Bruggeske 2015 4 december

Page 1


Traiteur Luc Van Walle

<&#=)#18'1%>"'%"3%*?%-&&;.&'@%

Huwelijken, Communiefeesten, Recepties, Koffietafels, Diners, Avondfeesten, Banketten, Zakendiners, Personeelsfeesten, e.d. In feestzaal “De Jachthoorn” , bij u thuis of in een zaal naar keuze.

Specialiteit

Jubilea,

!"#$%&'%()*+%,*--&./% 0#&*12&3."-&3%&'%0"#,&4*&5% 63378'%-)#$*3&%9%)',&:&#(.%8'% ""'."3%:&#;)'&'5%

Privé parking + tuin met speelhoek voor kinderen. Voor verdere inlichtingen en advies staan wij steeds voor u klaar. Feestzaal de Jachthoorn – Traiteur Luc Van Walle. Antwerpsesteenweg 153 - 2950 Kapellen. Tel. 03-665 20 38 * GSM. 0496 60 50 65 * FAX. 03-605 53 25 E-mail: info@jachthoorn.be * www.jachthoorn.be


Colofon Verantwoordelijke uitgever: André De Vleeschouwer, Tel: 036057989 Redactie en opmaak: Roger Van den Bleeken, Tel: 036646322 beiden p/a Essenhoutstraat 59 te 2950 Kapellen Heemkringhoghescote @gmail.com Kaftontwerp: Tine Hanssens Copyright Heemkring Hoghescote Kapellen. Elke auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het door hem ingezonden artikel. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd, openbaar gemaakt of gereproduceerd worden door middel van fotokopie, druk of op andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Ledenblad ’t Bruggeske wordt 4 x per jaar aan elk lid van Heemkring Hoghescote toegezonden. Het lidmaatschap bedraagt 12 € per jaar als gewoon lid, of vanaf 25 € als erelid. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening: BE18 4137 2050 7165 (BIC-code KREDBEBB) op naam van Heemkring Hoghescote vzw – Essenhoutstraat 59, 2950 Kapellen, met de vermelding "Lidgeld". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog in voorraad, zijn te verkrijgen op het redactieadres tegen 3 € per exemplaar.

In dit nummer: ’t Bruggeske in een nieuw kleedje

2

De redactie

Lidgeld 2016

3

Bestuur van Hoghescote

Ingerichte activiteiten in 2015

4

Bestuur van Hoghescote

Foto van Vroeger en Nu

7

Roger Balbaert

Voordracht “Kapellen Vroeger en Nu”

8

Roger Balbaert

Jeffrey Miller en Susan Burdick op bezoek in domein De Oude Gracht te Hoogboom

9

Roger Van den Bleeken

Betaalmiddelen tijdens WO I

11

Ludo Van Eynde

Hoedje af .... voor de hoeden van Anny Peeters

16

Etienne Vermeulen

Uit de praktijk……. Nazaten kapitein Persyn gezocht 24 Jan Vanderhaeghe en Magda Vanbrabant

Sprokkels uit het Kapelse dorpsverleden

27

De redactie

Kerkrekeningen Sint-Jacobus Kapellen (deel 5)

28

Jan Vanderhaeghe

Allerlei

32

Bestuur van Hoghescote

Welkom op onze open-archiefdagen! Erfgoedcentrum Hoeve Van Paesschen Essenhoutstraat, 59 – 2950 Kapellen Elke eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur, elke tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur, elke derde donderdag van de maand van 09.00 tot 12.00 uur.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

1


’t Bruggeske in een nieuw kleedje De redactie

Beste leden, Wellicht was u heel even verrast toen u dit totaal anders uitziende Bruggeske uit de bus nam. Na jaren van zuinig financieel beheer, maar vooral gesteund door de bijdragen van onze vele trouwe leden, hebben we de laatste jaren kunnen investeren in nieuwe opslagrekken, zuurvrij opbergmateriaal, nieuwe meubelen in onze leeszaal, computers en informatica en kunnen we nu onze leden een ledenblad aanbieden in kleur! De “oude” kaft met het wapenschild van de abdij Sint-Bernaards aan de Schelde, dat twintig jaar lang ons blad heeft versierd, werd vervangen door een eigentijds en kleurrijk voorblad. We blijven hierbij trouw aan de kleuren, blauw en geel, afkomstig van de Heerlijkheid Ekeren en die tevens overgenomen werden in de vlag van Kapellen.

Het originele houtsnijwerk hiervan werd ontworpen en uitgesneden door Cyriel Van den Wijngaert en is thans te zien in onze leeszaal.

Net als het eerste ontwerp van onze kaft heeft ook nu Tine Hanssens het nieuwe voorblad ontworpen, waarvoor onze hartelijke dank. De grootste veranderingen zijn evenwel binnen in het blad gebeurd. De teksten zullen voortaan in twee kolommen gepubliceerd worden waardoor de leesbaarheid zal verhogen. Ook zal het volledige magazine in kleur gedrukt worden wat vooral de opgenomen foto’s beter tot hun recht zal doen komen.

Het eigen Hoghescote-embleem is in de plaats gekomen van het intussen in onbruik geraakte wapenschild van onze gemeente dat bestond uit drie akers van goud op een schild geplaatst voor een Sint-Jacob-deMeerdere als pelgrim met in de linkerhand een kapel. Ook het logo van Hoghescote verwijst naar onze dorpsgeschiedenis. Het toont eveneens de drie akers, die verwijzen naar de vroegere verbondenheid met de Heerlijkheid Ekeren, geplaatst in een SintJacobusschelp die de kerkelijke band met Sint-Jacobus symboliseert.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Wij hopen hiermee onze leden een vroegtijdig nieuwjaarsgeschenk aangeboden te hebben. Uiteraard zijn we benieuwd naar uw reacties die u steeds kan zenden naar ons emailadres: Heemkringhoghescote@gmail.com of telefonisch op: 03 664 63 22 Met vriendelijke groeten. De redactie.

2


Lidgeld 2016 Bestuur Hoghescote

Beste leden, De laatste maand van 2015 is al begonnen en overal hoort men weer verkondigen: “Wat vliegt de tijd toch snel”. Ons antwoord daarop luidt dan onverkort: “gebruik hem wel!”. En dat doen we ook bij Hoghescote.

Buiten de schijnwerpers worden in alle stilte nog uren aan vrijwilligerswerk verricht in de archieven van de Hoeve Van Paesschen bij het verzamelen en bewaren van ons lokaal erfgoed.

December is naast een feestmaand ook weer het moment om bij u aan te kloppen met het verzoek uw lidmaatschap te verlengen.

Waar overal prijsverhogingen worden doorgevoerd, gaan wij er prat op nog steeds het laagste lidgeld van alle heemkringen in de provincie Antwerpen te innen voor onze diensten waarvan u, als lid, gratis kan gebruikmaken.

Met een enthousiaste groep vrijwilligers slagen wij er elk jaar weer in een aantal interessante activiteiten te organiseren: viermaal per jaar, en vanaf nu in kleurendruk, ontvangt u ons ledenblad ’t Bruggeske met tal van interessante wetenswaardigheden over uw dorp en de ruime omgeving, tijdens de drie openarchiefdagen per maand helpen onze medewerkers u graag bij het zoeken naar informatie over uw straat, huis of voorvaderen en dan zijn er nog de uitstappen en bezoeken die voor u georganiseerd worden. Zo dadelijk blikken we even terug.

Dit alles kunnen wij echter slechts verwezenlijken dankzij uw trouw lidmaatschap aan onze kring, waarvoor hartelijke dank. Betalen kan met gebruik van bijgevoegd overschrijvingsformulier, in geld aan een van onze bestuursleden of door overschrijving naar onze bankrekening. Met dank van het bestuur.

Lidgeld 2016: 12 euro per gezin als gewoon lid en vanaf 25 euro mag u zich erelid noemen. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening: BE18 4137 2050 7165 (BIC-code KREDBEBB) op naam van Heemkring Hoghescote vzw – Essenhoutstraat 59, 2950 Kapellen, met de vermelding "Lidgeld".

Het bestuur van Heemkring Hoghescote wenst aan alle leden, sympathisanten en hun familie prettige feestdagen en vooral een gezond en voorspoedig nieuwjaar 2016 toe!

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

3


Ingerichte activiteiten in 2015 Bestuur Hoghescote

18 april 2015 – Jaarlijkse brunch Dit jaar werd afgestapt van de gewone brunchformule en konden we genieten van een uitgebreid Breughelbuffet. Na de verwelkoming door voorzitter André De Vleeschouwer, en het voorstellen van het jaarverslag werd het weer een gezellig terugzien met vrienden en kennissen. Intussen wordt de mogelijkheid onderzocht om ook dit jaarlijks etentje in een andere vorm te laten doorgaan. Wij houden u op de hoogte.

de allerhoogste beheersnormen wat betreft temperatuur, licht en luchtvochtigheid. Met begeleiding van een gids kregen we een overzicht van de evolutie van de kledij door de eeuwen heen. Een onvergetelijke belevenis die elke kunst- en geschiedenisliefhebber zal blijven koesteren.

7 mei en 9 oktober 2015 – “Kapellen vroeger en nu” Voordrachten gehouden in de Hoeve Van Paesschen door Roger Balbaert De belangstelling voor deze voordracht was zo groot dat de eerste sessie al snel was volgeboekt en er een tweede diende gepland. Hartverwarmend om vast te stellen dat het lokale erfgoed zoveel aandacht krijgt. Roger Balbaert, erevoorzitter en expert in het verleden van Kapellen, had dan ook niet de minste moeite om het publiek te boeien met zijn verhalen over het dorp en zijn bewoners. Gezien het succes zullen er ook in 2016 gelijkaardige voordrachten gepland worden. Snel inschrijven is dan de boodschap.

15 mei 2015 – Tentoonstelling “3500 jaar Textielkunst” Omdat het eerste bezoek van 22.11.2014 al snel uitverkocht was, werden nog twee bezoeken bijgeboekt. Het museum van de Katoennatie is dan ook een pareltje in zijn soort. Unieke textielkunststukken, waarvan het oudste dateert van 2000 voor Christus, worden er bewaard en voorgesteld onder ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

5 juli 2015 – Stadswandeling in de art-nouveauwijk van Zurenborg Op zondag 5 juli was er een wandeling gepland van Berchem Station naar brouwerij De Koninck. Helaas diende er (buiten onze wil om) voor een alternatief gekozen: de art-nouveauwijk van Zurenborg, doch deze wandeling was een meer dan waardige vervanger. Zurenborg is misschien wel de mooiste buurt van Antwerpen. Als een kokette dame pronkt ze met belle époque-grandeur. Terecht trots toont ze verbaasde bezoekers haar art-nouveaugevels, elegante straten en pleinen.

4


De deelnemers luisteren aandachtig naar de gids.

Maar hét klapstuk is de 19de-eeuwse Cogels-Osylei: sublieme architectuur van rond de eeuwwisseling. De Cogels-Osylei en haar zijstraten mogen terecht de architecturale staalkaart van de belle époque in de stad genoemd worden. Je wordt op sleeptouw genomen langs statige herenwoningen die pronken als de mooiste stadspaleizen van de Antwerpse burgerij.

Intussen had onze chauffeur, Theo Verhoeven, zich ontpopt tot de ideale gids die met interessante wetenswaardigheden en anekdotes over de streek de aandacht van zijn reizigers wist op te wekken. Na gebak en koffie terug op weg naar de Voerstreek waar in Sint-Pieters-Voeren een familiale forellenkwekerij werd bezocht. Hier vernamen we van de eigenaar dat het kweken van kwaliteitsvis geen eenvoudige taak is. Weer wat bijgeleerd.

22 augustus 2015 – Jaarlijkse dagreis. Dit jaar naar de Voer, het Land van Herve en het land van Overmaas Met deze aantrekkelijke affiche waren de beschikbare plaatsen op enkele dagen volgeboekt. Zoals gebruikelijk bij uitstappen van Hoghescote, waren ook nu de weergoden ons gunstig gezind. Stipt op tijd en onder een stralend zonnetje vertrokken we met de extra luxueuze autocar van De Stille Kempen richting Limburg. Eerste stop was voorzien in Zichen-ZussenBolder voor koffie met gebak.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Bij de forellenkweker.

Na een korte stop aan het Amerikaans kerkhof van Henri-Chapelle en via het Land van Herve bereikten we Vaals waar een voortreffelijk middagmaal op ons wachtte. Nog steeds met de zon van de partij bereikten we via de altijd mooie Mergellandroute Valkenburg. Hier werden we opgewacht door de gidsen van de Gemeentegrot waar met een treintje een ondergrondse wandeling werd gemaakt.

5


Tijdens onze tocht kregen we uitvoerige informatie over het ontstaan van deze gewelven, het gebruik ervan in de oorlogsjaren en het uiteindelijk in onbruik geraken ervan.

In de grotten muurschilderingen in houtskool.

Terug in de openlucht, nog even rondkuieren in Valkenburg en genieten van een drankje op een zonnig terras. Langs binnenwegen nauwelijks geschikt voor een autocar, maar wel mooi van natuur, belandden we terug Gasthof Delicia waar we deze morgen onze koffiestop hadden. Ook nu konden we hier weer genieten van een heerlijk kopje koffie en sandwiches à volonté.

Een geslaagde dag, proficiat aan de chauffeur en de organisatoren!

18 oktober - een bezoek aan het stadhuis van Antwerpen 450 jaar geleden werd het stadhuis officieel geopend. Toen al wist men het zeker: Antwerpen heeft het mooiste stadhuis ter wereld met een opvallende voorgevel maar ook de binnenkant van hét stadhuis is het verkennen meer dan waard. Van de kelder tot de zolder. De Antwerpse stadsgids wandelde met ons langs de catacomben, de zalen op het Schoon Verdiep, waarvan de geschiedenis van de muren druipt, om te eindigen op het balkon van het stadhuis. Daar hadden we een fantastisch zicht op het centrum van Antwerpen zoals we het nog nooit zagen. Er was niet enkel de wandeling in het stadhuis maar er was ook de gratis tentoonstelling, voor jong en oud, op het gelijkvloers. Tot slot konden we in het pop-upcafé "‘t Schoon Verdiep" bij een pint nog napraten over Antwerpens trots: het stadhuis.

Leden van Hoghescote genieten met volle teugen van de beschrijving van het stadhuis.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

6


Foto van Vroeger en Nu

Roger Balbaert Roger Van den Bleeken

Deze nieuwe rubriek heeft als doel, aan de hand van foto’s van vroeger en nu, de evolutie te tonen die het dorp Kapellen heeft doorgemaakt om uit te groeien tot de huidige gemeente met een stedelijk karakter met alle voor- en nadelen daaraan verbonden.

Toelichting hierbij zal gegeven worden door Roger Balbaert, onze expert-kenner van Kapellen. Het is echter onze bedoeling ook u, als lezer, hierbij te betrekken waarbij alle bijkomende informatie welkom is. Wij wensen u veel nostalgisch kijk- en leesplezier. De redactie.

Recente foto – 18.10.2015 Archief Hoghescote

De oudste foto op de kaft werd genomen tijdens de mobilisatieperiode van 1939 door Frans Hoelen junior vanuit de bovenverdieping van hotel De Zwaan bij Oscar De Lauwer. De foto met de benzinepomp dateert van begin 1973, foto Roger Balbaert.

Wat is er veranderd?

Te beginnen aan de rechterzijde zien wij dat de tramsporen nog niet verwijderd zijn hoewel de laatste tram in 1936 rechtstreeks van Antwerpen over Sint-Mariaburg en Kapellen naar Putte reed. De bovenleiding daarentegen is wel weggenomen. In het eerste huis rechts werden later een Super Minimarkt voor de verkoop van groenten en fruit en enkele restaurants ingericht. Momenteel is de woning volledig wit geschilderd. ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

In de tweede woning was voor de oorlog een winkel voor modeartikelen, later werd de bloemenzaak van Frank Claes hier ondergebracht. Het pleintje van “Van Look” was nog afgesloten met een muur en dit tot aan de voormalige stal van boerderij De Schutter. Nadat voornoemde stal werd afgebroken werden hier verschillende winkelzaken in ondergebracht, maar de rooilijn verplichtte de eigenaars wel om hun winkel enkele meters achteruit te bouwen zodat de Antwerpsesteenweg breder kon gemaakt worden. Aan de linkerzijde zien wij de tuinmuur en de woning van dokter Libbrecht. Na de Tweede Wereldoorlog werd op de muur in reuzegrote letters “Gazet van Antwerpen” geschilderd zodat de autovoerders reeds vanaf Zilverenhoek verwittigd waren dat er

7


een scherpe bocht was in de Antwerpsesteenweg. De woning van dokter Libbrecht mag gerust een historische woning genoemd worden. Hier woonde vroeger notaris Kennis Prudent (1868-1890) en voor hem notaris Blereau (1844-1868).

Iets voorbij het huis van dokter Libbrecht, op de hoek van de Vredestraat en de Antwerpsesteenweg, werd in het voormalige koetshuis later de fietsenzaak van Petrus Wildiers ingericht. Na de afbraak van het koetshuis vonden wij hier het benzinestation van GB.

Deze laatstgenoemde was destijds een gekende Vlaamse schrijver en een zeer goede vriend van Hendrik Conscience. Tijdens de bevrijding van Kapellen in 1944 werd de woning fel beschadigd en later afgebroken.

Nostalgie: huis weg, muur weg, koetshuis weg, benzinestation weg, parking weg, GB weg, huis dokter Janssens weg, hotel De Zwaan weg, autobus Lux weg, boerenkarren weg. Leve de vooruitgang!

Alle bijkomende informatie kan u ons bezorgen: Via e-mail: Heemkringhoghescote@gmail.com of telefonisch op: 03 664 63 22 ook tijdens onze open-archiefdagen in de Hoeve Van Paesschen.

Nieuwe voordrachten. Gegeven door Roger Balbaert in de Hoeve Van Paesschen.

“Kapellen Vroeger en Nu” – 2de deel - vervolg met nieuwe beelden. Op donderdag 4 en 18 febr. 2016 telkens om 20 uur. “Persoonsgebonden straatnamen” nieuwe reeks. Op donderdag 17 maart 2016 om 20 De vorige voordrachten kenden zo’n overweldigend succes dat besloten werd deze verder te zetten in 2016. Roger Balbaert zal aan de hand van tientallen nieuwe “oude” foto’s de verdere evolutie van Kapellen toelichten. U zal uw dorp beter leren.

Rekening houdend met de beschikbare ruimte, dient echter het aantal deelnemers beperkt en daarom vragen wij u zo vlug mogelijk in te schrijven (met opgave datum voordracht) via: tel. 03.664.82.77 of e-mailadres: heemkringhoghescote@gmail.com Inkom gratis.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

8


Jeffrey Miller en Susan Burdick op bezoek in domein De Oude Gracht te Hoogboom Roger Van den Bleeken

Op donderdag 27 augustus 2015, tijdens een van de druilerigste regendagen van deze zomer, brachten twee Amerikaanse staatsburgers, Jeffrey Miller en zijn vrouw Susan Burdick, een bezoek aan het domein De Oude Gracht te Hoogboom. Niets bijzonders, ware het niet dat Jeff Miller een van de zestien achterkleinkinderen is van de meest vermaarde bewoner van De Oude Gracht: Edouard Bunge (°Antwerpen 16.10.1851 – †Hoogboom 18.11.1927). Het was Raymond Roelands, voorzitter van heemkring Hobonia, die reeds in april 2014 het eerste contact legde met Jeff Miller. Raymond werd toen namelijk gecontacteerd door Philippe Troukens wiens Amerikaanse schoonvader op zoek was naar gegevens over zijn oom, Oliver Cromwell Carmichael. Deze zou tijdens de Eerste Wereldoorlog op het domein De Oude Gracht bij de familie Bunge verbleven hebben als lid van de Amerikaanse Commission for Relief in Belgium of kortweg de “CRB”. Omdat Hobonia enkele voordrachten hierover had gegeven, bestond de mogelijkheid dat er tevens informatie over deze tijdelijke bewoners beschikbaar was. In de rand vermeldde Troukens eveneens dat zijn schoonvader contact had met de achterkleinzoon van Edouard Bunge, Jeff Miller. Deze verrichtte eveneens opzoekingswerk naar zijn overgrootvader

met de bedoeling daarover een boek te publiceren. Hierop nam Raymond contact met Jeffrey Miller waarna een levendige correspondentie ontstond die uiteindelijk leidde tot het bezoek aan het domein De Oude Gracht te Hoogboom. Maar ook Marc Brans, lid van de werkgroep WO I bij Heemkring Hoghescote, had het adres van Jeff Miller reeds ontdekt toen deze zijn boek “Behind the Lines” aankondigde op het internet. Marc en ikzelf waren in september 2014 trouwens bij de eersten om hierop in te tekenen en werden daar later door de auteur voor bedankt met een gratis gesigneerd exemplaar. Waarna ook tussen ons een uitwisseling van informatie ontstond die in het door Hoghescote uitgegeven boek “Cappellen in den Grooten Oorlog”, werd verwerkt. Intussen is Jeffrey Miller voor ons geen onbekende meer en waren we aangenaam verrast toen hij meldde zijn Europese reis te willen onderbreken om ons te kunnen ontmoeten in Hoogboom. Organisator als hij is, nam Raymond het voortouw in handen en tekende voor het bezoek op 27 augustus 2015 een interessant dagprogramma uit. Om 9.30 uur ophalen van het echtpaar Miller aan het hotel in Antwerpen. Rond 10 uur bezoek aan de Sint-Jozefskerk van Hoogboom en de erachter gelegen grafkelder van de familie Bunge. Aan de grafkelder van de familie Bunge achter de kerk. Van links: Raymond Roelands, Jeffrey Miller, echtgenote Susan Burdick, André De Vleeschouwer en Roger Van den Bleeken. (foto: NicoleVerstrepen)

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

9


Rondrit door het domein De Oude Gracht met bezoek aan de gebouwen van de melkerij anno 1914-1918, de winterstallen en de brug over de vijvers rond het thans afgebroken kasteel. Vervolgens ging de tocht naar het lokaal van Hoghescote aan het marktplein waar enkele unieke documenten en foto’s werden getoond.

In het lokaal van heemkring Hobonia

De volgende dag brachten de Millers nog een bezoek aan Brussel waar ze bij een gezellig etentje hun laatste “Belgian connection”, Marc Brans, ontmoetten. Zowel voor Jeff Miller en zijn vrouw Susan als voor ons, Raymond, Marc, André en mijzelf, was deze ontmoeting een unieke en niet te vergeten belevenis met een tastbare schakel uit het verleden. Speciale noot. Jeffrey Miller tekent het aanwezigheidsregister in het lokaal van heemkring Hoghescote.

De voormiddag werd afgesloten in het administratief centrum van de gemeente met het bezichtigen van de reproductie van de Dodendraad en de maquette van het ingesloten Putte anno WO I die beide op onze tentoonstelling over de Grooten Oorlog van eind 2014 blikvangers waren. Daarna hoogste tijd voor de lunch in restaurant De Hoge Boom. In de namiddag werd in het lokaal van Hobonia de presentatie bekeken die over het domein Bunge door Raymond is opgesteld en werd verder, onder het drinken van een frisse Leffe, nagekaart over deze geslaagde dag. Rond 18 uur namen we afscheid van Jeff Miller en zijn echtgenote Susan Burdick die daarna nog een privébezoek brachten aan mevr. Françoise Van Cauwenberghe – Van der Linden te Hoogboom, een voormalige vriendin van Erica Bunge, de grootmoeder van Jeff. ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Het boek “Behind the Lines” van de hand van Jeff Miller vertelt het heroïsche verhaal van de Commission for Relief in Belgium of kortweg de CRB. Hoe hierdoor 11 miljoen mensen van de hongerdood werden gered. Welke problemen er op diplomatiek, financieel en logistiek vlak dienden overwonnen te worden om de voedseltransporten in het bezette gebied te kunnen afleveren. Tevens worden de belevenissen beschreven van de Amerikaanse studenten die als vrijwilligers in het bezette België erop moesten toezien dat het geleverde voedsel wel degelijk aan de Belgische en Noord-Franse bevolking werd geleverd en niet doorgezonden werd naar Duitsland of gebruikt werd door de Duitse bezettingstroepen. Geen saai geschiedkundig werk maar een vlot lezend verhaal over mensen van vlees en bloed. Het boek is nog steeds te koop: https://www.kirkusreviews.com/bookreviews/jeffrey-b-miller/behind-the-linesoNevKGnT/

10


Betaalmiddelen tijdens WO I Ludo Van Eynde

In de jaren voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was de bevolking langzaamaan vertrouwd geraakt met fiduciair geld (bankbiljetten). In de hoofden van de mensen ontleende geld zijn waarde minder en minder aan de intrinsieke waarde van het metaal waaruit het gemaakt was, en meer en meer aan een of andere afspraak. Eerst nog de afspraak dat het vertrouwensgeld te allen tijde kon omgewisseld worden in “echt” geld, zilver of goud. Dan langzamerhand de afspraak dat, als iedereen hetzelfde vertrouwen had, men net zo goed het fiduciaire geld als echt geld kon beginnen te beschouwen en gebruiken. Het kwam erop neer dat vertrouwen op de duur niet meer voortdurend moest worden “hard” gemaakt. In het internationale betaalverkeer, waar het benodigde vertrouwen een andere dimensie krijgt, functioneerde tegen 1914 het goud als de standaard waarop uiteindelijk de stabiliteit van het hele geldstelsel berustte. Op het geldfront leek dus alles rustig.

Deze toestand van gedwongen koers zou uiteindelijk 12 jaar duren.

5 frank Leopold II. Uitgegeven van 1865 t.e.m. 1876. Diameter: 37 mm. Gewicht: 25 gram, waarvan 22,5 gram zuiver zilver. Dit was het laatste zilveren vijffrankstuk dat door de Nationale Bank uitgegeven werd. Slagaantal: 70.099.544 stuks.

Omdat men de oorlog voelde naderen, was de Nationale Bank vanaf 1912 in het grootste geheim biljetten van 5 frank beginnen drukken. Zo kon ze meteen bij het uitbreken van de oorlog een deel van het tekort aan kleingeld opvangen dat ontstond door

Politiek en oorlogszucht maakten echter dat het vertrouwen wel degelijk getest werd. Toen eind juli 1914 duidelijk werd dat Europa afstevende op een gewapend conflict, ontstond er een stormloop naar de loketten van de Nationale Bank, om biljetten om te wisselen tegen zilveren munten van voornamelijk 5 frank. De overheid reageerde door op 3 augustus 1914 de banken te ontslaan van de verplichting papiergeld om te wisselen tegen metaalgeld en bepaalde dat biljetten, zonder uitzondering, aanvaard moesten worden.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

het oppotten van metaalgeld. 5 frank biljet. Uitgegeven in 1914 en vanaf 27.12.1918 t.e.m. 03.01.1921. Afmetingen: 79 x 125 mm. Gedrukte biljetten: 64.175.000, type Brussel in groene kleur en 12.000.000, type Antwerpen in bruine kleur.

11


te ging droegen ze de vermelding “Rekeningen courant”.

Nog voor de Duitsers in Brussel stonden werd dit biljet van 5 frank ruim verspreid. Toen het Duitse leger de hoofdstad naderde, bracht de regering de metaalvoorraad, de biljetten en de clichés van de Nationale Bank eerst naar Antwerpen en vervolgens via Oostende naar Londen.

De kwaliteit van de noodbiljetten van 1 en 2 frank liet veel te wensen over. Zo bezaten ze geen watermerk en konden gemakkelijk nagemaakt worden. Alle biljetten hebben als uitgiftedatum 27.08.1914 en deze van 20, 100 en 1000 frank dragen het portret van koning Leopold I. Deze biljetten circuleerden slechts enkele maanden in het betaalverkeer, en wel om volgende reden.

Nooduitgifte van de Nationale Bank “Rekening Courant”

1000 frank “Rekening Courant”. Uitgifte datum: 27.8.14. Afmetingen : 135 x 222 mm. Gedrukte biljetten: 50.000 stuks.

Uitgifte door de “Société Générale” 1 frank biljet “Rekening Courant”. Uitgifte datum: 27.08.14. Afmetingen: 50 x 85 mm. Gedrukte biljetten: 14.300.000 stuks.

Om de uitbetaling van lonen te kunnen garanderen, moest de Nationale Bank een nooduitgifte doen van biljetten van 1000, 100 en 20 frank en van kleine biljetten van 1 en 2 frank. Deze biljetten werden “Rekeningen courant” genoemd omdat ze gedekt waren door de rekening-courantdeposito’s van de Nationale Bank van België. Om duidelijk te maken dat het om een buitengewone uitgif’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Om de Nationale Bank te straffen omdat ze bij aanvang van de oorlog haar biljetten- en goudvoorraden naar Londen had overgebracht, ontnam de bezetter haar het emissievoorrecht en vertrouwde het toe aan de Société Générale of Generale Maatschappij. De Nationale Bank werd ook verplicht haar eigen biljetten in te houden. De Société Générale staat dan ook als uitgever op de biljetten vermeld. De biljetten van 1, 2, 5 en 100 frank tonen het portret van koningin Louise-Marie. Op deze van 20 en 1000 frank staat het portret van Pieter Paul Rubens.

12


Door het oppotten van het metaalgeld bij aanvang van de oorlog was er ook een groot tekort aan kleine pasmunten ontstaan. Het makkelijk oxiderende zink was het enige metaal dat wel nog geschikt was voor munten, maar dat aanvankelijk niet gebruikt werd in de oorlogsindustrie. In 1917 legden de Duitsers ook beslag op al het zink in België. Elke verwijzing naar de koning is van de munten verdwenen. Uit bezuinigingsoverwegingen zijn de munten tweetalig. Er werden munten van 5, 10, 25 en 50 centiemen geslagen.

5 frank “Société Générale”. Uitgifte datum: 13.01.15. Afm.: 79 x 124 mm. Gedrukte biljetten: 17.862.000 stuks.

Een tekst op de biljetten beloofde dat ze ten laatste drie maanden na het sluiten van de vrede zouden omgewisseld worden tegen biljetten van dezelfde waarde van de Nationale Bank.

5 centiemen 1915. Diameter: 19 mm. Gewicht: 2,5 gram. Uitgegeven in 1915 en 1916. Slagaantal: 55.663.200 stuks.

10 centiemen 1916. Diameter: 22 mm. Gewicht: 4 gram. Uitgegeven in 1915, 1916 en 1917. Slagaantal : 48.510.500 stuks.

20 frank “Société Générale”. Uitgifte datum: 04.02.15 Afmetingen: 88 x 137 mm. Gedrukte biljetten: 9.744.000 stuks.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

25 centiemen 1915. Diameter: 26 mm. Gewicht: 6,5 gram. Uitgegeven van 1915 t.e.m. 1918. Slagaantal : 27.794.300 stuks.

13


50 centiemen 1918. Diameter: 24 mm. Gewicht: 5 gram. Uitgegeven enkel in 1918. Slagaantal : 7.394.400 stuks.

Ook de talrijke steun- en hulpcomités (onder meer het Nationaal Hulp- en Voedingscomité) gingen tot zulke nooduitgiften over. Fabrieken en firma’s gaven salaris- en aankoopbons uit. De ‘gemeentebons’ hadden enkel binnen de gemeente of in een of ander magazijn betaalkracht. Hier en daar werden ze nochtans, bij onderling akkoord onder de gemeentebesturen, ook elders aanvaard.

Noodgeld Tijdens de oorlog had België, vooral voor het kleine betalingsverkeer, met een groeiend geldtekort te kampen. Daarom namen een 600-tal gemeentebesturen en honderden weldadigheidsinstellingen en ondernemingen hun toevlucht tot de uitgifte van noodgeld, meestal in de vorm van papiergeld, maar soms ook van metalen munten. Aanvankelijk diende dat voor het betalen van militievergoedingen, militaire opeisingen, wedden, leveranciers en andere gemeentelijke lasten. Later werd daarmee het gebrek aan pasmunt verholpen en werden de allernoodzakelijkste levensmiddelen en goederen ermee aangekocht. Om niet in de problemen te komen met het reguliere betaalverkeer hadden deze uitgiften een beperkte looptijd van meestal 1 maand en soms slechts 14 dagen. De uiterste terugbetaaldatum evenals de plaats staan ook vermeld op het biljet.

Dit biljet van 2 frank uitgegeven door de stad Antwerpen is een mooi voorbeeld van noodgeld zoals dit in vele steden en gemeenten toegepast werd tussen 1914 en ‘18. ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Deze Kapelse gemeentebons werden uitgegeven door “het plaatselijk k(c)omiteit te Cappellen” voor “Onderstand aan behoeftigen en werklozen”. Het k(c)omiteit werd geleid door voorzitter F. Speth, schatbewaarder G. Guiette en secretaris C. Van Bauwel. Verder zetelden er in het bestuur een aantal gegoede burgers waaronder ook twee dames. Hoewel het “Nationaal Hulp- en Voedingscomité” een deel van de kosten voor de gemeentebons betaalde, moest onze gemeente zich in de schulden steken om haar deel te bekostigen.

In ons boek “Cappellen in den Grooten Oorlog” kan men in het hoofdstuk “België op de rand van de hongerdood” blz. 187 t.e.m. 212 alles lezen over de werking van dit plaatselijk k(c)omiteit, de gemeente- en rantsoenbonnen, de soepbedeling, kortom hoe Cappellen deze moeilijke periode is doorgekomen.

14


Duitse Marken Om de verwarring compleet te maken werd ook het Duitse geld wettelijk betaalmiddel en kreeg het een lichte opwaardering; 1 Duitse mark was goed voor 1,25 Belgische frank. De toestroom van marken vloeide naar de koffers van de Nationale Bank en de Société Générale, die ze als dekking moest gebruiken voor de uitgifte van Belgisch geld.

miljard frank, waarvan voor ongeveer 3 miljard frank in Duitse markbiljetten. Op het einde van de oorlog besliste de overheid dat de houders van Duits geld in België hun marken mochten omruilen in kwijtingen tegen de koers die aan het begin van de oorlog was vastgelegd. Die beslissing welke was ingegeven door rechtvaardigheidsoverwegingen leidde op korte termijn tot een misdadige, maar onvermijdelijke speculatie. Marken werden in het buitenland goedkoop aangekocht en hier tegen de koers van het begin van de oorlog met een fikse winst ingeruild. De speculatie werd mogelijk gemaakt doordat de inruilperiode in ons verwoeste land meer dan een maand in beslag nam in plaats van de beoogde 6 dagen. De grote fout die de overheid maakte, was dat ze ervan uitging dat Duitsland het Belgische markenbezit plus interest zou terugbetalen tegen de koers van het begin van de oorlog. Een illusie zo zou later blijken. Uiteindelijk liep de inflatie zo hoog op dat 7 frank voor de oorlog nog ongeveer 1 frank waard was na de oorlog.

Geraadpleegde bronnen:

20 Mark 1915 “Reichsbanknote” (rode zegel). Uitgegeven door : Reichsbankdirektorium te Berlijn. Uitgifte datum : 4 november 1915. Afmetingen : 90 x 140 mm

Vermits de Duitse marken later zogoed als waardeloos zouden worden, werd hier een kiem gelegd voor een ontzaglijke inflatie. Het bedrag aan biljetten in omloop vervijfvoudigde tijdens de oorlog tot meer dan 5

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

“Van frank tot euro”, “De Belgische frank van 1830 tot nu” – Frederik Marain. “Catalogus der Belgische munten van 1830 tot heden” – Frans Morin en Peter Eyckmans. “Catalogus der Belgische bankbiljetten van 1900 tot heden” – Peter Eyckmans. “Cappellen in den Grooten Oorlog” – Heemkring Hoghescote. Privéverzameling “Noodgeld” van Rudy Dillen en Jean Maes uit Herentals. “Het bankbiljet in alle staten”, “Van het eerste bankbiljet tot de euro” – René Brion en Jean-Louis Moreau. www.nbb.be. Publieke website van de Nationale Bank van België.

15


Hoedje af .... voor de hoeden van Anny Peeters Etienne Vermeulen

Een creatie van Anny. Een wedstrijdhoed met als opgave "vrije tijd". Let hierbij op de frisse en heldere kleurencombinatie en de speelse en opgewekte vorm.

Doorheen de geschiedenis In de bloeiperiode van de staten van Mesopotamië (Sumerië 5400 - 4500 v.C., Babylonië 2350 - 1787 v.C. en Assyrië 1250 - 612 v.C.) die op bestuurlijk vlak tot degelijk uitgebouwde en gestructureerde maatschappijen waren uitgegroeid, en die toen reeds een hoogstaande cultuur hadden verworven, was de weefkunst tot een verheven vorm uitgegroeid. Dat uitte zich onder andere in een verfijnde kleding (waartoe de hoofdbedekking behoorde). Zowel mannen als vrouwen in het oude Egypte (3300 - 332 v.C.) hechtten een grote waarde aan een verzorgd uiterlijk. Het kapsel was daar een belangrijk onderdeel van.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Cleopatra VII, Deel van een reliëf, Louvre, Parijs

16


De Egyptenaren droegen geen hoed maar een “klaft”, een hoofddoek gevouwen uit een vierkante lap, die om de slapen werd gelegd en dan in plooien naar beneden viel. Dit werd gebruikt omdat ze uit hygiënisch oogpunt hun hoofd hadden kaal geschoren. Als ze geen “klaft” droegen dan hadden ze een pruik op.

Soms droeg men blonde pruiken van haar van Germaanse slavinnen. Ook blondeerden de dames hun haar met bleekmiddel.

De Frygiërs (Klein-Azië, 1200-600 v.C.) droegen een zacht kegelvormig wollen hoofddeksel, waarvan de top naar voor wijst. Later werd die muts door de Perzen overgenomen. De oude Grieken zagen de Frygische muts - net als de broek - als typisch voor barbaren (niet-Grieken, oosterlingen). Het Oud-Perzische Rijk (550 - 330 v.C.): op heel vroege Perzische reliëfs komen slappe puntmutsen voor. Met omgebogen punt was de muts van oudsher het symbool van vrijheid: vrijgelaten slaven droegen deze muts als symbool van hun verworven vrijheid. De Grieken (800 - 168 v.C.) Mannen hadden lang haar, omdat het in de mode was. Zo konden ze zich onderscheiden van slaven, die kortgeknipt haar moesten hebben. Later gaan ook de normale mannen kort haar dragen. Meestal vonden de vrouwen hun eigen haar niet mooi genoeg. Daarom droegen de chique dames vaak een pruik of een kunstig kapsel. Ze hadden hun haar vaak opgestoken met een paar vlechtjes of een soort clip. Vrouwen droegen om het hoofd een hoofddoek. Mannen hadden vaak een hoge, naar boven spits oplopende muts op, de “pilos”. Mannen die op reis gingen, droegen vaak een “petasos”; een strooien hoed met een brede rand en een band om de kin. De Romeinen (700 v. C.- 400 n. C.) Het kapsel van de Romeinse vrouw leek op dat van de Griekse. Er werden vaak diademen en parels in gedragen. De Romeinse vrouwen waren dol op ingewikkelde kapsels. Ze zaten urenlang bij de kapper, en lieten soms hun haar rood of zwart verven. ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Marmeren Romeinse kopie van Demeter (Grieks origineel, 4de eeuw v.C.) Nationaal Museum, Rome. Demeter was de zus van Zeus en Hera en was godin van de landbouw.

De Middeleeuwen (500 - 1500 n.C.) In deze tijd oefende de katholieke kerk veel invloed uit op het dagelijks leven van de mensen. Zij bepaalde in het begin van de middeleeuwse periode ook dat het haar van getrouwde vrouwen met een sluier moest worden bedekt. Dit werd gedaan omdat het haar van een getrouwde vrouw eigendom van de man werd. Alle vrouwen droegen in deze tijd iets op het hoofd. Los haar werd namelijk beschouwd als verleidelijk. Koninginnen, jonge adellijke vrouwen en ongetrouwde vrouwen werden meestal afgebeeld zonder iets op het hoofd. Hun haar werd gevlochten en bijeengehouden door een “crespine”, dat is een soort haarnet. De hoed die de vrouwen droegen heette kaproen. Dit is een openstaande haarband met siersteken en juwelen (voor de adellijke vrouwen) erop. Bij de kaproen waren meestal twee torentjes van het haar zichtbaar. Oudere vrouwen droegen het meestal met een sluier. Ook bij het gewone volk kwam de kaproen voor als een soort puntkap met een pelerine of een schouderkraag eraan.

17


Niet eerder dan 1250 werd deze hoed ook door koningen en edellieden gedragen. Deze werd dan wel nog veel meer versierd (o.a. edelstenen en gouddraad). Mannen droegen naast de kaproen ook de "coif", een puntig mutsje van vilt. In 1245 voerde het concilie van Trente in dat bepaalde groepen mensen ook speciale kleding moesten dragen. De vrouwen droegen voor 1300 vaak hoofddoeken op speciale manieren gevouwen. Daarna kwam de “crispine” (een haarnetje met goud- of zilverdraad). Rond 1410 kwam de hoornmuts. Dit was een heel hoge hoed die was gemaakt van een karkas van ijzerdraad omwikkeld met allemaal mooie stoffen. In de 15e eeuw had iedereen van enig maatschappelijk niveau een hoed. Ze waren meestal gemaakt van vilt, dat versierd kon zijn met borduursels, edelstenen, geplooid fluweel of zijde. Er waren ook hoeden van vilt gecombineerd met bont. De bol was meestal rond, puntig of vrij recht van vorm. De randen, groot of klein, waren recht of rondom opgeslagen. Na 1480, als ook de gotiek op haar einde loopt, zal alle pracht en hoofdpraal bij de mannen en wat later ook bij de vrouwen nagenoeg verdwijnen; men verkoos eenvoudiger vormen. De Renaissance (1450 - 1600 n.C.) Op het eind van de 15e eeuw droegen de mannen een lage “biretta” met opgewipte rand, soms aan de voorzijde weggesneden. Het was een kleine lage muts, een “bonnet”, van boven breder dan van onder, enigszins vierkant of rond en werd al gedragen vanaf ca. 1250 aanvankelijk door kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en later ook door hoogleraren en doctoren. Dit laatste gebruik duurt nog tot heden voort. De baret veroverde de inmiddels kortgeknipte hoofden van alle rangen en standen. Deze mannendracht werd ook bij vrouwen erg populair. De edele dames droegen de baret vaak over een kapje, dat prachtig versierd was met borduursels en kralen.

ve”, droeg men een of meerdere sluiers. Deze waren geweven van een fijn wit linnen. In het midden hadden deze sluiers meestal een vouw met de scherpe kant op het hoofd. Na 1550 ontstonden grote veranderingen op kledinggebied. Toonaangevend werd nu het hof van de kersverse koning Filips II. Waren de kleuren in de eerste helft van de 16de eeuw fel, aan het Spaanse hof voerde zwart de hoofdtoon. De zwierige platte hoofdtooi paste niet meer bij het stijve opgevulde Spaanse kostuum met pijpjeskraag en werd na 1560 vervangen door de hoge 'toque'. Buiten Spanje bleef men de baretten nog een tijdje trouw, maar ze werden wel kleiner en enigszins opgebold. Met pluimen versierd en een beetje schuin op het hoofd gaven ze nog wel een zwierig effect. Ook vrouwen droegen de toque, meestal over een haarnet of kapje. Na 1550 bleef er van de tot kappen opgespelde sluiers alleen nog maar de 'vleugelmuts' over. Dit kleine mutsje, waarvan het gebogen randje als een soort hartvorm om het gezicht lag, wordt ook wel “tudorkapje” genoemd. Tot 1610 was de vleugelmuts mode, maar werd daarna nog tientallen jaren gedragen door oudere vrouwen die vaak bij de mode achterbleven.

Portret van Anna Boleyn; tekening door Hans Holbein (1497/1498 - 1543) zwart en gekleurd krijt. Uffizi, Florence.

Na 1500 hielden de dames het hoofd geheel bedekt. Over een klein linnen kapje of “hui’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

18


Men kreeg onder invloed van de vorstenhuizen meer aandacht voor hoe men eruitzag en wat men droeg. In deze periode werd de ‘mode’ geboren. De 17de eeuw De mannen droegen rond 1600 de “copotain”, een hoed met brede rand en taps toelopende bol, niet alleen gemaakt van vilt, maar ook van stoffen als zijde en fluweel, die gespannen werden over een stijve ondervorm van gaas of karton. Naast wolvilt werd er veel vilt gebruikt van beverhaar. Deze kastoren hoeden (hoeden van kastoor of bevervilt; “castor” is de Latijnse naam voor bever) werden in de 17e eeuw een echt statussymbool. De vrouwen droegen zulke hoeden in kleinere versies, met soms daaronder nog een mutsje dat ook binnenshuis werd gedragen. In 1646 kwam in Frankrijk een nieuwe ster aan het firmament: Lodewijk XIV, de Zonnekoning, en de komende decennia zal het Franse hof weer voor een groot deel de mode gaan bepalen. De 18de eeuw Toen Lodewijk XIV in 1715 overleed, kwam er een einde aan de periode van strenge hoffelijkheid en grote vormelijkheid. De hoge fontangemutsen (vrouwenmuts met aan de voorkant hoog opgewerkt kant, gaas en lint, ca. 1690-1710) verdwenen helemaal en maakten plaats voor kapsels en mutsen. Ook de mannenpruiken werden steeds minder omvangrijk en omstreeks 1730 kon men er weer een hoed opzetten. In het midden van de jaren ’70 bereikte het letterlijk zijn hoogtepunt met de “pouf au sentiment”, waarvan de beroemde hofkapper Leonard beweerde de uitvinder te zijn. De wijze van overgevoeligheid of belangstelling voor bepaalde zaken konden door deze “pouf” op zeer opvallende wijze aan iedereen getoond worden. Alles wat voor de draagster geliefd was moest door de kapper in het haar verwerkt worden; portretten van geliefden, of haarlokken van minnaars, maar ook schepen of windmolens. Het gebeurde niet zelden dat deze bouwwerken, maandenlang onaangetast, een aangename ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

verblijfplaats bleken te zijn van luizen. Met speciale krabbertjes, ivoren handjes op een steel, bestreed men de ondraaglijke jeuk. Langer dan vijf jaar zou de “pouf au sentiment” het niet uithouden. 19de en 20ste eeuw In de tweede helft van de 19e eeuw droegen de dames grote kapsels en kleine hoofddeksels, meestal versierd met linten, bloemen of kant, gedragen op de achterkant van het hoofd. In de 20ste eeuw was er een snelle evolutie vast te stellen in het gebruik van hoofddeksels, vooral bij de vrouwen. Fin-de-siècle (1890-1900) Vrouw: vooral de matelot van stro of vilt: hoeden met strikken. Voiles tegen stof en zon. Kapothoedjes. Man: men droeg voor iedere gelegenheid een andere hoed. Een hoge hoed bij het geklede kostuum, de Homburghoed (breedgerande vilten mannenhoed met gleuf of bolhoed voor overdag, pet en strohoed voor sport. Jugendstil (1900 - 1909) Vrouw: platte hoed met veel kunstbloemen. matelot (strohoed). Ook kinderen droegen buitenshuis altijd iets op het hoofd, jongens een pet, meisjes een hoed. Man: voor overdag vooral de bolhoed en de Homburghoed. Poiret (1909 - 1914) Vrouw: aanvankelijk erg groot met veel garnering. Poiret bracht ook kleine tulbandkapjes met aigrettes (een toefje veren op haardracht of hoed). Man: bolhoed, Homburghoed, hoge hoed en strohoed. Petten voor sportieve doeleinden en op reis. Eerste Wereldoorlog (1914 - 1919) Vrouw: hoge toque (smalle hoge hoed) of grote platte hoed met lint. Man: deukhoed, bolhoed, strohoed en (geruite) pet. Voor het eerst zag men mannen zonder hoofddeksel buitenshuis.

19


Naoorlogse jaren (1919 - 1924): Vrouw: grote, platte hoed met garnering van bloemen of veren. Ook nog toques. Voor 's avonds: als een helm om het hoofd sluitende hoedjes, later na 1920 mode voor overdag. Charleston (1924 - 1929) Vrouw: cloche (pothoed) of helmhoed. Bij zomerjaponnen grote doorzichtige hoeden. Man: vilten deukhoed, geruite wollen of linnen pet. De jaren dertig (1929 - 1940) Vrouw: klein, schuin op het hoofd geplaatst hoedje. Veel baretten. Herenhoed à la Garbo. Man: deukhoed, pet.

De jaren tachtig (1980 - 1985): Vrouw: meer hoeden. Vilten herenhoeden. Man: het haar: kort en ongeschoren, permanent en een coupe soleil (kapsel met gebleekte plukjes haar) Baarden zijn ouderwets, een stoppelbaard van twee dagen zeer trendy. De kunst van het hoeden maken is pas zo'n driehonderd jaar oud, hoewel er in Frankrijk wel al langer hoedenmakers of chapeliers waren. In Frankrijk is, net als bij ons, de juiste naam voor iemand die hoeden maakt “modiste”. Dit is te vergelijken met het Duitse woord “Modistin”.

Tweede Wereldoorlog (1940 - 1947) Vrouw: dezelfde modellen als in de jaren dertig, vaak opgesierd met een voile. Hoofddoeken om de kin geknoopt of als tulband. New Look (1947 - 1955) Vrouw: grote ronde hoed (Dior) of zeer klein hoedje met veer (Fath) of vogel, schuin op het hoofd geplaatst. Man: alleen oudere mannen droegen een hoed, meestal een deukhoed. Rock 'n' Roll (1955 - 1964) Vrouw: minder hoeden. Bij een geklede jurk een dopje van dezelfde stof achter op het hoofd. Man: het haar: kort met zijscheiding. Jongens een Elvis Presley-kuif. Geen hoeden. De Beatles (1964 - 1970) Vrouw: grote pet uit de film “Bonny and Clyde” die zich afspeelde in de jaren dertig of klein astronautenkapje, wollen muts met bijpassende shawl. Man: langer haar, bakkebaarden. Jonge mannen soms tot op of over de schouders. Nostalgie (1970 - 1980) Vrouw: shawls om het hoofd Weinig echte hoeden, wel allerlei Man: het haar: jongeren soms Na 1977 is lang haar geen mode droeg veel korte baarden.

geknoopt. mutsen. zeer lang. meer. Men

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Bij de modiste (1883) Pastel van Degas - Gallery Bornemisza Museum, Madrid.

Belangrijke vaststelling: Opmerkelijk is dat de hoofddoek in de meest verscheidene vormen en kleuren steeds door alle volkeren gedragen werd door alle tijden en culturen heen. Een hoofddoek kan op verschillende manieren gedragen worden, afhankelijk van de functie. Sommige hoofddoeken bedekken alleen de haren, andere hoofddoeken omsluiten het gezicht of laten alleen de ogen vrij. In veel westerse landen evenwel leidt het dragen van een hoofddoek tot vele eindeloze discussies.

20


Waarom dragen mensen een hoofddeksel? Het hoofddeksel is een belangrijk onderdeel van de klederdracht en kent vele verschijningsvormen. - Aanvankelijk waren hoofddeksels een vorm van bescherming tegen de natuurelementen, vallende voorwerpen of verwondingen. - Al vlug werden hoofddeksels een uitdrukkingsvorm van status, traditie en stijl. Het gebruik ervan laat toe een onderscheid te maken of indruk te maken: het laat zien dat je rijk bent of net iets anders bent dan anderen. Iets op het hoofd maakt een mens groter en laat hem boven de omgeving (de anderen rondom hem) uitsteken. - Een symbolische waarde: een hoofddeksel kan een herkenningsteken vormen voor een hoge positie in de maatschappij (bv. een kroon), of voor een bepaald geloof (bv. een mijter). - Als onderdeel van een uniform of om hygiënische redenen. - Als uiting, als middel om een boodschap uit te dragen bv. het dragen van caps door leden van een club of jeugdgroep. - Om zich mooi te maken.

Anny Peeters werd geboren te Kapellen op 4 juli 1938 als dochter van Alfons Peeters en Maria van Overveld. Tot eind 1944 woonde het gezin in de Streepstraat; nadien verhuisde de familie naar de Geuzenhoek (Kapelsestraat 1). Vader deed de melkronde en moeder (Marieke) begon een zuivelwinkel (nu frituur "De Puntzak"). Als klein kind maakte Anny WO II mee. Ze weet nog dat ze een tijdje naar de kleuterschool ging in de Engelselei. Het eerste leerjaar volgde ze in de school op de Hoevensebaan bij zuster Micheline. Er waren tachtig leerlingen, veertig in de voormiddag en veertig in de namiddag. Wat ze zich nog steeds goed kan herinneren is dat ze schoolliep in een café van de familie Van den Bergh, gelegen in het begin van de Kapelsestraat nr 29 of 31 ongeveer. Daarna werden de lessen gegeven in het kasteel "Beaulieu" (nu gemeentepark). Dit duurde niet lang want het kasteel brandde af. De volgende jaren van de lagere school werden gevolgd in de gemeenteschool op de Antwerpsesteenweg (nu Promenade). De lessen werden gegeven door de zusters van Berlaar.

En het is hier dat we de hoeden van ons trouw lid, Anny Peeters, kunnen situeren.

Dan volgde ze het middelbaar onderwijs in het Mater Salvatorisinstituut. Hier was het schooluniform verplicht met als hoofddeksel een alpinomuts. Ook in Sint-Agnes in Borgerhout, waar Anny later de studies aanvatte van het regentaat, was een uniform met een achthoekige baret vereist. Als jonge leerkracht snit en naad gaf ze les in Mariaberg te Essen en in Mater Salvatoris te Kapellen.

Anny (Anna) Peeters draagt een fijn hoofddeksel, met bijpassend halssnoer. Op staander een wedstrijdhoed met als opgave "Nomade".

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Ondertussen had ze Frans Moons leren kennen. Frans was militair, gekazerneerd in Aarlen. In 1964 trouwde het paar en zo verhuisden ze naar de Luxemburgse stad. Het koppel kon na enkele jaren weer naar de geboortestreek terugkeren. Frans werd gekazerneerd op de Luchtbal en Anny vond werk in het O.L.V. van Lourdesinstituut te Ekeren. Eerst met interimwerk als lerares en secretariaat, later volledig op het secretariaat. Daar werkte ze tot aan haar pensioen in 1998.

21


Reeds als klein kind had Anny een voorliefde voor hoeden en als lerares kleding koesterde ze steeds de droom om zelf modieuze hoeden te ontwerpen en te vervaardigen, doch het was steeds bij een droom gebleven. Nu ze echter over meer tijd beschikte, besloot ze om een cursus hoedenmaken te volgen bij het Centrum voor Volwassenenonderwijs, in de Te Boelaarlei 40, in Borgerhout. En wat eens een droom was, werd nu werkelijkheid: hoeden maken voor haarzelf en, op vraag, voor familie en vrienden. Toch zou het haar hobby blijven want om een handeltje op te zetten vond ze zich te oud. Enthousiast stortte ze zich op haar liefhebberij. Ze werkt met vilt, stro, bandstro, sisal, buntal en ze probeert steeds nieuwe materialen uit.

Nog een mooie kleurencombinatie zowel voor de hoed als voor de handtas.

Naargelang het model en het te gebruiken materiaal werkt ze ca. 10 uur aan een hoed. Haar inspiratie, lach niet, komt dikwijls 's nachts. Ook koninklijke families, tijdschriften en speciale evenementen bieden stof om aan de slag te gaan. En naargelang de hoed vordert, komt de inspiratie vanzelf.

Anny slaagt erin een mooi geheel samen te stellen: hoed, handtas, halsdoek en handschoenen.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Sedert 2005 neemt Anny deel aan de tweejaarlijkse internationale wedstrijd voor hoedenontwerpers in het Atelier-Musée du Chapeau in Chazelles-sur-Lyon. Ooit was dit stadje de bakermat van de vilten hoedenindustrie in Frankrijk met meer dan tweeduizend werknemers. Nu blijft er alleen nog een museum over. Sinds 1983 heeft men een oude fabriekshal omgevormd tot een prachtig museum. Hier kan men het ontstaan van een hoed van vezel tot afgewerkt product volgen. Een echte aanrader!

22


Het Atelier-Musée du Chapeau te Chazelles-surLyon

De honderd beste hoeden van de internationale wedstrijd worden daar ongeveer zes maanden tentoongesteld en ook de hoed van Anny werd telkens geëxposeerd. Een hele prestatie! We hopen dat ons lid Anny nog veel plezier mag beleven aan het uitoefenen van haar hobby. Dank aan Anny Peeters voor de geleverde info en foto's.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Anny met haar zus Lydia, in de tuin van een B&B, op weg naar Chazelles ter gelegenheid van een wedstrijd.

Bronnen en geraadpleegde werken: Wikipedia: http://www.kemet.nl http://www.ancientegyptonline.co.uk http://www.kapsels.net http://deregiovannu.nl http://www.hairfairforum.be http://collectie2008.boijmans.nl/nl/onderwijs/ Mode http://allaroundhairstyling.nl http://www.cultuurwijs.nl

23


Uit de praktijk……. Nazaten kapitein Persyn gezocht Jan Vanderhaeghe en Magda Vanbrabant

Tijdens werken in zijn tuin, gelegen in de Van Haeftenlaan nr. 16 te Kapellen, vindt Miguel Peeters een herdenkingssteen (zie foto) ter ere van kapitein ter lange omvaart Désiré Persyn. Het opschrift is nog duidelijk en is in het Frans opgesteld. Hij is geboren in Bredene op 25 maart 1867 en werd gedecoreerd met een Eremedaille in Eerste Klasse voor zijn verdiensten tijdens de Eer-

ste Wereldoorlog. De sterfdatum op de steen is niet meer intact. Persyn overleed in Ekeren op 16 januari, maar het jaartal ontbreekt. Kapellenaar Miguel Peeters zou deze steen aan de nazaten van de kapitein willen overhandigen maar weet niet of die er wel zijn. Tot zover het verhaal en of wij daar soms kunnen bij helpen?

Vooreerst dient gezegd dat bij dit genealogisch onderzoek wij ernstig gehinderd werden door de wet op de privacy (wet ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer)

welke ons niet toelaat bepaalde onderzoeksdaden te verrichten, niettegenstaande het humane karakter van het onderwerp.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

24


Wie was Désiré Persyn?

Hij werd geboren in Bredene op 25 maart 1867 als Desiderius Isidorius Persijn (met een gestipte ij). De ouders: Petrus Persijn, geboren in Oostkamp en Derue Catharine geboortig van Lissewege. Bij de geboorte is vader Petrus 40 jaar en de moeder Catharine 31 jaar en zij hielden herberg in Bredene. Voor dit onderzoek sturen wij Magda Vanbrabant, vrijwillige medewerkster in het documentatie- en studiecentrum voor familiegeschiedenis te Merksem, op pad om een en ander na te kijken en op te zoeken in de bevolkingsregisters van Antwerpen. Alhoewel Désiré in 1893 reeds in Antwerpen woonde, huwde hij toch te Oostende op 20 januari met Baratto Eveline Ernestine, een jonge vrouw geboren in Ieper op 21 maart 1872. Haar ouders, Constant August Baratto en Marie Sophie Raban, hielden hotel in Oostende. Kort daarna, op 11 april 1893 verhuist het jonge paar naar Antwerpen en woont achtereenvolgens in de Oude Leeuwenrui 31, Maalderstraat 57 (juni 1894), De Coninckplein 15 (augustus 1894), Richardstraat 38 (1896), Kunstlei (1897) en de Osystraat 38 (1900). Zijn beroep is zeekapitein. Het gezin telde 4 kinderen, waar we verder op terugkomen. Op 15 juli 1911 komt in dit gezin een zekere Servais Jan Jozef inwonen, afkomstig van Luik. Zijn beroep is zeeofficier, ongetwijfeld een collega van Désiré. En wat gebeurt er? Désiré gaat op 23 juli 1913 alleen in de Appelmansstraat 15 wonen, terwijl zijn vrouw met de kinderen verhuist naar de Keyserlei. Uiteindelijk wordt op 8 september 1914 te Antwerpen de echtscheiding uitgesproken en zal Baratto Eveline met Servais Jan huwen te Marseille op 9 maart 1927. Even zijn wij het spoor van Désiré kwijt. Hij verdwijnt uit Antwerpen en wij vinden hem terug in Rotterdam op 13 oktober 1919 waar hij huwt met Volker Dympna, geboren in Papendrecht op 27 februari 1881. Zij verhuizen naar Ekeren en wonen in de O.L. Vrouwstraat 17, alwaar hij uiteindelijk overlijdt op 16 januari 1927. Kort daarna vertrekt zijn vrouw, nu weduwe, terug naar ‘s Gravenhage, Nederland. ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Zijn nakomelingen

De eerste zoon, met name Robert Constant, werd geboren in Oostende op 11 februari 1894. In het bevolkingsregister van Antwerpen staat geschreven in potlood: “Schijnt overleden op zee den 4 november 1912”. Van Robert zijn bijgevolg geen nakomelingen. De tweede zoon, August Willem, werd geboren in Antwerpen op 17 januari 1896. Hij huwt te Antwerpen op 26 februari 1921 met Mat Joanna Bertha, afkomstig van Hoeilaert en 21 jaar oud. Zij gaan op het Hopland nr. 9 in Antwerpen wonen. Zij gaan een tijd in Overijse wonen, maar dan wordt het weer even duister bij gebrek aan gegevens. De doodsbrief van August brengt dan weer klaarheid: Hij huwde een tweede maal met Elza Verdonck en overleed te Wilrijk op 17 januari 1969. Zijn eerste vrouw, Mat Joanna Bertha, wordt op geen enkele wijze vermeld op het overlijdensbericht, wat mij doet veronderstellen dat zij eerder gescheiden waren dan dat hij weduwnaar was. Ook van eventuele kinderen geen melding, terwijl de kinderen van zijn tweede vrouw (Verdonck Elza) expliciet vermeld worden als zijnde zijn kinderen. Hij was oud-strijder als vrijwilliger van de oorlog 1914-1918 en werd vereerd met het Oorlogskruis met Palm, het Vuurkruis, de Medaille van de Strijder – Vrijwilliger. Vereerd met de Overwinningsen Herinneringsmedailles van de Oorlog 1914-1918. Ook hier zal het niet meer mogelijk zijn nakomelingen te vinden. Het derde kind is een meisje, Lea Marguerta, geboren in Antwerpen op 7 februari 1898. Zij werd ambtelijk uit het Antwerps bevolkingsregister geschrapt op 20 april 1923. Met andere woorden: zij is verdwenen zonder enig spoor achter te laten. Eventuele nakomelingen opsporen is praktisch onmogelijk. Ten slotte, de derde zoon, Carlos Valentijn, werd in Antwerpen geboren op 16 juli 1901. Hij werd onderofficier in Brasschaat Kamp vanaf 15 juni 1922. Hij huwt te Oudergem op 19 september 1925 met Michel Julie Angeline. Op 20 oktober wordt hij uitgeschreven in de bevolkingsregisters van Brasschaat en gaat in Oudergem wonen in de Avenue de la Chasse Royale nr. 33. Hij ver-

25


dwijnt dus uit onze streek en verdere opzoekingen zijn niet meer opportuun.

De vindplaats

Wie woonde er vroeger in de Van Haeftenlaan nr 16. Iemand moet die steen daar toch gelegd hebben en wij mogen dan toch ook stellen dat er een link moet zijn tussen de vroegere bewoners en de familie Persyn? Daarvoor gaan wij te rade bij Roger Balbaert, oud-voorzitter van de heemkundige kring van Kapellen en wandelende encyclopedie betreffende de geschiedenis van Kapellen. Hij vertelt: De Van Haeftenlaan was een dreef in het domein Van Haeften. Toen dit domein verkaveld werd woonden er natuurlijk al enkele mensen in die dreef en sprak men van de Van Haeftenlaan, alhoewel deze mensen officieel in de Heidestraat woonden. De naam Van Haeftenlaan werd officieel goedgekeurd door het schepencollege op 23 september 1931. In de periode 19301940 bestonden de nummers 16 en 18 niet, aldus Roger Balbaert. Ook van de aanpalende bewoners zeggen de familienamen (Willekens, Faes, Claeys, Vogels, Van Acker, Dupont, Pype, Wuyts, Orban en Mous) ons niets.

Besluit

Er zijn blijkbaar geen afstammelingen van Désiré Persijn en de vraag hoe die gedenksteen daar terechtkwam wordt bij deze niet beantwoord. De overlijdensdatum vonden wij wel. En toch…. blijf ik met een onvoldaan gevoel zitten. De naam Persijn is een typisch West-Vlaamse naam die benoorden Antwerpen nauwelijks voorkomt. En toch vind ik nog een aantal personen met die naam in

Kapellen zonder dat er echter familiebanden konden aangetoond worden. Zo vind ik: Henri Persyn, geboren in Antwerpen op 30 april 1925 en overleden in Deurne op 12 juni 2014. Het is een Kapelse begrafenisondernemer die de uitvaart verzorgt en het rouwadres is de familie Persyn-Verhulst, p/a Haast begrafenissen, Kapellen. Alice Persyn, geboren in Ruddervoorde op 7 januari 1914 en overleden in het Jan Palfijnziekenhuis te Merksem op 19 december 1990. Zij was weduwe van Maurice Van Cleef en woonde in de Grensstraat 84 te Kapellen-Putte. Zoé Persijn (nu met gestipte ij), dochter van Ivo en Julia Delodder en weduwe van Carolus Van Renteghem, overlijdt op 19 maart 1970 te Kapellen-Putte. Niettegenstaande alle inspanningen wordt niet elk genealogisch onderzoek succesvol afgerond. Toch vond ik het zinvol dit te publiceren om aan te tonen dat met het consulteren van beperkte bronnen, er toch een aardig stukje familiegeschiedenis kan neergeschreven worden.

Bronnen:

Met dank aan Jos en Gerda Abrath, Luc Gowie, Roger Balbaert en Magda Vanbrabant die mij behulpzaam waren bij dit onderzoek. De archieven van de Kapelse heemkundige kring “Hoghescote”. De archieven van het documentatie- en studiecentrum voor familiegeschiedenis te Merksem, onderdeel van Familiekunde Vlaanderen, vzw. Felix Archief Antwerpen: bevolkingsregisters en burgerlijke stand Antwerpen.

Alle informatie die kan leiden tot het terugvinden van familieleden is welkom. Telefonisch op het nummer: 03-298 65 51 of per e-mail naar: janvanderhaeghe@telenet.be

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

26


Sprokkels uit het Kapelse dorpsverleden. De redactie

Sluitingstijd voor herbergen. Op 5 februari 1853 keurde de raad der gemeente Cappellen, en dit op verzoek van de vrederechter, het volgende politiereglement goed:

Art.1 – Elke herberg zal voorzien zijn van een uithangbord, door het college van Burgemeester en Schepenen goedgekeurd en boven de inkomdeur geplaetst. De overtreder van dit artikel zal gestraft worden met een boet van vijf tot tien franken. Art.2 – De herbergen zullen 's avonds gesloten worden te weten om tien ure voor de vijf wintermaanden, beginnende op Een November tot met Een en dertig meert daaropvolgende, en ten elf ure voor de zomermaanden te rekenen van Een April tot en met 31 Oktober daarna. De herbergiers die na dit uur hunne herbergen zullen openhouden en de personen die dan nog in de herberg zullen bevond worden vervallen in eene boet van een tot zes franken.

Art.3 - De herbergen die personen in hun herberg zullen gedogen na dat recent de inkomdeur gesloten is als mede de personen die er dan zullen bevonden worden vervallen in een boet van zes tot twaalf franken. Art.4 - Indien ingeval van het vorige artikel de herbergier weigert de deur te openen op de eerste aanvraag der personen van de politie of tot het openen der deur beslist om de bij hem inzijnde personen te laten ontvlugten zal hij vervallen in eene boet van tien tot vijftien franken; Hij zal naer omstandigheid dan in boven tot eene gevangenis van een tot dry dagen kunnen verwezen worden. Art.5 - Alle vorige schikkingen betrektelijk deze materie zijn afgeschaft voor zooveel zij aan de tegenwoordige strijdig zijn. Goedgekeurd in zitting van den vijfden Februari 1800 dry en vijftig.

Jan Steen. Dit schilderij dateert van circa 1653. Het toont dansende boeren voor een herberg. Bevindt zich in het Mauritshuis in Den Haag. ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

27


Kerkrekeningen Sint-Jacobus Kapellen (deel 5) Jan Vanderhaeghe

In de loop van 2011, 2012 en 2013 publiceerden wij in ons tijdschrift en gespreid over vier artikelen een studie over de kerkrekeningen van de Sint-Jacobuskerk gedurende de 17de eeuw. Zie de Bruggeskes 2011/2 – 2011/4 – 2012/1 en 2013/3. Tijd om de studie verder te zetten en de 18de eeuw verder uit te diepen. Een interessante periode omdat het interieur van de kerk zoals wij ze nu kennen gemaakt en aangekocht werd. 1733 – Elk jaar komt er wel een uitgavepost voor om herstellingen aan het dak uit te voeren. Dit jaar wordt er wel een nieuw dak gelegd. 16.000 schaliën zijn daar voor nodig, wat 367 gulden zal kosten. De storm van 1732 maakt ook het herstellen van de “gelasen” (vensters) van het SintSebastiaenskoor noodzakelijk, 3 gulden. De koster heeft een nieuwe bron van inkomsten gevonden. Wij weten dat hij elke week de kerk uitveegt en het koper en tin schuurt. Hij krijgt daarvoor 6 gulden per jaar. Maar nu gaat hij ook zingen en laat zich daarvoor betalen. Het zingen in de mis van Sint-Bernaertsdag en op die van SintLucia brengt 1 gulden op. 1734 – Bij de ontvangsten noteren wij een particuliere collecte zowel in Ekeren als in Kapellen voor het repareren van het schaliedak, goed voor 50 gulden. Bij de uitgaven: Het vernissen, vergulden en vergroten van het “cleyn communiecopken”, kost 11 gulden. Violette en damasten stof voor het maken van een kazuifel, kost 57 gulden. Het maken van de kazuifel zelf kost 11 gulden. De galonnen voor de kazuifel en voor kerkdeken komen op 6 gulden. Al deze zaken worden betaald door de kapelaan, Timmermans. Zij staan dus enkel in de rekening als “pro memorie”. De grootste uitgavepost is het vernieuwen van het dak. Eindelijk zou ik zeggen! Hoeveel jaren achtereen werd er al oplapwerk verricht aan het dak? Elk jaar vinden wij ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

daarover wel een uitgavepost terug. In 1733 werden er 16.000 schaliën aangekocht voor een bedrag van 367 gulden. Het is dakwerker Bernardus Van Heist en zijn knechten uit Merksem die dit werk zullen uitvoeren. Het is de zuidzijde en de helft van de noordzijde die vernieuwd moeten worden. Hij vraagt daarvoor 95 gulden. De schaliedekkers hebben met 4 man 11 dagen gewerkt en met 3 man nog eens 8 dagen. Zij krijgen logies in Kapellen, bier en brandewijn. Iemand kan niet goed rekenen, want wat blijkt? Er zijn 5.000 schaliën te kort aangekocht, meerkosten 55 gulden. Er zijn nog wat kleine kosten aan nagels en lood. Onderaan de rekening staat een interessante nota: het vernieuwde dak beslaat 7 roeden, omgerekend 210 m². 1735 – Bij de inkomsten vinden wij een “eeuwigdurend jaargetijde” terug vanwege de weduwe Willem Vergouts. Daarvoor geeft zij 100 gulden, die de kerk prompt terug uitleent aan het dorp van Kapellen aan 3,5% per jaar, te betalen in november van elk jaar. Het jaargetijde moet gezongen worden op 9 februari aan het hoogaltaar en in het zwart. Dus, feitelijk zou dit nu nog elk jaar moeten gebeuren!? Verder nog wordt Anna Waumans begraven in de kerk. (4 gulden, 4 stuivers). Buiten de gewone uitgaven is er niets speciaals te melden, maar het jaar sluit wel af met een negatief saldo van 12 gulden. 1736 – Hoezo!? Het dak was toch hersteld? Er worden wederom 6.100 schaliën aangekocht voor het dekken van het koor van O. L. Vrouw en Sint-Sebastiaen. Het is ook weer Bernardus Van Heist uit Merksem die de klus klaart. Totale kost 161 gulden. Het jaar sluit weer negatief af met 69 gulden. 1737 – Het positief saldo van 99 gulden zal in 1740 gebruikt worden om een vloer in de kerk te leggen.

28


1738 – Bij de inkomsten noteren wij de gift van een gouden en een zilveren kruis aan een kettinkje, met een waarde van 23 gulden. Bij de uitgaven: het herstellen van de vloer bij het altaar en de vloer in de beuk, 17 gulden. Een kast voor de sacristie kost 18 gulden. Ook dit jaar wordt het positief saldo van de kerkrekening gereserveerd voor het leggen van de vloer in de kerk in 1740. Ook de toren is aan herstelling toe. De staat waarin hij verkeert wordt omschreven als volgt: “soodanigh, omtrent

het metselwerck, geborsten, afgeweken en ontset”. Op 21 februari schrijft pastoor Timmermans aan de bisschop dat men de maandelijkse processie, die men gewoon was te doen buiten de kerk, niet kan laten doorgaan door “het vallen van groote

steenen staen te gebeuren, dewelcke met groote bressen soo los syn hangende dat door de bewegingen van het luyden de freyten lichteliyck nederwaert hellen ende dreygen neder te storten”. Die herstelling kost 400 gulden en wordt door de abdij en door de gemeente elk voor de helft betaald. Deze 400 gulden komt dan ook niet voor in de kerkrekening. 1739 – Bij de inkomsten een post van 50 gulden voor het leveren van het waslicht bij een begrafenis georganiseerd door het “Gilt der Colveniers”. Gezien het hoge bedrag ging het hier waarschijnlijk over het overlijden van de hoofdman van de gilde. Bij de uitgaven een witte damasten kazuifel, welke betaald wordt door de pastoor, genoteerd “pro memorie”. Hij kostte wel 40 gulden. Het saldo van 1739, 36 gulden, wordt ook weer gereserveerd voor de vloer. 1740 – Er wordt nogal wat geofferd aan heiligen. Wij vinden een offerblok voor St.Lucia, St.-Jozef, St.-Bernaerts, St.-Jacobus, St.-Antonius, St.- Rochus en St.-Hubertus. Samen brengt dat 14 gulden en 4 stuivers op. Het offerblok bij O. L. Vrouw brengt op zijn eentje 42 gulden 5 stuivers op. Verschillen moeten er zijn! Met de “bert” wordt 56 gulden rondgehaald. Dat in schril contrast met de “bussen” die nog altijd in diverse herbergen hangen die het formidabele bedrag van 14 stuivers opbrengen. Er ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

worden 160 oude plavuizen uit de kerk verkocht voor 5 stuivers. Er wordt nogal wat uitgegeven: het maken van banken in de kerk, 32 gulden, aan wijn, was en reparatie van het lijnwaad, 30 gulden, aan gouden galonnen, 41 gulden, voor een koorkap, 59 gulden en zoals te verwachten voor de vloer, 994 blauwe en witte stenen voor 279 gulden, aan kalk, arbeidsloon voor het leggen van de vloer, slijpen en hakken van de oude stenen, 95 gulden. De jaaruitgaven bedragen 555 gulden en zijn beduidend meer dan de inkomsten. Maar wij hebben gelezen dat de kerk de laatste 3 jaren de overschotten in reserve hield wat het negatief saldo verminderde tot rond de 300 gulden. De pastoor past dit bedrag echter bij. 1742 – Buiten de grote schoonmaak is er niets bijzonders te melden:

“voor ’t extra ordinair suijvere van de kerck, gelasen en witten, koper scheuren, kalck, lackmoes1, witsel, swartsel, lijm, blauwsel, witborstels”. 1743 – “Dat de dieven de gelasen hadden

gebroken en met twee leeren een van buijten en een van binnen waeren ingeklommen, maar niet gestolen als het wijnigh het gene was in de offerblocken en in t kasken van de kerckmeester”. 1744 – De belangrijkste uitgave is 112 gulden voor 11.800 schaliën. Er staat niet bij voor wat zij moeten dienen, mogelijk voor de rest van het dak? 1745 – De pastoor zegt dat er een vraag is geweest voor het herstellen van de brug die over de beek op de kerkweg ligt. Er is onduidelijkheid wie die moet herstellen. Er is nochtans opdracht gegeven door de officier (maar wie is dat?) dat dit door de gemeente dient te gebeuren. Maar het duurde tot 1753 vooraleer daar door de gemeente werk van gemaakt wordt. Kleurstof uit korstmossen bereid, kleurt zich in alkalisch milieu blauw en in zuur milieu rood. 1

29


Hier krijgen wij ook de fameuze tekst over de blikseminslag, uiteraard te nemen met een korrel(tje) zout. Letterlijk citeren is zeker de moeite waard: “terwijl seker Han-

noversch detaschement den 15 juni naer Giese(?) op wegh was, wierd den capiteijn, die ’t selve aenleijde benevens ontrent 40 achtervolghende mannen door den blixem nederghevelt, den capiteijn is met sijn peirdt op de plaetse doodt blijven liggen, sonder dat ter iemandt anders, als den sergeant, eenigh letsel bekomen heeft. Den lemmer van den capiteijns degen is in de schede gesmolten, gelijck eertijds (volgens ’t verhael van Plinius) op de merckt van Roome aen eenen crijgs knecht van de oude regeringe door ’t vier des blixems geschiet is”. Later, en in een ander handschrift, werd daar nog aan toegevoegd: “Dit is om den blikzem niet te

gelooven: mij dunkt dat dit een blikzemse leugen is”. 1748 – De overschotten op de kerkrekeningen van de jaren 1741 tot 1748 bedragen 1500 gulden en worden uitgeleend aan 3% aan de abdij van St. Bernaerts te Hemiksem. Dit is niet juist, zoveel bedragen de overschotten niet. Waar de rest van het bedrag vandaan komt wordt niet vermeld. 1749 – Ontvangen het eerste jaar rente op de lening van hierboven, 45 gulden. Er wordt goudlaken aangekocht voor het tabernakel, 16 gulden. 1750 – Aankoop van 3 schrijfboeken voor het noteren van de dopen, huwelijken en overlijdens, de door ons gekende parochieregisters. De lindebomen op het kerkhof worden gerooid. Van een aantal wordt het hout verkocht, de rest wordt in 1751 verkocht voor 31 gulden. Een kazuifel en antipendium in het groen en wit worden geschonken door de pastoor, waarde 100 gulden. Ook schenkt hij een schilderijtje voorstellende het Vagevuur, waarde 13 gulden, en ook 8 doodshoofden (Voor wat is dat goed?).

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

1751 – Buiten de gewone inkomsten noteren wij een uitzonderlijke gift. Op 3 september 1751 wordt door de gezusters Isabella Maria en Magdalena Delicht een bedrag van 600 gulden geschonken. Deze “somme te stellen op interest”, dus uitlenen of op een andere wijze interest te laten opbrengen. De voorwaarde bij deze gift is “om te dienen ten eeuwigen daege” een olielamp dag en nacht te laten branden voor het H. Sacrament. Dit geld wordt uitgeleend aan de “abdij St. Bernaerts op de Schelde” (Hemiksem) met daar bovenop nog een som van 520 gulden aan 3% per jaar. 1752 – Wij krijgen in deze kerkrekening een mooi overzicht van de bedragen die door de kerk uitgeleend zijn, vanwaar het geld komt en naar waar het gaat: 100 gulden aan de heerlijkheid van Kapellen komende van Marinus Van den Eeden. Vervaldag 10.3.1752, 4 gulden interest. 100 gulden aan de heerlijkheid van Kapellen komende van Willem Vergouts. Vervaldag 21.11.1752, 3 gulden 10 stuivers interest. 1500 gulden aan de abdij van St.-Bernaerts komende van de restanten van de voorbije jaren. Vervaldag St.-Marcusdag, 45 gulden interest. 1000 gulden aan de St.-Bernaertsabdij. Vervaldag als boven, 30 gulden. 1120 gulden aan de St.-Bernaertsabdij. Vervaldag 3.9.1752, interest 33 gulden 12 stuivers. 100 gulden aan de heerlijkheid van Kapellen komende van Jan Gijsels. De rente over 4 jaren 16 gulden. Wij kunnen stellen dat de parochie van Sint-Jacobus welvarend is en een gezond financieel beleid voert. Bij de uitgaven zien wij de aankoop van 600 “geleye steentjes” en nog eens 1.900 “leykens”. Ook een opmerkelijke aankoop zijn 1700 stenen “om te metsen de twee gaeten in de mueren van het choor”. Verder zijn er de gewone kleine uitgaven. Er is méér uitgegeven dan inkomsten, het verschil 18 pond wordt door de pastoor bijgepast.

30


1753 – De kleine helft van de inkomsten zijn afkomstig van ontvangen interesten, zoals beschreven in 1752 en dat elk jaar terug. In de rand staat vermeld dat het positief saldo van 139 gulden in 1759 aangewend wordt ten voordele van de armen van Kapellen. 1754 – De kerk wordt gewit, iets dat zich om de zoveel jaar herhaalt. Er worden 8 schilderijen aangekocht voor 283 gulden. Vijf stellen de “bloetstortige christi” voor, de andere twee beelden Sint-Petrus en Paulus uit. Het achtste stelt het vagevuur voor. Het halen van de schilderijen en ophangen kost 8 gulden. Het totale bedrag 291 gulden wordt enkel “pro memorie” vermeld in de rekening. Het is de pastoor die deze uitgave voor zijn rekening neemt. 1755 – Bij de uitgaven staat genoteerd dat de overschotten van 1753, 1754 en 1755, samen 457 gulden worden gegeven aan de armen van Kapellen, via de Tafel van de H. Geest (voorloper van het OCMW). 1756 – Er wordt een venster in de sacristie hersteld, 38 gulden. De oorzaak dient gezocht in een inbraak als volgt beschreven:

“In de nacht tusschen den 9 en den 10 van augustus sijn de dieven ghebrocken langhs de venster van de sacristije en hebben de comme over gesmeten, den ondersten planck van de selve comme doorgehackt en alle tgelt daer in leggende hebben uitgehaelt soo dat den armen van Capellen in de komme heeft verlooren ontrent ofte meer als duysent guldens ende ander gelt soo van weesen ofte andere particuliere persoonen hebben volgens ’t oordeel verlooren ontrent de 3 duysent guldens, ofte meer, soo allemael saemen genomen volgens de gemeijne opinie der menschen meer hebben verlooren als over de vier duysent guldens en dit is geschiedt soo ontrent de 2 maenden na de doodt van den seer Eerw. Heer Bernardus Timmermans pastor deser parochie, dewelcke altijt grootte sorge gehad heeft voor de kerck en oock voor de armen”. ’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

Toch even aanstippen dat dit over een zéér groot bedrag gaat. 1757 – Bij de inkomsten wordt het saldo van het jaar voordien bijgevoegd. Dit geeft een vertekend beeld, tegenover de voorbije jaren, en brengt het bedrag van de inkomsten op 479 gulden. Aan de uitgavenkant zien wij toch wéér herstellingen aan de welfsels en dak door Jacobus Huybrechts en Josephus De Bie, schaliedekkers, en aan Peeter Looymans, glazenmaker. 1758-1759 – In 1758 valt er niets te melden. In 1759 wordt een gift ontvangen van 200 gulden. Daarvoor worden twee gezongen jaargetijden voorzien. Deze gift is afkomstig van de juffrouwen Dympna Van De Leur, geestelijke dochter, en van Anna Catharina Van De Leur. De interesten op dit bedrag moeten naar de Tafel van de H.Geest. De kerk is toch ook nog duidelijk op zoek naar nieuwe inkomsten. Zo zullen de leden van de Sint-Sebastiaensgilde en die van de Colveniersgilde voor het onderhoud van hun altaren jaarlijks een bedrag van 4 gulden dienen te betalen, zoals bij contract wordt opgemaakt. Er wordt héél wat aangekocht:

“vier kooperen geslaegen kandelaers” voor het hoogaltaar, 72 gulden. Een rode kazuifel met “dobbel wit dameste

cruys heeft met al sijne toebehoorten gekost ten minsten sestigh gulden”. Een vergulde troon in het tabernakel. Een kruis met voet voor het O. L. Vrouwaltaar. Een kruis zonder voet voor het SintSebastiaensaltaar, de laatste drie aankopen bedragen 43 gulden. De beste antipendia (altaarkleden) worden gerepareerd voor 17 gulden. Een missaal met verguld koperen sloten, 25 gulden. Dit alles wordt genoteerd “pro memorie”, maar er staat niet bij wie dit allemaal betaald heeft. Wordt vervolgd.

31


Allerlei Bestuur Hoghescote

Het archief van Hoghescote ontving de volgende schenkingen van: de heer en mevr. Leo Van Laer - Chris Beyens: rouwbrieven en bidprentjes. de heer Louis Ooms: diverse foto’s van Turnkring Patria en Fanfare SintCecilia. de heer Rudi Staute: een eigen gedichtenbundel met Kapelse gedichten. Met dank van bestuur en leden van Hoghescote.

Nog een reactie op de foto gepubliceerd in ’t Bruggeske 2015/2 en genomen op het domein Wolvenbos ter gelegenheid van een herdenkingsplechtigheid voor de oudstrijders van Kapellen. Mevrouw Marie-Louise Bastiaensens meldt ons dat ook haar ouders op deze foto staan. Het betreft het echtpaar Frans Bastiaensens – Maria Van den Bleeken. Frans was loodgieter van beroep en baatte een winkel in sanitair uit gelegen op de Hoevensebaan te Kapellen. Frans staat rechts boven en Maria rechts naast mevr. Isabelle Kronacker.

Volgende data reeds te noteren in uw nieuwe agenda 2016: Donderdag 4 en 18 februari 2016 – 20 uur – Hoeve Van Paesschen Voordracht over “Kapellen Vroeger en Nu” 2de deel. Vergeet niet te reserveren (zie pagina 8). Donderdag 17 maart 2016 – 20 uur – Hoeve Van Paesschen Voordracht “Persoonsgebonden straatnamen in Kapellen” – nieuwe reeks Vergeet niet te reserveren (zie pagina 8). Zaterdag 9 april 2016 - Etentje Hoghescote. Wij kiezen voor een nieuwe formule, meer daarover in het volgende Bruggeske van maart. Zaterdag 27 augustus 2016 - Jaarlijkse daguitstap. Programma in voorbereiding, u wordt tijdig verwittigd.

’t Bruggeske 47ste jaargang – december 2015 – nummer 4

32


BOUWBEDRIJF J. VALCKENBORGH Starrenhoflaan, 5 - 2950 Kapellen Tel: 03/660.14.20 www.valckenborgh.be Algemene aannemingen – eigen schrijnwerkerij keuken- en interieurinrichting

Immo Lioen cvba - Lioen nv Thijs Lion Verzekeringen & Vastgoed Stationsstraat 2 2950 Kapellen tel : 03/660.05.55 fax : 03/660.05.50 gsm : 0477/36.69.05

Voetzentrum bvba

Erkend orthopedist Chr. Pallemansstraat 4 - 2950 Kapellen tel : 03/664 84 25 fax : 03/605 21 93 info@voetcentrum.be www.voetcentrum.be Voetanalyse – Steunzolen – Voetverzorging – Manicure – Massage – Steun- en aderspatkousen


DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT ’T BRUGGESKE HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ESSENHOUTSTRAAT 59 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083

COPY

SERVICE

BELGIË

- BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1

BC 30832

CENTER

KOPIES Inbinden Plastificeren Printen Kleurkopieën DORPSSTRAAT 50 - KAPELLEN 2950 TEL: 03.605.42.67 e-mail: copyservicecenter@skynet.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.