Traiteur Luc Van Walle
Verzorging van al uw feesten:
!"#$%&'($)*+ ,-..")&$/$$01$)*+ 2$3$41&$0*+ 5-//&$16/$%0*+ 7&)$80*+ 9":&%$6*+ ;<-)=/$$01$)*+>6)($11$)*+?6($)=&)$80*+@$80-)$$%0 /$$01$)*+$A=A + Kp"hgguv|ccn"ÑFg"LcejvjqqtpÒ"."dkl"w"vjwku"qh"kp"ggp"|ccn"pcct"mgw|g0 +
+ +
!"#$%&'%(#%()
Warm en koud buffet, Breugheltafel en Barbecue. All-in formule Î onbeperkt in aantal personen.
+ + + @8&<B+468(&)C+D+1"&)+.$1+04$$%E-$(+<--8+(&)=$8$)A + F--8+<$8=$8$+&)%&3E1&)C$)+$)+6=<&$0+0166)+#&'+01$$=0+<--8+"+(%668A + G$$01H66%+=$+963E1E--8)+Ï+I86&1$"8+J"3+F6)+K6%%$A+ ;)1#$840$01$$)#$C++LMN++O++PQMR++564$%%$)A+ I$%A+RNOSSM+PR+NT++U++VWXA+RYQS+SR+MR+SM++U++G;ZA+RN OSRM+MN+PM+ [O.6&%\++&)/-]'63E1E--8)A:$++++U+++KKKA'63E1E--8)A:$+
+
’t Bruggeske 42st
e
jaargang – september 2010 – nummer 3
‘t Bruggeske Driemaandelijks tijdschrift van Heemkring Hoghescote vzw - Kapellen. Zetel: Antwerpsesteenweg 2 - Bus 2 - 2950 Kapellen.
http://www.heemkring-hoghescote.be 42 ste jaargang – nummer 3
september 2010
_______________________________________________________ In dit nummer... - Bladwijzer - 72 - Onze nieuwe website is operationeel – 73 - Cursus “Klim in je stamboom” - 74 - Madonnawandeling - 75 - Paleis op de Meir – 76 - Dialect in Putte en Kapellen - 78 - Landbouwstokerij G. A. Cruys - 79 - Blue Band – een smokkelverhaal - 81 - Aanwinsten voor het Hoghescote-archief - 84 - Het centrum van Kapellen in het begin van de 18 de eeuw (slot) - 85 - Duivenbond “Kapelse Vereniging” (2 de deel en slot) – 89 - Het vlechten van biezen in Putte - 95 - De Rijkswacht landelijk en meer in het bijzonder die van Kapellen. - 100 Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het door hem ingezonden artikel.
Verantwoordelijke uitgever: Roger Balbaert Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Redactie en Lay-out: Roger Van den Bleeken p/a Antwerpsesteenweg 2 - Bus 2 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664 63 22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Copyright "Heemkring Hoghescote vzw" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op een andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. Ledenblad ’t Bruggeske verschijnt vier maal per jaar en wordt aan elk lid van Heemkring Hoghescote toegezonden. Het lidmaatschap bedraagt per jaar: 10 euro als gewoon lid en 20 euro als erelid. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening: 413-7205071-65 op naam van: Heemkring Hoghescote vzw. – Antwerpsesteenweg 2 – Bus 2, 2950 Kapellen, met de vermelding "Lidgeld". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog in voorraad, zijn te verkrijgen op het redactieadres tegen 3 euro per exemplaar.
72
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Onze nieuwe website is operationeel. Sinds enkele weken is onze nieuwe website operationeel en te vinden op http://www.heemkring-hoghescote.be . Er is gepoogd om sober en overzichtelijk te werken, en toch goed herkenbaar ten opzichte van de vorige website. De artikels van ‘t Bruggeske zijn nog op komst. Loop eens door alle pagina’s, en geef gerust uw opmerkingen. Alle suggesties zijn welkom, en natuurlijk mag u ook bijkomende informatie bezorgen. Wij zullen graag bekijken of het kan gepubliceerd worden. Ik wil alleszins mijn voorganger Marc Brans danken voor zijn inspanningen om het reilen en zeilen van onze vereniging wereldkundig te maken. Vanaf nu neem ik dit dus over. U kan mij altijd bereiken via andre.devleeschouwer@gmail.com voor al uw suggesties. Wat informatie over onze website: ! Onze website bevindt zich bij het hosting bedrijf One.Com , een gekend Nederlands bedrijf hierin gespecialiseerd. Tegen een matige prijs staan goede faciliteiten ter beschikking. ! Er zijn RSS-feeds voorzien. Vanaf uw mailprogramma of vanaf uw browser kan U zich abonneren. Ga daarvoor naar het scherm Activiteiten en klik op RSS Abonneer. Vanaf dan zal u automatisch verwittigd worden bij elke aankondiging van nieuwe activiteiten, of elke wijziging daarvan. ! De website is aangemaakt met iWeb-09 een programma op Apple Macintosh, dat toelaat om op eenvoudige wijze toch mooie websites te maken. Het is een programma van de derde generatie, dat toelaat om Wysiwyg te werken (What you see is what you get). Aanpassingen zijn erg eenvoudig. Er is koppeling met mail, blog, en zo meer. ! Het karakterformaat is UTF-8, een universeel formaat dat door alle browsers wereldwijd ondersteund wordt. ! Deze website wordt getest met een 5-tal courante browsers: Safari, Firefox, Opera, Google Chrome en Internet Explorer, telkens met de recente versies. Dit zou moeten volstaan, al zullen er nog wel andere in gebruik zijn, alsook oudere versies. Ook hebben niet alle browsers alle lettertypes ter beschikking (courant zijn er meer dan 100 !!! en daarbuiten nog veel meer), wat soms tot afwijkende lay-out kan aanleiding geven. André De Vleeschouwer.
73
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Cursus “Klim in je stamboom” Iedereen wil op een bepaald moment wel eens weten waar hij of zij vandaan komt. De meeste mensen beginnen met zichzelf om vervolgens te zoeken naar de gegevens van hun vader en hun grootvader. En zo gaan ze telkens verder met als resultaat een stamreeks. Maar je kan nog andere dingen doen zoals een kwartierstaat, een parenteel of een genealogie maken. Ook wapenschilden zijn een bron van informatie. Aan de hand van voorbeelden leer je hoe je best te werk gaat om informatie over je voorouders te vinden en welke wettelijke spelregels je dient te volgen. De cursus “Klim in je stamboom” bevat vier lessen van telkens 2 uren, met de mogelijkheid tot het bezoek aan het VVF centrum als 5 de les. De lessen gaan door op volgende woensdagen: 27 oktober, 3-10-17 november telkens vanaf 20.00 uur in ons lokaal, de kelder van het oude gemeentehuis, Antwerpsesteenweg 2 bus2 te Kapellen. Bezoek aan het centrum in Merksem is voorzien op 24 november. De prijs komt op 20 euro, deze omvat de vier lessen, een boek “Speuren” (waarde 8 euro), bon voor het bezoek aan het VVF-centrum (waarde 4 euro), kopieën van aktes, een folderpakket en de onkosten van de lesgever. Inschrijven voor 5 oktober enkel bij volgende twee personen: Chris Alen tel. 03-664 05 01 of e-mail chris.alen@skynet.be of bij François Groenewege tel. 03-665 00 87 of e-mail francois@groenewege.com na inschrijving betalen op rek.413-7205071-65 van Heemkring Hoghescote vzw Antwerpsesteenweg 2 bus 2 te 2950 Kapellen, met duidelijke vermelding van het aantal personen, en klim in je stamboom. Mogen wij ook vragen om in te schrijven met de naam die gebruikt wordt op de overschrijving a.u.b. Dit om ons extra speurwerk te besparen.
François Groenewege
74
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Madonnawandeling Opgericht in 1934 zet de vereniging “Voor Kruis en Beeld vzw” zich reeds 76 jaar in voor het behoud en de restauratie van de Maria- en heiligenbeelden aan de gevels van woningen in de historische kernstad van Antwerpen. Het patrimonium dat door hen wordt beheerd, bestaat inmiddels uit zo’n 160 beelden waarvan er 60 historisch zeer belangrijk zijn. Via openbare verkopen worden soms beelden aangeboden die vroeger van een gevel werden gehaald of er spoorloos van verdwenen. Ook dan wordt getracht deze te kopen en terug op hun oorspronkelijke plaats in het straatbeeld te plaatsen, wat uiteraard niet altijd lukt.
Om dit unieke kunstpatrimonium van Antwerpen kenbaar te maken, worden door de leden van de vereniging op vrijwillige basis verschillende rondleidingen gegeven, gekend onder de naam “Madonnawandelingen”. Heemkring Hoghescote vond het daarom een goed idee om ook onze leden te laten kennismaken met deze kunsthistorische pronkstukken. Op zaterdag 8 mei trotseerden 17 moedige “Hoghescotenaren” de koude om onder leiding van de deskundige gids Leo Dobbeleers een twintigtal madonnabeelden in het centrum van Antwerpen te bewonderen.
75
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Aandachtig luisterende leden, wel koud! Chris Alen
Paleis op de Meir Een toeloop van deelnemers. Met als gevolg een extra gids op 2 juli, en een extra datum zodat alle geïnteresseerden een rondleiding in het paleis op de Meir zullen krijgen.
76
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Op 2 juli, de warmste dag van het jaar, (maar liefst 37 graden) waren we om 14.00 uur met 40 personen klaar voor de rondleiding met gids. In het verhaal van het paleis zit eigenlijk de hele Belgische geschiedenis. In 1745 laat de Antwerpse ondernemer van Susteren dit “stadspaleis” bouwen. In 1811-1812 laat Napoleon het gebouw herinrichten en bemeubelen in zijn keizerlijke empirestijl. Na Napoleons nederlaag komt het in handen van het nieuwe Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het Hollands salon herinnert nog aan die periode. Later zullen de Belgische vorsten er hun buitenlandse gasten ontvangen. Om de 75 jarige onafhankelijkheid van België te vieren wordt het paleis grondig verbouwd, er komt o.m. een spiegelzaal bij. In 1970 wordt het staatseigendom, doet dienst als Cultureel centrum en filmmuseum. In 1998 wordt het gesloten, omdat een grondige restauratie zich opdringt. In 2004 neemt Erfgoed Vlaanderen het paleis in erfpacht en dankzij de medewerking van de Vlaamse overheid is het terug een pracht van een gebouw geworden. Ik had wel meer luxe en aankleding verwacht, maar alles bij elkaar vond ik het wel de moeite om dit historisch gebouw van binnen te zien en een deskundige uitleg te krijgen van de gidsen. De ene gids al beter dan de andere, maar de uitleg was wel professioneel voorbereid. Als afsluiter kregen we nog twee pralines ambachtelijk ter plaatse gemaakt in een gekoeld vertrek wat zalig was.
François Groenewege
77
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Dialect in Putte en Kapellen Hierbij het vervolg van de lijst met typische woorden uit het dialect van Putte en Kapellen verzameld en opgetekend door wijlen Marcel Dondelinger. Lampedeir Lanteirn Leuzze Loezen Lulkoek Lullen Marebollen Maske Meulder Moor Mor Mottigaard Muizestrontjes Muug Muurzeikers Neffen Netzak Nievrans Oepgetalloord Oeplawaai Oepneemvod Pertang Pissijn Poempaf Posturke Prespot
staande lamp lantaarn horloge borsten prietpraat – kletspraat zeveren knikkers meisje meikever ook molenaar waterketel maar lelijk iemand hagelslag moe mieren naast boodschappentas nergens opgemaakt – geschminkt slag – mep dweil nochtans herentoilet – urinoir doodmoe beeldje snelkoker
Overgenomen uit het archief van Marcel Dondelinger. Bewerkt en voorzien van bijkomende commentaar door Roger Van den Bleeken. Aanvullingen, op- of aanmerkingen zijn steeds welkom, neem contact met: R. Van den Bleeken – tel: 03-664 63 22 of e-mail: rvdbleeken@skynet.be Bij voorbaat dank.
78
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Industrie in Kapellen in vroegere tijden. Landbouwstokerij G. A. Cruys. De heer G. A. Cruys wonende te Brussel, Observatoriumlaan nr 40, stuurde op 15 juli 1873 een brief naar de Bestendige Deputatie van de provincie Antwerpen met het verzoek om toelating te bekomen voor het oprichten van een landbouwstokerij op de hoeve die eigendom was van de heer Emmanuel de Posson uit Kapellen. Voornoemde eigendom was gelegen op de weg van Kapellen naar Kalmthout. De perceelnummers waren B 26A, 26B en 26C en het terrein grensde in het noorden aan dhr Collin, in het oosten aan de heer Robert Geelhand, in het zuiden aan de Middelbeek en in het westen aan de Kalmthoutsesteenweg (toen nog Nieuwe Galgenstraat geheten).
Liggingsplan van de landbouwstokerij G .A. Cruys
79
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Dit terrein, terug te vinden op de Kalmthoutsesteenweg aan de eerste flauwe bocht van de straat, is bijna 100 jaar in het bezit geweest van de familie Kronacker. Deze hadden het gekocht van de Nederlandse familie van Zuylen. De gronden met de er op staande gebouwen werden onlangs verkocht door het immobiliënkantoor Nicov aan een man uit Beveren die momenteel woonachtig is in Kalmthout.
Huidige toestand van de gebouwen. Burgemeester Leopold Vouwe liet de aanvraag afroepen op de zondagen 27 juli en 3 augustus 1873. Op 11 augustus 1873 werd het vooronderzoek afgesloten waarbij de burgemeester vaststelde dat er geen enkele klacht was binnengekomen, zodat het schepencollege op dezelfde datum nog een positief advies kon afleveren. Onze gemeentevaderen dachten toen reeds aan de milieuproblematiek want zij maakten de goedkeuring afhankelijk van de voorwaarde dat er geen vuil water mocht geloosd worden in de aanpalende beek (Middelbeek). Ook de arrondissementscommissaris was akkoord met voornoemde voorwaarde en verleende op 3 september 1873 een exploitatievergunning zodat de heer Cruys onmiddellijk kon beginnen met zijn stokerij. Bronnen. Provinciearchief Antwerpen. Roger Balbaert.
80
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
BLUE BAND Ik hoopte die woensdagnamiddag maar dat er geen “kantschijters” te zien zouden zijn. Ik had dat woord vroeger bij ons thuis af en toe horen gebruiken, maar het voordien nooit echt begrepen. Toen ik uitleg vroeg, wuifden ons ma of onze pa mijn vraag steeds weer weg. “Dat zul je later wel leren,” antwoordden ze meestal en daarmee moest ik het dan maar stellen. Ik was nog te klein, volgens hen toch, maar met mijn twaalf jaar voelde ik me al een hele piet. Ik zat tenslotte toch al in het eerste jaar van de humaniora, de zesde, zoals men dat indertijd zei. Ten einde raad trok ik naar onze va (mijn grootvader) en vroeg hem wat een kantschijter was. “Wel manneke,” zei hij, “dat is een douanier. Maar omdat die mannen zich altijd verstoppen in de grachten langs de kant van de weg, noemen wij die hier bij ons kantschijters.”
81
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
De douaniers kende ik maar al te best. Bij ons in Kapellen was er zelfs een opleidingsschool voor die staatsambtenaren en in het dorpsleven waren die geüniformeerde mannen een min of meer vertrouwd beeld. Aangezien wij slechts op een vijftal kilometer van de grens woonden, zagen we hen ook zowat alle dagen in de uitoefening van hun functie. Meestal waren ze per fiets. Per twee reden ze langs de binnenwegen, op zoek naar smokkelaars die de euvele moed hadden om allerlei Hollandse goederen illegaal over de grens te brengen. Ik moest in die tijd geregeld de grens over om boter te gaan halen. Het waren pakjes in de vorm van een baksteen en ze hadden eveneens ongeveer dezelfde grootte. Ze waren goudgeel van kleur en hadden op de verpakking een blauwe band. Blue Band. Er werd thuis nogal wat boter verbruikt, want al mijn broers en zusters waren nogal goed van “inslag”. We waren tenslotte toch met veel kinderen! Vroeger waren grote gezinnen normaal: er was geen teevee en buiten het dagelijks werken was er geen ontspanning. De enige ontspanning na een lange dag werken zorgde overal in het Vlaamse land voor kroostrijke gezinnen. Elke frank moest worden omgedraaid en bepaalde producten waren in Holland nu eenmaal goedkoper. Boter was er een van. Gezien het grote verbruik moest ik met de regelmaat van een klok naar “’t Hollands” rijden om er boter te kopen en ze naar huis te smokkelen. Dit was niet zo gemakkelijk. De douaniers waren steeds op jacht naar smokkelaars, maar volgens ons ma gaven ze geen aandacht aan kleine jongens. In feite was ik wel wat in mijn achterste gebeten met die “kleine jongen.” Ik vond dat ik beter kon smokkelen dan vele anderen, want ik was nog nooit gepakt. Meestal was het een klus voor de woensdagnamiddag. In het weekend mocht ik niet rijden, want dan waren de kantschijters te veel op hun hoede. Zowat iedereen in de grensstreek ging op zaterdag zijn voorraad goedkopere spullen halen op ’t Hollands. Onze pa drukte me steeds op het hart om vooral niet langs de grote baan terug te keren, want daar konden de douaniers je van ver zien komen. Ik moest dus telkens een behoorlijke afstand fietsen: langs de grote baan oprijden en met een grote omweg terugkomen langs de Grensstraat, richting Kapellenbos. Dan door de bossen en langs de spoorweg naar huis. Meestal zat er dan een kilo of vijf boter in de netzak. Want zo heette de zak waar de boter in moest: de netzak. Ik moest ook zo vlug mogelijk fietsen, want anders zou de boter smelten. Ik klaagde altijd wel dat ik een oubollige fiets had: ene met een “achteruittraprem”, een pion-frein in normale dorpstaal en die op de koop toe ook nog heel zwaar trapte. Die bewuste woensdagnamiddag mocht ik, per grote uitzondering, de fiets van onze pa gebruiken. Dat was er een met versnellingen. Je moest dan blijven trappen en ondertussen de hendel, die op het frame was bevestigd, vooruit duwen of naar je toe trekken. Al naargelang de beweging trapte je dan héél snel met vlugge omwentelingen of heel traag met grote omwentelingen. Het “groot verzet” was ideaal bij wind in de rug en de “kleine snee” - zoals we toen zo plastisch zegden - was goed voor los zand en bij wind op kop.
82
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Ik voelde me de koning te rijk. Op weg naar Holland, langs de grote baan, probeerde ik alle standen van de versnellingen uit. Jongens, een lichte fiets en dan nog voorzien van echte versnellingen: mijn geluk kon niet op. Ik vloog over de weg. In de Grensstraat stapte ik het winkeltje binnen en even later bond ik vijf kilogram Blue Band vakkundig op de bagagedrager. Nu langs de zandige Grensstraat naar Kapellenbos en verder naar huis. Ik hoopte dus maar dat er geen kantschijters zouden opduiken, maar het was ijdele hoop. Die dag heb ik met mijn eigen ogen gezien dat de mannen met de onfrisse naam inderdaad in de gracht zaten. Ik was me van geen kwaad bewust en fietste, al experimenterend met de versnellingen, richting Kapellenbos. Plots sprongen uit de grachtkant twee douaniers. Ze zwaaiden eerst met hun armen en dan stak een van hen zijn hand op om me te laten stoppen. Ik voelde een krop in mijn keel: daar ging mijn boter. Ik wist dat ons ma het al zo moeilijk had om de eindjes aan elkaar te knopen. Meestal was het geld op en schoot er nog een stukje maand over. Het kroostrijk gezin kon nogal flink eten en onze pa moest er helemaal alleen voor opdraaien. Alles flitste binnen de seconde door mijn hoofd: weg boter, misschien ook weg fiets (want ik had al wilde verhalen gehoord van smokkelauto’s die werden aangeslagen) en ons ma die niet mals zou zijn als ik én zonder boter én zonder geld thuiskwam, om nog maar te zwijgen van onze pa! Maar verdorie, ik had nu toch een lichte fiets, goede versnellingen en ik kon fietsen als de beste. Die oude kantschijters konden er eens achter komen! Ik kon veel sneller fietsen dan hen, daar was ik van overtuigd. Dus, die mannen mochten voor mijn part blijven zwaaien, maar mijn boter zouden ze niet hebben! Ik boog me over het stuur, trapte wat ik kon en zoefde hen voorbij. Ze waren zo verbouwereerd dat ze mij met open mond aan- en nakeken. Dat dacht ik toch, want ik heb het in feite niet gezien. Ze grabbelden hun fiets uit de gracht, zwierden zich in het zadel en gingen achter me aan. Ik keek achterom en zag ze komen. Ze hingen ook over hun stuur gebogen en hun fiets zwaaide bij elke trap heen en weer. Ik was jong, ik was getraind in het fietsen (ik reed elke dag veertien kilometer heen en terug met de fiets naar school) en ik had nu een juweel van een fiets. Ik voelde me ijzersterk en diep in mij borrelde al het genoegen om met de boter thuis te komen en te kunnen vertellen hoe ik twee kantschijters in de vernieling had gereden. Ik grinnikte hardop. Ik deed er nog een schepje bovenop. Ik schakelde naar een groter verzet, zodat ik nog meer snelheid zou maken. Was het onervarenheid, onvoorzichtigheid of gewoon brute pech, ik weet het niet, maar met het schakelen liep er iets mis met de tandwielen en mijn ketting viel eraf. Ik stuikte voorover maar ik kon gelukkig nog net mijn evenwicht houden. Ik remde, sprong van mijn fiets en trachtte vierklauwens die verdomde ketting terug op het tandwiel te leggen. De twee douaniers waren er echter al. “Hewel manneke, wat is dat nu voor iets? Waarom wil je niet stoppen? Wat heb je daar in die zak? Laat eens zien?” De vragen stormden op mij af en ik begon te wenen. De aangeboren en aangekweekte schrik voor een uniform deed zijn werk goed, want ik kon de eerste minuten geen woord uitbrengen. Ik stond daar tranen met tuiten te huilen.
83
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
De mannen kregen er warempel zelf medelijden mee. Met horten en stoten vertelde ik over ons groot gezin, over mijn moeder die heel kwaad zou zijn, over de fiets van mijn vader die ze toch niet mochten afpakken omdat hij die alle dagen nodig had om naar zijn werk te rijden, over mijn vader zelf die op die dag toevallig thuis was omdat hij ziek was, over, over, over … Ik vertelde zowat mijn hele leven en het leven van mijn huisgenoten. Blijkbaar moet ik toch ergens een gevoelige snaar hebben geraakt, want een van beiden zei: “’t Is goed voor één keer. Doe de boter maar weer naar de winkel, we zullen het voor één maal eens door de vingers zien!” Ze begeleidden me naar het winkeltje, ik leverde de boter weer in en stapte de winkel uit. Ze stonden er nog, om goed te controleren of ik alles wel had afgegeven. Ik moest zelfs mijn geld laten zien dat ik had weergekregen. Met een laatste vermaning mocht ik dan toch vertrekken, met fiets maar zonder Blue Band! Ik voelde de verleiding om achter het hoekske te wachten tot ze weg waren en opnieuw boter te gaan halen, maar dat heb ik toch niet durven doen. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat, moest die ketting er niet zijn afgevallen, ze mij niet zouden kunnen inhalen hebben! Bert Meynen <> <> <> <> <> <> <> <> <> <> <> <>
Aanwinsten voor het Hoghescote-archief Wij ontvingen de volgende schenkingen met dank aan de schenkers: 1. Mevrouw 2.
3. 4.
5. 6.
7.
Lambrichts uit de Lucien Bevernagestraat schonk ons verschillende oude facturen. Mevrouw De Craecker Marie Jeanne uit de Kerkstraat schonk ons een boekje met geestelijke liederen van het Instituut Mater Salvatoris Kapellen. De heer Frans De Leeuw, Ertbrandstraat, schonk ons een pak rouwbrieven en bidprentjes. De heer Jos Van Bouwel, Haagdoornlaan, schonk ons brieven van Melkerij Sint-Jozef en de Coöperatieve Stierhouderije KapellenHoevenen. De Wijkwerking Sint-Mariaburg schonk ons een doos bidprentjes. De heer Alex Jennes, vroeger Kapelsestraat, 207, nu Kerkstraat 5: het boek "De Gulde van Sint-Sebastiaen tot Cappellen in den Hoegenschoet" van Piet Veulemans, een fotoalbum i.v.m. het gouden huwelijksjubileum van Bart De Pegger (Bart Van Uffelen), e en pak foto's over de begrafenis van Bart De Pegger. De familie Valkenborgh-Plompen uit Hoevenen een pak foto's "Oude Klederdrachten", bidprentjes en rouwbrieven.
84
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Het centrum van Kapellen in het begin van de 18de eeuw (4de deel en slot) Overzicht van de benamingen van huizingen en percelen. Voor het dorpsplan en het volledige overzicht van de benamingen van de huizingen en percelen, zie ook voorgaande Bruggeskes 41ste jrg./ 2 + 3 + 42ste jrg./2 35. huis en hof, De Nachtegael (De Croon), 124 roeden Vroege gegevens ontbreken 1. Peter Wouters x Eelkens, weduwe en zoon, verkoop 5 februari 1710 Zelfde perceel als “Hoogboom nr. 242” 2. Cornelius Feyen x Gertruida Gijsen, erfenis 3. Gertruida Gijsen xx Hendrik Vincenten, weduwe en consenten, verkoop 19 september 1792 4. Maria Elisabeth Feyen Dit huis staat op de hoek van het perceel 162 (= perceel 35) boven de “Bergsche Baene”, op wat tegenwoordig de hoek is van de Stationsstraat en de Vredestraat. 36. land en dries, Op den Horen, De Strengen achter den Kerckenacker, 256 roeden Uitsplitsing van nr. 36 en 37 (erfgenamen Barbara Diercx x de Greef en Jan Diercx x de Roey) Zuid: de Beeck “de Strengen” 1. Dirck Jan Dierckx, verkoop 2. Peter Basseliers, verkoop 13 januari 1700 3. Catharina van Herden x W. Wouters, verkoop 29 maart 1718 4. Peter van Aertssen x Leemans, weduwe en kinderen, openbare verkoop 9 maart 1739 en 16 februari 1742 5. Guillelmus Verdijck x Anna Symons, openbare verkoop 4 november 1745 6. Jan van den Bergh x Elisabeth Coeckelberghs, erfenis, 18 februari 1765 7. Elisabeth Coeckelberghs xxx Cornelius Schijnen, weduwnaar en erfgenamen, verkoop 18 februari 1765 8. Joannes Baptista van Dijck uit Antwerpen, verkoop 29 februari 1772 9. Jacob Inck x Catharina Naulaers, openbare verkoop 16 december 1777 10. Christiaan Feyen x Anna Catharina Soetewey, erfenis, verkoop op 9 januari 1786 11. Dillis Bruyninckx x Catharina van Es 37. land, De Strenge(n), aen de Kerckenacker, 268 roeden Uitsplitsing van nr. 36 en 37 1. Peter Daniel Peeters x van Camp, deling 1674 2. Peter Daniel Peeters, verkoop 10 mei 1690 3. Jacob Ger Knijff x Verbiest, erfgenamen, deling 3 juni 1757 4. Jan Frans Knijff, verkoop 8 juli 1757 5. Jan Frans Bresseleers x Anna Maria Lambrechts, erfgenamen, openbare verkoop 24 maart 1779 6. Isabella Jaspers weduwe Peter Besseleers en dochter
85
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Volgens het meetboek van 1750: - Knijff Volgens het meetboek van 1787: Weduwe Peter van den Bosch 36 en37. Land, De Strengen, 536 roeden ! Adriaan Dierckx x Catharina Mortelmans xx Jan Simons erfenis ! Cornelius Jan Simons verkoop ! ! onverdeeld: erfgenamen Thomas De Greef x Barbara Dierckx en Jan Dierckx x de Roy ! onverdeeld: Daniel Peeters x van Camp Deze laatste twee: deling van 5 december 1674. Eerste helft is nr. 36, de andere is nr. 37 38. land, 13 groot of 4 bunder 12 roeden Oost: ’s heere Straete, noord: de Strepe Dit perceel is een deel van perceel nr. 17, zelfde gegevens als dat perceel 39. stede, Aen de Suytseyde, 2244 roeden Noord: de Strepe, zuid, ‘sheere straete 1. Ouders van volgende; erfgenamen, afstand 22 februari 1699 2. Jan Beinaerts x Diercken, erfgenamen, afstand 10 februari 1700 3. Adriaan Bernaerts x Wouters Verhaert, erfgenamen, openbare verkoop 30 april 1725 4. Idem de weduwe, Cornelius en Jan Bernaerts, erfgenamen, deling 27 oktober 1763 5. Antoon Beinaerts x Elisabeth van Genegen, erfgenamen, openbare verkoop 6 februari 1796 6. Peeter Leemans De percelen nr. 40 tot en met 115 komen niet voor op de plattegrond bij dit artikel horend, om plaats te besparen zijn ze daarom ook niet in dit artikel opgenomen; er wordt verder gegaan met 115 omdat deze dezelfde gegevens bevat als perceel 116, behalve dat nr. 115 bos en land is en 116 enkel land: 115. bos en land, In de Strepe, 532 roeden Noord: de Rode Beeck 1. Eerdere gegevens ontbreken 2. Anthonius Buyens x Elisabeth Joossens, weduwe en erfgenamen, verkoop 27 oktober 1728 3. Guillelmus de Bruyn x Elisabeth Buyens, erfenis 4. Elisabeth Buyens xx Jan Schepers, erfenis 5. De weduwnaar en kinderen van Guillelmus de Bruyn (1 e en 2e bed), openbare verkoop 22 maart 1753 6. Peter Gregorius Cuylen x van Rijswijck 117. land, 138 roeden Zelfde gegevens als “Santstraat 20” Volgens meetboek van 1750 en 1787: Jan Dierckx
118. bos, 51 roeden
86
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Als perceel 117 Volgens meetboek van 1750 en 1787: - Jan Dierckx 119. land, 287 roeden Als perceel 117 Volgens meetboek van 1750 en 1787: - Jan Dierckx 120. huis en land, 678 roeden, met cijns in Cappelsche Strate Oost: Sheere Strate (later “den Steenwegh”), zuid, de Strepe (‘sheere strepe) 1a. Marten Dirck Thomas x Maria Geert Patrijs, erfenis van man en vrouw, afstand, deling 7 maart 1714, aan 2. 1b. Jan Marten Dirckx, afstand paart d.d. … aan 2. 1c. Thomas Marten Dirckx, afstand paart 26 juni 1680 aan 2. 2.Maria Marten Dirckx (weduwe Cornelius Smits xx Geert Symons), erfenis van vrouw en eerste en tweede man 2a. idem de erfgenamen 2b. … 2c. Marten Smits x Catharina Gijsels 1. Jan Smits x Elisabeth Leenaerts, weduwe en kinderen, verkoop 12 maart 1717 2. Catharina Serroutsen (erfenis?) 3. Theresia Gertrude Serroutsen uit Lier, verkoop 17 mei 1748 4. Cornelius van de Velde x Adriana van Sanden, openbare verkoop 19 januari en 31 februari 1785 5. Jan Carolus Frans de Labistraete x Catharina Guyot, openbare verkoop 13 oktober en 6 december 1794 6. Weduwe Joannes Baptista van Scherpenberg x Maria Soolmaecker, callegie 18 december 1795 7. Jan Carlo de Labistraete 121. land, 788 roeden Als perceel 117 Volgens meetboek van 1750 en 1787: - Jan Dierckx 122. bos, 131 roeden Als perceel 117 Volgens meetboek van 1750 en 1787: - Jan Dierckx Enkele vermeldingen van straten in het centrum Den Kerckpadt ! 12 november 1721: “land neffens den Kerckpadt”) Dit kerkpad is in grote lijnen de huidige Kerkstraat. Ook: “Kerckwegh”. Het Lyckstratien Ook genaamd (Klyn) Peststraetje en Pestweg (niet te verwarren met de vroegere benaming van de huidige Helmstraat), thans Vredestraat.
87
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
De Heybeeck Waterloop welke de straat (Dorpstraat) overstak aan de “Brugge van Cappellen” of de “Cappelsche Brugge”. Ook nog: “Heybeecxken” en “Heyckenbeeckxken”. I
Aen het Horeken, benaming voor de “vijfhoek” die gevormd wordt door de (huidige) Antwerpsesteenweg, Hoevensebaan, Stationsstraat, Christiaan Pallemansstraat en Dorpstraat alsook de percelen in de directe omgeving. “Horen” en “Horeken” hebben dezelfde oorsprong. I I
De Cappelsche Brugge
I I I
Het Lyckstraetien Marc Brans
Alle gegevens komen uit het Fonds Vic Wauters (meetboeken en fiches der percelen van die meetboeken), bewaard door de Heemkring Hoghescote.
______________________________________________________________
Archiefdagen Heemkring Hoghescote Antwerpsesteenweg 2 - Kapellen Lokaal ‘ De Kroon’. De eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur. en de tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur. Uitgezonderd tijdens de maanden juli en augustus of op feestdagen. ______________________________________________________________
88
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Duivenbond “Kapelse Vereniging” (2de deel en slot) 75-jarig bestaan. In 1986 vierde de Kapelse Vereniging haar 75-jarig bestaan. Op 27 december werd hiervoor een grootse viering gehouden in zaal Concordia, voormalige gemeentelijke feestzaal, gelegen in de Dorpsstraat. Voorzitter Hubert Van den Broek mocht er tal van prominenten verwelkomen waaronder minister van middenstand Jacky Buchmann, wnd. burgemeester Jan Kerremans en provinciaal voorzitter Maurits Bonte. Bij de opening belichtte secretaris Jac Van Gansen het ontstaan en de historiek van de vereniging. Verschillende verdienstelijke leden werden vereerd met de zilveren medaille van sportverdienste: René De Ren, Louis Dingemans, Alfons Franken, Frans Gijsen, Constant Huygen, Jac. Constant Janssens, Jos Mees, Jos Peeters, Adriaan Van Beeck, Edward Van den Wijngaert, Leo Van Gestel, Henri Van Herck, Karel Vercammen, Gummarus Verbist. Tevens werden de kampioenen van het voorbije jaar gehuldigd. De tentoonstelling van 25 oude constateurs uit de jaren 1900 kreeg de algemene belangstelling. Na een uitgebreid feestmaal nodigde het orkest “Steve and the Atkins” ten dans en zoals het past bij een jubileum werd tot in de late uurtjes gevierd.
Moderne tijden Inmiddels zijn er alweer 25 jaar verlopen en staat de viering van het 100-jarig bestaan (1911 – 2011) eraan te komen. Het bestuur is thans - 2010 - als volgt samengesteld: Hubert Van den Broek – voorzitter Hugo Denissen – ondervoorzitter Jac Van Gansen – penningmeester Luc Maerevoet – secretaris Bob Vereecke – raadslid en public relations Dirk Beinaerts – raadslid Uitmakers : Luc Maerevoet en Louis Jaspers Aanpakkers: Jean Starckx, Dirk Beinaerts en Patrick Hoes. Schrijvers: Louis Jaspers en Wim Eysermans Lokaal: Café Volksvriend – Essenhoutstraat 103 – 2950 Kapellen Terwijl het verzenden van de duiven naar de losplaatsen wordt verzorgd door Duivenverzendingen Bauwens & Zoon uit Stekene. Alhoewel deze bestuursploeg zich voortdurend inzet om de achteruitgang van de duivensport in onze gemeente een halt toe te roepen, blijft het aantal leden van de Kapelse duivenbond elk jaar afnemen: 1987: 128 – 1992: 92 – 1997: 88 – 2002: 78 – 2007: 53 terwijl bij het begin van het seizoen 2010 de Kapelse Vereniging nog 50 leden telde waarvan een 35-tal
89
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
regelmatig aan de wedstrijden deelneemt. Het houden van duiven en het deelnemen aan wedstrijden heeft dan ook een hele evolutie ondergaan. Louis Jaspers en Jean Starckx tijdens het vervullen van de formaliteiten bij een van de inkorvingen: ringen van de duiven met een gummiring of registreren van de elektronische chipring, zie foto 8.
Foto 8
De evolutie van het constateren Door de tijd heen werden verschillende middelen gebruikt om de aankomsttijden van de duiven vast te leggen. Te beginnen met het gewone horloge gevolgd door verschillende soorten constateurs: de prikker, de drukker, en tenslotte de elektronische methode. De eerste duivenklokken of constateurs kwamen er rond 1860 - 1870 waardoor heel wat fraudemogelijkheden werden uitgesloten, zoals het verwisselen van duivenzakken aan de draad. Een nieuw tijdperk was aangebroken. Bij de eerste constateurs diende er "gedraaid" zoals dat het geval was bij een Vandenbossche en later bij een Plasschaert uit 1905. In het begin waren er enkel een paar constateurs voor de ganse maatschappij waardoor er dus moest gelopen worden naar een centraal registratiepunt. Stilaan werden de toestellen goedkoper zodat elke liefhebber er één kon aanschaffen om zijn aankomsten te registreren. Al snel bleek echter dat er “liefhebbers” waren die er iets op gevonden hadden om de aankomsttijden te manipuleren. De Gebroeders Plasschaert, fabrikanten en voorlopers wat betreft fraudebeveiliging, stelden alles in het werk om fraude uit te sluiten. Zo ontwierpen zij constateurs die bij het openen volgende kenmerken vertoonden: 1: bij het openen en het sluiten werd telkens een prik in de rol papier gegeven. Als er dus tussen de twee officiële prikken nog een prik stond, was dit het bewijs dat de klok open was geweest en werden de constataties nietig verklaard. 90
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
2: bij het openen van het toestel werd de rol papier door een ingebouwd snijmechanisme afgesneden. 3: de introductie van de dolometer. Het bleek immers dat door te schudden met de klok men de tijd kon beïnvloeden. De dolometer zorgde ervoor dat men kon vaststellen dat er hardhandig met de klok geschud was waarbij een tandwiel van plaats was verschoven. De soorten constateurs: 1 -- Kijkklokken: Dit waren de eerste "constateurs". Deze klokken stonden in het registratiekantoor waarvan bij aankomst met de duif de aankomsttijd werd afgelezen. 2 -- De constateurs met disks (kaarten): Hier is maar weinig over bekend omdat dit de oudste en zeldzaamste constateurs zijn. In principe was dit een tikklok zoals we die kennen van op de fabriek met dit verschil dat men de disk of kaart niet terugkrijgt na het tikken. Onder de eigenlijke constateur was een opvangbak voorzien waarin de kaarten opgevangen werden. Gebouwd vanaf 1860. 3 -- Stop/Start klokken: Dit zijn kleine klokjes met plaats voor het constateren van maximum drie duiven. Alhoewel rond 1900 ook in België bij Vandeplancke gemaakt, waren deze klokken meer in gebruik in het buitenland: in de USA, in Australië en in Tasmanië. 4 -- Prikkers: Bij de prikklokken moet de “Toulet” van Karel Toulet – zie foto 9 - zowat de eerste zijn geweest die omstreeks 1883 te Brussel gebouwd werd. Veertig jaar later stonden er 100.000 op de verkoopslijst van Toulet. Zo werden er in 1950 nog steeds prikklokken gebouwd te Lede door La Lédoise (oprichters hiervan waren de Gebroeders Van Nerum uit Aalst) Dit atelier is nog steeds intact en zou als museum onder de naam “La Lédoise”, wat staat voor "de Leedse”, bewaard blijven.
Foto 9. Een constateur “Toulet”
91
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
5 -- Drukkers: De eerste van deze klokken werden omstreeks 1860 in Verviers door Lahaye – Randaxhe gebouwd. Men kon er 50 constataties mee doen. Wat nodig bleek omdat rond die periode de duivenmaatschappijen uit de grond rezen en er met een veelvoud aan duiven werd gespeeld. Begin jaren 1890 bouwde Ernst Friedrich Benzing uit Duitsland zijn wereldberoemd geworden BENZING constateur, zie foto 10. Vanaf de jaren 1920 – 1930 werd de firma Plasschaert een geduchte concurrent van Benzing. Vooral La Lédoise met zijn drukker 1951 - 1953 en de Junior 1952 werden verspreid over de ganse wereld.
Foto 10. De vermaarde “Benzing”.
constateur
6 -- Elektronisch constateren: Moderne middelen die ons in de 21 ste eeuw zo “gul” worden aangeboden, hebben ook hier hun intrede gedaan. Zo wordt bij het vaststellen van de aankomsttijden van de duiven, alhoewel nog gedeeltelijk gedaan door het inbrengen van de aloude gummiring in de handmatig bediende constateur, meer en meer gebruik gemaakt van de elektronische methode. Hierbij krijgt elke duif bij vertrek een chipring zie foto 11 - of een combiring aan de poot geschoven. Wanneer bij aankomst de duif het hok betreedt, geeft deze ring via een antenne een signaal aan een elektronische klok waarbij de aankomsttijd en de identiteit van de duif worden geregistreerd. Het geheugen van een chipring bevat een landnummer, het verenigingsnummer en het lidnummer van de eigenaar van de duif, alsook het jaartal en het ringnummer van de duif zodat de identiteit van de betrokken vogel steeds exact wordt opgetekend. Hierdoor is het zelfs niet meer nodig dat de duivenmelker aanwezig is op zijn hok om toch deel te nemen aan een wedstrijd.
92
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Een verdere stap bestaat erin het systeem aan te sluiten op een GSM-toestel zodat de eigenaar vanop afstand kan zien wanneer zijn duif het hok is binnengevlogen. Met deze technologie zou het zelfs mogelijk zijn om een SMSberichtje door te zenden naar het lokaal waar alle clubleden en supporters het verloop van de wedstrijd integraal en rechtstreeks op een tv-scherm zouden kunnen volgen. Toekomstmuziek, misschien? Want zou deze technologie waarbij de lopers van 150 - 200 jaar geleden vervangen worden door de elektronica, de duivensport geen nieuw elan kunnen geven? Spannend toch om onder vrienden met een biertje het verloop van de duivenwedstrijd te volgen?
Foto 11 – chipring van het merk Bricon
De wedstrijduitslag werd en wordt nog steeds bepaald door de gemiddelde vliegsnelheden van de geconstateerde duiven met elkaar te vergelijken. Waar in vroegere tijden drie, vier en zelfs meerdere “uitmakers” tot laat op zondagavond bezig waren met het berekenen van de aankomsttijden en het opstellen van de uiteindelijke uitslag, wordt nu de uitslag praktisch onmiddellijk berekend. Een lijst met de uitslag wordt dan ook kort na het afsluiten van elke wedstrijd afgedrukt samen met de gewonnen bedragen.
Kostprijs van het houden van duiven Zoals elke hobby of sport heeft ook de duivensport een financiële impact op het budget van de liefhebber. Als voornaamste kosten kunnen we vermelden: het eten voor de duiven, aankoop van ringen, medische kosten, deelnamekosten aan de wedstrijden, onderhoud van het hok. Waar in vroegere tijden de duiven werden gevoederd met eenvoudige, soms zelfgewonnen granen, worden nu door gespecialiseerde bedrijven allerlei mengelingen aangeboden die de prestatie en gezondheid van de duif dienen te verhogen. Kostprijs hiervan varieert tussen 10 en 20 euro per 25 kg. Ook de ringen waarmee elke reisduif dient voorzien te zijn, dienen aangekocht te worden: 0.05 euro per duif terwijl de chipringen circa 1,50 euro kosten. Omdat de duiven tijdens hun reis naar het vertrekpunt samen met andere duiven in dezelfde korf worden vervoerd, dienen alle vogels verplicht ingeënt tegen paramyxo of draaihalsziekte. Kostprijs: 0,50 euro per duif. Alhoewel de kosten voor deelname aan een wedstrijd: 0,60 euro per duif, uiterst laag liggen, vormt deze steeds weerkerende kost een serieuze uitgave op jaarbasis.
93
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Is de duivensport gedoemd om te verdwijnen? De Waalse afdeling telt nu – 2010 - nog 6 à 7.000 leden terwijl er in Vlaanderen nog ongeveer 26.000 leden staan ingeschreven. Ofschoon er in 2008 toch 850 nieuwe duivenmelkers zijn bijgekomen, slinkt jaarlijks het ledenbestand met zo’n 3.000 leden. De duivensport gaat inderdaad achteruit. De redenen daarvoor zijn velerlei: - het kostenplaatje, duiven houden is een dure hobby geworden. - het is een hobby waarmee je dagelijks moet bezig zijn: duiven zijn levende wezens die elke dag vers eten en drinken dienen te krijgen, in bepaalde gevallen zelfs meermaals. - elke dag dient het hok gekuist en bij ziekte ontsmet. - de jeugd, op enkele uitzonderingen na, is niet meer geïnteresseerd in een hobby die hen verhindert om gedurende meerdere dagen van huis te zijn. - stedenbouwkundige voorschriften leggen steeds strengere eisen op voor het bouwen van een hok. - beginnende melkers worden tegengehouden door de hoge aankoopprijzen van kwaliteitsduiven. - er zijn ook vragen over de gezondheid, duivenpluimen scheiden stof af dat schadelijk kan zijn voor de longen. Dat de K.B.D.B. met aan het hoofd voorzitter Pierre De Rijst niet bij de pakken blijft zitten mag blijken uit de toespraak die hij gaf op donderdag 1 april 2010 en waarbij hij drastische besparingen en herschikkingen aankondigde. Zijn slotzin sprak alvast boekdelen: “We hebben geen andere keus meer… het is van ‘moeten’! Het ‘mes’ moet erin… anders rest enkel nog de vraag wie als ‘laatste’ het licht uitdoet?” Donderdag 1 april 2010 … kan een mijlpaal zijn in de evolutie van het duivenspel! Inderdaad … the ‘new K.B.D.B.’ is born! Laat ons hopen dat het ambitieuze plan lukt en deze sport/hobby met zijn eeuwenlange geschiedenis kan behouden blijven. Met dank aan: de heren Hubert Van den Broek en Jac Van Gansen, respectievelijk voorzitter en penningmeester van de Kapelse Vereniging, en hun medewerkers-inkorvers Louis Jaspers en Jean Starckx, voor hun medewerking bij het tot stand komen van dit artikel Bronnen: Archieven duivenbond “Kapelse Vereniging” Archieven Heemkring Hoghescote. Duivensport (originele titel: Racing Pigeons) van David Glover en Marie Beaumont in de Nederlandse vertaling van Hajo Geurink Ons Heem jr. 54 nr. 1 juli 2000 Studie Van Cléstichting – De Duivensport in België: heden en toekomst – 1982. Van "Loopen" met de duif tot “kijken” op het scherm - Tom Aerts. R. Van den Bleeken
94
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Het vlechten van biezen in Putte Omstreeks 1800 deed het mattenvlechten zijn intrede in Putte. Er was weinig of geen werk in de streek en veel mensen hadden armoede waardoor de mannen verplicht werden elders op zoek te gaan naar werk. Het ging zelfs zover dat men soms maar één- of tweemaal per jaar thuis kwam. Vrouwen en kinderen konden niet mee en bleven in Putte achter. Om de kost voor zichzelf en hun kinderen te verdienen werkten deze dan in het huis, in de tuin en op het veld tot hun mannen weer thuiskwamen met hopelijk wat geld. Een zekere John's van Alten kwam met zijn vrouw Ant. Koemakers vanuit Loon op Zand bij Kaatsheuvel naar Putte om hier de mensen te leren matten vlechten. Een zoon van John's, geboren te Putte op 25 februari 1819, zou later de bijnaam Jan Mat krijgen. Dat de man door de Puttenaren gewaardeerd werd, mag blijken uit een lied dat over hem gemaakt werd. In de jaren 1920 - 1945 vlocht men voor zowel Nederlandse als Belgische handelaren. In België had je o.a. A. Mertens, bakker Jacobs, naast de Belgische kerk, Marijn de Jong en ook Jan Cuypers, bijgenaamd Jan van den Ede. Deze laatste was vanuit Deventer - in de eerste wereldoorlog als marechaussee in de grensstreek gelegerd. Hij trouwde met een dochter van Van den Ede, Mathilde Braakmans genaamd. Maar zijn jonge vrouw kon in Nederland niet wennen en het jonge paar ging terug in België wonen. Door deze verhuizing moest Jan Cuypers echter wel ontslag nemen uit de Nederlandse militaire dienst. Geen nood omdat hij aanstonds in de zaak van zijn schoonvader aan het werk kon. Die was namelijk handelaar in biezenmatten en bezat bovendien een café en een winkel.
Matje gemaakt van een streng uit negen einden.
Hier begon Jan Cuypers met het knopen van tapijten, waarbij ook Nederlandse meisjes, om wat bij te verdienen, hun bijdrage leverden. Hij had twee meisjes in dienst om te knopen en een derde moest de draadjes sorteren en afknippen. Tijdens het knopen riep Jan de kleur van de draadjes 95
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
welke hij nodig had en dan moest het desbetreffende meisje hem die zo snel mogelijk bezorgen. Of dit lang heeft geduurd wist men mij niet te vertellen. De handelaren in Nederlands Putte waren o.a. koster Wouters, Leijs en de fam. Broekhuizen. Deze handelaren hadden allemaal een nevenbedrijf, ze waren bakker/kruidenier, hadden soms nog een café, of handelden in huishoudelijke artikelen. Zo konden de mensen er hun brood en andere dagelijkse boodschappen doen die dan werden afgerekend wanneer ze hun vlechtwerk inleverden. Waren de verdiensten niet toereikend dan werd de rest betaald wanneer de mannen terugkwamen. Er werd dus met gesloten beurzen betaald. Hoe het vlechten in zijn werk ging, vertelde mij de heer Machielsen, zelf handelaar in biezen. Men bestelde de biezen in Genemuiden, waar ze in de omgeving werden gesneden, gebundeld en gedroogd. Hierna werden ze met de trein naar het station van Woensdrecht vervoerd. Bij aankomst van de trein wachtten dan reeds de wagens, bespannen met paarden - later vrachtwagens - die al heel vroeg uit Putte waren vertrokken. Dan werden de biezen, die ongeveer twee meter lang waren, geladen op de wagens en naar Putte vervoerd. Onderweg loste men bij de mensen die voor deze handelaren vlochten de benodigde biezen De overgebleven biezen werden in een schuur in Putte opgeslagen waar de mensen, als ze te kort kwamen, deze later nog konden bijhalen. Wanneer de mensen de bussels biezen hadden ontvangen, begon het voorbereidend werk. Men maakte de bussels los en de biezen werden weer natgemaakt. Dat deed men door ze op de mesthoop te leggen of in teilen met water te zetten met de bedoeling ze terug soepel te maken. Dit om te vermijden dat ze tijdens het vlechten zouden breken. De dunne biezen waren al snel soepel, maar de dikke biezen waren soms zo stug dat ze soepel getrapt moesten worden wat meestal door de kinderen werd gedaan. Pas hierna kon het vlechten beginnen. De einden werden met een touwtje bij elkaar gebonden en vastgemaakt aan een spijker in de deurpost, aan de knop van de deur of in de zomer buiten aan een ring in de muur. Naargelang de bedrevenheid van de vlechter werden strengen gevlochten met 3, 7 of 9 einden. De gewone “drie-ender” noemde men dunne pees, en werd door de kinderen gemaakt. Men had ook dikke pees, deze was zwaarder en stugger en werd door de vrouwen gevlochten. Niet iedereen kon met negen enden vlechten. Het vroeg enige ervaring om mooi egaal te vlechten in stroken die overal even dik en 6 cm breed waren, waarvan dan matten en lopers werden gemaakt. De mensen liepen al vlechtende achteruit en maakten zo hun lengtes, want een streng moest 40 meter lang zijn, en een “negen-ender” 25 meter. Waren ze eenmaal op lengte, dan werden ze op een opdonder - twee palen met planken - gedraaid en vastgeknoopt om ze te laten drogen en later te vervoeren naar de handelaar.
96
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Vrouwen tijdens het vlechten – Galgeveld te Putte. Dat dit werk niet het properste was kan men zich wel voorstellen. Omdat het geheel mooi egaal moest zijn werden de laatste dunne eindjes van zo'n bies afgebroken en weggegooid. Hierdoor lag de werkvloer dan ook bestendig vol met natte vertrappelde biezenresten. In de zomer ging het nog wel want dan werkte men buiten maar in de winter moest dit alles binnen gebeuren. De meeste mensen hadden maar een heel klein keukentje en één kamer met de bedsteden. Alles moest dus voor het avondeten en het slapengaan opgeruimd worden. Wanneer de strengen weer waren teruggebracht naar de handelaar moesten ze gedroogd worden. Vandaar dat deze handelaren meestal ook bakker waren zodat het drogen boven de bakoven kon gebeuren. In de zomer werden ze aan de gevel van het huis opgehangen. De “negen-enders” werden na het drogen aan elkaar genaaid en tot matten en lopers gemaakt. Men naaide 15 stroken van 6 cm breed aan elkaar en kreeg zodoende een loper van 90 cm breed en 25 meter lang. Voor een mat naaide men de stroken in het rond of vierkant aan elkaar. Dit werd meestal door mannen gedaan omdat het zo'n zwaar werk was. Hiervoor had men een soort leren handschoen zonder vingers gemaakt. In de handpalm zat een metalen plaatje als een soort vingerhoed om de kromme naald gemakkelijker door de biezen te kunnen drukken.
97
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Waren de matten eenmaal klaar en ingepakt, dan werden ze verkocht aan de groothandelaar die ze vervolgens over de diverse winkels verspreidde. Zendingen strengen en lopers werden naar de haven van Antwerpen vervoerd om vervolgens naar Engeland uitgevoerd te worden. De heer Machielsen wist nog dat de lopers werden gebruikt in de kerken en de dunne en dikke pees gebruikt werden als isolatiemateriaal. Dat de mensen van het vlechten niet rijk konden worden, blijkt wel uit liet feit dat men voor 40 meter “dikke pees-streng” 9 cent kreeg. Er waren ook mensen die zelf biezen gingen trekken op de heide langs de vennen. Men vlocht deze dan in dikke pees en naaide daar matjes van, welke men dan zelf langs de deuren ging verkopen om zo wat extra inkomsten te verkrijgen. Deze matten noemde men stekmatten. Het vlechten van biezen is in de oorlog opgehouden. Men mocht niet meer vrij de grens over en de afzet naar Engeland stagneerde helemaal. Na de oorlog was er nog weinig animo om te vlechten. Er waren nog maar enkele mensen die vlochten, want er werd meer geld verdiend met de wederopbouw en in de haven van Antwerpen. Zo is dus deze huisvlijt helemaal uit Putte verdwenen. Als de mensen stonden te vlechten zongen ze het oude liedje van Jan Mat bijnaam van Jan van Alten, de eerste die in Putte begon met biezen vlechten. Putte, december 1996 A.A.M. van de Berg-Buijs. Dit artikel werd met de toestemming van de auteur Mevrouw A.A.M. van de Berg-Buijs en Heemkundekring Het Zuidkwartier overgenomen uit het tijdschrift Tijding 1996 nr. 3, waarvoor dank. Aanvulling. Aangezien zowel mijn moeder, Maria Van der Klift, als mijn schoonmoeder, Hendrika Janssens, beiden geboren en opgegroeid zijn in Nederlands Putte heb ik van hen ook verhalen gehoord over het vlechten van matten. Zo vertelden zij dat in de vakantie elk kind ’s morgens en dit voor er aan spelen kon gedacht worden een aantal meters biezen moest vlechten. Volgens ouderdom, meisje of jongen, werd een bepaalde lengte vlechtwerk afgesproken waarvan zonder ernstige reden niet mocht afgeweken worden. Toen ik tijdens de jaren 1961 – 1966 zelf in Belgisch Putte woonde had ik opgemerkt dat in de zijgevel van het hoekhuis van de Frans Wautersstraat met de Ertbrandstraat dat vroeger bewoond werd door biezenhandelaar Mertens zich een onverklaarbare mysterieuze ring bevond. Slechts vele jaren later heb ik begrepen dat deze ring wellicht ooit gebruikt werd om biezen te vlechten. Deze ring bevindt zich nog steeds in deze zijmuur. Nieuwsgierig? Ga eens kijken! Bewerkt en aangevuld door Roger Van den Bleeken.
98
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
HET LIEDJE VAN JAN MAT Het was over honderd jaren, Dat hier Jan Mat verscheen, Hij liet Kaatsheuvel varen en kwam naar Putte heen Jan Mat, gij zijt verrezen, Uw roem zal nooit vergaan En zolang als Put zal leven, Zal steeds Uw naam bestaan. Hij kwam ons 't vlechten leren en bracht ons zoveel nut. Wij zullen hem vereren Hij is de man van Put. Wij zullen op hem roemen, Wij zullen er groot op gaan Geen Jordaens kan men noemen, noch in zijn schaduw staan Men mag Jordaens vrij geven Een marmer monument. Jan Mat is weer verrezen En is met roem content. U brengen wij onze hulde, U, beste maat Jan Mat, Gij zijt 't die Put vervulde met enen rijke schat En vlug als vingeren moede in 't vlechten niet willen mee, Dan drinken wij een goede, Een sterke tas coffee Als dat we werken buiten, Van regenbuien nat, Dan zingen wij of fluiten Het liedje van Jan Mat
99
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
De Rijkswacht landelijk en meer in het bijzonder die van Kapellen.
Logo Rijkswacht tot 1992
Logo Rijkswacht vanaf 1992
De Rijkswacht (gendarmerie) was tot 1 april 2001 de landelijke politiedienst van het Koninkrijk België. Op voornoemde datum is de Rijkswacht, samen met andere politiediensten, opgegaan in een nieuwe structuur, de lokale en federale politie.
Kort overzicht De Rijkswacht werd in de gebieden die nu in België liggen in 1796 opgericht onder het Franse bewind en was gebaseerd op de Gendarmerie Nationale in Frankrijk, met als opdracht het handhaven van de openbare orde en het verzekeren van de uitvoering van de wetten. Van oorsprong was de Rijkswacht een militaire eenheid en viel onder het Ministerie van Landsverdediging. Dit bleef vanaf 1830 ook in België zo. Op 1 januari 1992 werd de Rijkswacht gedemilitariseerd en onder het gezag van de ministers van binnenlandse zaken en justitie gesteld. De mening over de Rijkswacht bij de bevolking was zeer verdeeld. Sommigen loofden de discipline, de kwaliteit van de opleiding en de neutraliteit van het korps. Voor anderen had de Rijkswacht een slechte naam door de veronderstelde corruptie van een deel van de officieren en door vermoeden van rechts-extremisme onder een deel van de (oud-)rijkswachters. De meeste imagoschade heeft de Rijkswacht opgelopen door de haar toegewezen verantwoordelijkheid voor het gerechtelijk falen in de zaakDutroux.
100
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Met het Octopusakkoord van 1998 werd besloten het Belgische politielandschap grondig te hervormen, en de Rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie te fuseren tot een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (lokale en federale politie). Deze geïntegreerde politiedienst ging op 1 april 2001 van start. Aan het eind van haar bestaan werkten er 16.000 à 17.000 mensen, en was de Rijkswacht verdeeld in 427 brigades.
Oprichting van de Rijkswacht tijdens het Franse tijdperk (1795-1815). Landelijk Toen in 1795 de gebieden die nu België vormen bij Frankrijk werden ingelijfd bevond Europa zich op een belangrijk keerpunt in de geschiedenis. De slogans van de Franse revolutie, “vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid” werden in de maatschappelijke organisatie ingevoerd. Clerus en adel verloren hun voorrechten, de Kerk verloor haar bijna overheersende invloed op het maatschappelijk leven en de burgers werden ontvoogd. Op 30 oktober 1795 kreeg brigadegeneraal Wirion, toenmalig commandant van de Gendarmerie Nationale bij het leger van Samber en Maas, vanuit Parijs de opdracht de Gendarmerie met nieuwe divisies voor het Belgische grondgebied uit te breiden. De door generaal Wirion uitgewerkte organisatie werd op 10 juli 1796 per decreet goedgekeurd. Hiermee kreeg het Belgische gebied voor het eerst een centrale, verenigde en gecoördineerde politie. Tijdens het Ancien Régime was de dienst van de Marechaussee geregeld door verschillende wetten en besluiten. Op 17 april 1798 kondigde de Franse overheid een nieuwe wet op de Gendarmerie Nationale af, die alle dan bestaande wet- en regelgeving tot een geheel verwerkte en opdracht, functie, organisatie, de inwendige orde en de tucht regelde. Voormelde basisprincipes van deze wet zullen gedurende bijna 160 jaar, over de verschillende regimes heen, van toepassing blijven, en hebben zo het karakter van de Belgische Rijkswacht bepaald.
101
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Kapellen . Het grondgebied van Kapellen viel toen onder toezicht van de brigade van Stabroek (Lieutenance genoemd).
De brigade was gevestigd in Putte, het grondgebied van Stabroek, aan baan van Antwerpen naar Bergen op Zoom, hoogte van de Moretuslei.
op de ter
Pentekening Jos Peeters
Hierbij: een tekening van de rijkswachtkazerne van Putte en het liggingsplan.
Popp-plan van Putte.
102
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
De brigade hing af van de 2 de Divisie van het departement “Les Deux Nèthes” (provincie Antwerpen) – Compagnie Antwerpen. Het personeelsbestand toen, omvatte 1 luitenant, 1 brigadier en 4 rijkswachters te paard.
De Rijkswacht onder het Nederlandse bestuur (1814-1830). Landelijk Na de definitieve nederlaag van Frankrijk onder Napoleon werd de kaart van Europa grondig hertekend. De Belgische provincies werden bij de Nederlandse gevoegd. Op 26 december 1814 keurde prins Willem I der Nederlanden, staatshoofd van de Verenigde Nederlanden, een nieuw ontwerp op de organisatie van de Marechaussee goed. De benaming Gendarmerie verdween, maar de fundamenten van de Franse organisatie bleven behouden. Ook het “Reglement op de politie, de discipline en de dienst der Marechaussee” van 30 januari 1815, dat tot 1957 van toepassing zal blijven op de Belgische Rijkswacht, nam de Franse wet van 1798 grotendeels over.
Kapellen Vanaf nu kreeg het Corps Marechaussee ook als opdracht het waken over de veiligheid aan de grenzen en op de grote wegen. De oude kazerne in Putte van de vroegere Gendarmerie Nationale zal waarschijnlijk in een erbarmelijke toestand verkeerd hebben, want op 26 maart 1820 te 11.00 uur in de voormiddag bij het einde van de hoogmis in de hoofdkerk van Kapellen werd door de burgemeester Van Staey Christianus Franciscus bekend gemaakt dat op 21 april 1820 te 11.00 uur in de voormiddag zal overgegaan worden door de arrondissementscommissaris van de toewijzing van de leveringen voor het degelijk inrichten van de kazerne van de Marechaussee gestationeerd te Hoevenen (Putte). Waarschijnlijk hebben voornoemde aanpassingen het comfort van de rijkswachters niet voldoende verbeterd, want op 26 september 1827 na nieuwe klachten, schreef de burgemeester “ dat de verplaatsing van de kazerne niet doelmatig of noodzakelijk is gezien Putte als statieplaats erkend was en dat de aanwezigheid van de marechaussee daar meer dan vereist was”. Met de opmerking dat de kazerne niet meer geschikt was en bovendien ongezond zou zijn was de burgemeester niet akkoord. Hij schreef in zijn antwoord dat de gemeente Putte mag beschouwd worden als een der gezondste streken van de provincie gezien zij hoger gelegen is en ook omdat er nooit een besmettelijke ziekte werd vastgesteld. Waarschijnlijk wrong het schoentje elders, want verder verklaarde de burgemeester “van alle hoop ontbloot te zijn om een welvoeglijke woning tot kazerne in de gemeente te bezorgen”. Brigadecommandant Corthals hield echter voet bij stek want op 19 oktober 1828 schreef hij dat door stormwind en het slecht onderhoud er 10 ruiten vernield werden in de kazerne. Niet alleen het gebouw was in minder goede staat, ook over de uitrusting van zijn manschappen was onze commandant niet te spreken. Op 22 mei 1829 schreef hij dat hij verplicht is geweest om de beddenlakens “ gezien de slechte staat en viezenlijke staat” buiten gebruik te stellen. Hij schreef ook nog “ de overigens zo lang gevraagde en toegestane wollen dekens blijf ik nog altijd tegemoet zien” … en verder “ betreffende de matrassen deze zijn ook in een zeer slechte staat”.
103
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Terloops vermeldde hij ook nog “dat hij bemerkt heeft dat de vele reparaties welke hij opgegeven heeft niet door de opnemers in ogenschouw werden genomen, voornamelijk de steen op de waterput staat om in te vallen”. Een goede rijkswachter trekt zijn plan en onze commandant liet zelf zijn linnen wassen. Op 18 oktober 1829 vroeg hij de terugbetaling van de gedane kosten. Hij kreeg dan ook op 11 maart 1830 de som van 26,40 gulden terug voor: !
Het wassen van beddenlakens ten behoeve van de 4 marechaussees, acht zomermaanden alle 15 dagen en de 4 wintermaanden alle 30 dagen aan 23 cent per paar: 18,40 gulden,
!
Het wassen ven 8 beddendekens dienende voor 4 manschappen aan 70 cents het deken: 5,60 gulden,
!
Het veranderen van 4 strozakken en dat 2 maal in het jaar aan 30 cent: 2,40 gulden.
Gezien onze commandant bleef aandringen werd begin 1830 dan ook gestart met een aantal werken waarvoor het bestek reeds in november 1828 was opgemaakt en de offertes in mei 1829 werden geopend. Er werd een houtstal bijgebouwd in de kazerne, kostprijs 74 gulden. Tevens werden de zolder, de deuren en de vensters hersteld, alles samen een kostprijs van 46,30 gulden. Waarom weten we niet, maar tegelijkertijd werd er een gevangenis voor vrouwen gebouwd. Deze plaats werd voorzien in de achterkeuken van het kwartier, waar de marechaussee Ceulemans verbleef. De afmetingen van dit afzonderlijke lokaal waren: lengte 2 ellen en 58 duimen (ongeveer 2,98 meter), breedte 1 el en 70 duimen (ongeveer 2,59 meter). Het inrichten en bouwen van dit lokaal kostte 63 gulden. Daarenboven werden in de paardenstal een paal en slagboom vernieuwd, het resteel (houten traliewerk, in schuine richting boven de voederbak in stallen of hokken aangebracht, waarachter men het hooi, gras enz. werpt) hersteld, en de kribbe (voederbak) gevloerd, werd de bornput hersteld en werden ook de deuren en vensters van de stal degelijk hersteld, en dit alles voor een kostprijs van 12 gulden. Om verdere klachten te voorkomen kwamen op 27 januari 1830 de burgemeester van Stabroek en een lid van de gemeenteraad van Kapellen ter plaatse om de gedane werkzaamheden te examineren. Voornoemde werken werden na openbare aanbesteding uitgevoerd door Theodorus Vos, timmerman uit Ekeren, nadat hij hiervoor goedkeuring had ontvangen van “ Hunnen edelhoogachtbaren Heren Gedeputeerde Staten der Provinciën” op 17 mei 1829. Iedereen was tevreden want de werken werden nagezien, onderzocht en bevonden dat alles aan de vereiste hoedanigheid, aangehaald in het bestek, in orde werden bevonden”.
104
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
Ontstaan van de Belgische “Gendarmerie Nationale” Landelijk Onmiddellijk na de Belgische revolutie van augustus en september 1830 begon de voorlopige regering (26 september 1830) met de organisatie van de Belgische staat. Op 26 december 1830 werd er een wet goedgekeurd die de organisatie en werking van de nationale politiedienst regelde. Passend in de algemene anti-Nederlandse en pro-Franse sfeer werd de dienst weer tot “Gendarmerie Nationale”, in het Nederlands “de Nationale Rijkswacht” omgedoopt. Wel werd bepaald dat de bestaande wetgeving van toepassing bleef: de gendarmen voerden hun opdrachten uit volgens de vroegere voorschriften, en dit tot 2 juni 1958 toen de wet van 2 december 1957 betreffende het statuut van de Rijkswacht van kracht werd. In 1863 werd een “Dépôt d'instruction” opgericht waar de rekruten een gecentraliseerde opleiding kregen. Later zou dit onderrichtdepot uitgroeien tot de Koninklijke Rijkswachtschool. In 1913 werden mobiele groepen gevormd. Deze moesten een nationale reserve vormen die in geval van noodzaak snel ingezet kon worden.
Kapellen In het gemeenteraadsverslag van september 1837 lezen we: “De kosten van de gendarmeriekazerne en het kazernement welke het eerste ten laste van het kanton en het tweede ten laste van de gemeente Kapellen waren zijn nu ten laste van de provincie. Aangezien het batiment aan het kanton toegeëigend is, betaalde de provincie 400 BEF per jaar voor de huur”. Deze 400 BEF waren toereikend voor de uitvoering van de nodige herstellingen en voor de noodzakelijke verbeteringswerken aan het gebouw. Lange tijd bleef het dan stil in Putte bij onze rijkswachters. Het oude gebouw van de Rijkswacht werd pas verlaten in 1892 toen de Brigade verhuisde naar de Ertbrandstraat, ter hoogte van de Klinkaard. Vanaf dan sprak men ook officieel van de Brigade Kapellen. In 1908 was het de Compagnie Antwerpen die de Brigade Kapellen beheerde. In 1913 werden we toegevoegd aan het district Merksem onder de Compagnie Antwerpen. Hoe onze mannen aan de Klinkaard gelegerd waren kan je zien op de foto op de volgende bladzijde. (Achteraan zie je Café De Kruisbaan).
De Rijkswacht tijdens Wereldoorlog I Landelijk Als deel van de militaire organisatie leverde de Gendarmerie een belangrijke bijdrage bij de voorbereiding van de aankomende oorlog. Het verzamelen van inlichtingen, het verdelen van marsbevelen en het medewerken aan opeisingen behoorden tot de “normale” taken tijdens de mobilisatie. Tijdens de oorlog zelf
105
’t Bruggeske 42st e jaargang – september 2010 – nummer 3.
voerden de rijkswachters ook andere belangrijke taken uit: zij verzorgden het begeleiden van de koning en de militaire opperbevelhebber, de bewaking van het Groot Hoofdkwartier, en namen deel aan de verdediging van vestingen. Vele rijkswachters sneuvelden in militaire acties.
Kapellen Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd een groot gedeelte van Putte platgelegd om een goed waarnemingsveld te hebben langsheen de elektrische draad. Deze lag op de grens tussen het bezette België en het vrije Nederland. De kazerne van de Rijkswacht die in het waarnemingsveld van het fort van Ertbrand lag, werd volledig vernield door de Duitse troepen zodat de commandant en zijn mannen een onderkomen moesten zoeken op de Driehoek in het huis naast Café De Kruisbaan.
De Rijkswacht tijdens het interbellum. Landelijk Na de wapenstilstand van 1918 hervatte de Gendarmerie haar dienst in het gehele land. Er volgde een periode van relatieve rust, die zou duren tot aan de grote socio-economische crisis van de jaren dertig. De sociale spanningen en de economische ineenstorting zorgden voor woelige tijden. Net als andere landen werd België geconfronteerd met stakingen, betogingen en andere vormen van sociale onrust. De opdracht van de Gendarmerie, het handhaven van de openbare orde en het doen naleven van de wetten, plaatste de rijkswachters vaak direct tegenover grote delen van de bevolking, die in de
106
â&#x20AC;&#x2122;t Bruggeske 42st e jaargang â&#x20AC;&#x201C; september 2010 â&#x20AC;&#x201C; nummer 3.
Gendarmerie soms de verpersoonlijking zag van datgene wat ze op sociaal gebied bevochten. Nadat midden de jaren dertig de rust teruggekeerd was, werd de Rijkswacht gereorganiseerd. In het bijzonder werden de mobiele eenheden versterkt om sneller en flexibeler op grote openbare manifestaties te kunnen reageren.
Kapellen Na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd de brigade van Putte terug operationeel en in 1921 werd zij ondergebracht in de huizen aan de Ertbrandstraat nr 118-120 en 122.
Vanaf 1933 werd de Lieutenance Stabroek omgedoopt tot Brigade Putte, met als bezetting 1 brigadier en 4 rijkswachters te paard. In 1936 kregen we een volwaardige Brigade te voet onder het District Merksem met 2 gegradueerden en 5 manschappen en vanaf januari 1940 1 man extra. Wordt vervolgd. Swa Groenewege
107
BOUWBEDRIJF J. VALCKENBORGH Starrenhoflaan, 5 - 2950 Kapellen Tel. 03/660.14.20 ww.valckenborgh.be Algemene aannemingen Î eigen schrijnwerkerij Î keuken- en interieurinrichting. !""#$%&#'($)*+,$$$-$$$%&#'($(*! $ ./&01$%&#(! $
2'34'5'3&(6'($7$2,186#'9 :8,8&#(1183,,8$; ;<=>$?,@'AA'($ 8'A$$$$$B$>CDEE>F>=F== G,H$$$$B$>CDEE>F>=F=> 61"$B$>IJJDCEFE<F>=
2#'8)'(83K"$$+*+,$$$$
L35'(9$#38/#@'9&18$ M/3F$N,AA'",(1183,,8$$;$-$$;<=>$$?,@'AA'($ 8'A$ B$>CDEEI$OI$;=$$$G,H$ B$>CDE>=$;P$<C$ "#$%&'%()*(#)+,-./($ QQQF*#'8)'(83K"F+'$ 2#'8,(,AR1'$Î$:8'K(4#A'($Î$2#'8*'34#36&(6$Î$ S,(&)K3'$Î$S,11,6'$Î$:8'K(-$'($,9'31@,85#K1'(
FTKGOCCPFGNKLMU""VKLFUEJTKHV""ÓV"DTWIIGUMG HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ANTWERPSESTEENWEG 2 BUS 2 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083
BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1
!"#$%%&'()*!'%%!'+,'(% -"#*'&%% %%%%%%%%%%*./0.12.% %%%%%%%%%%%%%%%%#34560708292.%% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%#90.62.% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%-32:9;<=025%
!!
>"(#&&,(??,%@A B -?#'CC'+%DAEF%% ,'CG%F@HIFEHJDHIK%% 2BL403G%8<=M529N08282.629O5;M.26H/2% %
BC 30832