’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
‘t Bruggeske Driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring Hoghescote vzw te Kapellen. Zetel: Antwerpsesteenweg 2 - Bus 2 - 2950 Kapellen. 41 ste jaargang – nummer 1
1 maart 2009
_______________________________________________________ In dit nummer... -
Bladwijzer. - 1 Wandelen in Antwerpen. - 2 Aanwinsten voor het archief. - 3 Water en waterlopen in Kapellen (deel 3). - 4 Halfvasten – Perdje Greef. - 11 Op zoek naar het verleden: Metaaldetectie. - 12 Kapellenbos, een mooie streek. - 15 Mededeling. - 16 Burgemeester Michel Dhanis. - 17 Archiedagen Heemkring Hoghescote - 25 Weeshuisleven begin 20 ste eeuw. - 26 Buitensluit. - 35 Publiciteit van toen. - 37
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage.
Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger – Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.42.67. 2009 - Copyright "Heemkring Hoghescote vzw" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Heemkring "Hoghescote vzw" werd opgericht op 23 december 1968. _________________________________________________________________________
’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen voor 10 Euro en u is dan abonnee van ‘Hoghescote vzw’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Heemkring Hoghescote’ vzw. – Antwerpsesteenweg 2 – Bus 2, 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro.
________________________________________________ 1
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Wandelen in Antwerpen! Antwerpen kunstzinnig verweven, zaterdag 4 april! Frivoliteit, luxe en toneelkunsten. Dat zijn de trefwoorden waarmee de Antwerpenaar het 'Quartier Latin' associeert. Deze boeiende wijk zweemt van nostalgische verhalen over schuttershoven en het rijke gildenleven dat eraan verbonden was. Haar prachtige Bourlaschouwburg brengt je in vervoering met lyrische kunsten die voorheen in de taal van Molière ten tonele werden gebracht. Maar laat je bovenal bekoren door deze rijke wijk waar aan ieder parkje, op elk plein, echo's van een kunstzinnig verleden weerklinken. Een illustratie hiervan is het museum Mayer van den Bergh. Het gebouw werd begin 20ste eeuw opgetrokken door Henriëtte Mayer van den Bergh. Haar enige opzet daarbij was het tentoonstellen van de rijke kunstverzameling die haar zoon tijdens zijn korte leven bij elkaar had gebracht. Tijdens het bezoek aan museum Mayer van den Bergh kan je kennis maken met een zeer gevarieerde en hoogstaande collectie schilderijen en beeldhouwwerken van de vroege Middeleeuwen tot de 18de eeuw. Wat je hierbij zeker niet mag overslaan, is het wereldvermaarde kunstwerk 'De Dulle Griet' van Pieter Breughel de Oude. Deze wandeling in Antwerpen hebben wij gereserveerd op zaterdag 4 april 2009. We komen bij elkaar aan de ingang van het Mayer van den Bergh museum, Lange Gasthuisstraat 19, 2000 Antwerpen om 14.00 uur. Daar de plaatsen beperkt zijn is vlug inschrijven de boodschap. Deze wandeling en bezoek aan het museum duurt in totaal ongeveer tot 17.00 uur, er zal rustig gewandeld worden. De prijs, voor de gids en de verzekering komt voor onze leden op 5 euro, voor niet leden op 6 euro. De inkom van het museum is apart ter plaatse te betalen aan 3 euro per persoon, 65 plussers en inwoners van Antwerpen mogen gratis binnen. Inschrijven voor 17 maart enkel bij volgende twee personen. Chris Alen tel. 03-664.05.01 of bij Francois Groenewege tel. 03-665.00.87. Na inschrijving betaling op rekening 413-7205071-65 van Heemkring Hoghescote vzw Antwerpsesteenweg 2 bus 2 te 2950 Kapellen, met duidelijke vermelding van het aantal personen en wandeling Antwerpen. _____________________________________________________ 2
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Aanwinsten voor het Hoghescote-archief. Dank aan de schenkers: - wij ontvingen van de heren Frans Symons en Gaston Van Dooren oude postkaarten - de heer Gerard Gijsen schonk ons een fotoreeks over de begrafenis van de heer Julien Breugelmans - de familie Robert gaf ons een pak foto’s met oude klederdrachten - van de heer Victor Valkenborgh: het boek “Putte in oude ansichten” dl 2. - van mevrouw Nicole Vandenkerckhove: de stamboom in boekvorm van de familie Leclef en de familie Van den Bergh, evenals twee pakjes zeer oude naalden Aankopen gedaan ter verrijking van het archief. In het Britse National Archive te Kew zitten enkele documenten die voor ons van belang zijn. Recentelijk hebben wij van de volgende documenten kopieën verworven: - testament van Sylvester Dhanis, vader van burgemeester Michel Dhanis - twee aanbevelingsdocumenten voor een Britse onderscheiding aan baron Paul Kronacker Dit archief bezit nog documenten die met onze gemeente en/of personen en/of instellingen te maken hebben, maar de precieze inhoud moet nog onderzocht worden, evenals de relevantie ervan. Andere aankopen: - boek “Hokus Pokus” van de Kapelse schrijfster Maria De Lannoy - boek “Alfons Jeurissen” door Jozef Geurts priester, 1926 - boek “een Spoorman in de Pen” door Hendrik Kanora, 1976 - boek Vademecum doorheen de provincie Antwerpen, +/- 1950
Foto uit ’t Bruggeske nummer 4 van december 2007 bladzijde 128. Mevrouw Bauwens en Rik Van Wassenhoven met hun jeugdige danseresjes. Wij herkennen ondermeer mevrouw Verschueren en mevrouw De Schutter. De man midden achteraan is de grootvader van Jan Ketelaars en de tweede dame staande van rechts is zijn grootmoeder Margaretha Van Tichel.
Bijgaande foto werd geplaatst bij het artikel ‘De eerste Vlaamse kermis te Kapellen’. Wij kregen nog een reactie van Frans Thyssen: “ Tussen mevr. Bauwens en mevr. Verschueren, dus de tweede van links, rechtstaande, is namelijk mijn moeder, Louisa Maes, echtgenote van Louis Thyssen. (van de winkel ‘De Regenscherm’ in de Dorpsstraat)”. __________________________________________________________
3
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Water en waterlopen te Kapellen
(deel 3)
Middelbeek Ontspringt in de buurt van de rijksgrens met Nederland in het gebied de Moeren oostelijk van de Hooge Berg, zuidelijk van de Putse Moer te Kalmthout, flirt wat met de rijksgrens loopt over het grondgebied van Putte Nederland en komt aan Grenspaal nr 254a ter hoogte van het Visserijke België binnen. Hier even naar het zuiden stromend vormt ze een ogenblik de grens tussen de gemeente Kapellen en Kalmthout. Aan de Grensstraat aangekomen buigt ze af in westelijke richting. Volgt de Grensstraat, gemeente Kapellen, tot juist voorbij de sportvelden en vervolgt hier onder de Grensstraat door haar weg in zuidelijke richting. Vergezelt de Middelbeeklaan en duikt onder de Klinkaardstraat door en stroomt verder om via een duiker de andere kant van de Antitankgracht te bereiken. Rechtsaf stromend noordelijk naast de Oude Galgenstraat tot aan de Kapelsestraat waar ze onderdoor en daarna weer naar het zuiden stroomt. Vroeger was er ook een aftakking, ter hoogte van de Grensstraat, in zuidelijke richting die via de Speckweg haar weg zocht, deze tak heette de Gemeine Wal en we vinden haar nog vaak op oude kaarten terug maar niet meer als zodanig in het veld op een kleine droge gracht hier en daar na. < De Middelbeek aan de Middelbeeklaan.
De Middelbeek, in de Waterstraat aangekomen, kiest ze westwaarts te stromen en veranderd haar naam in ’s Hertogendijkse Beek en loopt verder de grens vormend met Stabroeks grondgebied. Verder westwaarts loopt ze noordelijk van de straat met de naam s’Hertogendijk om dan even zuidelijk het Rond Punt aan Indaver in een gemeenschappelijke afwateringsgracht uit te monden. Bij zware regenval geeft het debiet van de Middelbeek problemen ter hoogte van de Ertbrandstraat en Oude Galgenstraat omdat de onderdoorgang van de Ertbrandstraat geen hoger debiet aankan. Na de kruising met de Ertbrandstraat stroomt de Middelbeek achter de huizen van voornoemde straat en is daar op sommige plaatsen te smal ingedijkt zodat het water opgestuwd wordt. Ook zou de duiker aan de Antitankgracht water naar de Middelbeek laten stromen bij een onverwacht grotere toevoer? Mijn inziens moet het dan wel zeer extreem zijn. Bij het bekijken van verschillende kaarten blijkt dat de Middelbeek vroeger meer in haar mars had. Op een topografische kaart van Vandermaelen uit 1846/1854 zien we de beek zelfs doorlopen vanaf het punt waar ze de Oude Galgenstraat bereikt verder door naar het zuiden tot de spoorweg alwaar ze contacten zou hebben gehad met de Kapellebeek. Het stuk van de vroegere 4
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Middelbeek naast de Baron Kronackerdreef mag nu als een bovenloop van de Kapellebeek beschouwd worden. Op het Plan Popp van Kapellen zien we zelfs dat de Middelbeek doorliep tot aan de Heidestraat en contact had met de Zwarte Beek. Halverwege dit traject ter hoogte van het Witven tegen het Mastenbos, was er dan nog een aftakking naar het westen aan de Kapelsestraat uitkomend iets noordelijk van Home Phillip Speth het vroegere kasteeltje genaamd Middelbeekhof. Op een andere topografische kaart uit 1971 van het NGI zien we ook de Middelbeek stromen zuidelijk van de Oude Galgenstraat en dan westelijk stromend de Kapelsesteenweg ontmoetend ter hoogte van het Home Philippe Speth, noordelijk hiervan, het vroegere kasteel Middelbeek. We zien op dezelfde kaart ook een aftakking op het punt aan de rijksgrens waar Kapellen en Kalmthout elkaar raken. Dit gedeelte bevloeit het Middelven en volgt verder de rijksgrens met Nederland westwaarts tot de Driehoevenseweg waar ze 100 m westelijk van Grenspaal nr. 256 naar het zuiden afbuigt om de Grensstraat te bereiken. Tot hier is het een open beek. Ze loopt dan westwaarts onder de Grensstraat en draait even oostelijk voor de Albert Louisastraat naar het zuiden, kruist de Oosthoevestraat om ter hoogte van het Vincent Mercierplein de Ertbrandstraat te bereiken en verder ondergronds zuidelijk te lopen om terug aansluiting te krijgen met de andere tak die vanuit de Oude Galgenstraat komt. Deze toestand bestaat ook nu nog en is terug te vinden op een overzichtskaart van de onbevaarbare waterlopen van de gemeente Kapellen (zie kaart 7 op blz 7). Het eerst open gedeelte is duidelijk in het landschap aanwezig. Het tweede stuk Grensstraat en oostelijk Albert Louisastraat nu ingebuisd, hebben we zelf ook nog geweten als een open beek met kikkers en salamanders. Op een topografische kaart uit 1896 van het NGI zien we ook de Middelbeek vanaf de Grensstraat doorlopen naar het zuiden, duikt even ten westen van het kasteel Mastenhof de Kalmthoutsesteenweg onderdoor vergezelt de Baron Kronackerdreef om contact te zoeken met de Kapellebeek op het punt waar de Baron Kronackerdreef eindigt juist voor de spoorweg aan het voetgangerstunneltje onder voornoemd spoor. We mogen dit laatste stuk zien als een van de bovenlopen van de Kapellebeek zoals eerder beschreven. Op een Kadasterkaart van Luitenant Robiu uit 1885 zien we de Middelbeek nog verder doorlopen tot ze contact maakt met de Bunderbeek! Nieuwe Beek Vindt haar oorsprong in het bosgebied ten noorden van de Sionkloosterlaan te Brasschaat, nu tegen de Antitankgracht. De bovenloop werd door dit bouwwerk afgesneden en tot op heden kun je nog duidelijk zien hoe ze zich in het verdedigingswerk stort. Loopt daarna in zuidwestelijke richting over het landgoed de Oude Gracht. Ze duikt de vijver in en verlaat die ook weer. Op dat punt, waar ze richting zuid gaat stromen, vormt ze de grens tussen Brasschaat en Kapellen, kruist de Hoogboomsteenweg ter hoogte van het Poortgebouw van voornoemd domein, gaat onder de Holle Weg en komt hier samen met de Oude Mishagenbeek en samen stromen ze dan naar de Kaartse Beek die ze vervoegen. Op Kaart 7 (zie blz 7) staat het stuk op de grens als Nieuwe Gracht ingetekend.
5
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Zowel het rechtlijnige karakter alsook de naamgeving met de toevoeging “Gracht” van de beek zet aan tot nadenken of het hier wel om een natuurlijke beek gaat of dat dit een gegraven “beek” is. Zowel “Nieuwe” als “Gracht” doen twijfelen, mogelijk is ze in het verleden “gekanaliseerd” wat wel meer gebeurd. Het kanaliseren gebeurde ook met grotere beken en riviertjes zoals b.v. de Kleine Aa en de Aa of Weerijs. Het is op deze waterlopen dat men nu bezig is om de natuurlijke Meanders van vroeger te herstellen o.m. op het Groot Schietveld. < Nieuwe Beek waar ze de grens tussen Kapellen en Brasschaat vormt.
Oude Grachtse Beek Vertrekt aan de Antitankgracht in het gebied de Uitlegger te Brasschaat, en komt in een van de vijvers van voornoemd natuurgebied uit. Via een stuw liep de beek vroeger verder maar deze is nu afgestopt zodat men eigenlijk mag aannemen dat de oude Grachtse Beek nu juist na de vijvers van de Uitlegger een aanvang neemt. Ze loopt een tijd ongeveer evenwijdig aan de Nieuwe Beek doch juist op het grondgebied van Kapellen. Ze doorsnijdt het domein de Oude Gracht gaat via een duiker onder een van de vijvers door en blijft zowat evenwijdig met de Oudegrachtse Baan lopen. Ze verlaat het Domein de Oude Gracht even noordelijk van de toegangspoort aan de kerk van Hoogboom, loopt onder een gebouw door en stort zich hier in de Hoogboomse Beek juist voor deze onder de grond verdwijnt tegenover Den Haasdam. Op sommige kaarten wordt aan de Oude Mishagenbeek ook wel de naam Oude Grachtse Beek gegeven.
> Oude Grachtse Beek in de Uitlegger.
6
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Rode Beek De Rode Beek vindt haar oorsprong in de hofgrachten, waar ze eigenlijk een geheel mee vormt, westelijk de Kapelsestraat ter hoogte van het Irishof. Ze stroomt even zuidwestwaarts om dan in de vijvers achter het Irishof te vloeien, verlaat deze aan de noordzijde, volgt nog even die richting om dan weer in zuidwestelijke richting te stromen op de grens van bos en open gebied. In de Atlas der Buurtwegen uit 1842 heet de gracht naast de Franse Weg ook Rode Beek. Op het kadasterplan van Luitenant Robiu uit 1885 is ze getekend zoals
we ze nu kennen. Ze komt in het gebied Het Rood waar ze de waterhuishouding mee bepaalt. Bij de Parijseweg aangekomen verandert de stroomrichting naar het noordwesten, oostelijk van de hiervoor genoemde weg waar ze na 400m. in zuidwestelijke onder deze weg doorduikt. Het is op dit punt dat er vanuit een niet geklasseerde beek naast de Parijseweg water uit noordelijke richting wordt aangevoerd uit het gebied oostelijk van voornoemde weg gelegen. Bij hevige regenval kan dit voor problemen zorgen daar de Rode Beek deze pieken niet kan verwerken met overlast op grondgebied Stabroek tot gevolg. 7
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Een aardigheidje tijdens het wandelen naast de Parijseweg is dat men een beek naast je ziet stromen in een bepaalde richting en even later dezelfde beek in tegenovergestelde richting stroomt. Dit komt omdat de Rode Beek en de niet geklasseerde waterloop bijna ongemerkt samen onder de Parijse weg hun weg vervolgen in zuidwestelijke richting.
< Rode Beek achter de huizen aan de Krekelberg te Stabroek.
Vanaf de Parijseweg stroomt de Rode Beek nu op grondgebied van Stabroek noordelijk de Krekelberg achter de huizen door en komt na 600m voornoemde weg vergezellen. Kruist verder de Hoge Weg vervolgt haar loop naast de Krekelberg en duikt dan de Ettenhoven en de Ettenhovensebeek onderdoor om haar weg naast de Smalle Weg verder te zetten. Na de A12 onderdoor te hebben gekruist komt ze samen met de Stabroekse Bunderbeek en de Sint Jacobsloop in de voorgracht van de Verlegde Schijns uit. Voetbeek De Voetbeek vindt haar oorsprong iets ten oosten van de Leeuw van Vlaanderenlaan te Hoogboom in Kapellen. Loopt in zuidwestelijke richting duikt vervolgens onder de Claessensdreef, Vinusakker, Poeldreef en Jagersdreef door en bereikt de verkaveling van het vroegere landgoed De Sterre, waar ze vervolgens de Lijsterlaan en de Schapendreef onderdoor duikt, buigt dan naar het zuiden en gaat onder de Valkenlaan door om even verder uit te monden in de Kaartse Beek, een kleine honderd meter voor deze de Antwerpsesteenweg bereikt. > Voetbeek gezien vanaf de Jagersdreef.
Een aantal jaren geleden werd deze beek afgekoppeld van het rioleringssysteem en geruimd. Er zouden de laatste tijd verbeteringen zijn opgetreden in het biologische evenwicht maar we denken dat het nog niet helemaal in orde is, vooral het eerste gedeelte en meer bepaald oostelijk van de Jagersdreef is dringend aan een opschoning toe, zwerfvuil en begroeiing storen het normale verloop en ook esthetisch is er daardoor een probleem. 8
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Dit laatste geldt waarschijnlijk maar voor een beperkte groep mensen omdat het voor de meeste een onbekend gegeven is dat de Voetbeek daar stroomt. De Voetbeek kwam reeds voor in het begin van de 17 de eeuw (1621) onder de benaming “Voetbeeckxen” alsook “Voetkensbeke”. (uit Hobonia) Zwarte Beek De Zwarte Beek ontspringt in Kapellenbos en ze loopt in zuidelijke richting naar de Antitankgracht waar ze via een duiker de overzijde bereikte. Deze duiker is nu bewust afgestopt zodat de bovenloop van de Zwarte Beek, die een groot deel van Kapellenbos ontwatert nu in de Antitankgracht overstroomt. Met de aan de gang zijnde infrastructuurwerken zoals het aanleggen van een persleiding voor het rioolwater en de herwaardering van de baangrachten zal er in de toekomst een grote verbetering optreden en minder ongezuiverd water in het vroegere verdedigingswerk terecht komen. Zuidelijk van de Antitankgracht volgt de Zwarte Beek de Heidestraat Noord aan de oostzijde tot aan de Heidestraat. Een groot deel van het grachtenstelsel van het landgoed Wolvenbos watert naar de natuurlijke beek af. De Zwarte Beek, ingebuisd nu, volgt de Heidestraat in zuidwestelijke richting tot aan de Helmstraat waar ze naar het zuiden afbuigt. Vanaf de Heidestraat vormde ze vroeger ook de grens met Ekeren tot aan de Veldstraat. Kruist ondergronds de Fortsteenweg en komt dan weer te voorschijn als een open beek en vervolgt haar loop nu weer in zuidwestelijke richting om na enige tijd toch weer voor het zuiden te kiezen. < Zwarte Beek aan de Heidestraat Noord.
Ze duikt dan onder het militair spoor, dat naar het Kamp van Brasschaat loopt, onderdoor om even later in westelijke richting tussen de Koningin Elisabethlei en de Prinsendreef ondergronds te verdwijnen. Vanaf hier is het moeilijk om de loop van de beek te volgen omdat geen enkele kaart duidelijk is, in details althans. Volgens oudere kaarten zou ze na het kruisen van de Koningin Astridlaan naast de Rubensheide lopen en deze dan naar het zuiden volgen. Andere geven een bijpass op het vorige aan vanaf de Prinsendreef via de Pareindreef naar de Rubensheide. Feit is dat de Zwarte Beek in het zuiden van de Rubensheide weer zichtbaar wordt wanneer ze naar het westen afbuigt om even verder de Antwerpsesteenweg onderdoor te kruisen. De beek is dan zichtbaar aan de noordzijde van de parking van de Gamma of zuidelijk van de gebouwen van het registratie kantoor van het Kadaster. Wanneer ze de spoorlijn onderdoor is gestroomd komt ze verder weer bovengronds zichtbaar aan de zuidzijde van de Frans de Peuterstraat. Dat blijft zo tot net voor het kruispunt met de Palmstraat waar ze weer ondergronds verdwijnt tot het contact met de Veldstraat waar ze naar het 9
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
zuiden afbuigt om even verder het Klein Heiken te kruisen en verder te lopen achter de huizen van de Puihoek nu op Ekers grondgebied. Na een tijdje zal ze terug aan de westzijde van de Puihoek gaan stromen om zich een honderdtal meter voorbij het kruispunt met de Vloeiende in het Schoon Schijn te storten. Er zijn voor het laatste stuk nog een paar zaken te melden. Op sommige kaarten heet het stuk langs de Frans de Peuterstraat Essenhoutse- of Essenhoutbeek. De kaart van de openbare Kapelse waterlopen geeft voor het hele traject Zwarte Beek aan (kaart 7, zie blz. 7). Weer anderen geven dan weer Essenhoutse Beek voor het eerste stuk en voor het gedeelte t.h.v. van de Veldstraat Zwarte Beek. Nog andere bronnen spreken dan weer dat de naam Essenhoutse Beek ingaat vanaf de Helmstraat. We zien op Fig. 10 ook de Kleine Zwarte Beek ingetekend staan. Zij ontsprong oorspronkelijk ergens ten westen van de Eikendreef op het domein Les Hirondelles gelegen tussen de Eikendreef en Platanendreef, stroomde westwaarts tot juist voorbij waar nu de Palmstraat is en boog toen af naar het zuiden. Het laatste stuk vanaf de achterkant van de huizen westelijk van de Palmstraat en naar het zuiden toe is ook nu nog in het landschap aanwezig en sluit aan op de beek eerder genoemd in de Veldstraat. Dat de beek vroeger liep zoals ik omschrijf heb ik van een ooggetuige die vroeger nog op deze beek viste en probeerde de vissen uit de vijvers te “lokken” van het eerder beschreven domein aan de Eikendreef. Dat mijn informant in deze geen tiener meer is mag duidelijk zijn. Er zijn ook kaarten die De Kleine Zwarte Beek tekenen vanaf de Essenhoutstraat. Hier laten we het voorlopig bij en wanneer dit gedrukt is zullen er weer heel wat nieuwe zaken aan het licht zijn gekomen en veranderingen opgetreden. Het is volgens mij gewenst meer naamborden te plaatsen waar beken de straten kruisen waardoor het grote publiek met onze beken wordt geconfronteerd en het bestaan ervan gaan absorberen waardoor respect voor het milieu rond natuurlijke waterlopen door sensibilisering makkelijker wordt. We kennen het spreekwoord allemaal, “Onbekend is onbemind”. Laten we in ieder geval hopen dat er nog mooie zaken van over zullen blijven en dat al dat moois niet alleen tot een streepje vervaagt op een oude landkaart. Frans Meeus Bronnen. 1. Gemeente Kapellen. Detailplan uit de VHA. 2. Gemeente Stabroek. Detailplans uit de VHA. 3. Gemeentelijke Ruimtelijke Structuurplannen van Kapellen - 2005, Stabroek – 2004 en Brasschaat - 2005. 4. Waterschap Het Schijn. Deelbekken Beneden Schijn. Provincie Antwerpen 2007. 5. Doelstellingen Nota Deelbekken Beneden Schijn. Provincie Antwerpen 2004. 6. Adviesraad Antwerpen betreffende Beneden Schijn. Ontwerp Actieplan. Stad Antwerpen 2006. 7. De geschiedenis van Hoevenen. F Bresseleers/Jansen – 1976. 8. De geschiedenis van Hoogboom. R Roelands/H De Sitter/P Arren - 1996 9. Brasschaat – Van Heidegrond tot Parkgemeente. Werkgroep - 1980 10. Op de drempel van de polder. Bresseleers/Kanora – 1963 11. De Nobele Donk. F Bresseleers 1965 12. DVD rom Topografische kaarten Vlaanderen en Brussel NGI. 13 Tijdschrift van Heemkring Molengalm Stabroek nr. 3 september 2003, Plan Popp.
______________________________________________________
10
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Halfvasten – Perdje Greef Halfvasten is een typisch volksgebruik dat er in bestond, op halfvasten (volgens sommigen ook wel een week nadien) de kinderen met een tikke-haan en suikergoed te bedenken. Vóór de Eerste Wereldoorlog bestond er hier enkel het feest van “Sinte Greef”. Het is pas in de periode 1918-1930 dat dit feest geleidelijk door het Sinterklaasfeest werd verdrongen. De avond vóór halfvasten plukten de kinderen wat hooi en legden het met een eitje en een pee in hun klompje aan de haard. Dan kropen ze vol zoete verwachtingen in hun slaapstee. ’s Morgens, bij het krieken van de dag, had de “Graaf van Halfvasten” of het “perdje greef” er een tikke haan gelegd en wat suikergoed. Het was een wit broodje met krenten, gebakken in de vorm van een haan op een stokje. Een mooi gekleurde haan was het, versierd met een prentje en een pluimstaart. De dankbare kinderen liepen er mee op straat op en zegden het volgende rijmpje: een haantje op een stokske dat steken wij in ons bekske een suikerbolleke rond dat steken wij in onze mond Soms ook echter was het een vis, versierd met gekleurde steentjes. De meer “begoeden” kregen een tak met meerdere haantjes wat er op wijst dat de bewering als zou “perdje greef” altijd het Sinterklaasfeest van de armen geweest zijn, onjuist is (misschien was het wel zo in de periode 1918-1930?). Trouwens is ons herhaaldelijk gezegd dat de “rijken” chocolade kregen in plaats van suikergoed en rozijnen in plaats van krenten. Een mooi volksgebruik was het, uit de tijd dat de kinderen nog met weinig tevreden waren. Maar wie zei er dan “liever geene greef dan een tikke haan”? Is dat niet een wat bitter gezegde van de arme buitenmens van na de Eerste Wereldoorlog die liever “graven en barons” wilde zien verdwijnen in de hoop, aan zijn kinderen wat meer welstand en een Sinterklaasgeschenk te kunnen geven? Deze tekst komt uit “De Kom”, tijdschrift van de Sint Sebastiaansgilde van Kapellen, nummer 6 en 7 van de Sprokkelmaand (februari) 1981. Wie weet meer over dit gebruik? Hoe komt men aan de benaming “perdje greef”? Waarom een haan of een vis? In sommige streken viert men de eerste zondag van de Vasten de zogenaamde Fakkelzondag. Op die dag berookte men de akkers, de weiden en de boomgaarden om de kwade geesten te verdrijven. Dit was duidelijk een overblijfsel van een heidens gebruik. Het feest van Fakkelzondag werd de volgende dag voortgezet: de blauwe maandag. Blauw betekent hier “van geen betekenis”, “waardeloos” omdat deze dag niet meetelde als werkdag. De uitdrukking die hier uit voortgevloeid is, kennen we heden ten dage nog steeds. (opgetekend door Frans Claes S.J., Vlaams lexicograaf) Marc Brans.
__________________________________________
11
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Op zoek naar het verleden: Metaaldetectie Voor mensen die geïnteresseerd zijn in heemkunde is metaaldetectie één van de middelen om sporen van het verleden terug te vinden. De laatste jaren is deze hobby danig in opmars. Ook in Kapellen en omgeving zijn al enkele zoekers actief. Schattenjagers of archeologen? Niet zelden is metaaldetectorzoeken het uitvloeisel van eerdere bezigheden of interesses op het gebied van heemkunde of algemene geschiedenis. De hobby wordt dan ook meestal op een verantwoorde manier uitgeoefend. Maar tussen alle koren zit kaf, en verschijnen er cowboys die enkel uit zijn op persoonlijk gewin. Het tegenovergestelde is ook waar: op sommige plaatsen in West Vlaanderen en Limburg is er zelfs een actieve samenwerking tot stand gekomen tussen professionele archeologen en hobby-detectoristen. Bekende zoekers zijn o.m. Bill Wyman, voormalig bassist van de Rolling Stones, en korter bij huis Fred Deburghgraeve. Een wettelijk kader voor de MD-zoeker ontbreekt nog. Volgens de letter van de wet is de zoeker strafbaar, maar overal te lande wordt het zoeken gedoogd. Dit natuurlijk met uitzondering van de omgeving van archeologische sites zoals o.m. Velzeke, gedeelten van Tongeren enz. In Nederland is de toestand niet anders. Onze omgeving Ten noorden van Antwerpen is nog weinig te vinden. Van Antwerpen tot de Nederlandse grens is sinds de 60-er jaren het ganse havengebied bedekt met een meterdikke sliblaag. Het verleden ligt daar verscheidene meter diep. Wanneer we iets verder landinwaarts gaan zijn de vondsten begrensd tot de 12 e eeuw. Het is rond die tijd dat de eerste indijkingen werden uitgevoerd. Het overstromingsgebied van de Schelde reikte toen tot Merksem. Oud-Ekeren, Hoevenen, Stabroek, Berendrecht en Zandvliet werden elke dag 2 keer overspoeld met het hoogtij. Vóór die tijd was hier dus weinig te beleven, de Ekerse landtong (de Geest) uitgezonderd. Rond de kleine kernen van onze dorpen werden de laatste 60 jaar bijna alle gronden bebouwd. In Limburg echter is het tegenovergestelde waar. De Romeinse heirweg van Trier leidde via Aken en Tongeren naar Nijmegen, allen Romeinse bolwerken. Rond de Maasvallei worden nog bijna dagelijks Romeinse munten en fibulae (mantelspelden) boven gespit. Het spijtige is dat de laatste jaren de aantasting van de munten versneld wordt. Na een verblijf van bijna 2000 jaar in de grond blijken de meeste munten (vooral bronzen) nog in zeer goede staat. Gedurende de laatste 20 jaar gaat de kwaliteit snel achteruit vanwege het overmatig gebruik van kunstmeststoffen. Vondsten uit onze streek De weinige gronden die hier nog beschikbaar zijn leveren niet veel op in vergelijking met hoger gelegen gebieden. Meestal wordt gezocht op vers geoogste akkers, weilanden worden doorgaans ongemoeid gelaten om het oppervlak van de grond niet te beschadigen. Wat hier gevonden wordt levert nu 12
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
en dan nog leerrijke vondsten op. Al het denkbare wordt opgegraven: munten en medailles – vingerhoeden – bikkels – koperen, zilveren en gouden ringen knopen – gespen – horlogesleuteltjes - - meubelbeslag - speldjes en sieraden – laken- en douaneloodjes – duivenringen – kruisjes – resten van oorlogstuig enz. Hierbij enkele voorbeelden van wat op enkele akkers te Putte gevonden werd. De eerste foto toont militaria uit WOII, alles uit koper of een koperlegering. Gesp Engels leger, 2 uniformknopen, 4 kogelpunten van duitse makelij 7.52, 2 engelse kogelpunten 0.50, huls 7.52, 4 stukken schrapnel, en 3 stukken van een mortiergranaat.
Deze Franse 50 centimes uit 1858 is nog uitzonderlijk mooi. Hij heeft een hoog zilvergehalte, waardoor hij meer bestand is tegen de inwerking van chemicaliën. De mijtjes, duiten en oorden van de Verenigde Provincien zijn meestal gemaakt van een koperlegering en hebben de tand des tijds slecht doorstaan.
Het onderstaande beschouw ik als mijn mooiste vondst in Putte tot nu toe. Het is een zegelstempel, afmetingen 20 x 23 mm. Vroeger werd door handelaars en invloedrijke personen veelvuldig gebruik gemaakt van een zegelstempel. Deze werden ook in ringen gemonteerd, de zogenaamde cachetring. Zij bezegelden een document dan met de afdruk in was van hun zegel. Bij het overlijden van de eigenaar werd deze gewoonlijk vernietigd. Deze is een speciale: het is een kantelzegelstempel. Links zie je een koperen ring waarin een glazen afbeelding zit. Aan de andere kant zat een afbeelding, daarvan zie je een afdruk in kaarsvet. Het stempel kantelde om zijn as en zodoende had de eigenaar 2 verschillende stempelingen. Het koperen ringetje heeft boven- en onderaan een gaatje, waarin het handvat paste. Deze stempels werden in Engeland vervaardigd tussen 1750 en 1800. De ene zijde toont een tafereel, en de andere initialen. De vroegere eigenaar hebben we nog niet kunnen achterhalen.
13
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Boven: dit type ruiterspoor werd na 1800 niet meer gemaakt. Onder: de kop (geel koper) en staart van een engelse mortiergranaat.
Frans Lenaerts.
________________________________________________
14
â&#x20AC;&#x2122;t Bruggeske 41ste jg â&#x20AC;&#x201C; maart 2009 â&#x20AC;&#x201C; nummer 1.
Kapellenbos, een schone streek. Gazet van Antwerpen schreef op 8 juni 1907 het volgende. Eindelijk is de zomer daar, met zijne warme zonnestralen en zijnen vogelenzang. Alles herleeft, bezielde en niet bezielde wezens; en wat is het schoon de ontluikende natuur te beschouwen die uit een langen doodsslaap schijnt op te staan. Hoe aangenaam is het, in deze eerste warme dagen, welke wij nog niet gewoon zijn, te gaan uitrusten in den schaduw der frissche bosschen. En bij voorkeur in de dennebosschen. O, wat ademen wij dan met volle teugen die doordringende, bedwelmende geur der dennen in. Daarom begaven wij ons gisteren naar Heide, daarom zeggen wij, en wij ook bekennen het, een weinig uit nieuwsgierigheid. Wij hadden veel hooren spreken over het domein van Cappellenbosch en wij wilden ons met eigen oogen overtuigen of alles wat men er van vertelde wel waarheid is. Wij moeten erkennen dat deze eigendom in schoonheid alles overtreft wat men er van zou kunnen zeggen. Bij de aankomst te Heide, bemerkt men eene 15 meter breede baan, langshenen de spoorbaan naar Cappellen. Volgen wij deze baan en op 300 meter van de halte begint het domein van Cappellenbosch, en het strekt zich alzoo verscheidene kilometers langs den ijzerenweg uit. Zijne oppervlakte is ongeveer 240 ha en het is doorsneden met lanen van 10 meter breedte die zich kruisen en aldus groote open plekken vormen.
En hoe heerlijk is de streek: donkere bosschen en lachende water. Wat reusachtige boomen, welke weelderige plantengroei. En nu eens duinen en dan weer kleine ravijnen; dan, ginder, eene plotselinge klaarte die de somber-heid van het woud breekt: het zijn de gouden zonnestralen op de lachende heide. En altijd die doordringende, bedwelmende geur der dennen. 15
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
En ook zal het niemand verwonderen wanneer wij zeggen dat reeds verschillende hectaren in dit land der droomen aangekocht werden en dat wij er aanstaanden zomer reeds een tiental kasteelen en villa’s zullen zien, zonder het prachtige hotel te rekenen dat de Maatschappij van Cappellenbosch binnenkort gaat oprichten en dat de bijeenkomst zal zijn van de Antwerpsche high-life. Automobiel- en velorijders en wandelaars zullen er in menigte komen want, wij vergaten het te zeggen, de baan van Merxem naar Heide, in rechte lijn bijna, is grootendeels en zal weldra gans “gemacadamiseerd” zijn voor het aanstaande seizoen. En alzoo zal Cappellenbosch het bevoorrecht buitenverblijf der Antwerpenaars worden. Daar de gronden er voor het oogenblik goedkoop zijn, kan men er nog groote uitgestrektheden koopen en alzoo voor een redelijke prijs een klein “castel” waardig van die naam bezitten. Voorwaar wij hebben ons het bezoek niet beklaagd. Relaas uit: Gazet van Antwerpen 8 juni 1907.
________________________________________________________________
GEZOCHT – GEZOCHT – GEZOCHT - GEZOCHT Documentatie voor het archief van de Heemkring Hoghescote. Alle documentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, affiches, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Kontaktadres: Dorpsstraat 59, bus 7 – 2950 Kapellen – Tel: 03 664.57.22
16
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Burgemeester Michel Dhanis De familie Dhanis Tussen 1836 en 1847 was Michel Dhanis Vandenbroek burgemeester van Kapellen. Vooraleer zijn leven hieronder geschetst wordt, dienen we zijn voorouders te vermelden, voor zover wij er iets over gevonden hebben. De ouders van Michel zijn Silvester, handelaar van beroep, en Catharina Theresia Polfliet. Over Silvester Dhanis komen we één en ander te weten door middel van zijn testament (1), dat hij schrijft de 29 ste maart 1794. Hij heeft twee broers, Philippus en Matheus en een zuster Joanna Catharina . Deze laatste is gehuwd met Jacobus Albertus Godefridus Pharazijn(2), geboren te Gent op 14 oktober 1758 en overleden te Kapellen op 19 oktober 1827, aldaar begraven de 24 ste. Silvester was weduwnaar van Maria Elisabeth de Heel (geboren te ? op ?, overleden te Antwerpen, Mattenstraat, Sint Walburgisparochie op 28 juli 1786) en weduwnaar van Catharina Theresia Polfliet (geboren ?, overleden te Antwerpen Mattenstraat, Sint-Walburgisparochie 3 februari 1792), die overlijdt door complicaties bij de geboorte van Antonius. Silvester laat na: - aan de kerk van Sint Walburgis te Antwerpen, de som van honderd gulden voor de onkosten van zijn begrafenis. Die begrafenis moet op dezelfde manier verlopen als die van wijlen zijn vrouw. De nodige formaliteiten zullen door de executeurs uitgevoerd worden, waaronder het laten lezen van duizend (!) missen en de nodige gebeden. Silvester Dhanis was immers kerkmeester van Sint-Walburgis. - verder dient er vijftig gulden verdeeld te worden onder de armen van parochie, te weten 25 gulden in baar geld en 25 gulden in brood. - onder de armen der stad (Antwerpen) zal 300 gulden verdeeld worden. - zijn trouwe huismeid (naam onleesbaar – weduwe Goris) zal de grote som van 700 gulden verkrijgen voor haar trouwe diensten, indien ze nog steeds in dienst is op het dag van het overlijden van haar werkgever. Twee bodes krijgen elk 100 gulden. - de twee klerken van Silvester Dhanis, Cornelis Franciscus Janssens en Joannes Ignatius Verpoorten zullen voor hun diensten (indien ze nog voor hem werken op het tijdstip van zijn overlijden) elk 315 gulden krijgen bovenop hun loon. - zijn broer Philippus Jacobus Dhanis, vrijgezel en inwonend bij Silvester, mag de som van 15.000 (!) gulden verwachten. - de andere broer Matheus, vrijgezel, zal 6000 gulden ontvangen. - de zoon van zijn schoonbroer Jacobus Albertus Godefridus Pharazijn, namelijk Silvester (naamgenoot Dhanis was peter van dit kind) krijgt 315 gulden. - Jacobus Pharazijn, handelaar der stad Antwerpen en Philippus Dhanis, zullen 30.000 gulden mogen gebruiken maar enkel als investering in hun handel. - volgen nog enkele schenkingen in diezelfde grootorde aan de handelszaken van zijn broer en schoonbroer. - zijn beide kinderen zullen het volledige nalatenschap erven; mochten ze nog niet volwassen zijn indien Silvester overlijdt, zullen er voogden over 17
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
waken (Jacobus Pharazijn en Philippus Dhanis, alsook eerwaarde Joannes Antonius Polfliet), niet enkel over het nalatenschap, maar ook over de goede opvoeding van de kinderen. Er wordt duidelijk op gewezen dat ze in geen geval in een weeshuis mogen terechtkomen en dat ze katholiek zullen opgevoed worden. Getuigen van dit zes bladzijden dicht op elkaar geschreven testament, zijn Josephus Wouters en Jacobus Andreas Borrekens (die nog binnenburgemeester van Antwerpen geweest is in 1790; buitenburgemeester was Jacob Della Faille), notaris is J.J. Pirson (?). Silvester overlijdt twee weken na het opstellen van zijn laatste wilsbeschikking; dit kan betekenen dat hij ongeneselijk ziek was. Antonius Dhanis Antonius wordt geboren op 26 januari 1792. Acht dagen later overlijdt zijn moeder. Hij vervult zijn dienstplicht in Frankrijk in het leger van Napoleon waar hij uiteindelijk belandt bij de “garde d’honneur” (erewacht) van de keizer. Hierna keert hij terug naar Antwerpen waar hij de machtsovername van de Hollanders op de Fransen meemaakt. Hij is niet zo te vinden voor een scheiding tussen het zuiden en het noorden van Holland. Tijdens de revolutie van 1830 krijgt Antoon Dhanis van De Robiano, gouverneur van de provincie Antwerpen, de vraag om waarnemend burgemeester te worden van Antwerpen, na de vlucht van De Caters, die Oranjegezind was. Hij onderscheidt zich, op gevaar van eigen leven, met het leiden van de burgerwacht, het blussen van de branden ontstaan door de bombardementen (vanuit de citadel, die nog steeds in Hollandse handen was) en het tegengaan van plunderingen. Een week na zijn aanstelling, op 4 november 1830, worden er in Antwerpen verkiezingen gehouden voor het nieuwe Nationaal Congres in Brussel. < Antonius Dhanis, broer van Michel. Antoon krijgt 340 van de 479 uitgebrachte stemmen, ondanks zijn verzet tegen de scheiding. Wat hem ook niet populair maakt, is het voorstel om alle Antwerpse burgers een gedwongen lening op te leggen à rato van hun grondbelastingen. Dit is nodig om de leeggelopen stadskas te spijzen (de revolutie en de sluiting van de haven zijn hier de oorzaak van). De Robiano keldert het voorstel en bij de eerste Belgische gemeenteraadsverkiezingen van 15 november 1830 moet Antoon Dhanis het veld ruimen. Hij houdt zich verder bezig met liefdadigheid en bankzaken – hij is onder andere voorzitter van de Bank van Antwerpen. 18
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Hij is gehuwd met Cornelia Elisabeth van Cannart d’Hamale (naam die in de eerste twintig generaties na Karel de Grote voorkomt; de Cannarts d’Hamale waren in de 17 de en 18 de eeuw heren van Massenhoven). Zij is geboren op 26 januari 1792 te ? en overlijdt op 19 november 1855 te Antwerpen. Ze wonen in de Lange Nieuwstraat 31, sectie 2 nummer 1468 oude nummering. Vandaag de dag een gebouw van Securitas. Antoon Dhanis overlijdt in Antwerpen op 5 augustus 1874, 78 jaar oud.
Wapenschild Cannaert d’Hamale . >
Michel Dhanis Michel Dhanis wordt geboren op 8 november 1790 in Antwerpen. In zo goed als alle briefwisseling vinden wij zijn naam als “Dhanis Van den Broeck”. Hij is gehuwd met Joanna Maria Catharina Carolina Van den Broeck, geboren te Antwerpen in 1789 en er overleden op 31 augustus 1873. Hij voegt dus de naam van zijn echtgenote aan zijn naam. Zijn broer Antonius doet hetzelfde; hij tekent met Antonius Dhanis van Cannaert. Michel heeft zijn hoofdverblijfplaats in Antwerpen, aan het Kipdorp nummer 9, volgens de oude nummering sectie 2 nummer 1677. De bouwdossiers in het Antwerpse Stadsarchief geven de bouwaanvragen voor veranderingen aan dat huis: veranderingen aan vensters in 1841, idem aan de keldergaten in 1846 en een jaar later aan de balkons. Samen met Joanna heeft Michel drie kinderen: - Fanny Cornelia Joanna Catharina, geboren te Antwerpen op 25 november 1815 en er overleden op 28 oktober 1886, gehuwd met Charles Joseph Eduardus De Cuyper, griffier van de provincie Antwerpen, eregriffier in 1876, secretaris der Belgische delegatie in 1843 belast met het verdrag over de zeevaart op de Schelde, officier in de orde van Leopold en van de Eikenkroon van Luxemburg, burgerlijk ereteken 1 ste klasse, herinneringsereteken 1856, geboren te Antwerpen op 20 juli 1808 en er overleden op 9 november 1884; geen kinderen. Aan de achterzijde van de Sint Catharinakerk te Stabroek hangt een gedenksteen die aan deze echtelingen herinnert. - Florent Jacobus Carolus Michel, geboren te Antwerpen in 1820 en overleden te Turnhout in juni 1840 - Anathasia Maria Josepha Hubertina, geboren te Antwerpen op 18 april 1829 en overleden ?, gehuwd met Florentinus Petrus Franciscus Van den Wouwer, geboren te Antwerpen op 4 augustus 1821 en er overleden op 15 september 1887, zeven kinderen: o Albert o Arthur o ? gehuwd met Clement Segers 19
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
o o o o
? gehuwd met Verhoustraten Maria ? Leonce, geboren te Antwerpen op 26 juni 1864 en overleden te Kalmthout op 25 mei 1938, burgemeester van Kapellen 19031905, gehuwd met Maria Celina Leonie Vouwe, geboren te Kapellen op 23 januari 1866 en overleden te ?, twee kinderen: ! Leo(n) Arthur Maria Leopold, geboren te Kapellen op 14 november 1890 ! Maria Leopoldina Anna, geboren te Kapellen op 3 april 1894, overleden in 1919, gehuwd met Robert Haillez.
Michel erft het buitengoed van zijn vader rond 1830, het huidige Hof ter Vijvers aan de Kapelsestraat nummer 43. In die tijd heet het nog Groot Kempenhof. Michel verhoogd het gebouw met een verdieping. Pas veel later, ergens tussen 1905 en 1909, wordt het huidige kasteel gebouwd. Zijn schoonzoon Leonce Van den Wouwer woont er tot 1905. Vandaar de oude benaming ‘Wouwershof, voor het huis dat stond waar nu “Hof ter Vijvers” - “Les Etangs” staat. Michel Dhanis in Kapellen De eerste keer dat we Michel tegenkomen in onze archieven is in het jaar 1816, meer bepaald in een brief (zie blz. 21) van de onderintendant van het arrondissement Antwerpen gedateerd 15 november, waarin de zetter der belastingen voor het jaar 1817 voor de gemeente Kapellen benoemd wordt. Op 3 januari 1818 dient de gemeenteraad aangepast te worden aangezien deze al sinds 1808 dezelfde was en er vele leden weggevallen waren. Er worden twee lijsten opgesteld, waarvan Michel Dhanis de eerste kandidaat is van lijst twee, de tweede kandidaat is de heer Geelhand de Labistraete (die tevens tweede kandidaat is van de eerste lijst). 20
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
De motivatie luidt als volgt: hij wenst een inbreng te doen in de gemeenschap zijn dynamische en zijn intelligentie maken van hem een uitstekend bestuurder. Dank zij zijn fortuin en zijn open karakter kan hij zich onafhankelijk opstellen wat een groot voordeel is voor een persoon die met zulke functie belast zou zijn. De 22 ste januari worden de raadsleden beëdigd. Michel Dhanis is uittredend in 1822. Bij de gemeenteraad van 22 april 1823 worden de kandidaten voorgesteld die de overleden raadsleden zullen vervangen. De heer Dhanis is samen met Petrus Kloeck kandidaat om de overleden Andreas Fredericus Snoeckx te vervangen. Er wordt genoteerd dat beiden tot de grootste belastingsbetalers van de gemeente behoren. Uiteindelijk wordt Kloeck op 28 mei 1823 benoemd door de arrondissementscommissaris. In de gemeenteraad van acht november 1824, worden twee brieven voorgelezen, één van de heer Geelhand de Labistraete en één van de heer Dhanis Vandenbroek, “reclamerende te hoog aangeslagen te zijn in den kohier van de gemeentebelastingen voor het tegenwoordige dienstjaar”. De heer Geelhand wordt zestien gulden 75 cent korting toegestaan, de heer Dhanis krijgt zes gulden korting. 21
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Twee jaar later, in 1826, vinden we Michel Dhanis terug als voorzitter van de muzieksociëteit, waaruit in 1863 de fanfare Sint-Cecilia zal groeien. Op 10 september 1829 overlijdt burgemeester Van Staey en dient een opvolger verkozen te worden. Elf dagen later schrijft Michel Dhanis rechtstreeks naar de minister van binnenlandse zaken dat hij kandidaat is. Deze laat zich eerst informeren door de gouverneur. Districtscommissaris Meyers is een andere menig toegedaan en motiveert in zijn lijst met voordrachten de kandidaturen van Frederik Van Haeften en Ludovicus Biart. Daarenboven verwerpt hij de kandidatuur van Carolus Josephus Verbeeck als “geen genoegzame bekwaamheid hebbende” en die van Michel Dhanis gezien “zijn gebrek aan de noodige achting” . In een brief van 5 januari 1830 van de gouverneur aan de minister wordt de kandidatuur van Dhanis nogmaals verworpen. Zoals het de leden van de burgerij betaamt, is ook Michel Dhanis lid van de burgerwacht. Deze wordt, voor wat Kapellen betreft, voor het eerst bijeengeroepen op 27 oktober 1830. De burgerwacht wordt verzocht die avond om 9 uur precies aanwezig te zijn in het gemeentehuis (herberg Drij Koningen), “voorzien van een geweer geladen met kogel, ten eijnde eene nagt wagt te verrigten, tot behouding der openbare rust tot op morgen vroeg ten drij uren onder de surveillance en commando van Guilielmus Loos”. De andere opgeroepen leden zijn: Joannes De Bruyn, Joannes Bullens, Petrus Bruyninckx, Joannes Feyen, Van Haeften, Guillielmus Van den Bosch, Francis Willox, Jan Baptiste Van Hoof, Jan Roelen, Jan Baptiste Kennis, Van den Bergh, Jacobus Huijbrechts, Josephus Bullens, Theodorus Vos, Jan Callens, Joseph Bogaerts. Blijkbaar heeft Michel geen verdere ambitie binnen de Burgerwacht, want in een brief van 6 juni 1831 schrijft de burgemeester aan de arrondissementscommissaris dat hij (Michel) onderluitenant in de derde ban benoemd is, maar dat hij afziet van die benoeming ondanks het hoge aantal stemmen. Er zal dus een nieuwe verkiezing moeten plaatsvinden “afin de pouvoir terminer cette opération définitivement”. Michel zelf moet de dag daarna, de 7 de, laten weten of hij de benoeming nu aanneemt of niet; zo ja, dan dient hij ter secretarie de eed af te leggen. Zo niet, moet hij dit schriftelijk melden. Zijn antwoord laat niet op zich wachten – zoals gevraagd: hij blijft weigeren de benoeming aan te nemen. Waarvan akte in de gemeenteraad van 13 juni 1831. Op een personeelslijst opgesteld door kapitein-kwartiermeester Verbraeken van 21 december 1838 staat Michel Dhanis genoteerd als garde, wacht, niet gegradueerd. De 29 ste december 1831 vraagt de gouverneur der provincie via de burgemeester een lijst van alle houders van het Franse Erelegioen die in de verschillende gemeenten verblijven (teneinde de rentes te betalen die aan dit ereteken verbonden zijn; hiervoor werd elk jaar een bepaald bedrag voorzien in de nationale begroting. Tevens diende elke drager te bewijzen dat hij een buitenlands ereteken mocht dragen. Het Koninklijk Besluit dat dit toestond (“autoport”) verscheen in het Staatsblad). Volgens een brief van de arrondissementscommissaris zou Michel drager zijn van dit ereteken. Dit is evenwel niet het geval, Michel is ridder in de orde van het Gulden Spoor (verleend bij Koninklijk Besluit van 16 september 1832; het 22
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
KB vermeldt de naam van Michel als “Hanes Vandenbrouk” – zie ook ’t Bruggeske nr. 4 van 2003). Op 6 december 1832 schrijft de burgemeester aan Michel D’hanis Van den Broeck (sic) dat hij het buitenhuis van Michel zal moeten vrijgeven tot logement van militairen, “het welk ik tot heden gespaerd heb. (ik) verzoek u het op het op het spoedigste te doen openen en de noodige beddegoederen en keukengerief aldaer te laeten bezorgen, by refus van dien zouden Ued. onaengenaemheden ontmoeten, alzoo zy alles zouden innemen”. Zijn aanwezigheid in de gemeente komt zijn belastingsaanslag ten goede: hij heeft een volledige trimester in de gemeente gewoond en vraagt ontheffing van de gemeentebelasting voor één vierde. De korting van zes florijnen wordt hem toegestaan door de gedeputeerde staten. Om zeker te zijn dat hij inderdaad regelmatig zijn buitenhuis bewoont, is de burgemeester met twee leden van de gemeenteadministratie naar dat huis gaan kijken, om te zien of er bewoning was. Zij vonden er “trois commodes, une armoire dit schapray, deux chaises, une table, quelques canapés, de la potterie etc.” Het is waar dat mijnheer Dhanis zijn buitenhuis verlaten heeft, maar hij komt af en toe in de namiddag en verblijft er tot de avond en eet er ook ; hij heeft nog niet afgezien van zijn domicilie in de gemeente. Hij geniet er van zijn rechten en plichten als burger zoals elke andere ingezetene en moet dan ook deelnemen in de kosten als dusdanig. Aldus de burgemeester in een brief aan de arrondissementscommissaris de dato 23 mei 1833, nog steeds aangaande de vermeende hoge belastingsaanslag.
Handtekening van burgemeester Dhanis Vanden Broeck.
Belastingen blijven blijkbaar een probleem. Ook in 1836, wanneer de burgemeester de commissaris moet melden dat Michel als hoofdbelasting volgens de belastingsontvanger slechts de som van 113 franken 32 centiemen betaalt en dat hij niet voorkomt op de rol van de personenbelasting van 1835 noch op de aanvullende rol van 1836. Het volgende jaar staat hij wel op de lijst van personen die 80 florijnen of 169 franken 31 centiemen of meer betalen als hoofd-, personen- en patentbelasting: D’hanis Vanden Broeck (sic) betaalt 275 franken 94 centiemen. Hij is tevens vermeld als gedomicilieerd in Kapellen. 23
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Op 28 september 1836 vinden er gemeenteraadsverkiezingen plaats en bij Koninklijk Besluit van 3 oktober wordt Michel Dhanis Van den Broeck benoemd tot burgemeester. Hij legt de 11 de de eed af in handen van de gouverneur. De tweede december brengt koning Leopold I een bezoek aan Kapellen. Hij wordt om half 10 verwelkomd aan de inkom van de gemeente door de burgemeester, de raad, de kerkelijke overheden, het Armenbestuur en de douanen. De koning spreekt met de pastoor en de commandant van het 7 de eskadron van het 1 ste regiment Jagers te Paard, waarna hij te paard zijn tocht verder zet naar Kalmthout waar hij deelneemt aan een jachtpartij bij de Merode. Hierna keert hij naar Antwerpen terug via Kapellen. Dhanis wordt door de koning bedankt en wordt verzocht deze dank over te brengen aan de bevolking. Een volkstelling van 1836 noteert voor het Vijverhof, waar de familie Dhanis woont, de volgende bewoners: - Dhanis Michel, te Kapellen sinds 15 november 1830, komende van Antwerpen, 46 jaar oud - Vanden Broeck Joanna Maria Catharina Carolina, 47 jaar oud - Dhanis Fanny Cornelia Joanna Catharina, 21 jaar oud - Dhanis Florent Jacobus Carolus Michel, 16 jaar oud - Dhanis Athanasia Maria Josepha Hubertina, 8 jaar oud Personeel: Michez François, Theresia Nys, Boons Anna, Ghyssels Lucien, Janssen Jan, Jansen Carolus, Loots Adriana, Schram François, Hignoul Joanna, Luyckx Jan, Bongers Gertrudis, Adriaenssens Jeanne, Festraets Louis, Laureys Maria, Vanden Bosch Libert, Kennis Petrus, Kerremans Philippus, Amareus Corneille. Een personeelbestand van 18 personen, kameniers, keukenmeiden, boven- en onderpersoneel, tuinmannen, hulpjes van de tuinmannen, tweede meisjes, derde meisjes, bodes. In 1838 wordt Michel Dhanis gekozen om samen met P. Fr. Michielsens te zetelen in de commissie ingesteld bij artikel 58 der wet van 22 juni 1822 betreffende de personele belastingen als zetter (schatter). Hetzelfde gebeurt in 1843 voor het dienstjaar 1844, samen met schepen Joannes Baptista Mertens, eveneens in 1844, 1845, 1846 en 1847 (in dit jaar samen met J. Lievens). Belastingen blijven een oud zeer: op 7 april 1842 schrijft burgemeester Dhanis een brief naar de ontvanger der directe belastingen van Kapellen te Kalmthout waarin hij uitlegt dat zijn vast adres enkel en alleen te Kapellen gevestigd is en dat hij daarenboven niet alleen in Kapellen woont tijdens de herfst maar ook tijdens de winter onder voorbehoud van korte afwezigheden. Hij houdt twee paarden, die sinds de instelling van de wet van 1822 steeds ingebracht zijn als gemengde paarden waarvan voor het ene het hoge recht betaald wordt, voor het andere het recht van zeven florijnen. Of voor allebei het hoge recht dient betaald worden moet maar uitgezocht worden, hij blijft bij zijn oude aangiftes en hoopt dat de ontvanger hetzelfde gaat doen: “Je ne pense pas que Monsieur le controleur y serai opposé” .
24
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Michel Dhanis Van den Broeck overlijdt op 2 november 1847. De doodsoorzaak is nogal ongelukkig: hij kwetst zich aan een nagel in één van de kamers in het kasteel. De wonde wordt niet verzorgd en hij ontwikkelt koudvuur in zijn voet. Na drie pijnlijke maanden overlijdt hij. Hij wordt begraven op het kerkhof in een voorlopig graf, tot de grafkelder tegen de parochiekerk gebouwd is. Marc Brans
Noten: (1) Dit testament berust in de Britse "National Archives" in Kew onder nummer prob. 11/1570 304 en 305. Het is opgetekend door notaris Johannes Josephus Pirson of Pinson(moeilijk leesbaar), notaris in de soevereine Raad van Brabant en vertaald naar het Engels door notaris Friedrich Pfeiffer te Londen. De reden dat dit testament in het Verenigd Koninkrijk te vinden is (net zoals een aantal testamenten van bij voorbeeld de familie Osy), is te verklaren door het feit dat de opstellers van het testament Britse aandelen en fondsen (meestal Bank of England, consols genaamd ofte staatsobligaties) hadden en daarom hun laatste wilsbeschikking lieten registreren bij de Prerogative Court of Canterbury in London. De aandelen vielen immers onder de Britse wetgeving en dit noodzaakte de registratie bij een hogere Engelse kerkelijke rechtbank, hier dus die van Canterbury. Met dank aan Mr. Nigel Taylor, Advice and Records Knowledge Department, National Archives, Kew. (2) De naam Pharazijn komen we in Kapellen nog tegen, meer bepaald als de naam van het huis - Pharazijnshof - dat stond op de plaats waar het lrishof vanaf 1895 gebouwd werd. Het hof was genoemd naar de twee gezusters Pharazijn die er woonden. Zou er enig verband zijn met deze bewoners? Bronnen: - Archief Heemkring Hoghescote, afdeling Rijksarchief en Provinciearchief. -
Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1826-1983, bevolkingsregister 1800-1815. De Strijd om het Gemeentehuis 1800-2000, Roger Balbaert, Heemkring Hoghescote, 2000. Van Kasteel naar Kasteel deel 10, Paul Arren, uitgegeven door Kulturele Heemkring Hobonia, 2003, blz. 116-123. www.gva.be/dossiers/-b/burgemeesters/dhanis.asp http://odis.kuleuven.ac.be
_______________________________________________ Archiefdagen Heemkring Hoghescote Antwerpsesteenweg 2 - Kapellen Lokaal ‘ De Kroon’. De eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur. en de tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur.
25
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Weeshuisleven begin 20 ste eeuw. Louise Calluy was de oudere zus van zuster Justa, bekend om haar onverdroten inzet voor de devotie van Sint-Jozef en de oprichting van de kapel in de Nieuwe Wijk te Kapellen. Dit verslag maakt deel uit van het archief dat door de familie Swiggers-De Witte aan Hoghescote werd geschonken. De originele tekst wordt weerge-geven, inclusief de woorden die geen algemeen Nederlands zijn, maar tot de plaatselijke spreektaal van die tijd behoorden. Een verhaal waarbij men zich afvraagt hoe het mogelijk was dat zulke toestanden door de officiële instanties, zowel de kerkelijke als de burgerlijke, getolereerd werden. Het geeft ons een duidelijk sfeerbeeld dat waarschijnlijk ook op andere weeshuizen uit die tijd van toepassing was. De ouders en kinderen Calluy. Calluy Petrus, Franciscus, geboren te Stabroek op 22 oktober 1867 en overleden te Sedan (Frankrijk) op 25 april 1918. Petrus was gehuwd met De Coster Anna, Dympna, geboren te Kapellen op 18 september 1870 en aldaar overleden op 25 november 1909. Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren, 4 jongens: Frans, Petrus, Louis en Victor en 4 meisjes: Cornelia, Jeanne, Louise en Philomena.
Louis (links) en Victor Calluy.
Louise begint haar verhaal als volgt: “Moeder is ongelukkig vroeg gestorven op slechts 39-jarige leeftijd zij bleef in het kinderbed van onze jongste zuster (Philomena). Wat moet een vader doen met zoo een kroost? Ons oudste zuster kan amper zestien jaar zijn geweest. Wat moest daarmee gebeuren? Acht kinderen en nog een 84-jarige grootmoeder op de koop toe waarmee men heel den dag moest bezig zijn. Een huishouden rechthouden, vader met acht kinderen, dat kon een meisje van 16 jaar niet volhouden. Ons Bonneke vertelde veel over haar, bv. als Nelleke voeder moest halen voor de beesten, mocht ons Bonneke meerijden. Zij was lam van het zitten men 26
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
zette haar dan van de stoel op de kruiwagen en wat was zij dan gelukkig – mee mogen rijden op de kruiwagen!” Zij vertelt verder: “Maar met de dood van moeder kwam er veel verandering. Bonneke moest naar haar ander dochter. Zij hadden nu hun handen vol met ons jongste zusje, Philomena, 7 maanden. Ons oudste broer Frans, 14 jaar, was inmiddels overleden door een ongeluk, zijn arm was afgereden en doodgebloed. Nu waren er nog 7 kinderen om naar om te zien. Ons Nelleke bleef bij vader thuis met nog 3 jongens, Petrus 12 jaar, Louis 10 jaar en Victor 7 jaar tesamen met Philomena 7 maanden. U kunt wel denken dat de lijdensweg begon. Jeanne 7 jaar, ikzelf 5 jaar werden naar het wezenhuis gebracht in Kapellen.” De levensomstandigheden in het wezenhuis. Drie jaar nadat de twee zussen – Jeanne en Louise - in het wezenhuis opgenomen werden, bracht men ook hun jongste zusje, Philomena binnen. Er waren toen in totaal 42 weeskinderen in het klooster ondergebracht. Louise vervolgt haar verhaal: “Nummers waren wij natuurlijk, ons Jeanne kreeg het nummer 34, ik had 39 en voor Philomena was het 24, nummer dat intussen vrijgekomen was. Al ons kleren werden genummerd. Dit was natuurlijk wel nodig. Hoe zou men orde kunnen scheppen om de klederen van 42 kinderen uit elkaar te houden?
Soepbedeling in Onze Kring 1914 – 18.
27
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Er waren drie afdelingen: Eerst de grote meisjes, dan de middensoort, en dan volgden de kleinsten. Bij de kleine afdeling behoorde Philomena, zij was zelfs de kleinste toen ze binnenkwam. Ons zusje, Philomena, 3 jaar en geen moeder gekend, stel het maar eens voor. Zuster Augustine was de zuster die voor de kleintjes zorgde, zij deed haar best, maar streng. Ja maar een moeder kan toch niet vervangen worden. Het is Gods Voorzienigheid geweest dat wij weesjes werden”.
Enkele bladzijden uit een notaboekje uit 1934 waarin de inkomsten en uitgaven werden opgeschreven.
Tucht in het klooster. Als algemene regel gold dat er praktisch in het ganse klooster een spreekverbod van kracht was, enkel op de koer mocht gesproken worden. Elke dag begon met het bijwonen van de mis. Dit gebeurde in de nabijgelegen kapel naast het klooster – thans nog te zien in de Dorpsstraat. De kleine afstand diende in rij afgelegd met de kleinste kinderen van voor en natuurlijk onder volledige stilte. Na de mis keerde men in dezelfde slagorde terug naar de refter in het klooster. Elk kind had hier zijn vaste plaats waar de boterhammen met zwarte koffie werden genuttigd. Daarna gingen de schoolplichtige kinderen, alweer in rij, naar de gemeenteschool aan de Antwerpsesteenweg. 28
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
“De kleinsten stonden onder de hoede van Zuster Augustine en werden achteraan in de kloostertuin in een klas opgevangen. Wij mochten niet spreken met wie wij wilden. Bij de “goede burgers kinderen”, daar waren wij te min bij, alhoewel er toch ook goede zielen bij waren en die zeer lief waren, zoals de dochters van Madam van brouwer Veraart. Wij waren wel aan de verlegen kant omdat wij wisten dat wij in de gaten gehouden werden”. Kapelse kermis was feest. “Als het kermis was in Kapellen, klopte ons hartje al van blijdschap, ja wij wisten het al. Madam en haar twee dochters, Gerardine en Jeanneke, kwamen ons iedere kermis halen. In de rij gingen wij mee met de twee dochters van brouwer Veraart, ditmaal zonder toezicht van de nonnekes, naar de kermis. De kermis was naast het gemeentehuis, en naast het huis van ons gezelschap meisjes. Wij waren nu onder toezicht van de familie Veraart. Madam Veraart had haar geldbeugel gereed om te betalen, alle onkosten waren voor haar. Iedere molen werd bezet door onze groep. Op dien dag maakte zij plaats voor de weesjes en waren dan toch zo gelukkig. Wij voelden het aan dat wij in de belangstelling stonden. Op iedere molen mochten wij rijden en ieder kind had enkele rondjes meegereden. Nu naar huis dachten wij; o neen, zegde madam, nu mogen al de kleine weesjes nog eens draaien voor ‘dobbelewitjes’ (waren koekjes, een specialiteit van een Putse bakker) Philomena draaide ook, oep zei ze, oep; nu kreeg ieder kind een groot blad met dobbelewitjes. De grotere kinderen moesten niet draaien, die kregen het zoo mee. In rang gingen wij samen weer, in gezelschap van de dochters, naar het wezenhuis. Met lachende gezichten kwamen wij nu in het klooster aan; dit was voor ons de gelukkigste dag van het jaar geweest. < Weesmeisje Marcella Borgne.
Als zuster Augustine goed gezind was, en als we maar een halve dag school hadden, vroegen wij, vingeropstekend, zuster… mogen wij nog eens in het bos gaan spelen bij Geelhand? Zij bekeek Philomena dan, en vroeg haar, gaat u ook mee? De kinderen riepen allemaal tegelijk “ja ja ja...” dan zei de zuster ” vraag het dan aan moeder-overste Dominica”, de 29
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
kinderen wilden tegelijk lopen, maar neen, zei zuster Augustine, met twee is genoeg. De twee kleinsten gingen het vragen en moederoverste die de toelating gaf. Gewoonlijk als wij naar het bos wandelden waren er steeds twee zusters bij met twee grotere kinderen die de kleinmannen bijeen hielden. Het bos dat ik bedoelde was gelegen in de Kapelsestraat aan het kasteel van Mevr. Geelhand. De grotere die thuis bleven hadden wel hun werk en zij werden geplaatst naar hetgeen ze bekwaam waren, de naad, de was, de keuken, den hof enz. Kamers kuisen gebeurde voor en na; iedereen kende zijn werk en elke week werd aangeduid voor welke kamer men instond. Dit was wel eens gezellig, zoo konden wij dan toch een woordje spreken tegen elkander zonder dat wij gezien werden. En nu denk ik nog met poze! In de winter toen de sneeuw een halve meter dik lag, werd er een weg gemaakt tot aan de kerk. Binnen brandde de kachel wel goed, maar toch hadden we kouw. Eerst moesten wij knielen, stilzitten op de stoel en baden we ons rozenhoedje in stilte met onze rozenkrans in de handen. Onze stoel mocht niet schuiven, want kans op straf, zoals niet mogen spreken op de koer en honderd maal schrijven (wat, werd niet vermeld, doch waarschijnlijk in de aard van: ik mag niet met mijn stoel schuiven red.). Ik moet er nog bijschrijven dat ons Philomena, zoals ge weet, slechts zeven maanden oud was toen moeder stierf. Als zij negen jaar was, moest zij vernemen dat ook vader dood was.” Dood van vader en de oorlogsjaren. “Vader Calluy werkte ten dienste van het Belgisch Leger (1914-1918), hij was niet alleen destijds, maar door een bekend persoon werd hij verraden aan de Duitsers. Nu wilden zij vader doen spreken, maar hij weigerde zijn kameraad te verraden. De Duitsers hebben vader meegesleurd naar Duitsland en is uiteindelijk in Sédan (Frankrijk) terechtgekomen. Daar hebben de soldaten hem geslagen, gestampt tot hij niet meer recht kon en voor dood bleef liggen. Vader werd in Sédan begraven. (zijn graf werd bij toeval teruggevonden – zie ook ’t Bruggeske van maart 2006 waarin ook het avontuur verteld wordt van broer Victor Calluy .red.) Dit was nog niet alles; uit wraak namen ze ook de man van ons oudste zus mee. Ook broer Louis heeft in Duitsland gezeten. Na den oorlog zijn zij beiden ziek thuis gekomen. Louis heeft lang gesukkeld met zijn gezondheid, maar het is toch goed gekomen. Mijn andere broer, Petrus 18 jaar, is in de Dorpsstraat van Kapellen beschoten door de Duitsers en dood neergevallen, allen door dat oorlogsgeweld. De bewijzen kunt U zien op het “staanbeeld” kruispunt Engelselei rechtover het Oud-Gemeentehuis te Kapellen. Hun namen staan daar “ingebijteld “als oorlogsslachtoffers”.
30
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Akte van overlijden van Petrus Franciscus Calluy
Verder verloop in het wezenhuis. “Inmiddels was Philomena 9 jaar geworden, te jong om zonder ouders te zijn. Zuster Augustine stond nu weer aan haar zijde om te troosten. O ja, Philomena kende geen andere moeder en de zuster heeft haar altijd met raad en daad bij gestaan, tot haar dood heeft ze haar liefgehad, want zulke moeder vergeet men niet. Ik moet stil zitten in de kerk! toen wij van de kerk weer ’t huis kwamen en gedaan hadden met eten, wist ieder waar naartoe. De naaisters gingen naar de naaikamer waar zuster Celestine hen reeds opwachtte – het meisje die gewoonlijk in de keuken hielp, was al bezig; Alle maanden was er een grote wasdag, ook daar moesten een paar meisjes helpen.
31
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Philomena was nog niet oud genoeg en ging nog naar de gemeenteschool. Dat was in het jaar 1921, zij was toen twaalf jaar. De kinderen van de ‘Nieuwe-Wijk’ liepen daar ook naar school. Er was toen veel armoe onder de mensen. In de school kon men dat goed zien, daar er veel verschil gemaakt werd onder de kinderen. De weesmeisjes mochten niet met de kinderen van de wijk spelen. Waarom niet, dacht Philomena? Waarom worden die kinderen zo verstoten? Ik ben toch ook een weesje! Met de meisjes uit het dorp geen kans om mee te spelen, en met de kinderen van de wijk was het niet toegelaten! Er was wel een reden daartoe; dien tijd hadden veel kinderen luizen op het hoofd, men kon ze somwijlen wel op de schouders zien kruipen, maar dit was toen in het algemeen. Alles heeft zijnen tijd. Philomena had toch medelij met die kinderen, zij werden toch zoo verstoten; in stilte speelde zij er toch eens mee, maar dat werd gezien. Zij werd gestraft : twee jaar niet meer mogen spelen, stel het maar eens voor een kind van twaalf jaar niet meer mogen spelen. Zij mocht wel op de speelplein komen, maar mocht niet spelen! Als Philomena 12 jaar was, heeft God haar al uitgekozen om haar offers te brengen voor de mensen en de kinderen van de ‘Nieuwe-Wijk’. Zo ging Philomena in stilte, terwijl alle kinderen op de speelplein speelden, geheel alleen naar de ‘Nieuwe-Wijk’. Philomena was van natuur een braaf en gehoorzaam kind, maar daar zij niet meer mocht spelen - zoo gaf de zuster-onderwijzeres haar wel den tijd om na te denken -, vroeg zij zich steeds af waarom deze kinderen verstoten werden. O ja, dacht zij, ik ben ook maar een weesmeisje, geen ouders, en ik moet luisteren naar de zusters, maar toch zou ik graag met alle kinderen spelen. Eens vroeg ze aan de kinderen van de ‘Wijk’ waar ze woonden en stiekem ging ze alleen naar de ‘Wijk’, daar zij wel mocht wandelen, en wandelde zo ongezien naar de ‘Wijk’. Daar aangekomen, bleef zij op den hoek staan en dacht: “wat is dat toch een aardige plaats met die bogen in de muur en al die kleine huisjes” – alleen twee mannen waren samen aan ’t praten, zij dacht “de kinderen hebben toch nog een vader “. De mannen keken haar aan, maar zij draaide haar om en na alles eens gezien te hebben, keerde zij terug naar de school. Zij was zoo gelukkig dit alles eens gezien te hebben. Al springend en huppelend terug naar de school en kwam juist op tijd aan toen de bel klonk om samen binnen te gaan in de klas met al haar klasgenootjes. Nog 2 jaar liep zij school, en vanaf haar 14 jaar was haar werk naaien, borduren en heel den dag in de naaikamer. Philomena kon goed naaien, ook alle handwerk, niets was te moeilijk of teveel. Zij werd graag gezien voor het mooie werk dat zij presteerde. Op haar zestiende moest Philomena toch iets onaangenaams beleven. Alle weesjes waren toegelaten enige dagen bij familie in verlof te gaan, maar er was toch zoveel borduurwerk dat nog moest afgewerkt worden, de zusters hadden voor haar toch nog zoveel werk, en daarbij, dachten de zusters: waar zou zij heen gaan? – Haar broer is wel gehuwd, maar heeft een café!
32
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Zuster Augustine was toch weer haar beschermengel en zegde aan Moeder-Overste “wel laat dat kind dan toch ook eens naar haar broer gaan“ en zij kreeg de toelating, doch de les werd opgelegd: niet in het café komen, pas op hoor! Wat was zij gelukkig dat ze naar haar broer mocht gaan en nog wel voor vier dagen. Het was juist die maandag kermis, alle mensen waren op de straat – de jonge meisjes hun haar schoon opgesmukt en hadden veel beziens, zij vond het ook schoon. Wel zegde een dame tegen haar ‘u moet uw haar ook zo laten snijden’ O neen zegde zij, dat durf ik niet ‘Als de zusters dat zien, komen zij mij misschien halen met de kans dat zij mijn haar tot tegen mijn hoofd afsnijden’. Ik moet u zeggen, Louis, haar broer, had vernomen dat er veel meisjes van haar ouderdom in dienst gingen. Louis vond dan ook best voor Philomena dat zij ging dienen. Hij heeft haar weggebracht als meid in Broechem bij Mr. Perseyn. Het waren heel kristelijke mensen. De les was besproken dat zij er goed moesten voor zorgen, en ingeval dat ze (zusters) haar willen komen halen, niet meegeven hoor. Maar het kwam gelijk uit, 2 zusters met ‘polise’ kwamen haar halen, en zij beloofden aan Mr. Perseyn als zij meegaat, dan komt Philomena binnen 14 dagen terug met toelating. Veertien dagen later gingen de pastoor van Broechem, Mijnheer Perseyn en Louis samen Philomena halen, doch zij werden alle drie teruggestuurd met de woorden: “het reglement is veranderd, zij moet blijven tot haar 21 jaar “. Vijf jaar later, den dag dat Philomena 21 werd, waren zij er weer om haar te halen, doch zij kregen het nieuws “Philomena blijft in het klooster, haar kleren waren al gemaakt”. Philomena zegde altijd: “ik ben naar het klooster gegaan, voor God te dienen”. En inderdaad, op 21-jarige leeftijd is zij kloosterzuster geworden in Berlaar bij de Zusters van het H.Hart van Maria. Zij deed de hoogste klas in naad en teekenen (regentaat )”. > Zuster Justa in de wereld Philomena Calluy.
Nieuwe-Wijk – haar bedenkingen. “De huizen in de ‘Nieuwe-Wijk’ werden gebouwd in de jaren 1920-1922 door een ongodsdienstig comiteit. Geen godsdienstig mens mocht daar wonen, geestelijken waren niet gewenst of gewild, niemand mocht naar de kerk gaan, geen kerkelijk huwelijk of begrafenis, enkel een burgerlijke dienst was toegelaten. De “eigenlijke Kapellenaar“ meed alle betrekking of 33
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
vriendschap met de mensen van de ‘Nieuwe-Wijk’. Er was voortdurend ruzie en woeling, zodat regelmatig ‘gendarme’ en ‘polies’ moesten komen. Thans echter hebben de meeste mensen daar een huis gekocht en sierlijk opgemaakt en doen nu in zaken Godsdienst wat zij zelf willen. Die toestand is daar nu heelmaal veranderd”.
______________________________________ Tot zover het verhaal van Louise Calluy, dat wij wilden weergeven. De andere bladzijden handelen over de moeilijkheden en de tegenwerking om het Sint-Jozefbeeldje te plaatsen in de Nieuwe-Wijk, de bouw van de kapel en over haar ziekte werden reeds in vorige nummers van ’t Bruggeske opgenomen. Zie nummer 1 van 2006 (de avonturen van haar broer Victor in Amerika) nummers 3 en 4 van 2007 alsook in het nummer 1 van 2008. Indien nog voorradig kunnen deze besteld worden tegen de prijs van drie euro per nummer. Wij wensen nog het volgende te vermelden: Volgens onze bronnen is er geen exacte datum geweten van de sluiting van het weeshuis, daar de kinderen blijkbaar geleidelijk aan geïntegreerd werden in de schoolgemeenschap. Een andere bron spreekt wel van een sluiting in 1956, en dat niet alle kinderen afkomstig waren uit Kapellen. Zo lazen wij namen van kinderen komende van Rijsel (Lille Frankrijk), Turnhout, Stevoort, Poppel, Aarschot, Berlaar, Sint Lenaerts, Goirle (Nederland), Corchen Kilburn (Groot Brittannië), Diegem, Werchter, Mortsel en Kontich. Bij het afwerken van dit artikel, bereikte ons nog informatie over de familienamen van zusters: Zuster Dominica - Kempeneers, 1852 – 1935. Zuster Agnes - Hansen, 1874 – 1951. Zuster Gertrudis - Roose B, 1905 – 1970. Zuster Céline - Aerts Maria, 1880 – 1954. Zuster Catharina - De Ridder. Zuster Augustina - De Preter S, 1886 – 1966. Zuster Antonia Everaerts 1904 – 1983. Zuster Gabine - Maes Maria, 1909 – 1996. Zuster Mauritania - Wuyts, 1910 – 1986. Het klooster in Berlaar opent ook de deuren, na afspraak, voor een bezoek aan het museum aldaar en aan het Sint Jozefbeeld in de tuin van het klooster, waarmee het verhaal van zuster Justa begonnen is. W.Dreessen. Bronnen: Archieven van Heemkring Hoghescote. Archief van de familie Swiggers-De Witte. Bijzondere dank aan zuster Veriana, archivaris in het klooster van het H. Hart van Maria in Berlaar en aan zuster Aleidis van de kloostergemeenschap in Kapellen voor hun gewaardeerde medewerking door hun archieven ter beschikking te stellen.
34
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Buitensluit Onze samenleving ondergaat regelmatig veranderingen, ook op het gebied van de samenlevingsgewoonten, de tradities. Onder invloed van vooral de televisie hebben nieuwe gebruiken, zoals bvb. Haloween, zich ingeburgerd terwijl oude Vlaamse gewoonten dreigen te verdwijnen of reeds verdwenen zijn. Een voorbeeld daarvan is de viering van de intrede van de winter op 21 december door de schoolkinderen met het zogenaamde “buitensluiten” van hun leraar. In het algemeen speelden de onderwijzers dit spel gewillig mee door tijdens de speeltijd de sleutel langs de binnenkant van de deur van het klaslokaal te laten zitten. De “haantjes de voorsten” onder de leerlingen slopen dan tijdens de speeltijd het klaslokaal binnen en deden vervolgens de deur van het klaslokaal op slot zodat hun leraar en de overige leerlingen de klas niet meer in konden. Men was bereid ze slechts binnen te laten mits de belofte van de leraar om geen huiswerk en geen vervelende lessen meer te geven. Hij zou daarentegen iets aangenaam en leuks voor hen moeten doen. Zo beloofde meester Voet, de leerlingen noemden hem allemaal “’t Voetje”, een mooi verhaal voor te lezen. Meester Voet had elk jaar andere leerlingen zodat hij telkens hetzelfde verhaal voor kon lezen. Zo kende voor de oorlog heel mijn generatie het verhaal van “Saïdjahs buffel”. Dit verhaal is afkomstig uit het bekende boek “Max Havelaar” van Multatuli, schrijversnaam voor Edward Douwes Dekker, een sociaal geëngageerd Nederlandse schrijver die leefde in de 19 e eeuw. Saïdjah moest als kind in Indonesië met een buffel het veld bewerken tot er plots een tijger opdook. Iedereen vluchtte, ook Saïdjah, maar hij struikelde en viel. De tijger was al kort bij maar de buffel keerde zich om en zette zijn lompe, zware lijf ter bescherming als een dak boven het kind. De tijger sprong maar het was voor het laatst, want de buffel ving hem op met zijn hoornen en verloor slechts wat vlees dat de tijger hem uitsloeg bij de hals. Het verhaal kende een droevig einde want Saïdjahs vader was arm. Hij kon zijn landrente (pacht) niet betalen waardoor de buffel hem door de rijke, hardvochtige landheer werd afgenomen om geslacht te worden. “Buitensluit” was ook een traditie in sommige gezinnen. Daar werden dan de ouders buitengesloten. Hen werd slechts weer toegang tot de woonst verleend als moeder beloofd had iets lekkers klaar te maken zoals pannenkoeken of chocolademelk. Jos Lathouwers.
____________________________________________________________
35
’t Bruggeske 41ste jg – maart 2009 – nummer 1.
Publiciteit van toen…
Uit: Ons Land in woord en beeld. 6 e jaargang, nr 1, blz 16 – 9 februari 1924.
36
FTKGOCCPFGNKLMU""VKLFUEJTKHV""ÓV"DTWIIGUMG HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ANTWERPSESTEENWEG 2 BUS 2 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083
BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1
!"#$%%&'()*!'%%!'+,'(% -"#*'&%% %%%%%%%%%%*./0.12.% %%%%%%%%%%%%%%%%#34560708292.%% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%#90.62.% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%-32:9;<=025%
!!
>"(#&&,(??,%@A B -?#'CC'+%DAEF%% ,'CG%F@HIFEHJDHIK%% 2BL403G%8<=M529N08282.629O5;M.26H/2% %
BC 30832