10 juni, zaterdag 16 juni en zondag 17 juli, telkens van 10 tot 17uur. De inkom is volledig gratis.

2. De publicatie van een boek: “100 jaar Oud-Gemeentehuis”. In dit boek kunt U lezen hoe onze vroegere gemeentebesturen stapje bij stapje er in geslaagd zijn om dit prachtige gebouw te ontwerpen, te bouwen en de onderhouden. Het boek wordt geïllustreerd met meer dan 125 foto’s van burgemeesters, schepenen, raadsleden, veldwachters, politiecommissarissen, gemeentesecretarissen en brandweercommandanten die allemaal hun taak hebben volbracht in het OudGemeentehuis. Het boek kan ter plaatse aangekocht worden aan de prijs van 10 euro.

Het privémuseum van Jan Augustijns Zes generaties Augusijns, van wagenmaker tot meubelmaker. Als vierde generatie wagenmaker is Jan Augustijns een kenner van voertuigen en oude koetsen. Hij heeft dan ook een rijke verzameling samengesteld van oude boerenkarren, over bierwagens en een brandweerpomp, tot een lijkwagen. Jaren geleden is de collectie gestart met een koets van 6000 frank. Omdat hij zelf de wagens restaureert heeft hij volledig verwaarloosde rijtuigen kunnen herstellen tot pronkstukken. Ook een platte vrachtwagen, gemaakt door de vader en grootvader van Jan staat in zijn collectie, alhoewel deze via een lange weg in zijn collectie een plaatsje kreeg. Het museum bevat o.a. ook een winkel, een oude Ford T, een zigeunerwagen, een beenhouwerij, een bakkerij, soldatenklederen enz….. te veel om hier op te noemen. Boven het karrenmuseum bevindt zich nog een collectie, maar dan van een andere aard, die van de godsdienst. Een verzameling heiligenbeelden, paternosters en andere godsdienstige voorweren zijn hier verzameld om hun verhaal te vertellen. Wie dit alles van naderbij wil leren kennen, kan dit met Hoghescote bezoeken op zaterdag 14 juli om 14.00uur, de groep mag maximum uit 30 personen bestaan. 39


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Een bezoek duurt ongeveer 2 uur, men kan altijd gaan zitten want alles staat in een grote loods waar ook de consumpties geserveerd worden, achter de showroom van keukens Augustijns Kalmthoutsesteenweg 193, 2990 Wuustwezel. Kostprijs voor dit bezoek 4 euro voor leden, 5 euro voor niet leden. Dit omvat de inkom, de verzekering en twee gratis consumpties ter plaatse te nuttigen.

Als voorsmaakje bovenstaande foto. Dit alles staat buiten, gewoon tegen de gevel van de grote loods. (Foto Hoghecote)

Inschrijven bij Francois Groenewege Albert Louisastraat 14 - 2950 Kapellen. Tel 03/665.00.87 Na inschrijving betaling op rek.413-7205071-65 van Heemkring Hoghescote vzw Antwerpsesteenweg 2 bus 2 te 2950 Kapellen, met duidelijke vermelding van het aantal personen, en bezoek museum ‘Augustijns’.

Hoghescote wint de Cultuurprijs van de gemeente Kapellen De gemeentelijke Cultuurraad looft jaarlijks een prijs uit van 1.600 euro, de zogenaamde “cultuurprijs”. Artikel 2 van het gemeentereglement van de cultuurprijs bepaalt: “De cultuurprijs van de gemeente Kapellen wordt jaarlijks uitgereikt aan een persoon, vereniging, groepering, groep of instelling die zich op cultureel of sociaal-cultureel vlak in het voorgaande jaar of de laatste jaren bijzonder verdienstelijk gemaakt heeft en die in zijn activiteiten een duidelijke band heeft met Kapellen”. Elke inwoner en elke vereniging van Kapellen mag een persoon of een vereniging voordragen samen met een motivatie waarop die voordracht gebaseerd is. Bij de selectie wordt rekening gehouden met de volgende aandachtspunten: ! De bijdrage die de kandidaat levert/geleverd heeft aan de uitstraling van Kapellen, ! De bijdrage die de kandidaat levert/geleverd heeft aan het culturele en/of sociaal-culturele leven van Kapellen, ! De verankering van de kandidaat in de gemeente Kapellen, ! De impact van het gepresteerde, ! Eventueel publieksbereik, originaliteit, creativiteit,… 40


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Dit jaar waren er niet minder dan 9 kandidaten, namelijk: Dansgroep Splinter, Eysackers Ivan, Hoghescote vzw, Kapla Droomtorens, KAV Kantgroep, Kooyman Els, Liberale Fanfare “De XXXIV”, Pottery vzw en Van Bockel Chantal. Hoghescote werd voorgedragen door de heer Roel Vanheffen, voorzitter van VTB-VAB die de volgende elementen aanbracht om zijn kandidaat te steunen: ! Hoghescote werd opgericht in 1968 en zij waren destijds de voorloper van de Cultuurraad. Zij stimuleerde het culturele leven in Kapellen via heemkunde, plastische kunsten, een fotoclub, een diaclub, een zangkoor en jaarlijks een grote thematische tentoonstelling, !

De grote verdienste van Hoghescote bestaat erin dat de Kapellenaren de kans krijgen meer over het verleden van hun gemeente te kennen. Naast de grote thematische tentoonstellingen zoals ‘Leven en werk van pastoor Vandenhoudt’, ‘Het monument van de gesneuvelden en de kunstenaar Theo Blickx’, ‘De strijd om het gemeentehuis’, ‘Kapellen tijdens de 2 de wereldoorlog’, ‘Het openbaar vervoer in Kapellen’, ‘150 jaar post in Kapellen’, ‘Het verhaal van een toneelkring – Toneelgroep Onze Kring – De Lode Bauwenskring te Kapellen’, werden er ook boeken hierover uitgegeven en filmen gemaakt. ! De belangrijkste reden waarom Hoghescote, volgens de heer Roel Vanheffen, de Cultuurprijs 2007 verdient is de uitbouw van en het openstellen van hun archief voor de Kapelse bevolking binnen het kader van een ‘documentatiecentrum’. Niettegenstaande de vele kandidaturen behaalde Hoghescote bijna 35% van de uitgebrachte stemmen en werd dan ook als laureaat bekroond. Na de bekendmaking van de uitslag vroeg de voorzitter van Hoghescote het woord om: - Alle personen en verenigingen te danken die de moeite hadden gedaan om een kandidatuur in te dienen. - De bestuursleden van Hoghescote te danken voor hun jarenlange inzet die bekroond werd met het behalen van de cultuurprijs. - Alle aanwezigen uit te nodigen op de maandelijkse openarchievendagen waar zij ter plaatse kunnen vaststellen wat het documentatiecentrum voor de inwoners van Kapellen kan betekenen. De officiële uitreiking van de cultuurprijs heeft later plaats en zal nog bekend gemaakt worden via de pers en de gemeentelijke informatiebronnen. < Archieven van het documentatiecentrum van Heemkring Hoghescote v.z.w.

************ ********* 41


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Ons banket was wederom een groot succes. Eerst aperitief, dan een heerlijk voorgerechtje en de sfeer zat er al goed in. Zoals we gewoon zijn bij Hoghescote was er een kwisje voorzien om de stille momenten te overbruggen, deze keer was het een gevarieerde kwis. Zowel parate kennis, politiekers als zangers van vroeger moesten herkend worden. Plezant, maar er kan er maar één de winnaar zijn, deze kregen dan ook de verdiende beloning in de vorm van een goede pint. De soep en het hoofdgerecht smaakten weer verrukkelijk, om nog maar over het dessert te zwijgen. Na de nodige koffies ging iedereen tevreden naar huis, en zoals gewoonlijk de afwezigen hadden ongelijk!!

Een andere wandeling. Niet ‘Verkennen van Antwerpen in beeldspraak en spreekwoorden’ maar een ‘literaire wandeling’ geleid door twee gidsen van de stad Antwerpen. We hadden 31 inschrijvingen dus wilde we twee gidsen aanvragen, bleek dat de organisatie van de wandeling over spreekwoorden hun afspraken niet na kon komen, alhoewel als we na de wandeling gingen eten (waar de gidsen een percentje kregen op ons verbruik) zou het nog wel kunnen. Maar daar zijn wij niet voor, afspraak is afspraak wij hadden een wandeling vastgelegd zonder eten en daar gingen wij niet vanaf. Daarom, een andere wandeling vastgelegd, met gidsen van de toeristische dienst Antwerpen. We hebben ook iedereen op voorhand even gewaarschuwd dat we een andere maar zeker even goede wandeling vastgelegd hadden. Het werd een mooie wandeling langs standbeelden van schrijvers zoals, P. Van Ostaye, Hendrik Conscience, Willem Elsschot, met de nodige anekdotes en vertellingen, zeer goede gidsen, en prachtig weer. Volgens mij was alles weer pikobello in orde. Hopelijk tot een van onze volgende activiteit.

_________________________________________________________ 42


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Met dank aan onze ereleden voor hun steun. De heer De heer Familie Eerw. heer Mevrouw Café Mevrouw De heer De heer De heer Familie De heer Familie De heer Familie De heer De heer De heer Mevrouw Familie De heer De heer De heer Familie De heer De heer De heer De heer Familie Familie De heer Mevrouw De heer De heer De heer De heer Mevrouw De heer De heer De heer De heer De heer De heer Mevrouw De heer Familie Familie Mevrouw Mevrouw Mevrouw De heer De heer De heer

Berghmans Pierre Platanendreef 68 2950 Kapellen Biart Guy Rue Sergent Delisse 16 5400 Bouge Blankers - Leers Dorpsstraat 53 2950 Kapellen Boonants G. Regenbooglaan 14 2070 Zwijndrecht Brackx Irène Boterbloemlaan 7 2950 Kapellen Het Witte Paard Grensstraat 2 2950 Kapellen Budding Egberdina Ertbrandstraat 146 2950 Kapellen Claes Rob Bevrijdingslei 37 B 1 2950 Kapellen Cleiren Walter Jachthoornstraat 26 8800 Rumbeke De Schepper Herman Sparrenlaan 24 2950 Kapellen De Schutter Michel Past. Michielsenstraat 13 2640 Mortsel Deckers Danny Claessensdreef 22 2950 Kapellen Dillien - Smets Rode Kruislaan 3 2950 Kapellen Geelhand de Merxem Chr. Kapelsestraat 200 2950 Kapellen Geraets Willy en José Sevenhanslei 41 2950 Kapellen Geyskens Jos Kon. Elisabethlei 59 2950 Kapellen Gijsen Gerard Dorpsstraat 62 Bus 1 2950 Kapellen Guiette Michel Fr. Mombaersstraat 217 3071 Erps Kwerps A. Janssens de Bisthoven Guyot de Mishaegen Sint-Jorisstraat 12 8000 Brugge Haast - Dieltjens Kapelsestraat 20 2950 Kapellen Helsen Koen Zilverlindendreef 2 B.1 2950 Kapellen Henquin Michel Peedreef 50 2950 Kapellen Huibrechts A. Platanendreef 112 2950 Kapellen Huibrechts - Verswyvelen Kon. Albertlei 106 2950 Kapellen Janssens Frans Kapelsestraat 291 2950 Kapellen Janssens Luc Bunderbeeklaan 1 2950 Kapellen Janssens Matheus Essenhoutstraat 251 B 4 2950 Kapellen Jennes Alexander Boerendijk 3 2180 Ekeren Kerremans - De Saegher Haagdoornlaan 46 2950 Kapellen Ketelaars - Van Aert Guyotlei 9 2950 Kapellen Keukelinck Marcel Oorderseweg 19 2180 Ekeren Lathouwers Louisa Kapelsestraat 126 2950 Kapellen Lathouwers Jos Kapelsestraat 138 2950 Kapellen Lenaerts Jacques Hoevensebaan 57 2950 Kapellen Meynen Albert Sparrenlaan 24 3270 Scherpenheuvel Meyvis Leo Hoevensebaan 70 2950 Kapellen Nagels Maria Chr. Pallemansstraat 72 2950 Kapellen Osterrieth Max Ph. Spethstraat 139 2950 Kapellen Pauwels Pierre Hoevensebaan 202 B 4 2950 Kapellen Peeters Stef Krekelberg 135 2940 Stabroek Pelckmans Rudi Kapelsestraat 240 2950 Kapellen Putcuyps Pierre Essenhoutstraat 310 2950 Kapellen Robert Fernand Kon. Albertlei 128 2950 Kapellen Roggeman Barbra Ruyseveltslei 42 2950 Kapellen Rombouts Dirk Vinusakker 100 2950 Kapellen Ruiz de Arcaute Miguel Franselei 13 2950 Kapellen Schelfout - Elseviers Nieuwelaan 4 2950 Kapellen Schelfout Marie Paule Sevenhanslei 50 2950 Kapellen Somers Maria Engelselei 13 2950 Kapellen Spur Elza Boomsesteenweg 430 2020 Antwerpen Stokmans Jan Dorpsstraat 76 2950 Kapellen Van Bree Erik Rubensheide 30 2950 Kapellen Van den Kerckhove Charles Marcottedreef 16 2950 Kapellen 43


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

De heer Mevrouw De heer Juffrouw Familie De heer De heer Familie Mevrouw Familie De heer Familie De heer De heer Familie Familie De heer Familie De heer De heer Familie Familie Familie De heer

Van Den Kieboom Karel Van Doninck Maria Van Dooren Gaston Van Dooren Sabine Van Helvert - Joosen Van Hoof Petrus Van Laarhoven Hubert Van Mechelen - Loopmans Van Oncen Ria Van Regemorter - Speth Van Rompaey Charles Van Strydonck - Osterrieth Van Tilborg Marc Van Tricht Louis Van Veldhoven Fr. Van Walle - Willemse Vanhoyland Andre Verbist - Andries Verpraet Petrus Vingeroets Geeraard Volant - Verbraeken Willems - Rottiers Wittock - Smet Wuyts Henri

Lijsterlaan 13 Hoevensebaan 202 B 1 Zilverlindendreef 21 B.102 Oosthoevestraat 26 Hoevensebaan 188 B.3 Hoevensebaan 261 B 4 Koerspleindreef 65 Asterlaan 7 Kapelsestraat 90 Kapelsestraat 41 Zilverlindendreef 2 B 4 Kapelsestraat 47/1 Berkenlaan 2 Chr. Pallemansstraat 2 Klinkaardstraat 32 Prins Albertlei 28 Pinksterbloemlaan 5 Gr. Henri Cornetlaan 7 Reigerslei 8 Streepstraat 17 Dorpsstraat 21 Kapelsestraat 260 Zandstraat 198 Dorpsstraat 33

2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2180 2950 2950 2950 2950 2950 9120 2950

Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Ekeren Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Beveren Kapellen

Heemkring Hoghescote dankt hierbij zijn trouwe en gewaardeerde adverteerders in ons tijdschrift ’t Bruggeske: Bouwbedrijf J. Valckenborgh Copy Service Center Kapellen Feestzaal en traiteur “De Jachthoorn” Garage Van de Ven Immobiliën en Verzekeringen Lioen KBC Bank en verzekeringen

Starrenhoflaan 5 Dorpsstraat 39 Antwerpsesteenweg 153 Starrenhoflaan 1 Stationstraat 2 Antwerpsesteenweg

2950 2950 2950 2950 2950 2950

Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen.

----------------------------------------------------------------------------------------------

GEZOCHT – GEZOCHT - GEZOCHT – GEZOCHT - GEZOCHT documentatie voor het archief van de Heemkring Hoghescote. Alle documentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, affiches, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Kontaktadres: Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen – Tel: 03 664.57.22

44


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Onze jaarlijkse reis Dit jaar is onze uitstap gepland op zaterdag 1 september, en we gaan het zoeken bij onze noorderburen, we rijden met een autocar van Verhoeven naar Rotterdam. We starten bij een uniek watergebied met grienden en brede en smalle kreken, namelijk de Biesbosch. Hier plannen we een rondvaart en hopelijk zien we een Blauwe Reiger, een Aalscholver, een gans of een lepelaar. Ons middagmaal bestaat uit groentensoep, kalkoenschnitzel met champignonsaus, twee soorten groenten van het seizoen, gemengde salade en appelmoes, gekookte aardappelen en frieten, met als dessert ijs met advocaat en slagroom.

Na de maaltijd rijden we richting Rotterdam, waar we een stadsrondrit maken langs o.a. het Feyenoord stadion, de Wilhelminakade met Cruise terminal en de Montevideo toren, de Erasmusbrug en de oude haven. We komen ook nog de gekantelde woningen, de Beurs en het stadhuis tegen. Daarna heb je de keuze, ofwel maak je een wandeling met gids, ofwel neem je vrije tijd. Na ons stadsbezoek is het stilaan tijd geworden om de terugreis aan te vatten. Tijdens de terugrit stoppen we in een wegrestaurant om ons avondmaal te nuttigen. Praktisch verloop van de dag. We vertrekken aan de kerk in Kapellen centrum om 8.00uur, aankomst ’s avonds rond 20.30uur Dit kost voor onze leden 38 euro, voor niet leden 43 euro. In de prijs is inbegrepen de verzekering, de gids, de autobus, de rondvaart door de Biesbosch en het middagmaal. Alle dranken zijn zelf te betalen, ook het avondmaal zit niet in de prijs. Inschrijven voor 15 augustus enkel bij volgende twee personen. Chris Alen tel. 03-664 05 01 of e-mail chris.alen@skynet.be of bij Francois Groenewege tel. 03-665 00 87 of e-mail francois@groenewege.com na inschrijving betaling op rek.413-7205071-65 van Heemkring Hoghescote vzw Antwerpsesteenweg 2 bus 2 te 2950 Kapellen, met duidelijke vermelding van het aantal personen, en reis Rotterdam. F.G.

____________________________________________________________

45


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Nederlandse douanepalen. Een aantal jaren geleden maakte ik kennis met Nederlandse grenspalenkenner bij uitstek, de heer Co Bieze. Enkele tijd geleden maakte de heer Bieze, na het bekijken van enkele postkaarten met zichten aan de grens te Kapellen Putte, mij er op attent dat op een postkaart uit 1902 buiten de normale grenspaal, het nummer 257, er ook een douanepaal te zien was! Daar ik niet vertrouwd was met deze materie verzocht ik de heer Bieze om eens een korte beschrijving van deze interessante wachters aan de grens te geven. Een verslag hiervan vindt je hieronder. Frans Meeus.

Nadat de MEIERIJ VAN 's HERTOGENBOSCH na de Vrede van Munster in 1648 definitief tot het rechtsgebied van de Zeven Verenigde Provinciën ging behoren, werden er aan de grens in-, uit- en doorvoerrechten geheven. De heffing van deze rechten heeft in de praktijk kennelijk tot moeilijkheden geleid. Op de uitgestrekte heidevelden kon men moeilijk zien, dat men op het gebied van het Generaliteitsland Brabant kwam. Hier moesten dus bepaalde maatregelen getroffen worden. In een besluit van 29 september 1662 besloten ‘DE GECOMMITTEERDE RADEN TER ADMIRALITEYT, RESIDEERENDE BINNEN ROTTERDAM’ - ook aangeduid als: Admiraliteit van de Maas te Rotterdam - om aan de grenzen van de Meierij van ’s Hertogenbosch en van de Baronie van Breda palen te doen plaatsen. Deze palen werden geplaatst op de heerbanen, die uit het ‘buitenland’ naar de Meierij van 's Hertogenbosch of naar de Baronie van Breda liepen. (Zie kopie van de originele voorschrift uit 1662 hieronder).

46


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Blijkens voornoemd Besluit hebben deze palen o.m gestaan op de grenzen met ‘den Lande van Brabant’ ( nu Belgie), het Land van Cuyck, het Overkwartier Gelder (nu provincie Limburg), en het Graafschap Loon, c.q. Prinsbisdom Luik (dit gebied omvat o.m. het grondgebied van de tegenwoordige Belgische provincie Limburg). Bij het passeren van de douanepalen moesten de voerlieden hun waren aangeven en in-, uit-, en doorvoerrechten betalen. In verschillende grensdorpen waren ‘comptoiren’ aanwezig, waar men de verschuldigde bedragen kon voldoen. Op het terrein werd de controle uitgeoefend door dragonders te paard. Deze 17 de eeuwse douaneambtenaren konden vanuit hun hoge zitplaats makkelijk een groot gebied overzien. Tevens konden zij zich snel verplaatsen. Deze situatie heeft geduurd tot 1794. Door de Franse inmenging veranderde het politieke en staatkundige gebeuren. Hierdoor ging het oorspronkelijke doel van deze palen verloren. De douanepalen uit 1664 zijn vierkante arduinen palen. De breedte van de zijden van het onderste deel dat grotendeels onder de grond geplaatst werd, is 40 cm; de zijkanten van het bovenste deel, dat 2,50 m lang is, zijn 30 cm breed. De palen zijn voorzien van een wapen van de ‘Admiralteyt’, bestaande uit twee gekruiste ankers, bedekt met een schild met klimmende leeuw. Boven het schild bevindt zich een kroon. Rechts, links en onder het schild staat een letter "P". De betekenis van deze drie P's zou zijn: PUGNO PRO PATRIA, hetgeen betekent: Ik vecht voor het vaderland. Als een andere betekenis voor deze drie P's wordt ook vermeld: ‘PROPRIA PECUNIA POSUIT’. Dit betekent: op eigen kosten gezet. De eerste uitleg wordt over het algemeen als de juiste beschouwd. Van deze douanepalen, zijn er, voor zover mij bekend, in de provincie Noord Brabant nog 8 over. In Budel staan er nog 5. Een hiervan is een replica. De oorspronkelijke paal is in W.O. 2 door en tank stuk gereden. In Bergeijk staan er nog twee, en in Someren Heide staat er ook een. (Zie afbeelding hiernaast). Na de Napoleontische tijd werden deze palen in het jaar 1822 vervangen door andere palen. Er werd een nieuwe wet gecreëerd. Dat was de ‘Algemeene wet van den 26ste Augustus 1822: (Staatsblad No. 38) ‘ In artikel 39 van deze wet lezen we: "Tussen het vreemd grondgebied en de expeditiekantoren aan de grenzen, zullen zijn geplaatst palen met de woorden: Rijks Regten, ten einde de invoerders te waarschuwen, dat zij tot die plaats zijn gekomen, in welker nabijheid is gevestigd het kantoor, alwaar de aangifte der goederen moet geschieden, en tot hetwelk zij met dezelve, tussen zonsop - en zonsondergang en langs de heerbanen mogen naderen”. Deze palen werden in en na 1822 geplaatst aan de Duitse grens, en in en na 1843 aan de Belgische grens. Van deze palen is er nog een over. Deze paal stond aan de weg van Ginneken (NL) naar Hoogstraten (B), en is in mei 1987 overgebracht naar het Belasting en Douanemuseum te Rotterdam. De paal staat daar nu voor de ingang. (Zie afbeelding hiernaast). 47


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Op een oude ansichtkaart van de grensovergang Nispen (NL) - Essen (B) uit 1914, zag ik tot mijn verbazing, naast grenspaal No. 240, een douanepaal staan, die kennelijk uit 1664 stamde. (Zie foto hieronder).

De lengte van de paal, alsmede de onbeschadigde top, komen volkomen overeen met een douanepaal, die ik in Someren Heide aantrof. In 1914 was deze toen 250 jaar oude paal nog aanwezig. Hij was kennelijk van rood, wit, blauwe strepen voorzien, en als zodanig aangepast om dienst te doen als douanepaal , zoals ze in 1914 in gebruik waren. Op een oude briefkaart van Putte uit het jaar 1902 zien we aan de rechterzijde een gietijzeren grenspaal met het nummer 257, die in 1843 geplaatst is. Deze paal is nog aanwezig. Aan de linkerzijde van deze kaart zien we, naast de oude handwijzer van de A. N. W. B. een oude douanepaal. (Zie foto hieronder).

Het is jammer, dat er niet meer van deze oude historische douanepalen te vinden zijn. Het zijn de stille getuigen van een rijke douanegeschiedenis, die in het jaar 1586 begon. Het in onbegrijpelijk, dat dergelijke voorwerpen spoorloos verdwijnen. Mogelijk zijn ze verwerkt voor verharding van wegen, of gebruikt als fundering van een varkenshok, schuurtje of iets dergelijks. Als er ergens iets gevonden wordt, wat op een restant van een douanepaal lijkt, dan stel ik het zeer op prijs, om hiervan in kennis te worden gesteld. Co Bieze. 48


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Een schrijfster van bij ons: Maria De Vleeschouwer-Verbraeken. Deze bekende jeugdschrijfster werd geboren op zondag 26 oktober 1913 te Burcht in de Dorpsstraat aan de kerk. Haar vader August werd geboren te Kemzeke op 28 augustus 1878. Haar moeder was echter ook te Burcht geboren op 1 januari 1892. Het echtpaar huwde in 1912 en het jaar daarna zag onze schrijfster het levenslicht in het kleine huisje vlakbij de Schelde. Tien jaar later werd het gezin verrijkt met een tweede dochter, Elvira Octavia, geboren op 27 juni 1923.

De ouders van Maria Verbraeken.

Maria groeide op in een echt onderwijzersgezin. Haar vader trad in 1898 in dienst als interimleerkracht ter vervanging van de zieke Jozef Dockx. Na de opening van een nieuwe klas, einde 1902, kreeg hij, naar toenmalige gewoonte, een vast contract als hulponderwijzer. Door inzet en ijver werd hij eerst onderwijzer en later schoolhoofd totdat hij op 16 november 1935 op pensioen ging. Tijdens de eerste wereldoorlog vluchtte de schoolbestuurder naar Engeland en mocht schoolmeester Verbraeken met zijn gezin hun intrek nemen in het vrijgekomen schoolhuis. Maria had toen reeds haar eerste stapjes in de plaatselijke kleuterklas gezet bij zuster Scholastique.

<

Het gemeentehuis zoals Maria het kende in haar jeugd (thans afgebroken), schuin tegenover de gemeenteschool waar haar vader les gaf.

49


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

< De Kerkendam aan de kerk waar Maria woonde (groot huis links) – recht tegenover stond De Engel (herberg). Het zicht is genomen vanaf de kerk.

De meisjesschool in Burcht waar Maria lager onderwijs volgde. >

Bij het einde van de vijandelijkheden en de terugkeer van het schoolhoofd verhuisde de familie opnieuw naar een huurhuis vlakbij de Schelde gelegen. Hier bracht Maria de mooiste tijd van haar leven door.

^ Kaai met aanlegsteiger, waar o.m. het “Augustje” aanlegde, de overzetboot die verging en waar veel slachtoffers waren (zie Marieke’s Memoires). Hier nam Maria elke dag de boot om naar Antwerpen school te lopen.

50


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

In haar boek ‘Marieke over de stroom’ laat de schrijfster Marieke reeds op jeugdige leeftijd haar wens uitdrukken om schooljuffrouw te worden. Na haar lagere studies kon zij haar dromen ook in werkelijkheid omzetten. Elke dag mocht zij met de Sint Annekensboot de scheldestroom overzetten om haar studies af te werken in de normaalschool van de Keizerstraat in Antwerpen. Omdat de franstalige zusters de studenten verbood om leeuwenspeldjes te dragen op de kraag van hun jas werden hier Maria en veel van haar klasgenoten hevige flaminganten. Vanaf het 2de jaar in de normaalschool liet Maria haar roepnaam Marieke wegvallen en wenste zij voortaan als ‘Maria’ door het leven te gaan. Na het behalen van haar diploma was de eerste kennismaking met de praktijk van het lesgeven allesbehalve een succes te noemen. Haar eerste leeropdracht was een tijdelijke vervanging van de zieke meester Verhaeren in de het 6 de leerjaar van de jongensschool van Burcht. Bij het einde van de interimopdracht kreeg zij een negatieve beoordeling. Ontmoedigd verliet zij het onderwijs en nam een taak als bediende aan. Op aanraden van haar chef begon zij ook met de studie van de Italiaanse taal. Heimwee naar het onderwijs bleef echter knagen en drie maanden later vinden wij Maria terug in de klas, ditmaal als lerares van het eerste leerjaar in de meisjesschool van Burcht. Maria bleef niet bij de pakken zitten en zij combineerde haar opdracht in de school met het volgen van avondcursussen in de Volkshogeschool voor Vrouwen te Antwerpen. Tijdens de turbulente dertiger jaren verloofde Maria zich eerst met haar schoolinspecteur Geert en nadien met Dries D’Haese. Deze werd gemobiliseerd en hij verbrak de verloving. Tijdens de gevechten bij het begin van de oorlog diende men hem een been te amputeren. Na de moeilijke oorlogsjaren leerde Maria Verbraeken Frans De Vleeschouwer kennen en trad zij met hem in het huwelijk.

Haar echtgenoot was afgestudeerd aan de Academie in Antwerpen en vond een plaats als tekenleraar in het rijksonderwijs te Turnhout. In zijn vrije tijd was hij ook een talentvolle kunstschilder en een gewaardeerde architect. Maria was inmiddels bevriend geraakt met Maria Rosseels en met Maria De Lannoy en op hun aanraden begon zij in 1951 met het schrijven van boeken. Waarschijnlijk nog onder de invloed van de oorlogsgebeurtenissen handelde haar eerste boek, ‘En Berkenhof bleef staan’ 51


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

over de gevolgen van een atoombom in Vlaanderen. Slechts één familie bleef gespaard en werd door een Australische vlieger opgepikt. Het boek werd bijzonder goed onthaald en al gauw was Maria de lievelingsauteur van heel wat tieners.

Haar echtgenoot Frans had de plannen getekend voor de bouw van hun woning in Kapellen. In de Rozenlaan nummer 24 vinden wij momenteel nog steeds hun prachtige optrek genaamd ‘Ulenborch’. (Zie foto hiernaast)

Op vraag van de heer Jan Peeters, voorzitter van V.S.V.J. Velodroomstraat, 38 te Berchem was Maria akkoord om een boekenstand voor haar rekening te nemen in de Inno te Antwerpen op zaterdag 15 en zondag 16 mei 1954. Maria had het genoegen om haar werk te mogen voorstellen aan Koningin Elisabeth.

Op de foto hiernaast zien wij van links naar rechts: Maria Verbraeken, Achilles Mussche, Koningin Elisabeth en Herman Teirlinck. (Foto Germaine van Parijs, Brussel).

Maria publiceerde in 1957 haar werk ‘Een uil vloog over’. In dit boek vertelt zij op een romantische manier hoe de familie met vrienden en kennissen er in geslaagd was om hun droom te verwezenlijken. Na einde dagtaak genoten de werkers van de stilte van de natuur…en steeds hoorden zij in de verte de roep van een uil. Om de moeilijke doch ook prachtige jaren in herinnering te behouwen werd dit boek geschreven en kreeg hun woning een aangepaste naam. Haar werk ‘Een uil vloog over’ werd in 1955 bekroond als het beste Vlaamse Jeugdboek. De jury bestond uit: Maria de Lannoy, Jan Peeters en Hendrik Jespers. De jury schreef: “ Dit is nu eindelijk eens een heel apart jeugdboek, zoals er in Vlaanderen nog geen enkel werd 52


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

geschreven”. Maria behaalde met voornoemd werk in 1957 de Prijs van de Provincie Antwerpen en 2 jaar later, in 1959, de Interprovinciale prijs voor het jeugdboek. Schrijven werd nu een echte obsessie. < Maria Verbraeken als schrijfster.

Wij vonden nog een brief van Pater Marynissen, nationaal secretaris van de Heilige Kindsheid, van 10 juni 1961 waarin hij aan Maria vraagt om een artikel te schrijven van 2 bladzijden voor hun blad Horizon. In het artikel diende ouder- en kinderliefde een grote rol te spelen. Het verhaal mocht best in een vreemd land gesitueerd worden.

In januari 1962 werd Maria voor de TV geïnterviewd door Maria Rosseels voor het toenmalige programma Penelope. Zij kreeg ruimschoots de gelegenheid om uitvoerig haar werk toe te lichten.

< Een misschien ietwat verwrongen beeld uit de periode van de zwart-wit TV.

Maria kreeg op 22 februari 1962 op radio Hasselt de gelegenheid om haar boek ‘Marieke’s memoires’ voor te stellen. In deze trilogie beschrijft zij haar jeugdjaren in Burcht. Op 2 november 1963 werd de Referendumprijs voor het beste Vlaamse Jeugd- en Kinderboek aan Maria overhandigd in de stadsfeestzaal door de heer Richard Declerck, gouverneur van de provincie Antwerpen. Deze prijs werd haar toegekend voor haar boek ‘Marieke over de stroom’. De prijsuitreiking werd gevolgd door een diner in het Restaurant Sint Jacob in Galicië in de Braderijstraat te Antwerpen. Uiteraard zullen velen haar nog herinneren door de ‘Veerle’-serie. In haar werk domineren de gezinsidee en het besef van samenhorigheid. Vleugjes levenswijsheid geeft zij links en rechts onopvallend mee: steeds weet zij iets waardevols aan te bieden. Doorgaans is haar taal smetteloos. Alhoewel zij nu een van de meest gelezen jeugdschrijfsters was voelde Maria persoonlijk aan dat zij toch niet ten volle gesteund werd door de uitgeverijen. Zo schreef zij op 30 juli 1967 aan Eugenie Boeye een brief waarin zij betreurde dat de ‘Jeugdboekengids’ alleen oog 53


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

schijnt te hebben voor vertalingen of Noord Nederlandse boeken. En Altiora doet ook al niet veel voor de verspreiding in de boekhandels. Om die reden was zij wel verheugd met de bespreking van Eugenie Boeye in ‘Wegwijzer voor lezende jeugd’ een gans artikel met lovende kritiek terug te vinden over haar werk ‘Zwaluwen over Hiroshima’. Beroepshalve kunnen wij zeker zeggen dat zij geslaagd is in haar opzet. Was het haar allereerste bedoeling om ‘schooljuffrouw’ te worden dat zien wij dat zij haar levensopdracht bleef vervullen tot 31 augustus 1969. Na haar verhuis naar Kapellen gaf zij achtereenvolgens les in: ! De gemeentelijke jongensschool van Kalmthout van 13 april 1959 tot 30 juni 1959, ! De aangenomen lagere meisjesschool van Kalmthout van 28 september 1959 tot 31 maart 1960, ! Stella Marisinstituut van Kalmthout van 1 september 1960 tot 31 augustus 1969 (lerares Nederlands en geschiedenis). Met ingang van 1 september 1969 werd zij benoemd tot directrice-lesgeefster in voornoemde school. Deze opdracht bleef zij vervullen tot 30 september 1974. Met spijt in het hart diende zij toen ziekteverlof aan te vragen en dit tot het einde van haar beroepsloopbaan op 1 juni 1977. Uit een leuke anekdote konden wij afleiden dat de werken van Maria Verbraeken niet alleen door de jeugd gelezen werden. In de archieven van het AMVC vonden wij een brief van de heer W. Van Doorne, afgevaardigde beheerder van DAF België NV, gedateerd op 24 april 1974. In deze brief schreef de belangrijke zakenman: “Na het lezen van het verhaal ‘ Daf en zijn vriendjes’ wens ik U heel veel succes met uw later geplande ‘Festival Daf’ waarin zij de kaboutertjes hun verplaatsingen laten doen met een DAF en die zij ’s nachts dan moeten onderhouden”. Na 1969 publiceerde Maria, die ook enkele sprookjes op haar naam heeft, vrijwel niets meer. Haar taak als directrice-lesgeefster slorpte al haar tijd op. Door het feit dat Maria praktisch haar ganse leven als lerares zorgde voor de opvoeding van vele honderden jonge meisjes, raakte zij al die tijd als het ware vergroeid met de probleempjes (ook al eens problemen), wensen en verzuchtingen der meisjes. Precies daarom hield ze zich een lange tijd bezig met het geven van voorlichtingsavonden voor jongeren. En van die rijke, jarenlange ervaring, maakte zij ook gebruik om de pedagogische rubriek van een gekend weekblad te verzorgen. Het gezin De VleeschouwerVerbraeken bleef kinderloos en precies daarom werden 3 pleegkinderen aangenomen. Je kan immers maar moeilijk jeugdboeken schrijven zonder voortdurend in de jeugd onder te duiken. Over zichzelf zegde Maria Verbraeken: “Vaak heb ik getwijfeld en angstige vragen gekend, maar toen waren er boeken en daarnaast de schone uren met goede vrienden. Mijn leven was soms zwaar, maar altijd mooi: er waren bomen, bloemen, vogels, honden, wolken, sterren, boeken, heel Vlaanderen, maar er waren vooral mensen: kinderen, jonge mensen, oude mensen, goede mensen”. Over haar boek ‘Marieke in volle zee’ schreef zij: “Begrijpen jullie nu dat ik het heerlijk vond voor de jeugd te schrijven. Ik ben er tamelijk laat mee begonnen. Toen ik 35 was. Ik meen dat men iets moet te zeggen hebben aan jonge mensen, men moet hun iets kunnen meegeven in hun wachtende leven: een ideaal, een berg vertrouwen en veel goede gedachten. Natuurlijk zonder zedeles. Ik geloof niet dat er iets is waar de jeugd zo’n hekel aan heeft als aan zo’n moraalzinnetje op het einde, of tussen in of gelijk waar”. 54


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Een brief van Kanunnik Karel Berquin, Dicocesaan Hoofdinspecteur over de meisjesinstituten van de zusters Maricolen, Beenhouwersstraat, 64 in Brugge, uit 1984 moet Maria heel veel plezier gedaan hebben. Hij schreef: “U bracht nieuw leven in ons onderricht moedertaal en U hielp ons voor ons offensief voor de gesproken taal. Dank”. Maria hield van reizen. Met haar echtgenoot had zij een groot deel van Europa ontdekt. Op 20 januari 1995 volgde zij op TV een programma over Corfoe. Plots een zucht en enkele stamelende woorden: “ik ga sterven”, en een dynamische leerkracht, een voorbeeldige schrijfster verliet voor eeuwig haar lievelingsoord ‘Ulenborgh’.

Een afbeelding van Maria Verbraeken op haar bidprentje.

55


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Wij vonden de volgende titels terug van de door haar geschreven werken: ! En Berkenhof bleef staan. Altiora. Averbode. 1951, ! Wies en haar correspondenten. Altiora. Averbode. 1952, ! Pukkeltje. Desclée De Brouwer. Brugge. 1954, ! De goede haven. Sheed & Ward. Antwerpen. 1955, ! Een uil vloog over. Sheed & Ward. Antwerpen. 1955, ! Op lange latten. Altiora. Averbode. 1955, ! Toen het donker werd. Altiora. Averbode. 1956, ! De grote sprong. Davidsfonds. Leuven. 1956, ! Maakt carrière als kantoorbediende: praktische raadgevingen voor degenen die het willen brengen tot secretaresse. Sheed & Ward. Antwerpen. 1956, ! Veerle. Zuid Nederlandse. Antwerpen. 1957, ! Veerle en de kleintjes. Zuid Nederlandse. Antwerpen. 1958, ! Veerle en haar kleuterhome. Zuid Nederlandse. Antwerpen. 1958, ! Veerle in de bergen; Zuid Nederlandse. Antwerpen. 1959, ! Britta. Zuid Nederlandse. Antwerpen. 1958, ! Polder en Hei. Sint-Norbertus Boekhandel. Tongerlo. 1958, ! Veerle op de bres. Zuid Nederlandse. Antwerpen. 1959, ! De bloeiende gaarden van Haspengouw. Sint-Norbertus Boekhandel. Tongerloo. 1959, ! Van zeven kleine prinsjes. Altiora. Averbode. 1960, ! De Haardkabouter. Altiora. Averbode. 1960, ! Marieke’s memoires. Standaard Boekhandel. Antwerpen. 1961, ! Het geheim van de berk. Altiora Averbode. 1961, ! Marieke over de stroom. Standaard Boekhandel. Antwerpen. 1962, ! Marieke in volle zee. Standaard Boekhandel. Antwerpen. 1964, ! Zwaluwen over Hiroshima. Altiora. Averbode. 1966, ! Kinderen van Gent. Heideland. Hasselt. 1968, ! De bontmuts van Erica. Altiora. Averbode. 1973, ! Avontuur op ’t Consulaat. Altiora. Averbode. 1978. Alle voornoemde werken zijn frisse meisjesboeken die het genre alle eer aan doen zonder te vervallen in goedkoop sentiment. Impliciet houdt de schrijfster een pleidooi voor een aantal waarden, zoals het gezin als een warm nest waar de jongere kan thuiskomen. 56


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

In de archieven vonden wij een onuitgegeven kerstverhaal uit 1984 dat Maria enkele weken voor haar overlijden schreef. Wij geven het hierna in haar origineel handschrift.

57


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

58


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Bij het schrijven van dit artikel gaat mijn dank vooral naar: ! De directie van de school Stella Marisinstituut uit Kalmthout voor het bezorgen van de informatie over het beroepsleven van Maria Verbraeken. ! Robert Embrecht uit Burcht voor het leveren van foto’s, achtergrond informatie en het kerstverhaal 1984. ! Herman Demeulenaere uit Kapellen voor het overmaken van biografische gegevens en literaire informatie. Verdere bronnen waren voor mij: ! Gazet van Antwerpen, jaargang 1969. ! Documentatiemap Jeugdauteurs van het Ministerie van Nationale Opvoeding, jaargang 1975. ! Averbode, een uitgever apart. 2002. ! Vlaamse auteurs voor de jeugd (zonder verdere vermeldingen). ! Stichting lezen, focuspunt Jeugdliteratuur. ! Archieven van het AMVC Antwerpen. ! Vlaamse jeugdliteratuur. Tentoonstellingscatalogus 16 mei -24 augustus 1980. Roger Balbaert.

_____________________________________________________________

59


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Gevangenisuitbraak uit het huis van de Vorster van Kapellen en Ekeren In de middeleeuwen was in het lekenrecht de opsluiting in de gevangenis strikt genomen geen straf. Zolang de vergeldingsprincipes het strafrecht beheersten, werden een groot aantal delicten met de doodstraf of met lijfstraffen beteugeld. Op gevangenisuitbraak volgde in principe een arbitraire doch geen capitale straf, behalve indien de delinquent ernstige gewelddaden had gepleegd op de cipier. Gewoonlijk kregen de gedetineerden hulp van buiten uit. Het blijkt dat vele gevangenissen heel wat gemakkelijker toegankelijk waren voor het publiek dan thans. De drossaard van Brabant (rijkswacht) was vergezeld met een aantal gewapende manschappen. Om orde te brengen in kleine dorpen, want niet alleen de steden had last van nietsnutten. Hij had het recht om iemand ter plaatse te berechten, en aldaar aan een boom op te hangen. In het archief van drossaardschap van Brabant komt dat regelmatig voor dat er een delinquent ter plaatse aan een boom werd op gehangen. Anders moest de drossaard met zijn gevolg de misdadiger naar het Steen (gevangenis) brengen in Brussel. En de onkosten waren torenhoog o.a. er moest voor logement gezorgd worden, en de drank natuurlijk. De taak van de vorster (gerechtsbode) van Kapellen was onder andere gevangenen overbrengen naar het Steen te Antwerpen. Maar als het avond was, werden ze in zijne woning opgesloten. En ’s morgens weggebracht naar het Steen. De gevangenen die bij vorster van Kapellen waren opgesloten waren. Relaas van de Drossaert van Brabant: Item alzoe bij den ingesetenen huijslieden van Eeckeren ende Capellen inder nacht tusschen den XIX ende XX decembris XV c LXXII aldaer gevangen sijn geweest bij clockslage zekere ses persoonen die de officiers ende wethouders van Eeckeren ende Capellen voersijdeaen desen Drossaert opten XX decembris hebben overgelevert naer vermogen vande ordonnantie zijn der Majesteijt aengaende gepubliceert om nae hem verdienstn gecorrigeert te worddene, naemen George binnen geboren van Tourneijsen in Artois, Andries Druet van Valenchijne, Christoffel de Carnafal geboren in Andolosie , Alonso Carillo van Antelio in Hispannen, Pedro de Mendore, Francisco de Torres, ter saken dat zij lieden met fortssen ende gewelde hadden vuijter gevanckenisse gehaelt een vrouw, die om zekere dieverije int ijser gevangen sadt ten huise des vorsters van Capellen voersijde ende noch eene Johan Fastret geboren van Croix bij Borchworms inden lande van Luijdich den welcken sijn soldaet onder den Capitein … hem tot Eeckeren ende Capellen voersijde met noch eenighe ende zijnde complicen gevonden hadden bij diverse lantlieden alwaer zij zekere infractien hadden gedaen in eenighe lanthuijse. Nae confessien ende informatie opgenomen. Sijn over sulcx de voersijde vijff persoonen op ten XXX decembris XV c tweentseventich bij Grimbergen aen een linde geexecuteert geweest metter coorde. De voersijde Pedro de Mendore is op de Steenpoorte binnen Bruessele op ten XXV decembris XVc LXXII ende alzoe der zijn proces couste wordden gejustrueert ende Francisco de Torres wordde los gewesen ende ontsloegen vuijt de gevangenkenisse. Verwijzingen: 1 F. Vanhemelryck, “ de criminaliteit in de ammanie van Brussel van de late middeleeuwen, tot het einde van het ancien regime” 1981. 2 Rijksarchief Brussel, rekenkamer nr.15332 folio XVII. (01.10.1570-01.10.1573). Johnny Driesen. _______________________________________________________________________

60


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Putte met de douanen, de smokkelaars… Naar aanleiding van 15 jaar sluiting van de grens te Putte-Kapellen, een overzichtje, anekdotes, verhalen over en van de douane te Putte. SMOKKEL Wat is eigenlijk "smokkel"? Volgens het woordenboek ‘Van Dale’ is het: “verboden goederen of goederen waarvoor rechten moeten betaald worden, heimelijk vervoeren, over de grens brengen, in- of uitvoeren”. Smokkel wordt vaak dadelijk in verband gebracht met belastingontduiking. Smokkel wordt de dag van vandaag meestal geassocieerd met criminele goederen (wapens, drugs, namaakgoederen, …) die de volksgezondheid of de handel in ernstige mate bedreigen. Ook de mensensmokkel is zeer actueel. Dat in het verleden de landsgrenzen aanleiding gaven tot het smokkelen van banale levensmiddelen zoals boter, is vandaag niet meer evident. Toch gebeurde het in de Lage Landen, in de helft van de vorige eeuw. Nochtans is er wel eens een ander motief namelijk: het omzeilen van economische maatregelen (goederen die aan een vergunning onderworpen zijn), maatregelen van interne veiligheid of volksgezondheid. Waar komt het woord vandaan? Uit het Engels ‘to smuggle’, waarin we duidelijk het woordje ‘smog’ of ‘smoke’ herkennen, wat ‘mist’ betekent. In lang vervlogen tijden smokkelden baardige Engelsmannen immers bij voorkeur bij mistig weer. In de Franse taal bestaat nog steeds het woord ‘smoggleur’. Hoelang bestaat smokkel al? Wel, het is al eeuwenoud, vanaf er grenzen zijn is er smokkel. Laten we wandelen doorheen de geschiedenis ... HET BEGIN Van tollenaars tot moderne douaniers Wie de geschiedenis van de douane wil schrijven moet teruggaan naar het ontstaan van de belastingen in het algemeen en verzeilt meteen in de duistere nevelen van de tijden. Want doorheen alle tijden heeft de belasting in verschillende vormen bestaan omdat de vorst of heerser, wie hij ook was, geld nodig had om in zijn onderhoud te kunnen voorzien, om zijn leger uit te rusten en aldus oorlogen te winnen (of om losgelden te betalen wanneer de ‘tegenstander’ die oorlog won) en als het enigszins kon ook om het land te besturen. De tollen, octrooien of douanerechten in welke vorm ook behoorden tot die belastingen en zij waren niet van de minste. Maar wie de eerste douanier was zullen we wel nooit weten. In de historiek van de oudste volkeren vinden we reeds sporen terug, soms zelfs duidelijke gegevens van de toenmalige douane, tollenaars, publicani, teleonari of hoe de commiezen ook werden genoemd. De oudste en meest bekende douanier of tollenaar vinden we in het begin van onze tijdrekening bij het levensverhaal van Jezus. De latere (intussen Europees beroemd geworden) apostel Mattheüs die tevens een van de vier evangelisten was, was in oorsprong niemand minder dan Levi de tollenaar die aan de grote weg van Damascus naar Caesarea, aan het meer van Genesaret, de tolrechten inde. 61


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Tollenaars –

(Uit boek Douane en Accijnzen blz. 7)

In onze streken zijn de weldaden van de belastingen samen met de Romeinen van Julius Caesar opgedoken. De Romeinen kenden immers reeds het ‘portorium’, een soort recht van doortocht dat in feite drie soorten belastingen in zich droeg: 1 - het douanerecht of de taks die aan de grens moest betaald worden bij in- of uitvoer van goederen; 2 - het octrooi of de taks die te betalen was bij het binnenkomen van de stad; 3 - de tol of de taks die moest betaald worden voor het gebruik van wegen, bruggen en nog meer. Uiteraard is deze voorstelling algemeen en summier: het Romeinse portorium is niet meer te vergelijken met de moderne belastingen. Wel hadden de Romeinen reeds een vorm van administratie die de inning van die belastingen verzekerde. Na de Romeinen belandden we in het zwarte gat dat de Merovingische Franken in onze geschiedenis maakten. Toch hadden zij, en na hen de Karolingers, het Romeinse systeem overgenomen. Stilaan echter was er een waar imbroglio ontstaan van staten en staatjes, van vorsten en vazallen, van heren en rovers die elk voor zich tollen hieven op al wat maar mogelijk was. Dat kon dan variëren van het recht op de eerste huwelijksnacht door de Heer (‘droit de cuissage’) tot de tol op de bruggen en wegen die meteen de directe voorloper was van de tol op de autowegen die we ook nu nog kennen. De Franse ‘péage’ is niets anders. Tollen aan de stadspoorten Intussen waren de steden tot volle bloei gekomen: zij namen geleidelijk de heerschappij van de graven over en ontwikkelden zich tot een eigen macht. Aan de stadspoorten in de stevige omwallingen werden octrooien geheven op paarden, karren en goederen die in of uit de stad dienden gebracht. Een echte administratie, die naam waardig, bestond toen nog niet. De belastingen, met daarin uiteraard de octrooien of tollen, werden jaarlijks verpacht. De belastingspachter, in feite de ontvanger van de belastingen, was een notabele die de vereiste borgsom kon betalen. Zijn ondergeschikten werden telkens maar voor één jaar gerekruteerd alhoewel velen van hen elk jaar opnieuw in dienst traden. Zij 62


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

kenden immers hun stiel wat mogelijks kon leiden tot machtsmisbruik. Dat gaf meteen aan de belastingambtenaren de slechte naam die zij doorheen de verdere geschiedenis met zich zouden blijven meedragen. Dat men toen ook al probeerde de belastingen en tollen te omzeilen, hetzij op een wettige of onwettige manier, is vanzelfsprekend. Enerzijds groeide de bevolking buiten de steden aan en moest de economie op de nieuwe behoeften worden ingesteld: goederen werden buiten de steden gelost, geladen of opgeslagen. Anderzijds groeide de smokkel aan: de stadspoorten bleken niet langer een veilige grens voor heffingen van tollen en taksen. De Middeleeuwen eindigden aldus met een onoverzichtelijk en erg verward geheel van tollen, octrooien, bareelrechten, water- en landtollen, kleine en grote tollen waar geen mens noch lijn noch systeem in zag. Een en ander was uiteraard wel gunstig voor de ontvangers van de tollen zelf die in veel gevallen tot een bende oplichters en afzetters uitgroeiden. Voor de brave burger bleef er echter niet veel anders over dan te betalen. Naar een moderne douane Gedurende de zestiende eeuw verenigde Keizer Karel V de Lage Landen bij de zee tot de 17 Provinciën en voerde hij meteen een heel nieuw stelsel in van directe en indirecte belastingen. De accijnzen kenden een eigen groei en ontwikkeling. Door de afschaffing van heel wat plaatselijke belastingwetten en de bundeling ervan in een bestuurlijk gebied werd de inning ervan overzichtelijk, de draagkracht (waar voorheen heel wat protest tegen was om de onevenredige en onredelijke verdeling) beter verdeeld en de inning en opbrengst beter controleerbaar. Pluspunt was ook dat de handel beter kon functioneren. Maar net als voorheen in de steden werden de belastingen ook nu nog verpacht. Dat gebruik verdween pas in de 18de eeuw. Intussen waren onze gewesten van Spaanse in Oostenrijkse handen overgegaan en de economie herstelde zich na de vele jaren van oorlogen. Landbouw, handel en industrie buiten de steden lokten echter opnieuw andere belastingen en tollen uit. De zoutsmokkel is één van de oudste smokkel. Deze ontstond al in 1316 toen er in Frankrijk een accijns op zout werd geheven. Zout was vroeger belangrijker dan nu. Het werd immers gebruikt om allerhande levensmiddelen te conserveren. Bijgevolg was het niet zo verwonderlijk dat op een dergelijk product belasting (accijns) werd geheven (reeds in de 14e eeuw). Gezien sommige provincies vrijgesteld werden van dergelijke belasting, loonde het de moeite om deze specerij te smokkelen. De zoutsmokkel is blijven bestaan tot na de Tweede Wereldoorlog. Ook de Boergondische hertogen verboden de verhandeling van wol, afkomstig uit Engeland, om alzo de tolrechten die moesten betaald worden op het kantoor Grevelingen (Gravelinnes) te ontduiken. De koopwaar werd echter onder ladingen graan of kolen het land binnengebracht. Ook vanuit ons land werd destijds duchtig gesmokkeld. In 1449 probeert Filips, hertog van Bourgondië de accijns (of gabelle zoals ze het noemden) zijn intrede te laten doen in onze gewesten. Al zijn pogingen mislukten echter. In 1459 werd in Bergen op Zoom (dus niet zo ver hier vandaan) een partij clandestien ingevoerde wol in beslag genomen. 63


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Omstreeks 1500 bloeide de kantsmokkel welig. Toen in de 16e eeuw de kantindustrie in Vlaanderen een hoogtepunt kende, belette de Franse regering deze uitvoer door het heffen van hoge invoerrechten. Deze maatregel gaf aanleiding tot een bloeiende kantsmokkel. In de 17 de eeuw is er sprake van een familie, bestaande uit kunsthandelaars, die regelmatig kunstvoorwerpen smokkelden naar Oostenrijkse, Spaanse- en andere gebieden. Zij kenden al het gebruik van geheime bergplaatsen. De figuur van de smokkelaar werd door de lokale bevolking zeker niet als misdadiger beschouwd. Integendeel, hij bracht welvaart in de streek. Het smokkelen was een echt bedrijf geworden dat aan heel wat families brood verschafte. In bepaalde streken richtte men zelfs een soort ‘O.C.M.W’. op voor de smokkelaars waarbij deze maatschappij de families financieel hielp indien een gezinslid door douaniers aangehouden werd. De grens De rijksgrens is ontstaan in 1648 en vormde toen de scheidslijn tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Met het Verdrag van Munster, kreeg ons land er plots een onnatuurlijke grens met Holland bij en ook die grens moest militair als economisch bewaakt worden. De moderne douane was geboren en de Oostenrijkse keizer, Maximiliaan eerst en keizerin Marie-Theresia later, zorgden voor een stevige administratie gebaseerd op een degelijk douanetarief. Dit was de basis waarop de latere douaneorganisatie werd gebouwd en die nog steeds toepasselijk is. In die periode werden op verschillende plaatsen aan onze grenzen palen geplaatst om de precieze afbakening van de grens te kennen. Grenspaal

(Uit boek Douane en Accijnzen blz. 15)

>

De nieuwe economische ontwikkeling vereiste een zeer nauwkeurige omschrijving van het grondgebied. Op meerdere plaatsen werden grenskantoren opgericht en een grensbrigade aangesteld. Een uniform in de echte zin van het woord bestond nog niet: de douaniers droegen wel een band met een herkenningsteken dat kon worden aangekocht. Voor de ontvangers was er zelfs een niet verplichte aankoop van een kepie voorzien. Bij ontslag of pensionering moest dat echter allemaal terug worden ingeleverd. In de 18 de eeuw, en ook nadien nog, werd er duchtig zout gesmokkeld. Getuige hiervan is het standbeeldje van de zoutsmokkelaar anno 1900 in het Nederlandse Stramproy. Onder Oostenrijks bewind, hadden we een intense smokkelactiviteit naar Frankrijk. Men vertrok met tabak, granen, vlasgarens, vee en paarden en men bracht textiel en ‘eau de vie’ mee terug. Het spreekt vanzelf dat men langs de kust met bootjes smokkelden, in het binnenland deed men dat voornamelijk te voet.

64


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Verder was er een georganiseerde smokkel van ‘eau de vie’, sieraden, kousen, bedrukt katoen enz.... En dat de douane soms het onderspit moest delven, bewees de overval op 6 collega's in de nacht van 12 en 13 juni 1751. Ze werden door een bende van minstens 400 smokkelaars aangevallen. De smokkelkonvooien werden begeleid door gewapende kerels. Deze gebruikten hun vuurwapens veel meer tegen de Franse douaniers en veel minder tegen de anderen. Daar hadden ze een reden voor: door de Fransen werden ze vrijwel meteen tot de galeien veroordeeld. Als ze in andere handen vielen kregen ze enkele maanden gevangenis en verbeurdverklaring van de goederen (door gebruik van vuurwapens kon de straf wel verzwaard worden). In 1767 bracht de administratie ook een lijvig boekwerk uit waarin alle vormen van handel in alle dorpen en steden werd beschreven met vermelding van de winkels, fabrieken en de ambachtslui die er werkten. Daarnaast werden ook de productiehoeveelheden aangeduid, de herkomst van de goederen aangegeven en de kans op fraude onderzocht. De grenzen werden strategisch bewaakt: de tolkring ontstond. Het nieuwe devies was protectionisme: beschermen van de eigen productie en goederen, vreemde goederen indien nodig zwaar belasten. Op het einde van de 18 de eeuw gebruikte men paard en kar voor het vervoer van de smokkelwaar. In 1797 werd in Beerse iemand aangehouden die katoen over de grens wilde brengen. Paard, kar en ook de vracht werden in beslag genomen. In Mol werd beslag gelegd op 2 karren en 5 paarden die eetborden, kousen en katoen vervoerden. Aan de Noordergrens werden: 76 ondertassen, 11 peperpotten en 32 suikerpotten in beslag genomen. Beide keren sloegen de smokkelaars op de vlucht. In Boom werd in 1796 een man tegengehouden die een zak zout smokkelde, hieruit blijkt dat de smokkelaars niet allemaal grensbewoners waren. We mogen ook Lieven Bauwens niet vergeten die de fameuze ‘Mule Jenny’ (weefgetouw) in onderdelen uit Engeland smokkelde. Dit betekende bij ons niet alleen het begin van de industriële ontwikkeling maar ook sociale onrust. De Franse organisatie De Franse revolutie overrompelde ook onze gewesten en Franse douaniers kwamen zich naast en boven de bestaande douane aan de grenzen van het nieuwe rijk vestigen. Organisatorisch werd ons land ingedeeld in vier directies: de Directie Duinkerken met o.m. de haven van Oostende, de Directie Brussel met daarin ook Antwerpen, Sluis, Sas-van-Gent, Turnhout en Wuustwezel; de Directie Roermond met o.m. ook La Calamine en Maaseik; de Directie Luxemburg met Sankt-Vith en Butgenbach. Dat was de toestand in 1797 maar nadien wijzigde die zich nog. Groei naar de Belgische douane Na de nederlaag van Napoleon te Waterloo in 1814 werden de Franse troepen uit ons land verdreven en de Franse douaniers, die wegens hun groene uniformen de ‘Groene Jagers’ werden genoemd, volgden hun meesters op de voet. Het ontbreken aan enige douanebescherming leidde in de hiernavolgende periode tot een overrompeling door de overproductie die zich in de jaren van de Continentale Blokkade in Engeland had opgestapeld. Klachten bleven niet uit. Op 20 juni 1814 werd een douanelinie opgericht langsheen de kust en de Franse grens. In Antwerpen, Brugge, Brussel, Gent, Doornik, Leuven en Oostende werden entrepots opgericht.

65


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Naast een overzicht van de plaatsen waar een ontvangkantoor of douanepost was gevestigd (met de namen en rangen van de ambtenaren die er dienst deden) bevatte dit besluit ook, in 52 artikelen, de bepalingen over de in- en uitvoer van goederen, de in- en uitvoerrechten die eventueel dienden geheven te worden en de lijst van goederen, vrij van invoerrecht. In deze laatste tekst kwam slechts één woord Nederlands voor: ‘Huile, noire de Moscovie, dite Speck-traen’. Amper één maand later werd de douanelinie doorgetrokken langs de Nederlandse grens en langs de Maas tussen Venlo en Hastières bij Dinant. Bij deze reorganisatie werden ook nieuwe graden doorgevoerd: de brigadier en de commies te paard.

Grenspaal

(Uit boek: Douane en Accijnzen blz. 17)

Onder Hollands bewind Vanaf 31 juli 1814 kwamen onze gewesten onder het gezag van Willem, prins van Oranje-Nassau en reeds op 14 augustus van dat jaar werd de bevoegdheid van de douane uitgebreid om aldus de smokkel beter te kunnen bestrijden. Deze twee besluiten waren trouwens de rechtstreekse grondslag van wat korte tijd later de Belgische douane zou worden. Het Congres van Wenen (1815) herschikte het toenmalig Europa en onze gewesten werden samen met Holland onder Koning Willem uitgeroepen tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het nieuwe departement van Financiën werd geleid door Jean Henri Appelius. De nog bestaande douanegrens tussen de zuidelijke en de noordelijke provinciën werd op 1 december 1816 opgeheven, er kwam een gemeenschappelijk tarief en een gelijke reglementering voor het hele koninkrijk. De vorige administratie werd opgeslorpt door de ‘Directie der Convoyen en Licenten’ die op haar beurt in 1818 werd samengesmolten met de Directe Belastingen. De vroegere benaming ‘Convoyen en Licenten’ werd vervangen door ‘Douane’ terwijl 66


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

‘indirecte Belastingen’ vervangen werd door ‘Accijnzen’. De nieuwe officiële naam van deze administratie werd ‘Administratie der in- en uitgaande Regten en Accijnzen’ bij Koninklijk besluit van 6 juni 1819. Algemene Wet van 1822 Op 26 augustus 1822 verscheen de ‘Algemene Wet’ die door Appelius was opgesteld en die inzake douane en accijnzen meer dan anderhalve eeuw zal gebruikt worden. Hierin zat ook de samenvoeging van de Administraties van Douane en Accijnzen en van de Directe Belastingen vervat. Vanaf 1 januari 1823 werd het aldus ‘Directe Belastingen, Douane en Accijnzen’ en dat bleef zo tot in 1920. Alle ambtenaren van de beide administraties kregen ontslag voor zover zij niet uitdrukkelijk op hun post behouden bleven of op andere functies werden benoemd. Nadat in het begin van de vorige eeuw België en Nederland enige tijd een staatkundige eenheid vormden, ontstonden in 1830 de twee afzonderlijke landen. Onafhankelijk België Na de onafhankelijkheid van België werd er naast een echte, ook een administratieve oorlog gevoerd tussen België en Nederland: met een bewakingslinie langs de Hollandse kant en het heffen van in-, uit- en doorvoerrechten op goederen van of voor Holland langs de Belgische kant. Maar het tarief en de Algemene Wet van voorheen bleven wel behouden. Een van de eerste realisaties van administrateurgeneraal van Financiën Coghen was de "Voorlopige instructie op de actieve dienst van de douane" van 12 januari 1831. Op 18 maart van dat jaar werden de provinciale directies opnieuw opgericht. In de latere jaren werden nog andere wijzigingen doorgevoerd naargelang de vereisten. Maar dat er toen ook al fameus gesmokkeld werd bleek o.m. uit het feit dat in het parlement vragen rezen om de douanedienst te versterken, een nieuwe degelijke wet op te stellen en de douaniers beter te bezoldigen. Naar aanleiding hiervan werd de grens tussen Nederland en België in 1844 opnieuw zeer nauwkeurig vastgelegd. In Putte kwam deze dwars door het dorp te liggen, ongeveer haaks op de grote weg van Antwerpen naar Bergen op Zoom. Bij de grensovergang staat sinds 1844 de grenspaal met het nummer 257. Van daaruit loopt de grens over de middenas van twee wegen: richting Stabroek is dat nu de Canadalaan (vroeger: Oudbroekweg en de Leempad). Aan Belgische zijde is dit de A.C. Swinnestraat. In de richting van Kalmthout loopt de grens over het Rusland, nu de Grensstraat. De gemeentegrens tussen Kapellen en Stabroek te Putte heeft gezorgd voor een merkwaardige straatnaamgeving aan de doorgaande weg. Kapellen noemt zijn wegdeel ‘Ertbrandstraat’, terwijl Stabroek vanaf de landsgrens tot aan het kapelletje bij de Lepelstraat zijn wegdeel ‘Puttestraat’ noemt. Verder richting Antwerpen zijn beide wegzijden ‘Ertbrandstraat’ genoemd. Dit komt omdat de gemeentegrens slechts gedeeltelijk over de doorgaande weg ligt, namelijk vanaf de landsgrens tot aan de Lepelstraat. Vanaf dit punt loopt de gemeentegrens verder door de Lepelstraat. De landsgrens heeft altijd voor- en nadelen gehad. In sommige opzichten vormde de grens een belemmering. Met name ten aanzien van het vervoer van goederen moesten formaliteiten worden vervuld, wat oponthoud gaf. Prijsverschillen aan weerszijde van de grens leidden tot smokkelpraktijken. Maar de aanwezigheid van de grens met de officiële grenspost trok ook allerlei economische activiteiten. 67


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Er kwam werkgelegenheid voor douaniers. Banken streken er graag neer en het vele verkeer, wat vooral na de Tweede Wereldoorlog enorm toenam, was gunstig voor de plaatselijke middenstand. Aan de Nederlandse zijde kwam in dit kader een winkelopenstelling op zondagen tot stand. Hiermede had Putte in Nederland een, zij het niet unieke, uitzonderingspositie. Anderzijds veroorzaakte het drukke verkeer regelmatig geluidsoverlast en opstoppingen. Zelfstandige administratie Als gevolg van de omschakeling van protectionisme naar vrijhandel werd in 1865 de douanewetgeving omgevormd: zo werden bv. in 1872 de invoerrechten op voedingsmiddelen afgeschaft en vanaf 1878 mocht ook vlas, jute- en hennepgaren vrij binnen. In het binnenland bestonden echter nog steeds een aantal binnenlandse taksen: de octrooien aan de stadspoorten en de bareelrechten. In 1860 werden de octrooien afgeschaft en in 1880 waren alle bareelrechten verdwenen. Dat betekende meteen het einde van alle middeleeuwse tollen. 1830 Vanaf 1830 waren er ook Belgische douaniers, die met een degelijke, weliswaar Franstalige handleiding, konden lezen hoe ze de smokkel moesten bestrijden. Men vond hierin bijvoorbeeld een manier om het gewicht te berekenen van een koe. Niet alleen dat, maar de handleiding ging ook over de persoonlijke gedragslijn van de voorbeeldige ambtenaar; hoe hij zich diende te hoeden voor de omgang met de inwoners (vooral de vrouwelijke) van zijn standplaats en wat hem te doen stond indien hij verliefd werd op een plaatselijke schone (dat kon gebeuren). Zowat alle producten kwamen in aanmerking om gesmokkeld te worden, als het verschil in prijs tussen de beide landen maar interessant genoeg was. In de 19 de eeuw lezen we in verschillende persberichten: Juni 1843: "Smokkel met binnenschepen geladen met kalksteen". Douaniers krijgen de opdracht elk schip grondig te onderzoeken. Zo vist men 170 stukken katoen op. Waarschijnlijk werd deze smokkelwaar "uit schrik" overboord gegooid. Januari 1842: "Smokkelhonden beladen met kousen werden neergeschoten" Dit gebeurde in de buurt van Merksplas. Ja U leest het goed! Ook honden werden gebruikt om te smokkelen. Bijvoorbeeld bij smokkel van textiel (kousen en kant) en ook tabak. In het begin van de 19 de eeuw werden langs de Frans-Belgische grens zomaar eventjes 40.300 honden neergeschoten! Zij waren speciaal opgeleid voor smokkel van kant. Deze dieren werden goed getraind. Het waren vooral herdershonden en ze werden regelmatig door een als douanier verklede persoon afgeranseld. Ze werden alleen gestreeld door hun meester en directe familieleden. Zo kweekte men een afkeer voor alles wat douanier was en een verlangen naar huis. Op elke hond die kan gedood worden stond een prijs. Begrijpelijk dat de douaniers hun best deden. Na een tijd werden ook douanehonden ingezet. Deze haalden gemakkelijk de smokkelhond in omdat zij geen last droegen. Als ze echter oog in oog stonden met hun tegenstander kwam het dikwijls tot bloedige gevechten. De smokkelhond droeg immers ijzeren pinnen of brede banden met stalen punten om zich te verdedigen. De smokkelaar werd door de plaatselijke bevolking als een held beschouwd. Hiervan getuigt een krantenknipsel uit 1889, toen in Turnhout iemand werd gearresteerd, werden de douaniers door de bevolking met stenen bekogeld. De smokkel brengt in vele gezinnen brood op de plank. 68


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Smokkelaars in Putte ( Uit ‘Gazet van Antwerpen 11.5.1894’). Daar wij hier in Putte direct bij de grens wonen, is het niet te verwonderen dat er gesmokkeld wordt, vooral Hollandse tabak en sigaren. Wel doen onze douaniers trouwe dienst, maar de smokkelaars hebben ook enen reuk gelijk speurhonden. Zondag echter vonden zij zich bedrogen. Rond 10 uur ‘s avonds kwamen er 5 man met pakken geladen, ter hoogte van ‘t Hoogeind, nabij het hof van M. de Cocquiel, toen eensklaps twee douaniers, Camille Blomme en Henri Verhoeven dapper toeschoten. De smokkelaars, door een signaal gewaarschuwd, konden juist en met moeite nog de vlucht nemen, maar moesten hun pakken, wegende 137 kg tabak in bladen, in de steek laten. Deze werden naar het bureel van de ontvanger te Putte vervoerd. In tegenstelling tot wat we rond het jaar 1900 zoal lazen, wanneer de smokkelaars zich in hoofdzaak toelegden op het overbrengen van runderen, schijnt in deze periode van 5 jaar vroeger de tabak vooral in trek te zijn geweest. Nog maar amper een goede maand later, op 3 augustus, hadden de douanen weeral succes, ditmaal in de bossen te Zandvliet, waar ze 142 kg tabak buit maakten. Op 19 augustus was het weer bingo voor de wetsmannen met een superbuit van 200 kg. Dit keer waren de smokkelaars met zessen, één ervan heeft men kunnen aanhouden. In 1897 neemt de smokkel zelfs zulke verhoudingen aan, dat er in bepaalde grensgemeenten (o.a. Hoogstraten) een smokkelaarsvereniging werd opgericht. Elk lid diende 10 Bfr. te betalen. In ruil hiervoor bood die vereniging (zeg maar vakbond) bij aanhouding financiële hulp aan de familie. Tabak Het was Columbus die als eerste tabak meebracht vanuit Amerika. Al vlug raakten velen verslaafd en bloeide de handel. De plant bleek daardoor ook geschikt voor het heffen van accijnzen. Door het tabaksmonopolie, ingesteld door Napoleon, werd de tabak bij onze zuiderburen merkelijk duurder zodat het smokkelen ervan opnieuw winstgevend werd. Ook in het begin van de 20e eeuw was de tabakssmokkel een aantrekkelijke bijverdienste en dit niet alleen voor gelegenheidssmokkelaars. De ‘beroeps’ trokken erg vaak in groep de grens over en volgden uitgestippelde routes.

Tabaksmokkel.

(Uit boek: ‘Douane en Accijnzen’ blz. 28)

69


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Ze werden ook bijgestaan door bespieders en helpers. De tabakssmokkel ging ook na W.O. l gewoon verder maar stilaan verdween het romantische gedoe en maakte het plaats voor de gemotoriseerde smokkel. Het werd de tijd van de gepantserde vrachtwagens, de kraaienpoten, de wegversperringen en schietpartijen. Door de verbetering van het maatschappelijk leven en de hogere lonen kwam er een einde aan de tabakssmokkel. Oorlog Putte heeft door de eeuwen heen veel te lijden gehad van oorlogen, plunderingen en verwoestingen. Gedurende de tachtigjarige oorlog raakte Putte in 1582/83 ontvolkt. Veel gebouwen, waaronder de kerk werden verwoest. Grote plaatsen hadden vaak niet alleen een omwalling, maar ook nog daarbuiten diverse versterkingen. Zo ook Antwerpen. Tussen 1860 en 1865 kwam ter hoogte van de huidige Ring, een grote omwalling van 13 km tot stand, met nog verder van de stad afgelegen een gordel van acht forten. De reikwijdte van het geschut werd groter in de loop der jaren en dat leidde tot een nog verder van de stad gelegen verdedigingslinie (Buitenlinie), welke tussen 1878 en 1897 tot stand kwam. Fort Kapellen bijvoorbeeld kwam tussen 1893 en 1897 tot stand. Na 1906 werd de buitenlinie aanzienlijk verbeterd door de bouw van 11 nieuwe forten en 12 nieuwe schansen. Fort Ertbrand was één van de nieuwe forten. De Galgenstraat diende als toegangsweg vanaf de baan van Kapellen naar Putte. Bij de aanleg van het fort, gestart in 1908, werd een afzonderlijk spoor gelegd vanaf Stabroek naar Putte. In 1914 was het fort niet af. Ondanks al deze inspanningen bleek de fortengordel in de Eerste Wereldoorlog tegen de Duitsers het slechts enkele dagen uit te houden. Een dodelijke grens tussen België en Nederland Op 4 augustus 1914 vielen de Duitse troepen ons land binnen en overrompelden het op korte tijd, afgezien tenminste van de IJzervlakte die gedurende de volgende vier jaar een loopgravenoorlog kende. Eind oktober 1914 waren de Duitsers doorgedrongen tot aan de IJzer. Daar heeft men de Duitsers gestopt door het onder water zetten van de IJzervlakte. Antwerpen was al eerder gevallen. Veel Belgische soldaten zaten toen in de val. Ze konden enkel nog weg door over de Nederlandse grens te vluchten, waar ze dan geïnterneerd werden, tenminste als ze in uniform waren. Vandaar dat sommigen hun uniform uittrokken en zo over de grens trokken. Nederland was bij deze oorlog neutraal en dat had uiteraard heel wat gevolgen voor ons eigen land. Niet alleen wat de bevoorrading van levensnoodzakelijke goederen betrof, maar evenzeer wilden de mensen om allerlei andere redenen de grens tussen beide landen overtrekken naar het vrije buurland. Uiteraard wilde de bezetter dat met alle mogelijke middelen beletten. Een ervan was het afsluiten van de Belgisch-Nederlandse grens met een elektrische draadversperring die voor velen een dodelijke grens werd. Vooral bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 bood de grens een zekere bescherming voor de bewoners van Putte-Nederland, omdat België in oorlog was en Nederland niet. Een versperring met prikkeldraad maakte toen de grenslijn pijnlijk zichtbaar.

70


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Foto: Prikkeldraadversperring in de Grensstraat (1940-45)

‘Etappengebiet’ In het door de Duitsers bezette gedeelte van België leefde de bevolking van 1914 tot 1918 onder verschillende omstandigheden. Ongeveer een derde van het grondgebied behoorde tot het zogenaamde ‘Etappengebiet’. Dit was een zone die de provincie West-Vlaanderen omvatte, het grootste gedeelte van de provincie Oost-Vlaanderen (alleen het noordoosten niet), het westen van Henegouwen en het zuiden van Luxemburg. Deze zone, die aldus het frontgebied van West-Vlaanderen en Frankrijk afsloot, ressorteerde uitsluitend onder militair bestuur wat een harder regime betekende dan in de rest van het land. Baarle-Hertog-Nassau werd door zijn uitzonderlijke ligging door de Duitsers uitgeroepen tot ‘Speciaal gebied’. Het ‘Etappengebiet’ was ook van de rest van het land afgesloten en elke communicatie was verboden. Voor het reizen naar deze zone waren speciale paspoorten nodig: zij waren slechts voor zeer beperkte tijd en tegen veel geld te verkrijgen.

Speciaal paspoort

(Uit: ‘De Schakel’ 47 ste jaargang – oktober 1996 – nr. 3 - blz. 4)

71


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Zo was het voor die soldaten weer mogelijk de legereenheid te vervoegen. Men scheepte in Rotterdam in, als werkzoekende in Engeland? Eens daar aangekomen meldde men zich bij de militaire autoriteiten die er verder voor zorgden dat men terug bij zijn compagnie kwam. Niet alleen soldaten maar ook talrijke vrijwilligers trokken op die manier de grens over om soldaat te worden. De Duitsers had den daar natuurlijk al rap weet van. De Duitsers versterkten de linie als onderdeel van de zogenaamde Hollandstelling (vanaf het Zwin tot aan Turnhout). Nederland was namelijk neutraal gebied in de Eerste Wereldoorlog. Van daaruit vreesden de Duitsers een aanval van de geallieerden. Smokkel Als gevolg ontstond al vanaf de eerste maanden van de oorlog (de wintermaanden 1914-1915) een toenemende schaarste en gebrek bij de Belgische bevolking. Vele goederen waren in België niet meer te verkrijgen of slechts tegen zeer veel geld. De zwarte markt kende een enorme bloei. De industrie had vooral te kampen met een groot gebrek aan de noodzakelijke grondstoffen. De binnenlandse productie was totaal ontoereikend om de eigen bevolking van de nodige levensmiddelen te voorzien. Horendonk, Nieuwmoer en Putte waren beruchte smokkelplaatsen. Smokkelaars, en dan vooral de mannen, smokkelden de echte waar. Wanneer het dames betrof ging het vaak om het versassen van brieven bestemd voor mensen aan de andere kant van de meet of voor diegenen die in de frontsector van de IJzer verbleven. Dit ‘versassen’ gebeurde meestal zonder vergoeding. Met al de andere smokkel werd geld verdiend en vele mensen maakten er zelfs hun broodwinning van. Niet alleen soldaten maar ook talrijke vrijwilligers trokken op die manier de grens over om soldaat te worden. De Duitsers had den daar natuurlijk al rap weet van. Als tegenmaatregel bouwden ze een elektrische draadversperring langs de BelgischNederlandse grens. Die draad volgde niet precies de grens. Het smokkelen gebeurde echter in twee richtingen. Enerzijds werden er b.v. poppen vlas van België naar Nederland gebracht, anderzijds smokkelde men suiker, boter, vet, ajuin, meel, aardappelen en andere voedingswaren vanuit Nederland naar België. Daarnaast was er ook een ruilhandel ontstaan tussen beide landen. Zowel de smokkel als de ruilhandel waren niet zonder risico. De elektrische draadafsluiting Uiteraard was dat allemaal niet naar de zin van de Duitse bezetter die dan ook spoedig tegenmaatregelen nam om die smokkel tegen te gaan. Vanaf l november 1914 werd de grens tussen beide landen gesloten. Eerst met een verscherpte bewaking, later werd een prikkeldraadversperring aangebracht langsheen de hele grens. Blijkbaar bleek dat allemaal nog niet voldoende te helpen en in de tweede helft van 1915 werd de prikkeldraadafsluiting vervangen door een afsluiting van zowat l,50 m hoog met elektrische draden. Nadien werd deze afsluiting nog verhoogd en aangevuld door nog twee draadafsluitingen zonder elektriciteit. Die afsluiting bestond meestal uit drie rijen draden op anderhalve tot verschillende meters van mekaar. Ze telde meerdere draden op ongeveer 25cm boven elkaar. Het was verboden deze draadafsluiting tot op 500m te naderen en de schildwachten kregen bevel om te schieten op iedereen die zich op minder dan 30 m van de draad bevond. 72


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

De niemandszone tussen twee draadafsluitingen werd geheel vrij gemaakt: bomen werden gerooid, bossen werden desnoods gekapt, akkers mochten niet meer bebouwd worden. Waar het nodig bleek, werden ook de huizen die tegen de grens aan stonden afgebroken. De bewoners werden geëvacueerd, soms zelfs gewoon over de grens gezet zonder veel omhaal. En omdat dat allemaal nog niet hielp, werd nog later deze gehele afsluiting onder elektrische hoogspanning gezet met een stroomsterkte van 5.000 volt. Elke aanraking was meteen dodelijk.

"In die tijd hadden de inwoners van onze dorpen nog geen benul van elektriciteit en zij moesten stilaan leren dat deze draden dodelijk waren. Dit verklaart trouwens het groot aantal dodelijke slachtoffers dat toen is gevallen", zegt Thieu Kunnen. In de volksmond kreeg deze draad de naam van ‘fil électrique’ maar die werd spoedig vervangen door de triestere benaming van ‘Doodendraad’. Heel wat kandidaatvluchtelingen hebben er inderdaad hun leven gelaten hetzij dat ze geraakt werden door de hoogspanning hetzij dat ze vielen als slachtoffer onder de kogels van de Duitse schildwachten. Van Maastricht tot Zeeland werd de Belgisch-Nederlandse grens aldus afgezet met een draadafspanning die in rechte lijn langs de grens liep. Wat betekende dat op een aantal plaatsen de Belgische inhammen in Nederland gewoon afgesloten werden van de rest van het land. Hij werd in een min of meer rechte lijn langs de grens aangelegd. Zodoende werden inhammen van het Belgische grondgebied in Nederland, als het ware van de rest van het land afgesneden. Aan de grens van deze inhammen waren Nederlanders en Duitsers gelegerd. Langsheen de draad stonden wachthuisjes. De elektrische hoogspanningsleiding diende: 1) om de jonge mannen de vlucht naar (neutraal) Nederland te beletten. 2) om de smokkelaars tegen te houden. De Duitse bezetting had voor de inwoners van ons land zeer zware gevolgen: daling van de productie, inkrimping van de voorraad kapitaalgoederen en een massale vermindering van de werkgelegenheid. Waar men eerst probeerde dat tekort aan te vullen door b.v. na de oogst op het veld korenaren te gaan lezen (lees: de afgevallen korenaren in te zamelen) of erwten en aardappelen te gaan rapen op de akkers, bleek dat al spoedig niet voldoende en men zocht naar andere manieren. Gevolg: de smokkel nam toe.

73


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Smokkelen was een gevaarlijke bezigheid. Drie rijen draad moesten gepasseerd worden. Tussen deze draden patrouilleerden de Duitsers. Aan de overkant waren het de marechaussees die op de loer lagen. Verschillende mensen hebben het smokkelen met de dood moeten bekopen. "Op 't Hollands zijn er ook doodgeschoten. Want de Hollanders waren geen gemakkelijke, zij schoten ook naar de smokkelaars om ze te raken. De Duitsers keken zo nauw niet want toen ze bij ons lagen hielpen ze ons met smokkelen. Er waren daar ook goede en minder goede bij." Brieven Een ander grensverschijnsel was het feit dat vele jonge mannen, uit vrees te worden opgeroepen voor de Duitse legerdienst of om te worden opgepakt, probeerden naar Nederland te ontkomen. Hetzij met de bedoeling om er het verder verloop van de oorlog af te wachten, hetzij om van daaruit verder te trekken naar andere landen of om zich opnieuw aan te sluiten bij het Belgisch leger achter de IJzer of in het buitenland. Hoe werden de brieven gesmokkeld? Briefwisseling tussen de gevluchte en hun familie in bezet België was officieel zo goed als onmogelijk. Er was wel het Rode Kruis te Genève dat zich in die tijd zeer verdienstelijk heeft gemaakt maar waarvan al de correspondentie aan de Duitse censuur onderworpen was. Smokkelen dus maar weer. "Alleen uit Baarle-Hertog vertrokken elke nacht tenminste 12 smokkelaars naar België, elk met 2 à 3kg brieven." We moeten onderscheid maken van families buiten de draad en binnen de draad. Voor de families was het zeer gemakkelijk om met hun zonen of vaders in contact te komen. Men trok naar een Hollands familielid of bevriend gezin. Men schreef daar de brief. Die ging recht naar Engeland en zo naar het front. Wanneer nu de soldaat terug schreef, adresseerde hij de brief op het Hollands adres. De Putse familie ging daar de brief lezen maar liet hem in Holland. Het was veel te gevaarlijk want als de Duitsers je pakte vloog men naar de Begijnenstraat. Vandaar dat men de brieven in Holland liet. Men vertelde mondeling het nieuws wel.

74


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Voor families binnen de draad was het heel wat moeilijker. Die hadden minder Hollandse familie en vrienden. Geen nood echter, soldaten helpen elkaar. Men had al gauw in de gaten dat sommigen aan 't front, regelmatig post ontvingen. Die vertelden dan hoe zij dat klaarspeelden en gaven hun eigen Hollands adres door. Die brief kwam dan toe in Nederland. Vrouwen en kinderen brachten die brieven mee naar Putte. Met allerhande middeltjes werd nu gezocht de brieven binnen de draad te krijgen. Arbeiders die in een belangrijke industrietak werkten kregen een doorgangspas. Hier van werd gretig gebruikt gemaakt om brieven mee te geven. Men dacht wel allerhande middeltjes uit om de brieven te verstoppen, zodat ze bij de doorgangspost niet gevonden werden. Tal van andere trucjes werden uitgedacht. Men kon ook de brieven verzwaard met een steentje over de draad gooien maar dan moest aan de overzijde iemand klaar staan. Van te voren werd dan wel een teken gedaan dat alles veilig was, want ook naast de draad patrouilleerden regelmatig Duitsers te paard. Overeengekomen tekens waren zoals: dakvenster open, een weinig open, ver open. Aan de overkant kon men dat zien en ze kenden de betekenis er van. Eens binnen de draad werd door een speciale koerierdienst de brief op zijn bestemming gebracht. De post was volledig in handen van de Duitsers en brieven mochten niet verzonden wor den, wel de gekende open brief- en zichtkaarten. Uiteraard was het zo dat langs dezelfde weg en tegelijk met die brieven ook legerberichten werden overgesmokkeld. Niet alle brieven kwamen echter ter bestemming. Eind maart 1991 werd op de speelplaats van de kleuterschool te Wildert (Essen), bij graafwerken verricht door Eric Van Leeuwen met een ploeg medewerkers van het oudercomité, een fles gevonden met brieven uit de wereldoorlog 1914-1918. Die brieven zijn dus nooit ter bestemming gekomen. Spijtig genoeg zijn ze door het vocht bijna onleesbaar geworden. Postduiven In een aantal gevallen werden voor het smokkelen van brieven of berichten ook duiven gebruikt die dan op hun beurt telkens ook weer opnieuw moesten worden overgebracht. In W.O. l was een van de maatregelen die door de Duitsers genomen werden, het onderbrengen van alle postduiven in Brussel, dit om spionage tegen te gaan. Nu was het zo dat bepaalde mensen aan de grens over een speciale toelating beschikten om ze te passeren. Mon, de vader van Leontine, had voor het uitbreken van de oorlog, goeie duiven. Toen hij uitweek had hij zijn beste twee duiven meegenomen. Hiervan wist Paul Meert handig gebruik te maken om zijn informatie over het verloop van de strijd bij het begin van de oorlog op peil te houden. Mon zijn duiven werden door tussenkomst van iemand, die over een toelating beschikte, naar België meegenomen en kwamen aldus praktisch bij het front terecht. Daar werd hun dan een briefje aan de poot bevestigd met in het kort de vermelding van het verloop van de krijgsverrichtingen. Een paar dagen later zaten de duiven van Mon terug op hun hok. Tot viermaal toe was het hen gelukt om aldus het nieuws over te brengen. Waarschijnlijk zijn deze duiven bij de laatste poging neergeschoten. Rondvliegende duiven werden namelijk onherroepelijk doodgeschoten door de Duitsers. Wordt vervolgd. Jos Nuyes. ______________________________________________________________________

75


’t Bruggeske jaargang 39 - juni 2007 – nummer 2.

Publiciteit van toen…

Uit: ‘ Ons Land ‘ 20 ste jaargang – nr 17, blz 534 – 24 april 1937.

___________________________________________________________________

Archiefdagen Heemkring Hoghescote Antwerpsesteenweg 2 - Kapellen Lokaal ‘ De Kroon’. De eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur. en de tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur.

76



FTKGOCCPFGNKLMU""VKLFUEJTKHV""ÓV"DTWIIGUMG HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ANTWERPSESTEENWEG 2 BUS 2 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083

BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1

!"#$%%&'()*!'%%!'+,'(% -"#*'&%% %%%%%%%%%%*./0.12.% %%%%%%%%%%%%%%%%#34560708292.%% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%#90.62.% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%-32:9;<=025%

!!

>"(#&&,(??,%@A B -?#'CC'+%DAEF%% ,'CG%F@HIFEHJDHIK%% 2BL403G%8<=M529N08282.629O5;M.26H/2% %

BC 30832


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.