Traiteur Luc Van Walle
Verzorging van al uw feesten:
!"#$%&'($)*+ ,-..")&$/$$01$)*+ 2$3$41&$0*+ 5-//&$16/$%0*+ 7&)$80*+ 9":&%$6*+ ;<-)=/$$01$)*+>6)($11$)*+?6($)=&)$80*+@$80-)$$%0 /$$01$)*+$A=A + Kp"hgguv|ccn"ÑFg"LcejvjqqtpÒ"."dkl"w"vjwku"qh"kp"ggp"|ccn"pcct"mgw|g0 +
+ +
!"#$%&'%(#%()
Warm en koud buffet, Breugheltafel en Barbecue. All-in formule Î onbeperkt in aantal personen.
+ + + @8&<B+468(&)C+D+1"&)+.$1+04$$%E-$(+<--8+(&)=$8$)A + F--8+<$8=$8$+&)%&3E1&)C$)+$)+6=<&$0+0166)+#&'+01$$=0+<--8+"+(%668A + G$$01H66%+=$+963E1E--8)+Ï+I86&1$"8+J"3+F6)+K6%%$A+ ;)1#$840$01$$)#$C++LMN++O++PQMR++564$%%$)A+ I$%A+RNOSSM+PR+NT++U++VWXA+RYQS+SR+MR+SM++U++G;ZA+RN OSRM+MN+PM+ [O.6&%\++&)/-]'63E1E--8)A:$++++U+++KKKA'63E1E--8)A:$+
+
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
‘t Bruggeske Driemaandelijks tijdschrift van Heemkring Hoghescote vzw . Zetel: Antwerpsesteenweg 2 - Bus 2 - 2950 Kapellen.
http://www.heemkring-hoghescote.be 42ste jaargang – nummer 4
december 2010
_______________________________________________________ In dit nummer... -
-
Bladwijzer – 108 In Memoriam Jef Herman - 109 Lidgeld 2011 - 111 De Rijkswacht landelijk en meer in het bijzonder die van Kapellen - 112 Historiek van de Antwerpse en Kapelse gasmaatschappij - 122 Kapellen en de familie Le Grelle - 135 Aanwinsten voor het Hoghescote-archief - 143
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het door hem ingezonden artikel.
Verantwoordelijke uitgever: Roger Balbaert Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Redactie en Lay-out: Roger Van den Bleeken p/a Antwerpsesteenweg 2 bus 2 – 2950 Kapellen. Tel: 03.664 63 22. Kaftontwerp: T. Hanssens. Copyright "Heemkring Hoghescote vzw" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op een andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. Ledenblad ’t Bruggeske verschijnt vier maal per jaar en wordt aan elk lid van Heemkring Hoghescote toegezonden. Het lidmaatschap bedraagt per jaar: 10 euro als gewoon lid en 20 euro als erelid. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening: 413-7205071-65 op naam van: Heemkring Hoghescote vzw. – Antwerpsesteenweg 2 – Bus 2, 2950 Kapellen, met de vermelding "Lidgeld". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog in voorraad, zijn te verkrijgen op het redactieadres tegen 3 euro per exemplaar.
_______________________________________________________
108
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
In Memoriam Jef Herman Kapellen - °3.10.1937 - † 16.11.2010 Alhoewel wij wisten dat sinds enkele weken de gezondheidstoestand van Jef plots snel verslechterd was en hij daardoor zelfs in een rust- en verzorgingstehuis diende opgenomen te worden, waren wij toch verrast toen wij vernamen dat hij op dinsdag 16 november overleden was. Onze gedachten gingen daarbij in de eerste plaats naar zijn familie: zijn echtgenote Nicole, zijn kinderen en zijn kleinkinderen die hem zo dierbaar waren. In naam van het bestuur en de leden van Hoghescote wensen wij hierbij dan ook onze oprechte deelneming te betuigen aan de familie bij dit te vroeg afscheid van een liefdevolle echtgenoot, vader en bompa. Wij zullen hem steeds blijven herinneren als een gewaardeerd bestuurslid van Hoghescote en een warme vriend van ons allen.
109
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Wij leerden Jef kennen in 1997 toen hij bij zijn pensionering zijn vrije tijd nuttig wilde invullen en aansloot bij de bestuursploeg van onze heemkring. Als geboren en getogen Kapellenaar was hij gedreven om het Kapelse dorpsleven zoals het zich afspeelde in zijn kindertijd voor het nageslacht vast te leggen. Hij schreef hierover verschillende artikelen in ’t Bruggeske en dit niet alleen met zijn eigen herinneringen maar ook met deze van oudere Kapellenaren die hij thuis ging interviewen. Hij was ook gefascineerd door de karaktervolle huizen in de straten rond het Kapelse station. Samen met wijlen Rik Berkhof als filmmaker en ingesproken door Helga Smets maakte hij over deze buurt niet alleen een enig mooi maar vooral een waardevol filmdocument naar de toekomst toe. De film kreeg als naam: “Geveltjes kijken.” Later, tijdens een Open Monumentendag, maakte hij, weer samen met Rik Berkhof, een film over oude ambachten waarvan het scenario zich afspeelde in het atelier van David Van Herck in de Streepstraat te Kapellen. Ook muziek was zijn passie. Wie herinnert zich niet hoe Jef tijdens een van onze daguitstappen aan de Ruhrsee de piano begon te bespelen en daarbij het ganse gezelschap aan het zingen kreeg. Als dirigent van het kerkkoor in de kerk van de Oblaten in het Essenhout zou hij trouwens jaren de misvieringen mee opluisteren. Toen hij zowat drie jaar geleden verklaarde niet langer aan de bestuursvergaderingen te willen of liever te kunnen deelnemen en hij daarna ook het verbeteren van de proefdruk van ’t Bruggeske niet langer aankon, hebben wij Jef stilaan de strijd tegen Alzheimer zien verliezen. En nu is hij er niet meer. Door zijn gedrevenheid is hij er wel in geslaagd zijn leven zin te geven en zal hij voor altijd in onze herinnering blijven voortleven door zijn films en artikelen. Wij wensen zijn echtgenote en familie veel sterkte toe om het verdriet bij het verlies van deze geliefde en dierbare man te verwerken.
Voor bestuur en leden van Heemkring Hoghescote.
110
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
LIDGELD 2011 Het jaar 2011 belooft een spannend jaar te worden. Wij kregen destijds de verzekering van het schepencollege dat volgend jaar ons documentatiecentrum zal overgebracht worden van het OudGemeentehuis naar de hoeve Van Paesschen die dan volledig zal gerenoveerd zijn. Wij hopen die verhuis zo spoedig mogelijk te realiseren teneinde onze leden nog een betere dienstverlening te kunnen verzekeren. Verhuizen en een nieuw lokaal herinrichten kost echter geld, veel geld. Daarom rekenen wij er stellig op dat al onze leden hun lidmaatschap voor het komende jaar zeker zullen hernieuwen. En toch willen wij het lidgeld voor 2011 behouden op: 10 euro als gewoon lid en 20 euro als erelid. Om onze bestuursleden niet te verplichten door het koude winterweer op pad te gaan om de lidgelden aan huis te gaan ontvangen, stellen wij de volgende regelingen voor: 1. U kan het lidgeld gewoon overschrijven op onze zichtrekening bij de KBC - BE18 4137 2050 7165 waarvoor in bijlage een overschrijvingsformulier. 2. U kan tot 31 december 2010 uw huidige jacobuscheques in een omslag steken en deponeren in onze brievenbus van het documentatiecentrum: Antwerpsesteenweg 2 te Kapellen. 3. U kan na ontvangst van de nieuwe jacobuscheques deze op dezelfde wijze bezorgen via onze brievenbus. 4. U kan het geld steken in een omslag en deze deponeren in onze brievenbus. Vergeet dan niet om duidelijk uw naam en adres te vermelden op de omslag. Wij danken u bij voorbaat voor uw medewerking en willen tevens de eerste zijn om u de beste wensen over te maken voor een voorspoedig, gezond en gelukkig nieuw jaar 2011.
Voor het bestuur van Hoghescote Patrick Seiffermann – Penningmeester
111
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
De Rijkswacht landelijk en meer in het bijzonder die van Kapellen. (vervolg en slot) De Rijkswacht tijdens Wereldoorlog II Landelijk Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog voerde de gendarmerie weer de taken uit die haar in deze situatie opgelegd werden: meewerken aan de mobilisatie en bijdragen tot de binnenlandse verdediging van het grondgebied. De vijandelijkheden waren snel voorbij, België capituleerde, en de Rijkswacht werd verplicht met de bezetter samen te werken. Deze ontnam de gendarmerie haar militaire karakter. In juni 1940 instrueerde de commandant van de Rijkswacht zijn organisatie zodat deze zich onder de bezetter uitsluitend zou bezighouden met de uitvoering van burgerlijke en gerechtelijke taken. Bijzondere aandacht moest besteed worden aan het herstel van het wegverkeer. De betrekkingen met de bezetter waren gebaseerd op de strikte en exclusieve toepassing van de Belgische wetgeving. Daardoor werkten de rijkswachters niet mee aan de opsporing en arrestatie van joodse burgers, de opvordering voor de verplichte arbeidsdienst en het aanhouden van dienstweigeraars of het aanhouden van communisten. Integendeel, vele rijkswachters boden hulp aan de verzetsstrijders of namen actief deel aan het verzet. Deze attitude ging niet ongemerkt aan de Duitse autoriteiten voorbij en in 1942 greep de bezetter in. Het commando van de Rijkswacht werd ultimatief opgevorderd “die elementen te verwijderen die in plaats voor de openbare orde voor wanorde, ongehoorzaamheid en onveiligheid zorgen.” Een groot aantal gendarmes werd uit hun functie ontslagen, maar de geest van verzet bleef in het korps leven.
Kapellen Het noodlot bleef onze rijkswachters achtervolgen want in 1940 werd ook daar (Ertbrandstraat 118-120-122) hun onderkomen volledig vernield bij een luchtbombardement en moesten zij een tijdelijke verblijfplaats zoeken in het kasteel van Moretus te Stabroek. Het verblijf in het kasteel was slechts van korte duur want reeds in 1941 is onze Commandant Kerstens met zijn mannen gelegerd in het centrum van Kapellen, namelijk in de Sevenhanslei nr 24. Zie foto’s van de toen gebruikte lokalen in het kasteel en de vestiging te Kapellen op de volgende bladzijde. 112
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Tijdelijke verblijfplaats in het kasteel van Moretus te Stabroek.
Sevenhanslei nr 24 te Kapellen
In 1942 kwam er dan het oorlogsdistrict Brasschaat dat op 3 augustus 1945 officieel het District Brasschaat werd met in de Brigade Kapellen een bezetting van 3 gegradueerden en 7 manschappen. Ook enkele leden van de brigade van Kapellen waren actief in het verzet tegen de Duitsers. Wachtmeester René De Pauw liet hierbij het leven. 113
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
René De Pauw, zoon van een landbouwer werd op 17 juni 1909 te Boekhoute geboren. Zijn vader was Aimé De Pauw en zijn moeder Van de Velde Marie-Louise. Hij behoorde tot de militieklasse 1929 en onder het stamnummer 149.259.90 vervulde hij zijn legerdienst bij het 1ste Regiment Gidsen in het kamp van Beverlo waarna hij rijkswachter werd. Door zijn inzet en vakbekwaamheid werd hij weldra bevorderd tot wachtmeester en aangesteld in de rijkswachtbrigade van Kapellen waar hij correct en gewetensvol zijn plicht vervulde. Hij was gehuwd met Elza Van Laere. Het gezin woonde in de Tuinwijk nummer 8 in Kapellen en telde 2 kinderen, namelijk Roger en Diana De Pauw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij onmiddellijk bij de oprichting actief lid van de Nationale Koninklijke Beweging. Samen met andere weerstanders zorgde hij voor het overbrengen van geallieerde piloten en verleende hij hulp aan ondergedokenen. Door een verklikker werden zijn activiteiten overgebracht aan de Duitse bezetter en op 19 januari 1944 werd hij in zijn woning aangehouden door de Gestapo. Op dat ogenblik verstopte hij in zijn huis een Luxemburgse onderdaan. Hij werd tijdelijk opgesloten in de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen en op 8 mei 1944 afgevoerd via het concentratiekamp Dora(hoofdkamp) naar Nordhausen, waar hij verbleef onder het nummer 49.221. Na onmenselijk lijden overleed hij aldaar op 31 maart 1945. Tijdens de gemeenteraad van 27 augustus 1946 werd de Tuinwijk omgedoopt in René De Pauwstraat.
Wachtmeester René De Pauw.
Postuum werden hem de volgende eretekens overhandigd: !
op 16 februari 1946 bij besluit van de Prins Regent nummer 1859: de Herinneringsmedaille van de Oorlog 1940-1945,
!
op 6 januari 1947 bij besluit van de Regent nummer 3363: de Medaille van de Weerstand, 114
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
!
op 6 januari 1947 bij besluit van de Regent nummer 3370: Het Kruis van Ridder in de Orde van Leopold II met palm, evenals het Oorlogskruis 1940 met palm,
!
op 12 oktober 1950 bij koninklijk besluitnummer 251: het Kruis van Politieke Gevangene 1940-1945 met 3 sterren.
Op 24 november 1947 werd aan de Rijkswachtkazerne een gedenksteen onthuld door Luitenant-generaal Leroy en dit in aanwezigheid van Kolonel Pisart en Kolonel Mees van de Rijkswacht, Majoor Fastrez, Commandant van de Territoriale Groep Antwerpen en vele andere hoogwaardigheidsbekleders. Toespraken werden gehouden door Kapitein Rathe, makker De Landsheer en eerste opperwachtmeester Peeters, stichter van de N.K.B.-Kapellen.
Foto van de inhuldiging van de gedenksteen aan de kazerne in de René De Pauwstraat.
De gedenksteen werd later overgebracht naar de kazerne in de Bevrijdingslei, nadien in de Streepstraat en hangt momenteel aan de gevel van het politiekantoor in de Pastoor Vandenhoudtstraat.
De Rijkswacht na Wereldoorlog II Landelijk In die jaren speelde het korps een belangrijke rol in de repressie, gaande van het opsporen en arresteren van collaborateurs over het meewerken 115
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
aan de gerechtelijke onderzoeken en de processen, tot het uitvoeren van de doodstraffen door het leveren van executiepelotons. Op 2 december 1957 werd de door de grondwet voorziene wet op de Rijkswacht gepubliceerd. Deze wet verving de tot dan bestaande, deels bijna 160 jaar oude wetgeving uit de Franse en Nederlandse periodes. De wet bevestigde het militaire karakter van de Rijkswacht, maar creëerde de autonomie van de Landmacht, waarvan het korps tot dan toe deel uitmaakte. De Rijkswacht was nu een onafhankelijke krijgsmacht binnen de uitvoerende macht, onder de voogdij van de ministeries van Defensie, Binnenlandse Zaken en Justitie. De jaren zestig werden gekenmerkt door een opmerkelijke toename van de zware, vaak georganiseerde criminaliteit: hold-ups, drughandel, terrorisme. Het Centraal Bureau voor Opsporingen (CBO) en de Bewakingen Opsporingsbrigades (BOB) werden opgericht, het korps kreeg een dekkend radionet, de eerste computers deden hun intrede, en er werden speur- en drughonden in gebruik genomen. De jaren tachtig brachten nieuwe en grote problemen. Enerzijds leidden verschillende factoren ertoe dat de werkdruk op het korps sterk toenam. Brussel groeide uit tot een van de belangrijkste diplomatieke plaatsen van Europa, waardoor de nood aan permanente bescherming van gebouwen, inrichtingen en personen sterk steeg. Bovendien werd het land in die periode geconfronteerd met tot dan toe ongekende uitingen van georganiseerde criminaliteit: het was onder meer de periode van aanslagen van de CCC (Cellules Communistes Combattanten), van de overvallen van de Bende van Nijvel. Het was ook de periode van het Heizeldrama op 29 mei 1985, waarbij 39 voetbalsupporters het leven lieten en waarvoor de Rijkswacht ook in belangrijke mate de “zwartepiet” toegeschoven kreeg. Ook op politiek vlak gebeurde er veel: in 1990 werd het Pinksterakkoord afgesloten. Hierdoor werd de Rijkswacht gedemilitariseerd, en omgevormd tot een “algemene politiedienst met bevoegdheid over geheel het Rijk voor de bestuurlijke en de gerechtelijke politie”. De wet die dit alles regelde werd afgekondigd op 18 juli 1991 en trad in voege op 1 januari 1992. Daarnaast was er de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, eveneens onderdeel van het “Pinksterplan”, die op 1 januari 1993 van kracht werd. Voornoemde wetten bepaalden onder meer: !
het wettelijke kader, waarbinnen aanvaard moest worden,
de
politiezorg
uitgeoefend
en
!
de grondbeginselen inzake het gezag over en de leiding van de politiediensten. Er kwam een harmonisatie tussen de 116
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
bevoegdheidsgebieden en verantwoordelijkheden van de politie en van de administratieve autoriteiten, !
de fundamentele doelstellingen van de politiedienst, namelijk de bescherming van rechten en vrijheden van het individu, en de bescherming van de democratische maatschappij,
!
de gevallen waarin de politie dwang mag uitoefenen duidelijker vast,
!
het kader voor een samenwerking en coördinatie tussen verschillende politiediensten,
!
de zorg voor een politieambtenaren.
betere
juridische
bescherming
van
de
Om de samenwerking tussen de lokale politiediensten te verbeteren werden er vanaf 1995 “Interpolitiezones” opgericht. Binnen zulke zone, die meestal enkele gemeenten omvatte, zorgde een coördinator tussen de gemeentelijke politie en de Rijkswacht voor een permanente en volledige basiszorg en werd ernaar gestreefd de beschikbare middelen van de korpsen beter in te zetten. Vooral de samenwerking en de doorstroming van informatie tussen gerechtelijke politie en Rijkswacht functioneerde vaak niet of slecht. Deze tekortkomingen kwamen in 1996 op dramatische wijze in de openbaarheid met de zaak Dutroux. De kortstondige ontsnapping van Dutroux tijdens de inzage van zijn dossier in april 1998 vormde de katalysator voor de grote politiehervorming, die het einde van de Rijkswacht zou betekenen. Op 23 mei 1998 sloten de vier politieke partijen die de meerderheid vormden een akkoord met vier oppositiepartijen over de toekomstige inrichting van de politie in België. Dit akkoord, met verwijzing naar het aantal partijen dat het afsloot (8), Octopusakkoord genoemd, voorzag de oprichting van een geïntegreerde politiedienst op 2 niveaus: !
op lokaal niveau, in elke politiezone, een enkele politie die de volledige basispolitiezorg verzekert (de lokale politie),
!
op federaal niveau, een enkele politiedienst, die de lokale politie ondersteunt en gespecialiseerde functies uitoefent (de federale politie).
De nieuwe politieorganisatie werd op 1 januari 2001 ingevoerd. De meeste rijkswachters van de brigades gingen op die dag over naar de lokale politie, de meeste leden van de BOB en van de generale staf gingen over naar de federale politie. Luitenant-generaal Herman Fransen, de laatste commandant van de Rijkswacht, werd de eerste commissaris-generaal van de federale politie.
117
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Kapellen In 1950 werd nogmaals veranderd van kwartier en dan vinden wij Commandant Philips en zijn manschappen terug in het huis gelegen op de Antwerpsesteenweg nr 28 (hoek Bevrijdingslei).
Hoek Bevrijdingslei In “De Polder” van 1 mei 1955 lezen we: S3??J!OIIK!B?M!A?H>;KG?KC?EIKJL&!:?!O?KH?G?H!>;M!??KF;HA!B?M!4;J?FL! 6CDELP;=BM?KLEIKJL!>?!<?L=BCEECHA!R;F!EKCDA?H!IO?K!??H!D??J&!:;;K!>CM!K??>L! <CD!M;FKCDE?!EIKJL?H!B?M!A?O;F!CL%!EIGM!RNFEL!HC?M!M?!OKI?A&!0?H!ANF>?H!K;;>!;;H! >?!CGG?K!;FL!K;R?H>!>IIK!B?M!>IKJ!LHIKK?H>?!;NMIGI<CFCLM?H%!BIN>M!B?M! BIIALM?HL!<CD!>?!MI?A?LM;H?!G;QCGNGAK?HL!O;H!)'!EG!CH!>?!>IKJLEIG%!I@! ;H>?KL%!B??F!M?K?=BM%!IJ!B?M!<I?ED?&T! Ook de effectieven en de middelen van de Brigade werden regelmatig gewijzigd en opgevoerd, zodat we in 1984, mede door de fusie met Hoogboom, een personeelsbestand hadden van 1 adjudant, 2 keuronderofficieren en 10 onderofficieren. Met deze bezetting en het steeds groeiend werkvolume werd er opnieuw uitgekeken naar een aangepaste behuizing. De plannen voor een aangepast logement kregen al een vaste vorm in 1979. In 1980 werd overgegaan tot de aankoop van de bouwgrond en in april 1983 werden de werken gestart.
118
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Op 7 december 1984 werden de nieuwe gebouwen van de Rijkswacht gelegen in de Streepstraat nr 20 feestelijk ingehuldigd. De brigade opereerde toen vanuit die gebouwen voor het grondgebied Stabroek (met Hoevenen) en Kapellen (met Putte, Hoogboom en Zilverenhoek), onder leiding van Commandant Fons Verschueren.
Uit de openingsrede van Kapitein Van Dijck, Districtscommandant citeren wij: S1?M!NCM?CH>?FCDE!K?LNFM;;M!E;H!D?!HN!BC?K!RC?H%!?H!CE!G??H!>;M!;F!>C?A?H?!>C?! <?MKIEE?H!RCDH!A?P??LM!G?M!!>?!K?;FCL;MC?!O;H!>?R?!A?<INP?H!M?K?=BM!@C?K! GIA?H!RCDH!IJ!>?R?!O?KP?R?HFCDECHA&!1?M!=IG@IKM!>;M!>CM!EP;KMC?K!<C?>M!R;F!CH ! LM?KE?!G;M?!>?!EP;FCM?CM!O;H!B?M!P?KEGCFC?N!?H!IIE!O;H!B?M!P?KE!R?F@! O ? K < ? M ? K ? H & ! / ; ; K H ; ; L M ! < C ? > M ! > ? R ? ! E ; R ? K H ? ! I I E ! H N M M C A ?! O?CFCAB?C>LOIIKRC?HCHA?H%!P;M!O;H>;;A!>?!>;A!R?E?K!HC?M!IH<?F;HAKCDE!CL&! 6?=?HM?!A?<?NKM?HCLL?H!CH!IHL!>CLMKC=M!<?O?LMCA?H!MKINP?HL!>;M!CHO?LM?KCHA?H! CH!O?CFCAB?C>!A??H!HNMM?FIR?!NCMA;O?H!RCDH&!2E!B?KCHH?K!8!CH!>CM!O?K<;H>!;;H!>? ! <?L=BC?MCHA!O;H!>?!E;R?KH?!O;H!5;FF?!?H!>?R?!O;H!7=BCF>?!CH!>?!FIIJ!O;H!>CM! D;;K&!-FOIK?HL!IO?K!M?!A;;H!MIM!>?!CHR?A?HCHA!?H!B?M!>IIKEHCJJ?H!O;H!B?M!FCHM! P?HL!CE!M?HLFIMM?!>?!<NKA?G??LM?K!O;H!4;J?FF?H!S>?!1??K!5CHCLM?K! .N=BG;HHT!M?!>;HE?H!OIIK!RCDH!IHMO;HALM!IJ!B?M!A?G??HM?BNCL&T In januari 1995 kwam Gust Van den Broeck als Commandant aan het hoofd van de brigade in Kapellen. In 1998 werden de openingsuren van het vast onthaalpunt in de brigade verlengd. Daarmee trachtte “onze rijkswacht” die burgers te bereiken die gedurende de dag werkverplichtingen hadden en die door de rijkswacht om diverse redenen moesten verhoord worden. (als getuige, slachtoffer, of op vraag van het parket)
119
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Toen er in 1999 een asielcentrum (onthaalcentrum) in Hoogboom kwam, verontrustte dit de mensen van de buurt. De Rijkswachtcommandant Gers registreerde vanaf het begin alle meldingen over de Kapelse asielzoekers. We hebben daarover veel geleerd van het lopende project in Lint, vertelde hij. In januari 2000 benadrukte hij dat de feiten gepleegd door inwoners van het Kapels centrum een zeer klein percentage was van het totale aantal feiten. Het betrof meestal winkeldiefstallen. Dat mag uiteraard ook niet, maar het valt wel op dat het vooral over sigaretten, ondergoed en drank ging. Een grote concentratie van mensen brengt altijd feiten met zich mee. Ook in 2000 organiseerde de Rijkswacht verschillende preventieavonden tegen de rondtrekkende inbrekersbenden. Deze avonden werden duidelijk gesmaakt door de inwoners van Kapellen. Op elke info-avond was er een massa volk dat niet altijd in de zaal kon, en moest men een tweede avond inrichten. Met het Octopusakkoord van 1998 werd besloten het Belgische politielandschap grondig te hervormen, en de Rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie te fuseren tot een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus (lokale en federale politie). Deze geïntegreerde politiedienst ging op 1 april 2001 van start. In 2004 is het ganse gebouw van de Rijkswacht in de Streepstraat openbaar verkocht door notaris Wuyts van Kapellen. Tot slot nog even alle Commandanten van de brigade van Kapellen op een rijtje.
1796: Corthals Petrus
1838: Toudy Charles
1844: onbekend
1860: Van Geer François
1868: Haegeman Adrien
1870: Cammaert
1880: Moreau Antonius
1883: Van der Hallen Petrus
1886: Decante Joannes
1890: Marleyn Emillus
1894: Nolf Camille
1899: Wijnedaele Charles
1901: Maus Michel
1909: Vervoort Frans
1913: Gielen
1920: Marissens Theophile
1933: Penne Alphonse
1934: Kerstens
1945: Henri Philips
1969: Lesage Paul
1980: Verschueren Alfons
1995: Van den Broeck Gust
2000: Luc Gers
120
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Een overzicht van de rangen bij de Rijkswacht: Hogere- en opperofficiersrangen Lagere officiersrangen Luitenant-generaal Kapitein-commandant Generaal-majoor Kapitein Kolonel Luitenant Luitenant-kolonel Onderluitenant Majoor Onderofficiersrangen Adjudant-chef Adjudant 1ste opperwachtmeester Opperwachtmeester 1ste wachtmeester Wachtmeester
Basisrangen Brigadier Rijkswachter
Bronnen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
‘t Bruggeske 1985 nummers 1 en 2, 1994 nr 3, Archieven Hoghescote, Weekblad De Polder, Documentatie Jos Peeters, 750 jaar Putte in woord en beeld. http://users.telenet.be/dominics_patches/, http://nl.wikipedia.org/wiki/Rijkswacht, http://www.polfed-fedpol.be/org/org_histo_gend02_nl.php Swa Groenewege
______________________________________________________________ Archiefdagen Heemkring Hoghescote Antwerpsesteenweg 2 - Kapellen Lokaal ‘ De Kroon’. De eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur. en de tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur. Uitgezonderd tijdens de maanden juli en augustus of op feestdagen. ______________________________________________________________ 121
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Historiek van de Antwerpse en Kapelse gasmaatschappij Voorgeschiedenis Bij een eerste lezing van de documentatie, stelden wij vast dat deze historiek zijn oorsprong kende in Groot-Brittannië. In 1824 werd de “IMPERIAL CONTINENTAL GAS ASSOCIATION” of afgekort ICGA opgericht door Major-General Sir William Congreve (17721828). Deze man was een briljant wetenschapper en uitvinder op vele domeinen. Hij was tevens verantwoordelijk voor de levering van de vuurpijlen, “rockets”, die gebruikt werden bij de Europese legers. Later in zijn leven was hij gefascineerd door de methodes van gaspro- ductie en werd hij benoemd tot inspecteur van gasproblematiek en produceerde in 1822 en 1823 belangrijke rapporten over de nieuwe gasindustrie. Medeoprichters van de firma waren : Mathias Attwood Isaac Lyon Goldsmid en Moses Montefiori, zonen van bekende en welstellende families actief in de bank- en verzekeringssector. Embleem van de ICGA
We mogen niet vergeten dat Engeland in die tijd ver vooruit was op gebied van de industrie, denk maar aan de eerste spoorlijn op het continent die aangelegd werd van Brussel naar Mechelen en op 5 mei 1835 geopend werd (wet was door de Kamers goedgekeurd op 1 mei 1834). De verbinding van Antwerpen - Roosendaal via Kapellen werd gerealiseerd in 1854. De eerste spoorlijn was initieel niet om reizigers, maar vooral om goederen te vervoeren. In de loop der jaren zal het spoorwegnet uitgebouwd worden tot één van de dichtste ter wereld. Vermits het vasteland absoluut geen kennis had over de aanleg van spoorwegen, was ons land als het ware een testgebied en werden de normen van aanleg die reeds in Engeland gebruikt werden, zonder meer aangenomen. Het links rijden van onze treinen is een voorbeeld en ons land is trouwens het enige in Europa waar nog links gereden wordt. Spanje vormt een uitzondering, doch de reden daarvoor was om eventuele invasies per spoor te verhinderen. Dankzij hun Imperium verspreid over de ganse wereld, waren de Engelsen reeds bekend als wereldreizigers, en dat uitte zich ook in de manier van leven, in het bijzonder door de bourgeoisie. De voorbeelden 122
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
daarvan vindt men ook hier terug, o.a. in de woningbouw zoals aan de kust (o.a. De Haan) en ook in Kapellen (Koningin Astridlaan en omgeving, huizen die in eerste instantie werden gebouwd als buitenverblijf en in Engelse cottagestijl werden opgetrokken). De Engelsen waren ook de eersten die het kusttoerisme promootten, en de stad Oostende was voor hen de ideale uitvalsbasis om hun expansiedrift te realiseren. Zij waren daar inderdaad de eerste projectontwikkelaars met het bouwen van de belle époquehotels/huizen. Leopold I en in het bijzonder Leopold II steunden en stimuleerden de bouw van deze hotels, vakantiehuizen en privé-woningen. Vele van deze hotels met honderden kamers uit de jaren 1900 zijn inmiddels verdwenen.
Blankenberge begin 1900
Het Thermae Palace en de villa Maritza op de dijk in Oostende en enkele huizen in de stad zijn stille getuigen uit deze periode. Ook in de andere badsteden zal men deze prachtige art deco huizen kunnen ontdekken. Zelfs de bekende antieke strandwagens op wielen waren van Engelse makelij en werden uit Engeland ingevoerd. Tot 1908 werden ook de andere badsteden ontwikkeld tot vakantieoorden, (Knokke kwam als laatste aan de beurt), en werden geleidelijk aan de nodige verbindingen tussen de badsteden voorzien, eerst met de paardentram en later met een stoomtram om mettertijd de elektrificatie in te voeren en de badsteden met elkaar verbonden werden. De kusttram viert dit jaar zijn 125-jarig bestaan en vervoert miljoenen passagiers per jaar. 123
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Deze korte voorgeschiedenis om te illustreren welke sterke invloed de Engelsen hadden op onze samenleving in de 19de en 20ste eeuw. Terug naar de gasmaatschappij. Reeds in 1809 werd de Pall Mall (laan gelegen tussen Piccadilly Circus en The Mall) in Londen voorzien van een gasverlichting. Ook de Londense theaters waren van de eersten die een gasverlichting installeerden en tevens de beste klanten. Niettegenstaande de hevige concurrentie, ook van rivaliserende Engelse groepen, was de positie van de Association zo sterk geworden dat zij mettertijd zelf hun klanten konden uitkiezen die de beste opbrengsten garandeerden. Sir Congreve was een persoonlijke vriend van King George IV (17621830) en daardoor bevond hij zich in een excellente positie om fondsen te verzamelen voor een verdere expansie naar het Continent toe. Spijtig genoeg heeft Sir Congreve deze activiteiten van zijn bedrijf niet volledig kunnen meemaken daar hij in 1828 overleed.
Gas op het vasteland De eerste operatie in ons land vond plaats in Gent, in februari 1825, waarbij de lokale agent volgende brief schreef aan de Association : “Wij zijn uitermate voldaan u te informeren dat onze gasfabriek vandaag operationeel is: en het is in het licht van deze super methode van verlichting dat wij deze brief aan u richten; wij zijn nu omgeven door een massa mensen die ons prijzen. Wat ons nog meer vreugde schenkt is het feit dat een groot aantal van deze lui deze methode van verlichting aanvaarden zonder rekening te houden met de kostprijs ervan”. Op 9 maart 1826 werd een “Deed of Settlement of Co-Partnership” opgesteld die diende als basis voor de contracten met de steden en gemeenten met als doel “dat steden en gemeenten in het buitenland en privé residenties in die landen konden bevoorraad worden met ontvlambare lucht of gas uit steenkool, olie of andere grondstoffen“. In datzelfde jaar nog werd de “ Unter der Linden “ in Berlijn met gas verlicht en de mensen waren zo enthousiast en tevreden dat beweerd werd dat de letters op de lantaarns nog konden gelezen worden op een afstand van 20-40 feet- (1 foot = 30,48 cm). Nadien volgden Hannover en andere Duitse steden. 1832 : LILLE kolenfabriek gekocht en omgevormd tot een cokesfabriek 1834 : AMSTERDAM 1835 : HAARLEM 1838 : AACHEN 1840 : KOLN, ANTWERPEN, BORDEAUX, MARSEILLE , WIEN.
124
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
In 1873 werd in Wenen een eigen kantoor opgericht in het Paleis Epstein. Vier grote gashouders werden gebouwd, voltooid in 1899, en zijn nog steeds een monument van de vennootschap. De “IMPERIAL CONTINENTAL GAS ASSOCIATION” werd als rechtspersoon erkend in 1853 en genoteerd op de London Stock Exchange. In 1842 werd de Association geconfronteerd met een “kolentaks”, die in dat jaar werd ingevoerd en tot 1845 van toepassing was. De bevoorrading van de kolen moest nu uit Europa zelf komen en niet meer vanuit Engeland (streek voornamelijk rond Durham). De kolen werden, indien mogelijk, rechtstreeks aangeleverd met Engelse schepen en dit om zo dicht mogelijk bij de bestemmingshavens zoals Amsterdam, Rotterdam en Berlijn via Hamburg te kunnen aanmeren. De cokes werden na de gasextractie verkocht op de lokale markten voornamelijk aan de staalfabrieken. Het was echter allemaal geen rozengeur en maneschijn daar in datzelfde jaar er financiële problemen opdoken. Dividenden werden niet betaald en de aandeelhouders werden onrustig. Teneinde hen te kalmeren – een beetje chantage werd gebruikt - en het grote publiek aan te moedigen om aandelen te kopen, werd de nominale waarde van de deelbewijzen van 100 naar 25 pond gebracht. Ook de algemene stakingen in gans Europa bezorgden de Association vele kopzorgen en er dienden verliezen geboekt te worden. Het was wel merkwaardig hoe een Engelse firma, gefinancierd door Engelsen, in een positie gekomen was een groot deel van het vasteland in te palmen. Zelfs in Moskou, Riga, Odessa, Stockholm, Cadiz en in Canada werden acquisities gekocht en de activiteiten van de Association werden mettertijd steeds uitgebreid.
Gas in Antwerpen en Kapellen Zo komen wij dichter bij de activiteiten in ons land met de nieuwe verlichtingsmethode. Reeds in 1783 ontdekte Jan Pieter Minckelers (toelichting 1) het steenkoolgas en op die manier kwam er een einde aan de klassieke verlichting met olie. Toch zou het nog tientallen jaren duren vooraleer dit steenkoolgas een veralgemeende toepassing kende. De Antwerpse gasmaatschappij was de enige privé-firma in België die zich bezighield met de distributie van gas. Voor de start van de gasdistributie was het immers wachten tot de tweede helft van de 19de eeuw. Toen werden overal gasfabrieken met grote gashouders gebouwd voor steenkool- of stadsgas.
125
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Reeds in 1825 was het stadsbestuur van Antwerpen van plan de bestaande verlichting met olie te vervangen, doch de onderhandelingen met de Gentse gasfabriek mislukten. Zoals hoger vermeld, bestond er een enorme concurrentie om de concessies. In 1839 dacht men in Antwerpen terug aan de gasverlichting, en het was de Association die in 1840 het contract won voor een periode van 36 jaar. Zoals reeds eerder aangegeven, werd de Association uit Engeland regelmatig geconfronteerd met langdurige onderhandelingen om concessies te vernieuwen waarbij ook prijsreducties een belangrijke rol speelden. In 1858 (de 36 jaar van de vorige concessie uit 1840 was nog niet afgelopen), werd de concessie vernieuwd op voorwaarde dat ook in de vijfde wijk, toen nog gelegen buiten de wallen, gasverlichting zou aangebracht worden. In de Van Kerckhovenstraat werd voor dit doel een gasfabriek opgericht - de Gasstraat aldaar verwijst ernaar. De documenten leren ons dat meer en meer olielantaarns vervangen werden door gaslantaarns, deze laatste werden nog één voor één aangestoken, (wordt wel eens gedemonstreerd in oude films en op schilderijen). In 1862 kenden wij reeds 1200 gasbekken in de straten (binnen de muren) en 307 in de vijfde wijk(buiten de muren). Nog eens tien jaar later werkten er reeds 2394 gasbekken voor de openbare verlichting. In 1874 werd een nieuw contract ondertekend met de Association die in 1881 een nieuwe gasfabriek bouwt op Zurenborg. Ook door de nieuwe techniek (hogere druk) werd het mogelijk het gas over een grote afstand te verdelen. Het gasverbruik kende een geweldige uitbreiding door de invoering van de eerste gastoestellen voor keukengebruik, sanitair en verwarming van de kamers, in het bijzonder bij de burgerij, die graag uitpakte met de welstand die zij bereikt had.
In 1899 werd het “Gloeikousje” - licht vlechtwerk dat door de vlam van een brander tot gloeihitte gebracht wordt, uitgevonden door Auer von Welsbach (toelichting 2) waarmede het huishoudelijk gasgebruik een steile vlucht nam. Om een idee te geven : in 1860 bedroeg de gasafname 1.481. 600 m3, in 1900 was dat reeds 23.643.112 m3 en de lengte der netten ging van 40.861 m naar 287. 074 m. Auer von Welsbach
126
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Inmiddels zijn we aanbeland in 1904 en de Association beheerde reeds 44 gassites met 214 concessies in vijf Europese landen. Dit bracht met zich mee dat de sites constant werden aangepast en de contracten steeds moesten genegotieerd worden. De vraag steeg gemiddeld met 3% per jaar en de vrees was uiteraard dat de installaties snel zouden verouderen en de Association steeds actief en alert moest zijn om de nodige kapitalen te vergaren om te moderniseren of nieuwe installaties te openen. De Association uit Engeland zocht uiteraard naar een uitbreiding naar de randgemeenten, en met dit doel voor ogen werd in Hoboken in 1906 een gasfabriek gebouwd. Dit was een goede gok daar tussen 1906 en 1914 een veertigtal gemeenten een concessie toekenden. Na de Eerste Wereldoorlog kenden wij de eerste cokesfabrieken voor de productie van gas (vele gasfabrieken waren vernietigd en er werd noodgedwongen overgeschakeld op de afvalgassen van de cokesfabrieken) met als gevolg dat de gasfabriek in de Van Kerckhovenstraat gesloten werd. De gasfabricage in Hoboken stopte in 1929 en deze van Zurenborg in 1931. Voor het meten van het gasverbruik werden muntstukken van 10 of 25 centiemen gebezigd voor de zogenaamde “centjescompteur” of de “kluitjesmeter”, in de volksmond sprak men ook van het “centjesgas”. Het is slechts in 1905 dat de eerste verbindingen gerealiseerd werden tussen de verschillende netten en mettertijd werden er plaatselijke kantoren geopend zoals in 1912 het kantoor te Kapellen in de Stationsstraat met achteruitgang naar de Gasstraat.
Kantoor te Kapellen in de Stationsstraat, ook verkoop van gaskolen 127
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
De cokesovengassen dienden te worden verdeeld naar de verbruikerscentra en op 8 januari 1929 werd daarvoor de “Gasdistributiemaatschappij “ of Distrigas nv opgericht. In hetzelfde jaar werd de “Antwerpse Gasmaatschappij” of kortweg AGM opgericht met kantoor aan de Meir. De AGM neemt alle ICGA (= IMPERIAL CONTINENTAL GAS ASSOCIATION)-installaties over en zoekt dan verder om met andere maatschappijen samen te werken voor de productie en distributie van gas en het transport op lange afstand te organiseren. In 1932 eindigt de concessie en wordt naar een nieuwe samenwerkingsformule gezocht. Tezamen met Antwerpen en Hoboken wordt de eerste Belgische intercommunale voor gasdistributie opgericht onder de naam “Intercommunale Gasbedeling Antwerpen-Hoboken (IGAN). Deze formule werd door talrijke gemeenten overgenomen en zo ontstonden nog meerdere gasintercommunales. In 1961 wordt geopteerd voor een andere naam en kennen we de IGAO of “Intercommunale Gasvoorziening van Antwerpen en Omgeving”. Op 18 maart 1913 kreeg Alexander Wüst als nieuwe bestuurder van “Escaut” (voorganger van Ebes) uitgebreide volmachten om o.a. overeenkomsten te sluiten met de gemeenten. In mei van dat jaar kwam de gemeente Kapellen met 5300 inwoners in de belangstelling en bood een belangrijk potentieel. Ekeren was toen al aangesloten en met Kapellen zou dit een logische uitbreiding van het net betekenen. De Association verzorgde er de gasdistributie. Gasverlichting
128
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Eerder had Escaut beslist zich afzijdig te houden in de dorpen Lillo, Austruweel, Berendrecht, Zandvliet en Oorderen. Onze gemeente stond niet op dit lijstje. Toen de besprekingen over de elektriciteitsdistributie in de gemeente op gang kwamen, was de ICGA vlug bereid tot toegevingen. Dit, ondanks het contractueel vastgelegd monopolie dat haar tot 1920 het alleenrecht gaf voor de verlichting en distributie van drijfkracht. De resultaten in Kapellen vielen nogal tegen en de gasmaatschappij was bereid het monopolie af te staan doch zij wenste in ruil 5% op de brutoontvangsten die de elektriciteitsonderneming zou realiseren. Escaut was niet akkoord daar zij deze commissie onvermijdelijk diende te verrekenen via de tarieven. Er werd een tegenvoorstel op tafel gelegd waarbij zij het monopolie kreeg in Kapellen maar Escaut zou geen initiatieven nemen in de gemeenten Ranst, Broechem en Vremde. In juli werd het akkoord aanvaard door beide ondernemingen en in september ondertekend. De onderhandelingen met de gemeente werden terug gestart en Kapellen ging volledig akkoord met de voorstellen. De gemeenteraadszitting van 25 september 1912 zette het licht op groen voor Escaut. De onderneming zou instaan voor de levering van elektriciteit voor “alle doeleinden” met uitzondering van de openbare verlichting waarvoor aan de gasmaatschappij het monopolie werd verleend tot 31 december 1920. Wij dienen nog te vermelden dat de vergunningsakte door de gemeenteraad op 16 mei 1913 en door de Bestendige Deputatie op 12 juni 1913 werd bekrachtigd. Volgend verhaal is interessant om te vermelden : Tijdens de gemeenteraad van 9 augustus 1904 werd het probleem van de openbare verlichting grondig besproken waarbij een bijzondere commissie voorstelde om petroleum te gebruiken voor de voeding van de “lampe belge” waarmee de straatverlichting het best kon verzekerd worden. Probleem was echter dat er reeds een concessie (waarschijnlijk een mondelinge belofte!) toegezegd was aan dhr. Champy en waardoor het gemeentebestuur in een moeilijk parket terechtkwam. In Kapellen had dhr. Champy grootse plannen en vroeg in september 1905 de toelating om een productie-installatie te mogen plaatsen voor de fabricage van acetyleengas (of carbid) op de Antwerpsesteenweg en dit in naam van firma Photolithe uit Luik. De bedoeling was om de nodige brandstof te leveren voor de openbare verlichting van de privé-woningen in Kapellen. Om zijn belangen veilig te stellen had hij “vooraf” reeds onderhandeld met het gemeentebestuur om een (beperkte) concessie te bekomen voor de aanleg van de openbare verlichting.
129
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Het door de dhr. Champy gebruikte procedé werd in 1862 door de scheikundige Berthelot ontwikkeld. Hij liet waterstof langs de vlamboog van een koolspitsenlamp strijken waarbij acetyleen opgewekt werd, een aangenaam ruikend, doch zeer explosief gas. Burgemeester Eduard Geelhand liet op 20 september 1905 een bericht uithangen op diverse plaatsen in de gemeente om de inwoners op de hoogte te brengen van de ingediende aanvraag. Niemand diende een bezwaar in, ook de 63 personen niet die het dichtst bij het bedrijf woonden, niettegenstaande het toch een installatie betrof met een zeker risico.
Woning van de familie Champy aan de Rubensheide te Kapellen.
Een gunstig advies werd doorgestuurd naar de Gouverneur op 5 oktober 1905. Wij besparen u de details van de zeer strenge technische voorwaarden die moesten gevolgd worden. Op 20 december 1905 werd de uitbatingvergunning afgeleverd door de Bestendige Deputatie. Vooraleer het gas kon gebruikt worden voor de straatverlichting was er reeds een ernstige concurrent opgedaagd. Het gemeentebestuur van Kapellen wilde wel dat de openbare verlichting degelijk zou voorzien worden, doch zij dachten ook aan hun budget. Een typisch Belgisch idee bracht de oplossing : men zou gedurende één jaar in de Stationsstraat vier acetyleenlampen hangen en in de Dorpsstraat vier “lampes belges”. In beide straten zouden de lampen tegen de gevels van de huizen bevestigd worden op een afstand van 60 meter van elkaar zodat alle bewoners zich zouden kunnen vergewissen welke lichtbron het beste resultaat opleverde. Het aansteken van de petroleumlampen, het leveren van de petroleum, het onderhoud van de lampen en de wieken zou openbaar aanbesteed worden en alle kosten zouden ten laste vallen van de gemeente. 130
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
De vier acetyleenlampen ( ook carbidlampen genoemd) dienden door dhr. Champy geplaatst te worden en hij zou per lamp van de gemeente een vergoeding ontvangen welke gelijk was aan de kosten verbonden aan een petroleumlamp. Indien na één jaar de resultaten van zijn lampen niet beter zouden zijn dan deze van de concurrentie, werd dhr. Champy verplicht om alle door hem geplaatste lampen en leidingen te ontmantelen en dit uiteraard op zijn kosten. Uit de archieven blijkt dat dhr. Champy op 13 december 1909 aan de Bestendige Deputatie vroeg om de hoeveelheid carbid te verhogen van 5000 kg naar 15000 kg. Het advies van de Kapelse gemeenteraad werd niet teruggevonden doch de B.D. gaf wel een positief antwoord op 28 januari 1910. Echter, de carbidlamp is niet kunnen doordringen als “dé straatverlichting, doch carbid werd wel gebruikt voor de auto’s en fietsen. In de latere documenten werd geen gemaakt van dhr. Champy en men neemt aan dat nieuwe uitvielen.
lamp” voor de verlichting van melding meer testen negatief
Tijdens de gemeenteraad van 15 april 1909 werd beslist om tot 31 december 1920 de Imperial Continental Gas Association (toelichting 3) een monopolie te verlenen voor de verlichting en de distributie van drijfkracht in Kapellen. Nog voor de winter van 1912-1913 was Stabroek aan de beurt. De gemeente was in hoofdzaak een landbouwdorp dat vaak te lijden had van overstromingen van de Schelde. Door de aanslibbing ontstonden er echter vruchtbare weiden, uiterst geschikt voor veeteelt. Dit leidde in 1888 tot de oprichting van de eerste coöperatieve melkerij van het land, die samen met een cichoreibranderij en een conservenfabriek voor heel wat industriële bedrijvigheid zorgden. Vermoedelijk was dit de aanzet voor het contact met Escaut begin 1912 doch de maatschappij was in feite niet erg happig om te starten met de elektrificatie van de gemeente. De Raad van Bestuur van Escaut vernam dat Stabroek pas kon worden aangesloten als de onderhandelingen met Kapellen een goede afloop zouden kennen. Deze informatie werd overgebriefd aan het gemeentebestuur van Stabroek dat wist te zeggen dat de gemeente Kapellen geneigd bleek de elektrificatie op haar grondgebied door te voeren. Meer nog, Stabroek zou de onderneming steunen in haar pogingen om Kapellen aan te sluiten.
131
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Intussen had men wel een ontwerp van vergunningsakte overgemaakt, die echter niet zo maar door de gemeenteraadsleden werd aanvaard. Wegens die politieke onenigheden en de oorlogstoestanden, moest Stabroek wachten tot na de Eerste Wereldoorlog om op het elektriciteitsnet aan te sluiten. Eandis informeerde ons nog dat de vroegste geschriften die Kapellen linken aan IGAO dateren van 1963. Van de periode daarvoor vonden zij niets terug, daar Kapellen vermoedelijk deel uitmaakte van ARGIM = Antwerpse Regionale Gasbedeling Intercommunale Maatschappij dat 52 gemeenten in de provincie Antwerpen bediende. Op 1 januari 2009 hield IGAO op te bestaan en werden de gasdistributieactiviteiten overgedragen aan de Intercommunales IVEKA, IMEA en INTERGEM. Kapellen behoort sindsdien tot IMEA voor de gasdistributie op haar grondgebied. In 1990 besluiten 28 gemeentebesturen hun samenwerking met A.G.M. binnen de intercommunale IGAO voor 24 jaar verder te zetten. Enkele maanden later fusioneert AGM met Electrabel die alle plichten en rechten overnam en bijgevolg ook privé-partner wordt in de intercommunale. In de eerste jaren van de vrije energiemarkt, tussen 2003 en 2006 met eigen spelregels en scheiding van de activiteiten, van bijvoorbeeld producenten, leveranciers en netbeheerders, werd de dienstverlening voor onder meer de intercommunales Imea en Iveka waargenomen door Electrabel Netten Vlaanderen, Gedis en Indexis. Deze drie dienstverlenende bedrijven smolten samen in maart 2006 tot het eigen exploitatiebedrijf van de Vlaamse gemengde intercommunales onder de naam Eandis. Om historische redenen is de distributie van gas en elektriciteit in Kapellen gediversifieerd: - aardgasdistributie : volledig grondgebied aangesloten bij gemengde intercommunales IMEA (voorheen IGAO) met als exploitatiebedrijf EANDIS; - elektriciteitsdistributie : deel onder de spoorweg (Hoogboom) aangesloten bij gemengde intercommunales IMEA met als exploitatiebedrijf EANDIS; - elektriciteitsdistributie : deel boven de spoorweg aangesloten bij zuivere intercommunales IVEG met als exploitatiebedrijf INFRAX. Dankzij deze fusies en samenwerkingen behoren grote familie en via de gemengde communales aardgasdistributie aan 1,75 miljoen abonnees aardgasverbruikers die zijn aangesloten op het ons land.
de IGAO-klanten tot verzekert Electrabel of liefst 83% van aardgasdistributienet
de de de in
132
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Toelichtingen: 1. JAN PIETER MINCKELERS (1748-1824) Was een Nederlands natuurkundige en apotheker geboren in Maastricht op 2 december 1748 en aldaar overleden in 1824. Hij studeerde natuurwetenschappen aan de Universiteit van Leuven waar hij in 1771 werd benoemd tot hoogleraar. Louis Engelbert, hertog van Arenberg, vroeg Minckelers te zoeken naar een lichte goedkope gassoort die warme lucht of waterstof kon vervangen in een luchtballon. Door fijngestampte steenkool te verwarmen vond hij, samen met Van Bochaute, in 1781 een gas dat hij “brandbare lucht” noemde. Het ging om lichtgas of ook wel steenkoolgas genoemd. Standbeeld van J.P. Minckelers op de markt in Maastricht met de eeuwig brandende vlam. Op 21 november 1783 steeg de eerste met dit gas gevuld ballon op in het park van het Arenbergkasteel te Heverlee en kwam 25 km verder neer in Zichem. De resultaten van zijn onderzoekingen publiceerde hij in 1784 in zijn “Mémoire sur l’air inflammable tiré de différentes substances”. Vanaf 1785 verlichtte Minckelers herhaaldelijk zijn auditorium met het door hem gevonden lichtgas. Wegens een conflict tussen de universiteit en Jozef II (Wenen 17411790 en co-regent vanaf 1765 en keizer vanaf 1780 nadat zijn moeder Maria Theresia, keizerin, overleden was in datzelfde jaar) moest Minckelers zijn professoraat opgeven. In 1789 keerde hij terug naar Maastricht, waar hij zich vestigde als apotheker. Minckelers had ook belangstelling voor meteorologie, geologie en paleontologie. Hij maakte o.a. een beschrijving van de beenderen van de fossiele Maashagedis of Mosasaurus genoemd. 133
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
2. CARL AUER VON WELSBACH Geboren te Wenen op 1 september 1858 en overleden te Mölbling (Karinthië) op 4 augustus 1929. Was een Oostenrijks wetenschapper en uitvinder maar had tevens het talent om nieuwe ontdekkingen om te zetten in commercieel succesvolle producten. Hij was voornamelijk bekend van zijn werk met zeldzame aarden, die leidden tot de ontwikkeling van vuursteentjes in moderne aanstekers, de gloeikousjes in gasgloeilampen en de eerste elektrische gloeilamp (osmiumlamp) met een metalen filament (van filamentum = enkelvoudige draad). Zijn eerste gloeikousje werd geen succes, doch in 1890 introduceerde hij een nieuwe uitvoering van het gaskousje gebaseerd op een mengsel van 99% thoriumdioxide en 1% (IV) oxide die hij ontwikkelde in samenwerking met zijn collega Dr. Haitinger. Dit gaskousje was niet alleen robuuster maar gaf ook een witter licht af. Dit ontwerp werd wel een succes en zijn uitvinding werd wijdverspreid gebruikt in Europa. In 1901 werd hij door de Oostenrijkse keizer Frans Jozef I ( 1830-1916) in de adelstand verheven en mocht hij zich Freiherr (Baron) von Welsbach noemen.
3. De IMPERIAL CONTINENTAL GAS ASSOCIATION of “ICGA”: a - tijdens de Eerste Wereldoorlog werden de activiteiten in Berlijn genationaliseerd door de Duitse regering, b - in 1969 werden de deelbewijzen verworven van de “Calor” groep, c - in 1986 verwierp de Calorgroep een bod van de “Golf Resources & Chemical Corporation”, een onderneming gecontroleerd door de gebroeders Barclay, d - in plaats daarvan ging deze in 1987 op in de Calorgroep, nu in handen van SHV en Contibel en op haar beurt naar Tractebel, e - de documenten vermelden ook dat ICGA belangrijke aandelen verwierf van Petrofina, Compagnie d’Anvers (met belangen in Congo), f - de waarde van ICGA op de London Stock Exchange bedroeg op 31 maart 1974 100 miljoen pond sterling.
Bronnen : -
Rapport van de Imperial Continental Gas Association 1824-1974 gepubliceerd ter gelegenheid van haar 150-jarig bestaan. - Toelichtingen en gewaardeerde medewerking van Eandis Antwerpen. - Archief Heemkring Hoghescote – ’t Bruggeske van 1 maart 1998 auteur R.Balbaert. - Winkler Prins ter beschikking gesteld door de bibliotheek van Kapellen. “Vijf Koningen” van Henri Van Daele - Uitgeverij Lannoo Tielt 1989 W.Dreessen
134
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Kapellen en de familie Le Grelle Voor ons, Kapellenaren, is het gemeentepark (of het park Beaulieu) een vertrouwd beeld geworden. Evenementen als Noten in het park, Pulptuur en het jaarlijks vuurwerk weten zowel jong als oud aan te trekken; oma's en opa's kunnen er met hun kleinsten terecht voor pret in de speeltuin; de sportievelingen onder ons kunnen er aan hun lichaamsconditie werken op en rond de atletiekpiste of op de tennisvelden; de natuurliefhebbers vinden verpozing bij het hertenpark, in de rozentuin, nabij de vijver of onder de indrukwekkende beuken waarvan er een paar zijn aangeplant bij de onafhankelijkheid van België (1830). Eén ervan werd zelfs door een paar boomzaagkunstenaars omgevormd tot een totempaal. Iedereen kan er zijn gading vinden. Zelfs ontsnapt (of veeleer "gedumpt") pluimvee heeft er zijn intrek genomen, vaak tot ongenoegen van de omwonenden. Het gemeentepark was eertijds een landgoed van ongeveer 15 ha 79 a 10 ca, dat achteraan aan het kasteel-domein Blauwhof grensde. Het grote symmetrische gebouw (stijl Lodewijk XVI) was in baksteen opgetrokken en met arduinen banden versierd; het kasteel bezat een monumentaal balkon, voorzien van ballustrades.
Helaas valt er van die praal nu niet veel meer te merken. Het kasteel werd door een brand in 1945 grotendeels verwoest. Slechts een stukje van de voorbouw bleef gespaard: de overgebleven natuurstenen zuilen werden verwerkt in het clublokaal van de Kapelse korfbalploeg.
135
â&#x20AC;&#x2122;t Bruggeske 42st e jaargang â&#x20AC;&#x201C; december 2010 â&#x20AC;&#x201C; nummer 4.
Het stenen alliantiewapen van de familie Emile graaf Le Grelle-de Ramaix werd in de achterste muur van het lokaal ingemetseld.
wapen van de familie Le Grelle
wapen van de familie de Ramaix
136
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
1. Beknopte historiek van het park met het kasteel en haar voormalige eigenaars Advocaat Joseph Schobbens vermeldt in het tweede deel van zijn drieluik “Dans la province d’Anvers” dat Beaulieu toebehoorde aan het echtpaar Edouard van den Berghe-Octavie Morel en dat het zestien ha grote kasteeldomein voordien eigendom was van dokter Vissers. Edouard-Adrien-Joseph van den Berghe was het jongste van vier kinderen van Charles-Jean Joseph van den Berghe (° 1785 en † 1832) en van Henriette-Marie-Isabelle Moretus ( °1793 en † 1869), toenmalige eigenaars van het kasteeldomein Oude Gracht in Hoogboom (toen onder Ekeren, nu Kapels grondgebied). Jonkheer Edouard van den Berghe (Antwerpen, °17 maart 1821 en † 14 februari 1881), huwde — in Froidmont bij Doornik op 8 december 1858 — met Octavie-Adèle Morel (° Doornik 8 maart 1825 en † Kapellen 26 december 1919), oudste van twee kinderen van Eugène-Louis Morel (° 1792 en † 1852) en van Louise-Céline-Zoë Lefèbvre (° 1804 en † 1884). Het huwelijk van den Berghe-Morel bleef kinderloos waarna het kasteeldomein Beaulieu — met 14 ha 79 a 10 ca — op 1 april 1911 verkocht werd aan Emile Gustave Joseph graaf Le Grelle, bankier, vierde van acht kinderen van Jean (genoemd Auguste) Baptiste Auguste Antoine Joseph Louis Guillaume graaf Le Grelle (° 1817 en † 1891), en van Mathilde Henriette Marie de Burbure de Wesembeeck (° 1819 en † 1899). Emile graaf Le Grelle, geboren in het jaar 1852 en overleden in het jaar 1935, is getrouwd te Brussel in het jaar 1877 met Hélène Marie Joséphine Thérèse de Ramaix, geboren te Brussel in het jaar 1857 en overleden in het jaar 1944. Zij was de dochter van Napoléon François Joseph de Ramaix (° 1804 en † 1872) en van Pauline Marie Cathérine Vandermeerschen (° 1822 en † 1869). Uit dit huwelijk zijn 6 kinderen ontsproten: 1. graaf Raoul Joseph (° 1878 en † 1879) 2. gravin Valentine Marie Joséphine Cecile (° 1880 en † 1947). In het jaar 1901 is ze getrouwd met Philippe Adrien Marie Hubert Barbe Ghislain Moretus de Bouchout (° 1874 en † 1942) 3. gravin Marita Léonie Mathilde Ghislaine (° 1881 en † 1971). Zij werd religieuze in het klooster van de reguliere kanunnikessen van St.Augustinus te Brugge. 4. gravin Germaine Marie Thérèse (° 1885 en † 1960). Zij is getrouwd in het jaar 1906 met Charles Marie Xavier Emile Hubert Ghislain de Pierpont (° 1877 en † 1929).
137
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
5. graaf Raoul Ernest Auguste Marie Joseph (° 1886 en † 1958). In het jaar 1911 is hij getrouwd met Jacqueline Osy de Zegwaart (° 1891 en † 1953). Hij is van haar gescheiden in het jaar 1932. 6. graaf Amaury Léon Marie Joseph (° 1894 en † 1963). In het jaar 1929 is hij getrouwd met Andrée Lebrun (° 1901; het jaar van overlijden is onbekend). #-FF?!A?A?O?HL!IJ!<;LCL!O;H!K?ACLM?KL!O;H!>?!.NKA?KFCDE?!7M;H>!?H ! .?OIFECHALK?ACLM?KL$
Kasteel “Beaulieu” in al zijn glorie. Foto archief Hoghescote
De heer Emile graaf Le Grelle overleed te Kapellen op 22 januari 1935 en mevrouw Hélène de Ramaix overleed eveneens te Kapellen op 5 april 1944. Het kasteeldomein Beaulieu werd aldus in onverdeeldheid eigendom van de kinderen van het echtpaar Le Grelle - de Ramaix. Tijdens de oorlogsjaren heeft het kasteel een belangrijke rol toebedeeld gekregen. Vanaf 23 september1939 werden door de militaire overheid de schoollokalen in Kapellen opgeëist voor de inkwartiering van de soldaten. Voor de kinderen werden diverse noodoplossingen gezocht; zo konden ze in het kasteel de lessen volgen. In de stevige kelders van het kasteel Beaulieu werd het bestendige secretariaat van het Rode Kruis ondergebracht. Hulppost nr. 1 werd eveneens ondergebracht in het kasteel. De post stond onder leiding van de heer P. de Marbaix, ambulancier. Tijdens de maand september 1944 dienden zij vele gekwetsten te verzorgen, waaronder ook verschillende Duitse soldaten. Een van hen, soldaat Raffler Johann, overleed op 6 september 1944 in de St.-Jozefkliniek.
138
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Daar er vele slachtoffers van de V1- en V2-bommen vielen, werd in kasteel Beaulieu op 5 februari 1945 een noodhospitaal ingericht. Tot 9 april 1945 werden er vele heelkundige bewerkingen en verzorgingen uitgevoerd door of onder leiding van dokter De Ripainsel. Tijdens de nacht van 6 op 7 december 1945 brak brand uit in het kasteel. De brandweer van Kapellen die het vuur niet alleen de baas kon, riep de hulp in van hun collega's van Merksem. Helaas konden zij toch niet verhinderen dat het bovenste gedeelte van het centrale gebouw bijna volledig uitbrandde. Tijdens de gemeenteraad van 25 september 1947 stelde burgemeester Stockmans aan de gemeenteraad voor om het kasteeldomein aan te kopen door de gemeente. De gebouwen zouden kunnen ingericht worden voor de huisvesting van de gemeentelijke administratie, de politiediensten en de brandweer. Een gedeelte van het domein zou opengesteld worden als gemeentepark. Op 25 september 1947 werd de aankoop door de gemeenteraad goedgekeurd; op 5 maart werd de aankoop van het domein Beaulieu bekrachtigd bij een besluit van de Prins Regent Karel en op 15 juni 1949 gaf de familie Le Grelle de toelating om het domein in gebruik te nemen. Op 27 april 1955 besliste de gemeenteraad om de bestaande remise om te bouwen tot een tweewoonst: een woning voor de hovenier en een woning voor de parkwachter. Tijdens de gemeenteraad van 28 april 1960 werd besloten tot de bouw van een medisch centrum. Geleidelijk verkrotte het kasteel totaal zodat op 13 juni 1960 door de gemeenteraad besloten werd het gebouw te slopen. Op 11 februari 1963 werden de werken goedgekeurd voor de inrichting van een sportcentrum en de bouw van de nodige kleedkamers en clubhuis. In 1965 werd gestart met de aanleg van een voetbalveld met atletiekpiste en op 1 juli 1967 werd de piste voor het eerst gebruikt voor een atletiekmeeting. De laatste restanten van het kasteel Beaulieu werden door het bestuur van de Kapelse Korfbalclub mee opgenomen in de bouw van hun lokaal.
139
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
2. De afkomst van de familie Emile Le Grelle De eerste tekst, waarin sprake is van een naam die in verband kan gebracht worden met de afstammelingen "Le Grelle" werd gevonden in de provincie Henegouwen. Hier leefde Jean Gresle (1586), Greel (1599) of Le Greel (1603). Hij leefde te Mainvault, een Henegouws dorpje, gelegen op een mijl afstand ten noord-westen van Ath. De bakermat van de familie ligt in vogelvlucht zo'n 23 km van Doornik, op 49 km van Brussel ... en op 78 km van Antwerpen; overigens vloeit de Schelde op 20 km van het dorp. De naam Jean Gresle verschijnt voor het eerst in 1586 in een boek gevonden in de parochie van Mainvault en met als titel "!9?KEF;KCHA!
O;H!?CA?H>IG%!BNNK!?H!MC?H>?H!O?KL=BNF>CA>!;;H!>?!J;KI=BC? ! O;H!5;CHO;NFM&!(*,+" . Deze tekst kan geraadpleegd worden op microfilm in de Algemeen Rijksarchief te Brussel. We begrijpen hieruit dat Jean Gresle de tuin Jean Saumoy (deze tuin is vroeger hoogstwaarschijnlijk eigendom geweest van ene Jean Saumoy) en drie vierde van de weien (zo'n 70 are) in pacht had van de pastorij van Mainvault (deze goederen behoorden voor de helft eigendom toe aan de pastorij van Mainvault en voor de andere helft aan het kapittel Notre-Dame van Cambrai. In 1599 bij de doop van zijn zoon Pierre, werd dezelfde man Greel geheten en in 1603, bij de doop van zijn zoon Denis evolueerde zijn naam tot Le Greel. Jean Greel of Le Greel en zijn echtgenote stierven vóór 9 oktober 1634, datum op dewelke zij dood verklaard werden wanneer hun zoon aangesteld werd als notariële vertegenwoordiger van de overheid. Van zijn echtgenote Péronne Destrebecq (van wie de familienaam komt van "van Sterebecq" of "van Sterrebeek" ontving hij de zonen Pierre, Denis en hoogstwaarschijnlijk Gilles. Het is niet formeel bewezen dat Gilles de zoon van Jean Le Greel zou zijn maar men is er toch van overtuigd omwille van een geheel van aanwijzingen: - Jean Le Greel is het enige volwassen lid van de familie die op het einde van XVIe eeuw gekend was - een generatie later, in 1617 en 1621 verschijnt Gilles Le Grelle of Le Greel te Mainvault als vader van de kinderen die gedoopt worden; hij is het enige hoofd van de familie in het dorp op dat ogenblik - de meter van een eerstgeborene is meestal de grootmoeder en, inderdaad, in 1617, houdt Péronne Destrebecq (echtgenote of weduwe van Jean Le Greel) Jaques Le Grelle, de oudste zoon van Gilles boven de doopvont - twee andere kinderen van Gilles hebben waarschijnlijk hun ooms als peter: Pierre Le Greel is de peter van Marie in 1623 en Denis is peter van zijn naamgenoot in 1630 140
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
- in 1629 wordt Françoise Scohier, echtgenote van Gilles de meter van een kind van Pierre, die naar wordt aangenomen de broer van Gilles is - in 1631 huwt Denis Le Grelle (zoon van Jean) en het is Gilles Le Grelle die zijn getuige wordt. Dit zou inderdaad de rol van een oudere broer zijn bij afwezigheid van een overleden vader (we hebben gezien dat Jean Greel in alle geval gestorven is vóór oktober 1634) Gilles Le Grelle huwde voor een eerste maal met Anne de Gry, van wie niets gekend is. Een weinig na de officiële verloving te Oeudeghien op 20 mei 1620, hertrouwt hij met Françoise Scohier (Schohier, Scoier, Schoier, Scenie), dochter van Gilles Scohier, hoefsmid te Oeudeghien, en eigenaar van een woning te Ath, en van Antoinette Le Clercq. Een Gilles Le Grelle wordt geciteerd in het register van de tienden die aan de parochie van Mainvault verschuldigd waren (XVIIde eeuw). Deze lijst van meer dan 200 bladen geeft alle gronden met hun eigenaars van het dorp weer. Uit dit eerste huwelijk kreeg Gilles Le Grelle een zoon: Jacques (gedoopt te Mainvault op 30 oktober 1617) Uit het tweede huwelijk ontsproten: - Gilles Le Grelle: gedoopt te Mainvault op 23 mei 1621 - Marie Le Greel: gedoopt te Mainvault op 29 april 1623 - Denis Le Grelle: gedoopt te Mainvault op 12 december 1630 - Martin Le Grelle: gedoopt te Mainvault op 26 november 1634 - Barthélemy Le Grelle: gedoopt te Mainvault op 1 december 1637 - Jeanne - Françoise Le Grelle: gedoopt te Mainvault op 11 juli 1640 Gilles Le Grelle huwt te Mainvault op 4 oktober 1643 met Barbe Huet (getuige hierbij is Sébastien François). In de akte wordt de bruid vernoemd als inwoonster van Mainvault, maar haar doopsel is er onvindbaar. In het naburige dorp (Oeudeghien) daarentegen (vanwaar de moeder van Gilles komt) werden er 3 "Barbe Huet" van verschillende ouders gedoopt: op 25 september 1620, op 10 november 1620 en op 10 oktober 1626. Alle drie zouden de echtgenote van Gilles Le Grelle kunnen zijn, maar geen enkel element laat het tot nu toe dat op te zoeken. Gilles Le Grelle en Barbe Huet kregen de volgende kinderen: - Marguerite: gedoopt te Mainvault op 25 september 1644 en gehuwd op 29 september 1669 met Jean Meurisse, inwoner van Ghislenghien - Guillaume: gedoopt op 7 maart 1646 te Mainvault; hij werd bakker. - Françoise: gedoopt te Mainvault op 7 juni 1648 en gehuwd op 10 augustus 1671 met Thomas Orlent. - Jeanne: zij stierf op 29 oktober 1692 zonder huwelijk.
141
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Het is de tweede kind van het gezin, Guillaume, die uitweek naar Antwerpen waar hij op 13 april 1672, een woning aankocht in de Hoogstraat, waar hij het beroep van bakker uitoefende. Hij overleed te Antwerpen op 12 oktober 1724 en werd in de kathedraal begraven. Hij huwde een eerste maal op 19 juli 1670 in de O. L. Vrouwkathedraal te Antwerpen met Claire Pels, geboren te Antwerpen op 16 december 1648 en overleden op 28 april 1714. Zij zijn de voorouders van de latere graven Le Grelle. Samen met Claire Pels kreeg hij zes kinderen waarvan de oudste, François Le Grelle (1671 - 1729) op 3 juni 1700 huwde met de Schepper Cathérine (1674 - 1731. Zij was de dochter van een vooraanstaande familie van Mechelen. Van deze familie werd een gedeelte van de familiewapens overgenomen. Een korte tijd nadien huwde hij als weduwnaar een tweede maal op 22 augustus 1714 de jongere vrouw (46 jaar) Marie van Stratum, geboren te Eindhoven op 16 april 1692 en overleden op 16 juli 1739. Bij haar kreeg hij vier kinderen. De Le Grelle zijn van oorsprong van Mainvault in Henegouwen afkomstig. Daar verschenen ze in 1586 onder de familienaam Gresle en later Greel. Niets belet evenwel te veronderstellen dat zij vanuit Frankrijk emigreerden. Bovendien is het vanzelfsprekend dat een naam afgeleid van een fysieke bijzonderheid (hagel, fijn gestel) wordt aangenomen door verschillende families. Buiten de tak, die voorspoed gekend heeft in Antwerpen en omgeving, zijn er nog andere verre familieleden in Enghien en de oorspronkelijke omgeving van Ath, die tot de 19de eeuw en waarschijnlijk tot op heden voortleven. De familienaam Le Grelle, Legrelle, Degrelle is te verklaren als Graile, Grêle (dun, mager, fijn) en verwijst naar een uiterlijk kenmerk. De naam kan niet verwijzen naar Grêlé (pokdalig uitzicht in het gelaat): zie de begeleidende brief van de heer De Brabandere. Zulke familienamen, steunend op uiterlijke kenmerken, kunnen uiteraard op meerdere plaatsen terugkomen. De schrijfwijze met Le of le wordt louter bepaald door de familie zelf en heeft helemaal niets te maken met afkomst of stand. Wat alleen telt is de naam op een officieel document (de geboorteakte of de identiteitskaart). wordt vervolgd. Etienne Vermeulen.
142
’t Bruggeske 42st e jaargang – december 2010 – nummer 4.
Aanwinsten voor het Hoghescote-archief Wij ontvingen met dank de volgende schenkingen: 1. Mevrouw Raemaekers-Verschraegen uit de Elzenstraat schonk ons een pak bidprentjes. 2. De Heer Vandersypen S. uit de Ph.Spethstraat het boek: “Het Oude Antwerpen, Stadsbeeld en Stadsleven”. 1923. 3. Familie Claessens-Vorst, Vierhoevenstraat, 36, Kapellen: doos bidprentjes, pak rouwbrieven, pak prentjes Eerste en Plechtige Communie, diverse kaartjes (geboorte, verjaardag, ziekte, Nieuwjaar, verhuis, jubileum), notariële akten, oude kerkboeken, liederenboek, diploma’s, trouwboekje, militaire documenten, doosje medailles, foto’s oude klederdracht. 4. De Heer Marc Kuypers, Leopold Scheiperslaan, Kapellen schonk ons een doos met meer dan 60 boeken. 5. De Heer Marc Brans, Gasstraat, Kapellen schonk ons een affiche van een toneelvoorstelling van Jan Mat, december 1924. 6. Familieleden van mevrouw Van Cleemput-Wyns schonk ons 23 bundels archieven i.v.m. de zeevaart en de zeevaartschool van wijlen Fernand Van Cleemput.
GEZOCHT – GEZOCHT – GEZOCHT Documentatie voor het archief van de Heemkring Hoghescote. Alle documentatie over Kapellen is welkom! Wij denken aan foto's, doodsprentjes, doodsbrieven, postkaarten, krantenknipsels, affiches, oude menukaarten, geboortekaartjes, oude trouwboekjes, oude notarisakten, huwelijksaankondigingen, oude rekeningen van Kapelse firma's enz, enz... Geef ons een seintje en we komen even langs.
Bij voorbaat hartelijk dank!
143
BOUWBEDRIJF J. VALCKENBORGH Starrenhoflaan, 5 - 2950 Kapellen Tel. 03/660.14.20 ww.valckenborgh.be Algemene aannemingen Î eigen schrijnwerkerij Î keuken- en interieurinrichting. !""#$%&#'($)*+,$$$-$$$%&#'($(*! $ ./&01$%&#(! $
2'34'5'3&(6'($7$2,186#'9 :8,8&#(1183,,8$; ;<=>$?,@'AA'($ 8'A$$$$$B$>CDEE>F>=F== G,H$$$$B$>CDEE>F>=F=> 61"$B$>IJJDCEFE<F>=
2#'8)'(83K"$$+*+,$$$$
L35'(9$#38/#@'9&18$ M/3F$N,AA'",(1183,,8$$;$-$$;<=>$$?,@'AA'($ 8'A$ B$>CDEEI$OI$;=$$$G,H$ B$>CDE>=$;P$<C$ "#$%&'%()*(#)+,-./($ QQQF*#'8)'(83K"F+'$ 2#'8,(,AR1'$Î$:8'K(4#A'($Î$2#'8*'34#36&(6$Î$ S,(&)K3'$Î$S,11,6'$Î$:8'K(-$'($,9'31@,85#K1'(
FTKGOCCPFGNKLMU""VKLFUEJTKHV""ÓV"DTWIIGUMG HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ANTWERPSESTEENWEG 2 BUS 2 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083
BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1
!"#$%%&'()*!'%%!'+,'(% -"#*'&%% %%%%%%%%%%*./0.12.% %%%%%%%%%%%%%%%%#34560708292.%% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%#90.62.% %%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%%-32:9;<=025%
!!
>"(#&&,(??,%@A B -?#'CC'+%DAEF%% ,'CG%F@HIFEHJDHIK%% 2BL403G%8<=M529N08282.629O5;M.26H/2% %
BC 30832