Bruggeske 2009 3 september

Page 1


¶t Bruggeske 41ste jg ± september 2009 ± nummer 3.

72


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

‘t Bruggeske driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring " Hoghescote vzw " te Kapellen. Zetel: Antwerpsesteenweg 2 - Bus 2 - 2950 Kapellen. 41e jaargang – nummer 3

1 september 2009

_______________________________________________________ In dit nummer... -

Bladwijzer. - 73 Wandeling in Kapellen. - 74 Aanwinsten voor het Hoghescote-archief. - 75 Mededeling. - 75 Zinnebeeld der hooge betrachtingen. - 76 Industrie in Kapellen in vroeger tijden. - 88 Enkele gebeurtenissen uit de familie Dierckx. - 90 Mededeling. - 93 Verkiezingen. - 94 Uit de collectie van Hoghescote. - 96 Nogmaals het grafmonument van de familie Dhanis. - 101 De Leien. - 102 Gelegenheidsvondst. - 103 Het centrum van Kapellen in het begin van de 18 de eeuw. - 104 Gedichten en geschriften van toen. - 107

Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ondertekende bijdrage. ___________________________________________________________________________

Verantwoordelijke uitgever: Balbaert Roger – Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Redactie: Eikvarenlaan 19 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.50.86. Redactieraad: Jef Herman, Marcel Dondelinger en Jan Vanderhaeghe. Internetadres: www.heemkring-hoghescote.be Lay-out publiciteit: Copy Service Center Dorpsstraat 39 - 2950 Kapellen – Tel: 03.605.42.67. 2009 - Copyright "Heemkring Hoghescote vzw" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. De Heemkring "Hoghescote vzw" werd opgericht op 23 december 1968.

_____________________________________________________________________ ’t Bruggeske verschijnt 4 maal per jaar. Deze nummers kan men bekomen aan 10 Euro en u is dan abonnee van ‘Hoghescote vzw’. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening nr. 413-7205071-65 ten name van ‘Heemkring Hoghescote vzw’ – Antwerpsesteenweg 2 – Bus 2, 2950 Kapellen, met de vermelding "Bruggeske". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog voorradig: 3 Euro.

73


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Belle époqueroute 3 oktober 2009, wandeling in Kapellen. Dit is een mooie wandeling langs prachtige landhuizen welke gebouwd werden tussen de jaren 1860 en 1910. We vertrekken aan het zwembad in de Chr. Pallemansstraat en gaan naar de Olmendreef waar we drie beschermde huizen bewonderen, via de Stationsstraat naar de Rubensheide met een bezoek aan het Rozenhof. We wandelen verder naar de Koningin Astridlaan, waar de meeste landhuizen gebouwd werden. We wandelen nog even verder naar het Cappellenhof om even te pauzeren. Na de pauze keren we terug en steken de Koningin Astridlaan over om langs het landhuis "Sans Souci" te gaan. Als we geluk hebben en de eigenares is aanwezig mogen we de prachtige tuin bewonderen. Via de Ruyseveltslei, met bezoek aan de "Hortensiahoeve", bereiken we het kleinste lemen huisje van Kapellen en we bezoeken daarna het home "Plantijn". De wandeling is ongeveer zeven km lang en rond 17 uur zijn we terug aan het station te Kapellen. Voor onze leden kost dit 3 euro (gids en verzekering), niet leden betalen 5 euro. Vertrek op zaterdag 3 oktober om 13.30 uur aan het zwembad in de Chr. Pallemansstraat waar de gids ons verder zal begeleiden. Inschrijvingen voor 28 september enkel bij de volgende twee personen. Chris Alen tel. 03-664.05.01 of e-mail chris.alen@skynet.be of bij Francois Groenewege tel. 03-665.00.87 of e-mail francois@groenewege.com . Na inschrijving betaling op rek. 413-7205071-65 van Heemkring Hoghescote vzw, Antwerpsesteenweg 2 B2, 2950 Kapellen, met duidelijke vermelding van het aantal personen en “wandeling Kapellen”.

_____________________________________________________

Archiefdagen Heemkring Hoghescote Antwerpsesteenweg 2 - Kapellen Lokaal ‘ De Kroon’. De eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur. en de tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur.

74


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Aanwinsten voor het Hoghescote-archief Dank aan de milde schenkers: - wij ontvingen van de familie Geraets-De Laat een prachtige tekening van wijlen Joseph Van Herck - van de heer J. Gheyskens: twee boeken “Nos Héros morts pour la Patrie” en “Histoire du Football en Belgique et au Congo Belge”. - de heer Rony Bresseleers bezorgde ons twee oude klasfoto’s. - van de heer Luc Jaspers: vijf vlaggen van Vakantiegenoegens. - van KWB Zilverenhoek-Kapellen: ledenbladen Heet van de Naald. - de heer Michel Koolen schonk het archief de volgende boeken: Jaarboeken Antiquairs Antwerpen, periode 1988-2003. Cinq siècles d’art, 1935, twee boekdelen. Lanart Beeldentuin 2000. Lions Club Antwerpen Minerva: Aurum Ceramics, 1986. Kunstecho’s, jaargangen 1978 tot 1988. Kerstboek 1937. Terug in de toekomst 1958-2058, uitgave Gazet van Antwerpen. Kunstkalenders periode 1959-1988. Aankopen gedaan ter verrijking van het archief: Het boek “Katharina koningin in ballingschap” van de Kapelse schrijfster Maria De Lannoy.

_______________________________________________________

Mededeling Lizi Meynendonckx, lid van Hoghescote, geeft een optreden in Merksem. Meer informatie vindt u in onderstaande mededeling.

Aperitiefconcert

Poëzie & muziek in het kader van de “Week van de bibliotheek” De roos van Allendale Renée Van Hekken woord Bart Wils accordeon

Knetterende Letteren Lizi Meynendonckx woord Mike Smeulders piano percussie zang

Zondag 11/10/2009 te 11 u Parkbibliotheek Merksem Van Heybeeckstraat 28A 2170 Merk sem ! 10 (VVK) ! 12 (kassa) Reserveren ccmerksem@stad.antwerpen.be – Tel 03 641 62 10

75


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Zinnebeeld der hooge betrachtingen Wat bidprentjes en overlijdensberichten vermelden in verband met eretekens uit de Eerste Wereldoorlog Een bidprentje of overlijdensbericht bevat heel wat informatie. Behalve de volledige naam van de overledene, de geboorte- en sterftedatum, burgerlijke stand, soms het uitgeoefend beroep, worden ook de eervolle onderscheidingen opgesomd. Iemand die zijn familiegeschiedenis opstelt, heeft alle baat bij de correcte interpretatie van de eerste vijf hierboven vermelde gegevens, maar de eretekens en medailles blijven voor sommigen misschien wat duister. Wat betekenen deze eretekens? Waar staan ze voor? Hoe en waarom werden ze uitgereikt? We hebben geput uit de rijke verzameling bidprentjes en brieven uit het archief van Hoghescote om het een en ander uit te leggen. Tegelijk kan deze lijst een hulp zijn bij het determineren van eretekens uit de Eerste Wereldoorlog. De eretekens hieronder vermeld staan in de volgorde zoals ze gedragen dienen te worden. De nationale orden met palm, gekruiste zwaarden of gouden strepen Bij KB van 15 november 1915 wordt een palm voorzien (zilver voor ridders, goud voor andere graden) welke verleend wordt tot erkenning van krijgsverrichtingen die op het legerdagorder vermeld zijn. Slechts bij besluit van 14 februari 1939 worden de gekruiste zwaarden voorzien, indien ze voor oorlogsverdiensten zijn toegekend. Burgers die een ereteken in één der nationale orden verkregen hebben voor uitstekende oorlogsdiensten en waarvan de naam op het dagorder van het land geplaatst werd, dragen het lint van de orde met aan beide zijden een gouden streep en een gouden ster. Burgers zonder vermelding op het dagorder dragen het lint zonder ster. Voor bijzondere diensten tijdens de bezetting is een lint voorzien met in het midden een gouden streep; voor vermelding op het dagorder mag er een gouden ster toegevoegd worden. De zogenaamde “gans bijzondere diensten in zake van werken van weldadigheid” worden beloond met een zilveren ster, evenwel geen gouden strepen. Kruis van ridder in de orde van Leopold II, met palm Om de militairen te eren die zich tijdens te oorlog van 1914-1918 onderscheiden hebben door hun moed en toewijding, die voor oorlogsfeiten geciteerd werden op het legerdagorder en die het ridderkruis in de orde van Leopold II verkregen hebben, wordt beslist om een palm aan het lint toe te voegen. Deze palm is versierd met de letter “A”, initiaal van de koning. Ze is in zilver voor de ridders en in goud voor de andere graden (Koninklijk Besluit van 15 november 1915). Een KB van 22 juni 1916 regelt het ridderkruis ten postume titel aan onderofficieren, korporaals en soldaten die overleden zijn ten gevolge van verwondingen. Zij worden benoemd tot “ridder in de orde van Leopold II met palm en het Oorlogskruis”. Na de oorlog (héél uitzonderlijk tijdens) werden de eretekens en diploma’s overhandigd aan het naaste familielid (broer en zus 76


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

incluis), die hun handtekening door de burgemeester van de gemeente waar ze wonen, dienen te laten wettigen. De wet van 17 maart 1920 staat toe dat de moeders van gesneuvelde militairen of Belgen die aangehecht waren aan de inlichtingendiensten van het Belgisch leger of de geallieerden, de eretekens van hun overleden zoon dragen. Een speciale baret in zwart email dwars op het lint duidt dit aan. Deze eretekens worden tijdens een plechtigheid door de commandanten van de militaire omschrijvingen aan de rechthebbenden overhandigd. Indien de moeder niet meer in leven is, wordt het ereteken naar het naaste familielid gezonden, die echter niet het recht heeft dit te dragen.

> Tweemaal een ridder in de orde van Leopold II, met staafje in zwart email en met een gouden streep.

Militair Ereteken voor Daden van Moed en Toewijding Een militair ereteken voor anciënniteit wordt ingesteld in 1873. Het vierde artikel van het Koninklijk Besluit richt eenzelfde ereteken in voor daden van moed en toewijding, voor elke militair lager dan officier en ongeacht het aantal dienstjaren. Vanaf 15 november 1915 wordt een zilveren palm toegestaan die oorlogsfeiten aanduidt en een citatie op het legerdagorder. Deze palm is dezelfde als die voor op de nationale orden. In 1916 wordt dit uitgebreid voor de militairen (niet-officieren) die gestorven zijn aan hun oorlogswonden. Dit ereteken werd veel aan brancardiers en aanverwante functies uitgereikt. Oorlogskruis met palm Bij besluit-wet van 25 oktober 1915 wordt er een oorlogskruis ingesteld. De tekst van het begeleidend “verslag aan den koning” luidt als volgt: “Sedert meer dan een jaar, strijdt het leger, onder het bevel Uwer Majesteit, met onverzwakte taaiheid en heldhaftigheid. Zijn moed, zijn verheven moreel getuigen onophoudend dat de eer der Natie in geen meer dappere handen kan toevertrouwd worden. Door zijn leger zal België steeds meer fier en steeds meer vereerd leven. Het ware wenschelijk dat de afzonderlijk als gezamenlijk op zooveel slagvelden aan den dag gelegde militaire deugden openbaar bevestigd werden door eene buitengewone en voorname getuigenis van dapperheid. Het instellen van het Oorlogskruis beantwoordt aan dien wensch. In den regel, zullen, de wonde ontvangen op het slagveld, de vermelding bij dagorder van het leger, het voor oorlogsfeiten verleend eereteeken, de gestadige toewijding in het volbrengen van den militairen plicht gedurende minstens één jaar, de toekenning van het Oorlogskruis rechtvaardigen. 77


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Het betaamt aan de bevoegde oversten dezen te onderscheiden die, tot die categoriën niet behoorende, evenwel blijken van eene onbetwistbare dapperheid hebben gegeven.” Ook de kleur van het lint en de vorm van het kruis heeft een welbepaalde betekenis: “Het Oorlogskruis zal eenvoudig zijn: het brons werd gekozen als zinverwant met kracht, het rood als zinnebeeld van het edelmoedig ter beschikking van het Vaderland gesteld bloed, het groen als zinnebeeld der hooge betrachtingen waarvoor het leger zijn bloed heeft gestort.”

HECTOR POLYDOR DE SCHRIJVER Ere-Confreer der aloude Schuttersgilde Den Crans Oud-strijder 1914-1918 - Vuurkruiser Officier in de Orde van Leopold II met zwaarden Officier in de Kroonorde met gulden zwaarden Ridder in de Leopoldsorde met zwaarden Oorlogskruis met palmen en verschillende andere burgerlijke en militaire eretekens WEDUWNAAR VAN MARIA VISSCHERS

Artikel 4 van de wet stipuleert tevens dat het ereteken kan verleend worden hetzij aan “enkelen”, hetzij aan “groepen”, het mag te allen tijde gedragen worden en het blijft eigendom van de families en de eenheden. Het oorlogskruis wordt samen met het ridderkruis (met palm) in de orde van Leopold II toegekend aan onderofficieren, korporaals en soldaten die het leven lieten aan hun verwondingen. Op het lint kunnen nog enkele bijkomende kentekens gedragen worden: - een bronzen leeuw, voor een vermelding op het regimentsdagorder - een zilveren leeuw, voor een vermelding op het brigadedagorder - een vergulde leeuw, voor een vermelding op het divisiedagorder - een bronzen palm voor een vermelding op het legerdagorder - vijf bronzen palmen worden vervangen door een zilveren palm en - vijf zilveren palmen worden vervangen door een vergulde palm De wet van 17 maart 1920 aangaande het dragen van de eretekens door de moeders van de gesneuvelde militairen is ook hier van toepassing. Door de wet van 1 april 1952 kunnen er geen aanvragen meer ingediend worden om het oorlogskruis te verkrijgen, hoewel er bij KB van 14 november 1960 nog een oorlogskruis verleend werd aan een oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog! Medaille en Kruis van de IJzer Om de memorabele dagen van oktober 1914 te blijven herinneren, wordt er door KB van 18 oktober 1918 een medaille van de IJzer ingesteld. Deze medaille wordt uitgereikt aan hen, die tussen 17 en 31 oktober 1914 deel uitmaakten van het veldleger. Deze medaille kan postuum verleend worden aan 78


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

gesneuvelde militairen of zij die overleden zijn aan hun verwondingen tijdens de bovenvernoemde periode. De medaille is in groen brons met bovenaan een klein medaillon. Op de voorzijde staat een naakte man met in zijn linkerhand een schild en een lans, rechtsonder daarvan de datums 17 – 31 OCT 1914. Bovenaan in het medaillon staat “YSER”. Op de keerzijde staat een gewonde leeuw met open muil. Op de achtergrond een slagveld. Onderaan “YSER” en boven in het medaillon een gekroonde letter A. Het lint is in drie gelijke delen verdeeld: zwart-oranjerood-zwart. Deze medaille kan door de moeders van de gesneuvelde militairen gedragen worden. Door KB van 5 februari 1934 verandert de benaming van deze medaille in “Kruis van de IJzer”. Aan het ontwerp worden vier armen toegevoegd; de rest blijft hetzelfde. Houders van de medaille konden kiezen of ze het kruis droegen, maar werden niet toegestaan om deze samen te dragen. Aangezien de rechthebbenden dit ereteken zelf moesten aankopen, waren er niet veel gegadigden en zo blijft dit ereteken ook vrij zeldzaam. Het kruis wordt niet meer verleend na maart 1952. > Oorlogskruis met twee bronzen palmen en twee bronzen leeuwen, medaille van den IJzer en kruis van de IJzer met het speciale lint.

De vereniging van Vlaamse oudstrijders (VOS) gebruikte een onofficieel lint aan het IJzerkruis, namelijk met een gele baan in plaats van het voorziene oranjerood. Tevens werd de keerzijde als voorzijde gedragen, zodat de leeuw zichtbaar was. De Vuurkaart, het insigne van het Vuurkruis en het Vuurkruis Een KB van 14 mei 1932 stelt een zogenaamde vuurkaart in voor alle militairen die ten minste 12 maanden, opeenvolgend of niet, in een strijdende eenheid aan het front hebben gezeten. Deze termijn werd verkort tot 9 maanden voor hen die vanaf het begin van de oorlog in dienst waren (van 4 augustus 1914 tot 31 oktober 1914), alsook aan hen die het eindoffensief hebben meegemaakt tussen 28 september en 11 november 1918. Verder aan militairen die “eervol” in krijgsgevangenschap zijn gegaan en die zijn kunnen ontsnappen om het leger opnieuw te vervoegen. Zonder limiet in de tijd kan deze kaart ook verleend worden aan militairen die geëvacueerd zijn geweest wegens hun verwondingen of die een gasaanval 79


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

hebben doorstaan en aan militairen die gewond in de handen van de vijand zijn gevallen en die definitief ongeschikt zijn verklaard. Op 27 april 1933 wordt een insigne van het Vuurkruis ingesteld, in de vorm van een knoopsgatinsigne. Het is 20 mm in het vierkant. Op de voorzijde een voorstelling van een helm, bajonet, geweer en prikkeldraad op de achtergrond; het geheel is omgeven door een laurierkroon. Op de keerzijde, eveneens omgeven door een laurierkroon, de datums “19141918” en de Latijnse tekst “SALUS PATRIAE SUPREMA LEX”. Een KB van 6 februari 1934 stelt het Vuurkruis in dat slechts wordt verleend aan de houders van de Vuurkaart. Dit ereteken heeft op de voor- en keerzijde ongeveer dezelfde voorstelling als het insigne van de Vuurkaart. Het lint is rood met drie banden in azuurblauw van elk 4 mm breed. Oorlogszee-eretekens 1914-1918 De zeelieden die zich tijdens de oorlog onderscheiden hebben voor hun daden van toewijding hebben vier jaar lang de Burgerlijke Eretekens voor toewijding en menslievendheid gekregen. Hieraan kwam een einde door instelling bij KB van 19 november 1918 van de Oorlogszee-ereteken. Het kruis en de medaille zijn van eenzelfde type als van het Burgerlijk Ereteken (ingesteld in 1867). Het kruis is in verguld zilver of in zilver, welke het onderscheid maken tussen de eerste en tweede klasse. De medailles zijn in verguld, in zilver of in brons (1 ste, 2de of 3de klasse). Burgerlijk Ereteken 1914-1918 Om de burgers te eren die zich tijdens de gebeurtenissen van 1914-1915 bijzonder onderscheiden hebben door hun toewijding aan het land, wordt bij KB van 18 mei 1915 een reeks eretekens ingesteld met de naam “Burgerlijk Ereteken 19141915”. Het kruis en de medailles zijn van dezelfde vorm als van het Burgerlijk Ereteken (zie Oorlogszee-ereteken). Het lint is waterig groen, met aan de zijden de Belgische driekleur. In het midden van het lint een staafje met daarop de jaartallen 1914-1915. Noteren we nog dat de burgerlijke kruisen en medailles die vanaf 31 juli 1914 werden uitgereikt voor uitmuntende daden van moed, toewijding of menslievendheid, vervangen werden door de Eretekens 1914-1915. Een KB van 12 december 1918 past de benaming aan: “Burgerlijk Ereteken 1914-1915” wordt “Burgerlijk Ereteken 1914-1918”. Het staafje wordt daarbij vervangen door een met de jaartallen 1914-1915. Later nog wordt het medaillon aangepast: de dubbele letter “L” (Leopold II, stichter van het Burgerlijk Ereteken in 1867) wordt vervangen door de letter “A” (Albert). Het lint van het model 1914-1918 krijgt in het midden een gouden streep. Goedkope linten hebben een gele streep.

80


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Medaille van Koning Albert Om de mensen te eren (Belgen en buitenlanders) die tijdens de oorlog hun activiteiten hebben toegespitst op de organisatie, administratie of bevordering van liefdadigheids- en menslievendheidsinstellingen om de Belgische bevolking te helpen, zagen zich gedecoreerd met de Medaille van Albert (KB van 7 april 1919). Deze is in brons en heeft op de voorzijde een afbeelding van koning Albert I en op de keerzijde de tekst “EN TEMOIGNAGE DE RECONNAISSANCE NATIONALE” – ruimte voor de naam van de houder – 1914-1918. De houder kon ook kiezen voor een medaille in het Nederlands: “ALS BLIJK VAN ’S LANDS ERKENTELIJKHEID”. Het lint is amarant met in het midden een verticale streep in de nationale kleuren, bestemd voor personen die zich hebben ingezet tot het inrichten of besturen van “weldadige of menschlievende werken wier doel het was ter hulp te komen aan de ongelukkige Belgen”. Een lint met twee strepen in de driekleur is bestemd “als belooning voor de mannen die zich opgeofferd hebben om bezet België te bevoorraden”. Medaille van Koningin Elizabeth Deze medaille eert de liefdadige personen, zowel Belgen als buitenlanders, die de minderbedeelden veroorzaakt door de oorlog hebben geholpen (KB van 15 september 1916). Boven de medaille bevindt zich een laurierkroon die open kan zijn (verleend aan personen die zich persoonlijk hebben toegewijd voor ten minste één jaar en dit tot 30 september 1919) of een kruis in rood email bevatten (toewijding in de hospitalen). De eerste medailles werden in het Groot-Brittannië uitgereikt. De speld aan het lint is in zilver en van het typisch Britse model.

Medaille van Albert I met twee verschillende linten en de medaille van Elisabeth met en zonder rood kruis.

De medaille van de Strijdervrijwilliger 1914-1918 “Willende met een bijzonder kenteeken vereeren de Belgische of vreemde burgers, die, uit eigen beweging, in het uur des gevaars, bij het leger eene vrijwillige dienstverbintenis hebben aangegaan, welke toeliet hen te gebruiken overal waar onmiddellijk gevaar dreigde, en deze daad hebben gesteld onder den oorlog 1914-1918, toen ze als werkelijk offer gold”

81


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

De medaille wordt aan de volgende vrijwilligers toegekend: - zij die vóór hun veertigste dienst namen en zes maanden in een strijdende eenheid afgedeeld waren - zij die na hun veertigste dienst namen en drie maanden in een strijdende eenheid afgedeeld waren - voor hen ouder dan 50: één maand - zij die twee jaar bij een eenheid van het veldleger hebben gediend, behalve de eenheden gekantonneerd in de verschanste kampen van Duinkerken en Kales, de verbindingstroepen, de verbindingsdiensten en de hulptroepen - zij die twee jaar bij een onbezet België gelegerde gezondheidsformatie dienden Artikel 4 van het besluit verleent de medaille zonder bepaling van aanwezigheidsduur aan de volgende oorlogsvrijwilligers met goed gedrag: - gesneuveld op het veld van eer - door de vijand gewond of wegens een bij een strijdende eenheid opgedane kwaal van het front weggevoerd of ongeschikt verklaard voor de dienst - krijgsgevangen genomen maar niet eerder dan al de verdedigingsmiddelen waarover zij beschikten te hebben uitgeput (het bewijs hiervoor moest “onwederlegbaar” zijn) - er toe gedwongen zich op onzijdig grondgebied terug te trekken, na bij de grens slag te hebben geleverd en weerstand te hebben geboden tot het uiterste De medaille kan postuum worden uitgereikt en kan, mits een zwarte baret op het lint, door de moeders gedragen worden. Na september 1951 werden geen aanvragen meer behandeld. De Overwinningsmedaille en de Herinneringsmedaille van de Veldtocht 1914-1918 Deze beide medailles werden met een paar dagen verschil ingesteld, respectievelijk op 14 en op 21 juli 1919. De overwinningsmedaille is een gezamenlijk initiatief van de geallieerden; elk land stichtte een gelijkaardige medaille, alle met eenzelfde regenbooglint. Deze landen zijn, buiten België, de volgende: Groot-Brittannië, Italië, Griekenland, Tsjechoslovakije (als Servië), Japan, Thailand (toen nog Siam), Polen (onofficieel), Brazilië, Cuba, ^ - Van links naar rechts: Overwinningsmedaille ( met verkeerdelijk een rood kruis ). - Herinneringsmedaille met gouden kroon, één gouden en drie zilveren frontstrepen. - Een herinneringsmedaille met een gouden ster en twee kwetsuurkruisen.

82


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Portugal, Roemenië, Zuid-Afrika, Verenigde Staten en Frankrijk. Het was de bedoeling dat ze allemaal eenzelfde voor- en keerzijde zouden krijgen, maar dit werd niet doorgedrukt. De Franse medaille heeft meerdere versies, omdat verschillende fabrikanten hun ontwerp indienden maar door het getreuzel van de overheid beslisten ze voor zichzelf om te fabriceren. China en Montenegro stelden geen overwinningsmedaille in – toch niet van dit type. Het gebruik van de (dubbele) regenboog voor het lint werd gekozen om het nieuwe begin na een donkere periode aan te duiden. Het stelt tevens de twee groepen van naties voor: de geallieerden en geassocieerden. De medaille wordt verleend aan alle militairen (ook die van de kolonie), “gemilitariseerden” en gelijkgestelden zonder onderscheid (hieronder vallen ook de ziekenverplegers, zeelieden van de handelsvloot, agenten van de inlichtingendiensten en leden van de Burgerwacht), die deel hebben uitgemaakt van het gemobiliseerde leger tussen 1 augustus 1914 en 11 november 1918. Indien het lint getooid is met een baret in zwart email, kan deze gedragen worden door moeders van de gesneuvelde militairen. Na september 1951 worden geen aanvragen meer behandeld, hoewel een KB uit 1952 de overwinningsmedaille nog wel toekent aan houders van het statuut en de medaille van Politiek Gevangene 1914-1918. De herinneringsmedaille wordt onder dezelfde voorwaarden als de overwinningsmedaille toegekend. Ook deze kon na september 1951 niet meer worden aangevraagd, hoewel ook hier dezelfde uitzondering uit 1952 geldt. Er kunnen verschillende “trofeeën” gedragen worden op het lint: - kroon in verguld zilver voor de oorlogsvrijwilligers (ingesteld in 1919) - zilveren streep van twee millimeter hoog per frontchevron, een verguld bronzen streep vervangt 5 zilveren (idem) - een kruis in rood email per kwetsuurchevron (idem)

-

een zilveren ster met vijf stralen, voor de “gereformeerden wegens kwetsuren of in den dienst opgedane ziekte” (idem) zilveren kroon voor de agenten van de inlichtingendiensten (1920) een baret in zwart email voor de moeders van gesneuvelden (idem) een anker voor de zeelieden van de handelsvloot (1921) een baret in verguld zilver met de tekst “1916-R-1918” voor de leden van het expeditiekorps in Rusland (1950) twee elkaar kruisende bronzen ankers voor de militaire zeelieden (idem)

In 1934 wordt er een ietwat bijzonder Koninklijk Besluit ingesteld, wat wel de moeite is om even aan te halen: “Willende het blijk van verknochtheid aan Ons Vorstenhuis erkennen, hetwelk de oudstrijders van de kantons Eupen, Malmedy en Sint-Vith gegeven hebben bij het overlijden van Onzen Doorluchtigen Vader, Z.M. Koning Albert, en de trouw welke zij in die omstandigheid hebben betoond (…) Wij hebben besloten en Wij besluiten: Artikel 1. De Herinneringsmedaille van den Oorlog 1914-1918 kan aan de oudstrijders van de kantons Eupen, Malmedy en Sint-Vith, die in de rangen van het Duitsche leger verleend worden op voorwaarden dat zij zulks aanvragen en dat het bewijs van hunne achtbaarheid en hunne trouw geleverd zij.” 83


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Medaille van Politiek Gevangene 1914-1918 Met het oog op de vergoeding van Belgen en buitenlanders die tijdens de bezetting een gevangenisstraf opgelopen hadden door hun houding tegenover diezelfde bezetter, wordt er bij KB van 26 december 1930 een medaille van de Politiek Gevangene ingesteld. De voor- en keerzijde is hetzelfde als van de Medaille van Albert I. Het lint is lichtblauw met horizontaal de Belgische driekleur (4 mm hoog en met het zwart onderaan). Kruis van Gedeporteerde 1914-1918 Een kruis wordt ingesteld op 27 november 1922 om de mensen te belonen die tijdens de oorlog werden opgeëist en gedwongen werden om in Duitsland te gaan werken. De mannen die op het ogenblik van hun deportatie, wegens hun leeftijd zedelijk verplicht waren het “Vaderland” te dienen, konden geen aanspraak maken op dit ereteken. In 1966 wordt er een “Kaart van Gedeporteerde 1914-1918” ingesteld. In totaal werden er 55.000 kruisen uitgereikt. Al deze personen kregen tegelijkertijd een kruis 1 ste of 2 de klasse of een medaille 1 ste, 2de of 3 de klasse van het Burgerlijk Ereteken 1914-1918. Na 1925 werden er geen aanvragen meer behandeld. Dit eenvoudig kruis is in brons en draagt op de horizontale takken, zowel op de voor- als keerzijde, de jaartallen 1914-1918. Het lint is amarant en gestreept met boven elkaar liggende chevrons in de driekleur. De Herinneringsmedailles van het Nationaal Comité Reeds vanaf de eerste dagen van de bezetting heeft België te kampen met niet alleen een economische crisis maar ook met een tekort aan voedsel. Op 4 augustus 1914 neemt de overheid door een wet dringende maatregelen die door de oorlog noodzakelijk zijn geworden. De bedoeling is de bevoorrading van de bevolking te kunnen blijven verzekeren. Een besluit van 14 augustus 1914 geeft de provinciegouverneurs en burgemeesters de macht om de noodzakelijke basisproducten op te eisen. De volgende dag wordt in Brussel, onder het voorzitterschap van de grote industrieel en filantroop Ernest Solvay (1838 – 1922) een Centraal Comité voor Hulp en Voeding opgericht. Iets later al wordt de naam veranderd in Nationaal Comité voor Hulp en Voeding/Comité National de Secours et d’Alimentation. Het Comité is dan wel zeer actief, maar het spreekt voor zich dat het een catastrofe wel kan uitstellen, maar zeker niet beletten. Het Comité moet de blokkade rond België zien te doorbreken. Er moet weer een zekere handel met het buitenland op gang komen aangezien de binnenlandse productie niet toereikend is. De man die dit probleem moet oplossen is Emile Franqui (1863 – 1935). Deze contacteert de Verenigde Staten en dankzij de inzet van M. Hoover (1874 – 1964) en zijn medewerkers zet men een enorme organisatie op. In de VS staat deze organisatie bekend onder de naam “Commission for Relief”. 84


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Er worden comités opgericht, kopen gesloten, schepen gehuurd en opslagruimten gevorderd in Rotterdam. Van daaruit worden de goederen naar België gezonden. Andere neutrale landen of zelfs landen in oorlog nemen aan deze bevoorradingslijnen deel. De Duitse overheid die de controle heeft over de binnenlandse levensmiddelen geeft toestemming om de buitenlandse producten in te voeren, op voorwaarde dat deze goederen geleverd worden tot aan de Belgische grens, onder beheer van de ambassades van Spanje en de VS.

<

Keerzijde en voorzijde van de Medaille van het Nationaal Comité en de Medaille van de Wederopbouw.

Maar dan moeten deze noodzakelijke levensmiddelen nog verdeeld worden onder de 7.000.000 hongerenden. En daar komt het Nationaal Comité bij te pas. Het organiseert de hulp aan de noodlijdenden: soepbedelingen, gratis (of tegen een sterk verminderde prijs) verdeling van brood en levensmiddelen, brandstof, kleding, enz. Daar komen dan nog de speciale werken bij, zoals hulp en bescherming van daklozen, vluchtelingen, buitenlanders, artiesten, oorlogsinvaliden, getroffen kerken, artsen en apothekers. Tegen het einde van de oorlog kan het Nationaal Comité haar juridisch karakter van privé-onderneming zonder winstoogmerk niet behouden. Dit maakt van haar immers een feitelijke vereniging zonder wettelijke erkenning, zonder statuten en zonder geschreven reglementen. De organisaties met een privékarakter heeft het voordeel dat er geen geschillen mogelijk zijn met de Duitse overheid. Om de omvang van deze belangrijke organisatie die werkzaam was tijdens te Eerste Wereldoorlog te illustreren, nog volgend feit: om de verdiensten en toewijding van het Nationaal Comité te eren, wordt bij Koninklijk Besluit van 31 mei 1919 (Belgisch Staatsblad 11 juni 1919) een herinneringsmedaille ingesteld in vier klassen. De lijst met personen aan wie dit ereteken uitgereikt is, verschijnt als bijvoegsel in het Staatsblad van 21 augustus 1920 en is 230 pagina’s lang. Soms wordt deze medaille ook wel eens spottend de “bonenmedaille” genoemd, omdat het NCHV gedurende de hele oorlog enorme hoeveelheden droge bonen verdeeld heeft. Het zou interessant zijn om de geschiedenis van deze instelling eens na te gaan voor wat betreft onze gemeente.

85


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

De Medaille van de Wederopbouw In 1928 wordt een medaille ingesteld om personen te huldigen die zich bijzonder hadden ingezet tot het “nationaal herstel”. Het gaat dan vooral om het Verbond der Coöperatieve Verenigingen wiens doel het was de regering ter hulp te komen bij het herstel van de oorlogsschade. Er konden mede door de mildheid van het publiek - op een moment dat het land door de oorlog in geldnood zat - drie leningen van één miljard volgestort worden. De medaille is vooral bedoeld voor de beheerders, commissarissen en medewerkers van de coöperatieve verenigingen. Op de voorzijde een vrouw in profiel naar links met de haren bedekt door een kap en een boeket rozen dragend in de armen: dit geheel stelt België voor, met op de achtergrond fabrieken en rokende schouwen die de wederopbouw voorstellen. De keerzijde van de medaille stelt de puinen voor van de Lakenhallen en de Sint Maartenskerk te Ieper. Het lint is rood met aan elke kant, 5 mm van de zijde, een lichtblauwe streep van 3 mm. Medaille van Luik Deze medaille werd geslagen op initiatief van de stad Luik in het begin van 1920 om de moed te eren van de verdedigers van de versterkte stelling van Luik welke 12 forten omvatte. Hiervan is Loncin wel het bekendste. Op 16 augustus 1914 drong een Duitse 42 cm granaat door tot het munitiemagazijn van het fort, waardoor het de lucht invloog. 350 Belgische soldaten waren op slag dood. De bevelhebber, generaal Leman werd van onder het puin gehaald en hij stond er op dat het rapport vermeldde dat hij zich niet had overgegeven aangezien hij bewusteloos was bij de gevangenneming. Dit is geen officieel ereteken maar door de schitterende houding van Leman werd deze medaille getolereerd door het ministerie van oorlog. Op de voorzijde het Perron van Luik met daarachter een afbeelding van het ridderkruis van het Franse erelegioen en de letters “L G”. Rondom de tekst “ LA VILLE DE LIEGE A SES VAILLANTS DEFENSEURS”. Op de keerzijde een scene op een fort, op de achtergrond een meanderende rivier welke de vallei van de Maas voorstelt. Het lint is in twee gelijke delen geel en rood, de kleuren van de stad Luik. De vuurkoorden Met het KB van 26 oktober 1918 wordt er een speciaal insigne ingesteld met de benaming “vuurkoord” (ook wel “nestel” genoemd; in het Frans: fourragère) die de individuele of collectieve moed eert. Er bestaan twee soorten: die in de kleuren van het oorlogskruis (groen-rood) en die in de kleuren van de Leopoldsorde (violet/licht amarant). In principe telde elke vermelding op het vaandel voor een vermelding op het legerdagorder, en twee vermeldingen gaven recht op de vuurkoord in de kleuren van het oorlogskruis. Vier vermeldingen waren voldoende voor de vuurkoord in de kleuren van de Leopoldsorde. 86


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

De vuurkoord bestaat uit een ronde gevlochten koord van 6 mm dik die eindigt in een knoop en een metalen pijpje. De volledige koord vóór het vlechten is iets meer dan 3 meter lang. Voor de officieren is de bovenkant (aan de schouder) voorzien van een knoop met drie ogen, voor de onderofficieren en troep een stukje kaki stof met een knoopsgat om te bevestigen aan de knoop van het schouderstuk. De nestel wordt gedragen rond de linkerschouder onder de oksel door. Frontstreep, kwetsuurstreep en gevangenschapstreep De frontstrepen werden ingesteld bij KB van 24 juni 1916 om de militairen (alle rangen) te onderscheiden die sinds het begin van de oorlog hun leven riskeerden in de loopgraven. De frontstreep is in goud voor de officieren en in rood linnen voor onderofficieren, korporaals en soldaten en is 60 mm lang en 8 mm hoog. Ze wordt gedragen op de linkermouw onder een hoek van 45°, halverwege de schouder en de elleboog (overjas en vest). De eerste streep wordt uitgereikt na 12 maanden effectieve aanwezigheid aan het front, de volgende voor telkens 6 maanden. Tevens wordt er een insigne voorzien dat gedragen kan worden op de herinneringsmedaille; een zilveren baret van twee millimeter hoog per frontstreep. Een verguld bronzen baret vervangt vijf zilveren. Bij KB van 21 april 1918 wordt er een speciaal insigne ingesteld, namelijk de kwetsuurstreep welke eveneens door alle graden mag gedragen worden. Elke kwetsuur, opgelopen door vijandelijk vuur geeft recht op één streep. Meerdere kwetsuren opgelopen tijdens eenzelfde actie, tellen slechts voor één kwetsuur. Brandwonden (veroorzaakt door aanvallen met vlammenwerpers) en de verwondingen door verstikkingsgas worden eveneens gelijkgesteld met een oorlogsverwonding. De kwetsuurstreep heeft hetzelfde uitzicht als de frontstreep maar wordt op de rechtermouw gedragen. Bij wet van 24 juni 1952 wordt er een speciaal insigne in het leven geroepen voor de krijgsgevangenen van de Eerste Wereldoorlog. Zij verkrijgen een zogenaamde gevangenschapstreep voor elke periode van zes maanden die ze effectief in een gevangenenkamp in Duitsland hebben doorgebracht. De streep ziet er hetzelfde uit als deze voor frontdienst, maar is gegolfd. Er is een rente voorzien voor houders van de verschillende strepen. Marc Brans Bronnen: - Hoghescote archief. - André Charles Borné: “Distinctions Honorifiques de la Belgique 1830 – 1985”, N. Servais 1987, 593 blz. - Belgisch Staatsblad, Verzameling der Wetten en Koninklijke Besluiten: verschillende jaargangen. - Afbeeldingen afkomstig uit verschillende verzamelingen.

_________________________________________ _______________________ 87


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Industrie in Kapellen in vroegere tijden. Kunstmestfabriek Blanckaert. In het jaar 1872 stuurde de heer Augustin Blanckaert, scheikundige uit Antwerpen een niet gedateerde brief naar de Bestendige Deputatie om de toelating te vragen voor het oprichten van een fabriek voor het vervaardigen van kunstmeststoffen die fosfaat, kalksteen en stikstoffen zouden bevatten.

Liggingsplan van de kunstmestfabriek van de heer Augustin Blanckaert.

De percelen grond waarop de gebouwen zouden opgericht worden zijn terug te vinden in de Heidestraat Zuid, 750 meters voorbij het rond punt op de linkerkant van de weg richting Kapellenbos in de streek gekend onder de naam “De Koude Heide” op de kadasterpercelen K77, 78U en 78H en die eigendom 88


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

waren van de heer Ed. Malfaison. Deze gronden werden later verkocht aan de heer Louis Hermans, houthandelaar uit Antwerpen. Deze verkocht zijn eigendommen op 30 juli 1926 aan de familie Fester-Good. Op 22 mei 1951 kwam de grond dan in het bezit van de huidige eigenaar, de heer Leens uit Brasschaat. Volgens de heer Blanckaert zou de voorziene productie geen hinder veroorzaken gezien de vestigingsplaats gelegen was op een half uur van het centrum van de gemeente in een niet bewoonde streek. Daarenboven zou de productie geschieden zonder stoommachines noch gloeiende ovens en zou ook geen schadelijke dampen veroorzaken noch enige andere schadelijke of onaangename geuren verspreiden. Burgemeester Leopold Vouwe startte het gebruikelijke onderzoek de commode en incommode. De aanvraag werd omgeroepen op de zondagen 15 en 22 september 1872. Bij het afsluiten van het onderzoek op 1 oktober 1872 was er geen enkele vraag tot verzet toegekomen zodat het schepencollege op 3 oktober 1872 een positief advies verleende. Ook de arrondissementscommissaris sloot zich op 5 oktober 1872 aan bij voornoemd advies zodat de goedkeuring als verworven mocht aanzien worden. Momenteel zijn alle sporen van de kunstmestfabriek verdwenen. Vermelden wij nog dat de heer Leens in 1952 zijn eigendom de naam toekende van zijn echtgenote: “Villa Anna”.

Inkompoort naar “Villa Anna”. Roger Balbaert. Bronnen. Provinciaal archief Antwerpen.

____________________________________________________ 89


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Enkele gebeurtenissen uit de familie Dierckx Toen wij “ontdekten” dat één van de landmeters die in de 18 de eeuw voor de abdij van Hemiksem kaarten gemaakt heeft een inwoner van Kapellen was, wilden we daar wel eens meer over weten. Tijdens opzoekingen kwamen we nog een interessant verhaal tegen in verband met zijn broer. Beide geschiedenissen zijn hieronder samen gebracht. Voorouders van Petrus en Adriaan Dierckx Betovergrootouders: hiervan is enkel de vader van Melsen Dierckx bekend; het gaat om Jan Dierckx. Overgrootouders: Melsen Dierckx, gehuwd met Catharina Cloeck. Zij hebben tien kinderen: -

Catharina, geboren te Kapellen op 26 april 1667. Joanna, geboren te Ekeren op 26 maart 1669. Adriaen, geboren te Ekeren op 22 februari 1671. Elisabeth: geboren op 12 juni 1673, overleden te Stabroek op 4 juni 1702. Ze is getrouwd te Kapellen in 1694, ondertrouwd aldaar op 21 augustus 1694 voor de kerk met Jan van den Bos. Clara, geboren te Ekeren op 25 september 1677. Lucas, geboren te Kapellen op 21 mei 1680, aldaar overleden op 21 mei 1680. Adriaen, zie hieronder. Maria, geboren te Kapellen op 31 mei 1685. In ondertrouw gegaan te Kapellen op 10 april 1708 en aldaar gehuwd in dat jaar met Matheus Martens. Cornelius, geboren te Kapellen op 23 september 1687 en aldaar overleden op 26 februari 1688.

Grootouders: Adriaen Dierckx, is geboren te Kapellen op 17 januari 1682 als zoon van Melsen Dierckx. Uit het huwelijk met Joanna Martens komen zeven kinderen voort: -

Joannes, geboren te Kapellen op 20 september 1711, aldaar overleden op 22 september 1711. Elisabeth, tweelingzus van Joannes, overleden op dezelfde dag. Isabella, geboren te Kapellen op 5 oktober 1712 (deze zuster woont later in bij haar broer Adrianus). Adrianus, geboren te Kapellen op 5 oktober 1712, tweelingbroer van Isabella, overleden aldaar op 26 oktober 1712. Adrianus, zie hieronder. Joanna Maria, geboren op 1 maart 1718. Frans, geboren te Kapellen op 3 juni 1719.

Het moet in die tijd wel vrij uitzonderlijk zijn dat er in één gezin twee tweelingen voorkomen (Joannes en Elisabeth en Isabella en Adrianus). Ouders: Adrianus ziet het levenslicht te Kapellen op 24 januari 1715, als zoon van Adriaen Dierckx en Joanna Martens. 90


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Vader Adrianus bewoont met zijn gezin een huis met hof “by de Plaetse” (het centrum, huis op perceel nummer 6 volgens het meetboek van 1750 en 1787). De volkstelling van 1755 somt op: man, vrouw, één kind en vier knechten. Zijn vrouw, Anna Cornelia Delpoort, is geboren te Kapellen op 3 december 1730 en is de dochter van Henricus Franciscus en Cornelia van Eggermont. Haar vader overlijdt op 19 december 1744, haar moeder in het jaar 1770. Vooral de grootouders en ouders van Peter en Adriaan vergaren een niet onaanzienlijk aantal gronden aan de Kapelsestraat, aan de Streep(-straat), de VI de Strate, te Hoogboom op de Oude Gracht, in de Queex, op het Essenhout, rond het centrum van Kapellen. Landmeter Peter Dierckx Petrus Joannes Dierckx (Di(e)r(c)kx/Diric(ks)) wordt te Kapellen Sint-Jacobus gedoopt op 4 juni 1754 als zoon van Adrianus en van Anna Cornelia Delpo(o)rt. Zijn peter is Petrus Van Den Bosch en zijn meter Cornelia Van Eghermont. De ouders van Petrus Joannes zijn het jaar ervoor, op 9 oktober 1753, te Kapellen gehuwd. Petrus is de oudste van zeven kinderen, zijn broers en zussen zijn: -

Joannes Baptista, geboren te Kapellen op 23 januari 1756 Adriaen, geboren te Kapellen op 6 mei 1758 Maria Anna, geboren te Kapellen op 2 april 1762 Petrus Jan, geboren op 12 februari 1765 Joanna Catharina, geboren op 30 september 1767 Maria Theresia, geboren te Kapellen op 29 maart 1770

Na zijn toetreding in de Raad van Brabant op 5 maart 1781 vestigt hij zich in onze gemeente als landmeter. Eedaflegging in handen van de kanselier van Brabant en in de Rekenkamer (op het reglement van 16 januari 1705) op 5 maart 1781. De enige gekende kaarten van deze landmeter zijn drie kaarten die hij voor de Sint-Bernardsabdij maakte. Deze kaarten werden kort na zijn aanstelling vervaardigd. Eén kaart is te vinden in het prachtige ‘Kaartenboek van de Sint-Bernardsabdij van Hemiksem’. Het bijschrift luidt als volgt: “Plan van de oude huijsinge dreve en canten van eene pacht hoeve gelegen omtrent Cappellen compterende d’abdije Santi Bernardi waer van eene Caerte Figuratief is gemaekt ter selver tijdt deser, daer de veranderinge voor de nieuwe huijsinge dreve plantagie en canten zijn getroecken en gefigureert, door mij P: J: Dierckx gesworen landtmeter, actum Cappellen 13 junij 1781.” De kaart meet 19,10 cm bij 61,60 cm en bevind zich in het archief van de Sint Bernardsabdij in Bornem. De “huijsinge” waarvan sprake bevindt zich aan de huidige Kapelsestraat. Petrus Joseph Dierckx overlijdt te Kapellen op 27 september 1783, 29 jaar oud. Adriaan, in militaire dienst maar onmisbaar op de ouderlijke hoeve Adriaan is een broer van bovenvermelde Peter. In het midden van de jaren 1780 wordt het zware werk op de hoeve voor zijn ouders Adrianus en Anna Cornelia wat te veel. Twee minderjarige dochters wonen nog thuis in (Joanna

91


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Catharina 19 jaar en Maria Theresia 16 jaar). Daarenboven moet hij ook nog in het onderhoud voorzien van zijn oudere zuster Isabella (74 jaar oud). Zijn derde zoon Adriaan zou een heel grote hulp zijn in het dagelijkse werk, maar hij is in militaire dienst. Een brief wordt geschreven aan de schepenen van Kapellen die het probleem melden aan de militaire overheid in Brussel. Hier volgt het attest: “Attestatie verleden voor Adriaen Dirckx. Wy Drossard ende Schepenen der heerlyckheyt van Cappellen resort der heerlyckheyt van Eeckeren, Hertogdomme van Hoogstraeten, verklaeren ende attesteren by desen dat Adriaen Dirckx ende Anna Cornelia Delport syne huysvrouwe ons ingesetenen syn doende een groot ende swaer labeur op de pachthoeve landen ende weyden onder deser jurisdictie by hun gewoont ende gebrukt wordende dat de selve soo hoog van jaeren syn ende swack van lachaem, dat het aen de selve niet mogelyck is hun huys houden ende boerenbedryff te blyven vervolgen sonder welcke hulp ende assistentie de saecken van hun huysgesin ende bedryff teenen mael moeten vervallen ende soo danig ten achteren gaen dat de selve de welcke als nu heerlycke lieden syn moeten vervallen tot uyterste armoeden met hunnen nog twee minderjaerige dochters ende eene oude suster van over de tagentigh jaeren ende alsoo dese lieden de assistentie van hunnen voornoemden sone niet en kunnen hebben ende behouden ter saecke dat den selven in militairen dienst is onder het Regiment Inffanterie van de heere Grave van Muré, soo ist dat wy tot behoudenisse van een geheel huysgesin ende familie bidde ende aensoecken alle militaire overheden teneynde van aen den voornoemden Adriaen Dirckx gelieven te verleenen syn affscheyd op den laste van te helpen ende assisteren syne gemelde ouders ende om in staet te houden syne ouders ende familie de welcke andersints souden worden gedompelt in de uytterste ellende ende hebben wy deze onse attestatie doen onderteekenen door onsen gesworen secretaris ende bevestigen met segel ter saecke desen Heerlyckheyt en desen 3 october 1786. J.B. Van Staey, C. Bogaerts” Adriaan wordt wel degelijk uit militaire dienst ontslagen, zo volgens een “Copye uyt de Congé van Adriaen Dirckx gebortig van Cappellen”, gedaan te Brussel de 20 ste juli 1787. In dit verlof wordt melding gemaakt van zijn vijfjarige dienst als fuselier in het Regiment van Murray. Zijn dienst die de gehele goedkeuring van zijn oversten heeft weggedragen zodat ze hem eigenlijk langer willen houden als hij zijn ontslag niet gevraagd had en twee vervangers voorzien had. Het regiment vraagt hem overal de vrije doorgang te laten en hem alle hulp en bijstand te verlenen die hij gedurende de reis zou kunnen nodig hebben. De brief is getekend “voor zijne majesteit de keizer en koning, luitenant en commandant van het derde bataljon van het infanterieregiment van Murray, Fryherr van bleckhove.” (brief oorspronkelijk in het Frans). Generaal graaf Albert Joseph Murray, baron de Melgum (1718-1802) werd geboren te Tournai in 1718 als zoon van luitenant-generaal Robert Murray, eigenaar van een Schots regiment en gouverneur van de stad en de citadel van Tournai en van Marguerite Thérèse Booninck, dochter van een koopman in wijn uit Kortrijk. Tijdens de Oostenrijkse erfopvolgingoorlog had de toekomstige generaal Murray zijn hoofdkwartier in het kasteel van de familie de Thiennes in Rumbeke (Roeselare). Detail: aan dit hoofdkwartier was als majoor-geneesheer 92


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

verbonden de Duitser Ferdinand Rodenbach, voorvader van de auteurs Albrecht en Georges en van de volksvertegenwoordigers Alexandre en Constantin en van de brouwerij. Graaf Murray was van 1768 tot 1802 kolonel en eigenaar van het 55 ste infanterieregiment van het Oostenrijkse leger (het “Regiment Murray”). In 1766 werd Murray luitenant-generaal, in 1784 “Feldzeugmeister” (generaal der artillerie). Hij was een belangrijk personage in de Oostenrijkse Nederlanden; wanneer de landvoogden prins Albert Casimir von Sachsen-Teschen en zijn echtgenote aartshertogin Maria Christina en de gevolmachtigd minister (graaf Louis Charles Barbiano di Belgioioso) bij de eerste onlusten tegen keizer Jozef II van juli tot oktober 1787 te Wenen werden ontboden om te rapporteren over de toestand, werd graaf Murray tijdens hun afwezigheid waarnemend landvoogd en gevolmachtigd minister. Later werd hij als opperbevelhebber vervangen door de hardere graaf Richard d’Alton die na de Brabantse Omwenteling in ongenade viel en zelfmoord pleegde. Uit zijn huwelijk met Marie Anne Françoise de Lichtervelde (zijn tweede vrouw) sproten vijf kinderen. Graaf Murray overleed in Wenen in 1802. Marc Brans. Bronnen: - Kaartboek van de Sint-Bernardsabdij Hemiksem, Algemeen Rijksarchief 2005, Erik Houtman, blz. 211. - Archief Heemkring Hoghescote, Fonds Vic Wauters. - www.liberaalarchief.be/HFD34-proef.pdf.

_____________________________________________________

GEZOCHT – GEZOCHT – GEZOCHT – GEZOCHT - GEZOCHT documentatie voor het archief van de Heemkring Hoghescote. Alle documentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, affiches, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs. Bij voorbaat hartelijk dank! Kontaktadres: Dorpsstraat 59, bus 7 – 2950 Kapellen – Tel: 03 664.57.22

93


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Verkiezingen Dit jaar vonden er in juni regionale en Europese verkiezingen plaats. En sinds 1991 gebeurt in dit land de stemming steeds meer op elektronische wijze. Vóór die tijd gebruikten we papieren stembrieven, in verschillende kleuren al naargelang de soort verkiezingen. De wet van 16 mei 1878 herziet het kieswetboek. Tevens worden de modellen van de kiesbrieven beschreven: “de eerste kolom van den stembrief (links), gedrukt in blauwen inkt, behelst altijd de lijst der kandidaten die zich liberalen noemen. De laatste kolom (rechts), gedrukt in karmijnrooden inkt, behelst altijd de lijst dergenen die zich catholijken heeten.” Het is stem uitbrengen en wegwezen: “de kiezer mag zich in het afsluitsel niet langer ophouden dan gedurende den noodigen tijd om zijnen stembrief te vervaardigen”. Opmerkelijk: “indien hij zijne stem wil geven aan kandidaten van ééne of van verschillende lijsten, zet hij, met het potlood, een kruisje in het vak daartoe voorbehouden achter den naam van elken der kandidaten voor welke hij stemt.” Bij Koninklijk Besluit van 23 september 1884 wordt de vorm van de kiesbussen gewijzigd: van “30 centimeters naar alle richtingen” (hoogte, wijdte en diepte) naar veertig centimeter. De reden is de volgende: volgens de wet van 21 mei van datzelfde jaar, wordt het stemmen met potlood vervangen door het stemmen met een stempel en stempelkussen. Het papier dient dan dikker te zijn, daarom wordt ook de gevouwen kiesbrief dikker en is de urne sneller vol; er kunnen slechts 250 briefjes in de urne van het “oude” model. Een Koninklijk Besluit van 9 augustus 1894 bepaalt wederom de grootte van de bus. Indien er meer dan 400 kiezers zijn opgeroepen om te stemmen, zal de stembus 50 cm hoog, 40 cm breed en 60 cm lang zijn. Bij minder stemgerechtigden mag het oude 94


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

model gehandhaafd worden. Het allereerste model van 30x30x30 is ook nog niet afgeschreven: te gebruiken in burelen met minder dan 200 kiezers. Indien men gelijktijdig de twee wetgevende kamers kiest (Kamer van Volksvertegenwoordigers en Senaat), gebruikt men ook twee stembussen. Respectievelijk wordt op de bovenzijde een witte en een roze strook papier bevestigd.

Er is geen sprake meer van een stempel en stempelkussen om de stem(men) uit te brengen. Artikel 10 zegt het volgende over het potlood: “de schrijfstift voor het aanteekenen der stem zal in cederhout zijn, met staafje van dofzwarte kleur, hebbende van 4 tot 5 millimeters doorsnede. De schrijfstift zal 18 centimeters lang zijn met 12 millimeters doorsnede. Zij zal aan den stemlessenaar vast zijn met een ketentje van 50 tot 60 centimeters.”

Volgens artikel 11 kunnen de modellen van de stembussen, de omslagen, de potloden, de schuttingen, hokjes en lessenaars bezichtigd worden door het publiek in de “provinciale gouvernements-hotels en in de bureelen der arrondissement-commissariaten”. Marc Brans. Bron:Verzameling der Wetten, jaargangen 1878, 1884 en 1894. 95


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Uit de collectie van Hoghescote Met deze rubriek willen wij enkele stukken uit de verzameling die bewaard wordt door Heemkring Hoghescote in de belangstelling brengen. Aangezien sinds kort de verzameling (Kapelse) vlaggen wat meer aandacht kreeg (vooral in verband met opslag en bewaring) vonden we dat interessant genoeg om met die collectie te beginnen. Hoghescote bewaart op dit moment zeventien vlaggen en vaantjes, kunstig gemaakt waaronder enkele oude stukken. Men kan er zich iets bij voorstellen, wanneer de vlag van een vereniging vooropgaat, als richtpunt in een processie of optocht of wanneer diezelfde vlag is opgesteld in de vergaderzaal van de vereniging. Of hoe belangrijk men zulk een ‘grote lap stof’ eertijds vond. Voor sommige stukken werden kosten noch moeite gespaard, het moet een flinke hap uit de kas geweest zijn… Bedoeling van deze rubriek is niet enkel de voorstelling van een vlag, maar ook van de vereniging of instelling die ze voerde. Soms ontbreekt ons elke informatie en documentatie. Op die momenten zouden wij uiteraard graag beroep willen doen op de kennis die onder onze leden leeft. 1. Katholieke Arbeidende Jeugd KAJ – Vrouwelijke Katholieke Arbeidende Jeugd VKAJ Uit “Polder en Kempen” van 28 juni 1931: “Op 5 juli heeft de vlaginhuldiging plaats der Kajotters. De wijding zal plaats hebben tijdens de hoogmis. Om 2 uur lof, daarna optocht en feestzitting in Onze Kring”. De VKAJ ontsproot uit “De Federatie”. Het jaartal 1926 op de vlag van deze vereniging is mogelijk het jaar waarin die Federatie de VKAJ werd.

Op bovenstaande foto de vlag van de VKAJ (centrum) tijdens de Jeugddag van 5 juli 1931 (de dames van Leemput en Quirijnen).

96


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Later moet er een nieuwe vlag vervaardigd zijn, want de vlag welke Hoghescote bewaart, heeft een ander middenstuk; de korenaar uit het wapenschild van de KAJ-VKAJ is meer uitgesproken. Tevens bewaart de heemkring een ontwerp van een vaandel van de VKAJ en twee ontwerpen voor een vaandel van de KAJ.

Ook bij de VKAJ horende, zijn vijf vaantjes: “Jolige Eekhoorntjes”, “Vroolijke Meesjes”, “Dappere Vinkjes” (met toevoeging “Cappellen Antwerpen”), “Zonnige Bietjes” en “Jong VKAJ Kapellen”. Deze vaantjes zijn, gezien de spelling, van vóór of net na de Tweede Wereldoorlog. Enkel het laatste vaantje zou recenter kunnen zijn. Dit laatste heeft op de voorzijde een voorstelling en een spreuk “Al staan we’r lastig voor, we moeten en willen erdoor”. 97


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

2. Jongensschool en Meisjesschool Hoghescote bewaart een vlag van de Jongensschool van Putte, van de Meisjesschool Centrum en de Jongensschool Centrum. Alle zijn van een recente datum, gezien ze van een kunststof zijn vervaardigd. Ze komen uit het atelier van Boenders te Antwerpen. Linksonder in het zwarte pand van de driekleur, staat in geel borduur “Gift NSB 4-10-1953” wat het meteen vijfenvijftig jaar oud maakt. Alle drie zijn ze van hetzelfde eenvoudige ontwerp: de nationale vlag met in borduur de vermelding bovenaan “Gemeente Jongensschool”, “Gemeente Meisjesschool” en onderaan “Kapellen” of “Putte-Kapellen” en dit eenzijdig aangebracht.

Hoghescote bewaart ook een ontwerp voor een vlag van Mater Salvatoris.

98


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

3. Moed en Eendracht (Fanfare?) Van deze vereniging bezit de heemkring geen enkele documentatie of informatie, enkel een vlag in velours, welke in ruitvorm diende gedragen te worden op een standaard. De belettering en allegorische voorstellingen is in goudborduur. De cartouche in het midden is verdwenen, maar de omtrek is nog duidelijk zichtbaar; zo kan men zien dat het middenstuk een voorstelling was waarin onder andere een trompet en een hoorn in verwerkt waren.

Wie iets meer zou weten over deze vereniging, hoe weinig ook, mag ons steeds contacteren. 4. Sint-Sebastiaansgilde Dat de gilde van Sint-Sebastiaan al heel oud is, dat is genoeg bekend. Heemkring Hoghescote bewaart er drie vlaggen van. Eén is gedateerd 1621, een tweede draagt het jaartal 1861 en een derde viert een jubileum: 15511977. Een geborduurde lap, eveneens door de heemkring bewaard, draagt het jaartal 1550 (maar dateert niet uit die tijd). 99


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

De oudste vlag, die met het jaartal 1621, heeft een typisch uitzicht van een 18 de eeuwse vlag; het jaartal duidt niet perse het jaar aan waarin de vlag gemaakt is.

Alle drie de vlaggen hebben ze in het midden een cartouche (de “vuurslag” van het vaandel) met een handgeschilderd tafereel van Sint-Sebastiaan aan de ene zijde, en een wapenschild (het wapen van de Kruisridders) aan de andere zijde. Het zuidelijk zijaltaar (rechts) in de Sint-Jacobuskerk, dat toegewijd is aan Onze-Lieve-Vrouw, heeft een voorstelling van Sint-Sebastiaan, bovenaan hetzelfde wapenschild als in de vlaggen. Wie was Sint-Sebastiaan? Van de heilige Sebastianus is niet veel bekend. Veel legenden zijn over deze bijzondere persoon verteld. Hij werd in de derde eeuw geboren in Milaan en was soldaat in het leger van keizer Carinus (283-285). Hij was van christelijke ouders en stelde tot doel; zij die leden onder de christenvervolging te helpen. Na de dood van keizer Carinus werd Diocletianus (284-305) de nieuwe keizer en onder zijn bewind laaide de christenvervolging weer op. Toen de keizer ervoer dat zijn voorbeeldige soldaat Sebastianus christen was liet hij hem aan een paal binden en met pijlen doorboren, daarna werd hij gegeseld tot de dood er op volgde. Een legende vertelt dat een jonge weduwe, Irene genaamd, het levenloze lichaam van de martelaar wilde afnemen en begraven, toen ze plotseling bemerkte dat Sebastianus nog leefde. Na te zijn 100


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

genezen ging hij naar de keizer en beschuldigde hem openlijk van zijn misdaden tegen de christenen. Daarop liet de keizer hem vastnemen en door soldaten in het Circus van Rome, met stokken doodslaan. Dit zou zijn gebeurd op 20 januari 288. Hij werd door Lucina, een vroom christin, uit het Circus weggehaald en aan de Via Apia bij de apostelbasiliek begraven. In de negende eeuw werd de H.Sebastianus de titelheilige van deze basiliek. Hij is de patroon van de stervenden, ijzerhandelaren, pottenbakkers, tingieters, tuinmannen, leerlooiers, soldaten, oorlogsinvaliden en waterbronnen, is de patroon tegen de pest, veeziekten en melaatsheid, daarbovenop Helper in nood. Marc Brans.

____________________________________________________

Nogmaals het grafmonument van de familie Dhanis Aanvulling 1. In het Bruggeske nummer 2 van juni 2009 wordt op bladzijde 55 onderaan de plaats van het familiegraf aan de kerk beschreven: “Art. 1. Een gedeelte grond van het kerkhof gelegen tegen de kerk zuydwaerts tusschen de freiten (?) van den buitenmuur der kruyskoor…” Ik heb dit woord freiten niet kunnen verklaren – behalve op een familiaire wijze maar daar heeft het in deze context niets mee te maken – daarom het vraagteken. Ons geacht lid de heer Robert Swiggers was gefascineerd door dit vraagteken en heeft geprobeerd een verklaring te vinden. Uiteindelijk kwam hij tot de vaststelling dat met freiten een soort van metselwerk bedoeld wordt. Een referentie is een aankondiging uit 1912, waarin het jubelfeest besproken wordt van bouwmeester Leonard Blomme (Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen): “(de kerk) met een toren van aanzienlijke hoogte, wiens freiten zich van afstand tot afstand versnijden in een weelderig kunstgevrocht (…)” Alsook in een kohier van de kerk van Schriek (Heist-op-den-Berg): “ voeging – de buitenparementen der muren en freiten zullen gevoegd worden op hunne ware parementen en met den zelven mortel als die voor de metsery beschreven is maer met wit zand opgemaekt ” (Parement = parament, wat versiersel betekent). In het boek van Hendrik Concience “De Kerels van Vlaanderen” uit 1883 komt de volgende passage voor: (de toren van de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge) “aan eene groeiende rots gelijk, schoot het logge gevaarte zijne bonkige freiten en graten ten hemel, en hief het teeken der verlossing zoo hoog boven de stad, dat de scheepslieden, van uren en uren verre in zee, deze baak konden herkennen…” 101


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Opmerkelijk: als we ‘freiten’ als synoniem van ‘eten’ beschouwen, is ‘metselen’ zoals schransen, kanen en gaffelen er eveneens één van! Rijke taal, met zoveel synoniemen… Met dank aan ons lid dhr. Swiggers http://users.skynet.be/ovo.ProfLeonardBlomme.html http://www.bloggen.be/Schriek/archie.php?ID=110 http://synoniemen.net/index.php?zoekterm=metselen aanvulling 2. In de ‘Atlas Cadastral Parcellaire de la Belgique’, deel provincie en arrondissement Antwerpen, kanton Ekeren, gemeente Kapellen (zonder datum), vinden we onder artikel 41 de weduwe D’Hanis-Vandenbroeck (sic) – deze lijst moet dus van na 1847 dateren. Het geeft de bezittingen weer van mevrouw Vandenbroeck, welke niet onaanzienlijk waren! Erratum! Er is eveneens een fout opgetreden in het betreffende artikel: Charles De Cuyper en Fanny Dhanis zijn niet begraven in Stabroek maar aan de kerk van Hoevenen (bladzijde 60). _____________________________________________________________

De Leien De meesten onder ons weten wel dat de Antwerpse Frankrijklei voorheen ‘Kunstlei’ heette en de Handelslei de Italiëlei werd. Maar wat was de benaming van de Amerikalei en de Britselei? Bij gemeenteraadsbeslissing van 12 februari 1919 veranderden enkele straten van benaming om op die manier hulde te brengen aan de bondgenoten van de Eerste Wereldoorlog: - Handelslei: Italiëlei - Kunstlei: Frankrijklei - Nijverheidslei: Engelandlei. Zes dagen later doopte men die nog eens om in Britselei - Zuiderlei: Amerikalei Nog enkele andere straten werden omgedoopt om de grote oorlog te gedenken: - Leopoldslei: Belgiëlei - Warande: Koning Albertpark - Warandestraat: Koningin Elisabethlei - Oostenrijkschestraat: Viséstraat - Keulschestraat: Dinantstraat - Saksenstraat: Dendermondestraat - Coburgstraat: Ieperstraat Deze laatste vier herinneren aan de Belgische steden die het meest te lijden hadden tijdens de Eerste Wereldoorlog. (Uit Gazet van Antwerpen – 1997)

102


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Gelegenheidsvondst

103


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Het centrum van Kapellen in het begin van de 18 de eeuw (deel 2) Voor een overzicht van de benamingen van huizingen en percelen zie ook de inleiding van dit relaas in ’t Bruggeke nummer 2 van 1 juni 2009. Percelen en huizingen

17. Land, 13 groot of 4 bunders 12 roeden. Noord: de Strepe (deels perceel nr. 38), oost: ’s Heeren Straete. 1. Barbara Janssens van Loven x Peter Jaspers, erfenis, verkoop 4 februari 1747. Verdere gegevens zoals perceel nr. 12. 104


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

18. Land, De Scheper bij de Plaetse, 627 roeden. Oost: den Steenweg (zoals vermeld in 1779). 1. (gegevens ontbreken), verkoop 27 februari 1675. 2. Peeter Aert Symons x …, erfenis, deling. 3. Margaretha Symons x Peter Jacobs, erfenis. 4. Petronella Jacobs x Joannes Baptista Denijs, Berendrecht. Erfgenamen. Deling 30 mei 1750. 5. Idem, de weduwe, verkoop 9 september 1750. 6. Jan Frans Besseleers x Anna Maria Lambrechts, erfgenamen, openbare verkoop op 24 maart en 8 mei 1779. 7. Joseph Peter Cuylen. 19. Land, De Kerckenacker, 1166 roeden. Oost: de Kerk en ’s Heeren Straete. 1. Siardus Danckaerts, wees. Openbare verkoop 21 augustus 1686. 2. Peeter Daniel Peeters x Maria van Camp voor " en Mathijs Lambrechts x Catharina van Camp voor ", verkoop op 16 april 1687. Verdere gegevens als voor perceel nr. 10 vanaf punt 4 tot en met punt 10. Hieruit gespleten 17 " roeden, zie nr. 19C. 1787: weduwe Besselers; 1166 roeden – 33 roeden = 1133 roeden; 33 roeden. Zie 19A en -30 roeden 19B. 19A. Land, Op den Kerckenacker, 33 roeden. Oost: ’s Heeren Straete. 1. Jan Franciscus Besseleirs x Lambrechts, verkoop 20 januari 1751. 2. Peter van den Bosch x Adriana Jaspers, erfenis weduwnaar en kinderen, deling 17 juni 1761. 3. Peter van den Bosch xx Isabella Jaspers. 19B. Land, Op den Kerckenacker, 30 roeden. Oost: ’s Heeren Straete. 1. Als nr. 19A, verkoop op 20 januari 1751. 2. Peter van den Bosch x Adriana Jaspers, erfgenamen, deling 17 juni 1761. 3. Peter van den Bosch xx Isabella Jaspers. 19C. Land, Kerckenacker, 17 " roeden. Gespleten uit nr. 19. 1. Isabella Jaspers, weduwe Peter Besseleers, verkoop 11 februari 1791. 2. Cornelius Venninckx x Anna Cornelia Cloeck. 20. Sint Huybrecht, huis en herberg, 80 roeden. Oost: ’s Heeren Straete, zuid: het Kerckhof. 1. Margreta de Beuckelaer x Adriaan Daniel Peters xx Cools xxx W. Vergouts, haar wezen, wezen Daniel Adriaenssen, Adriaan Adriaenssen en andere. 2. Openbare verkoop op 12 november 1721: Willem Vergouts x Jaspers als perceel 24, 80 roeden huis met stal “Sint Huybrecht”, met 400 roeden neffens den Kerckpat. 3. Sint Huybrecht: “huis in de plaetse tot Cappellen” Requesten 3 juni 1761: erfenis Adriana Jaspers x Peter van den Bosch. 4. Peter van den Bosch xx Isabella Jaspers weduwe en erfgenamen,verkoop 3 juli 1774. 5. Guiliemus Van den Bosch (° Kapellen 5 januari 1761, aldaar overleden op 17 januari 1843): pacht op 24 juni 1787 herberg Sint Huybrecht te Cappellen. 6. 1787: Van Havre, huis en land, 1717 roeden.

105


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

7. Openbare verkoop 2 november 1793 gehouden in “Sint Huibrecht” bij de

weduwe Bresseleers te Capelle. 21. Henegouw, huis en hof, omtrent de Kerk, 36 roeden. Oost: ’s Heeren Straete, zuid: den Kerckwegh. Rest A 1. Jan van Boven x … openbare verkoop op 16 maart 1707 aan 2. Peter van Gilsen (+ Kapellen 22 juni 1723) x Symons, verkoop 9 juni 1723 aan 3. Hendrik Hendricx x de Beuckelaer, verkoop 1 februari 1741, +/- 100 roeden 4. Jan Panis x Magdalena Dierckx, weduwe Jan Feyens, erfenis 5. Cornelius Feyens en zoon Arnold Panis (100 roeden), openbare verkoop 29 september en 27 oktober 1751, tevens een klein huis omtrent de kerk 6. Adriaan van Asten (° ’s Gravenhage) x Elisabeth Gysels, verkoop 25 september 1754 7. Peter van den Bosch x Adriana Jaspers, erfgenamen, deling 17 juni 1761 8. Peter van den Bosch x Isabella Jaspers, weduwe en erfgenaam, openbare verkoop 20 februari en 3 april 1773 9. Jacob Huybrechts x Adolfs Volgens meetboek van 1750: - Jan Panis x Magdalena Diercx, 28 roeden (is deel A) - Matheus Verbeeck en Adriaan de Clerck, 8 roeden (deel B) Volgens meetboek van 1787: - Jacob Huybrechts, 28 roeden - Matheus Verbeeck, 8 roeden 21B. Huis, Den Kleijnen Henegouw, 8 roeden. Zuid: den Kerckenwegh / de Kerckstraete, west: de Costerije. 1. Ontbrekende namen 1. Elisabeth de Bie x Joannes Baptista Glavimans. 2. Jan Simons x Adriana van Aelst (van der Linden) voor " en Catharina van der Linden voor " erfenis testament ( ?) 3. Peter van Gilsen x Catharina Simons, erfgenamen. Openbare verkoop 25 augustus 1749. 4. Matheus Verbeeck (° ’s Gravenwezel, + Kapellen 4 januari 1772) x Anna Catharina van Gilsen, erfenis. 5. Idem weduwe en kinderen Benedictus, Petrus Josephus en Joannes Baptista met consent van hun halfzussen Maria-Catharina en Anna-Catharina, verkoop op 10 juli 1793 aan: 6. Oleverius Geyskens x Maria Thijs. 21C. Huisje, ontrent de kerk, 7 " roeden. Zuid: den Kerckwegh, west: de Schole. Gesplitst van 21A deel zuid (dus uit de 28 roeden) 1. Peter van den Bosch x Adriana Jaspers, verkoop op 23 oktober 1754. 2. Lenaert Sergers x van Minderbruggen. V.E Wauters. (+) Nabewerking door Marc Brans. Wordt vervolgd.

_______________________________________ 106


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Gedichten en geschriften van toen Uit de documentatie van wijlen Mevrouw Mathilda Van Tilburg (°1904 + 1978) ontdekte ik een oud schriftje met gedichten en verhaaltjes die zij zelf heeft opgetekend, gedagtekend op 3 oktober 1921. De originele tekst werd aangehouden. Walter Dreessen. ___________________________________________________________ Een brief gevonden op een gesneuvelde 18-jarige soldaat en bestemd voor zijn meisje.

Wijze Zusje Heb je nog die mooie donkere oogen Heb je nog die lieve rozenmond Daar heb ik altijd zooveel van gehouden Tot op mijne laatste afscheidstond Liefste ik wou je dit nog even vragen Bewaar je reinheid deugd en eer Vergeet ook nooit je opgeruimde jongen Na de oorlog zien we elkaar wellicht weer Het briefje dat gij mij laatst hebt geschreven Bewaar ik zorgvuldig aan mijn minnend hart Waar is helaas mijn jongelingstijd gebleven In de loopgraaf ziet men niets dan smart Mijn afzien zal je zeker ook bedroeven Want gij bemindet mij ook teeder Vergeet toch nooit je opgeruimde jongen Na de oorlog zien we elkander wellicht weer Als gij dit briefje van mij hebt ontvangen Uw hartje treurt en zich om mij beklaacht Val ik misschien hier op 't slagveld neder Voor mij geen zonne ooit meer daagt Druk mijn portret dan aan uw lippen Kus uw soldaatje telkens keer op keer Vergeet hem dan die u toch eens zoo lief had Want dan zien w'elkander nimmer meer.

107


’t Bruggeske 41ste jg – september 2009 – nummer 3.

Opgetekend den 26sten November 1929. De kleine dief of verdwaalde wees Zeg mij uwen naam en uw jaren Antwoord mij met duidelijke taal Zoo sprak tot het kind onervaren Den rechter op het tribunaal Zoo jong door haar moeder bedorven Leeft zeker van bedelarij Neen zij 't kind want moe is gestorven En zoo bleef ik in smart en in lij

Hoe vader op zekeren nacht ’s Maandags was ’t aan bevallen Gansch de stad vierde te saam Het naamfeest van Sinte Cecilia ’t verdriet deed mij ’t harte breken En schier van mijn zinne beroofd ‘k wilde grootmoeder besteken Daarom heb ik dien bloemtuil geroofd

Refrein Vergeef mij hetgeen ik heb misdreven Mijnheer zend mij niet naar ’t gevang Op mijn knieën smeek ik om genade ‘k heb niemand meer dan grootmoeder in ‘t leven

Refrein Nu smeek ik hierom medelijden Straks breng ik het geld weder aan 't was om grootmoeder te verblijden Vergeef mij hetgeen ik heb misdaan Het vol wanhoop te treuren Men zag reeds de traan op de wang Verdriet deed mij 't harte scheuren Snikte niets voor het droef geval Men hoort nu den rechter eens spreeken Ik geef u de vrijheid weer kind lief

Op welk kwam de vader te sterven En 't kindje vol droefheid moe Op het slagveld verloor hij het leven Ginds waar de zon brandend is Grootmoeder vertelde bij poozen Nog liever den dood had verkozen Dan als lafaard te worden veracht Welnu vroeg de rechter met klem Wat deed uw grootmoeder met u En ’t kind sprak met flauwe stemme Helaas in het gasthuis nu Z’is blind en sterft schier van nood Aangezien wij lang zonder werk waren Zaten wij dikwijls zonder brood

Rechtzetting In ’t Bruggeske nummer 2 van 1 juni 2009 verscheen een artikel: “De Lievenskapel en Onze-Lieve-Vrouw van La Salette”. Hier werd door een misverstand R. Balbaert als auteur vermeld. Ere wie ere toekomt: de tekst werd geschreven door Herman De Meulenaere. De redactie.

108


¶t Bruggeske 41ste jg ± september 2009 ± nummer 3.


FTKGOCCPFGNKLMU""VKLFUEJTKHV""ÓV"DTWIIGUMG HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ANTWERPSESTEENWEG 2 BUS 2 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083

BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1

!"#$%%&'()*!'%%!'+,'(% -"#*'&%% %%%%%%%%%%*./0.12.% %%%%%%%%%%%%%%%%#34560708292.%% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%#90.62.% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%-32:9;<=025%

!!

>"(#&&,(??,%@A B -?#'CC'+%DAEF%% ,'CG%F@HIFEHJDHIK%% 2BL403G%8<=M529N08282.629O5;M.26H/2% %

BC 30832


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.