’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
‘t Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring " Hoghescote v.z.w. " te Kapellen. Zetel: Antwerpsesteenweg 2 - Bus 2 - 2950 Kapellen.
40e jaargang – nummer 2
1 juni 2008
____________________________________________________ In dit nummer... -
Bladwijzer. - 37 Ereleden 2 de lijst. - 38 Hoghescote laureaat Cultuurprijs Kapellen. - 38 ’t Bruggeske via het internet. - 40 Archiefdagen heemkring Hoghescote. - 40 Onze jaarlijkse reis. - 41 Barbecue van Hoghescote. - 42 Water en waterlopen te Kapellen (deel 1). - 43 Dit jaar 75 ste sluitingsprijs te Putte. - 48 De Tiendaagse Veldtocht – Slag van Kapellen. - 51 Industrie in Kapellen. Leerlooierij De Hert. - 63 Putte en zijn kermis. - 65 Het Nederlands, de oudste taal ? - 70
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage.
____________________________________________________________ Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger – Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.42.67. 2008 - Copyright "Heemkring Hoghescote v.z.w" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Heemkring "Hoghescote v.z.w" werd opgericht op 23 december 1968.
_______________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 10 Euro en u is dan abonnee van ‘Hoghescote v.z.w’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Heemkring Hoghescote’ v.z.w. – Antwerpsesteenweg 2 – Bus 2, 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro.
37
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Tweede lijst van onze ereleden 2008. De heer Mevrouw Familie De heer Familie De heer Familie Familie Familie De heer De heer De heer Familie
Adriaenssens Robert - Chr. Pallemansstraat 94 Brijssinck M. “Het Witte Paard - Grensstraat 2 Castelein Robert - Bloemenlei 8 Geelhand de Merxem Chr. - Kapelsestraat 200 Jansens – Back - Korte Dennenburgdreef 8 Janssens Luc - Bunderbeeklaan 1 Michels - Verlinden - Papenboslaan 22 Moons - Peeters Anny - Poorthofstraat 30 Ruiz de Arcaute Miguel - Franselei 13 Van Den Kieboom Karel - Lijsterlaan 13 Van Laarhoven Hubert - Koerspleindreef 65 Vernimme Johan - Hindedreef 17 Wouters – Scheipers - Peedreef 15
2950 2950 2950 2950 2950 2950 2950 2180 2950 2950 2950 2950 2950
Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Ekeren Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen Kapellen
Hoghescote laureaat van de Kapelse Cultuurprijs 2007. Fier als een pauw ontvingen de bestuursleden van Hoghescote op 31 januari 2008 in het Bruggeske de Kapelse cultuurprijs 2007 uit handen van wnd. burgemeester Luc Janssens. Deze titel wordt elk jaar toegekend aan een Kapelse vereniging die de gemeente op een speciale manier in de kijker wist te zetten. Het was dan ook een herkenning van hun jarenlang volgehouden inspanningen om de geschiedenis van onze gemeente veilig te stellen voor de komende generaties. De burgemeester beklemtoonde volledig achter deze keuze te staan die met grote meerderheid door de Kapelse cultuurraad werd genomen. Hij haalde hierbij de uitspraak van VTB-VAB-voorzitter Roel Van Heffen aan, die Hoghescote voorstelde als kandidaat voor de cultuurprijs, en drukte zijn waardering uit als volgt: “De grote verdienste van Hoghescote bestaat erin dat Kapellenaren de kans krijgen meer over het verleden van hun gemeente te kennen door de uitbouw van en het openstellen van hun archief voor de Kapelse bevolking. Hoghescote bewijst de gemeente Kapellen een onschatbare dienst door het verleden te bewaren voor ons en ons nageslacht. ” Hij sluit af met de woorden:”Want wie zijn verleden niet kent, kan niet ernstig aan zijn toekomst bouwen.” Deze prijs is ook voor een deel behaald door de inbreng van onze vele trouwe leden, want zonder hun steun zouden wij ons werk niet tot een goed einde kunnen brengen. Onze dank aan u allen, aan de heer Roel Van Heffen om ons voor te dragen, aan de leden van de cultuurraad voor hun keuze en tenslotte aan het gemeentebestuur voor de honorering ervan. RVdB.
38
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Uitreiking van de Cultuurprijs, we zien van links naar rechts: Chris Alen, Walter Dreesen, Roger Balbaert, Roger an den Bleeken, wnd burgemeester Luc Janssens en Schepen en Marc De Smet. (Foto Marc Wouters – Passe-Partout)
__________________________________________________
GEZOCHT – GEZOCHT – GEZOCHT - GEZOCHT documentatie voor het archief van de Heemkring Hoghescote. Alle documentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, affiches, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Kontaktadres: Dorpsstraat – 2950 Kapellen – Tel: 03 664.57.22
39
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Nu ’t Bruggeske ook via internet ontvangen. Op vraag van enkele leden hebben wij de mogelijkheid onderzocht om in de toekomst ’t Bruggeske per e-mail toe te zenden aan onze leden die daarvoor interesse tonen. Beide partijen, leden en Hoghescote, doen er hun voordeel bij. Enerzijds kunnen de leden het ontvangen tijdschrift veilig op PC opslagen, wat geen fysieke plaats in beslag neemt, terwijl elk artikel door middel van een index later snel kan opgezocht worden en anderzijds is het voor de Hoghescote een flinke besparing op het drukkerijbudget. Ook het algemeen belang vaart er goed mee: elke papierbesparing, hoe klein ook, is immers gunstig voor ons milieu. Praktisch nu: Onze Bruggeskes in Word-formaat hebben een grootte variërend tussen 30 MB en 50 MB, wat kan gereduceerd worden naar een derde door omzetten naar een PDF-formaat. Omdat dit nog steeds een flink bestand is dat uw mailbox onnodig zou belasten, stellen wij voor om via een internetmailbox te werken. Wij hebben de proef gedaan met de gratis site: www.yousendit.com. De werkwijze loopt als volgt: wij sturen het Bruggeske door naar deze site, u krijgt een mailtje en kan aan de hand hiervan het volledige tijdschrift downloaden, duur van de ganse procedure: drie minuten. Het document blijft gedurende zeven dagen ter beschikking. Indien het u niet lukt het tijdens deze periode op te halen, sturen wij u op uw verzoek een nieuw exemplaar. Moest u nog aarzelen, sturen wij u graag een proefnummer op: neem daarvoor contact met Fr. Groenewege die u een willekeurig Bruggeske zal toesturen dat u, na ontvangst van een mail van “YouSendit”, rustig probeert op te halen. Geïnteresseerden kunnen zich opgeven bij: François Groenewege, e-mail: fgroenewege@gmail.com Voor alle duidelijkheid: alle andere leden blijven ’t Bruggeske naar al oude gewoonte in hun brievenbus ontvangen. Met vriendelijke groeten. Het bestuur.
________________________________________________
Archiefdagen Heemkring Hoghescote Antwerpsesteenweg 2 - Kapellen Lokaal ‘ De Kroon’. De eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur. en de tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur. 40
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Onze reis, dit jaar naar Monschau en Rursee, op zaterdag 30 augustus. Kom je van Eupen, dan rij je door het prachtige Hertogenwald van de Hoge Venen naar Monschau. Na een mooie afdaling kom je in het idyllische Eifelstadje. De Laufenbach, een riviertje dat de stad doorkruist, en de vele vakwerkhuizen zijn hier de ingrediënten van het toeristisch succes.
Monschau is ontstaan in 1205 toen in de buurt een nonnenklooster werd gesticht. Om dit klooster te beschermen werd in 1217 een burcht gebouwd. Hier rond rees een dorpje uit de grond. Tijdens onze wandeling in Monschau, en als er tijd is kunnen de er zij die belangstelling voor hebben een glasblazerij bezoeken(2 euro), rond de middag nemen we een typische Duitse maaltijd in drie gangen. Na de middag rijden we naar het stuwmeer de Rursee voor een boottochtje. Vroeger was het water een lust, want het leverde energie voor watermolens, maar vaak vormde het ook een last, omdat er regelmatig overstromingen optraden. Om dit probleem tegen te gaan werden in de loop van de 20e eeuw allerlei stuwmeren aangelegd. Eén van die stuwmeren is de Rursee. De Rursee ligt temidden van beboste heuvels, die zich in het water weerspiegelen. Op het stuwmeer varen rondvaartboten en langs de oevers liggen strandbaden, zoals bij Eschauel. Verder wordt er drinkwater voor het gebied rondom Aken gewonnen en ook de elektriciteitsproductie moet niet worden vergeten. 41
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
We houden ook nog een stop bij het trappistenklooster Mariawald. Dit klooster is prachtig gelegen, het kan alleen worden bereikt na een steile klim van vijf kilometer (met de bus) vanuit het plaatsje Heimbach. Maar als je eenmaal boven bent is het uitzicht adembenemend. Het is ook zeer vemaard voor zijn kloosterlikeur. Tijdens de terugrit stoppen we om ons avondmaal te nuttigen. Praktisch verloop van de dag. We vertrekken aan de kerk in Kapellen centrum op 30 augustus om 7.30 uur, aankomst ’s avonds rond 20.30 uur. Dit kost voor onze leden 38 euro, voor niet-leden 40 euro. In de prijs is inbegrepen de verzekering, de gids, de autobus, de boottocht op het stuwmeer en het middagmaal. Alle dranken zijn zelf te betalen, ook het avondmaal en glasblazerij zitten niet in de prijs. Inschrijven voor 15 augustus 2008 enkel bij volgende twee personen. Chris Alen tel: 03-664 05 01 of e-mail chris.alen@skynet.be of bij Francois Groenewege tel: 03-665 00 87 of e-mail francois@groenewege.com na inschrijving betalen op rek.413-7205071-65 van Heemkring Hoghescote vzw Antwerpsesteenweg 2 bus 2 te 2950 Kapellen, met duidelijke vermelding van het aantal personen, en reis Monschau-Rursee.
_______________________________________________ Barbecue op 21 juni 2008. Zoals reeds vermeld in onze brief van februari gaan we op 21 juni onze voeten onder tafel schuiven voor onze barbecue. Vooraf is er te 15:30 een receptie aangeboden door het gemeentebestuur van Kapellen, ter ere van het 40 jarig bestaan van de kring. Om 17:00 start dan de barbecue waar we kunnen genieten van een saté, een tirolerkotelet, een kipfilet, groentebuffet, brood en natuurlijk de nodige sausen. Plaats van dit culinair treffen is jeugdcentrum Den Biz, Eikendreef 3 (aan het marktplein). Als het weer ons niet in de steek laat kunnen we buiten genieten, anders is er plaats genoeg om binnen te tafelen. De prijs voor al dit lekkers is 18 euro voor leden, 21 euro voor niet-leden, dranken niet inbegrepen. Inschrijven voor 12 juni kan enkel bij: Chris Alen tel. 03-664 05 01 of e-mail chris.alen@skynet.be of bij Francois Groenewege tel. 03-665 00 87 of e-mail francois@groenewege.com Na inschrijving betalen op rek. 413-7205071-65 van Heemkring Hoghescote vzw Antwerpsesteenweg 2 bus 2 te 2950 Kapellen met duidelijke vermelding van het aantal personen en barbecue.
____________________________________________________ 42
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Water en waterlopen te Kapellen ( deel 1 ) Het grondgebied van Kapellen ligt in het stroomgebied van de Schelde en valt onder het Waterschap Het Schijn. Dit is onderverdeeld in verschillende Deelbekkens. Kapellen valt onder het Deelbekken Beneden Schijn samen met Brasschaat en delen van Stabroek, Schoten, Kalmthout, Brecht, Zandvliet, Ekeren, Berendrecht en Wuustwezel. Kapellen ligt praktisch op de waterscheidingsgrens van het stroomgebied van Maas en Schelde. Doorheen Kapellen stromen de waterlopen de Zwarte of en Essenhoutse Beek, de Bunderbeek of Haasdonkse Beek en de Kaartse Beek of Schoon Schijn. Nog anderen zijn de Rode Beek, Kapellebeek, Middelbeek, Kapelsebeek, Nieuwe Gracht of Nieuwe Beek, Haasdonckbeek, Hoogboomsebeek en Voetbeek. Ze stromen evenwijdig aan elkaar in zuidwestelijke richting en monden uit in het Verlengde Schijn. De oorspronggebieden van deze beken liggen nagenoeg op een rechte lijn, die ten noordoosten van het Fort van Ertbrand, min of meer de lijn van de Antitankgracht volgend. Een aantal beken vloeiden vroeger rechtstreeks naar de Schelde, hun loop werd echter zodanig gewijzigd i.v.m. de grote havenuitbreiding, de aanleg van de A12 enz. dat ook zij in de (verle(n)gde) Schijn uitmonden. Verlengd of verlegd, alle twee de uitdrukkingen kwam ik tegen in tekst en beeldmateriaal. De Antitankgracht werd naar aanleiding van een dreigende wereldoorlog uitgegraven. Het is het oorsprongsgebied van een aantal beken gevoed door kwelwater. Een aantal bovenlopen van deze beken werd door het graven van deze gracht afgesneden en lopen nu in voornoemd bouwwerk. Voor anderen werd er een duiker gebouwd zodat ze onder de Antitankgracht kunnen (konden) doorstromen. Een duiker is een bouwwerk dat werkt als een sifon, een horizontale koker onder de bodem van de te kruisen waterloop en op iedere oever een verticale schacht zodat het water in en uit kan stromen.
Duiker Middelbeek onder de Antitankgracht. (Foto F. Meeus) 43
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Het werkt op het principe van de communicerende vaten. Enkele mooie voorbeelden zien we nog op de plaats waar de Middelbeek de Antitankgracht onderdoor duikt. Een andere is duidelijk te bekijken naast de Abtsdreef te Stabroek waar de Middelwatergang via een duiker de andere kant van het verdedigingswerk bereikt. Een groot aantal gegraven grachten en sloten voeren eveneens hun water naar de natuurlijke beken af. Van andere beken, b.v. de Kapellenbeek, werd de bovenloop zodanig aangepast en verlegd om een groter gebied te kunnen ontwateren. We komen later nog op deze beken terug, niet om een technisch hoogstaand opstel af te leveren maar gewoon om eens te kijken wat er is overgebleven van hetgeen er vroeger was. Nu de mens tegenwoordig gewoon het water uit de kraan kan halen en na gebruik in het riool laat weglopen, staat men te weinig stil hoe het bij onze voorouders ging. Laat het duidelijk zijn het was toen niet zo eenvoudig. Voor de gewone mensen van levensbelang, voor de rijkere ook luxe. De Kaartse Beek zorgde wel voor de bevloeiing van de vijvers op Eikelenberg en naar de vijver van het kasteel De Sterre, je kunt nu nog het sluisje voor de waterregeling zien naast de Jagersdreef. De Bunderbeek voorziet de vijvers op het domein de Oude Gracht en de Uitlegger van water en stroomt verder en voorziet ook nu nog vijvers van water bij villa’s aan de Bunderbeeklaan. De Haasdonckbeek voorzag enkele villa’s aan de Koningin Astridlaan van water. De Rode Beek bevloeit de vijvers achter het kasteel Irishof en is eigenlijk een met de vroegere hofgrachten naast de Kapelsestraat en de Franse Weg waar ze haar oorsprong vindt. Lange tijd dachten de mensen er anders over we schreven het eerder al, drinkwatervoorziening uit de kraan en riolering zorgden ervoor dat de aandacht voor beken en grachten verslapte. Afvoeren van huizen waar geen riolering lag werden en worden naar de beken afgeleid waardoor de eens zo sierlijke beken stinkende open riolen werden. Daar waar wel riolen liggen worden deze bij grote regenval vaak overgestort in de beken omdat op veel plaatsen de buizen te klein zijn om plotselinge pieken te kunnen verwerken. Slecht onderhoud, allerhande bouwwerken in en over de beken zoals opritten aan huizen waar te kleine buizen worden ingebouwd zorgen er dan weer voor dat bij aanhoudende regen stukken land en wijken met wateroverlast te kampen hebben. Ook delen van natuurlijke beken die over lange afstanden ingebuisd zijn omdat ze door bebouwde wijken lopen geven soms problemen omdat de controle over de toestand ondergronds niet altijd evident is. Het is maar pas als er zich problemen voordoen dat men (probeert) in te grijpen en dat dit niet altijd snel ver44
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
loopt daar kunnen een aantal mensen over mee spreken die al een aantal jaren soms tot een paar maal per jaar met wateroverlast in hun woningen te maken krijgen. Maar blijkbaar is het allemaal niet zo eenvoudig om dit snel op te lossen. Grensoverschrijdende problemen zowel op gemeentelijk vlak als landsgrenzen, ik denk hier aan de Grensstraat in Putte, staan dan in de weg. Daar zal zeker ook verbetering optreden naar de toekomst toe nu de gemeente Woensdrecht een tweede spaarbekken aan het bouwen is dat door middel van overstort van het riool de grote pieken moet opvangen. Ook op bestuurlijk vlak kunnen de verschillende niveaus de oorzaak zijn van de langzaam aan procedures. De verantwoordelijkheid van de waterlopen is opgedeeld in verschillende categorieën. Sommige vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente, anderen onder die van de provincie, of de gemeente is verantwoordelijk maar moet bij bepaalde ingrepen de visie van de provincie afwachten alvorens verder te kunnen werken. We lezen ook een aantal andere goede voornemens zoals het aanleggen van gecontroleerde overstromingsgebieden, op tijd ruimen van slib, het wegnemen van overbodige overwelvingen en andere storende elementen. Ook verplichtingen opleggen aan bouwers op plaatsen waar geen riool ligt om zelf een zuiveringssysteem te voorzien is een stap in de goede richting. “Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw werd de totaliteit van het Kapelse afvalwater via waterlopen als de Middelbeek, de Zwarte Beek, de Kapellenbeek, de Voetbeek, de Bunderbeek en de Kaartsebeek ongezuiverd geloosd in de Schelde. Deze waterlopen hadden dan ook het karakter van een open riool.” (tekst uit een gemeentelijk informatieblad geciteerd) Het is vanaf die tijd dat er echt veel werk is gemaakt van het rioolsysteem in Kapellen, als eerste werd aan de Driehoek in Putte het rioleringsnet aangesloten op de collector Noordbeek waardoor vanaf toen Kapels afvalwater via Stabroek naar het zuiveringsstation Antwerpen Noord in het Havengebied werd afgevoerd. Maar het echte grote werk begon vanaf 1990 toen het centrum van Kapellen aan de beurt was. Men begon aan de spoorwegovergang op de Antwerpsesteenweg en werkte zo naar het centrum toe, Dorpsstraat tot aan de Kapelsestraat en eind 1990 was deze klus geklaard. De volgende stap was beginnen aan de Frans de Peuterstraat om via daar een weg te krijgen richting zuiveringsstation. Nieuwe riolering werd voorzien en de geklasseerde Essenhoutse Beek werd beschoeid. Daarna kwam een deel van het Klein Heiken aan de beurt en zo werd systematisch verder gewerkt zodat in 1993 aansluiting op het collector netwerk een feit was. Half de jaren “90 van de vorige eeuw was het dan de beurt aan Hoogboom. Ontbrekende stukken riolering werden aangelegd, andere stukken werden afgekoppeld van de Voetbeek. Dan werd de riolering van de Hoogboomsteenweg 45
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
verbonden met de collector aan de Vloeiende zodat ook aan die zijde een verbinding tot stand kwam met het zuiveringsstation Antwerpen Noord. Met de nieuwe riolering in de Koningin Astridlaan kon de volledige Bloemenwijk worden aangesloten en het rioleringsstelsel van de Willaard afgekoppeld van de Bunderbeek. In de jaren 1996-1997 volgde dan de Hoevensebaan, een niet te onderschatten groots project maar ook dit werd met succes uitgevoerd. Na 1998 volgde dan de wijk de Sterre, aangesloten op de collector in de Maria Theresiastraat, kon de wijk afgekoppeld worden van de Kaartsebeek. Door de rioleringswerken in de Koning Albertlei en verder door de Rubensheide zouden ook een aantal problemen met de Zwarte Beek verdwijnen. Nu is het zo dat meer dan 80% van het afvalwater te Kapellen naar het zuiveringsstation Antwerpen Noord word afgevoerd en dat zal met de huidige rioleringswerken te Kapellenbos alleen nog maar verbeteren. Het ziet er goed uit als zo verder gewerkt wordt. Gelukkig is er de laatste jaren een zichtbare verandering gaande. Er worden op alle niveaus plannen gemaakt, en doelstellingen op papier gezet. Termijnen uitgetekend waarin bepaalde doelstellingen dienen te worden verwezenlijkt. Sommige taken of verantwoordelijkheden worden herverdeeld. De gemeenten worden betrokken in alle aan de gang zijnde bewegingen op een hoger niveau.
Waterlopen die we kenden door de jaren heen onder verschillende namen zullen nu onder één en dezelfde naam in de VHA (Vlaamse Hydrografische Atlas) worden opgenomen zodat we daar op dezelfde lijn zitten. Voor sommigen 46
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
wordt de categorie aangepast, anderen verdwijnen omdat ze niet meer bestaan of volledig in het rioleringssysteem zijn opgenomen. Het lijkt er op dat we aan een goede inhaalbeweging bezig zijn. Je ziet de laatste tijd ook steeds meer naamborden aan beken verschijnen daar waar deze een straat onderdoor duiken zoals in Stabroek en Brasschaat. De gemeente Kapellen doet hier nog niet mee. Wel zijn er hier en daar ook al wat discussies ontstaan over de juiste naamgeving. Het ziet er naar uit dat dit op termijn allemaal wel op zijn pootjes terechtkomt. Hierna willen we eens in het kort een aantal beken doorlopen die we nog in onze gemeente Kapellen kennen. Ook de beken die niet volledig op het grondgebied van Kapellen liggen en alleen maar de grens vormen komen aan de beurt. Wat kunnen we nog zien en hoe ziet het er uit en mogelijk hier en daar ook hoe was het. Omdat een aantal zaken zich op privé-domein bevinden of omdat er geen andere mogelijkheid was om het onderwerp te benaderen zal de opsomming en de verklaring uiteraard niet volledig zijn. Dat is ook niet onze bedoeling, dat is werk voor specialisten op dit gebied. Een bedoeling kan wel zijn om bepaalde mensen nieuwsgierig te maken zodat ze zelf op onderzoek uitgaan en van een stukje natuur genieten dat stilaan verloren dreigt te gaan. (Wordt vervolgd) Frans Meeus.
Bronnen geraadpleegd. (ook voor deel 2 en 3) x x x x x x x x x x x x x x
Gemeente Kapellen detailplan uit VHA Gemeente Stabroek detailplan uit VHA Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van de gemeente Kapellen 2005, op Cd-rom. Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van Stabroek 2004 en Brasschaat 2005. Internet. Waterschap Het Schijn. Deelbekken Beneden Schijn Provincie Antwerpen 2007. Internet Doelstellingen Nota Deelbekken Beneden Schijn Provincie Antwerpen 2004. Internet Adviesraad Antwerpen betreffende Beneden Schijn. Ontwerp Actieplan Stad Antwerpen 2006. Internet De geschiedenis van Hoevenen F Bresseleers/Jansen 1976 De geschiedenis van Hoogboom R Roelands/H de Sitter/ P Arren 1996 Brasschaat Van Heidegrond tot Parkgemeente Werkgroep 1980 Op de drempel van de polder F Bresseleers/H Kanora 1963 De Nobele Donk F Bresseleers 1965 DVD ROM Topografische kaarten Vlaanderen en Brussel NGI Tijdschrift van Heemkring Molengalm Stabroek nr 3 september 2003 Plan Popp.
____________________________________________ 47
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Dit jaar 75ste sluitingsprijs te Putte Nationale Sluitingsprijs Putte - Kapellen cat 1.1 Geschiedenis In de loop der jaren is de Nationale Sluitingsprijs van Putte-Kapellen uitgegroeid tot een begrip binnen het wielergebeuren. Deze stevige traditie is te danken aan Eugéne Teysen die in 1925, als afgevaardigde van de Belgische Wielrijdersbond, zijn hart verloor aan de wielersport. Met zijn fiets doorkruiste Eugéne Teysen geregeld de polderstreek en Noorderkempen en op die manier groeide bij hem het idee van een grensprijs. Hij zal wel nooit kunnen vermoeden hebben dat zijn droom ondertussen een wielermonument is geworden en veel renners zich uitsloven om het indrukwekkende palmares te halen. De eerste sluitingsprijs wordt georganiseerd in 1929 met Zander Maes als overwinnaar. Dank zij de belangstelling en het succes gaat meteen het Sportkomiteit Putte van Start. Naast Eugéne Teysen trokken ook oud-veldwachter Corneel Ibens, Antoon Zuikerbuyk en Louis Matheessens de kar. Met winnaar Georges Ronse in 1930 komt de eerste grote naam op de ondertussen lang geworden erelijst van nationale en internationale kampioenen. Uitgangspunt van de organisatoren was dat alle deelnemende renners geen startgeld kregen uitbetaald. Een stelregel die tot in 1997 is volgehouden. Bij het zilveren jubileum op 12 oktober 1954 krijgt de Sluitingsprijs ook de naam ‘Grote prijs Frans Hotag' toegevoegd, genoemd naar de Stabroekse wielrenner die de koers won in 1943 maar het jaar daarop stierf in een concentratiekamp. Het bestuur van het Sportkomiteit is dan samengesteld uit voorzitter Eugéne Teysen, Jos Frijser als ondervoorzitter en Marcel Leys de secretaris. De bestuursleden zijn Jos Taymans, Jos Hendrickx, Albert Carpentier, Louis Wouters, Alfons Van Dijck en Jos Van de Weygaert. Zij blijven op post tot in 1958 wanneer Jaak Daniels de plaats inneemt van Jos Van de Weygaert en het bestuur afscheid neemt van Jos Hendrickx. Vanaf 1966 wordt de wedstrijd officieel erkend als Nationale Sluitingsprijs Putte-Kapellen. Vandaag bestaat het bestuur van de Sluitingsprijs uit voorzitter Marcel Denisse, secretaris Eddy Carpentier en Rosette Van Camp als adjunct-secretaris. Bestuursleden zijn Marcel Braeckman, Louis Driessens, Peter Van As, Hugo Van Gastel en Vic Janssens. De Sluitingsprijs heeft de grensgemeente Putte internationale bekendheid gegeven. In de loop der jaren stonden menig wereldkampioenen er aan de start en komen jaarlijks zo'n 30.000 toeschouwers er de gemoedelijke sfeer opsnuiven. Een sterke organisatie is vandaag noodzakelijk om te kunnen overleven. Met Eddy Carpentier, secretaris en duivel-doet-al, is de toekomst van de Nationale Sluitingsprijs verzekerd voor de komende jaren. In het moderne wielrennen draait alles rond FICP-punten. Eddy Carpentier wist de Internationale Wielerunie (UCI) over de streep te halen en een hogere categorie in de wacht te slepen. Tot 1998 kreeg de wielerwedstrijd het statuut 1.5 op de internationale wielerkalender. In 1999 kwam een categorieverhoging tot 1.4 en vanaf 2002 wordt de Internationale Sluitingsprijs verreden onder categorie 1.3. Dat wil zeggen 48
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
dat de renners heel wat meer punten kunnen verdienen voor de wereldbeker wat garant stond voor een sterker deelnemersveld. Vanaf 2005 echter met de invoering van het nieuwe Pro-Tour systeem valt de wedstrijd onder klasse 1.1 van de Continentale Europe Tour, waardoor het steeds moeilijker wordt om Pro tour ploegen te strikken. Toch wordt er constant gewerkt om dit voor elkaar te krijgen. Weetjes over de Sluitingsprijs Tijdens de oorlog werd een aantal jaren niet gereden. In 1943 werd op de oorlogsregeling een uitzondering gemaakt met een koers ter ere van Frans Hotag. De uitzondering is vooral opmerkelijk omdat wielrenner Frans Hotag gearresteerd werd als lid van de Witte Brigade. Op de erelijst van de Sluitingsprijs staan kampioenen zoals Eddy Merckx, Herman Van Springel, Adrie Van Der Poel en Tom Steels. Vanaf begin de jaren '50 loopt het parcours van de Sluitingsprijs een deel over Nederlands grondgebied. De grenspost van Putte-Kapellen was een van de drukste overgangen tussen België en Nederland en een gekende smokkelroute. Strikt wettelijk bekeken moest de douane bij elke doorgang van de wielerkaravaan alle sportbestuurders opnieuw laten stoppen om hen te vragen dat ze niets aan te geven hadden. Dat konden de organisatoren oplossen door aan de douane vooraf op te geven welke wagens er in het kader van de wielerwedstrijd geregeld de grens overstaken. De douaniers hebben de organisatoren nooit iets in de weg gelegd. Meer dan eens hebben ze de grenspost voor een dag zelfs een paar honderd meter verlegd om de koers vlot te laten verlopen. Het is zeer twijfelachtig dat de verantwoordelijken in Brussel dat ooit geweten hebben.
Het publiek blijft zijn Sluitingsprijs trouw. Een combinatie van pure wielerfans en feestvierders brengt elk jaar rond de 30.000 toeschouwers op de been. Elk jaar opnieuw slagen de organisatoren van de Nationale Sluitingsprijs er in om gemiddeld zo'n 150 renners aan de start te brengen.
49
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Zoals gebruikelijk wordt het Belgische wielerseizoen afgesloten in PutteKapellen op de Belgisch-Nederlandse grens. Dat gebeurt nu al voor de 73ste keer. Sinds de wedstrijd, onder impuls van secretaris Eddy Carpentier, op de UCI-kalender is gezet heeft de koers internationale uitstraling. Bij de organisatie van de Nationale Sluitingsprijs zijn vier gemeenten en drie politiekorpsen betrokken. Tot nu toe heeft het Sportkomiteit altijd al kunnen rekenen op een perfecte samenwerking met al deze politiediensten. Tot de jaren 70 werd een paar weken voor de wedstrijd tussen de verschillende kasteleins en cafébazen geloot waar het vertrek gegeven zou worden en waar de eindstreep lag. Dat gaf geregeld aanleiding tot chaotische verkeerstoestanden. Daarom is sinds 1972 het vertrek en aankomst definitief vastgelegd in de Ertbrandstraat. Erelijst van de laatste jaren: 2000 Steven De Jongh, 2001 Wesley Van Speybroeck, 2002 Geert Omloop , 2003 Nick Nuyens , 2004 Max Van Heeswijk 2005 Gert Steegmans, 2006 Gorik Gardeyn, 2007 Floris Goesinnen,
Erepodium 2007
De volgende Nationale Sluitingsprijs wordt verreden op dinsdag 14 oktober 2008. Bronnen:
Website sluitingsprijs http://www.sluitingsprijs.be
Interview Eddy Carpentier
________________________________________________
50
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
De Tiendaagse Veldtocht – Slag van Kapellen Zonder voorafgaande verklaring brak koning Willem, op 2 augustus 1831 het wapenbestand en de Hollandse troepen overrompelden het Belgisch territori um. Ons leger bestond uit vier onderdelen: - het Scheldeleger, ongeveer 12.000 man sterk, gelegerd in de Antwerpse Kempen - het Maasleger, 12.000 man, in Limburg - het leger van Vlaanderen, 4.000 man, opgesteld tegenover Zeeland - het Luxemburgs leger, 6.000 man, in de gelijknamige provincie. Deze strategische ontplooiing wilde alles verdedigen, maar verdedigde in werkelijkheid niets. De Hollandse onderneming zou spoedig de kwetsbaarheid bewijzen. Het plan van de Hollanders was eenvoudig. Het hoofdoffensief moest gebeuren langs het centrum en in de richting van Brabant. Het gros van het leger, 37.000 man sterk, zou zich tussen de Belgische legers wringen en ze vervolgens verslaan. Tezelfdertijd kwam het er op aan de verdeelde krachten van de tegenstrever voortdurend bezig te houden door aanvallen in Vlaanderen, in de omstreken van Maastricht en Antwerpen. Bij het hernemen van de vijandelijkheden maakte het 12 de Linieregiment deel uit van de 3 de Brigade van het Scheldeleger. De korpsoverste, kolonel de l’Escaille, voerde dubbel bevel over de brigade, die buiten het 12 de Linie enkel een halve artilleriebatterij omvatte. Het hoofdkwartier van de brigade en de regimentscom-mandopost bevond zich te Merksem (3de bataljon). Het 1ste bataljon bezette Kapellen, Wilmarsdonk en Ekeren terwijl het 2 de bataljon verdeeld was over Hoogboom, Brasschaat en de Donk.Het regiment trok tevens de wacht op voor het Noordfort met de omliggende batterijen. Capiaumont noteert in zijn “Herinneringen” (verschenen in 1877) voor 29 juli volgende cijfers: bataljon
officieren
manschappen
I II III
26 27 28
424 352 419
Slag van Kapellen – 3 augustus 1831 In toepassing van het Hollandse veldplan, ontvangen de gouverneurs van de versterkte plaatsen Bergen-op-Zoom en Breda op 31 juli het bevel, mobiele colonnes te vormen. Deze moeten hun actie beginnen in de richting Antwerpen. Het garnizoen van Bergen-op-Zoom moet twee colonnes vormen en deze in actie brengen vóór augustus. Breda kan beschikken over één colonne van 5.000 man. Op 3 augustus trekken aldus, vroeg in de ochtend, de twee colonnes van Bergen-op-Zoom de grens over. De rechtse colonne, aangevoerd door majoor Bosson, omvat twee marsbataljons en vertrekt van Ossendrecht-Hogerheide. Ze arriveert om 8 uur in Putte, waar een compagnie achterblijft. De overige manschappen gaan door tot Kapellen. Alhoewel zij niet de minste tegenstand 51
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
ondervinden, zijn zij ongerust en zenuwachtig. Het feit, dat men voor het vormen van een “voorwaarts” beroep moet doen op vrijwilligers uit de twee bataljons “tegevolge der weinige bekendheid van den troep met het tirailleeren en den velddienst” zegt genoeg over hun militaire kunde en hun mentaliteit. Wupperman, kapitein van de generale staf, verhaalt in zijn “Geschiedenis van den tiendaagschen veldtocht in Augustus 1831” (Den Haag, 1881) hoe deze vrijwilligers bij het verlaten van Putte, plots op een veertigtal mannen stootten, die zich na een korte schermutseling al schietend terug trokken in de richting van Kapellen. Het was de 2de compagnie van het 1 ste bataljon 12 de Linie, slechts bestaande uit 49 man. De colonne wordt gevormd door verschillende compagnies van verschillende eenheden: - 1 ste bataljon van kapitein Bosch-Van Drakenstein met: o 2 compagnies van de Utrechtsche Schuttery o 1 compagnie van de Midden-Hollandsche Schuttery o 1 compagnie van de Overijsche Schuttery - 2 de bataljon van Majoor Kinschot met: o 4 compagnies van de Midden Hollandsche Schuttery Dit eerste incident brengt de Hollandse compagnie, die de achterhoede vormt, reeds in verwarring. Overal denken ze nu de vijand te zien en ze openen het vuur op alle bosjes langs de weg. Het is ongeveer 10 uur als de colonne Kapellen bereikt. Majoor Bosson wil hier tot ’s anderendaags blijven en neemt maatregelen voor een veiligheidsgordel. Twee compagnies worden in voorwacht gesteld aan de uitgang van het dorp, richting Ekeren en Brasschaat. Drie andere compagnies stellen zich op aan de zuiduitgang. De twee laatste houdt men in reserve in het uiterste noorden. Vele manschappen, door de marsen vermoeid, vallen ter plaatse in slaap. Alhoewel de Hollanders beweren dat er nog Belgische soldaten in het dorp moeten zijn, worden geen aanstalten gemaakt om ze op te sporen. Dat de 2de compagnie van het 1 ste bataljon nog in Kapellen zou verblijven, schijnt niet met de werkelijkheid te stroken. Volgens Charpiny [1] trekken ze zich terug in tirailleur op het bataljon. De opsteller vergist zich wanneer hij kapitein Fourny [2] “verdediger van Kapellen” noemt. Kapellen wordt niet verdedigd en de bewuste officier is trouwens op het gevechtsorder van de 1 ste en niet de 2 de compagnie. De uitval van kleine groepjes Hollanders naar Stabroek en Kapellen heeft voor gevolg dat de commandant van het 12 de Linie zijn troepen in de Donk verzamelt. Ingelicht over de bewegingen van de Hollandse colonnes, doet hij, in de morgen van 3 augustus, het eerste bataljon naar Kapellen en het tweede naar Brasschaat oprukken.Het 1 ste bataljon marcheert dus op Kapellen. Het wordt voorafgegaan door een voorwacht, geleverd door de 2 de compagnie. De Hollandse uitkijkpost, in de dorpstoren, signaleert de komst van het bataljon. Majoor Bosson werpt 4 compagnies in de aanval. Eén ervan heeft de opdracht de Belgische colonne langs achter en in de flank aan te vallen. Majoor Boulanger heeft twee compagnies (maximum 190 man) van zijn bataljon (4 de voltigeurs) naar links gestuurd, om het dorp langs die kant in te nemen. De rest van het bataljon (1ste en 2 de grenadiers) staan in de heide opgesteld, langs de kant van de weg. De 2 de compagnie, nog altijd in contact met de vij52
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
and, trekt al schietend achteruit. Wanneer de Hollandse colonne binnen schietbereik gekomen is, doet een salvo hen stoppen.
De toestand op de 3 de qugustus – een overzicht van de schermutselingen (Bn = Bataljon, Cie = compagnie, Gr = Grenadiers, HK = Hoofdkwartier, Li = Linie, Volt = Voltigeurs, MXM = Merksem.
53
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Ze wijken terug. De Hollandse compagnie, die de Belgische colonne dient te omzeilen en een compagnie Midden-Hollandsche schuttery die te snel is opgerukt, worden in dit salvo betrokken. Ze slaan wanordelijk op de vlucht in de richting van het dorp. Ook de twee Hollandse compagnies, opgesteld als reserve in het noorden slaan op de vlucht als ze door de 4 de compagnie en de voltigeurs worden aangevallen. Ondertussen heeft majoor Boulanger de 1 ste , 2 de en 3 de compagnies samen met de grenadiers in colonne opgesteld en met de bajonet op het geweer valt hij de 4de Hollandse compagnie (die nog altijd in lijn gebleven is) verbeten aan. Door de draaiende beweging van de 4 de Belgische compagnie zijn de Hollanders tussen twee vuren gekomen en lopen in wanorde weg. Ondanks de inspanningen van hun oversten neemt de ganse Hollandse colonne in paniek de vlucht naar Putte waarbij ze de doden, gekwetsten en krijgsgevangenen achter-laten. De achtervolging wordt ingezet tot aan de grens. Charpiny zegt zelfs tot in Ossendrecht.
Linie-infanterie in 1831. >
Hollandse en Belgische verliezen zijn niet met zekerheid gekend. Majoor Van Kinschot, commandant van het 2 de bataljon, blijft gekwetst in onze handen. Charpiny meldt bij het 1 ste bataljon één gekwetste luitenant en vier onderofficieren. Eén ervan sterft de dag daarna. Het 3 de bataljon van het 12 de Linie dient niet tussen te komen; het blijft Kapellen bezetten en verleent steun bij de achtervolging, ingezet door het 1 ste bataljon. Wat doet de Hollandse linkercolonne ondertussen? Zij wordt gevormd in de streek van Roosendaal en omvat twee bataljons en enige ruiters onder bevel van kolonel baron d’Ablain van Giessenburg. -
1 ste bataljon (luitenant-kolonel Block de Keth) o 4 compagnies van Overysche Schuttery o 2 compagnies van Midden-Hollandsche Schuttery
-
2 de bataljon o 4 compagnies Utrechtsche Schuttery o 1 compagnie van de 10de Afdeeling Infanterie 54
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Volgens de gegeven orders vertrekt de kolonel op 3 augustus rond 4u30 naar Kalmthout, Nispen en Essen. In Kalmthout dient er rust gegeven aan de weinig getrainde troepen die erg te lijden hebben van de hitte op deze warme zomerdag. Zij zijn geradbraakt van vermoeidheid. Dit is dan ook de reden dat kolonel d’Ablain geen hulp biedt aan de colonne van Bosson, ook al is het gedonder en het gerommel van het vuurgevecht van Kapellen duidelijk te horen (de afstand van Kapellen tot Kalmthout bedraagt nauwelijks 9 kilometer). Tussen 7 en 8 uur in de avond verneemt hij de wanordelijke vlucht van zijn buur. Hij oordeelt dat zijn toestand te onzeker is, aangezien de colonne die eerst de 4de augustus had moeten vertrekken, zijn linkerflank heeft moeten beschutten. Te Kalmthout wordt er in geringe mate geplunderd, onder andere 8 hemden worden bij burgemeester Sheehan ontvreemd en winkelier Adriaen Van Hooydonck is 30 liter jenever, 54 liter azijn, 100 liter Leuvens bier en 36 liter “eau de vie” lichter gemaakt. De Utrechtse schutterij neemt verder nog de wapens (25 geweren en 44 pieken) van de Burgerwacht van Kalmthout in beslag en verhaalt later nog lang over hun “gevecht van Kalmthout”. Veiligheidshalve trekt d’Ablain terug op Essen, waar hij de nacht doorbrengt. Dit alles is bevestigd door Charpiny, die echter deze colonne tot Hoogboom laat doorstoten waar zij teruggeslagen wordt. Die avond van de 3 de is dus de colonne van Bosson verspreid, de colonne van d’Ablaing is teruggetrokken naar Essen en de colonne van Breda is niet verder gekomen dan GrootZundert op Hollands grondgebied. Het officieel rapport van de commandant van het Scheldeleger aan het Ministerie van Oorlog, met betrekking tot de slag van Kapellen, berust in de archieven van het Koninklijk Museum voor Leger en Krijgsgeschiedenis te Brussel en luidt als volgt: “ Hoofdkwartier van Schelde
4 augustus 1831
9 uur ’s morgens De vijand, die het deel van de brigade van de l’Escaille aanviel nam aanvankelijk voordeel en naderde de splitsing van het dorp Merksem. Daar heeft bovengenoemde kolonel, met al zijn beschikbare manschappen de vijand aangevallen en heeft al de verloren posities terug heroverd. Het dorp “Cappelle” werd met de bajonet op het geweer stormenderhand ingenomen. Kolonel de l’Escaille vermeldt verscheidene officieren, soldaten en vooral majoor Boulanger voor hun moedig gedrag. Zijn troepen waren reeds op Hollandse bodem doorgedrongen, maar hij deed ze terugkeren op hun oude stellingen. Onze verliezen beperken zich tot een minimum, maar deze van de vijand waren geweldig. Majoor van Kinschot en 25 Hollandse soldaten werden gevangen genomen”. Later In de gemeenterekeningen van Kapellen (Cappellen) vinden we onderstaande rekening voor bier, kaas, brood en jenever geleverd aan de Hollandse troepen tussen 3 en 6 augustus (zie afbeelding volgende bladzijde). 55
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Interessant hierbij is de omrekening van de 66 gulden en 66 cent naar 132 franken en 61 centiemen. Diezelfde Jacobus Crijnen ontvangt op een niet nader te bepalen datum van de heer Legrelle 31 gulden en 50 cent (‘Ceens’ zoals in de brief staat) voor de levering van 450 bussels stro op 4-5 augustus 1831 aan de Hollandse troepen in Putte. Som ontvangen “te huize van Jan Bul, alwaar ik eene quitancie heb gepasseert; maer de Heer Legrelle verklaert de zelve verlooren te hebben”. Op 22 november 1833 – goed twee jaar later – ondertekenen burgemeester, schepenen en enkele notabelen van het dorp een verslag van de Slag bij Kapellen. Hierin worden de mannen van het 12de Linie alle lof toegezwaaid, maar vooral de majoor Boulanger. Hij geeft blijk van ondubbelzinnige stoutmoedigheid, steeds in het midden van de strijd, waarbij zijn paard gewond raakt. Hij achtervolgt met zijn troepen de Hollanders tot in Putte (sic). Alle gewonden werden door "ons" verzorgd voor zover de omstandigheden het toelieten (“que la circonstance comportait”) Verder voeren onze troepen (Hollandse) doden en gewonden weg en daarenboven nog een twintigtal karren met gewonden waaronder meerdere officieren.
56
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Langs Belgische kant vallen er vijf gewonden te betreuren waarvan er twee overlijden, waaronder de foerier de Bay, "jeune homme qui prommetait beaucoup”. De ondertekenaars erkennen majoor Boulanger als "een oprechte en ongeveinsde verdediger van vaderlandsliefde, waarbij zijn vijandigheid tegenover de Nassaus een garantie is voor zijn optreden waar de vijand zich ook moge ophouden".
Ongedateerde rekening van Jacobus Crijnen voor het leveren van stro.
In 1839 wordt er door het gemeentebestuur een lijst opgesteld van inwoners der gemeente, die schade geleden hebben tijdens de "invasie" van het Hollands leger tussen 3 en 6 augustus. 28 personen worden vermeld met hun verliezen: 57
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
____________________________________________________________________________ 1 Vander Straten 350 liter jenever tegen 50 cent per liter 175, Henri een doos kaarsen 6,12 kaas, vet, boter, koffie, suiker, etc 25, of een totale som van: 206,12 206.12
________________________________________________________________ 2
Baetens Corneille
22,5 kilo kaas tegen 50 cent per kilo
11,25
11,25
________________________________________________________________ 3
Van Oevelen Jean
109 liter Lovens bier tegen 11cent per liter 11,99 eetwaren 7, of een totale som van: 18,99 18,99 ____________________________________________________________________________ 4 Claessens 14 liter jenever tegen 50 cent per liter 7, Dominique 5 kilo kaas 2,80 tabak en kaarsen 1,54 of een totale som van: 11,34 11,34
________________________________________________________________ 5 Denis Corneille jenever en bier 10, 10, ____________________________________________________________________________ 6 Thyssens Pierre 18 broden tegen 40 cent - 7,20 ____________________________________________________________________________ 7 Van der Straeten 71 broden tegen 20 cent 14,20 Corneille eetwaren 17,50 of een totale som van: 31,70 31,70 ____________________________________________________________________________ 8 Cobesier Lesieur wijn, bier, vlees, vet, koffie, suiker en andere eetwaren 27, 27, ____________________________________________________________________________ 9 Gysen Adrien 70 liter Lovens bier tegen 11 cent per liter 7,70 4 liter jenever tegen 50 cent 2, eetwaren 17,80 hooi en stro 6, of een totale som van 33,50 33,50 ____________________________________________________________________________ 10 Simons Dominique hooi, stro, eetwaren, opeising van een trek- en lastpaard - 66,54 ____________________________________________________________________________ 11 De Beuckelaer Pierre 1500 balen stro - 21,____________________________________________________________________________ 12 Crijnen Jacques 1500 balen stro - 21,____________________________________________________________________________ 13 Kerstens Corneille brood, boter en vet en stro - 8, ____________________________________________________________________________ 14 Van Mol Joseph vet, boter, eetwaren en stro - 10, ____________________________________________________________________________ 15 De Beuckelaer P. J. eetwaren - 1, ____________________________________________________________________________ 16 Philips Jean-Baptiste 65 liter bier tegen 11 cent per liter 7,15 15 liter jenever 7,20 60 liter vet 20, of een totale som van: 35,65 35,65 ____________________________________________________________________________ 17 De Ridder (weduwe eetwaren 20,85 Adrien) 105 balen stro 8,25 een paard met kar en opeising van de voerman van 6 tot 16 augustus 1831 25, of een totale som van: 54,10 54,10 ____________________________________________________________________________ 18 Gysen Denis 60 liter bier 6,60 3 liter jenever 1,50 58
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
3 dagen 50 soldaten te eten gegeven 37,50 een paard met kar en opeising van de voerman van 5 tot 15 augustus 1831 25, 3 broden 1,20 of een totale som van: 70,80 70,80 ____________________________________________________________________________ 19 De Bruyn Joannes 46 liter Lovens bier tegen 11 cent 5,60 160 liter Seef bier tegen 7 cent 11,20 jenever, brandewijn, brood, vlees kaas,boter,etc 12.80 of een totale som van: 29,60 29,60 ____________________________________________________________________________ 20 Horevorst Jean 26 liter Lovens bier tegen 11 cent 2,86 66 liter Seef bier tegen 7 cent 4,62 jenever, anijslikeur en brandewijn 4,27 of een totale som van: 11,75 11,75 ____________________________________________________________________________ 21 Stevens Corneille 50 liter Lovens bier, jenever, brandewijn, en eetwaren -10,50 ____________________________________________________________________________ 22 Willox François brood, kaas en tabak -2,06 ____________________________________________________________________________ 23 Verbeeck Pierre bier en jenever -4,00 ____________________________________________________________________________ 24 Huybrechts Chr bier, jenever, tabak en klein geld -4,34
________________________________________________________________ 25
Van Putte Corneille
bier 10,50 jenever 3,75 brood 8,04 is een totale som van: 22,29 22,29 ___________________________________________________________________________ 26 Bullens Jean Brandewijn, jenever, bier, wijn, etc -31,17 ____________________________________________________________________________ 27 Adriaensens Gabriel 320 liter Lovens bier tegen 11 cent per liter 35,20 180 liter gerstebier tegen 10 cent per liter 18,10 236 liter Seefbier tegen 7 cent per liter 16,52 anijspunch, jenever 8,60 vlees, kaas, brood en boter 9, glazen, flessen, kruiken, gebroken ruiten 4,25 of een totale som van: 91,67 91,67 ____________________________________________________________________________ 28 Dierckx Egide twee vensters en ruiten het glas gebroken 40, idem een kast 12, 10 hemden meegenomen 20, 3 paar lakens 21, een mantel 12, 175 liter bier 12,25 jenever 5,60 gebroken literse kruiken en glazen 6,75 of een totale som van: 129,60 129,60 ____________________________________________________________________________ fl 982,64 in franken 2079,65
________________________________________________________________
59
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
De totale som bedroeg 982 gulden en 64 cent, of 2079 franken en 65 centiemen "overeenkomstig de akte neergelegd op de secretarie van deze gemeente opgesteld door de vorige administratie op datum van 7 september 1831”. Vooral sterke drank en bier moest er aan geloven: minstens 1.563 liter bier en minstens 386 liter jenever werd door de Hollandse troepen verbruikt, buiten de onmisbare dagdagelijkse eetwaren en de foerage voor de paarden (minstens 3100 balen stro). Iets over de commandanten Kolonel Louis-Charles De I’Escaille; eerste korpsoverste van het 12de linieregiment. Geboren te Brussel op 8 mei 1779. In 1794, op 15-jarige leeftijd gaat hij in Oostenrijkse dienst, in één van de vijf regimenten die in onze provinciën rekruteren. Met dat regiment vecht hij vooral in Duitse landen en op het Italiaans schiereiland, waarbij hij twee keer gewond raakt, in 1795 en in 1796. In 1800 wordt hij onderluitenant benoemd. Op 9 februari 1801 komt ons land - door de Vrede van Lunéville - onder Frans bewind. Daardoor worden de Belgisch-Oostenrijkse regimenten gegermaniseerd bij gebrek aan Belgische rekruten. Onderluitenant De I'Escaille wil graag naar huis en dan zit er maar één ding op: uit Oostenrijkse dienst treden. Na vier jaar aarzelen, gaat De I'Escaille in april 1805 in Franse dienst, meer bepaald bij het 112de Linieregiment dat samengesteld is uit Belgen en in 1803 te Brussel. wordt opgericht. Hij strijdt in Duitsland, Bohemen en Polen, in de slagen bij Austerlitz (1805), lena (1806), Eylau en Friedland (1807). In 1809 is hij in Hongarije, daarna Italië en in 1810 in Sicilië. Van 1811 tot 1814 neemt bij deel aan de veldtocht in Rusland, aan de terugtocht van Napoleon en aan de veldtocht in Frankrijk (1814). Bij deze veldtochten wordt bij nog een keer gewond. Gepromoveerd in 1809 tot kapitein en tot bataljonchef (majoor) in maart 1813.
Handtekening van kolonel de l’Escaille.
Bij zijn terugkeer in ons land (na de aftreding van Napoleon werden alle buitenlandse militairen ontslagen) neemt majoor De I'Escaille dienst in het Hollands leger. In maart 1815 wordt hij benoemd tot luitenant-kolonel en in 1826 wordt hem toegestaan om op rust te gaan. Wanneer in 1830 de revolutie aanwakkert, stelt hij zich spontaan ter beschikking van het Voorlopig Bewind. Hogere officieren met ervaring zijn zeldzaam. 60
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Na eerst plaatscommandant van Brussel te zijn geweest, aanvaardt hij het commando van de 3de Brigade. Bij die gelegenheid wordt hij gepromoveerd tot kolonel. Zijn taak is niet eenvoudig: hij moet de nieuwe eenheid (op 30 maart 1831 wordt de 3de Brigade het 12de Linie) organiseren, opleiden en trainen met een kader dat nog volledig gevormd moet worden en dat bedeeld is met een wonderlijke verzameling wapens en een variatie aan uitrusting - of een gebrek daaraan! Na de Tiendaagse Veldtocht is kolonel De I'Escaille achtereenvolgens militair commandant van de provincie Luxemburg (1831) en OostVlaanderen (1832). Bij Koninklijk Besluit van 15 december 1833 wordt hij benoemd tot ridder in de Leopoldsorde. Hij overlijdt onverwacht in dienst te Brugge, op 24 januari 1842. Majoor de Bosson; had in 1831 reeds een gevulde carrière achter zich: Paulus Cornelis de Bosson wordt geboren in 1784 als zoon van een bierbrouwer te Woudrichem. Op 19 januari 1807 neemt hij dienst in het leger van het koninkrijk Holland als leerling. Op 1 april van dat jaar is hij sergeant bij de Garde Grenadiers, de 16de oktober sergeant-adjudant en op 21 mei 1808 wordt hij tot 2de luitenant benoemd van het 3de Regiment Infanterie. In 1810 gaat hij in Franse dienst bij het 124ste Regiment Infanterie. Vanaf 5 maart van het volgende jaar is hij terug te vinden bij het 92ste Regiment Infanterie. Tot 1ste luitenant bevorderd op 20 november 1811 en tot kapitein op 16 oktober 1812. De Bosson neemt deel aan de veldtochten van Zeeland in 1809 en van Rusland in 1812. Hij wordt gewond bij Ostrovo op 25 juli 1812 en twee dagen later bij Wtebsk, op 18 november bij Krasnoi en aan de Berezina (rivier in het huidige Wit-Rusland nabij Borisov) op 27 of 28 november, allemaal datzelfde jaar. De Fransen lijden daar zulk een grote verliezen, dat men "bérézinade" als synoniem is gaan gebruiken voor een ramp of onheil.
Hollandse herinneringspenning van de Tiendaagse Veldtocht. Op de voorzijde een afbeelding van koning Willem met de tekst "de vader van zijn volk - God zij met ons "; op de keerzijde een afbeelding van generaal baron Chassé, met de tekst "De verdediger van zijn vaderland - in herdenking der tien daagsche veld-togt in belgien 1831". Verder twee Hollandse vlaggen met de vermelding "Hasselt 8 augustus 1831" (links) en "Leuven 12 augustus 1831" (rechts). .
Op 10 december 1812 wordt hij krijgsgevangen genomen, tot 29 maart 1814, datum waarop hij in Nederlandse dienst gaat. De Bosson blijft ongehuwd (daar is blijkbaar geen tijd voor!). 61
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Jonkheer Meester Willem Bosch van -Drakenstein, geboren op 15 augustus 1798, overleden op 1 september 1853, lid van de Raad van Utrecht en officier van de Schutterij. Jonkheer Hugo van Kinschot, geboren op 26 november 1774 en overleden op 25 juli 1866, lid van de Raad van Gouda. Johan Danief Cornelis Wilhelm baron d’Ablaing van Giessenburg, geboren op 6 juni 1779, overleden op 27 juni 1859. Kolonel van de Schutterij van Utrecht van 1830 tot 1850, ridder in de Militaire Willemsorde. Op oude stafkaarten (zeker de kaarten die tot de Tweede Wereldoorlog gedrukt werden) is in de buurt van het huidige marktplein van Kapellen (ongeveer ter hoogte van waar de Hollandse voorwacht aangevallen werd), net zoals in de buurt van het kruispunt van de Kapellensteenweg en de huidige Louislei te Brasschaat (eertijds ongeveer ter hoogte van mijlpaal 10) een teken te zien, in de vorm van een sabel en het jaartal 1831, iets wat op de huidige stafkaarten in onbruik geraakt is. Het herinnert aan historische veldslagen of schermutselingen, waaronder dus ook die van Kapellen, de 3de augustus 1831. Marc Brans. Origineel artikel verschenen in ’t Bruggeske nr. 3 van 1970 van de hand van Henri Simon vertrekkende van de “Geschiedenis van het 12de Linie”. Bewerkt met nieuwe gegevens in 2006-2007. Met heel veel dank aan dhr. C.P. Mulder uit Rotterdam, voor de gegevens over de Hollandse commandanten. Bronnen: - Hoghescote archief, afdeling Rijksarchief - De geschiedenis van het 12de Linie, kolonel Massart - 12de Linieregiment Prins Loopold – 13de Linie 1831-2001 kolonel o.r, N.L. Babette. - ‘t Bruggeske nr. 3 van 1970. - Geschiedenis van Kalmthout, J. Bastiaensen. 1996. blz. 270 -271. - L'infanterie, Luc A. Lecleir. Service Historique, 1973. - Archief van het Museum voor Leger en Krijgsgeschiedenis. Noten: [ 1 ] Achille Charpiny, schreef 'les combattants volontaires de 1830 devant I'histoire', uitgegeven bij Van Assche in 1880. Terug te vinden in de bibliotheek van het legermuseum te Brussel onder inventarisnummer Cg-1458. [2] Ferdinand Fourny, kapitein bij het 12de Linie, wordt "wegens zyne goede diensten en zyn uytsteekend beleyd te CappeIlen, in de maend Augustus 1831" benoemd tot ridder in de Leopoldsorde bij Koninklijk Besluit van 14 december 1837. Andere verleningen aan militairen van het12de Linie: - KB van 15 december 1833: de majoors Toussaint Carnis, Edouard-Felix-Georges De Neunheuser en Pierre Joseph Raikem, de kapiteins Albert Hey, Auguste-Louis Nugues en Ange-Louis-Joseph Rosolani, de luitenanten Jean-Baptiste Nicolas en Louis-Justin Mulle, de onderluitenant Vincent Servais, de sergeant-majoor Auguste Pochet de sergeanten Gerard-Joseph Goissin en Jean Van Larey en de foerier Jean-JacquesAntoine Thysquenne. - - KB van 16 augustus 1834: majoor Albert-Joseph Coussement "voor zyn schoon gedrag in de gebeurtenissen van de maand augustus 1891, en zyne administratieve diensten by het 7de en 12de regimentvoetvolk bewezen”. - - KB van 16 december 1839: luitenant Frans-Julius Marot, "voor zyn schoon gedrag in 1831 by het Brasschaet-bosch, alwaer hy gekwetst geworden is".
62
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Industrie in Kapellen in vroegere tijden. Leerlooierij De Hert Ook op de Antwerpsesteenweg was een leerlooierij gevestigd. Hier woonde in 1870 de familie De Hert in het huisnummer 26, momenteel een deel van het complex Promenade. Vader De Hert Petrus was geboren te Ekeren op 6 juli 1829. Hij huwde met Stynen Anna Cornelia, eveneens afkomstig uit Ekeren, waar zij in 1824 geboren werd. Het echtpaar kreeg 2 zonen: x x
De Hert Cornelis Constantinus, geboren te Kapellen op 8 oktober 1861. Deze zou later eveneens het beroep van veekoopman uitoefenen, De Hert Joannes Alphonsius, geboren te Kapellen op 24 mei 1864 en van beroep ook koopman in vee.
De heer De Hert Petrus oefende aanvankelijk het beroep van koopman in kalveren uit. Op 9 oktober 1870 liet de heer De Hert een brief schrijven, in zijn naam, naar de Bestendige Deputatie om op de achterste lijn van zijn huis dat door hem bewoond werd een leerlooierij te mogen oprichten. Via de arrondissementscommissaris kwam de aanvraag terug naar Kapellen. Burgemeester Leopold Vouwe liet de aanvraag afroepen op de zondagen 30 oktober, 6 en 13 november 1870. Gezien er geen enkele klacht ingekomen was op het gemeentehuis maakte de burgemeester op 15 november 1870 een positief verslag op, dat op 26 november 1870 door het schepencollege goedgekeurd werd. De arrondissementscommissaris sloot zich op 2 januari 1871 aan bij het advies van het schepencollege. Normaal gesproken zal voornoemd verslag dan ook wel goedgekeurd zijn door de Bestendige Deputatie, doch in de archieven is dit document niet terug te vinden. Vader De Hert overleed op 24 april 1893. Uit de archieven kunnen wij niet opmaken of de leerlooierij door de zonen werd voortgezet. In de boeken van de bevolking bleven deze altijd als veekoopman vermeld en niet als leerlooier. Het is echter mogelijk dat de hoofdactiviteit het kopen van vee was en dat de leerlooierij slechts als bijberoep uitgeoefend werd. Hierover hebben wij echter geen zekerheid. In elk geval vonden wij dat de De Hert Johannes overleed op 5 mei 1915, en zijn broer De Hert Cornelis op 6 juli 1917. Op de volgende bladzijden geven wij de liggingsplannen van de leerlooierij van de heer De Hert Petrus. 63
’t Bruggeske 40
Plan 1 van de leerlooierij De Hert.
64
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Plan 2 van de leerlooierij De Hert Bronnen. - Provinciearchieven Antwerpen. - Gemeentearchief Kapellen. Roger Balbaert.
_________________________________________________
65
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Putte en zijn kermis. De hiernavolgende tekst werd letterlijk overgenomen uit het boek “Kees Doorik of een bloedig half-vasten”, geschreven in 1883 door Georges Eekhoud ( Zie ook ’t Bruggeske nr. 4 van december 2007) en vertaald door August Peeters. Om de originele tekst te behouden hebben wij deze in de oude spelling gelaten. Putte, schrijlings op de grens gelegen, omvat drie gehuchten, waarvan twee Belgische: een dat afhankelijk is van de gemeente Cappellen, ’t ander van Stabroeck; en het derde op Hollandschen grond. De baan naar Bergen-op-Zoom zelf vormt er de voornaamste straat van. Met moeite ontwaart men den met twee wapens versierden grenspaal, die de scheiding daarstelt van de twee landen, niet ver van de kerk en den Belgische tol. Men is reeds op Hollandschen bodem, zonder dat men het weet. Daar, zooals hier, zijn de huisjes gelijkelijk laag en aanvallig; de taal is dezelfde, en de tongval ook. Het type steekt evenmin het een van het ander af. Het zijn de wezenstrekken, eigen aan de streek van de Beneden-Schelde: stevig, regelmatig gelaat, gebruind door de zon, een ietwat roode tint er overheen; vierkantige kin, droomerige en als fluweelen oogen; een trage en afgemeten gang. De Hollandsche vrouwen kleeden en tooien zich zoo liefelijk en bevallig als in de Kempen. De fluweelen broeken van de mannen zijn boven iets breeder, en voor dit kleedsel is het blauw de uitverkoren kleur der Hollandsche Brabanders, terwijl die van benoorden Antwerpen de voorkeur geven aan in ’t oog vallende, bruine tinten: bruinrood en kastanjebruin. Recht over de Hollandsche katholieke kerk, twee honderd meter omtrent van de grens verwijderd, en al zoo leelijk als die van ’t Belgisch Putte, verheft zich, te midden van de openbare plaats, een bronzen borstbeeld, een sierlijk en gloedvol beeldhouwwerk, met kracht en zwier, welks voetstuk een grafsteen omvat, die verscheiden eeuwen ouder is dan de andere gedeelten van het gedenkstuk. Dit is het borstbeeld en het graf van Jacob Jordaens. Slachtoffer van de godsdienstige vervolgingen, verbannen onder het schrikaanjagend, bloeddorstig, onheilbrengend Spaansch bewind, kwam de kunstenaar sterven aan de grens van zijn land. Daar de katholieke onverdraagzaamheid hem nog in haat had na zijn dood, werd het stoffelijk overblijfsel van de Lutheraan de doodenakker nog ontzegd, en werd het ter aarde gesteld buiten het kerkhof. Nu rust de asch van den miskende nog altijd buiten de gewijde aarde. Maar wat geeft hij om die verbanning, de meesterschilder van al die braspartijen, de op kermissen verzotte Vlaming; hoe zou zulk een nietigheid iemand kunnen bekommeren, als die “iemand” de ophemelaar is van den drank, mond, keel en plezier; wanneer buiken als tonnen, en vaten met krakende banden zijn scheppingskracht verhoogen; als roode, opgedrongen tronies, met glinsterende oogen en levenslustigen gloed van rumoerige bierdrinkers zijn geest innemen en uit zijn penseel de schitterendste en warmste kleuren oproepen. Van de plaats waar zijn borstbeeld troont, met weelderigen haarbos, zoo handig en meesterlijk gebeiteld door Jef Lambeaux – waardigen navolgeling van den rijkbegaafden schilder – vindt Jordaens eens per jaar die rijke en uitbundige opborreling van het landelijk leven terug.
66
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Dan zoeken en staren zijn oogen weerom op die drink- en smulpartijen, waarin, drie eeuwen geleden, zijn penseelen al hun kracht en leven vonden. De kermis van Putte, de laatste op ’t jaar, in de streek van Antwerpen, is veeleer een monster-bedevaart, ingericht ter eere van den glorierijker ketter, dan wel een ingetogen herdenking van den Heiligen Denijs, patroon van het gehucht. Zoowel het Hollandsch als het Belgisch gedeelte van ’t dorp zien er maar armzalig en verlaten uit in den loop van het jaar. De aanhouding van “nen Duitschen smokkelaar”, door de tolbeambten; een inval van grensschuimers; de ritten van de haren mutsen, die wildstroopers en leegloopers achtervolgen; het over de grens zetten van “nen troep Bohemers”, - ketellappers en berenleiders, - ofwel, maar dit valt zeldzamer voor, een messengevecht tusschen Vlamingen en Nederlanders – bruin spannende broeken tegen losse blauwe, - ziedaar de eenige voorvallen, die het regelmatig en eentonig leven onderbreken van de vrachtvoerlui, houthandelaars, stielmannen, en eenige pachters, die gansch de bevolking van ’t dorp uitmaken.
Kermis te Putte. Tekening van Frans Van Kuyck, kunstenaar en schepen van de stad Antwerpen.
Maar wacht, tot de kermis daar is, dan verandert die verlaten, verdrietige hoek, vier dagen aan een stuk – van ’s Zondags tot ’s Woensdags- in het rumoerigst en leutigst feestkwartier, dat ge u verbeelden kunt; dan wordt het de bijeenkomstplaats van duizenden “kermiszotten” uit de steden en dorpen van vijf mijlen in het rond. De pas toekomenden geraken met moeite door, tusschen het gewemel op de baan, langsheen dewelke de foor staat. Tussen twee rijen barakken en kramen, 67
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
golft, dringt en verweert zich bruisend een bonte, rumoerig-wriemelende menschenmassa, die het lang gaan en het verdubbeld drankdoorzwelgen in gisting hebben gebracht. De rijtuigen worden er wel noodzakelijk toe gedwongen, aan den inkom van het dorp af te spannen, niettegenstaande de verbolgen “blaaskensmakers” (Haantjes-vooruit), die denken, aan den koetsier het recht betaald te hebben, eenige voetgangers omver te gooien. De toeschouwer is eerst gansch uit zijn lood geslagen, wanneer hij daar die opborrelende, ziedende deining rond hem ziet stuwen en wringen, terwijl hem de ooren tuiten van dit schetterend en bonzend gedruisch, dat wel een sabbath gelijkt. Trommels, gongs, klokken, bellen, “djingels” (drikke trommen), tamboerijns, ratels, triangels, allerhande muzieken, roefelen, rammelen, klinken, klingelen, daveren, bonzen en tieren ! Hansworst lokt met veel geschreeuw en lawaai het volk binnen de tent, terwijl hij zijn bebloemd gezicht tot menigen kaakslag leent, en zijn valsche bakkes van tijd tot tijd “nen stamp” of stomp krijgt. Een gele “Senormand”, mager en hoekig als een mummie, met haar profetische roede gewapend, legt de zinnebeelden uit, welke langs buiten op heur baraksken geschilderd staan. De liedjeszanger treurt en klaagt voor een groote plaat, in zes vakken verdeeld, vol bloed en worstelingen, en tracht de harten van de omstaanders te vermurwen: “Ja, menschen, ja ! ge moet toch kompassie hebben met dat arme schaap, roept hij uit, want zie, die laffe deugniet heeft haar mishandeld en dan den nek overgesneden…Vierde koeplet: “Och, doe dat niet, hebt toch wat medelijden, k’ Heb niets misdaan, ik ben ook nog zoo jong”, en ieder volgt op het papier, dat den zanger zijn vrouw verkoopt aan vijf centen, en tracht de ballade mee te vooizen. De paardenmolens, met hun gespikkelde draken en hun met blikkerstjesgoed behangen bakskens, voeren ganser trossen menschen mee in hun duizeling-verwekkende draai.
Jaarmarkt te Putte aan de Grens. Marten Melsen, kunstschilder uit Stabroek.
68
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
De barakken, die vlak op den weg uitgeven, noodigen de smullers uit aan hun lange rijen tafels, waarrond reeds menige lummel bomvolle salaadkommen mosselen gulzig naar binnen speelt, ze ferm besproeiend met een fles “Leuvensch”. Elders worden er haringen geroosterd, de smoutebollen kissen in het vet, de koks, met een van hitte opgedrongen gezicht, waarover het zweet naar omlaag perelt, rammelen en kloppen met hun wafelijzers, terwijl de “patat-frite” in het ziedend vet sist en buitelt. Anderen vallen aan op de schollen, riekend naar zeewier en stilstaande tij, en, gulzig, alsof het koningskost ware, bijten ze er met gretige tanden in, en scheuren het leerachtig vleesch er af, met vel en al, tot op de graat; daarna, om zich wat ontspanning te geven, koopen zij heelder handsvollen nootjes, die ze in hun zakken steken, om ze onder het slenteren op te knabbelen, en waarvan ze de schelpen in ’t aangezicht van hun kennissen werpen. De burgers bieden af, terwijl zij ze in hun handen ronddraaien en frommelen, op die lekkere Hollandsche peperkoeken, versierd met appelsienschillen en engelkruid, en dewelke hun aangeboden worden, met gebaren als van poesjenellen, door manachtige en blaaskakige leursters. De meest uitgeslapen boeren doen nuttige aankoopen en blijven stilstaan, met zoekende en vergelijkende oogen voor de uitstallingen van geel, gedreven koperwerk, werktuigen, landbouwgereedschappen, kleergoed, holleblokken. Kielen, vesten, stalkielen, wapenrokken, versleten soldatenkleedijen, dit alles zwaait in bonte kleurmengeling aan kapstokken. De lange, blauwe kielen bollen als zeilen, alsof ze reeds opgestooten werden door den hoogen rug van den kooper; de fluweelen broeken wekken in hun opgeblazen plooien den vleezigen bouw op en de breede, doordrijvende bewegingen van de forsch-gespierden, die hen zullen dragen. Van dien mierenhoop stijgt een zware, lauwe reuk op, die de vochtige lucht niet meer vermag te verdrijven, en die steeds versterkt wordt door het gedrang van de wandelaars. Troepen giechelaars dringen door de menigte heen, slangengewijs, ieder de handen leggend op de schouders van zijn voorganger, ofwel, arm aan arm, gansch de straat overspannend, de beenen uitslaand, en, in hun dolle vreugde, uitbundige botsingen teweeg brengend. De leutige meisjes, opgehitst door het kittelen, verweren zich vruchteloos, en, niettegenstaande het rumoer, hoort men hier en daar duidelijk de gesmijige kussen klinken, die hun vervolgers haar op de wangen drukken. In de herbergen voeren de koperen instrumenten snerpend en valsch-klinkende dansen uit, waarop boerenkoppels ernstig rondzwieren, achter hun schijnend droomerigheid soms woeste, gistende ontsluimeringen verbergend. Zoo tegen den nacht nochtans, laten al die verzuchtingen naar zinnelijke voldoening zich zoo gemakkelijk niet meer bedwingen: de goestingen zijn over naar gezouten kost en gerookte eetwaren van de foor, en de drang naar frisch, jong en poezelig levend vleesch welt naar boven in die rumoerige menschenmassa. De jaloerschheid begint er zich mee te bemoeien. De deur van een kroeg vliegt open: twee mannen, kinderen bijna nog, - een buildrager en een hoeveknecht, - tuimelen de straat op. Hun sterk gespierde, krakende armen omstrengelen tot smachtens toe malkanders lijf; vloeken en 69
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
vermaledijdingen komen van onderuit dien vormeloozen, bebloeden vleeschhoop; hun kleeren zijn aan flarden, ’t haar in de war, tot zelfs hun schoenen zijn uitgevallen in dien verwoeden strijd. En, terwijl die twee daar vechten als bezetenen, te midden van het kabaal van de omstanders, - meer vergenoegd dan ontsteld door den kamp, - en het gegil van het liefje, waarvoor de twee razenden malkander trachten te vermoorden, knallen, op een paar stappen van de samenscholing, de losbrandingen van de flobert-karabijnen, waarmee de flegmatieke, Hollandsche soldaten, - in ’t blauw, met oranjekleurige boorden afgezet – bezig zijn, roetkaarsen uit te schieten, en een voorraad gele sigaren opdoen voor den dag. Georges Eekhoud.
____________________________________________________
Het Nederlands, de oudste taal? In het boek “Antiquitates Belgicae of Nederlandsche Oudheden”, handelt een hoofstuk over de volkeren en talen van Europa. Het leek ons wel eens interessant om het gedeelte dat handelt over het Nederlands, er eens uit te lichten. De geheele Duytsche natie, behelzende de Hoog- en Neder-duytsche met de Oost-landers, als mede de Deenen, Sweden en Noormannen, hebben zonder twyffel in ’t eerste een volk en landaerd geweest, en aengezeien Tacitus getuygt, dat Germaniën zeer wyd en ver noord-waerts in is strekkende, zoo kan het niet anders zyn, of de Noordsche landen moeten voor een deel van Germaniën gerekent worden. En schoon dat alle hunlieden taelen nu ter tyd onderscheuden zyn, gelyk de Hoog-duytsche, Oost-landsche en Neder-duytsche verschillen, zoo hebben zy nogtans alle eenerley oorspronglykheyd gehad, het welk de oude Teutonische tael is geweest, doch die hedendags nergens regt gesproken word, maer ligt verspreyd en verandert onder alle taelen, die van deze eerste oude en regte Duytsche tael haeren oorsprong en afkomst hebben, te weten onder Hoog-duytsche, Neder-duytsche, Oostlandsche, Deensche, Noorweegsche, Zweedsche, Engelsche en Schotsche taelen. De noot bij deze alinea gaat als volgt: Alle taelen, die van deze eerste oude en regte Duytsche tael haeren oorsprong en afkomst hebben – Dat de Teutonische en Duytsche het oudste volk, naer de Hebreeuwen, sedert de Babylonische verwerring, zyn, geven genoeg te kennen de voornaemste grieksche, latynsche en duytsche schryvers. Onder de onze, zegt Erasmus, dat de Hollanders uyt de Hoog-Duytsche volkeren gesproten zyn, voortkomende van Japhet, Noächs zoon. Philip Melangthon oordeelt, dat de Geten duytsch gesproken en zig vermengt hebben met dat volk. Tuiscanes, anders Ascanes genoemt, van Ascaän, Japhets zoons zoon: ’t welk Scriek in zyne Nederlandsche Oudheden, en Abraham vander Myle in zyn Lingua Belgica, ook te kenne geven, dat onze tael de oudste der wereld, naest de Hebreeuwen, zy; om dat Ascanes met zyne kinderen nae het noorder- en wester-gedeelte getrokken zyn, deze spraek gebruykt, en daer mede vervult en bezeten geheel Europa, van welke de Nederlanders niet uyt-gesloten zyn. Niet duyster getuygt dit eenen ouden griekschen schryver, Diodorus, welken klaerlyk te kennen geeft, dat de Nederlanders of Celten eene korte en nadruklyke spraek hadden, die geene behoefde te wyken, en bekwaem om in de zelve wetenschappen en geleertheyd te bekomen. Hendrik Laurensz Spiegel, D.V. 70
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Koornhart, den beroemden Simon Stevin, en meer andere ervaerne mannen houden staende, dat onze nederlandsche tael zoo ryk van zinnen en woorden is, dat men niet alleen tot ider ding een woord, maer met verscheyde woorden eene zelve zaek benoemen; en niet alleen alle zwaere zaeken by ons zoo wel als by de Latynen beschryven kan, maer dat-ze veel bekwaemer is als eenige andere spraeken, om onze begryppen aen andere kort en klaer te bedieden en uyt te beelden, doordien zy veele woorden te samen voegen kan, tot welke geene tael zoo bekwaem als de nederlandsche is; om dat-ze niet alleen twee, dry of vier woorden, maer thien of twaelf toe, aen elkander kan hegten, om eene zaek te omschryven, elk zyne eygene kragt behoudende: en dat-ze met het benoemen der dingen, de beteekening der zaeken in haere natuer uytdrukt, waer in zy met de hebreeuwsche tael overeen komt. En haere volmaektheyd bestaet daer in, boven alle andere spraek, dat zy een oneyndig getal eenletter-greepige woorden, die men grond-woorden noemt, heeft: en deze waerheyd zal klaerder blyken, uyt vergelyking der hebreeuwsche, grieksche en latynsche taelen; en gelyk Kekkerman, eenen der geleerdste, zoo in taelen als wetenschappen, de rykheyd der grieksche tael, boven de hebreeuwsche en latynsche, bewezen heeft, zoo zullen wy op den zelven grond bewyzen die der neder-duytsche tael, uyt vergelyking der dry boven-genoemde, volgens zyne reden, daer hy zegt: aengaende de hebreeuwsche tael, dat daer in niet boven de vyfthu-ien honderd woorden, die men wortel-woorden noemt, gelyk de Hebreeuwen zelf bekennen, gevonden worden; waer van het geschied, dat een grond-woord dikwils vier of vyf beteekeningen van verscheyde dingen heeft. Welke zaek ons nu na den val in den staet der zonden stelt, de moeylykheyd van die tael vermeerdert heeft, daer zy anders, wat de vorming in de weynigte der woorden belangt, boven andere, kan ligt schynen. Maer de grieksche tael heeft getragt de andere hier in te overtreffen, als welke niet alleen voor elk ding eenen bezonderen naem heeft durven zoeken; maer ook om een ding te beteekenen, veeltyds veele woorden gestelt, hoe wel zy ondertusschen haere overvloedige dobbelzinningheyd niet derft. (Dit zelve houden wy in onze duytsche tael immers zoo waeragtig, en zyn veirdig om tegen alle lasteraers der zelve staende te houden, die-ze brand-merken met het lit-teeken van armoede.) De latynsche tael nu, gelyk zy het gebrek der woorden, zoo schynt zy ook de dobbelzinnigheden meer onderhevig als de grieksche, te zyn. Varro, den geleerdsten der Latynen, heeft vyf honderd duyzend woorden getelt; maer de woorden der grieksche tael, als ook der duytsche, heeft nog niemand, die ik weet, onder een zeker getal durven berekenen, hoe wel ik ook dit beleyde, at ‘er by de Grieken zeer weynige grond- of wortel-woorden, by de Duytsche ontelbaere, en bynae zoo beel buyten, als in het gemeen gebruyk, zyn. Agtende ons zeggen genoeg bewezen te zyn. Waer van R. Anslo, een der beroemdste dichters onzer eeuw, dit tot haeren lof heeft gezongen: O Neêrland, wie is nu in spraak gelyk Zo kort, zo net, zo zin- en woorden-ryk Niet dat ik, van een ydele waan bezeeten Wil onze Taal de Paradys-taal heeten Maar ’t dunkt my vreemd, dat gy uw zuivre spraak Besmet, en vind in een onzuivre smaak Wilt gy uw goud voor zilver gaan opzetten En wisselen uw zyd’ voor vuile sletten? Zo komt het, als ge uw eige Taal versmaad Dat gy u zelf nocht anderen verstaat 71
’t Bruggeske 40
ste
jaargang – juni 2008 –nummer 2.
Lange tijd werd aangenomen dat Hebban olla vogala de oudste “Nederlandse” zin was (derde kwart van de 11 de eeuw). Dit is echter niet meer het geval. De oudste formele oorkonde die in het Nederlands werd opgesteld, is de schepenbrief van Bochoute (Oost-Vlaanderen, een meijerij van Gavere). Deze gaat over een grondoverdracht tussen de herenboer Boudewijn Molenijzer uit Dallem en Hendrik van den Putte, een Gentse patriciër. Voluit luidt “Hebban olla vogala” als volgt: Hebban olla uogala nestas bigunnan hinase hi(c) (e)nda thu uuat unbidan uue nu Dit is de vertaling van de Latijnse zin: Abent omnes uolucres nidos inceptos nisi ego et tu. Quid expectamus nu(uc). De vertaling: Hebben alle vogels nesten begonnen, behalve ik en jij. Waarop wachten we nu? Deze zin werd gevonden in 1932 in Oxford door Kenneth Sisam, op een kaft van een Latijns handschrift uit de abdij van Rochester. De taal waarin deze zin geschreven is, wordt door de meeste taalkundigen als Oud-Westnederfrankisch aangeduid, maar hierover bestaat nog controverse. Wat is dan wel het oudste Nederlands? Er zijn de Wachtendonckse Psalmen uit het midden van de 10 de eeuw, terwijl er losse zinnen bekend zijn uit de 9 de , 8ste en zelfs de 6 de eeuw (in de Salische wet: "Maltho thi afrio lito" ('Ik zeg (maltho) je (thi): ik maak (je) vrij (afrio), halfvrije (lito)')), een formule die gebruikt werd bij de vrijlating van lijfeigenen. Enkele voorbeelden: - An âuont in an morgan in an mitdon dage tellon sal ic in kundon in he gehôron sal ’s Avonds en ’s morgens en ’s middags zal ik vertellen en verkondigen, en hij zal horen - Visc flot aftar themo uuatare Een vis zwom in het water - Gelobistu in got alamehtigan fadaer Geloof je in God de almachtige vader Deze laatste zin is driehonderd jaar ouder dan Hebban olla vogala en is gevonden in een Utrechtse doopbelofte uit het eind van de achtste eeuw. Marc Brans Bronnen: - Nederlandsche Oudheden, herdruk uit 1809, III Hoofdstuk, blz 58 en 59 en noot blz 94 tot en met 96 - http://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlands#Geschiedenis
_____________________________________________
72
FTKGOCCPFGNKLMU""VKLFUEJTKHV""ÓV"DTWIIGUMG HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ANTWERPSESTEENWEG 2 BUS 2 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083
BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1
!"#$%%&'()*!'%%!'+,'(% -"#*'&%% %%%%%%%%%%*./0.12.% %%%%%%%%%%%%%%%%#34560708292.%% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%#90.62.% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%-32:9;<=025%
!!
>"(#&&,(??,%@A B -?#'CC'+%DAEF%% ,'CG%F@HIFEHJDHIK%% 2BL403G%8<=M529N08282.629O5;M.26H/2% %
BC 30832