’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
‘t Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring " Hoghescote v.z.w. " te Kapellen. Zetel: Antwerpsesteenweg 2 - Bus 2 - 2950 Kapellen.
39e jaargang – nummer 3
1 september 2007
_______________________________________________________ In dit nummer... -
Bladwijzer. - 77 Verslag tentoonstelling ‘Oud Gemeentehuis’. - 78 Nog in verband met ‘Oud Gemeentehuis’.. - 80 Filmvoorstelling over Kapellen, vroeger en nu. - 80 Het Eilandje. - 81 Verslag bezoek museum Augustijns. - 81 Aanwinsten voor Heemkring Hoghescote. - 82 Archiefdagen Heemkring Hoghescote. - 83 Historiek van ‘De Nieuwe Wijk’. - 84 Bezoek mee de Nieuwe Wijk. - 94 Alles met mate. - 95 Putte met de douanen, de smokkelaars... - 98 Het verkeersreglement anno 1899. - 115.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage.
_____________________________________________________________________ Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger – Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.42.67. 2007 - Copyright "Heemkring Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Heemkring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968.
_____________________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 10 Euro en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Heemkring Hoghescote’ v.z.w. – Antwerpsesteenweg 2 – Bus 2, 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro.
Archiefdagen Heemkring Hoghescote – Antwerpsesteenweg 2 Kapellen. Lokaal “De Kroon”. De eerste dinsdag van de maand van 14 tot 17 uur. De tweede donderdag van de maand van 19 tot 22 uur.
77
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Tentoonstelling “Oud Gemeentehuis” 100 jaar jong. Als heemkring kon en mocht Hoghescote de 100ste verjaardag van het meest imponerende gebouw in onze dorpskom niet ongemerkt laten voorbijgaan. Reeds een jaar voordien werd gestart met de voorbereidingen van een waardige herdenking van deze dag – 9 juni 1907 –, waarop het gebouw officieel als gemeentehuis werd ingehuldigd. Hoghescote slaagde er dan ook in om exact honderd jaar na datum – 9 juni 2007 – een tentoonstelling te openen waarop meer dan honderd foto’s werden vertoond, alle genomen in het gebouw. Vele Kapellenaren hadden immers onze oproep beantwoord en ons een kopie van hun trouwfoto bezorgd. Samen met de foto’s van alle burgemeesters die ooit hier de gemeenteraad voorzaten en deze van de politie en de brandweer, die eveneens gebruikers van het gebouw zijn geweest, kon hierdoor een vrij goed beeld worden getoond van de verschillende functies die het gebouw tijdens zijn bestaan heeft vervuld.
Ingang van het Oud Gemeentehuis tijdens de openingsreceptie –
(Foto Hoghescote).
Tijdens de avonduren van 9 juni had uiteindelijk de officiële opening van de tentoonstelling plaats waarbij aan de Hoghescoteleden en vele genodigden door het gemeentebestuur een receptie werd aangeboden. Ook de leden van het “Vrij Atelier” die gelijktijdig hun jaarlijkse kunsttentoonstelling hielden, hadden voor deze gelegenheid hun werken in de geest van het 100 jarig bestaan van het gemeentehuis opgebouwd. Kunstenaar, Freddy Lemmens had trouwens een prachtige pentekening van het gebouw gemaakt, die de uitnodiging voor de receptie sierde en kleur gaf. Tijdens de receptie werd ook het boek “1907 - 2007 - 100 Jaar Oud-Gemeentehuis” van de hand van Hoghescotevoorzitter, R. Balbaert, voorgesteld. In zijn toespraak dankte burgemeester, Luc Janssens, de auteur voor dit secure naslagwerk waardoor eens te meer een waardevolle bijdrage wordt geleverd aan de literatuur over Kapellen. Ook de andere leden van Heemkring Hoghescote werden in de hulde betrokken en dit voor het organisatie van deze viering en het vele opzoekwerk dat zij verrichten teneinde het behoud van de dorpsgeschiedenis te verzekeren. In kleine groepen en onder leiding van een Hoghescote bestuurslid werd daarna de tentoonstelling bezocht. Tevens stonden de lokalen van de heemkring, gelegen in de kelderverdieping van het gebouw, open voor het publiek waarbij vele bezoekers 78
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
verrast vaststelden welke hoeveelheid aan informatie door Hoghescote bewaard wordt. Een filmpje over en rond het gemeentehuis van de hand van A. Huibrechts vormde een algemeen gewaardeerd sluitstuk van deze memorabele avond.
Bezoek van het gemeentebestuur en minister Van Mechelen.
(Foto Hoghescote).
Tijdens de weekends van 9 - 10 juni en 16-17 juni bleef de tentoonstelling geopend voor het publiek. Gedurende deze vier openingsdagen toonden 602 bezoekers bij het bekijken van de verschillende foto’s zich enthousiaste vorsers. Menige discussie over wie wie was werd daarbij gevoerd en soms aangevuld met meest bizarre anekdotes. Ook de Smoldersklok kon tijdens deze dagen gratis bezocht worden, wat dan ook door vele bezoekers in dank aanvaard werd.
Algemeen zicht op de tentoonstelling
( Foto Hoghescote).
Met dank aan: - het gemeentebestuur voor haar medewerking en logistieke steun, - brandweer Kapellen voor het ter beschikking stellen van materiaal en mankracht, - “Het Vrij Atelier” voor hun medewerking en goede samenwerking, - de heer Freddy Lemmens voor het maken van de pentekening van het gebouw, - provinciaal museum van de rijkswacht voor het uitlenen van de politie-uniforms - de gidsen van de Smoldersklok. - alle bestuursleden van Hoghescote voor de vele gespendeerde uren. 79
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Nog in verband met 100 jaar Oud-Gemeentehuis. Velen onder u hebben het boek" 1907-2007 100 jaar Oud-Gemeentehuis" gekocht. Voor hen die niet de gelegenheid hadden om onze tentoonstelling te bezoeken kunnen wij melden dat er nog enkele boeken te koop zijn. Hebt u belangstelling om het boek aan te schaffen (slechts 10 euro) geef dan een seintje naar Roger Balbaert, tel. 03.664.57.22 of stuur een mailtje: roger.balbaert@skynet. be. U kan het boek ook afhalen: Dorpsstraat, 59 bus 7 te Kapellen (vooraf verwittigen). Wij verontschuldigen ons voor enkele kleine drukfouten die geslopen waren in de eerste druk en vragen om de volgende zaken te verbeteren: Bladzijde 99: De Backer Frans was gehuwd met Verberck Maria en niet Verbeek Maria. Bladzijde 101: Jacobs Jan was burgemeester tot 15 juni 1944 en niet 15 juni 1945. Bladzijde 112: De Ren Antoon was schepen van 9 september 1958 en niet van 9 september 1959. Bladzijde 125: bij De Schutter Jan Baptist staat de foto afgedrukt van De Schutter Jan Frans (zie bladzijde 113). Wij hebben de foto van De Schutter Jan Baptist laten kopiëren waarvan u een exemplaar kan bekomen bij ondergetekende. Het bestuur van Hoghescote wenst U nog veel leesgenot. Roger Balbaert.
Filmvoorstelling over Kapellen, vroeger en nu. Na het succes van het filmpje “100 jaar Oud Gemeentehuis”, vertoond tijdens de tentoonstelling van en rond het jarige gemeentehuis, hebben wij van de maker ervan, de heer André Huibrechts, vernomen dat hij nog meerdere films over onze gemeente gemaakt heeft. Hij is trouwens een fervent filmmaker en heeft daarbij reeds verschillende eervolle vermeldingen in diverse wedstrijden behaald. Hoghescote heeft dan ook deze gelegenheid aangegrepen om samen met André een programma van documentaire filmpjes over onze gemeente samen te stellen die inwoners welke geïnteresseerd zijn in ons dorp zeker zal aanspreken. Het programma (kan nog aangepast worden) ziet er uit als volgt:
Kapellen bruist - Oud-Gemeentehuis – Arboretum – Pauze – Klokkendokter - Tunnelwerken. De voorstelling is gepland in zaal Het Kerkske – Kapelsestraat te Kapellen op zaterdag 6 oktober 2007, met aanvang 15.00 uur en einde omstreeks 17.00 uur. Inkomprijs: leden Hoghescote: 3 euro, niet-leden: 4 euro. Reservatie vóór 30 september bij volgende twee personen: Chris Alen tel. 03-664 05 01 of e-mail chris.alen@skynet.be of Francois Groenewege tel. 03-665 00 87 of e-mail francois@groenewege.com . Na inschrijving betaling op rek. 413-7205071-65 van Heemkring Hoghescote vzw Antwerpsesteenweg 2 bus 2 te 2950 Kapellen, met vermelding van het aantal personen en “film”.
80
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Het Eilandje Het Eilandje is het gebied dat begrensd wordt door de Schelde, het Kattendijk-, Verbindings-, Willem- en Bonapartedok. Gedurende honderd jaar, van 1869 tot 1969 was het enkel bereikbaar via een van de bruggen. Verscheidene planologen zijn, gestimuleerd door buitenlandse voorbeelden, tot de conclusie gekomen dat het oudste gedeelte van de Antwerpse haven, dat nu al jaren zijn oorspronkelijke functie heeft verloren en zowat ligt te verkommeren, de enige ideale plaats is om nog dicht bij het stadscentrum de woonzone uit te breiden. Op 7 oktober 1987 werd "Het Eilandje", na meer dan 3 jaar discussie, een herwaarderingsgebied. Wil je dit alles eens van dichterbij bekijken? Dit kan op zaterdag 29 september 2007. We komen bijeen aan het loodswezen om 14u. en het einde is voorzien rond 17u. Er wordt een sanitaire stop gehouden in het Pomphuis. We zullen gegidst worden door een lid van Hoghescote. Prijs: 2 euro ter plaatse te betalen Inschrijven kan bij: Chris Alen tel. 03-664.05.01 of e-mail chris.alen@skvnet.be Francois Groenewege tel. 03-665.00.87 of e-mail francois@qroenewege.com
Het bezoek aan het museum Augustijns te Wuustwezel. Het was prachtig, een tolhokje van vroeger, oude ambachten zoals de smid, de elektrieker en de timmerman werden eerst door onze gids toegelicht aan de hand van het gereedschap dat we te zien kregen. Oude zekeringen, telkasten, draad, oude voltmeters en schakelaars te veel om op te noemen.
81
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Bij de smid een oud paardentuigtoestel waar vroeger de paarden hun hoefijzers kregen, de smidse zelf met de nodige hamers en gereedschappen, daarna de timmerman zijn schaaf, boor en draaibank maar dan wel aangedreven door niet beschermde riemen en allemaal door één motor. Daarna de grote hangar, met de praalwagens, de brouwerswagen, de ijswagen met de koperen deksels, de leuvense stoof, de oude brandweerwagen, een oude diamant werkplaats enz.. Je moest erbij zijn om dit allemaal te vatten. Na een welverdiende versnapering denk ik dat we allemaal weer genoten hebben van wat nostalgie. Tot een volgende activiteit. Cois.
Aanwinsten voor het Hoghescote-archief dank aan de schenkers: - van de familie Cleiren – Weyers een zilveren ereteken van erkentenis van de Nationale Bond der Katholieke Turnkringen, 1937 en zes notariële akten - van de heer Petrus Vervoort: diverse filmen over de Kapelsestraat en haar kerk - van de heer Raymond Roelands een affiche van het Davidsfonds afdeling Kapellen van 20 juli 1919 - van de directie van Mater Salvatoris en van de Broederschool kregen we vijf mappen met oude foto’s - van de heer Albert De Wagter uit Ekeren, het archief van 30 jaar orgelist in de St-Jacobuskerk te Kapellen - van de heer Paul van Bockel kregen we vijf delen van “Geschiedenis van Antwerpen”, door Floris Prims, rouwbrieven en twee medailles van de douanediensten - van de familie Mertens een pak bidprentjes - van de familie Koolen twee oude trouwboekjes en enkele badges van Patria turnkring - van de heer Wuyts een pak bidprentjes - van de familie Deneve: verschillende dozen met bidprentjes, rouwbrieven, huwelijksaankondigingen, prentjes van eerste en plechtige communie - van de familie Gazin een film over de optocht voor de honderdjarige T. Janssens 82
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
-
van de heer Plompen ontvingen wij een stel oude stafkaarten en 2 foto albums over de oud-strijders van Kapellen van de heer Robert Schelfout: archief van het ACW afdeling Kapellen E.H. Van Helden schonk een pak bidprentjes van de heer Robert Raemaekers: een korte historiek van OKRA Kapellen Centrum van de heer Vernimme: 1 didactische wandplaat i.v.m. de Vrede van Fexhe van de familie Guy Van de Perck een blokfoto met een oud zicht op de Antwerpsesteenweg van de heer Frans Meeus ontvingen we het boek “Leven aan de grens” van Dhr Bauwerijns ontvingen we een pak foto’s uit de oude doos. mevrouw Huygen schonk ons diverse reglementen voor rijkswacht en politie van Albert Jadoul kregen we het tijdschrift “De Geuzen” de familie Voet – ’t Jolle uit Kalmthout schonk ons rouwbrieven, rouwtelegrammen, familiefoto’s en familiedocumenten van de familie Janssens verkregen we vier medailles de familie Herman De Meulenaere schonk ons nieuwe vloerbekleding voor onze tentoonstellingsruimte welke meteen ook geplaatst werd van cv Liberaal Huis ontvingen we het boek “Jacky Buchmann” Peter Yzermans schonk ons een bierbak van brouwer Van Aerde, bierflessen van diverse brouwerijen en een apothekersfles van K.W.B. Zilverenhoek – Kapellen, maandbladen “Heet van de Naald”. van het Documentatiecentrum van de Antwerpse Noorderpolders ontvingen we een bierfles van de Kapelse brouwer Florimond Raes van mevrouw Marie Paule Schelfout kregen we twee militaire foto’s de familie Hautekier schonk ons een doos bidprentjes, oude kerkboeken en de boekenreeks “Le panorama de la guerre 1939-1945”
Aankopen gedaan ter verrijking van het archief -
boek “Ellendelingen voor galg en rad 1400-1800” van Fernand Vanhemelryck periodiek van de Vereniging van Vlaamse letterkundigen met een in memoriam van Maria De Lannoy boek “Rode Kruisafdeling Kapellen 4 september 1944 – 9 april 1945”, geschreven door Kapellenaar Marcel Van Hooreweder Om het archief in optimale omstandigheden te kunnen bewaren, is Hoghescote overgegaan tot de aankoop van nieuwe, afsluitbare boekenkasten voor de leeszaal, alsook een speciale kaartenkast waar de kaarten, plattegronden, plannen,… op een schone en stofvrije manier kunnen bewaard worden.
Archiefdagen Heemkring Hoghescote Antwerpsesteenweg 2 - Kapellen Lokaal ‘ De Kroon’. De eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur. en De tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur. 83
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Historiek van “De Nieuwe Wijk”. De eerste realisatie van een project voor sociale woningbouw in Kapellen. 1. Oprichting van de maatschappij. Wij blikken even terug naar het begin van de 20ste eeuw, een periode waarin de industriële revolutie een hoge vlucht nam maar waarin tegelijkertijd een groot tekort bestond aan goedkope, betaalbare sociale woningen. Begin 1921 had het provinciebestuur van Antwerpen het gemeentebestuur van Kapellen aanbevolen om deel te nemen aan het initiatief van de “Nationale Maatschappij voor goedkope woningen en woonvertrekken” om er voor te zorgen dat er ook in Kapellen sociale woningen zouden gebouwd worden. Tijdens de gemeenteraad van 29 maart 1921 werd een voorstel besproken om sociale woningen te laten bouwen door de maatschappij Eigen Haard, bestuurd door de heer Lemineur. Gemeenteraadslid Jozef Denissen werd gevraagd om plannen te laten ontwerpen doch hij diende er wel op te letten dat “er enig verschil zou zijn in de stijl der huizen om eentonigheid te vermijden”. Amper een maand later, op 24 april 1921 deelde burgemeester Eduard Geelhand de raad mee de Kapelse maatschappij voor sociale woningen “om zo te zeggen gevormd is“. Hij had een voorlopige begroting opgesteld ten belopen van 100.000 BEF en de taken werden als volgt verdeeld: 1 raadslid Speth Jan zou de nodige stappen ondernemen om voornoemd bedrag bij elkaar te krijgen, 2 raadslid Denissen Jozef, aannemer van beroep, zou op zoek gaan naar een geschikt terrein om de woningen te bouwen. De gemeente wilde natuurlijk het goede voorbeeld geven en op 24 april 1921 werd beslist om in de nieuw op te richten sociale bouwmaatschappij te investeren met 50 aandelen van 100 BEF. De motivering is tekenend voor de geest van die tijd en wel interessant om lezen: - Overwegende dat er te Cappellen eene maatschappij zal gesticht worden hebbende ten doel den aanbouw, den aankoop of de inrichting van goedkoope woningen bestemd om verhuurd te worden aan weinig bemiddelde personen en namelijk aan tarlijke en behoeftige gezinnen, - Overwegende dat, gezien het drukkend gebrek aan woningen, de gemeente het grootste belang heeft bij de verwezenlijking van het doel dier maatschappij, - Overwegende dat de gemeente door alle middelen moet medewerken aan hare ontwikkeling aan den aangroei der bevolking en het bouwen op haar grondgebied, van aangename en gezonde woningen voor den arbeidersstand, - Overwegende dat, gezien den hoogen kostprijs der te bouwen of bewoonbaar te maken huizen, de gemeente, in het belang van hare arbeidersbevolking en namelijk van de talrijke en behoeftige gezinnen, eene opoffering dient te doen evenals de andere openbare machten: Staat en Provincie. Hieruit kon men afleiden dat het gemeentebestuur helemaal nog geen kijk had hoe de maatschappij zou werken. Zou men huizen kopen, huizen renoveren of nieuwe woningen bouwen. Uiteraard wilde de gemeente de kar niet alleen trekken en rekende men op de medewerking van de staat, de provincie en sociaal voelende Kapellenaren. Alhoewel de burgemeester niet geloofde dat de Kapellenaren massaal mee in de boot zouden stappen, gaf hij op 28 april 1921 toch aan de secretaris de toelating om de hierna vermelde oproep tot alle bewoners van Kapellen kenbaar te maken. 84
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
85
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Op 9 juni 1921 werd de “maatschappij in wording” erkend door de Nationale Maatschappij zodat nu kon overgegaan worden tot de officiële stichting. Hiervoor kwamen op 24 augustus 1921 de volgende personen samen bij notaris Georges Joseph Antoine Marie Schram in de Dorpsstraat te Kapellen: ! De heer Octavie Ernest Marie Van Ommslaeghe, dienstdoende ontvanger der registratie en domeinen te Ekeren, als vertegenwoordiger van de Belgische Staat, met volmacht van de minister van financiën d.d. 22 augustus 1921, ! De heer Emmanuel Montens, lid van de Bestendige Deputatie, wonende te Antwerpen, Albertstraat nummer 18, als vertegenwoordiger van het provinciebestuur, met volmacht van de provincieraad d.d. 23 augustus 1921, ! De heer Frans De Backer, winkelier, wonende te Kapellen, handelend als gevolmachtigde van de heer Georges Guiette, wisselagent, wonende te Kapellen, met volmacht van 23 augustus 1921, ! De heer Frans Stockmans, metser-aannemer, wonende te Putte Kapellen, ! De heer Louis Bastyns, koopman in hout, wonende te Putte Kapellen, ! De heer Gustaaf Van Bauwel, gemeentesecretaris, wonende te Kapellen, als vertegenwoordiger van het schepencollege van Kapellen, met volmacht van 19 maart 1921 van het schepencollege, goedgekeurd door de bestendige deputatie op 19 augustus 1921, ! De heer Edouard Geelhand, grondeigenaar wonende te Kapellen, als volmachtdrager voor: - de heer Leopold Kronacher, koopman, wonende te Antwerpen, Frankrijklei, 68, de heer graaf Emile Legrelle, bankier, wonende te Kapellen, - de heer graaf Rodolf Van der Stegen de Schrieck, dokter in de rechten, wonende te Kapellen, - de heer Daniel de Pret Roose de Calesberg, eigenaar, wonende te Kapellen, - de heer Gerard Geelhand, zonder beroep, wonende te Kapellen, en dit met volmacht van 23 augustus 1921, ! De heer Jean Frederic Speth, koopman, wonende te Kapellen, handelend in eigen naam en in naam van zijn broeder, de heer Maurice Speth, koopman, wonende te Antwerpen, Frankrijklei, 105 en dit met volmacht van 23 augustus 1921, ! De heer Joseph Vincent Tinchant, koopman, wonende te Antwerpen, Isabellalei, 75. 2. Standregels en doelstellingen van de maatschappij. Tijdens dezelfde bijeenkomst werden ook de standregels goedgekeurd evenals de doelstellingen waarvoor de maatschappij werd opgericht. 2.a. De maatschappij zal werken onder de naam “De Nieuwe Wijk van Cappellen”. Uiteraard werd voorzien dat de maatschappij haar zetel diende te hebben in Kapellen. 2.b. De maatschappij werd opgericht voor een periode van 30 jaar, te rekenen vanaf 24 augustus 1921. Deze termijn kan later verlengd worden met een nieuwe periode van 30 jaar. 2.c. De maatschappij had uitsluitend als doel: - de aankoop, de bouw, de verbetering, de verkoop en de verhuring van goedkope woningen en woonvertrekken, - de aankoop van gronden bestemd om tot het bouwen van zulke woningen en woonvertrekken of tot het aanleggen van tuinwijken, alsook van werkmanstuinen geschikt gemaakt of verkocht te worden, 2.d. Het sociale karakter van de maatschappij werd benadrukt door de volgende regels: ! de verkoop van gronden, woningen en woonvertrekken was voorzien. De kopers konden hun aankoop vergemakkelijken door periodieke afbetalingen met of zonder levensverzekering, ! de blote verhuring werd voorzien evenals de verhuring met verkoopbelofte vandezelfde onroerende goederen, - het oprichten van een drankslijterij in de verhuurde of verkochte woningen was niet toegelaten, 86
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
!
de eventueel uit te betalen dividenden werden beperkt tot een percentage bepaald door de Nationale maatschappij, ! alle eventuele netto winsten dienden gevoegd te worden bij het reservefonds, 2.e. Om toegelaten te worden door de Nationale Maatschappij voor goedkope woningen aanvaardde de “De Nieuwe Wijk van Cappellen” het toezicht van de Nationale Maatschappij. Dit toezicht hield ook in dat al het kasgeld, boven de 5.000 BEF, diende doorgestort te worden op een lopende rekening bij de Nationale Maatschappij, 2.f. In geval van vereffening, om welke reden ook, zal het actief van de maatschappij toegewezen worden aan een door de Nationale maatschappij erkende maatschappij of rechtstreeks aan nationale vereniging. 3. Het maatschappelijk kapitaal en de aandelen.
87
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Het maatschappelijk kapitaal werd bepaald op 100.000 BEF, verdeeld in 1.000 aandelen van 100 BEF. Bij de oprichting van de maatschappij op 24 augustus 1921 werden de volgende aandelen onderschreven: ! De Belgische staat: 200 aandelen, ! De provincie Antwerpen: 200 aandelen, ! De gemeente Kapellen: 50 aandelen, ! De heer Jean Frederic Speth: 150 aandelen, ! De heer Maurice Speth: 100 aandelen, ! De heer Georges Guiette: 50 aandelen, ! De heer Emile Legrelle: 50 aandelen, ! De heer Rodolf Van der Stegen: 50 aandelen, ! De heer Leopold Kronacher: 50 aandelen, ! De heer Gerard Geelhand: 70 aandelen, ! De heer Vincent Tinchant: 20 aandelen, ! De heer Daniel De Pret: 10 aandelen. Hierboven een brief van de heer Vincent Tinchant aan burgemeester Geelhand, waarin hij zich akkoord verklaart om voor 2000 BEF aandelen van de maatschappij te kopen. Het maatschappelijk kapitaal diende bij de oprichting slechts voor 20% volstort te worden. Indien nodig kon de raad van bestuur later het overige gedeelte van de inschrijvingen opvorderen. De aandelen waren op naam en voorzien van een volgnummer. Een volledig afbetaald aandeel mocht omgezet worden in een aandeel aan toonder. Dit document diende door minstens 2 beheerders te worden ondertekend. Noch het overlijden, noch de interdictie, noch het faillissement, noch de ontbinding van een of verscheidene aandeelhouders kon de ontbinding van de maatschappij veroorzaken. De maatschappij werd bestuurd door een raad van bestuur bestaande uit 5 leden. Hun mandaat werd bepaald op 6 jaar. De raad van bestuur koos onder zijn leden een voorzitter en benoemde in of buiten zijn schoot een schrijver en een schatbewaarder, of een schrijver-schatbewaarder. De raad van bestuur mocht ook een beambte belasten met de dagelijkse zaakvoering van de maatschappij en diens loon bepalen. De raad van bestuur vergaderde minstens 1 maal per maand. Voor zeer dringende zaken mochten 2 beheerders een beslissing nemen die zij dienden te laten goedkeuren op de eerstvolgende vergadering van de raad van bestuur. De eerste raad van bestuur bestond uit: ! De heer Edouard Van Eyndonck, schrijnwerker te Berchem, vertegenwoordiger van de Belgische staat en lid van het Beschermingscomiteit der Werkmanswoningen van het Arrondissement Antwerpen, ! De heer Edouard Geelhand, vertegenwoordiger van de provincie, ! De heer Louis Bastyns, vertegenwoordiger van de gemeente, ! De heer Jean Frederic Speth, ! De heer Gerard Geelhand. De statuten van de vereniging werden gepubliceerd in de bijlage van het Belgisch Staatsblad van 11 september 1921. 4. Aankoop van de gronden. De totale oppervlakte van de gronden, aangekocht door De Nieuwe Wijk van Cappellen, bedroeg 19.818 m! en werd in 7 kopen gerealiseerd. Wij geven hierna de data waarop de compromissen werden getekend. 88
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
De heer Denissen nam contact op met een collega-aannemer, de familie Alfons Putcuyps. Deze was op 6 mei 1921 bereid om een deel van zijn eigendom te verkopen, namelijk de hoeve die toen bewoond was door de heer S. Boons, samen met de schuren, de stal, de moes- en fruittuinen en de weiden, gekadastreerd in de wijk F onder de nummer 192 (deel), 193, 194 en 195, hetzij in totaal 47 aren 6 ca en dit voor de prijs van 12.000 BEF. Daarna volgden de aankopen elkaar snel op: ! Op 8 juni 1921 verkocht de heer Joannes Henricus Stuyts, handwerker te Kapellen, 3 percelen respectievelijk met een oppervlakte van 1.556 m!, 4.201 m! en 1.602 m!, of een totaal van 7.359 m!. Hij ontving hiervoor een prijs van 2,50 BEF/m!, ! Op dezelfde datum, 8 juni 1921, verkocht ook de heer Petrus Bruyninckx, herbergier te Kapellen een perceel grond met een oppervlakte van 1.574 m !. Ook hij ontving hiervoor een prijs van 2,50 BEF/m!, ! Op 12 juni 1921 verkocht de heer Bernardus Roelants, dokwerker te Kapellen, een perceel grond met een oppervlakte van 3.053 m!. De man ontving hiervoor een prijs van 2,75 BEF/m!, ! Op 13 juni 1921 verkocht de heer Cornelius Joossens, metser te Kapellen, een perceel grond met een oppervlakte van 752 m!. De prijs was opnieuw gedaald tot 2 BEF/m!, ! Op 17 juni 1921 verkocht Louis Van Dijck, dokwerker te Kapellen een perceel grond met een oppervlakte van 774 m!. Hij ontving 2,75 BEF/m!, ! Op 22 juni 1921 verkocht uiteindelijk de heer Henri Van der Vloedt, werkman te Kapellen, een perceel grond met een oppervlakte van 1.600 m !. De laatste verkoper ontving een prijs van 3 BEF/m!. 5. Opmaken van de plannen. De maatschappij wilde een globaal plan laten uitwerken doch het bouwen van de woningen werd in twee fasen uitgevoerd. Er zou gestart worden met het optrekken van 22 woningen en later zouden hier nog 26 huizen bijgebouwd worden, alhoewel oorspronkelijk de bouw van 56 woningen voorzien was. De plannen werden opgesteld door architect Paul Smekens, Minderbroedersstraat, 3 te Antwerpen, telefoonnummer 5527. Deze bekende architect werd geboren te Antwerpen op 22 juni 1890 en overleed aldaar op 15 oktober 1983. Zijn laatste rustplaats bevindt zich in het columbarium van de begraafplaats Schoonselhof, segment II muur A. Architect Smekens was conservator en lesgever aan de Academie in Antwerpen. Hij was ook de schrijver van “De Oude Poortjes in Antwerpen”. Hij bouwde een aantal woningen aan della Faillelaan en Kruishofstraat in Antwerpen, de beschermde woning in de Olmendreef nummer 19 in Kapellen. In 1950 was hij ook de ontwerper van het Zeemanshuis in Antwerpen. De ontwerpplannen van architect Smekens werden op 6 september 1921 goedgekeurd door de Nationale Maatschappij, met volgende opmerkingen: ! Aan de maatschappij werd gevraagd om bouwmeesters aan te duiden, ! Dat er minimum 7 huizen met 3 slaapkamers en minstens 2 huizen met 4 slaapkamers dienden voorzien te worden om ook de kroostrijke gezinnen een onderdak te kunnen verlenen (een gezin met 8 kinderen en meer was toen geen uitzondering), waarna een openbare aanbesteding kon uitgeschreven worden. De werken werden toegewezen aan de firma Arthur Mariën & Jan Van Looy, Statiestraat, 40, Cappellen. Deze liet op 9 september 1921 weten dat zij het werk wilden uitvoeren voor een bedrag van 411.686 BEF. 89
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
De dienstdoende burgemeester, Frans De Backer, leverde op 9 september 1921 ook een attest af met de volgende verklaring: “De Burgemeester der gemeente Cappellen verklaard (sic) bij deze dat de genaamden Mariën Arthur, geboren te Cappellen op 30 december 1887 en Van Looy Jan, geboren te Borgerhout op 21 april 1883, beide aannemers van beroep en alhier woonachtig, en dat het bewezen is dat beiden bovengenoemde nooit voor den vijand hebben gewerkt, nog (sic) eenige betrekking met hem gehad hebben tijdens de duitsche bezetting”. Op 10 september 1921 liet De Nieuwe Wijk van Cappellen aan de Nationale Maatschappij weten dat de aanbesteding plaats had gevonden met de vraag om deze voor 20 september 1921 goed te keuren. Tot groot genoegen van De Nieuwe Wijk van Cappellen ontvingen zij reeds een gunstig antwoord op 17 september 1921. 6. Bouw van de eerste reeks woningen. Alhoewel de stichtingsakte van de maatschappij nog niet verleden was gaf de Nationale Maatschappij al op 13 augustus 1921 de goedkeuring voor de bouw van de eerste 22 woningen. Op 14 september 1921 liet De Nieuwe Wijk van Cappellen aan de Nationale Maatschappij weten dat er een mondelinge toezegging was van de burgemeester dat het gemeentebestuur van Kapellen zou instaan voor de betaling van: De bestrating en de riolering van de nieuwe wijk. De kosten hiervoor werden geraamd op 7.920 BEF. De aankoop en het plaatsen van de hagen en de poortjes van de voortuintjes. Hiervoor werd een bedrag van 2.560 BEF voorzien. De Nationale Maatschappij beschikte over een eigen verkoopdienst, nl. de “Comptoir des Matériaux”, op hetzelfde adres gelegen, waar de aannemers de materialen konden aankopen tegen gunstiger prijzen dan in de reguliere handel en met de garantie dat deze materialen getest waren op hun kwaliteit. Op 12 november 1921 vergaderde de raad van bestuur van De Nieuwe Wijk van Cappellen. Voorzitter Eduard Geelhand en bestuurder Jozef Schram werden gemachtigd om een lening aan te gaan bij de Nationale Maatschappij voor een bedrag van 320.000 BEF. De lening werd door de Nationale Maatschappij goedgekeurd op 1 februari 1922. 7. De eerste bewoners van De Nieuwe Wijk van Cappellen. Uiteraard was er heel veel belangstelling vanwege de inwoners van Kapellen om deze nieuwe, comfortabele en toch goedkope woningen te huren. Tijdens de maand april 1922 vertrokken de eerste brieven naar de kandidaten omdat de raad van bestuur voorzag dat de eerste 11 huizen half mei 1922 zouden klaar zijn. In deze brieven werd vermeld dat de kandidaat-huurders konden kiezen uit 3 type woningen: ! Voor de 2 laatste huizen die 1 kamer meer bevatte was de huurprijs 70 BEF per maand, ! Voor het eerste huis was de prijs 65 BEF per maand, ! En voor overige 8 huizen: 60 BEF per maand. Om de huurprijs te berekenen werd uitgegaan van het principe dat maximum 10% van het gezamenlijk inkomen mocht nodig zijn voor het betalen van de huishuur. Om de huur te registreren werd een huurboekje gebruikt waarin zegels werden gekleefd naast de betalingsdatum. De heer Van Loock van de gemeenteadministratie werd belast met het maandelijks innen van de huishuren. Er werd ook streng toegezien dat het “waschhuis” tot een minimale oppervlakte beperkt bleef daar er de neiging bestond om dit lokaal als een extra kamer te benutten. 90
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Wij geven hierna de lijst van de eerste bewoners van De Nieuwe Wijk met de datum van het intrekken van het huis, de naam, het beroep, de te betalen huishuur en het huisnummer: Datum
Naam
Beroep
15.05.1922 1.06.1922 1.06.1922 1.06.1922 15.06.1922 15.06.1922 15.06.1922 15.07.1922 1.08.1922 1.08.1922 15.08.1922 15.08.1922 15.08.1922 1.09.1922 1.09.1922 1.09.1922 1.09.1922 1.09.1922 1.09.1922 1.09.1922 1.09.1922
Corneel Fosty tolbeambte Jules Meeus trambediende Henri Auselers zonder beroep Jan-BaptistDooreman trambediende Jan Luyckx dokwerker Petrus Letens zonder beroep August De Winter ijzerenwegbediende Leonard Bosschaerts dokwerker Corneel Wesenbeeck dokwerker Petrus Van Aelst markeerder Alfons V.d. Jonckheyd dokwerker Afred De Rees metser Eduard Van Dyck bankwerker Christiaan Van Prul grondwerker Lucie Luyckx-Van Kolen weduwe Verbeeck-Belet weduwe Ternest weduwe Louis Van Trier grondwerker Hector Steentjes tolbeambte Jan Baptist Masculus timmerman Baeck-Hendrickx weduwe
Huishuur 70 BEF/maand 70 BEF/maand, 60 BEF/maand, 60BEF/maand, 60 BEF/maand, 60 BEF/maand, 60 BEF/maand, 65 BEF/maand, 60 BEF/maand, 60 BEF/maand, 60 BEF/maand, 60 BEF/maand, 60 BEF/maand, 70 BEF/maand, 70 BEF/maand, 60 BEF/maand, 60 BEF/maand, 60 BEF/maand, 60 BEF/maand, 65 BEF/maand 60 BEF/maand
Huisnr 22 21 20 19 18 17 14 12 15 9 10 4 6 1 2 3 5 7 8 11 16
Is het toeval of gewild, de eerste 3 maanden bleef het huis met het nummer 13 onbewoond. Wij hebben niet kunnen achterhalen wat de reden hiervoor was: bijgeloof of was juist deze woning nog niet volledig af? Vermelden wij nog dat de nieuwe verkaveling in de beginperiode de naam kreeg toebedeeld van Bernaertsdreef. Later werd de verkaveling opgesplitst: het voorste gedeelte behoorde tot de Akkerstraat en het achterste deel kreeg de naam Nieuwe Wijk. Het is misschien ook interessant om iets te vertellen over de bewoners van de wijk. In het boek “Het leven van zuster Justa” vinden wij volgende passage: “De weeskinderen mochten op de speelplaats niet spelen met de kinderen van de Nieuwe Wijk. Voor de dorpelingen en vooral voor de burgerij waren de wijkbewoners een gevreesd volkje. Dus ongewenst en ongeliefd. Er werd bijna dagelijks gevochten en de politie was er dikwijls.” De kinderen van deze gezinnen hadden het niet onder de markt en zij werden eveneens achteruitgesteld. In de dorpsschool zaten zij sowieso op de achterste banken. De kinderen van de Hoevensebaan namen plaats in het midden van de klas en de kinderen van het centrum zelf zaten steeds op de eerste rijen. Het ging zelfs zover dat ouders hun kinderen thuis hielden als ze toch naast zulk kind moesten zitten. De verstandhouding onder de bewoners was ook niet altijd optimaal te noemen. In het midden van het pleintje bevond zich een waterpomp. Deze plaats was niet alleen nuttig om sociale contacten te leggen doch was ook een oord waar veel ruzie werd gemaakt. Als anekdote geven wij volgend staaltje van burenruzie. In de archieven vonden wij een brief van een “huurling” die zich beklaagde dat vele huurders duiven hielden. Lees even mee: 91
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
“Met deze verzoek ik U beleefd, of U de goedheid zoudt willen hebben, eenige huurders opmerkzaam te maken op artikel 5-d, waarin vermeld staat op het huurcontract dat het bijzonder verboden is in het verhuurde huis duiven te houden. Niet dat ik aan den eigenaar of zijne diertjes een afkeer heb, doch deze dieren zitten heele dagen in de goten der daken en daar ons putwater ondrinkbaar is, en wij verplicht zijn regenwater door drinkwater te vervangen en dit laatste door de duiven bevuild wordt zodat dat binnen korten tijd ook onbruikbaar is, zou ik een beroep op Uwe welwillendheid, dat aan deze overtreding een einde worde gesteld. Eerst was het één huurling met twee duiven, nu heeft hij er al zes uitvliegen, terwijl van andere zijde meer huurlingen zijn voorbeeld opvolgen daar het niet verboden word. In de hoop dat U aan deze gegronde klacht verhoor zal geven, teeken ik met de meeste hoogachting. Getekend: een huurling”. Een andere bewoonster schreef aan notaris Schram: “Het spijt mij U te moeten lastig vallen, nochtans nu dwingt. Wij zijn hier al vier dagen zonder water. De pomp geeft niets dan slijk, denkelijk dreef de put zand omhoog en dan zouden waarschijnlijk de darmen der pomp in ‘t slijk hangen, er zou dus een metser moeten zijn, die de put opent en er maatregelen neemt om dit te veranderen, want heer Notaris, zonder water blijven is onmogelijk, U verstaat wel voor één enkele dag bij geburen water halen. Dat passeert, maar de menschen kunnen niet thuis blijven voor ons. Ik hoop wel, Heer Notaris, Dat er morgen of zelfs vandaag nog iemand zal komen naar den put omzien. Met achting gegroet. P/S een antwoord als ‘t en belieft.” 8. Bouw van de tweede reeks woningen. Omdat de leden van de raad van bestuur gezien hadden dat het verhuren van de nieuwe sociale woningen een groot succes was beslisten zij op 22 juni 1922 om een tweede reeks van 26 (minder dure) huizen te laten bouwen. Om dit doel te bereiken was een kapitaalsverhoging nodig. De maatschappij De Nieuwe Wijk van Cappellen kon beroep doen op de volgende geldschieters: ! Belgische Staat, 150 aandelen van 100 BEF - 15.000 BEF, ! Provincie Antwerpen, 150 aandelen van 100 BEF - 15.000 BEF, ! Gemeente Kapellen, 150 aandelen van 100 BEF 15.000 BEF, ! Mutsaers Barend, 50 aandelen van 100 BEF - 5.000 BEF, ! Daniel De Pret, 5 aandelen van 100 BEF - 500 BEF, ! Maurice Speth, 50 aandelen van 100 BEF - 5.000 BEF, ! Jean Speth, 75 aandelen van 100 BEF - 7.500 BEF, ! Eduard Geelhand, 30 aandelen van 100 BEF - 3.000 BEF, ! Paul Smekens, 20 aandelen van 100 BEF - 2.000 BEF, ! Jozef Schram, 20 aandelen van 100 BEF - 2.000 BEF, ! Leopold Kronacher, 50 aandelen van 100 BEF - 5.000 BEF. Omdat notaris Schram geen akten kon verlijden voor de maatschappij waarvan hij zelf aandeelhouder was verkocht hij zijn aandelen aan gemeentesecretaris Gustave Van Bauwel. De Nationale Maatschappij liet aan al de bouwmaatschappijen einde 1922 weten dat er problemen waren in de sociale bouwsector en dit om de volgende redenen: ! Er was een nijpend gebrek aan bakstenen door het feit dat in de Westhoek duizenden huizen heropgebouwd werden na de eerste wereldoorlog en dit gebeuren viel dan nog samen met het oprichten van honderden sociale bouwmaatschappijen die zich allemaal actief bezig hielden met het bouwen van sociale woningen, 92
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
! !
Er was ook een groeiend gebrek aan geschoolde metsers. De goede vaklui trokken over de grens naar Frankrijk omdat daar een hoger loon werd uitbetaald. Het gebrek aan bouwmaterialen leidde uiteraard tot zeer scherpe prijsstijgingen wat onhoudbaar was voor sociale bouwmaatschappijen.
Men begon dus ijverig te zoeken naar alternatieve bouwmaterialen en andere werkwijzen. Grote bouwmaatschappijen, met opdrachten voor het oprichten van minimum 300 huizen, vonden een oplossing in het toepassen van een gietsysteem in mager “asbeton” een techniek die toegepast werd in Duitsland door de Kühlmanfabriek Asbeton was een mengsel van cement, afvalmateriaal en industriële as. Dit procédé, “Non-plus” bestond er in asbeton te storten, zonder aan te dammen, tussen de wanden van een houten bekisting waarin openingen voor deuren en ramen uitgespaard waren. De nadelen van dit systeem waren de extra investeringen die de op maat gemaakte, zeer grote bekistingpanelen met zich meebrachten. Bij zeer grote bouwprojecten kon deze bekisting echter meerdere malen hergebruikt worden. Het grote nadeel van dit systeem was echter dat de muren in asbeton werkten als een spons wat heel wat vochtigheidsproblemen met zich mee bracht. De Nationale Maatschappij riep haar leden op om Internationale Congressen bij te wonen waar voornoemde problemen zouden worden bestudeerd. Wij hebben geen bewijzen gevonden dat er een bestuurder van De Nieuwe Wijk van Cappellen aanwezig is geweest op een van deze studiedagen. Op 25 november 1922 gaf de Nationale Maatschappij haar goedkeuring voor de bouw van een tweede reeks woningen, 26 huizen, en dit volgens de vroegere plannen van architect Smekens. De openbare aanbesteding leverde 5 offerten op: Alfons Bastiaensens 629.451 BEF. Alfons Putcuyps 579.450 BEF. Mariën-Van Looy 586.007 BEF. Louis Van Kolen 544.782 BEF. Louis Bastiaensens 548.900 BEF. De Nationale Maatschappij vond de goedkoopste bieder, de heer Louis Van Kolen, nog te duur en gaf opdracht aan architect Smekens om het lastenboek te herzien zodat de prijs zou kunnen gedrukt worden. Architect Smekens stelde de volgende “verminderingen” en “vervangingen” voor: ! Weglaten van gemetselde beerputten, ! Weglaten van de regenbakken van 2.000 liter, ! Verkleinen van de stallen (2 x 2 meter, i.p.v. 2 x 3 meter), ! Weglaten van de toezichtsputten aan de voorgevels van de huizen, ! Weglaten van de dubbele schepputten aan de achtergevels van de huizen, ! Verminderen van de hoogte van de kelder met 20 cm, ! Verminderen van de hoogte van het gelijkvloers met 40 cm, ! Verminderen van de hoogte van de bovenverdieping met 15 cm, ! Weglaten van de schouwmantels in bloksteentjes, ! Weglaten van de schouwlijven in de keukens, ! Verdunnen van de muren in de fundering, ! Weglaten van de schouwpijpjes in terra-cotta, ! Versmallen van de voetpaden rondom de huizen, ! Vermindering van de bezetting aan binnen en buitenkant, ! Weglaten van alle blauwe steen, de pompsteen uitgezonderd, ! Vermindering van een houten traptrede per huis. Aannemer Louis Van Kolen kon zo zijn bouwprijs verminderen tot 486.142 BEF. Deze prijs werd aangenomen door de Nationale Maatschappij. Op 20 maart 1924 gaf architect Smekens een overzicht van het totaal van de gemaakte kosten en dit zowel voor de eerste als voor de tweede reeks woningen. Totale kosten: aankoop gronden: 54.208 BEF. Bouwen woningen reeks1: 431.292 BEF. Bouwen woningen reeks 2: 506.340 BEF. 93
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Op basis van de afwerking van de huizen en de oppervlakte van de grond bepaalde de architect de waarde van de gebouwde woningen als volgt:: Nummers 1-2-21 en 22 - 25.750 BEF. Nummers 3 tot 20 - 19.412 BEF. Nummer 23 - 26.324 BEF. Nummer 24 - 18.600 BEF. Nummer 25 - 24.000 BEF. Nummer 26 - 24.200 BEF. Nummer 27 - 19.000 BEF. Nummer 28 - 26.800 BEF. Nummer 29 - 18.900 BEF. Nummers 30-35, 44 en 47 - 18.150 BEF. Nummer 36 - 19.000 BEF. Nummer 37 - 26.300 BEF. Nummer 38 - 18.500 BEF. Nummers 39 en 40 - 23.600 BEF. Nummer 41 - 18.450 BEF. Nummer 42 - 26.450 BEF, Nummers 43 en 48 - 19.000 BEF. Nummers 45 en 46 - 21.250 BEF.
Originele woning gelegen in De Nieuwe Wijk. Het was een van de grootste woningen van de verkaveling en draagt het huisnummer 1. (Foto Archief Hoghescote).
In een volgende aflevering geven wij het verdere verloop van de geschiedenis van De Nieuwe Wijk van Cappellen. Walter Dreessen.
Bezoek mee de Nieuwe Wijk ! Op zondag 14 oktober 2007 geeft Walter Dreessen een rondleiding door De Nieuwe Wijkroute. Bijeenkomst aan de achterkant van de brandweerkazerne op het marktplein om 13.30 uur. Maximum 30 deelnemers. Ingeval van meer belangstelling wordt een tweede wandeling voorzien op zondag 21 oktober, zelfde uur. Gratis voor Hoghescote-leden. Niet leden betalen ter plaatse 1 euro per persoon.Inschrijven bij : Swa Groenewege: tel. 03-665 00 87 e-mail: francois@groenewege.com of Chris Alen: tel. 03-664 05 01 e-mail: chris.alen@skynet.be
94
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Alles met mate Hoeveel maten en gewichten zouden er zijn? Onmogelijk deze vraag te beantwoorden. Tijdens het Ancien Régime (periode vóór de Franse Revolutie) verschilden de maten en gewichten sterk van streek tot streek en van stad tot stad. Soms zelfs binnen de wallen: in Lier en Mechelen bijvoorbeeld verschilden de stedelijke en hertogelijke graanmaat. In sommige Zeelandse steden gebruikte men twee graanmaten, afhankelijk van het feit of het graan per schip (watermaat) of over land (landmaat) kwam. Buiten deze geografische verschillen was er dikwijls ook een chronologische leemte: een maateenheid had gedurende de hele periode van het Ancien Régime niet altijd dezelfde waarde. In 1611 klaagden de Brabantse boeren er over dat de zakken Spaanse en “Oosterse” wol steeds groter werden. Tijdens de periode van Napoleon werd het tiendelig talstelsel “uitgevonden” om eindelijk een uniform (en eerlijker) systeem in alle landen te kennen, wat bij de stelselmatige overheersing van Europa werd ingevoerd in de bezette gebieden. Maar de bevolking bleef de oude maten en gewichten gebruiken, het was immers een gewoonte sinds mensheugenis. Maten en gewichten dienden geijkt te worden; dit is nog steeds zo. Dit gebeurde door een beëdigd ambtenaar: Ikkinge voor 1823 Den Burgemeester der gemeente van Cappellen, verwittigt alle herbergiers, winkeliers, kooplieden, maelders, bakkers, slagters ende allen die gebruijk maeken van maeten ofte gewigten dat den verificateur zig zal bevinden binnen de gemeente Eeckeren, ten huijze van Martinus Mertens in de Kroon aldaer, op Maendag 28 dezer, voor de ikkinge van den Jaere 1823. Gevolgendlijk waerschouwd hij hun van hunne maeten en gewigten als dan tot de ikkinge te presenteren willen zij vermeijden de straffen en boeten bij de wet bepaeld. Cappellen 26 Julij 1823
De Burgemeester Van Staey
En soms wordt de bevolking op zijn plichten gewezen: Waarschouwing Het Plaatselijk Bestuur der gemeente van Cappellen, herinnert de inwoners dezer gemeente, dat overeenkomstig de reeds afgekondigde besluiten en verordeningen op de in werking brenging van het Nederlandsche maten en gewigten stelzel, gebruik der oude stelling is verboden. Ten gevolge van diën voorkomt het eenïder des rakende van voortaan van geene oude maten of gewigten gebruik te maken en uitsluitend de nieuwe Nederlandsche te bezigen, terwijl zij aan hun eige zullen toetewijten hebben de boeten die bij onagtzaamheid des wege door hun zullen worden ondergaan. Te Cappellen 8 november 1823 Ter ordonnantie De Secretaris
Het Plaatselijk Bestuur Van Staey
F. Van Der Straeten 95
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Er werd nog steeds teruggegrepen naar de wetten uit de Nederlandse periode; in 1831 kwam volgend besluit tot stand:
BESLUYT N° 370 Nopens den dienst der maeten en gewigten. LEOPOLD, KONING DER BELGEN, Aen alle tegenwoordige en toekomende, SALUT. Gezien de wet van den 21 augustus 1816 en het koninklyk besluyt van den 28 september 1819 (Staetsblad n° 49), aengaende het stelsel der maeten en gewigten, hunne verificatie en yking; In dit gedeelte van den dienst al de wenschelyke spaerzaemheyd invoeren en ten zelfden tyde de middelen van toezigt voor de verificatie der yking en de ontfangst der regten willende vermeerderen, Op de voordragt van onze Ministers van Financien en der Binnenlandsche Zaeken; Wy hebben besloten en besluyten: Art. 1. Te rekenen van den 1 january aenstaende, zullen het toezigt op de maeten en gewigten, de ontfangst der ykregten en al de andere afhankelykheden van dezen dienst uytsluytelyk aen het Bestuer der directe belastingen, in- en uytgaende regten en accysen toegevoegd zyn. Evenwel het getal der bedienden van dit bestuer, bevoegd om de overtredingen der wetten en verordeningen op het stuk vasttestellen, zal zoo beperkt wezen als het belang van den dienst het zal kunnen toelaeten. Byzondere commissien zullen hun tot dan eynde uytgereykt worden. 2. De regten en uytkeeringen zullen door de ontfangers der directe belastingen geïnd worden. 3. De ykmeesters zullen onder de bedienden van het Bestuer der directe belastingen, in- en uytgaende regten en accysen medegerekend worden. Zy zullen met andere vakken van den dienst dezes bestuers kunnen belast worden. De reglementen op de pensioenkas worden hun toepasselyk gemaekt. Onze Ministers van Financien en der Binnenlandsche Zaeken worden belast met de uytvoering van het tegenwoordige besluyt, hetwelk in het Staetsblad zal gedrukt worden. Brussel, den 30 december 1831. LEOPOLD. Van wege den Koning, De Ministers van Financien en der Binnenlandsche Zaeken, J.A. COGHEN, DE THEUX. Aangezien het “getal der bedienden” beperkt zal zijn, zal er wel een personeelstekort van gekomen zijn… Maar geen nood, ze hebben recht op een pensioen! Het duurt nog wel even eer er opnieuw enige lijn komt in het algemeen gebruik van het metriek stelsel; dit duurt zo tot in 1835, wanneer er een wet wordt uitgevaardigd die één en ander regelt: 96
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
N° 326 - WET over de benaming der maten en gewigten volgens het metrisch stelsel. LEOPOLD, Koning der Belgen, Aen alle tegenwoordige en toekomende, SALUT. Wy hebben, met gemeen verdrag van de Kamers besloten en wy bevelen hetgene volgt: Art. 1. Te rekenen van den 1 augustus aenstaende, zullen de maten en gewigten terug de benaming nemen van het metrisch stelsel overeenkomstig de by de tegenwoordige wet gevoegde tabelle. Het gebruyk dezer benamingen in de openbare akten zal te rekenen van het zelfde tydstip verplichtend zyn. De overtredingen aen deze beschikking zullen met eene boete waervan het beloop niet minder dan tien franken noch meerder dan honderd franken zal bedragen, worden gestraft; nogtans zullen deze overtredingen niet vervolgd noch gestraft worden als voor zoo veel dat zy na den 1 january 1837 ondergaen zullen zyn. Art. 2. Tot dat er anders door eene wet in voorzien zy, zullen de voorgaende beschikkingen tot de medikale gewigten tegenwoordig in ’t gebruyk zynde, niet toepasselyk zyn. Art. 3. Het gouvernement wordt gemagtigd om door eene kommissie die hy ten dien eynde zal aenstellen, de overeenkomstigheyd der yk-modellen van maten en gewigten met die welke in het institut van Vrankryk nedergelegd zyn, te doen konstateren. Art. 4. De overtredingen der wet van den 21 augustus 1816, die slechts bestaen in het gebruyk der by de tegenwoordige wet herstelde benamingen, zullen met geene boete worden gestraft. Lasten en bevelen dat de tegenwoordige bekleed met den Landszegel, en gedrukt in het Staetsblad, aen de geregtshoven, regtbanken en aen de administratieve overheden gezonden worde, opdat zy dezelve, als wet van het koningryk, onderhouden en doen onderhouden. Gegeven te Brussel, den 18 juny 1835. LEOPOLD. Van wege den Koning: Den Minister van Financien, E. D’HUART. Gezien en gezegeld met ’s landszegel Den Minister van Justitie A.-N.J. ERNST En nog steeds gebruiken we dagelijks benamingen voor bepaalde hoeveelheden, die niet tot het tiendelig talstelsel behoren. Vooral in de handel is zulks het geval, denken we maar aan een pond en een half pond. Marc Brans. Bronnen: - A01 RAA 116 blz. 057, A25 RAA 116 blz. 069 - Hoghescote archief - Verzameling der Wetten en Besluiten, 2 de semester 1831, deel IV, blz 1499 – 1501 en 1 ste semester 1836 deel XIII, blz 889 – 891
******** ***** 97
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Putte met de douanen, de smokkelaars… En toch de draad door Langs de afsluiting stonden uiteraard ook nog Duitse schildwachten. De bezettende overheid nam geen enkel risico om burgers of wie ook toe te laten naar het vrije Nederland te vluchten. De onderrichtingen voor de schildwachten waren streng en formeel: elke poging moest belet worden. Tot en met schieten zonder verwittiging. Toch kon ook dat nog niet alle pogingen tot vluchten tegenhouden. Velen probeerden via alle mogelijke wegen over of door de draad te geraken en dat ging van omkoperij tot en met vluchten in groepen. De ervaring had intussen geleerd dat ook Duitse soldaten maar mensen waren en sommigen onder hen bleken wel vatbaar voor menselijke gevoelens, zij het dan dat er als tegenprestatie (soms veel) geld moest tegenaan gegooid worden. Het risico voor de Duitse schildwachten was even groot als voor de vluchtelingen. Deze laatsten werden bij hun vluchtpogingen zeer dikwijls ook geholpen door mensen uit de streek die het gebied als hun broekzak kenden en die meestal ook de Duitse schildwachten kenden. Tot de Duitse overheid de situatie doorkreeg en de schildwachten regelmatig overplaatste en door anderen verving. Of ... tot de schildwachten hun menslievendheid zelf met de dood moesten bekopen.
Aan de grens te Putte in 1914
"Zo werd op zondagavond 4 april 1915 een Duits soldaat op de wijk Stuiver in de gemeente Zelzate door andere Duitsers neergeschoten wanneer hij betrapt werd bij het doorgeven van brieven aan een Belg die zich op Nederlands grondgebied bevond." "Fons slaagde erin om voor l500 mark per overgebrachte persoon een Duitse wachter om te kopen. Een mark bedroeg toen zowat 1,25 fr. De wachter zette dan op afgesproken tijdstippen de stroom af. Deze wachter werd echter gearresteerd. Maar ook met de volgende Duitse schildwacht kwam Fons tot een overeenkomst: deze Pruis zette gewoon het ijzeren hek open." Toch slaagden duizenden jongelui erin om de Nederlandse grens over te trekken. Om hen daarbij behulpzaam te zijn werden er verscheidene organisaties opgericht. 98
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Andere organisaties hadden dan weer tot doel inlichtingen van militaire aard te verzamelen, berichten door te geven van en aan frontsoldaten alsmede sluikbladen te verspreiden. "Nooit is het brievenverkeer te Postel zo druk geweest als toen. Brieven werden tussen een plankje en de bodem van de kruiwagen genageld die om levensmiddelen naar Retie moest. Maar de kruiwagen geraakte niet ver. Dan maar een andere list. Een vrouw stak de brieven in haar kousen en zij kwamen ter bestemming. De meeste brieven werden overgebracht in de stangen van een fiets. Een Duits soldaat maakte eens gebruik van een geleende fiets die vol gesmokkelde brieven zat." Van ladders en kaders Dat mensen in nood soms erg vindingrijk kunnen zijn werd ook nu weer bewezen. Tussen het over de draad gooien van pakjes en tunnels graven onder de draad door, waren er vele manieren om aan de andere kant te geraken. Sommigen plaatsten hoge dubbele ladders over de draad heen maar ook de bezetter leerde uit ervaring. De draad werd dan zo hoog gemaakt dat men al reuzegrote ladders moest gaan meebrengen en dat vergrootte alleen maar het risico om gepakt te worden. Anderen probeerden onder de draad door te kruipen of groeven gangen onder de afsluiting. Een andere manier was om tussen de draden een fietswiel of een ton verpakt in rubber te steken om de stroom te isoleren. In de streek van Turnhout-Ravels werd een speciaal daartoe vervaardigd houten raam gebruikt. Deze kader met scharnierende latten, was met rubber of fietsbanden bekleed en kon samengevouwen worden tijdens het vervoer. Eenmaal ter plaatse werd hij voorzichtig tussen de draden gestoken en open geplooid en aldus konden de vluchtelingen of de smokkelaars door dit gat naar de vrijheid kruipen. "Te Putte zijn gisteren 21 jongemannen uit Capelle weten te ontvluchten en veilig den elektrische draad te passeren doch niet nadat zij ruim een uur tot aan hun schouders in het water hadden gestaan om een Duitse patrouille te laten passeren. Doornat en uitgeput kwamen zij te Putte aan. Zij vertelden dat zij met hun dertig opgeroepen waren om naar Duitsland te worden overgebracht. Thans zijn zij evenwel veilig in Holland." Douane aan de dodendraad Wat was de rol van de douane aan deze noodlottige grens? Belgische douaniers waren er uiteraard niet meer. De Duitse troepen hadden haar (economische) rol op hun eigen (militaire) manier overgenomen. De Nederlandse douaniers waren op hun posten gebleven en trachtten van hun kant de smokkel te beletten. Tegenover de stelling van sommigen "dat de Nederlandse Regering het met de bestrijding der smokkelarij zo nauw niet nam" staat de "pertinente verklaring" van de toenmalige Nederlandse Minister van Financiën mr. M.W.F Treub: "dat zij alles wat in haar vermogen was heeft gedaan en nog steeds doet om de smokkelarij den kop in te drukken... Het was waarlijk niet tot zijn genoegen dat aan douanebeambten, die op smokkelaars hadden geschoten, ook al hadden zij daarbij den verkeerde geraakt, door den Minister van Financiën de hand boven het hoofd werd gehouden. Dit was nodig omdat die ambtenaren hun zware dienst in het geheel niet naar behoren hadden kunnen uitoefenen indien zij bovendien nog bestraffing hadden te vrezen wanneer zij zich een enkelen keer vergisten." Tussen de beide wereldoorlogen in kwam ter bescherming van Antwerpen een antitankgracht tot stand. Aanvankelijk was voorzien in een droge gracht, maar door weersomstandigheden werd overgeschakeld naar een natte gracht, met een diepte 99
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
van twee meter. De gracht was te zien als een onderdeel van de versterkte stelling Antwerpen. Mensensmokkel. Niet alleen voedsel of brieven werden gesmokkeld maar ook mensen. Tussen september 1915 en november 1918 zijn er in heel de Belgische grensstreek zo'n 25000 mensen door de draad gevlucht of een gemiddelde 600 per maand. Het aantal dat daarbij omkwam moet zo tussen de 300 en 500 geweest zijn. Volgens een andere bron kon dit wel tot 3000 zijn opgelopen. De Brusselse verpleegster Edith Cavell hielp meer dan 200 soldaten ontsnappen langs een ondergrondse spoorlijn. Ze werd hiervoor op 12 oktober 1915 gefusilleerd. Een Duitse soldaat die weigerde om dit vonnis mee uit te voeren, werd zelf doodgeschoten. Hoe kwam men eigenlijk door zo'n hoogspanningsdraad? Dat gebeurde op een heel originele manier. Een vindingrijke Belg Jan Vleugels maakte een inklapbaar raam van ongeveer 76 x 29 cm dat aan de buitenkant geïsoleerd werd met leer of fietsbanden en tussen de draad geklemd kon worden. Dit werd veelvuldig gebruikt om onder de draad door te kruipen. Het is nog steeds te bezichtigen in het Taxandriamuseum te Turnhout. De meest vreemde voorwerpen werden gebruikt om de elektrische draad open te sperren en er veilig door te geraken. Er werd ook met rubberen banden gewerkt, porseleinen borden, houten vaten of rieten manden zonder bodem. Ook maakte men gebruik van een polsstok of een dubbele ladder om over de draad heen te geraken.
^ Het uitklapbaar raam om te vluchten doorheen de elektrische draad.
Louis Janssens gebruikte zijn eigen manier. Bij een houten fietswiel had hij alle spaken verwijderd. Dit wiel vervoerde hij gewoon om zijn hals gehangen. Eens bij de versperring werd het wiel tussen de draden geduwd. Het zat ineens goed vast en bood een vrij groot doorgeefgat. Men gebruikte soms ook een rubberen buis, of men groef een tunnel onder de draad. Dit gebeurde door Belgische en Nederlandse boeren, om varkens te smokkelen. Tegen het einde van de oorlog kende men de kwaliteiten van rubber waarvan graag gebruik gemaakt werd in de vorm van laarzen of handschoenen die enige isolatie boden. Wanneer de aandacht van de schildwachten verslapte nam de wilde smokkel toe. Zo'n situatie deed zich voor te Essen op 19 april 1916. Er waren bijna nergens meer schildwachten te bekennen die patrouilleerden en sommige gedeelten van de grens bleven uren onbewaakt. Natuurlijk werd er van deze toestand geprofiteerd, er werd niet alleen flink gesmokkeld, ook bezoeken vanuit Nederland (familie, vrienden of kennissen) konden ongestoord plaatsvinden. Maar schone liedjes duren niet lang en spoedig kwamen nieuwe Duitse troepen de grens weer scherp in 't oog houden. 100
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Grenswacht in Putte-Nederland tijdens de mobilisatie april 1915
Een dorpszicht op het Nederlands gebied, richting Hoogerheide, ter hoogte van de huidige Rabobank. Men ziet het wachthuisje waar de grenswacht controles uitoefende.Deze kaart werd verzonden in 1916 . ( Foto Van der Sommen. Coll. Koolen-Lint)
Omdat ruilen beter was dan verkopen had er ook een smokkelruilhandel plaats: tabak tegen graan en melk, haarkammen, tandenborstels tegen uien, aardappelen en bonen. De smokkel gebeurde veelal 's nachts en de vele bossen maakten het gemakkelijker. Tussen 1914 en 1918 leefden in Essen minstens 300 smokkelaars die verdeeld waren over ploegen van 20 tot 30 man. Zij verkochten sommige producten als vet, olie en graan aan de bezetter. Sommige Duitse soldaten leverden dus niet alleen hand- en spandiensten bij het eigenlijke overbrengen vanuit Nederland, maar officieren lieten oogluikend toe dat de waar vlot kon verhandeld worden. De elektrische draad werd na een tijd door een gewone vervangen. 101
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Twee personen waren wel erg berucht in onze streek in die tijd. Frans Duerloo: ‘Het Kieken’, hij dankte zijn naam aan het feit dat hij zo'n waaghals was. Hij durfde alles wat gevaarlijk was en riskeerde meermaals zijn leven. Op 27 juni 1918 werd hij dan ook door de Duitsers neergeschoten. Aan de schuur op de Kiekenhoeve te Essen hangt zijn gedenkplaat. Na zijn dood werd hij zo'n beetje als held vereerd. Tijdens zijn ‘loopbaan’ bracht hij niet alleen brieven en inlichtingen over, maar soms ook vluchtelingen. Hij had een echte organisatie opgericht die ook smokkelwaar verhandelde, wat de afgunst opwekte van andere smokkelaars en opkopers. Geert Schrauwen: ‘Het Klaveren Vrouwke’. De meest besproken persoon! Wie was hij eigenlijk? Een Robin Hood of een schurk? Vooraleer hij zich illegaal in Essen kwam vestigen was hij al veelvuldig in aanraking geweest met het gerecht. Zo gingen in elk geval de geruchten. Men beweerde zelfs dat er een premie van 800 gulden was uitgeloofd voor wie hem te pakken kreeg, dood of levend. Hij werd doodgeschoten door de grenswacht op 5 mei 1916 daarover is men het eens, maar gebeurde dat op Belgisch of op Nederlands grondgebied! Volgens de grenscommies viel hij met het bovenlichaam op Belgisch grondgebied, ook de bloedplas bevond zich op Belgisch gebied. Een ooggetuige beweerde echter dat Nederlandse grenswachters "het Belgisch grondgebied betraden en het lijk met de voeten de grens oversleepten". Toen de getuige riep werd hij zelfs nog door de Nederlanders bedreigd. Klaveren Vrouwke beschikte over een grenzeloze fantasie en telkens wist hij op een listige manier de grenswachters te ontlopen. Hij hield er blijkbaar van zich te vermommen. Verschillende keren verkleedde hij zich als vrouw in het zwart (vandaar ook zijn bijnaam), als non of als pastoor. Hij deed zich zelfs eens voor als een hoge militair die de grenswachters kwam inspecteren. Toen de brave soldaten in het gelid sprongen galoppeerde hij de grens over. Te laat dus ... de vogel was weer eens gaan vliegen. Op de plaats waar hij werd neergeschoten (precies op de grens) staat de paal met de inscriptie KV (er in gekrast door een soldaat). "De strontpaal", zo genoemd omdat destijds douaniers op velddienst hier wel eens hun natuurlijke behoefte deden. De slachtoffers van de draad. Ondanks de vele voorzorgen waren er toch velen die hun vluchtpoging met de dood hebben moeten bekopen: verraad door Duitse of Belgische spionnen, elektrocutie door de draad, doodgeschoten tijdens de vluchtpoging, Nederlandse grenswachters en douanen. Naar schatting zijn er in de hele Belgische grensstreek 500 tot 3000 mensen verongelukt door de elektriciteit. Elektriciteit was in die periode een onbekende materie waarvan het gevaar aanvankelijk niet goed werd ingeschat, men was immers nog niet vertrouwd met de omgang van stroom. In Nederland had 13 % een "gloeipeer" in huis. In België was dat nog minder.
<
Lijk van een Belg die ‘doodgebliksemd’ werd aan de draad.
102
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
In Putte was er in 1915 zelfs nog geen elektriciteit bij de mensen thuis. De bevolking werd massaal voorgelicht om toch maar uit de buurt te blijven van deze levensgevaarlijke opstelling. De slachtoffers waren op slag dood en zagen er gruwelijk uit. Vaak lagen ze in een verkrampte houding met verbrande resten van kledingstukken en de ledematen verkoold. Langs de spoorweg werd ook flink gesmokkeld, zodanig dat het personeel vervangen werd door Duitsers. Deze verbroederden met de Nederlanders en de handel ging gewoon door. De Duitsers waren voor de burgers buiten de draad zeer streng. Ze verdachten jan en alleman van spionage. Er was voortdurend passencontrole en jonge mannen moesten zich regelmatig melden.
Patrouille aan de grens te Putte (periode 1914-1918)
Ook de Puttenaren wonende tussen de draad aan de grens en de hoogspanningsdraad aan de Driehoek-Klinkaardstraat konden niet naar Kapellen, zelfs niet voor een begrafenis van eigen vader, moeder of kind. Omgekeerd was het eveneens zo. Toch zijn er heel wat jongens door die aartsgevaarlijke draad gekropen, natuurlijk geholpen door smokkelspecialisten. De mensen buiten de draad hadden heel wat meer bewegingsvrijheid. PUTTE: We laten Jos Peeters aan het woord: “Putte was vroeger een klein oud dorpje met allemaal kleine wit gekalkte huisjes. Putte was die tijd een doorgangsdorp voor de postkoets die reed tussen Antwerpen via Kapellen naar Bergen-op-Zoom. Het café ‘De Croone’, waar ook de klokkenmakerij van Louis Feyen geweest is, had een redelijke behuizing waar de mensen konden overnachten die op weg waren naar Bergen-op-Zoom of omgekeerd. Putte had rond 1900 een hoofdstraat met wel 60 cafés, te beginnen vanaf de Waterstraat tot aan de Nederlandse grens. Momenteel zijn er nog slechts een stuk of vier vanaf het kruispunt aan de Driehoek tot aan de grens. Rond die periode werd er aan de grens duchtig gesmokkeld. Een grens geeft altijd een aanleiding tot smokkelen, aangezien er altijd een prijsverschil is tussen bepaalde goederen. Rond het jaar 1900 was dat vooral de Hollandse tabak en sigaren die in trek waren. Maar toen ging het niet met geweld zoals het nu vaak de laatste jaren wel het geval is. Tegenwoordig is het kapitaal te machtig en gebeuren er vaak buitensporigheden. 103
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Maar zolang er douanen aan de grens waren is er gesmokkeld geweest. Mijn vader die in het jaar 1920 vanuit Zandvliet als douane in Putte begonnen is vertelde mij dat er toen veel gesmokkeld werd. Dat was na de oorlog van 1914-18. Er werd toen vooral geld ‘guldens’ van Nederland naar België gesmokkeld. Nadien heb ikzelf als kind meegemaakt dat de Nederlanders suiker kwamen kopen in België. De Belgen gingen dan weer boter en vooral margarine, spekvet en reuzel kopen in Holland. In tegenstelling tot wat er rond 1900 gesmokkeld werd, legden de smokkelaars zich 5 jaar later vooral toe op het overbrengen van runderen, vooral koeien en paarden. Dat gebeurde zelfs tot in de jaren 1940. Mijn vader vertelde mij dat er rond 1920 eens een hengst werd aangeslagen. Zoals wettelijk voorzien moest het aangeslagen rund gedurende 14 dagen op quarantaine geplaatst worden. Die hengst werd gestald in een grote schuur bij de oude horlogemakerij van Feyen naast de Leempad (de huidige A.C. Swinnestraat). Ook achter het café ‘De Stad Antwerpen’ was er mogelijkheid voorzien, zelfs bij de boerderij van Van Bouwel naast de toenmalige pastorie waren er stallingen. Na deze afzonderingsperiode werd het vee afgeslacht al naargelang de soort. Nu, wat die hengst betreft, die moest natuurlijk afgeleid worden, die had beweging nodig. Aangezien mijn vader vroeger bij een boer heeft gewerkt en niet bang was van paarden, moest deze alle dagen met die hengst een wandeling maken tot aan het kruispunt aan de Driehoek en terug. Veel verkeer was er toen niet, buiten een kruiwagen, een boer met paard en kar en soms een postkoets. Auto’s waren er toen nog niet. Op een bepaalde dag toen hij weer op stap was met die hengst hoorde mijn vader enkele mannen tegen elkaar zeggen: als hij hier morgen voorbij komt pakken we zijn hengst af. Maar dat gebeurde niet, omdat ze te bang waren omdat die hengst nogal te keer ging.” Georganiseerde smokkel Met ploegen van 20 of 30 man trokken smokkelaars die de streek door en door kenden de grens over. Aan de ene kant stonden de Duitsers en aan de andere kant de Nederlandse douaniers op wacht.
2 nov. 1914: Duitse en Nederlandse grenswachten.
Het was een spannende en vooral gevaarlijke, maar ook vaak levensnoodzakelijke bezigheid waarmee veel geld werd verdiend. Hier en daar lagen landmijnen en al te ijverige grenswachters schoten op alles wat bewoog waarbij er wel eens doden vielen. 104
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Oorspronkelijk, en we moeten nu terug tot in de jaren vóór de eeuwwis seling, was Putte-Kapellen een hulpkantoor op de weg Antwerpen - Bergen-op-Zoom, afhangende van de toenmalige post Stabroek. In die jaren stond grenspaal 257 links naast de baan, komende uit Nederland, en ook de wegwijzerpaal ‘Antwerpen - Bergen-op-Zoom, Kalmthout – Berendrecht’ stond aan die kant, vóór de woning bewoond door de familie E.Teysen, die daar winkel en herberg openhielden. De tweede woning was eveneens winkel en herberg (dat was in die tijden een veel voorkomend verschijnsel) en werd bewoond door de familie L. Van Aerden. Het douanekantoor was ondergebracht in de derde woning, daarna kwam de pastorij en dan de oude kerkpoort van St.- Dionysius, die dateert uit het jaar 1769. Aan de overkant van de straat, waar nu het houten pavil joen van de douane staat, was er een winkel-herberg-landbouwhoeve, en verder weg het koetshuis en de stallingen met het hekken van het Rozenhof. In 1920 kreeg de Administratie van Douane en Accijnzen haar eigen autonomie. De vroegere provinciale directies werden omgevormd in zes gewestelijke directies met hoofdplaatsen te Antwerpen, Bergen, Brussel, Gent, Hasselt en Luik. Van dan af stond de Belgische douane en accijnzen op eigen poten met ongeveer 8.000 ambtenaren geleid door een directeur-generaal bijgestaan door vier inspecteurs-generaal. We naderen stilaan de jaren 1930.
Hoe het er toen precies aan toeging laten we een ex-douanier vertellen met zijn eigen woorden: "Op 1 januari 1936 kwam ik in Essen-Dorp toe. Op 't kantoor was de ontvanger de Heer Hennebel, verificateur was de Heer Ahrens, opgevolgd door de Heer Casaer en later de Heer Raskin, daar was nog aan toegevoegd onderbrigadier de Heer Deroo, als waarnemend klerk. Iedere namiddag werd een camion stukgoederen ingevoerd, komende van Nederland, met bestemming Essen-Station, voor verzending naar verschillende plaatsen in België. 105
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Ook werden grote hoeveelheden stalmest en stro ingevoerd ten gerieve van Belgische landbouwers en volgens het seizoen groenten en bloemen. De postoverste van de in 't veld dienstdoende tolbeambten was brigadier Herman. Smokkel bij de invoer was er niet veel: enkele kalveren, sacharine en ook heb ik eens 10000 kg plantaardappelen aangeslagen. De uitvoer naar Nederland tierde veel weliger en dat ging hoofdzakelijk om suiker en margarine. Om het de smokkelaar gemakkelijk te maken en ze niet te verplichten hun waar in de bebouwde kom te komen halen waren er, op Belgisch grondgebied, zo maar in 't veld en dan zeer kort bij de Nederlandse grens, zogenaamde keten geplaatst. Het waren tijdelijk opgetrokken houten loodsjes waar de smokkelaars zich konden bevoorraden. Op dit ogenblik was de gulden twintig frank waard en de Nederlanders kwamen in Essen uitgaan en zelfs hun onderlinge veten uitvechten. Bij de terugkeer naar hun heimat zongen ze en maakten straatlawaai, echter maar tot aan de grens, dan hielden ze zich muisstil want hun eigen politie werd zeer gevreesd. Op Horendonk rezen de cafés met orgel zo maar uit de grond. Daar werd plezier gemaakt en gedanst en als wij 's avonds in de velden op dienst waren hoorden wij de verre klanken van de toen populaire liedjes "Daar bij die molen..." en "Twee ogen zo blauw...". Tijdens de Tweede Wereldoorlog - Bomexplosie Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1940 betekende opnieuw een ware ramp voor Putte. De kerken aan beide zijden van de grens werden vernield. Aan de Nederlandse zijde waren terugtrekkende Franse troepen hiervoor verantwoordelijk, aan Belgische zijde waren het Belgische legereenheden (17e bataljon Genie, 8e Jagers te voet). Een groot bevolkingsdeel van Nederlands Putte moest vluchten richting België en Frankrijk. Tijdens de bevrijding in oktober 1944, waarbij met name Canadese troepen betrokken waren, vonden hevige gevechten plaats en diverse bouwwerken werden met de grond gelijk gemaakt. Menig Puttenaar heeft hierbij het leven gelaten zowel op Nederlands alsook op Belgisch grondgebied. Belgisch Putte kreeg in 1946 een oorlogsmonument, 106
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
terwijl dit aan Hollandse zijde eerst 50 jaar na de oorlog het geval was. In de Belgisch kerk zijn twee gedenkplaten aangebracht ter nagedachtenis aan de slachtoffers uit de beide oorlogen. In de nacht tussen donderdag 16 mei en vrijdag 17 mei 1940 werden door een Belgische legerafdeling van de genie, ter hoogte van de toenmalige pastorij en tolkantoor tot bijna op de grens 6 putten gegraven en opgevuld met springstoffen. Deze werden tijdens de Pinksterdagen tot ontploffing gebracht. Dat gaf een geweldige krater waardoor al de huizen aan de Belgische en Nederlandse grens ineenstortten, ook de schone en gezellige pastorie werd verwoest. Hier vond een totale verwoesting plaats.
1940 - Zicht aan de grens, met op de voorgrond een grote krater. De verwoestingen waren enorm. (Foto G. Van Bouwel. Coll. Koolen-Lint)
Niet alleen veel schade aan de pastorij, maar ook aan het tolkantoor, de eigendom Van Aerde – Teysen, de fietswinkel Daems, de herberg Hendrickx, de herberg de Klok – Feyen, alsook veel schade aan het Rozenhof, het postkantoor en bij Eyckmans en verder dorp inwaarts. Ook over de grens op Nederlands Putte tot aan het Nederlandse douanekantoor was alles vernield. Het kruispunt vlakbij de grens werd door de Belgische troepen opgeblazen om een eventuele inval van de Duitsers langs deze weg te bemoeilijken. De explosie die een geweldige krater sloeg, vernielde al de omliggende gebouwen waaronder het douanekantoor. Door deze mijnexplosie werden de grenspaal en de wegwijzer mee weggeblazen. Ze werden nadien terug opgericht, maar de grenspaal 257 staat nu op de andere hoek, vlakbij café Grenszicht, op ‘t Hollands. De smokkelaars werkten veelal in ploegen en waren op mekaar gezet. Verkenners gingen de groep vooraf. Zij droegen bijvoorbeeld een pakje niet zwaarder dan 15 kg, dat enkel wat hooi of kaf bevatte. Zij liepen op sloefen, dat maakte minder lawaai. De ploegen werden samengesteld door een baas die hen per tocht of per gewicht betaalde. 107
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
1940 - Verwoestingen aan de grens te Putte.
In het begin van de oorlog werd het grensverkeer beperkt, het grote verkeer van en naar Antwerpen was alleen toegestaan via Essen-Nispen en Wuustwezel-Wernhout en alleen voor personen die in het bezit waren van een "Durchlasschein". Het kleine grensverkeer was alleen voor grensarbeiders en zakenlui. Er was ook een vergunning vereist voor het vervoer van personen en goederen met een auto of motorfiets. Tussen de smokkel in de Wereldoorlog I en die van Wereldoorlog II zat niet zoveel verschil. Beide keren werd er gesmokkeld uit schaarste (voedsel) en om te verdienen. Er werd tijdens de beide oorlogen door de smokkel zelfs grof geld verdiend. Sommige smokkelaars maakten het zo bont dat ze op Wildertse Kermis rondliepen met briefjes van 1000 frank op hun jas gespeld, ook de sigaret werd weleens aangestoken door middel van bankbiljetten. Dit allemaal om te laten zien hoeveel centen ze wel hadden. Het was niet omdat de Duitsers België en Nederland bezet hadden dat er vrij in- en uitgevoerd kon worden, helemaal niet. Er moest evengoed betaald worden, weliswaar in "Rijksmarken". Eigenlijk smokkelde vrijwel iedereen om wat geld te verdienen (dat nadien kon besteed worden op de zwarte markt). Naar Nederland gingen vooral tabak (met sigarettenpapier), textiel, fietsbanden, rubberlijm, kammen, elastiek en sterke drank. Vanuit Nederland kwamen vooral de etenswaren: granen, surrogaatkoffie (gerst) maar ook aardappelen, aardappelbloem, bonen, rijst, siroop, sacharine, spek, eieren, boter en brood. Ook garen werd wel eens, in de fietsbanden verstopt en zo binnengesmokkeld. Menigeen nam op zijn smokkeltocht goederen voor het ene land mee om beladen met goederen voor het andere land terug te keren. Dubbele verdienste dus. Onder de oorlog waren het vooral jonge mensen die smokkelden om in hun levensonderhoud te voorzien, waaronder jonge mannen die ondergedoken waren om niet naar Duitsland te hoeven gaan werken. Men werkte veelal voor een baas. Hij ging overdag graan of kaas in Holland kopen, 's nachts diende die waar dan de grens overgebracht te worden. 108
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Anderen werkten op de volgende manier: enkele keren in de week gingen ze tabak halen in de buurt van Ieper. Deze treinreis was niet in één dag te maken en in WestVlaanderen werd dan overnacht (meestal bij familie). Rond het middel werd een korset gedragen waarin ongeveer 5 kilo tabak kon opgeborgen worden. De machinist hielp soms een handje mee door tekens te geven met de stoomfluit, als er douaniers op de trein waren. De tabak kon dan tijdig overboord gegooid worden. Een groot gevaar was de nicotinevergiftiging waaraan enkele smokkelaars zelfs gestorven zijn. De nicotine was namelijk door de huid het lichaam binnengedrongen. Eenmaal op zijn bestemming aangekomen werd er met de tabak geknoeid. Hij zag er wel heel mooi uit die "Fleur de Matrasse", maar 't was één rotzooi. Er werd zelfs een "tabak" in beslag genomen die bestond uit mos vermengd met gras, hooi, zeegras en zelfs gedroogde bietenbladeren werden ook veelvuldig gebruikt. Eens is er een Nederlander gewoonweg flauwgevallen toen hij eens wilde ruiken wat hij had gekocht. Ook met het gewicht werd vaak geknoeid. Er floreerde ook een vervalsingindustrie waar een paar groothandelaren die uit West-Vlaanderen gesmokkelde tabak afnamen en er aan de basis van stonden. Twee drukkerijen slaagden er namelijk in verpakkingen en taksbandjes na te maken. In sommige winkels en vrijwel alle apotheken was een essence te koop waarmee aan het goedje een typisch tabaksgeurtje kon gegeven worden. Tientallen kinderen verdienden thuis een centje bij door surrogaat, originele tabak of een combinatie van beiden te verpakken. De thuiswerkers bedienden zich van een blokje ter grootte van een pakje. Om dat blokje werd de verpakking geplakt, waarna het stukje hout werd verwijderd en het zakje gevuld. Vooral de verpakkingen "Van der Cruyssen - Deinze" waren erg in trek! Na bewerking werd de tabak dan clandestien naar Nederland uitgevoerd en men bracht een vrachtje graan mee terug. Tijdens de oorlog werd er vooral in groepen gesmokkeld. Zij werkten voor een baas en bestonden soms uit 25 man die bij elkaar bleven om de grens over te steken. Steeds had je een voorloper die met een loze vracht vóór de groep uitging, hij droeg een zak hooi. Als hij werd gesnapt maakte hij veel lawaai om zijn kameraden te waarschuwen. Als de Duitsers je toch te pakken kregen volgde meestal tewerkstelling in Duitsland.
Duitse grenswachten, 2de van links ‘ de schrik van Putte’.
Toch was men erg bang van de Nederlandse Marechaussee, dat waren nogal "schietgrage" personen. De Duitsers riepen eerst vooraleer ze schoten. De Belgen knepen vaak een oogje dicht doch, immers iedereen had het moeilijk in oorlogstijd en de douaniers woonden bijna allemaal in het dorp. En wat doe je dan als de 109
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
smokkelaar je buurman blijkt te zijn.... Ze werden echter vaak door de Duitsers gedwongen om hun werk naar behoren te doen en vooral dan door de Duitse "schrik van Putte" met zijn hond. Het gebeurde vaak dat Nederlandse douaniers enkele Essense huisvrouwen tegenhielden (aan de grens) die eieren bij hadden verstopt in een kan met melk. De Nederlanders vroegen dan "geen eitjes bij ?" waarop de vrouwen ontkennend het hoofd schudden. Met een stok werd dan in de melk geroerd en je kon dan maar best ineens een omelet bakken. Als je voor zoiets werd gepakt ging je de gevangenis (de "paraplu" van Breda) in, of je moest afwassen voor de Duitsers. Zoals reeds verteld was tabak zeer gewild in Nederland, maar ook zeep en lucifers behoorden daarbij. Door de nacht trok men dan met deze producten de grens over naar bijvoorbeeld de "Wouwse Plantage waar Nederlandse tussenpersonen klaar stonden om de vracht in ontvangst te nemen en desgevallend ook een terugvracht te leveren. Die bestond dan vooral uit boter, graan en aardappelen. Soms waren smokkelgroepen het slachtoffer van "valse commiezen", m.a.w. mannen die als douanier gekleed de smokkelaars opwachtten. Ze sprongen plots tevoorschijn en riepen "halt douane", de zogezegde douaniers gingen er dan met de buit vandoor. Maar dan werden de smokkelaars pas kwaad, ze waren in hun eer geraakt. Door een echte douanier gepakt worden konden ze nog verdragen (hij verdiende er zijn brood mee) maar niet door iemand anders. En zo werd er op de kermis wel eens "afgerekend", er werd gevochten met messen, ook fietsbanden werden weleens doorgesneden. Maar niet alleen de Belgen smokkelden, oh nee... ook de Duitsers smokkelden veelvuldig. Ze kochten in België goederen, die ze via Nederland naar Duitsland brachten om daar hun waar van de hand te doen. Velen bleven na de oorlog verder smokkelen, het was een soort passie geworden. Ze kregen er een soort "kik" van, zoals een gokker of een formule l racer. Tot hiertoe was de smokkel niet echt gewelddadig omdat de smokkelaars slechts zelden gewapend waren. De veesmokkel. Honderden koeien of kalveren werden over de grens gebracht. Een Antwerpse krant maakte bekend dat de meeste van deze dieren in Nederland werden opgekocht bij boeren die de veepest in hun stallen zouden hebben en die bijgevolg hun beesten tegen zeer voordelige prijs van de hand deden, terwijl zij ook nog de premies van de overheid trachtten binnen te halen. Gevolg: de aangetaste runderen besmetten éénmaal over de grens ook hier de stallen. De exemplaren van die krant werden in Nederland onmiddellijk in beslag genomen. Dat douaniers ook niet altijd vrijuit gingen blijkt uit het verhaal over een grote smokkelbende aan de Noordergrens, daar zouden smokkelaars en douaniers miljoenen verdiend hebben met het overbrengen van vee. De zaak kwam aan het rollen toen valse doorlaatbewijzen werden ontdekt. Die waren destijds nodig omdat er aan de grens een strook van een halve kilometer bestond, waarin geen vee vervoerd of gedreven mocht worden. Het kwam er dan op aan om doorgangsbewijzen te kunnen voorleggen of om 's nachts over de grens te geraken. (Als het "nachtwerk" betrof, dan gebeurde het vaak dat het witte gedeelte van de vacht van het dier zwart gemaakt werd. Ook liet men kalveren aan siroop likken omdat ze geen geluid zouden maken). Daarbij zouden de tolbeambten mits betaling een oogje hebben dichtgeknepen. Later werd de verboden strook versoepeld: tussen zonsopgang en zonsondergang mochten er voortaan wel runderen naar de weiden in de nabijheid van de grens 110
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
gedreven worden. Dat was voor velen het sein om gronden aan weerszijden van de "meet" in het bezit te krijgen. Het was dan een koud kunstje om de dieren van de ene kant naar de andere te laten lopen. De bewuste smokkelbende die ook voor deze truc rekende op de goedwilligheid van enkele bevriende douanebeambten liep echter in de val en er kwam een proces van. Het is bekend dat drachtige Belgische koeien die in die tijd naar Nederlandse weiden gingen, allemaal met een tweeling terugkwamen! De botersmokkel Aan de Franse grens werd tabak en aan de Duitse grens koffie gesmokkeld. Deze zijn, voor die streek tenminste, zeer belangrijk en het vermelden zeker waard. Belangrijk voor onze streek is de beruchte botersmokkel tussen 1945 en 1965, die was werkelijk sensationeel. Na de oorlog spande elk land (ook Nederland) zich in om hun economie terug op peil te brengen. Het resultaat was dat de melk- en boterproductie in Nederland de binnenlandse behoefte overtrof, de prijzen bleven dalen. Bovendien was het boterverbruik onbeduidend. Het gevolg van dit alles was een massa botersmokkelende Belgen. Omdat de verkoopprijs bleef dalen besloot de Nederlandse regering een subsidie te verlenen. De douane werd alert en kreeg beter uitgeruste voertuigen die in de beste omstandigheden 100 km per uur haalden. De winsten bij het smokkelen werden steeds groter, zodat de bendes ook meer georganiseerd te werk gingen. Ze beschikten over verkenningsauto's en zware pantservoertuigen die zeer grote partijen boter konden vervoeren. Ook de gewone burger liet zich niet onbetuigd. In grote getallen trok men te voet, per fiets of per bus de grens over. De boter werd overal in verstopt. Maar wie dacht dat ze veilig weggemoffeld was onder de kleding, kwam naast een douanekachel op andere gedachten. De beroepssmokkelaars, die de grote middelen gebruikten, konden met hun snelle wagens ruim 500 kg boter over de grens brengen. Ook de douane kreeg betere voertuigen maar diende toch dikwijls het onderspit te delven. Maar niettegenstaande de vooruitgeschoven uitkijkers en het betere materiaal liepen velen toch tegen de "douanelamp". De doorgedreven onderzoeken en de medewerking van de Nederlandse douane brachten steeds meer medeplichtigen vóór de rechtbank.
< Geen pantserwagen uit de Tweede Wereldoorlog. Wel een smokkelbak om enkele kilogammen boter van Nederland naar België te smokkelen.
De strijd werd bitseriger en toen de brigades gebruik maakten van buitgemaakte voertuigen werden kwistig kraaienpoten en olie gebruikt om de "lastige" achtervolgers van zich af te schudden. Er werd niet alleen met auto's gesmokkeld maar ook met spoorwagens, getrukeerde tankwagens en zelfs met legertrucks. In 1965 werd door
111
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
de Europese subsidiëring een einde gemaakt aan de Wild-West story die toch ettelijke jaren de Belgisch-Nederlandse grens onveilig maakte. De eerste bende smokkelaars waren uitgerust met pantserwagens, gehaald uit oude legervoorraden. De douaniers kregen bestelwagens die van ver te herkennen verluchtingsmolentje boven op het dak. De smokkelvoertuigen voorafgegaan door een verkenningsvoertuig. Men werkte wel legerzenders om aan de collega's te kunnen doorseinen of de kust was, kortom groot en klein ging op smokkelpad.
waren door het werden meestal eens met oude al dan niet veilig
Wegversperring te Belgisch Putte. Boomstammen liggen klaar om Smokkelwagens, tegen te houden. De foto werd omstreeks 1935 genomen. (Fotograaf niet gekend.)
Op een bepaald moment beschikten de beroepssmokkelaars over snelle Amerikaanse personenauto's die tot 150 km per uur konden rijden met telkens ongeveer 500 à 1500 kg boter aan boord. Er bestonden ook beschermde vrachtwagens met geheime bergplaatsen waarin tonnen boter konden vervoerd worden. De douaniers kregen wel snellere wagens, maar de smokkelaars bleven toch altijd nog een stapje voor. Vooral in de Kempen en het Antwerpse waren oud-wielrenners als smokkelaar actief. Ze liepen wel eens tegen de lamp, maar de winst was zo groot dat men al vlug terug begon te smokkelen. De smokkel werd vanaf nu echt georganiseerd zodat wegen en garages van motorbrigades langdurig in 't oog werden gehouden om zo de diensturen der douaniers te leren kennen. Douaneopsporingsdiensten mengden zich meer en meer in de strijd en de motorbrigades mochten zich bedienen van buitgemaakte voertuigen. Later kregen ze van de overheid gloednieuwe wagens merk "Ford". We hadden ook de veldbrigades die, bestaande uit 2 gewapende personen, op bepaalde plaatsen opgesteld stonden om de smokkel te beletten. De strijd was soms zeer bitsig met wilde achtervolgingen en schietpartijen. Er zijn zo slachtoffers gevallen aan beide kanten. De douaniers gebruikten eggen of Friese ruiters (reuze kraaienpoten) als wegversperring. De Friese ruiters werden vooral 's nachts aan de grenskantoren gebruikt. De eggen konden uit elkaar gehaald worden
112
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
en werden dus meegenomen om, op een plaats waar het nodig geacht werd, een weg af te zetten. Als wapens hadden de douaniers: een matrak, een klassieke revolver, in het begin een mitraillette en later een karabijn (afkomstig uit Amerikaanse legerstocks). De smokkelaars bedienden zich van kraaien-poten, die ze op de weg gooiden zodat de achter-volgende douaniers hun banden stuk reden.
^ Te groot om een kraaienpoot te zijn maar te klein om een Friese ruiter te zijn. Maar als dat vóór uw wagen komt…
Ze gooiden olie op de weg en soms zelfs de boter om de douanewagen te laten slippen. Ook rookgranaten werden gebruikt om een kunstmatige nevel op te wekken of men gebruikte de grote lichten om de tegenpartij te verblinden.
< Een hoop kraaienpoten en een emmer om er in één keer een hoop op de weg te gooien. Rookbommen om het zicht te belemmeren en flessen met olie om de dienstwagen te laten slippen en bakstenen om zijn vooruit te verbrijzelen als hij te dicht bij kwam.
Een bericht over smokkelaars uit de Volksgazet van 19 oktober 1959:
Beruchte Bende Smokkelaars vóór de Antwerpse Rechtbank Wielrenners rustten hun auto's uit met „walkietalkies" en „kraaienpotenstrooiers" - 30 ton boter op 4 maanden over de grens.
automatische
Voor de Correctionele Rechtbank te Antwerpen zijn Maandag de debatten begonnen in een ophefmakende smokkelzaak, waarin niet minder dan 15 personen betrokken zijn. Het ging om minstens 30 ton boter, die op 4 maanden tijd clandestien over de grens werden gebracht, waarbij de nettowinst ongeveer 400.000 F zou bedragen hebben. Het begon op 29 Augustus jl., toen de Nederlandse toldiensten een speractie inzetten op de Wouwse plantage te Roosendaal, waar een drukke smokkelaaractiviteit gesignaleerd was. Aan de driesprong van de Paardendreef, 113
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
enkele kilometers benoorden Putte-Kapellen, doken in de vroege ochtend plots drie wagens op. Op het zicht van de douanen, splitsten de auto's zich en een ervan ramde zelfs een dienstwagen om te kunnen vluchten. Dit voertuig werd beschoten en wat verder beukte het met doorboorde banden tegen een boom. De chauffeur zat tussen het stuur en de naar voren geschoven lading van 800 kg boter gepletterd. Het was Henri V., een Antwerpse wielrenner. De andere twee wagens konden ontkomen, maar het onderzoek leidde niettemin tot het oprollen van de gehele, goed uitgeruste smokkelaarsbende. De chef was de wielrenner-café-uitbater Jean D, uit Merksem, die in Mei van dit jaar met de wederorganisatie van de uitgedoofde botersmokkel van wal was gestoken. Er waren niet zo veel zaken meer te doen, vermits de aanhoudende droogte ook in Nederland de anders zo overvloedige boterstocks had doen slinken. Nochtans werd bij de leverancier te Goes, Piet H., de ‘bron’ ontdekt en zo kon men uitrekenen dat er op vier maanden 30 ton over de grens was gegaan. Jean D. had eerst Henri V. als chauffeur aangeworven en later ook Jozef M., uit Merksem, een ex-renner, nu verzorger. Terwijl D. achtereenvolgens met een Jaguar of een De Soto als «voorrijder» optrad, werden de twee Pontiacs, waarmede de boter vervoerd werd, door de twee renners bestuurd. Eenmaal sprong de ex-bokser Henri H., bijgenaamd Stierke Milo, uit Antwerpen, voor een tocht in, toen een van de chauffeurs weerhouden was, wegens werk. Walkietalkies en kraaienpoten strooien Het bleek dat in het begin van de smokkel de drie auto's met walkietalkies (draagbare radiozenders en- ontvangers waren uitgerust). Maar de apparaten werkten niet bevredigend, zodat zij in werkelijkheid niet werden gebruikt. Nochtans werd vastgesteld dat de smokkelauto's uitgerust waren met een «automatische kraaienpotenstrooier», een tussen de achterwielen gebouwde bak, die door een handgreep aan het dashboard kon geopend worden, zodat de beruchte vierpuntige « poten » over de weg verspreid werden ingeval van achtervolging. De drie wagens werden door Jean D, geparkeerd in een grote garage van de Pelikaanstraat en het was van daar uit dat de smokkelaars rond middernacht tezamen vertrokken. Toen het onderzoek gesloten werd, waren niet minder dan 15 personen in het gedrang gekomen. Henri V. maakte nu verstek, evenals Stierke Milo, in het buitenland als verzorger op de zesdaagse te Frankfort weerhouden. Jean D. en Jozef M. waren onder mandaat en buiten de leverancier H., die ook niet verscheen, waren als afnemers gedaagd : Victor De P., uit Putte; Achiel V., uit Berlaar; August Van W., uit Kontich; Augusta V., uit Berlaar; Paula C., ,uit Nijlen; Jozef V. en Jozef G., uit Geel: Albert T., uit Mechelen, en Maria M. en Julien De P., uit Putte. Na het. getuigenis van de h.h. Huybrechts en Buyst, inspecteurs van de douaneopsporingsdienst, die de zaak uiteenzetten, volgden de vorderingen van het Ministerie van Financiën en het Openbaar Ministerie en kwamen ook de eerste verdedigers aan het woord. De meeste feiten zijn bekend. Het spreekt vanzelf dat onschuldige weggebruikers wel eens het slachtoffer werden van deze praktijken. De douaniers ontvingen gevaarpremies afhankelijk van het gewicht van de in beslag genomen goederen. Vele smokkelaars liepen tegen de lamp door verkregen tips. De smokkelaars genoten sympathie bij de bevolking en pronkten met hun prestaties. Wordt vervolgd. Jos Nuyes.
___________________________________________________
114
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Het verkeersreglement anno 1899 Bekend gemaakt in het Staatsblad op 25 augustus 1899, nr. 237 Art. 1. De voertuigen op den openbaren weg rollende moeten voldoen aan de navolgende algemeene voorwaarden: … 3° Alle andere voertuigen dan gewone rijtuigen uitsluitelijk dienende tot het vervoeren van personen moeten, goed in ’t zicht, langs den linkerkant, of langs voren, juist en duidelijk den naam van den eigenaar dragen en zijne huisvesting aanwijzen. De rijwielen, welke niet voorzien zijn van eene reglementaire plaat door de bevoegde overheid afgeleverd, zijn aan diezelfde verplichtingen onderworpen. Alle zelfbewegend rijtuig (automobile) en alle zelfbewegend rijwiel (motocycle) moet voorzien zijn van twee goed in ’t zicht geplaatste platen de eene langs voren, de andere langs achter, een volgnummer dragende, getrokken uit een stamboek dienende voor gansch het rijk. Deze platen zullen tegen hunne waarde afgeleverd worden, door de agenten van het beheer door Onze Minister van Landbouw en Openbare Werken aan te wijzen; 4° Alle voertuig, moet tegen den avond, en tot ’s morgens, voorzien zijn van ten minste een goed verlichtend lantaarn, met zijn vuur in de richting des gangs. De automobiles en motocycles moeten daarenboven voorzien zijn van een lantaarn op het achterdeel des voertuigs vastgemaakt, en derwijze geplaatst dat het nummer waarvan in hierbovenstaande paragraaf sprake is, goed verlicht zij; 5° Alle rijwiel, alle baanlocomotief, alle automobile of motocycle, moet voorzien zijn van een signaal waarvan de klank ten minste op 50 meters afstand kan gehoord worden; 6° De voertuigen welke bij sneeuwtijd langs de baan rollen, en, ten allen tijde, de rijtuigen met elastieke wielbanden, moeten voorzien zijn van bellen, welker klank machtig genoeg zij om de voetgangers te waarschuwen; Art. 4. Behalve in geval van vervoer van onverdeelbare voorwerpen, waarvan spraak is in artikel 23, is het verboden aan een voertuig meer dan vijf trekdieren te spannen, zoo het twee of drie wielen heeft, en acht trekdieren zoo het vier wielen heeft, zonder dat er ooit meer dan vier na elkander, en drie naast elkander mogen zijn. Als het getal dieren de vijf overtreft moet de geleider een hulp nemen. Art. 8. Het is verboden, behalve in geval van noodzakelijkheid, met voertuigen of dieren op eene spoorbaan te gaan bij het aankomen van een ontriggelbaar tramrijtuig. Art. 11. Paarden en andere trek-, last- of rijdieren, alsook vee, mogen enkel op stap de hangbruggen overgaan. De andere bijzondere voorschriften, welke het verkeer regelen op de bruggen, brugjes en andere kunstwerken, zullen en moeten aangeplakt blijven bij de toegangen dezer werken. Art. 14. Alle wedrennen tusschen voertuigen, tusschen dieren en tusschen voertuigen en dieren zijn op den openbaren weg verboden, zoo het college van burgemeester en schepenen daartoe geene machtiging verleent. Art. 15. Het is verboden voertuigen en dieren met eene snelheid te doen rijden welke het verkeer in gevaar zou brengen. In de behuisde gedeelten, alsook bij het draaien en kruisen der straten moeten zij traag gaan. Bij volkshoop moeten zij op mansstap gaan en na elkander; hunne geleiders moeten zich onderwerpen aan al de voorschriften der agenten met de politie belast. 115
’t Bruggeske jaargang 39 – september 2007 – nummer 3.
Het is den wielrijders verboden te rijden zonder hun roer in handen te houden of zonder de voeten op de treden. Bij straatbelemmering moeten zij afstappen en hun rijwiel met de hand geleiden. Art. 16. De snelheid der automobilen en der motocycles mag nooit, in open veld, de 30 kilometers per uur overtreffen, en in den doorgang der behuizingen, de 10 kilometers per uur. Art. 17. De geleiders van stoomtrekkers of baanlocomotieven, van stoommachienen van bijzondere spoorwegen, van automobilen, en de wielrijders zijn gehouden te vertragen of zelfs stil te staan, wanneer bij hun aankomen de gespannen, de last- of rijdieren teekens van benauwd-heid vertoonen.
Automobiel in problemen
>
Art. 23. De vaststelling van het gewicht der ladingen, mag geschieden bij kubatie en berekening, naar eene tabel van soortelijke gewichten door de Regeering bepaald. Bij het vaststellen van het gewicht zal men 5 t.h. overwicht toelaten. Art. 26. De besluiten der gouverneurs bepalen het oogenblik der sluiting en der opening van de dooibareelen. Zij worden in al de gemeenten, bij dringendheid en bij middel van plakkaten en seinen afgekondigd. De plakbrieven worden aangeplakt in ieder dorp en in ieder behuisd gedeelte der landelijke gemeenten. Zij wijzen duidelijk de wegen aan waarop de besluiten niet van toepassing zijn. Art. 27. De voertuigen welke op weg zijn tijdens de afkondiging ’t zij door plakbrieven, ’t zij door seinen, mogen hunne reis voortzetten tot het dorp der naastbij gelegene gemeente. Art. 29. Zijn in ’t bijzonder gelast met de uitvoering van dit reglement: 1° De ingenieurs en conducteurs van Bruggen en Wegen; 2° De ingenieurs , toezichters, onder-ingenieurs, wegenis-commissarissen en conducteurs der provinciale technische diensten; 3° De kantonniers en andere aangestelde agenten tot bewaking der banen; 4° De aangestelde agenten tot bewaking en draaiing der bruggen; 5° De bedienden der accijnsen en de tolbeambten; 6° De nationale gendarmerie; 7° De ambtenaars en agenten met de plaatselijke politie belast. Bron: - Verzameling der Wetten en Koninklijke Besluiten, 1899, LXXXVI e deel, blz. 683 – 695.
__________________________________________________________ 116
FTKGOCCPFGNKLMU""VKLFUEJTKHV""ÓV"DTWIIGUMG HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ANTWERPSESTEENWEG 2 BUS 2 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083
BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1
!"#$%%&'()*!'%%!'+,'(% -"#*'&%% %%%%%%%%%%*./0.12.% %%%%%%%%%%%%%%%%#34560708292.%% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%#90.62.% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%-32:9;<=025%
!!
>"(#&&,(??,%@A B -?#'CC'+%DAEF%% ,'CG%F@HIFEHJDHIK%% 2BL403G%8<=M529N08282.629O5;M.26H/2% %
BC 30832