Bruggeske 2015 2 juni

Page 1


Traiteur Luc Van Walle

<&#=)#18'1%>"'%"3%*?%-&&;.&'@%

Huwelijken, Communiefeesten, Recepties, Koffietafels, Diners, Avondfeesten, Banketten, Zakendiners, Personeelsfeesten, e.d. In feestzaal “De Jachthoorn” , bij u thuis of in een zaal naar keuze.

Specialiteit

Jubilea,

!"#$%&'%()*+%,*--&./% 0#&*12&3."-&3%&'%0"#,&4*&5% 63378'%-)#$*3&%9%)',&:&#(.%8'% ""'."3%:&#;)'&'5%

Privé parking + tuin met speelhoek voor kinderen. Voor verdere inlichtingen en advies staan wij steeds voor u klaar. Feestzaal de Jachthoorn – Traiteur Luc Van Walle. Antwerpsesteenweg 153 - 2950 Kapellen. Tel. 03-665 20 38 * GSM. 0496 60 50 65 * FAX. 03-605 53 25 E-mail: info@jachthoorn.be * www.jachthoorn.be


‘t Bruggeske 47ste jaargang - nummer 2 – juni 2015 Driemaandelijks tijdschrift van Heemkring Hoghescote vzw Essenhoutstraat 59 - 2950 Kapellen Ondernemersnr. 0409 968 421

In dit nummer: Stadswandeling Berchem op zondag 5 juli 2015

2

Bestuur Hoghescote

Jaarlijkse dagreis op 22 augustus Op stap naar de Voer, het Land van Herve en het Land van Overmaas

3

Bestuur Hoghescote

Kapellen uit de oude doos Erfgoeddag 2015 - Opening toeristisch seizoen

5

André De Vleeschouwer

Kapellen vroeger en nu, op 9 oktober 2015 – lokaal Hoghescote Lezing door Roger Balbaert

De luidklokken van de Sint-Jacobuskerk van Kapellen Etienne Vermeulen

Schenkingen aan het archief van Hoghescote Bestuur Hoghescote

Putte en zijn kermis

7 8 15 16

Etienne Vermeulen

Napoleon en de Slag van Waterloo

21

Walter Dreessen

Kapelse jongens in de legers van Napoleon Jan Vanderhaeghe

Rondvraag betreffende een foto uit de oude doos

27 36

Bestuur Hoghescote

Verantwoordelijke uitgever: André De Vleeschouwer, Tel: 036057989 Redactie en opmaak: Roger Van den Bleeken, Tel: 036646322 beiden p.a. Essenhoutstraat 59 te 2950 Kapellen heemkringhoghescote@gmail.com Kaftontwerp: T. Hanssens

Copyright Heemkring Hoghescote Kapellen Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd, gereproduceerd of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

Ledenblad ’t Bruggeske wordt 4 x per jaar aan elk lid van Heemkring Hoghescote toegezonden. Elke auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het door hem ingezonden artikel. Het lidmaatschap bedraagt 12 € per jaar als gewoon lid, of vanaf 25 € als erelid. Dit bedrag kan worden overgemaakt op BE18 4137 2050 7165 (BIC-code KREDBEBB) op naam van Heemkring Hoghescote vzw - Essenhoutstraat 59, 2950 Kapellen, met de vermelding "Lidgeld". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog in voorraad, zijn te verkrijgen op het redactieadres tegen 3 € per exemplaar.

1


Stadswandeling Berchem op zondag 5 juli 2015 Van Berchem Station naar stadsbrouwerij De Koninck (± 2 uur) In de omgeving van Berchem station krijgen verschillende projecten stilaan concreter vorm. Zo moet de Berchemse stationsomgeving een aantrekkelijke en gebruiksvriendelijke plek in de stad worden. De Cogels-Osylei, op wandelafstand van Berchem station, staat bekend voor zijn architectuur en de meeste huizen zijn geklasseerd als monument. Toeristen van over de hele wereld komen hier een glimp opvangen van deze monumentale huizen uit de belle époque periode. Het “Militair Gasthuis” is omgevormd tot een site met historische monumenten en top-nieuwbouwarchitectuur, met 300 nieuwe bomen, binnen de stadsgrenzen en nabij Berchem station. De alleenstaande voormalige kapel van deze site is door Sergio Herman omgevormd tot het klasserestaurant “The Jane”. Brouwerij De Koninck, opgericht in 1833, is de enige overgebleven brouwerij van Antwerpen. “De Koninck” is tevens de naam van het bier van deze gekende brouwerij.

De binnentuin van het voormalige Militair Gasthuis

Samenkomst om 13.45 uur op het grote plein voor het stationsgebouw (Burgemeester E.Ryckaertsplein). Vertrek stipt om 14.00 uur. Maximum: 20 personen Deelnameprijs: leden: € 5 / niet-leden: € 7 Inschrijven voor 20 juni 2015, telefonisch op tel: 03 605 79 89 of via e-mail: heemkringhoghescote@gmail.com. Na inschrijving, betaling op rekening BE18 4137 2050 7165 – Heemkring Hoghescote vzw, Essenhoutstraat 59 – 2950 Kapellen met duidelijke vermelding van het aantal personen en “Stadswandeling Berchem”.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

2


Jaarlijkse dagreis op 22 augustus Op stap naar de Voer, het Land van Herve en het Land van Overmaas Bestuur Hoghescote

Eind augustus gaan we weer samen op stap. We beginnen onze dagtocht richting Zichen-Zussen-Bolder waar we in Gasthof Delicia ontvangen worden met koffie en gebak. Nadien gaan we langs de afdaling van Wonck en de vallei van de Jeker richting Voeren. Ooit was de Voerstreek een felbetwist gebied ten gevolge van de taalstrijd. Gelukkig is dit nu voorbij en krijgt dit mooie, golvende landschap de aandacht die het verdient. We volgen het kleine riviertje, de Voer, langs ’s Gravenvoeren, Sint-Maartens-Voeren en Sint-Pieters-Voeren tot aan de bron. Hier bezoeken we de forellenkwekerij, gelegen aan de voormalige burcht van de Teutoonse ridderorde. We krijgen er uitleg over de verschillende soorten forellen in allerlei grootten en kleuren, en … we mogen er nog proeven ook! We vervolgen onze weg door het mooie Land van Herve. Volgens sommigen de “Tuin van Luik” en volgens anderen “La Petite Normandie”, gekend om zijn boomgaarden, kaas, siroop en cider. Langs het Amerikaans kerkhof van Henri-Chapelle en het enorme viaduct van de spoorlijn de IJzeren Ruhr gaat het naar Vaals en het drielandenpunt. Ons 3 gangen middagmaal is gereserveerd onder de Wilhelmina Toren.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

3


Na onze maaltijd rijden we verder door het heuvelende landschap, over de Mergellandroute van het Nederlandse Zuid-Limburg, een echt vakantieparadijs, om via Epen, Vijlen en Slenaken Valkenburg te bereiken. Valkenburg is vooral gekend voor zijn vele mergelgrotten. Wij brengen een bezoek aan de Gemeentegrot, en we doen dit niet te voet, maar laten ons voeren met een heel comfortabel treintje, dat gedurende een 40-tal minuten een prachtig tochtje maakt door de ondergrond van Valkenburg met daarbij een zeer boeiende uitleg.

Na of voor het bezoek aan de Gemeentegrot voorzien we vrije tijd voor een korte wandeling door het stadje of rustig uitrusten op een terrasje. Op de terugweg genieten we nog van een goed gevulde koffietafel. De prijs voor deze interessante uitstap, inclusief beide maaltijden (wat vroeger meestal niet het geval was), verzekering, koffie en gebak, bezoek forellenkwekerij met proevertje en uitleg, treintje in de grot te Valkenburg met gids, bedraagt voor de leden: 57 euro en voor de niet-leden: 60 euro. Dranken zijn uiteraard niet inbegrepen. Stel uw deelname niet uit, de bus heeft slechts een 50-tal plaatsen! Vertrek: zaterdag 22 augustus om 07.30 uur op het Marktplein te Kapellen aan de achterzijde van de brandweerkazerne. Inschrijven voor 15 augustus 2015, via e-mail: heemkringhoghescote@gmail.com of per telefoon: tijdens de maand juni op 03 605 79 89, daarna: 03 664 82 77 Na inschrijving, betaling op rekening BE18 4137 2050 7165 – Heemkring Hoghescote vzw, Essenhoutstraat 59 – 2950 Kapellen met duidelijke vermelding van het aantal personen en “reis 22.08.15”.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

4


Kapellen uit de oude doos Erfgoeddag 2015 - Opening toeristisch seizoen André De Vleeschouwer Op zondag 26 april 2015 was het zover. Op deze Erfgoeddag werd met succes het toeristische seizoen geopend in het Erfgoedcentrum Hoeve Van Paesschen, en dit onder een welkome lentezon. We noteerden heel wat activiteiten.

Bezoek aan de Smoldersklok

Deze unieke astronomische klok kan steeds op aanvraag worden bezocht onder leiding van een bekwame gids, maar vandaag kon dit niet ontbreken. Herman De Meulenaere noteerde als voorzitter van Toerisme ruim 150 tevreden bezoekers, waaronder heel wat jongeren.

foto Herman De Meulenaere

Wandelzoektocht 2015 in het centrum

Speciaal voor deze dag werd Kapellen uit de oude doos gehaald, met een wandelzoektocht van 5 km. Ons gemeentebestuur ontwierp een kleurrijke brochure “Een Goeden Dag uit Kapellen”, met heel wat oude foto's uit het archief van Heemkring Hoghescote. Hieraan is een wedstrijd verbonden voor de actieve wandelaars, met mooie prijzen voor de winnaars. 12 mysterieuze foto's tonen Kapellen TOEN, her en der verspreid in de directe omgeving. Op de gekozen locaties kan iedereen een leuke foto of selfie maken en via sociale media verspreiden. Bij elke foto hoort een vraag. Iedereen kan deelnemen, ook in de komende maanden.

Brochure “Kapellen uit de oude doos”.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

5


Opendeurdag bij ons Documentatie- en Studiecentrum

Heemkring Hoghescote opende ook dit jaar weer zijn deuren. Vele bekenden kwamen langs, maar toch ook heel wat nieuwelingen, op zoek naar wat oude beelden, maar vol verrassing over het resultaat van het werk van de voorbije 47 jaren. Ons archief is elke maand 3x open voor het publiek, elke eerste dinsdag van de maand van 14 u tot 17 u, elke tweede donderdag van 19 u tot 22 u en elke derde donderdag van 9 u tot 12 u. Kom zeker eens langs.

Uitgifte van een nieuwe Kapelse postzegel

Kapellen stond in het najaar van 2014 in het centrum van de belangstelling, omwille van de herdenking van Wereldoorlog I in het noorden van Kapellen: de bunkerlinie, de elektrische dodendraad, het Mastenbos, en vele andere relicten. Meer dan reden genoeg om daarover een postzegel uit te geven, met het beeld van een Duitse bunker aan het Loopgravenpad in het Mastenbos, die samen met de klaproos, het symbool van Kapellen 2014 vormt.

Bezoekers doorsnuffelen de brochures en kopen hun postzegels.

foto Herman De Meulenaere

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

6


Cars en Coffee

Voor de laatste maal was er op het Marktplein “Cars en Coffee”, met vele tientallen oldtimer auto's.

Oldtimers op het Kapelse Marktplein, met op de achtergrond Erfgoedcentrum Hoeve Van Paesschen (foto's Herman De Meulenaere)

We kunnen met tevredenheid terugkijken op deze geslaagde Erfgoeddag 2015. Er hing een sfeer van een gezellige drukte. Op naar de Erfgoeddag 2016!

Kapellen vroeger en nu Deze lezing van en door Roger Balbaert ging reeds door op 7 mei. Al snel, na de aankondiging ervan in ’t Bruggeske 2015/1, waren de beschikbare plaatsen ingevuld en ontstond er zelfs een wachtlijst. Omdat de belangstelling zo groot was, werd beslist deze voordracht voor onze leden terug te organiseren in het najaar op vrijdag 9 oktober om 20 uur in ons lokaal Hoeve Van Paesschen. Opnieuw zal Roger u aan de hand van tientallen oude en nieuwe beelden laten kennismaken met het verleden van Kapellen en u uitleggen waarom sommige toestanden zijn zoals wij die nu kennen. Pure nostalgie... en ook kennis van onze huidige gemeente. Gezien de beschikbare ruimte dient het aantal deelnemers echter beperkt en vragen wij u zo vlug mogelijk in te schrijven via: tel. 03.664.82.77 of e-mailadres: heemkringhoghescote@gmail.com Inkom is gratis.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

7


De luidklokken van de Sint-Jacobuskerk van Kapellen Etienne Vermeulen

l’Angélus – Millet. Musée d'Orsay, olie op doek 55,5 x 66 cm (1857-1859)

Op het doek van Millet "Het angelus" is het moment te zien waarop de kerkklok opriep tot gebed. "Het angelus heb ik gemaakt, terwijl ik me bedacht hoe mijn oma, als ze de klok

hoorde luiden terwijl we op het land werkten, nooit naliet ons te laten ophouden met werken om het angelus op te zeggen voor die arme doden." (Millet) De huidige informatiemaatschappij, die vooral gekenmerkt wordt door de invloeden van computertechnologie, sociale netwerken en technische innovatie, staat mijlenver af van het rustige buitenleven van zo'n 100 jaar geleden waar de klank van de luidklokken nog een grote impact had op het gedrag van de mens. Het galmen van de klokken immers was in vorige eeuwen een communicatiemiddel bij uitstek; de klokken hebben dan ook steeds een belangrijke rol gespeeld in het dagelijks leven van een dorpsgemeenschap.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

8


Vandaag is de functie beperkt tot het aankondigen van kerkdiensten en de tijd. Als er ooit een intense verbinding is geweest tussen klokken en alle facetten van het dagelijks leven, dan was dat wel in de middeleeuwen. In die periode vervulden klokken ook andere taken. Men noemde ze o.a. de brandklok, de stormklok, de poortklok die aangaf dat de stadspoorten gesloten werden, de taptoeklok die luidde als de tap in de herberg toe moest, de dievenklok die luidde bij terechtstellingen en de tiendenklok die het tijdstip aangaf waarop een evenredig (meestal tiende) gedeelte van de voortbrengselen (veldgewassen, vruchten, jongen van dieren, enz.) aan de plaatselijke heer of aan de kerk diende overgemaakt. De vroegste vondsten dateren van zowat 3000 jaar v.C.: in China werden aardewerken klokken met klepels gevonden. Later werden ze vervangen door ijzeren klokken. Op archeologische plaatsen werden deze aangetroffen op strijdwagens en als hondenbellen. In het oude China werden bovendien al klokkenspellen (carillons of beiaarden) vervaardigd. Via het Midden-Oosten bereikte de klok Zuid-Europa.

Chinese terracotta klokken (Asten, Klok en Peel Museum - Nederland)

In Kreta (Minoïsche cultuur ca. 2000 v.C.) werden uit die periode kleiklokjes gevonden en in het oude Egypte werden bij de Osirisfeesten belletjes gebruikt om het geheel op te vrolijken. In het oude Rome was het bestaan en het gebruik van klokken vrij bekend. Ook hier vervulde de klok de rol van signaalgever. Zo werden klokken gebruikt bij het openen van de badhuizen of bij een start in amfitheaters of als signaalgevers bij de nachtelijke controles door de wacht. Wanneer een veroordeelde naar de plaats van zijn of haar terechtstelling werd gebracht kreeg deze doorgaans een bel om de nek gebonden. De eerste klokken werden hier in kerkelijk verband in gebruik genomen na het Edict van Milaan in 313, toen Keizer Constantijn de Grote (280 - 337 n.C.) de godsdienstvrijheid afkondigde. Hierdoor werd het christendom als

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

9


gelijkgerechtigde eredienst erkend en werden de bisschoppen in de staatsstructuur opgenomen. Het is in deze periode dat de verspreiding van het gebruik van klokken in kerkelijk verband langzaam op gang kwam. In deze periode kwam de eigenlijke klokkengietkunst tot stand en voltrok zich volledig in de Frankische periode. Klokkengieter (houtsnede uit Hans Sachs's Ständenbuch 1568)

In de tijd van Karel de Grote verwierven ze een vaste plaats in de kerk, waar ze gewoonlijk werden opgehangen in een toren. Het is ook van dan af dat we voldoende gedocumenteerd zijn over het kerkelijk gebruik van de luidklok. De Capitularia van Karel de Grote (schriftelijke verordeningen) hebben het gebruik van de luidklok vermoedelijk sterk bevorderd. De kerktoren met luidklok had dan ook een bijzondere plaats in de middeleeuwse samenleving.

Het luiden van klokken zou slechts algemeen verspreid worden vanaf de 7de eeuw. De oudste vermeldingen vinden we in Frankrijk. Het was de luidklok die de bevolking liet weten waarnaar zij zich moest richten. Zij gaf de metten, de nonen en de vespers aan, de dagverdeling in morgen, middag en avond en als kloosterklok waarschijnlijk ook nog de lauden, de priemen, de tertsen, de sexten en de completen. Het angelus werd geklept, drie keer driemaal met even doorluiden, om de mensen op te roepen het gebed "Engel des Heren" te bidden. De opkomst van de steden deed het wereldlijk gebruik van klokken ontstaan. De klokkengieter werd een veelzijdige vakman die ook kanonnen en gebruiksvoorwerpen goot. In de steden werd hij meestal opgenomen in de smedengilde. De giettechniek evolueerde vrij snel. Tot in de 12de eeuw werden de klokken gegoten door monniken. De klokken uit die tijd zijn haast allemaal verloren gegaan, vermoedelijk doordat brons een duur materiaal was, dat voortdurend werd omgesmolten. De klokken werden opgehangen in hoge torens om alzo nog verder gehoord te worden. Het is dus aan de klok te danken dat de latere kerken met een of meerdere

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

10


torens bedacht werden. In het Frans kregen deze torens de naam "clocher". In Italië, waar campana de Latijnse naam voor klok is, werd het campanile. Aanvankelijk werd de valse klok gevormd in was op een horizontale spil. Deze klokken hadden het zogenaamd bijenkorfmodel. Vanaf de 12de eeuw werd de valse klok gevormd in leem en kreeg ze het zogenaamd punthoedmodel. In de eerste helft van de 14de eeuw werd de valse klok gevormd door middel van sjablonen. Deze techniek, die afkomstig was uit de praktijk van het kanongieten, had een positief effect op de klank van de klok en liet toe de klok te vormen op een verticale spil. Meteen konden ook grotere klokken gegoten worden. In dezelfde eeuw ontstond het gotisch profiel, dat de basis vormt voor het huidige klokprofiel. De giettechniek evolueerde door ervaring, ging meestal over van vader op zoon en was een risicovolle activiteit. Grotere klokken werden meestal ter plaatse gegoten op het kerkhof. Het mechanische uurwerk is pas in de 14de eeuw uitgevonden; voordien behielp men zich met zonnewijzer, zandloper of soms met een wateruurwerk. Het begrip "ongeveer" voldeed in die tijd trouwens ruimschoots. De ontdekking van het mechanische uurwerk lag ook aan de oorsprong van de beiaard.

Het klokkengieten Gietkuil (Denis Diderot & Jean Le Rond d'Alembert, Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des arts et des métiers.) (Paris, 1753)

Het gehele vorm- en gietproces speelt zich af in de zogenaamde gietkuil. Op deze prent uit 1767 ziet men bovendien rechts van de gietkuil de smeltoven. Links merkt men een kern met daarboven hangend de mantel. De vormers zijn bezig met het maken van de “valse” klok. De linker figuur draait de sjabloon, de rechter brengt de vormleem aan. Klokken worden gegoten uit brons: een legering bestaande uit circa vier delen koper en één deel tin. In de juiste samenstelling schuilt het geheim van hun verdragende klanken.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

11


Omdat de toon van een klok afhankelijk is van haar vorm, grootte en dikte van de legering, zijn er nooit twee dezelfde klokken in een beiaard. Dus totaal geen sprake van seriewerk. Alles wordt afzonderlijk en met de hand gemaakt. De oudste klokken in ons land dateren uit de vroege middeleeuwen. Een geschreven bron over het gieten van klokken komen we tegen in het begin van de 11de eeuw bij de benedictijner monnik Theophilus. In zijn verhandeling over verschillende kunsten is één hoofdstuk gewijd aan het gieten van klokken. Dit klokkengieten gebeurde met een techniek die "cire perdue" of "verloren was”-methode wordt genoemd. Het betreft de techniek van het bronsgieten, waarbij een wasafdruk door verhitting wegsmelt en in de lege ruimte tussen de twee vuurvaste lagen gesmolten brons wordt gegoten. Daarom moeten er vooraf twee houten sjablonen gemaakt worden: één voor de binnenvorm en één voor de buitenvorm van de klok. De vorm waarin de klok gegoten wordt bestaat uit drie delen: een kern, de valse klok en een mantel. De kern, waarvan de buitenste zijde overeenstemt met het binnenprofiel van de toekomstige klok, wordt hoofdzakelijk vervaardigd uit baksteen. De buitenzijde wordt met een mengsel van leem en stro afgewerkt tot de gewenste vorm, die bepaald wordt door een „sjabloon", waarin het model van een klok is uitgetekend.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

12


Op deze kern, die door een zacht vuurtje warm wordt gehouden om een te snelle uitdroging te voorkomen, wordt dan een valse klok gemaakt, eveneens in leem. De valse klok komt in grootte en dikte overeen met de latere echte klok. Eens voltooid wordt de klok volledig in was (rundvet) gezet, waarop de versieringen en teksten, ook in was, worden aangebracht.

Over deze waslaag komt dan uiteindelijk de mantel, ook gemaakt uit leem, waarvan de binnenzijde overeenstemt met de buitenzijde van de latere klok. In die mantel worden eveneens ijzeren banden mee ingewerkt en daarna wordt er een versterkt gaas over aangebracht. Door verwarming smelt de was op de valse klok zodat teksten en versieringen in spiegelschrift op de binnenzijde van de mantel komen te staan. Wanneer na een tweetal weken alles netjes is gedroogd en steenhard geworden, wordt de mantel verwijderd, de valse klok weggekapt, waarna de mantel opnieuw op de kern wordt geplaatst. Nu is het meest spannende moment van het productieproces aangebroken. De ontstane holte tussen kern en mantel wordt met voor 80 procent door elektrolyse bekomen roodkoper en 20 procent geraffineerd tin (samen = brons) van 1100° gevuld. Na afkoeling, waarmee weer enkele weken gemoeid zijn, worden kern en mantel verwijderd. ’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

13


Schematisch overzicht van de voorbereiding van de klok.

de bakstenen kern, bestreken met leem vermengd met stro, de ruimte waar de valse klok zich bevond en die gevuld wordt met brons, de mantel die de buitenvorm van de klok bepaalt.

Maar daarmee is de klok nog niet voltooid. Nu moet de klok nog gestemd worden. Dit gebeurt door wegvijlen van stukjes legering langs de binnenzijde. Een zeer precies werk. En hierin ligt de grootste kunst van de klokkengieter. Hiermee wordt bedoeld het volkomen in harmonie brengen van de grondtoon en de boventonen. Het resultaat moet een klankrijkdom in combinatie met toonzuiverheid en sonoriteit geven. Deze klokken kunnen een specifiek geluid voortbrengen afhankelijk van de grootte van de klok zelf, van de samenstelling van de legering, van de vorm en de dikte van de klok; maar eveneens de wijze van aantikken speelt een rol. Zo kan de klok heen en weer bewegen en wordt de klepel afwisselend tegen beide zijden van de klok geslagen; ook kan de klok stil hangen en wordt alleen de klepel tegen een zijkant geslagen of wordt diezelfde klok aan de buitenkant door een hamer aangetikt. Om dit overzicht te besluiten wil ik nog een kort woordje zeggen over enkele beroemde klokken. Ik begin met de grootste, de tsaar Kolokel, die zo maar eventjes 165.000 kg weegt. Tachtig sterke mannen waren nodig om ze aan het luiden te krijgen. Nu staat zij te kijk aan de voet van het Kremlin te Moskou. Andere grote klokken zijn deze van Peking: 60.000 kg, die van Montreal: 30.000 kg en de Big Paul van de Sint-Paulus kathedraal te Londen: 18.300 kg.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

14


Bij ons had men vroeger te Gent “Klokke Roeland". Gegoten in 1314 woog zij 5.405 kg, voor die tijd een heel respectabel gewicht. In 1539 verplichtte Keizer Karel haar echter tot zwijgen, als straf voor de opstand van de Gentenaars. In 1659 werd de klok dan gesmolten en haar brons gebruikt voor het gieten van een nieuwe beiaard. De grootste klok van het nieuwe stel werd de “Triomfante" en woog 6.050 kg. Nadat zij tijdens de Eerste We-­ reldoorlog erg beschadigd werd, kreeg zij een ereplaats op een nabijgelegen plein. Haar plaats in het klokkenspel werd ingenomen door de “Nieuwe Roe-­ land", wat vele Gentenaars verkeerdelijk doet denken dat op het grasveld de oude “Klokke Roeland" staat. Een andere beroemde klok hier te lande is de Carolusklok in de Antwerpse O.L.Vrouwekathedraal, gegoten in 1507 en met dezelfde Keizer Karel als peter. Naar het schijnt zou de 123 meter hoge torenspits zich telkens 11 cm verplaatsen als de Carolus luidt! In elk geval is het de verst dragende klok van gans de wereld!

Wordt vervolgd.

Het archief van Hoghescote ontving de volgende schenkingen van: mevrouw Chris Beyens-Van Laer – rouwbrieven en bidprentjes de heer Fons Mees – boek “Vlaanderen in de knoop” van E.Grielens de heer Marc De Smet – boeken: “25 dagen van Antwerpen” en “Waar is de tijd?” de heer Lucien Huyge – oude foto’s van een Kapelse gemeenteschool de heer Paul Van Bockel – diverse medailles Chiro Don Bosco Putte grens– foto’s van bivakken en kampen mevrouw Greta Van Aken – rouwbrieven en prenten mevrouw Evelyne de Buck-Van Overstraeten – pentekening Ravenhof + High Live 2013-2014 Bibliotheek Zilvermuseum – tijdschriften Ons Heem en De Spycker mevrouw Dietvorst-Smout – trouwboekje + foto’s Petrus Van Camp de heer Rudy Letens – rouwbrieven, bidprentjes, communieprentjes mevrouw M.A. Van den Bleeken – documenten van de Sint-Jozefkapel de heer Jan Vermeylen – bierfles P.Cornelis - De Preter Kapellen.

Met dank van bestuur en leden van Hoghescote.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

15


Putte en zijn kermis

(vervolg op artikelen verschenen in ’t Bruggeske 2014/4 en 2015/1) Etienne Vermeulen

De kermisloop Op 16 oktober 2006 werd hiermee gestart. Er zijn 2 parcours: 5 en 10 km met start en aankomst aan de grens. De kermisloop is een organisatie van de Belgische middenstandsorganisatie PMV en de Lopersgroep Putte. PMV nv is een zelfstandige investeringsmaatschappij. Lopersgroep Putte ontstond in het voorjaar van 1991 toen enkele Putse joggers elkaar ontmoetten en bedachten dat samen rennen leuker was dan alleen. Langzaam groeide de groep enthousiastelingen en met de naderende winter was een avondtraining in het bos geen optie meer. Omdat er in Putte geen sportaccommodatie was, werd er uitgeweken naar “de baan” achter het gemeentehuis van Stabroek. Hier was verlichting en sanitair aanwezig terwijl er na het lopen nog kon nagekaart worden in de gezellige sportchalet. Lopersgroep Putte was geboren. Eind 2003 werd een aparte jeugdgroep toegevoegd om zo ook “de klein-­ tjes” voor de loopsport enthousiast te maken. Met de gebruikelijke ups en downs groeide de groep tot was ze nu is.

De Sluitingsprijs Een vast onderdeel van de kermis in Putte is de befaamde Sluitingsprijs die ondertussen is uitgegroeid tot een begrip binnen het wielergebeuren. Vergis je vooral niet: al wordt deze wedstrijd als een kermiskoers beschouwd, iedere renner wil ze maar wat graag op het palmares. De erelijst zegt in dat verband genoeg met namen als Eddy Merckx, Herman Vanspringel, Wilfried Peeters, Tom Steels, Gert Steegmans, Nick Nuyens en nog vele andere bekende namen. In 1929 werd de wedstrijd voor het eerst gereden en ging tijdens de oorlogsjaren enkele keren niet door. De stichter was Eugène Teysen, die afgevaardigde van de Belgische Wielrijdersbond was. Dankzij de belangstelling en het succes ging meteen het Sportkomiteit Putte van start. Met winnaar Georges Ronse in 1930 kwam de eerste grote

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

16


naam op de ondertussen lang geworden erelijst van nationale en internationale kampioenen. Uitgangspunt van de organisatoren was dat alle deelnemende renners geen startgeld kregen uitbetaald. Een stelregel die tot in 1997 is volgehouden. Bij het zilveren jubileum op 12 oktober 1954 kreeg de Sluitingsprijs ook de naam “Grote prijs Frans Hotag” toegevoegd, genoemd naar de Stabroekse wielrenner die de koers won in 1943 maar het jaar daarop stierf in een concentratiekamp. Sinds 1966 wordt de wedstrijd officieel erkend als Nationale Sluitingsprijs Putte-Kapellen. Vanaf het begin van de jaren '50 loopt het parcours van de Sluitingsprijs gedeeltelijk over Nederlands grondgebied. De grenspost van Putte-Kapellen was een van de drukste overgangen tussen België en Nederland en een gekende smokkelroute. Strikt wettelijk bekeken moest de douane bij elke doorgang van de wielerkaravaan alle sportbestuurders opnieuw laten stoppen om hen te vragen of ze niets aan te geven hadden. Dat konden de organisatoren oplossen door aan de douane vooraf op te geven welke wagens er in het kader van de wielerwedstrijd geregeld de grens overstaken. De douaniers hebben de organisatoren nooit iets in de weg gelegd. Meer dan eens hebben ze de grenspost voor een dag zelfs een paar honderd meter verlegd om de koers vlot te laten verlopen. Bij de organisatie van de Nationale Sluitingsprijs zijn vier gemeenten en drie politiekorpsen betrokken. Tot nu toe heeft het Sportkomiteit altijd al kunnen rekenen op een perfecte samenwerking met deze politiediensten. De Sluitingsprijs heeft de grensgemeente Putte internationale bekendheid gegeven. In de loop der jaren stond menig wereldkampioen er aan de start en jaarlijks komen zo'n 30.000 toeschouwers er de gemoedelijke sfeer opsnuiven. "De ambiance haalt hier de bovenhand", zo vertelt dhr. Carpentier (secretaris van Sportkomiteit Putte-Kapellen vzw). "Vroeger zetten de renners na de wedstrijd eveneens een stapje in de wereld en velen onder hen kropen op handen en voeten weer huiswaarts. Dat gebeurt nu bijna niet meer. Misschien dat hier en daar een enkeling nog wel eens een pint blijft pakken maar die traditie is stilaan verdwenen."

Marten Melsen Marten Melsen was kunstschilder, aquarellist, tekenaar en graficus. Hij is geboren te Brussel in 1870 en overleden te Stabroek in 1947. Hij schilderde vooral boerenfiguren die hij op - soms brutaal - naturalistische wijze voorstelde, werkend op het land, rond de hoeve, aan de Leuvense stoof, op het café of tijdens boerenfeesten of processies.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

17


Beeld van Marten Melsen in de Dorpsstraat in Stabroek

Hij was de zoon van Adriaan Melsen (1841-1913) en Julie Cleiren (18411877). Vader stamde uit het Nederlandse Ossendrecht en trok samen met zijn Vlaamse vrouw naar Brussel om er in de snel groeiende stad hun geluk te beproeven met een schapenslagerij. Moeder stierf toen Marten 7 jaar oud was en vader hertrouwde met een dochter van zijn zwager, Cécile Cleiren. De familie behoorde al gauw tot de gegoede middenstand. Als jongen bracht Marten de zomervakanties op het platteland te Ossendrecht en Woensdrecht door. In 1888 ging hij naar de Brusselse kunstacademie. In 1894 werkt hij met zijn academievriend Louis Houwaert (1873-1960?) enkele maanden in de Nederlands-Belgische grensstreek bij de boeren op het platteland om zich door het schilderachtige boerenleven te laten inspireren, zoals vele kunstbroeders doen, maar misschien ook om aan de hectiek van de moderne stad te ontsnappen. Vanaf 1897 tot zijn dood op 2 februari 1947 woont hij tussen de boerenbevolking van Stabroek. In 1909 trouwt hij met de 15 jaar jongere Jeanne Goossens en er worden vier kinderen geboren.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

18


Kermishoekje, schilderij van Marten Melsen

Als picturale chroniqueur beziet hij de landelijke bevolking bij hun werk, in hun huiselijke situatie, tijdens hun ontspanning in de kroeg, op de kermis, of in de processie. Omwille van de zeggingskracht is er van een zekere overdrijving sprake met een humoristische of soms ironische inslag, maar hij slaat niet volledig door naar het karikaturale. Hij is een goede waarnemer met een scherp oog voor details en situaties.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

19


Rond en in de Eerste Wereldoorlog heeft hij zijn grootste successen en vinden zijn doeken hun weg naar particulieren, verzamelaars en enkele musea. Putte wordt elk jaar weer gedurende acht dagen ondergedompeld in een kermissfeer. Een boordevol programma wacht op een talrijk en vooral opgewekt publiek. Zo wordt ieder jaar op de 1ste zondag na 9 oktober het feest geopend met een jaarmarkt, die om 10 uur officieel op gang getrokken wordt met de rondgang der prominenten. De maandag daarop volgt de kermisloop: 5 en 10 km worden gelopen in de vooravond. De dag nadien (op dinsdag) wordt het startschot van de Nationale Sluitingsprijs gegeven. Putte Kermis sluit af met een jaarmarkt, traditioneel de koekloting genoemd.

Geraadpleegde bronnen en websites -

't Bruggeske 1978 nr 1 't Bruggeske 1985 nr 1 't Bruggeske 1989 nr.1 't Bruggeske 1996 nr.1 't Bruggeske 1998 nr 1 't Bruggeske 1999 nr.3 't Bruggeske 2005 nr 3 't Bruggeske 2008 nr.2 Heemkring Het Zuidkwartier "Tijding" 1986 nr. 1 Heemkring Molengalm "Molengalm" 200 nrs. 1 en 2 Heemkundige Kring Antwerpse Polder "Polderheem" 1967 nrs. 3 en 4 De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed Rijksregister: Verslagen van de gemeenteraad en Politiereglementen (eerste helft van de 19de eeuw) Geschiedenis van Kapellen (E. Voet) “De Heiligen”, Stijn Van der Linden, Uitg. Contact, Antwerpen 1999 http://www.sluitingsprijs.be http://www.kermisloop.be http://lopersgroepputte.be/club http://martenmelsen.free.fr http://www.heiligen.net/heiligen http://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal-cultureel http://www.pabocultuur.nl/assets/pabo_cultuur/Feesten Wikipedia

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

20


Napoleon en De slag van Waterloo Walter Dreessen

Voorgeschiedenis: Na de vrede van Lunéville en Amiens en na het afsluiten van het Concordaat met paus Pius VII, benoemde de Franse Grondwet in 1802 Napoleon Bonaparte (°Ajaccio, 15.08.1769 - †Sint-Helena, 05.05.1821) tot consul voor het leven. In 1804 kroonde hij zichzelf tot keizer der Fransen en zijn vrouw Joséphine, Marie-Josèphe Tascher de La Pagerie, tot keizerin. Napoleon Bonaparte 1ste Consul van Frankrijk

Omdat Joséphine niet voor een mannelijke opvolger kon zorgen, werd zij in 1809 door hem verstoten en scheidde hij van haar in 1810. In datzelfde jaar hertrouwde hij met aartshertogin Marie-Louise de Habsbourg-Lorraine (°1791-†1847) die later, na het overlijden van Napoleon in 1821, zou hertrouwen met de Oostenrijkse generaal Adam Adalbert von Neipperg (°1775-†1829). Zijn bestuur was een echte monarchie. Napoleon zette de modernisering van het land voort, o.a. met de invoering van de “Code Napoléon” of “Code civil” (1804). Hij was echter ook bestendig op oorlogsvoet waarbij zijn legers het steeds tegen een coalitie van landen dienden op te nemen. Daardoor staan zijn oorlogen in de geschiedenis ook bekend als De Coalitieoorlogen. Een verzamelnaam die wordt gebruikt voor alle conflicten waarbij Frankrijk zowel tijdens de Franse revolutionaire oorlogen (Eerste en Tweede Coalitieoorlog, 1792-1802) als tijdens de napoleontische oorlogen (1804-1815) betrokken was. Tussendoor annexeerde Napoleon de Hollandse en Duitse kuststreken om in 1812 Rusland aan te vallen met een leger van meer dan 500.000 soldaten afkomstig uit allerlei landen. De afloop van de veldtocht eindigde dramatisch en tachtig tot negentig percent van de manschappen overleefde de veldtocht niet.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

21


Dat bij al deze oorlogen ook vele Kapelse jongelingen betrokken waren, staat te lezen in een hierna opgenomen artikel van de hand van Jan Vanderhaeghe, “Kapelse jongens in de legers van Napoleon”. Op zijn palmares stonden echter ook overwinningen, nl. in Lützen in de omgeving van Leipzig (1813) en Bautzen in Saksen, Duitsland, ten oosten van Dresden (1813). Door toedoen van veldmaarschalk Blücher leed Napoleon te Leipzig in 1813 een nederlaag die het begin van het einde voor hem betekende. Door de voortdurende oorlogen verkeerde Frankrijk bestendig in grote geldnood en om deze nood te lenigen was Napoleon eropuit om nieuwe overwinningen te realiseren. Hij boekte daarbij onder andere zeges in Austerlitz, thans Slavkov u Brno in Tsjechië (1805), Jena, Duitsland (1806), Friedland, Duitsland (1807), Eckmühl, 20 km ten zuiden van Regensburg (1809) en Wagram Oostenrijk (1809), terwijl in 1807 de slag bij Eylau, 38 km ten zuiden van Koningsbergen (tegenwoordig Pools als Iława) met 18.000 slachtoffers onbeslist bleef.

De Slag bij Eylau op 8 febr. 1807 tijdens de Vierde Coalitieoorlog.

Zoals te verwachten, groeide in Frankrijk het verzet tegen de talrijke oorlogen en zijn maarschalken dwongen hem in 1814 om af te treden waarna hij verbannen werd naar het eiland Elba (Italië) in gezelschap van een duizendtal manschappen. Binnen het jaar kon hij ontsnappen en, bij zijn terugkeer in Frankrijk, slaagde hij erin een nieuw leger op de been te brengen.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

22


Michel Ney, hertog van Elchingen (Saarlouis 1769-Paris 1815), maarschalk onder Napoleon, had zich na de verbanning aangesloten bij het nieuwe regime van de Bourbons en kreeg de opdracht om Napoleon na zijn ontsnapping uit Elba tegemoet te treden en hem gevangen te nemen. Echter, bij het terugzien van zijn oud-chef, sloot hij zich terug aan bij het leger van Napoleon. Zij veroverden Frankrijk en verjoegen de Bourbons om daarna België binnen te vallen met de bedoeling de Engelsen en de Pruisen te verslaan.

De confrontatie in Waterloo In de omgeving van Waterloo trof het Franse leger de Engelse troepen versterkt met een contingent Nederlandse soldaten. De Pruisische troepen waren nog niet ter plaatse en Napoleon opende onmiddellijk de strijd. De Hertog van Wellington hield echter stand en toen de Pruisen zich eveneens in de strijd wierpen, verloor Napoleon op 18 juni 1815 de Slag van Waterloo. Hij vluchtte naar de havenstad Rochefort waar hij werd aangehouden en op 22 juni 1815 voor de tweede keer afstand moest doen van de troon. Nu werd hij verbannen naar het eiland Sint Helena (nabij Zuid-Afrika) waar hij op 5 mei 1821 op 51-jarige leeftijd overleed. Voor maarschalk Ney liep het slechter af: hij werd door het nieuwe regime aangehouden en ter dood veroordeeld (gefusilleerd) wegens landverraad. Hij was een der bekwaamste veldheren onder Napoleon en werd bijgenaamd “le brave des braves” (“de dappere der dapperen”). Wie waren de hoofdrolspelers? 1) Het Engels leger dat geleid werd door hertog Arthur Wellesley ( °Dublin, 01.05.1769 – †Walmer Castle bij Dover, 14.09.1852) en die de Franse troepen reeds versloeg in Portugal en Spanje en tevens in 1814 Toulouse inpalmde. Bij de slag van Waterloo was hij ook de bevelhebber van de Nederlandse troepen welke voornamelijk uit Zuid-Nederlandse soldaten bestonden. Hij werd van 1828 tot 1830 premier van Groot-Brittannië. 2) Het Pruisisch leger dat werd geleid door veldmaarschalk Gebhard Leberecht Blücher (°Rostock, 16.12.1742 – †Krieblowitz, 12.09.1819). 3) Nederland: Prins Willem van Oranje (°’s Gravenhage 1772 - †Berlijn 1843), groothertog van Luxemburg en echtgenoot van Wilhelmina van Pruisen. Hij regeerde zonder de volksvertegenwoordigers te raadplegen en zijn nieuwe grondwet stuitte op verzet in België. Op 16 maart 1815 riep hij zichzelf uit tot koning van de Verenigde Nederlanden en hertog van Luxemburg. Op 21 september 1815 werd hij te Brussel ingehuldigd als koning Willem I. In 1840 trad hij af en vestigde zich in Berlijn. 4) Napoleon I Bonaparte (werd in zijn jonge jaren opgeleid tot artillerieofficier).

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

23


De schenking aan Wellington Als dank kreeg Wellington van de Prins van Oranje 1083 ha grond en een jaarlijkse dotatie van 20.000 gulden (koninklijk besluit van 29 september 1815). Voordien, na de nationalisering in 1795, daagden er geen kopers op voor de bewuste gronden en men besloot ze weg te geven. Deze gronden bevonden zich in Nijvel, Thines, Obaix, Baisy en Genappe en waren oorspronkelijk grotendeels afkomstig van het Kapittel van Sint Gertrudis te Nijvel, van de abdij van Affligem en van de Orde van Malta. Arthur Wellesley, 1e hertog van Wellington

In verband met deze dotatie lazen wij een verslag van de Kamer van volksvertegenwoordigers van 6 november 2013. Stefaan Van Hecke (Groen) stelde aan Minister Geens (CD&V) volgende vragen: 1) hoeveel heeft België uiteindelijk betaald aan Wellington en zijn nazaten? 2) wat zijn vandaag de verbintenissen van de Belgische Staat?

Minister Geens gaf een uitgebreid en historisch antwoord wat we ingekort weergeven: - de jaarlijkse dotatie werd omgezet in een nominatieve inschrijving bij de Grootboeken van de staatsschuld; - verschillende Koninklijke besluiten bekrachtigen de betaling van de dotatie welke reeds in 1839 bij het scheidingsverdrag met Nederland werd overeengekomen in Londen en bij wet van 1843 verankerd werd; - de overname van de belofte van deze dotatie toe te kennen was een gevolg van de toepassing van het internationaal gewoonterecht dat de rechtsopvolging van de staten regelt, met name wanneer een nieuwe staat deels wordt opgericht op het grondgebied van een staat die zelf ook blijft voortbestaan, en dit om de belangen van derden te beschermen en meer bepaald door vreemden verworven rechten; - in 1978 werd deze afspraak herzien waardoor de erfgenamen een dotatie van 100.000 frank per jaar werd toegekend en men schat dat zij (zijn nu toe aan de achtste generatie) tot hiertoe een twee miljoen euro verdiend hebben aan pachtgelden en rente;

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

24


- de gronden worden verpacht aan 83 landbouwbedrijven die pachtgeld betalen (iets meer dan de courante prijs) maar daartegenover staat dat zij een zekerheid genieten van telkens 40 jaar daar de gronden niet mogen verkocht worden en daardoor een zekere stabiliteit gegarandeerd wordt; - de opbrengsten van de oogst kunnen niet door de eigenaars opgeëist worden; - de boeren hebben het recht op die gronden gebouwen op te richten die in verband staan met landbouwactiviteiten; - tussen 1817 en 1870 bekwamen de eigenaars het recht de bossen te ontginnen voor landbouw doch de opbrengst van het hout werd destijds in het Grootboek van de openbare schuld ingeschreven voor een bedrag van 2,3 miljoen goudfranken en werd beschouwd als een lening aan de Belgische Staat die het kapitaal niet terugbetaalde maar enkel de rente vergoedde aan Wellington; - indien er geen mannelijke nazaten opdagen, gaan de gronden terug naar de Belgische Staat; - de pachtovereenkomsten met de landbouwers ressorteren onder het ministerie van Landbouw; - in 1988 werd (in alle discretie red.) de jaarlijkse rente van 100.000 frank afgeschaft in ruil voor 25 ha grond die de hertog in volle eigendom bekwam. - de opeenvolgende nazaten hebben steeds voldaan aan hun wettelijke verplichtingen, zoals de betaling van de successierechten die na elk overlijden werden berekend op de waarde van het gebruik van onroerende goederen van de dotatie en met betrekking tot de landpacht; - er is dus geen enkele reden om af te wijken van de gedane beloften tot deze dotatie. De familie Serge de Meeûs in Brussel beheert sinds 1937 het patrimonium van de hertog en betaalt hem 125.000 euro per jaar. Niettegenstaande de kritiek dat België reeds 200 jaar de dotatie uitkeert (dit in tegenstelling met Frankrijk dat alle napoleontische verplichtingen heeft afgeschaft), zal de dotatie verder uitbetaald worden zolang er mannelijke opvolgers van Wellesley opdagen. De gronden van de hertog schat men op een waarde van 60.000 euro per ha en tot op heden heeft nog geen enkele promotor zich aangeboden om de gronden te verwerven daar de eigendommen toch niet mogen verkocht worden. Buiten deze vergoedingen en schenkingen werd Wellesley ook benoemd tot Prins van Waterloo, Hertog van Wellington, maarschalk van het Pruisische, Oostenrijkse, Spaanse en Portugese leger met uiteraard het bijpassende loon. Ook de andere geallieerden werden bedacht met schenkingen, o.a. Pruisen kreeg Saarbrücken en Saarlouis - Landau ging naar Beieren - de Savoie naar de koning van Sardinië – Nederland werden gronden toebedeeld in de omgeving van Bouillon. ’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

25


De nazaten De achtste hertog (nu 99 jaar) bracht elk jaar een bezoek aan twee à drie van zijn landbouwbedrijven en om de vijf jaar werden een 60-tal pachters naar Groot-Brittannië uitgenodigd om een bezoek te brengen aan het Wellingtonmuseum in Londen en aan de landbouwbeurs. Wegens zijn leeftijd komt hij niet meer naar ons land doch de opvolging is verzekerd door Arthur Charles Wellesley (69 jaar), markies van Douro en oud-Europarlementslid voor de conservatieve partij en voorbestemd om de negende hertog van Wellington te worden. Hij is een zakenman en tevens voorzitter en/of partner van verschillende beursgenoteerde bedrijven. Ook de volgende generatie staat klaar daar twee van zijn vijf kinderen jongens zijn waarvan de oudste de titel van tiende hertog zal bekomen.

Besluit

Napoleon heeft zijn plaats in de geschiedenis niet gemist en was ook voor de Nederlanden van groot belang, waarvan we nu nog dagelijks sporen kunnen aantreffen. Denk maar aan de aanleg van het eerste havendok, het Napoleondok, te Antwerpen waardoor deze tot oorlogshaven werd verbouwd en verscheidene nieuwe scheepstimmerwerven werden opgestart. De kruitmagazijnen (o.a. van Lillo 1813), de bouw van forten, o.a. aan de kust in Oostende dat door Spaanse krijgsgevangenen werd gebouwd maar nooit voor militaire doeleinden werd ingezet. De Engelsen hebben dit fort in 1816 verder afgewerkt. Het heeft nu de functie van museum. Met de Continentale Blokkade probeerde hij Groot-Brittannië te treffen maar ook in de rest van Europa bleven de gevolgen niet uit, de industrie die aangewezen was op Britse invoer kwijnde weg, o.a. de Gentse textielnijverheid ontving geen katoen meer en suiker, thee, koffie en tabak werden schaars en moesten worden gesmokkeld.

Bronnen -

kleine Larousse in kleur, van Heideland-Orbis en Reader’s Digest;; Le Petit Larousse (Grand Format 2003); Weekblad "Le Vif" van december 2014; Weekblad 't Pallieterke van 21 mei 2014 en 3 februari 2015; met bijzondere dank aan dhr. Jean-Paul Neyns, gids op de site van Waterloo; - Maison du Tourisme de Waterloo; - “The Belgians at Waterloo” van Demetrius C. Boulger uitgegeven door ”The Naval & Military Press Ltd.”;; - Staatsblad van november 2013; - vzw Bataille de Waterloo 1815; - Associatie Napoleon der Nederlanden; - Een geschiedenis van Vlaanderen, Henri van Daele, Lannoo, 2005. Met dank voor de assistentie van Louis Van Tricht en Marc Brans bij het opzoekwerk.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

26


Kapelse jongens in de legers van Napoleon Jan Vanderhaeghe

1

Het leven in Kapellen, beginjaren 1800 Na de inval in onze gewesten door Napoleon werden wij, Kapellenaars, bij decreet van 1 oktober 1795 ingelijfd bij Frankrijk en werden wij Franse staatsburgers. De voorafgaande militaire bezetting, gepaard gaande met heffingen, oorlogsleningen en confiscaties, had de Fransen weinig geliefd gemaakt. Kapellen, toen nog een klein dorp met enkele duizenden inwoners beleeft donkere en sombere tijden. De Franse bezetter is alomtegenwoordig. Fransgezinde orde- en overheidsdiensten, belastingen, de parochiekerk gesloten en de pastoor op de vlucht of ondergedoken. Ook de kleine Kapelse boer voelt het aan den lijve. Opeisingen van allerhande vee door het Fransgezinde gemeentebestuur. De bevolking dient de legertroepen en paarden te bevoorraden met voedsel en drank, gecombineerd met al dan niet onderdak verlenen. Zo lezen wij bv. op 10 mei 1800 dat de burgemeester opdracht krijgt te zorgen voor voedsel en onderdak voor 53 man en paarden van het 10de regiment dragonders. Op 24 september 1813 dienen de totaal verarmde inwoners van Kapellen te zorgen voor de foerage van 100 man infanterie en 110 gendarmes te paard.

Gendarmerie Impériale 1812

1

Dit artikel wordt opgedragen aan Marcel Dondelinger (†), die vele jaren geleden mee de aanzet gaf tot dit onderzoek. Tevens mijn dank aan Maria Roland, de weduwe van Marcel, die enkele oude Franse teksten voor mij vertaalde. ’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

27


Op 25 december 1813 dienen de Kapellenaars 150 man cavalerie en 200 man infanterie te bevoorraden die gelegerd zijn in Brasschaat, terwijl er amper 3 weken later nog eens 40 koeien opgeëist worden. En dan spreken wij nog niet over de aangerichte schade ten gevolge van de inkwartiering van soldaten. Onder zulke constante dreiging en knechterij komt dan de invoering van de verplichte legerdienst op 5 september 1798. De wet op de conscriptie, zo genoemd omdat de mannen tussen 20 en 25 jaar oud zich op een militielijst moesten laten inschrijven, paste in de filosofie van broederlijkheid en gelijkheid. De organisatie voor de rekrutering van de potentiële soldaten was geen eenvoudige zaak. De burgerlijke stand, ook ingevoerd onder Napoleon, stond nog maar in de kinderschoenen en de parochieregisters die vrijwel de enige bron waren om geboorten, huwelijken en overlijdens te controleren, werden vervalst of bleken plotseling onvindbaar. En wat is er in die omstandigheden nog moeilijker dan het controleren van de opgegeven naam of opgegeven leeftijd?

De rekrutering Ieder jaar stelt de gemeente een lijst op van de jongens die in aanmerking komen voor conscriptie. Over het al dan niet in dienst gaan, heeft de gemeente geen beslissingsmacht. Wie echter een broer in het leger heeft, oudste zoon van een weduwe is, een behoeftige vader ouder dan 71 heeft, pas gehuwd is of een voortvluchtige conscrit 2 aangeeft, maakt kans op een vrijstelling. Uiteraard moest men ook de lichamelijke geschiktheid hebben en dus komen er opmerkelijk veel gebreken aan het licht. De lijst opgesteld door de gemeente wordt dan in de onderprefectuur van het kanton nagezien. Op een bepaalde dag wordt er dan geloot in de hoofdplaats van het kanton. Kapellen ressorteerde onder het kanton Ekeren. De trekking vindt plaats in aanwezigheid van de burgemeesters van het kanton en een afgevaardigde van de militaire overheid. Na de loting worden de dienstplichtigen definitief gekeurd. Ook zij die hopen door het vermelden van lichamelijke gebreken niet in aanmerking te komen, moeten aantreden. De oorlogsmachine is nu volop op gang gekomen. Napoleon heeft soldaten nodig en bijgevolg zijn er weinig afkeuringen. Alhoewel er veel opzoekingen gebeurd zijn kunnen wij maar weergeven wat schriftelijk bewaard is gebleven, en alle bronnen konden ook niet geconsulteerd worden. Minstens 99 Kapelse jongens werden opgeëist, minstens 60 hebben daadwerkelijk dienst gedaan. Ik kan mij voorstellen dat bij de chaotische terugtocht vanuit Moskou in 1812, de gesneuvelden onderweg niet geregistreerd werden en hun gebeenten nog ergens in de Russische steppen

2 conscrit = ingeschrevene voor de militaire dienst die via loting al dan niet ingelijfd kon worden.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

28


begraven liggen. Hetzelfde ook voor diegenen die in gevangenschap overleden. Niettegenstaande dat geeft dit artikel, mijns inziens, een goed beeld van de drama’s in de Kapelse gezinnen die hun zonen zagen vertrekken, van de ingehouden woede en de haat naar de Franse bezetter toe. Ik zie de vele Kapelse boerenfamilies die tevergeefs wachtten op de terugkeer van hun geliefde zoon, zelfs meerdere zonen uit één gezin. Geen teken van leven totdat mogelijks één van de gelukkigen die wel thuiskwam iets kon vertellen over hun dorpsgenoten die nog achtergebleven waren, hetzij in gevangenschap, hetzij gesneuveld, of, wat ook gebeurde, in den vreemden bleven en daar een nieuw leven opbouwden. Wellicht zal het bij de aandachtige lezer tijdens het lezen van dit verhaal opvallen dat voor- en familienamen van bv. broers of andere familieleden in het verloop van de tijd soms verschillend geschreven werden. Men mag hierbij niet vergeten dat de 200 jaar oude geconsulteerde documenten handgeschreven en in het Frans opgesteld zijn, terwijl de leesbaarheid ervan niet altijd meer optimaal is. Dat tijdens deze periode slechts een enkele van de betrokkenen kon lezen of schrijven en de informatie dikwijls mondeling en in dialect werd doorgegeven, zal hieraan zeker ook bijgedragen hebben. Ik heb eraan gehouden de gevonden informatie weer te geven zoals het op de documenten staat vermeld. ****

Lichting An 8 3 (1799)

(Jongens geboren tussen 23.09.1778 en 22.09.1779) Mertens Jacobus, zoon van Dionisius en Maria Catharina Wilhemsens, geboren in Kapellen op 26 januari 1775. Denis Joannes Jacobus, zoon van Jacobus en Catharina Van Broekhoven, geboren in Kapellen op 31 januari 1776. ****

Lichting An 9 (1800)

(Jongens geboren tussen 23.09.1779 en 22.09.1780) Besseleers Cornellie, zoon van Jacobus en Joanna Catharina Thijsmans, geboren in Kapellen op 10 april 1781. Oudste zoon in een gezin van 10 kinderen. Bestemd voor de artillerietrein.

3

De Franse bezetter bracht ook een nieuwe tijdrekening mee, de zogenaamde Republikeinse Kalender. Deze begon op 22 september 1792 met An 1 van 22.09.1792 t.e.m. 21.09.1793 en was vanaf 05.10.1793 officieel in gebruik maar werd reeds op 1 januari 1806 terug afgeschaft. An 8 begon dus op 23 september 1799 en eindigde op 22 september 1800. ’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

29


Van Linden Bernard Jacques, zoon van Jacobus en Maria Elisabeth Koeckelbergs, geboren in Kapellen op 20 augustus 1779. Werd ingelijfd als kanonnier bij de kustwachtartillerie. Heeft 6 maanden gediend en was voor 6 april 1815 terug thuis in Kapellen. ****

Lichting An 10 (1801)

(Jongens geboren tussen 23.9.1780 en 22.9.1781) Batens Pierre Jean, zoon van Pierre en Elisabeth Snellens, geboren in Kapellen op 10 december 1780. Is reeds tweemaal vertrokken om ingelijfd te worden en heeft zich tweemaal aan zijn inlijving onttrokken door ontvluchting uit zijn detachement tijdens de verplaatsing. Hij was ingedeeld bij de 71ste brigade van Vlissingen waar hij het op 25 juli 1803 voor bekeken houdt en gaat lopen. Op de 1ste augustus werd hij echter aangehouden en overgebracht naar Antwerpen. Vandaar wordt hij op 5 augustus overgebracht naar Bergen-op-Zoom om de dag daarna terug te deserteren. Was op 12 augustus nog steeds voortvluchtig met onbekende verblijfplaats. Volgens de burgemeester van Kapellen zit hij ergens in Holland.

Chasseur à cheval – 1ste regiment

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

30


De Herdt Henry, zoon van Jacques en Anne Cornelie Hens, geboren in Kapellen op 6 februari 1781. Hij vertrekt uit Antwerpen op 2 mei 1805 en wordt op 1 juni 1805 ingelijfd bij het 22ste regiment chasseurs à cheval te Niort 4 als plaatsvervanger van Antoine Dieudonné uit Sint-Antonius Zoersel. Van Der Stocken Jean Jacques, zoon van Josephus en Margarethe Gisselins, geboren in Kapellen op 6 februari 1781. Heeft zich niet aangeboden om de nodige inlichtingen te verschaffen voor zijn inschrijving op de conscriptielijsten en heeft ook geen gevolg gegeven aan zijn oproepingsbevel. Op 26 mei 1803 schrijft de burgemeester: “Ik heb een militair geplaatst voor zijn huis, om zijn zoon op te wachten die zich niet heeft aangeboden voor de militaire dienst. Ik moet u melden dat tussen de 5 de en de 6de van deze maand gedurende de nacht de vader met zijn vrouw en kinderen het huis heeft verlaten”. Volgt dan de opsomming van de huisraad, met de bedoeling alles aan te slaan. Op 12 augustus 1807 is hij, volgens het onderzoek van de burgemeester, nog steeds voortvluchtig en deze laatste denkt dat hij ergens in Bergen-op-Zoom verblijft. ****

Lichting An 11 (1802)

(Jongens geboren tussen 23.9.1781 en 23.9.1782) Leemans Pierre Jean, zoon van Joannes Baptist en Catharina Mangeleers, geboren in Kapellen op 14 juli 1782. Heylen Pierre Jean, zoon van Franciscus en Anna Cornelia Rommes, geboren in Kapellen op 7 juni 1782, beide ouders overleden voor 7 september 1807. Hij is een weerspannig conscrit. De burgemeester doet een onderzoek en komt tot de bevinding dat hij in Zeeland bij de Hollandse troepen zit. Pierre Jean heeft ook geen bezittingen in Kapellen of drijft er ook geen handel. Van Camp Henri, zoon van Joannes Franciscus en Adriana Van Trier, geboren in Kapellen op 10 oktober 1781. Mertens Pierre François, zoon van Dionisius en Maria Catharina Willemsens, geboren in Kapellen op 6 oktober 1781. Hij is het 5de kind en heeft reeds een broer in het leger. Aerts Pierre Jean, zoon van Adrianus en Catharina Cloeck, geboren in Hoevenen op 19 september 1781. Schoenmaker van beroep. Heeft gediend in 1814 als grenadier. Deed zijn aanvraag tot het bekomen van de “Médaille de Sainte-Hélène”, nr.127 op de lijst van het arrondissement Antwerpen 4

Niort is een gemeente in het Franse departement Deux-Sèvres (regio Poitou-Charentes)

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

31


d.d. 19.11.1857, en ontving deze in 1859. Hij huwde op 3 november 1806 te Kapellen met Anna Catharina Daelemans en overleed in Kapellen op 6 februari 1867 als weduwnaar. Hij woonde op de Hoevensebaan. Een decreet van 6 januari 1807 voorzag dat dienstplichtigen die zich voor of na de aankomst in hun eenheid vrijwillig verminkt hadden om ongeschikt te worden verklaard voor actieve legerdienst, bij een korps pioniers moesten ingelijfd worden voor de duur van 5 jaar. Onze jongens waren soms zeer inventief als het om het simuleren van een gebrek of ziekte ging.

****

Lichting An 12 (1803)

(Jongens geboren tussen 24.9.1782 en 22.9.1783) Hermans André, zoon van Joannes Franciscus en Cornelia van Loos, geboren in Kapellen op 8 augustus 1783. Afgekeurd. Kennis Adrien, zoon van Guilhelmus en Joanna Verresen, geboren als 5de kind van 10 in Kapellen op 21 juli 1783, beenhouwer. Luyckx Jean François, zoon van Joannes en Marie Lambreght, geboren in Kapellen op 15 mei 1783. Hij heeft een klein pokdalig gezicht, zweren en afwijkingen aan linkerbeen en linkervoet. Weerspannig conscrit, maar heeft zich in 1809 toch aangeboden. Van Camp Egide, zoon van Joannes Franciscus en Adriana Van Trier, geboren in Kapellen op 22 februari 1783. Bakker. 4de kind in dit gezin. Eysackers Jean Antoine, zoon van Jan Baptist en Joanna Catharina Eyckmans, geboren in Kapellen op 25 januari 1783. Het gezin telde 8 kinderen, hij was de oudste zoon. Mertens Corneil, zoon van Dionisius en Maria Catharina Willemsens, geboren in Kapellen op 17 oktober 1782. Het gezin telde negen kinderen, hij was het zesde kind. De burgemeester verklaart: “Den ondergetekende ver-­ claert ghecureert te hebben het hooft van Cornelis Mertens besmet zijnde met een soort van quat seer waar van hij tot nu toe niet genesen is. Getekend Mairie van Stabroeck 1805”. Uitgesteld in 1805, afgekeurd in 1806. Hij heeft reeds twee broers in dienst, lichting An 8 en An 11. ****

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

32


Lichting An 13 (1804)

(Jongens geboren tussen 23.9.1783 en 22.9.1784). Aerts Jan Baptist, zoon van Adrien (†) en Catharina Kloeck, geboren in Hoevenen op 26 februari 1784 maar woont in Kapellen. Zijn beroep was dagloner en hij was 1,67 m groot. Hij trekt het lot nr. 5 en moet dus in dienst. Hij gaat echter op de vlucht en wordt op 28 mei 1805 tot weerspannig dienstplichtige verklaard en door de rechtbank van eerste aanleg veroordeeld op 3 juni 1805. In 1807 is hij nog steeds voortvluchtig want de burgemeester verklaart op 12 augustus 1807 dat zijn verblijfplaats onbekend is, maar dat hij meent dat Jan Baptist ergens in Holland zit. Op 12 februari 1810 onderzoekt de burgemeester van Kapellen of de ouders van de voortvluchtige bezittingen hebben. Dat blijkt inderdaad zo te zijn want zij bezitten een huis op het grondgebied van Kapellen in de sectie 1 nr. 43. De woning is echter in verval en er is ook 10 roeden hof aan gelegen. De totale waarde wordt geschat op 350 frank, het jaarlijks kadastraal inkomen is geschat op 36 franken. De waarde van de roerende goederen (meubelen) is geschat op 87 frank. De eigenaars, hier in feite enkel de weduwe van Adrien Aerts, hebben het huis verlaten en over de huidige verblijfplaats is niets geweten. Heeft een broer in dienst, lichting An 11. Huijbrechts Pierre François, zoon van Adrien en Anne Cornellie De Win, geboren in Kapellen op 4 oktober 1783. Hij was een gewezen student en 1,67 m groot. Nagels Jean François, zoon van Jean François (†) en Anne Cornellie Wouters, geboren in Kapellen op 5 juni 1784. Hij was timmerman en 1,69 m groot. Op 29 oktober 1805 aangeduid voor de actieve dienst. Op 9 december 1805 tot weerspannig dienstplichtige verklaard en als dusdanig veroordeeld door de rechtbank van Antwerpen. Op 12 augustus 1807 is hij nog steeds voortvluchtig. Uiteindelijk wordt hij toch gevat en gaat op 31 mei 1809 terug in dienst. Niet lang echter, op 14 juli 1809 wordt hij voor de tweede maal door de krijgsraad van Antwerpen wegens desertie uit de haven van Lillo op 20 juni 1809, veroordeeld tot 5 jaar dwangarbeid. Het is kiezen tussen de cholera en de pest: hij wordt dragonder, dient 3 jaar en is voor 6 april 1815 terug thuis. Hij is dan ook al weduwnaar. Verbeeck Joannes Jacobus, zoon van Pierre en Isabella Mattheeusen, wonen in Ekeren. Hij is geboren in Kapellen op 24 augustus 1784, hij is werkman en is 1,73 m groot. Hij mankeert zijn linkeroog. Van Gastel Pierre François, zoon van Lambert (†) en Marie Catharina Hendrickx, geboren in Kapellen op 16 juli 1784, maar woont te Wilmarsdonk. Zijn beroep is werkman en hij is 1,68 m groot. Op 3 mei 1805 vertrekt hij uit Antwerpen om 1 juni 1805 aan te komen bij het 22ste regiment chasseurs à cheval te Niort.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

33


Verhelst Jan, zoon van Guillaume en Isabella Kennis, wonen in Stabroek. Jan is geboren in Kapellen op 27 april 1784, is werkman en is 1,59 m groot. Op 27 juli 1805 wordt hij door de krijgsraad van Lille veroordeeld tot 3 jaar dwangarbeid wegens desertie. Hij was toen amper 18 dagen in dienst, sinds 9 juli 1805, en werd ingelijfd als fuselier bij de 3de compagnie, 3de bataljon, 50ste linieregiment. Van Geenhove Pierre Jean, zoon van Jean en Adrienne Van Leuven, beiden overleden. Hij is geboren in Kapellen op 19 april 1784. Hij was afwezig op de loting van zijn klas en staat bijgevolg op de lijst van weerspannige dienstplichtigen op 12 augustus 1807. Hij wordt opgespoord in Kapellen maar is echter niet te vinden. Men vermoedt dat hij ergens in Holland in de nabijheid van Gastel zit. Hij is kleermaker van beroep en is 1,59 m groot. Van Camp François, zoon van François en Adrienne Van Trier, beiden overleden. Hij is geboren in Kapellen op 10 maart 1784, is beenhouwer en is 1,59 m groot. Zijn woonplaats is onbekend en men denkt dat hij “en Prusse” is. Van Der Stockaer Chretien, zoon van Joseph en Margriette Gisselings, zij wonen in Holland. Hij is geboren in Kapellen op 20 oktober 1783, maar woont reeds 4 jaar in Bergen op Zoom. Hij is 1,59 m groot. Hij heeft nog een broer, opgeroepen met de lichting van het jaar 1801, maar die zit ergens ondergedoken.

Musiciens d’ infanterie

118e Régiment de Ligne Officier et 2e Porte-Aigle.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

34


Waar zaten onze Kapelse jongens zoal tijdens hun actieve dienst?SS Het 50ste régiment infanterie de ligne.

Wij gaan hier niet de geschiedenis weergeven van alle regimenten waar onze jongens deel van uitmaakten. Maar om je een idee te geven pikken wij er eentje uit, heel in het kort, waar het merendeel van onze Vlaamse, dus ook de Kapelse, jongens in terechtkwamen, het 50ste régiment de ligne. Toen eind 1803 ons departement van de Twee-Nethen voor de klas van het jaar XI en voor de klas van het jaar XII samen een contingent van 446 man opgelegd kreeg, moesten hiervan niet minder dan 188 naar het 50 ste régiment infanterie de ligne gezonden worden. Toen in 1805 de klas van het jaar XIII onder de wapens geroepen werd, moest ons departement 282 man leveren waarvan er 98 bestemd waren voor het 50ste régiment infanterie de ligne. Wanneer in hetzelfde jaar ook nog de klas XIV gelicht werd, moesten er 252 man naar het 50ste gestuurd worden en dit was ruim 61% van het totale contingent. Samen met de volgende lichtingen bekomen wij minimum 1.340 man in een tijdspanne van 6 jaar. In de lente van 1805 bevond het regiment zich in het kamp van Montreuil en maakte deel uit van het 6de legerkorps. Op 29 augustus 1805 begon dit legerkorps aan zijn opmars naar Duitsland. Het 50ste stak op 27 september 1805 de Rijnbruggen over bij Seltz, gevolgd door de Donaubruggen bij Leipheim. Op 16 oktober 1805 volgde het beleg van Ulm waarbij 27.000 Oostenrijkse soldaten zich overgaven. Op 7 november 1805 werd Innsbruck zonder slag of stoot ingenomen. Op 3 december 1805 verliet het leger Innsbruck om via Sankt-Johann, Salzburg, Gmünd, Villach, Klagenfurt op te marcheren naar Wenen. Echter, 170 km voor Salzburg moest het leger rechtsomkeer maken om op 30 december 1805 het prinsdom Salzburg te bezetten. Het bleef daar tot eind februari 1806 waarna het via Augsburg naar Frankrijk zou terugkeren. Op bevel van de Keizer werd deze terugkeer echter afgebroken en werd het leger naar Beieren gezonden en bleef daar tot de veldtocht tegen Pruisen, eind september 1806. Na de slag bij Jena trokken de troepen op naar Erfurt. De bezetting van deze stad bestond uit circa 15.000 vluchtende Pruisen, waarvan 6.000 gewonden, en zij gaven zich dan ook onmiddellijk over op 15 oktober 1806. Op 13 oktober 1806 begon de belegering van Maagdenburg om te capituleren op 8 november 1806. Oprukkend naar Polen werd het ganse leger geconcentreerd rond Posen (nu Poznan). Begin januari 1807 betrok het leger zijn winterkwartieren in de streek van Hohenstein (nu Olsztynek). De voornaamste bezigheid bestond in het zoeken naar voedsel in deze moerassige streek, die bovendien door regen en sneeuw in een onbeschrijfelijke modderbrij herschapen was. De manschappen stroopten het land af op zoek naar verspreid rondzwervend vee en naar voedselvoorraden die door de vluchtende streekbewoners verborgen achtergelaten waren. Zodra het voldoende gevroren had, aarzelde men niet om strooptochten per slee te organiseren tot onder de muren van Königsberg (nu Kaliningrad). Onder druk van de Russen moest het leger zich uiteindelijk terugtrekken. Van 1808 tot 1812 maakte het 50 ste linieregiment deel uit van de legers van Portugal en Spanje. In 1813 vinden wij het regiment terug in Duitsland, en in 1814 neemt het deel aan de slag bij Vauchamps op 12 februari, en aan de slag bij Toulouse op 10 april van hetzelfde jaar.

Wordt vervolgd.

’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

35


’t Bruggeske 47ste jaargang – juni 2015 – nummer 2

36

Alvast dank voor uw medewerking.

Deze foto werd ons bezorgd door een van onze leden met de volgende vragen: 1. Waar en wanneer werd deze foto genomen? 2. Zijn er nog mensen die men kent? Antwoorden te bezorgen in ons lokaal tijdens de open-archiefdagen of per e-mail naar heemkringhoghescote@gmail.com


BOUWBEDRIJF J. VALCKENBORGH Starrenhoflaan, 5 - 2950 Kapellen Tel. 03/660.14.20 www.valckenborgh.be Algemene aannemingen – eigen schrijnwerkerij – keuken- en interieurinrichting. Immo Lioen cvba - Lioen nv Thijs Lion Verzekeringen & Vastgoed Stationsstraat 2 2950 Kapellen tel : 03/660.05.55 fax : 03/660.05.50 gsm : 0477/36.69.05

Voetzentrum bvba

Erkend orthopedist Chr. Pallemansstraat 4 - 2950 Kapellen tel : 03/664 84 25 fax : 03/605 21 93 info@voetcentrum.be www.voetcentrum.be Voetanalyse – Steunzolen – Voetverzorging – Manicure – Massage – Steun- en aderspatkousen


DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT ’T BRUGGESKE HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ESSENHOUTSTRAAT 59 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083

COPY

SERVICE

BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1

BC 30832

CENTER

KOPIES Inbinden Plastificeren Printen Kleurkopieën DORPSSTRAAT 50 - KAPELLEN 2950 TEL: 03.605.42.67 e-mail: copyservicecenter@skynet.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.