Bruggeske%202012 3 september

Page 1


Traiteur Luc Van Walle

Verzorging van al uw feesten: Huwelijken, Communiefeesten, Recepties, Koffietafels, Diners, Jubilea, Avondfeesten, Banketten, Zakendiners, Personeelsfeesten, e.d. In feestzaal “De Jachthoorn” , bij u thuis of in een zaal naar keuze.

Specialiteit

Warm en koud buffet, Breugheltafel en Barbecue. All-in formule – onbeperkt in aantal personen.

Privé parking + tuin met speelhoek voor kinderen. Voor verdere inlichtingen en advies staan wij steeds voor u klaar. Feestzaal de Jachthoorn – Traiteur Luc Van Walle. Antwerpsesteenweg 153 - 2950 Kapellen. Tel. 03-665 20 38 * GSM. 0496 60 50 65 * FAX. 03-605 53 25 E-mail: info@jachthoorn.be * WWW.jachthoorn.be


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

‘t Bruggeske Driemaandelijks tijdschrift van Heemkring Hoghescote vzw. Zetel: Essenhoutstraat 59 - 2950 Kapellen. 44 ste jaargang – nummer 3

september 2012

In dit nummer: -

Roger Balbaert geeft de voorzittershamer door 2 Hoghescote ontving het kenteken “Actief documentatiecentrum” 5 Bezoek aan het Antwerpse stadhuis op 27 september 2012 7 Inleiding tot de geschiedenis van Kapellen 8 In 2014: 100 jaar geleden aanvang WO I 8 Fréderic Speth en zijn petroleummaatschappij – slot 9 Rechtzetting 16 Een Duitse bunkerlinie uit 1917 17 Schenkingen 29 Leon Van Aken 30

Elke auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn ingezonden artikel .

Verantwoordelijke uitgever: Roger Balbaert Dorpsstraat 59, bus 7 - 2950 Kapellen. Tel: 03.664.57.22. Redactie en Lay-out: Roger Van den Bleeken p/a Essenhoutstraat 59 – 2950 Kapellen. Tel: 03.664.63.22. Webstek www.heemkring-hoghescote.be Kaftontwerp: T. Hanssens. Copyright "Heemkring Hoghescote vzw" Kapellen. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op een andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. Ledenblad ’t Bruggeske verschijnt viermaal per jaar en wordt aan elk lid van Heemkring Hoghescote toegezonden. Het lidmaatschap bedraagt per jaar: 10 euro als gewoon lid en 20 euro als erelid. Dit bedrag kan worden overgemaakt op rekening: BE18 4137 2050 7165 BIC-code KREDBEBB op naam van: Heemkring Hoghescote vzw. Essenhoutstraat 59, 2950 Kapellen, met de vermelding "Lidgeld". Losse nummers van ’t Bruggeske, voor zover nog in voorraad, zijn te verkrijgen op het redactieadres tegen 3 euro per exemplaar.

1


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Roger Balbaert geeft de voorzittershamer door In de Hoeve Van Paesschen op een regenachtige dinsdagvoormiddag 17 juli 2012. Voor mij zitten twee mensen die beiden gepassioneerd bezig zijn met het verzamelen en bewaren van het heemkundige erfgoed van onze gemeente Kapellen. Enerzijds Roger Balbaert, sinds jaren voorzitter en boegbeeld van de Kapelse heemkring Hoghescote en daarnaast André De Vleeschouwer die de fakkel van Roger gaat overnemen. Voldoende stof voor een gesprek. - Roger, hoeveel jaar bent u voorzitter van Hoghescote en wat deed u besluiten om de fakkel nu door te geven? - Toen ik in de jaren 1980-1983 bij de toen nog Culturele Kring aanklopte, stond de werking van de vereniging op een heel laag pitje. Er waren slechts 70 leden en ’t Bruggeske kwam nog maar een- of tweemaal per jaar uit. Er waren nochtans drie afdelingen: Focidak, Plastische kunsten en Heemkunde. Focidak hield zich bezig met fotografie en werd geleid door Rudi Van Erck en Jacques Lenaerts, bij de afdeling Plastische kunsten was Johan Janssens de drijvende kracht terwijl Heemkunde het stokpaardje was van Staf Bogaerts, alias Cor van den Hoek, (°21.11.1903 - †03.06.1986). Het eerste Bruggeske dat ik ronddroeg werd via stencil afgeprint op 70 exemplaren. Een nieuw bestuur werd samengesteld en in 1984 werd ik voorzitter van de afdeling Heemkunde. Dus dat is 28 jaar geleden. - Wat het overdragen van mijn voorzitterschap betreft: reeds enkele jaren speelde de gedachte door mijn hoofd om deze functie aan een jongere kracht door te geven om enerzijds de continuïteit van de heemkring te waarborgen en anderzijds ook om meer tijd vrij te maken voor hetgeen ikzelf het liefst doe: opzoekwerk. En deze gelegenheid deed zich nu voor in de persoon van André De Vleeschouwer. - André, hoe ziet u uw taak als opvolger van Roger Balbaert, toch een

monument op het gebied van kennis over het verleden van Kapellen? - Vooreerst wil ik hulde brengen aan Roger voor de vele jaren dat hij zich als voorzitter van Hoghescote heeft ingezet en waardoor er nu een sterke goed gestructureerde vereniging staat. Ik wil dan ook vooral de continuïteit van Hoghescote nastreven. Omdat we nu ook het statuut van studie- en documentatiecentrum hebben verworven, zou ik meer mensen willen betrekken bij de werking van Hoghescote. - Roger, waarop kijkt u met genoegen terug en zijn er ook minder aangename momenten geweest tijdens uw voorzitterschap? - De opening van onze locatie in de Hoeve Van Paesschen beschouw ik als een hoogtepunt in mijn voorzitterschap, eindelijk op een goed bereikbare plaats in een historisch gebouw. Wat minpunten betreft zal ik mij het herhaalde verhuizen blijven herinneren en vooral de gedachte: het komt nooit goed, en toch …..

2


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

- André, zijn er speciale aandachtspunten waar u, als nieuwe voorzitter, meer de nadruk wenst op te leggen? - Het samenwerken met verschillende mensen in één studiegroep aan een bepaald project zou ik willen stimuleren. Zo is de pas opgerichte studiegroep “Kapellen tijdens WO I” een voorbeeld van samenwerking tussen verschillende mensen die elk een facet van het thema wensen te bewerken. Verder zijn het bewaren, uitbreiden van kennis en materiaal, aanpassen van onze manier van werken en het ontsluiten van bestaande en nieuwe informatie via digitalisering aandachtspunten die ik wil realiseren. Heemkunde Vlaanderen en andere erfgoedverenigingen geven ons trouwens via opleidingen ook ruim de kans om de kwaliteit van onze “dienstverlening” naar het publiek toe uit te breiden. - Roger, wat zijn uw plannen voor de toekomst? - Het archief van Hoghescote heeft altijd mijn speciale aandacht gehad en daaraan zou ik dan ook graag blijven meewerken. Ervoor zorgen dat waardevolle informatie niet verloren gaat. Wij weten dat heel wat verenigingen problemen hebben met het degelijk bewaren van hun archieven. Ik zou willen voorstellen om al deze documenten bij Hoghescote in depot te nemen. Uiteraard blijf ik mij inzetten om al de informatie over Kapellen die nu verspreid zit over talloze archieven en instellingen naar ons studie- en documentatiecentrum over te brengen. Ook wil ik mij nu intenser bezighouden met een studie waar ik met tussenpozen al jaren aan werk. Stilzitten is niet aan mij besteed. - André, heemkunde wordt algemeen beschouwd als een hobby voor de iets oudere mensen. Is het niet noodzakelijk ook de jeugd met haar verleden te laten kennismaken? - Mensen gaan vroeger met pensioen en besteden hun vrije tijd aan zaken waar ze vroeger geen tijd voor hadden. Zo zit stamboomonderzoek in de lift. Voor de schoolgaande jeugd uit het lager onderwijs is in het leerprogramma het thema “ken uw gemeente” voorzien, misschien kunnen we daarmee iets doen. Aan materiaal ontbreekt het ons niet. Maar ook de oudere studenten zouden hun gemeenschappelijke projecten bij ons kunnen afwerken. Misschien een idee voor een nieuwe studiegroep om daar werk van te maken? Even voorstellen: André De Vleeschouwer is burgerlijk ingenieur (Universiteit Gent, 1974), en heeft een lange ervaring in de telecommunicatie. Hij leidde bij Siemens ATEA de researchactiviteiten rond breedbandtechnologie, en stond mee aan de wieg van de standaardisatie van ATM (ITU en ETSI). André is houder van 4 octrooien en auteur van vele internationale publicaties. Later werd hij Programma Manager bij IBBT en is nu zelfstandig consulent. Binnen de ingenieursvereniging ie-net is hij lid van de stuurgroep van “Roadmap Vlaanderen, scharnier van verandering”, en actief in het project “De wereld aan je voeten!”, in het kader van Vlaanderen in Actie (ViA) van de Vlaamse Regering. Voor VCK, de centrale organisatie voor kwaliteitszorg, treedt hij op als zorgcoach, een begeleidingstraject voor KMO’s in de zorgsector, eveneens in het kader van ViA. André is 60 jaar en heeft 2 kinderen, Gregory en Muriel, en woont in Kapellen sinds 1992. 3


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Tijdens de bestuursvergadering van 24 juli 2012 geeft Roger Balbaert letterlijk de voorzittershamer door aan André De Vleeschouwer. Foto Gerda Adriaensen

Beste Roger en André, dank voor dit openhartige gesprek over verleden en toekomst. In naam van bestuur en leden van Heemkring Hoghescote wensen wij u beiden alle succes toe. Roger Van den Bleeken

Herhaald bericht aan onze lezers en lezeressen Het printen van ons ledenblad ’t Bruggeske gebeurt, en dit om financiële redenen, in een zwart/wit uitvoering. Vele foto’s die bij de artikelen afgebeeld zijn, zijn echter in kleur. Daarom herhalen wij dat het mogelijk is om naast een papieren exemplaar ook een digitaal nummer via e-mail te bekomen waarop u de foto’s wel in kleur kan bekijken. Indien geïnteresseerd, neem contact op met onze secretaris Etienne Vermeulen: e-mail eti.verm@scarlet.be 4


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Hoghescote ontving het kenteken “Actief documentatiecentrum” Roger Balbaert

Het Verbondsbestuur van Heemkunde Gouw Antwerpen ijverde reeds enige tijd om naast de erkenning van heemmusea een gelijkaardige inspanning te doen voor documentatiecentra. Het provinciebestuur stelde echter geen extra middelen ter beschikking van het Gouwbestuur om deze centra op een adequate wijze te steunen. Begin december 2011 besliste het Gouwbestuur dan toch om de documentatiecentra van al de gemeenten van de provincie Antwerpen een kans te geven om zich te laten erkennen voor de periode 20122014. Om voor erkenning in aanmerking te komen diende het documentatiecentrum te voldoen aan de volgende criteria: 1. er dient een collectie en een archief te bestaan, 2. er dient een registratie en inventarisatie van de documenten, boeken, tijdschriften en zo meer aan de gang te zijn, 3. het documentatiecentrum mag enkel met vrijwilligers werken, 4. het aantal openingsuren, voor opzoekingen door derden, dient minimaal 100 per jaar te bedragen. Heemkring Hoghescote heeft onmiddellijk een aanvraag voor erkenning ingediend bij het Gouwbestuur. Na een controle ter plaatse door enkele afgevaardigden van het Gouwbestuur ontvingen wij het kenteken van “actief documentatiecentrum”. Gesteld werd dat dit kenteken een erkenning is voor de jarenlange inzet van onze bestuursleden om het Kapelse erfgoed op een aangepaste wijze te ontplooien en te bewaren en dit ten dienste van de ganse bevolking van Kapellen en voor de bijna 500 aangesloten leden van Hoghescote in het bijzonder. Wij beseffen dat deze erkenning geen eindpunt is maar slechts een begin, een aanzet, een aansporing om in de toekomst onze leden nog beter te bedienen. 5


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Archiefdagen Heemkring Hoghescote ERFGOEDCENTRUM HOEVE VAN PAESSCHEN ESSENHOUTSTRAAT 59 - KAPELLEN Elke eerste dinsdag van de maand van 14.00 tot 17.00 uur, elke tweede donderdag van de maand van 19.00 tot 22.00 uur, elke derde donderdag van de maand van 09.00 uur tot 12.00 uur. IEDEREEN GRATIS WELKOM.

6


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Bezoek Antwerpse Stadhuis op 27 september 2012 Het Antwerpse stadhuis heeft de allures van een paleis en is daardoor zonder twijfel het indrukwekkendste bouwwerk op de Grote Markt. Het staat symbool voor de glorie van Antwerpen als de grote Europese handelsmetropool van de 16 de eeuw. Misschien herken je het daarom als het meest representatieve renaissancegebouw van België? Dan zal de rondleiding door het in de 19 de eeuw sterk verbouwde interieur je pas echt verbazen. De prachtige zalen van het “Schoon Verdiep” zijn een lust voor het oog. Hierna weet je het zeker: Antwerpenaren zijn altijd trotse wereldburgers geweest. Het bezoek met gids zal plaatsvinden op donderdag 27 september om 14u. Ook al hebben we toestemming om het stadhuis te bezoeken er kan altijd iets tussen komen (bv. crisisberaad). Daarvoor hebben we een alternatief en dat is een bezoek aan de Kathedraal met een kleine stadswandeling. Voor alle duidelijkheid een bezoek aan de kathedraal wordt enkel voorzien wanneer we niet in het stadhuis mogen. Leden betalen 5 euro (gids en verzekering), niet-leden 7 euro. Plaats van afspraak aan de toeristische dienst aan de Grote Markt in Antwerpen. Inschrijvingen voor 15 september enkel bij volgende twee personen: Chris Alen tel. 03-664.05.01 of e-mail chris.alen@skynet.be of Francois Groenewege tel. 03-665.00.87 e-mail fgroenewege@gmail.com Na inschrijving betaling op rek. BE18 4137 2050 7165 BIC-code KREDBEBB van Heemkring Hoghescote vzw, Essenhoutstraat 59, 2950 Kapellen, met duidelijke vermelding van het aantal personen en “bezoek stadhuis Antwerpen”.

Antwerpen Stadhuis Grote Markt

Fr. Groenewege

7


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Inleiding tot de geschiedenis van Kapellen Op 5 november 2012 organiseert Hoghescote een namiddag met als thema: Inleiding tot de geschiedenis van Kapellen. De voordracht wordt gehouden door Roger Balbaert en zal plaatsvinden in ons lokaal, Hoeve Van Paesschen, Essenhoutstraat nr. 59 te Kapellen van 14u tot 17u. Deze namiddag is gratis, maar reserveren is verplicht. Inschrijven kan enkel bij volgende twee personen: Chris Alen tel. 03-664.05.01 of e-mail ch ris.alen@skynet.be of François Groenewege tel. 03-665.00.87 of e-mail fgroenewege@gmail.com

In 2014: 100 jaar geleden aanvang "Eerste Wereldoorlog" Omdat het grootste conflict uit de wereldgeschiedenis, tot dan toe, ook een impact had op de Kapelse gemeenschap en haar onmiddellijke regio kunnen wij als heemkring deze gebeurtenis niet zonder meer laten voorbijgaan. In ons documentatie- en studiecentrum “Hoeve Van Paesschen” is daarvoor een studiegroep opgericht onder de naam: “Kapellen tijdens WO I”. Bedoeling is zoveel mogelijk informatie te vergaren over het dagdagelijkse wedervaren van de Kapelse bevolking tijdens deze vier loodzware jaren. Hoewel er een vracht aan documentatie voorhanden is in ons eigen archief zijn wij nog op zoek naar alles wat met deze periode te maken heeft en dat met betrekking tot Kapellen. Wij denken aan: voorwerpen, foto- en beeldmateriaal, dagboeken, brieven, medailles, brevetten, voedselbonnen, maar ook aan anekdotes uit het familieverleden. Geef ons een seintje en we komen graag even langs. Het originele materiaal kunt u uiteraard bewaren, wij maken kopieën ter plaatse. Bent u zelf geïnteresseerd om mee te werken met onze studiegroep, ook dan bent u welkom, neem contact met onderstaand telefoonnummer of e-mailadres. Roger Van den Bleeken Coördinator studiegroep “Kapellen tijdens WO I” Tel: 03-664 63 22 e-mail: rvdbleeken@skynet.be Met dank. Studiegroep “Kapellen tijdens WO I” 8


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Fréderic SPETH en zijn petroleummaatschappij (2de deel – eerste deel verschenen in ’t Bruggeske 2012/2) W. Dreessen Esso Belgium nv Nadat op 30 augustus 1859 in Titusville (Pennsylvania USA – en vlak in buurt van dit stadje ligt zelfs een plaats genaamd “Oil City”) de eerste boring was uitgevoerd, werd petroleum vrij vlug een gegeerd product. Ook in Europa was reeds in 1864 Antwerpen de belangrijkste petroleumhaven met een aankomst van 230.000 vaten (1 vat= 158,98 l) en vertegenwoordigde een derde van de Amerikaanse productie. Aanvankelijk werd olie in vaten met zeilschepen vervoerd. In 1886 werd te Newcastle het ss “GLUECKAUF” te water gelaten. Het was het eerste tankschip dat bij het classificatiebureau “Bureau Veritas” werd geklasseerd. De maatschappij beschikte vrij vlug over een vloot van vijf eenheden voor het vervoer van petroleum met een gezamenlijke tonnenmaat van ca. 13.500 ton zijnde: “Hainaut” – “Brabant” – zeilschepen “La Flandre”, “La Hesbaye” en “La Campine” stoomschepen.

De ”Hainaut”

9


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

De petroleum werd opgeslagen in tanks aan het Amerikadok en verder bij de klant aan huis geleverd door de “Pétrolière Nationale”, zijnde een filiaal van de APC; 175 depots en een duizendtal paarden en zeshonderd karren werden toen ingezet. In 1903 werden de petroleuminstallaties in Antwerpen-Zuid in gebruik genomen tot, zoals hoger vermeld, een brand in 1904 de gebouwen en de nieuwe tanks vernielde. Alles werd heropgebouwd en in 1911 vierde de maatschappij haar 20jarig bestaan met een bestand van 1500 bedienden en werklieden. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog telde de vloot van de APC tien zeeschepen en 21 lichters. Op 1 november 1919 werd de American Petroleum Company gesplitst in twee afzonderlijke maatschappijen, één voor Nederland en één voor België en Luxemburg. Zo ontstond de NV American Petroleum Company met een kapitaal van 10 miljoen frank. Op het einde van 1920 overleden de stichters F.Speth en A.Maquinay. Maurice Speth (zoon) werd voorzitter van de Raad van Bestuur.

Vanaf 1922 werden er benzinepompen geplaatst langs de wegen en het handelsmerk was “Motorcarline”. De automobilisten vulden dikwijls zelf hun tank.

Wegens de grote verliezen tijdens de Eerste Wereldoorlog had de maatschappij nog slechts twee schepen over nl. de “AMERICAN” (5.250 DWT*) uitgebreid met de “AMPETCO-II” gebouwd in 1926 (13.175 DWT*). * DWT (Dead Weight Tonnage) 10


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Nota : “AMPETCO I”: werd in 1942 getorpedeerd voor de kust van Florida door de U-boot 128; “AMPETCO II”: de uitgebrande “hulk” (romp) is op Aruba blijven liggen en pas op 17 mei 1945 tot zinken gebracht in de buurt van Curaçao door torpedo’s gelanceerd door Martin Mariner vliegboten van de Amerikaanse Marine. Dit betrof proeven met torpedo’s waarvoor een vliegtuigmoederschip speciaal uit Panama naar Bahia Honda (Gaujira schiereiland) was gekomen; “AMPETCO III” : (13.279 DWT) 1926; dit schip werd reeds in hetzelfde jaar doorverkocht en heeft nadien nog verschillende eigenaars gekend. In 1953 kwam het schip aan in Hamburg om te worden gesloopt. Naast de reeds vermelde schepen bezat de maatschappij in 1930 21 binnenschepen. Er werkten 500 bedienden en 1240 werklieden. In 1936 werd het ms “MOTORCARLINE” uit de vaart genomen en in 1937 vervangen door de “ESSO BELGIUM” (15.250 DWT). Het 149 m lange schip was toentertijd het grootste onder Belgische vlag varende schip. Het vervoerde aardolie van Venezuela naar Antwerpen. In 1938 (20 juli) werd de benaming van de maatschappij gewijzigd in “Standard American Petroleum Company”. Tijdens hetzelfde jaar, op 1O oktober, overleden Maurice Speth en zijn echtgenote Alice van Rycke bij een auto-ongeval. Hij werd opgevolgd door Charles Speth (broer van Maurice). Met de tijd werd de vloot nog uitgebreid en werden nieuwe productieeenheden opgestart. Zoals eerder vermeld verloor de maatschappij de “Ampetco II” (1944) en in 1947 werd de “ESSO BRUSSELS”(16.610 DWT) toegevoegd aan de vloot. In 1948 werd de oude maatschappij ontbonden en vervangen door een nieuwe firma “Esso Standard nv” met een kapitaal van 240 miljoen frank. In 1953 werd een raffinaderij in Antwerpen geopend en in 1955 werd de “ESSO ANTWERP” (26.255 DWT), gebouwd bij John Cockerill te Hoboken, te water gelaten. In 1955 werd een nieuw schip de “ESSO BELGIUM” (26.255 DWT) ontvangen. Door fusies en overnames komen we tot de maatschappij “Esso Belgium N.V.” met een kapitaal van liefst 1 miljard frank. In 1958 werd Charles Speth opgevolgd door R. Andersen (echtgenoot van Emily Speth).

11


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

De schepen werden steeds groter en in 1960 werden de “ESSO BRUSSELS”(43.964 DWT) en de “ESSO LIEGE” (47.537 DWT) in de vaart gebracht. De “Esso Antwerp” (76.209 DWT), van 1967 en in 1992 gesloopt, was het laatste schip dat in Noorwegen gebouwd werd.

Foto : “Esso Antwerp II” van 1967 gebouwd in Noorwegen

De familie Speth en verwanten De familie Speth was en is nog altijd een gewaardeerde familie in Kapellen waar ze in 1869 als Duitse inwijkelingen haar nieuwe woonplaats vond. Na het overlijden van Fréderic Speth op 3 december 1920, 68 jaar oud, volgden zijn zonen Maurice en Charles hem op. De familie woonde op verschillende kastelen waarvan enkele werden geschonken aan de stad Antwerpen en aan goede werken of verkocht aan de Belgische Staat (o.a. het Irishof, dat als school werd ingericht). Met spijt moeten we vaststellen dat de staat het pand heeft laten verkommeren en het daardoor veel van zijn voormalige allure heeft verloren. Er zou nu een dossier opgestart zijn om het Irishof te renoveren. De familie bezat ook belangrijke stukken pachtgrond met boerderijen die ze voor lange perioden verhuurden aan pachters. Deze laatsten stierven uit tezamen met de huisjes. Ouder wordende keuterboertjes mochten bijna gratis blijven wonen. Die huisjes zijn waarschijnlijk allemaal verdwenen. De gemeente Kapellen bezorgde de familie Speth een straatnaam: Philippe Spethstraat, naar Philippe, zoon van Charles Speth en Suzanne-Marie Blaes, die sneuvelde in Nederland op 23 april 1945, en ook een burgemeester (Jean Speth, 1885-1961, zoon van Fréderic Speth-Emilie Good). 12


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Fréderic Speth was “de” mecenas voor talrijke kunstenaars zoals o.a. Oscar Jespers, Ernest Wijnants (kunstwerken te zien in het Atheneum van Kapellen), James Ensor, Rik Wouters en vele anderen. Hij kocht niet alleen de kunstwerken, waarvoor hij op de Frankrijklei in Antwerpen (hoofdzetel) een zaal had laten inrichten om de schilderijen tentoon te stellen, maar betaalde destijds ook de materiaalbehoeften van de schilders. Zo ontving b.v. kunstschilder Jacob Smits (1856-1928), vanaf 1905 een bijdrage van 300 frank per maand. Hij was een van de initiatiefnemers om een eigen mutualiteit op te richten voor zijn personeel; dit werd door andere firma’s overgenomen en zo ontstonden tientallen ziekenfondsen die met de jaren zijn versmolten tot de mutualiteiten die we nu kennen. Dankzij de tussenkomst van Fréderic Speth hebben vele Kapellenaren een job gekregen bii Esso. Tussen 1931 en 1936 was Mevrouw E.Oecher-Speth voorzitster van de Antwerpse Commissie van Openbare Onderstand (nu OCMW); in 1930: oprichting van het gesticht Good-Engels (destijds bekend onder de naam “Société Protectrice de l’Enfance”; in 1931: gift van de familie Speth en baron Bracht ten voordele van de school in Pennsylvania; in 1933: ten voordele van de kribbe van het Good-Engelsgesticht werden giften gedaan door de kinderen van wijlen mevrouw GoodEngels, van baron Bracht, van Eiffe en vele anderen; in 1933: de villa “Zonlicht”, gelegen aan de Kon. Astridlaan, werd geschonken aan de COO van Antwerpen; in 1934: Charles Speth stelt een landhuis in Kapellen ter beschikking van de weesmeisjes om hun vakanties door te brengen; in 1935: mevrouw C. Speth stelt de “Roelhoeve” te Ekeren-Donk ter beschikking als vakantieoord voor weesmeisjes; in 1936: inhuldiging Pennsylvania;

van

een

nieuw

overdekte

speelplaats

in

in 1952: inhuldiging van de voormalige hovenierswoning van de villa “Zonneschijn”, ter beschikking gesteld van de COO; Er zijn wellicht nog zaken te vermelden van tussenkomsten van de familie Speth, o.a. in de “Nieuwe Wijk” (aan de Akkerstraat) werden in 1921 de eerste sociale huisjes gebouwd; in schrijnende gevallen waar sommige bewoners de huur niet konden betalen schoot 13


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

burgemeester Jean Speth uit eigen zak de huur voor of vereffende ze zelfs zodat de bewoners niet naar de gevangenis moesten.

Grafmonument Fréderic Speth leefde net lang genoeg om te zorgen voor een waardig familiegraf. Hij liet de stoffelijke overschotten van zijn echtgenote Emilie Good en zijn oudste zoon Walther overbrengen opdat ze voor eeuwig zouden rusten in de geborgenheid van de familie. Het grafmonument van de familie Speth bevindt zich op de begraafplaats van Kapellen Heidestraat.

Foto’s Hoghescote

14


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Het kunstwerk “Vaders Einde” van beeldhouwer Theo Blickx, te zien op de hoofdweg, werd in 1918 in steen uitgevoerd en was oorspronkelijk bedoeld om op de sarcofaag te worden geplaatst, doch vanwege het ontbreken van een vergunningsdossier is het echter niet duidelijk wie dit grafteken liet oprichten en wanneer. Mogelijk besliste de familie om een monumentaal graf te plaatsen na de dood van de stamvader Fréderic en het kunstwerk werd uiteindelijk geschonken aan de gemeente Kapellen.

“Vaders Einde” Beeldhouwer Blickx - Foto Hoghescote

Wapenschild Fam. Speth - Tekening : Jos Goolenaerts

15


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Bronnen: Archief van de heer A. Vertongen (ex-schipper); Archief van Mevr. Kintz-Cappelle ex-secretaresse van Fréderic Speth, (kleinzoon) Verzamelde nota’s van Marcel Op de Beeck en zijn collega’s exwerknemers van Esso Belgium nv; Archief van Hoghescote vzw; ’t Bruggeske juni 2006 “Een sprekend monument: het grafmonument van de familie Speth” van Anne-Mie Havermans. www.aukevisser.nl/belgium/id40.htm Aan allen dank voor hun gewaardeerde medewerking.

Rechtzetting Ons erelid, de heer Max Osterrieth, was zo vriendelijk ons nog volgende bijkomende informatie over Fréderic Speth te verstrekken: Fréderic Speth kwam de eerste keer naar Antwerpen in 1871 en kreeg van zijn ouders een maandelijkse toelage van 125 frank. Hij is terug vertrokken, waarschijnlijk naar Duitsland, om in maart 1874 terug te keren naar Antwerpen. In september 1874 trouwde hij met MarieTherèse Wery. Bij de firma Bärenklau kwam hij in dienst als boekhouder en verdiende toen 2000 frank/maand. Een ander lid, de heer Vertongen, wist ons te vertellen dat de genoemde "gunners" matrozen waren die in vredestijd aan boord allerlei klusjes deden en voor alles en nog wat werden ingezet. In oorlogstijd waren de schepen voorzien van een geschut op het vooren achterdek en de "gunners" werden dan ook ingezet voor de bediening van deze kanonnen, weliswaar nog steeds in dienst van de rederij doch onder commando van de marine alhoewel zij geen militairen waren. Met dank voor deze toelichtingen.

Foto’s bij alle artikelen kunnen ook in kleur bekeken worden via e-mail, zie pagina 4.

16


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Een Duitse bunkerlinie uit 1917 Jan Ingelbrecht Nadat in oktober 1914 Antwerpen was ingenomen, was een behoorlijk deel van de Belgische versterkingen en stellingen ongeschonden in handen van de bezetter gevallen. Vrij vlug besloot het Duitse hoofdkwartier om de versterkte stelling Antwerpen voor eigen gebruik over te nemen en te integreren in de eigen strategie. Deze zone werd het zwaartepunt van de Antwerpen-Maas Stellung belast met de bescherming van de noordflank van het Duitse leger. Vanaf begin 1916 hield de Duitse inlichtingendienst rekening met de mogelijkheid dat Nederland zou worden gebruikt als uitvalsbasis voor een flankaanval van de geallieerden. Een schending van de Nederlandse neutraliteit werd des te meer mogelijk geacht omdat in oktober 1915 Britten en Fransen troepen hadden ontscheept in Saloniki, een havenstad in het neutrale Griekenland. Dat Nederland onder druk zou worden gezet om deel te nemen aan de vijandelijkheden aan de zijde van de Franse en Engelse legers was evenmin uit te sluiten. Duitsland wilde hier niet op wachten en besloot tot de snelle oprichting van een defensieve linie langs de noordgrens. Gelijktijdig werden aanvalsplannen uitgewerkt op de zuidelijke provincies van Nederland. Langsheen de grens werden drie stellingen uitgebouwd: 1. de Hollandstellung van Knokke tot Vrasene met 411 bunkers, 2. de Stellung Antwerpen met 829 bunkers opgesteld langs een groot deel van de pantserforten, waarvan 497 voor het noordelijk front tussen fort Stabroek en het kanaal Dessel-Schoten, 3. de Turnhoutstellung van Schoten langs het kanaal naar Turnhout met 132 bunkers. Hoewel deze verdedigingslijn nooit werd gebruikt, werd nadien geargumenteerd dat dankzij deze versterkingen de Nederlandse neutraliteit niet werd geschonden tijdens het verdere verloop van de oorlog. In deze bijdrage wordt enkel het kleine deel van de Stellung Antwerpen behandeld, dat Kapellen doorkruist van de Kapelsestraat (grens Stabroek) tot aan het natuurgebied de Uitlegger (grens Brasschaat), met grote nadruk op het gebied ten westen van spoorlijn 12, dat grotendeels publiek toegankelijk is. Kenmerkend voor deze ganse stelling is de grote spreiding van functioneel gedecentraliseerde bouwwerken, wat een totale breuk betekent met de voorheen opgerichte centrale pantserforten, waarin alle functies gelijk waren voorzien. Dit had uiteraard tot gevolg dat bij verlies van één fort de 17


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

ganse linie tenietging. Daarenboven waren alle onderdelen bestaanbaardiseerd, wat snelle opbouw vergemakkelijkte. Nieuw was ook het gebruik van betonbewapening dat nooit voorheen op dergelijke schaal werd toegepast. De latere industriebouw werd er fundamenteel door beïnvloed.

Robert Gils, Vesting Antwerpen IV

Rondom Antwerpen werd een beperkt aantal typeconstructies gebruikt (Regelbauten), zoals hierna afgebeeld. De indeling met Romeinse cijfers werd door het Belgisch leger gegeven. De Duitse typologie gebruikt afkortingen. Voor de eenvoud wordt hierna de Belgische indeling gevolgd. In de besproken zone komen de types III, XIV en XVI niet voor. Meest voorkomend zijn schuilplaatsen voor infanterietroepen (type VI en VII), afgewisseld met kleine observatiebunkers (IX) en hier en daar mitrailleurkazematten (IV en V). Bunkers met communicatieapparatuur (telefooncentrales XVII) zijn meer gespreid aanwezig, evenals magazijnbunkers (type II), die steeds achter in de linie zijn opgesteld. Soms worden een aantal schuilplaatsen in een tweede of derde lijn opgesteld, zodat men kan veronderstellen dat hier een commandopost was ingericht. In de hier besproken zone bevindt zich slechts één grotere type X schuilplaats, een commandopost met waarnemingsmogelijkheid, in de nabijheid van twee kazematten met kanon (type VIII ). Voor de bouw werden steeds Regelbauten uit gewapend beton voorgeschreven, met een bewapening bestaand uit betonijzer en gegoten in een houten bekisting. Ook profielijzers en rails werden gebruikt, opgeëist door de Duitsers en afkomstig uit niet gebruikte baanvakken van spoor en tram. De wanddikte aan de vijandelijke zijde heeft een dikte van 1 m of meer, de andere zijden kunnen tot 50 cm beperkt zijn. De bovenplaat varieert tussen 60 en 80 cm en is binnenin versterkt met een bekledingsplaat in golfijzer of soms, onder 18


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

meer bij magazijnbunkers, met houten planken tussen rails. De vloerdikte was 0.50 m voor zover kon worden vastgesteld. De toegangen waren meestal afgesloten met tweedelige houten deuren, wat toeliet de bovendeur te gebruiken ook bij belemmering onderaan.

De schuilplaatsen moesten bestand zijn tegen een beschieting met veldartillerie en (enkele) 15 cm-treffers. Ze zijn goed weggestoken in het terrein, meestal ingegraven en opgenomen in een netwerk van loopgraven. Wat opvalt is dat er verhoudingsgewijs weinig kazematten (schootsbunkers) aanwezig zijn. 19


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Robert Gils, Typeplans Duitse Bunkers Vesting 2001,2

Dit was in overeenstemming met de betreffende Duitse voorschriften van december 1916. In de voorste lijn mogen er in het algemeen geen kazematten voor mitrailleurs worden gebouwd. Ze worden vervangen door schuilplaatsen met open gevechtsopstelling voor mitrailleurs. De kazematten worden gebouwd op beschutte plaatsen en moeten alle flankerend zijn. Er werd evenmin gebruik gemaakt van sommige pantserforten die nabij de linie lagen.

Archief Hoghescote

20


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Een volledige Duitse verdedigingsstelling bestaat uit drie opeenvolgende lijnen loopgraven, over een totale diepte van 400 tot 500 meter. In de eerste lijn zijn de schuilplaatsen het talrijkst. Op sommige plaatsen is de concentratie van schuilplaatsen indrukwekkend, op andere is de spreiding ruimer. Vóór de eerste lijn is een dubbele prikkeldraadversperring aangebracht, met een tussenruimte van 10 meter. Het nodige materiaal voor de constructie werd grotendeels per binnenschip aangevoerd vanuit Duitsland langs de grote rivieren en kanalen in Nederland. De neutrale status van Nederland was hierbij uiteraard een probleem dat meermaals heeft geleid tot protesten van de geallieerden. Ondanks enkele pogingen om de zaak te vertragen, kon de lijn volledig worden opgeleverd tegen de zomer van 1917. Per schuilplaats was ongeveer 110 ton materiaal nodig (gemiddeld), dat dan vanaf losplaatsen aan de Schelde (Zandvliet) per spoor ter bestemming werd gebracht. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de strategische spoorweg die het Belgische leger had aangelegd achter de fortengordel. De spoorweglijn werd hiervoor versterkt en uitgebreid. Arbeidskrachten werden vanzelfsprekend opgeëist en alle aanwezige prikkeldraad was al opgevorderd. Voor de op dat ogenblik reeds zwaar noodlijdende bevolking was het mogelijk de gelegenheid om wat hoognodige inkomsten te genereren. De loopgraven werden met hout gestut dat eveneens ter plaatse werd in beslag genomen. Alle aanwezige bosbestanden uit de omgeving waren of werden gerooid, zowel voor materiaal als voor het in stand houden van een vrij schootsveld. Na afloop van de oorlog heeft de lokale bevolking in een minimum van tijd alle materiaal dat nog aanwezig was, zoals hout, prikkeldraad en metaal weggesleept voor eigen gebruik, als evidente compensatie voor alle gebrek dat ze moesten lijden gedurende vier jaren. De betonnen schuilplaatsen zijn nog prominent aanwezig in het landschap vanaf Knokke aan de kust tot aan het Kempisch kanaal in Turnhout. Een aantal zijn verwijderd, soms met veel moeite. Een systematische afbraak werd gepland tijdens de Koreaanse crisis om metaal te recupereren uit de betonbewapening. Na enkele pogingen bleek dat de kost de baten ruim overtrof. Een zichtbare wijziging was het dichtmetselen van alle toegangen door een ander Duits bezettingsleger in 1944, uit angst dat paratroepen gebruik zouden maken van de bunkers. In het interbellum werden de installaties rondom Antwerpen nog alle toegewezen aan de militaire overheid, die op die manier wel verplicht was om met elke eigenaar, die schuilplaatsen op zijn grond had, een overeenkomst te sluiten over het gebruik, onderhoud en toegang. Naargelang de ligging en de nodige prestaties kregen eigenaars een (bescheiden) vergoeding of een gebruiksrecht, maar het leger werd eigenaar, hield toezicht en kon de schuilplaatsen in gebruik nemen. Dit recht werd zeer uitdrukkelijk uitgeoefend bij de aanvang van WO II.

21


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Nergens in het land is een verdedigingslinie van dit type zo zichtbaar bewaard gebleven als op het grondgebied Kapellen. Dit had niets te maken met een actieve zorg of een bijzondere belangstelling, maar is enkel te wijten aan de ligging op terreinen die lang privébezit bleven of nog zijn. Het is dan ook de moeite om deze strook meer in detail te overlopen. Op basis van de eerste schets hiervoor zijn 3 delen te onderscheiden: 1. tussen de grens met Brasschaat en spoorlijn 12 (onbekend aantal) 2. tussen de spoorlijn en fort Ertbrand (67 bunkers) 3. van fort Ertbrand tot de Kapelsestraat, grens met Stabroek (28 bunkers). Het terrein van zone 1 was verdeeld over twee privé-eigenaars. Rechts van Heidestraat-Zuid (de huidige Uitlegger) hoorden de gronden bij het landgoed Oude Gracht, met kasteel in Hoogboom en toenmaals eigendom van Edouard Bunge. Hij was niet opgezet met de nieuwe bouwwerken en liet gebruik maken van aanwezige beken om ruime vijvers aan te leggen in een parkaanleg met ophogingen waaronder de bunkers grotendeels werden bedolven. Tot op de dag van vandaag is dit een prachtig parkdomein, aangekocht door de Vlaamse Gemeenschap en opengesteld voor het publiek. Het wordt beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos. Door recent beheerswerk zijn enkele geïsoleerde bunkers die onder struikgewas verborgen zaten terug zichtbaar geworden. In een uithoek van het park zijn nog enkele sporen van loopgraven aanwezig. Langs de militaire spoorlijn die door het terrein loopt staat nog een mitrailleurkazemat met bijhorende observatiebunker. De andere schuilplaatsen die vlak bij de weg lagen zijn verwijderd. De linie loopt door in een ander zeer groot landgoed ‘het Wolvenbos’ dat toehoort aan de familie Kronacker. Het was nooit toegankelijk voor het publiek sinds 1918, behoudens bij sporadisch toegelaten wandelingen. De hierin gelegen restanten zijn ongetwijfeld zeer uitgebreid en in hoge mate intact. Een inventaris werd nu pas mogelijk met de hulp van de Zimmermann foto’s en op basis van een studie gemaakt door de Vakgroep Archeologie & Geografie van de universiteit Gent (zie verder). Zeer uitzonderlijk is een reeks van 7 in deze zone aanwezige Belgische bunkers uit 1914. Het zijn waarschijnlijk de oudste bewaarde betonnen schuilplaatsen in ons land (Wouter Gheyle, adviseur Provincie Antwerpen, Dienst Erfgoed, De verzameling Zimmermann en het inventarisatieproject, toelichting bij het infomoment in Kapellen op 27 juni 2012). De gronden over de spoorweg en tot aan de Kalmthoutsesteenweg, die ook tot het domein Kronacker hoorden, zijn recent aangekocht door de Vlaamse Gemeenschap via het Agentschap Natuur en Bos. Het gedeelte waar de bunkerlinie loopt is zeer wild en bijna ondoordringbaar wegens dichte struikbegroeiing. Maar als men deze hindernissen wegdenkt, staat men mogelijkerwijs voor het best bewaarde deel van de stelling. Op bijgaande afbeeldingen ziet men de strook tussen de spoorweg (meest rechtse en rechtlijnige diagonaal) en de steenweg (iets linkser, licht 22


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

gebogen). De schaal is niet identiek en de kwaliteit is slecht, maar, in afwachting van een publicatie van de Zimmermann luchtfoto’s uit 1918, het beste hulpmiddel. De meest correcte situering staat op de linkse kaart. De drie bolletjes gemarkeerd met een pijl die de schootsrichting aanduidt, zijn, van rechts naar links, 2 kanonkazematten (type VIII) en een mitrailleurkazemat (type IV). De eerste, voorzien van een plaataffuit voor een 7.5 cm kanon is gericht naar de spoorlijn, de tweede identieke kazemat wijst naar de weg, evenals de mitrailleur. De kanonnen waren afkomstig van de Antwerpse versterkingen, vermoedelijk uit de traditorebatterij (geschut aan beide zijden van de toegangspoort) van een pantserfort. Elk van die bunkers was bovendien voorzien van een tweede opening naast het geschut voor de plaatsing van een schijnwerper, voor waarneming of voor signalisatie.

Detail van plans afkomstig uit het Moskou-archief, kopies door het Simon Stevin VVC en archief Hoghescote.

Daarnaast zijn er over deze korte afstand nog 7 schuilplaatsen VI, voor één groep van 9 man, 2 schuilplaatsen VII voor twee groepen (18 man) en 4 observatiebunkers IX voor een infanteriewaarnemer. Deze laatste zijn voorzien van een kijkopening die kan afgesloten worden door een stalen luik van 4 cm plaatdikte (nog steeds aanwezig). Er kan een periscoop in gebruikt worden en plaats is voorzien voor een telefoon. Iets achterin staat de commandopost type X opgesteld, ook voorzien van openingen voor telefoonaansluitingen. Op een tweede lijn bevinden zich nog 2 manschappenbunkers VI samen met een magazijn. Veel verder achterin is nog een magazijn opgesteld (II), mogelijk voor munitie. Verspreid over een front van iets meer dan 400 meter staat complete stelling met 21 schuilplaatsen van 7 verschillende opgesteld in onderling verband. De loopgraven van de voorste bovendien nog zeer sterk in het terrein aanwezig. Omwille van

dus een functies, linie zijn de hoge 23


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

grondwaterstand in de omgeving kon men niet ingraven maar was men verplicht borst- en rugweringen opgehoogd aan te brengen, zodat deze ruim boven het maaiveld uitsteken. In de uitgegraven putten rondom de stelling hebben zich ondiepe waterpartijen gevormd.

Commandopost type X (GBF&CBD) foto J. Ingelbrecht

Op het linkerplan zijn iets achter de prikkeldraadversperring nog aanduidingen van mogelijke stellingen voor veldartillerie of mortieren. Op het terrein bevindt zich inderdaad een perfect bewaarde aarden kazemat voor een geschutsstelling. Aan de overzijde van de Kalmthoutse steenweg bevindt zich het Mastenbos, dat toehoorde aan de families Kronacker en Speth, tot zij het in 2000 en 2001 verkochten aan de Vlaamse gemeenschap (Agentschap Natuur en Bos), die nu het beheer voert. Op de gronden van Kronacker bevond zich het kasteel Mastenhof, dat is afgebrand rond 1975 en niet heropgebouwd. Het was grotendeels parkgebied. De aangrenzende gronden van de familie Speth werden gebruikt voor bosbouw. Voor de aanwending van deze terreinen bleven de restanten van loopgraven en de talrijke schuilplaatsen grotendeels ongemoeid. Na de overname werd een deel van de bunkers toevertrouwd aan Natuurpunt voor de inrichting van overwinteringsplaatsen voor vleermuizen. Dit houdt in dat een van de toegemetste ingangen werd opengemaakt en afgesloten door een metalen toegangsdeur, met een smalle spleet bovenaan. Binnenin worden een aantal holle stenen opgehangen. Een nauwkeurige monitoring laat toe de evolutie van de vleermuizenpopulatie te volgen.

24


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

De aanwezige stellingen werden intussen nauwkeurig in kaart gebracht en regelmatig worden gegidste wandelingen georganiseerd, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om, in afspraak met ANB, op enkele punten de stellingen van dichtbij te onderzoeken.

Simon Stevin VVC, dossier opgemaakt door F.Philippart, 2004

Op bovenstaand plan, dat deel uitmaakt van een rapport, opgesteld in 2004 door de heer F. Philippart van het Simon Stevin Vlaams Vestingbouwkundig Centrum, worden 42 bunkers ingetekend, daarnaast zijn nog magazijnbunkers voorin en achterin aanwezig en 2 infanterieschuilplaatsen (VI), zodat ook hier de concentratie zeer hoog ligt. Over een lengte van 1200 meter treft men 46 schuilplaatsen en bunkers aan, meer dan waar ook langs het westelijk front aan de IJzer of in Artois. Zoals in de vorige besproken zone is de staat van bewaring buitengewoon goed, als men in rekening brengt dat het gaat om constructies van 95 jaar oud, waarvoor nooit enig onderhoud werd voorzien. Bij natuurbeheerwerk werden wel de resten van de loopgraven achter de vijver rechts op het plan deels geëgaliseerd. De opstelling in het stuk dat zone 1 genoemd wordt, duidt mooi de strategie van de Duitsers aan. De manschappen verbleven in afwachtingbunkers (VI), terwijl de voorste linie geobserveerd werd vanuit observatiebunkers (IX). Bij alarm verlieten de soldaten de bunkers om posities in te nemen in de loopgraaf. Dit stuk loopgraaf wordt geflankeerd door een mitrailleur (IV), waarbij een schuilplaats voor manschappen hoort. Alle functies zijn gedecentraliseerd en worden verbonden door loopgraven. In zone 2 gaat de linie zich verdriedubbelen. Helemaal vooraan vindt men een observatiepost (17) en twee infanterieschuilplaatsen (18 en 21), geflankeerd door een mitrailleur (20), met een schuilplaats voor zijn bemanning (ongenummerd). Drie verbindingsloopgraven leiden naar achter, waar zich een grote manschappenbunker (58) bevindt, aan een lange loopgraaf zonder verdere schuilplaatsen. Dertig meter daarachter vindt men zeven bunkers in een halve cirkel, langs beide zijden geflan25


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

keerd door mitrailleurs. Naar alle waarschijnlijkheid gaat het hier om een commandopost. De laatste bunker type VI (65), die helemaal afgezonderd ligt, werd door F. Philippart gezien als een eerste verpleegpost. Omwille van de uitzonderlijke staat van dit geheel werd gepleit voor bescherming en (beperkte) restauratie, waarbij met name de stalen beschermingsplaten van de observatiebunkers zouden worden behandeld en enkele schuilplaatsen toegankelijk gemaakt. Informatieborden kunnen dan zorgen voor een minimale duiding. Dit voorstel werd niet weerhouden. In het archief van het Koninklijk Legermuseum werden zesenveertig tot voor kort onbekende luchtfoto’s ontdekt die een heel nieuw licht werpen op de kennis van de militaire verdedigingswerken ten noorden van Antwerpen en langs het Kanaal Turnhout-Schoten. Deze verzameling is het resultaat van drie vluchten die in januari 1918 werden uitgevoerd door de verder onbekende Leutnant Zimmermann vanaf fort Sint-Marie op de linkeroever van de Schelde tot het centrum van Turnhout. De foto’s werden genomen op een constante hoogte van 2500 meter en geven een volledig overzicht van de Duitse stellingen van Antwerpen tot Turnhout. In opdracht van de provincie Antwerpen heeft de vakgroep Archeologie van de Universiteit Gent een uitgebreide studie gemaakt, waarbij de weergave op de foto’s wordt vergeleken met wat vandaag nog op het terrein aanwezig is. De eerste resultaten werden aan het publiek voorgesteld tijdens een infomoment met bezoek aan de site in Kapellen op 27 juni 2012. Een volledige publicatie van het onderzoek werd aangekondigd voor 2013.

UGent Archeologische Rapporten nr.12 Dr.Birger Stichelbaut & Prof.Dr.Jean Bourgeois, vakgroep Archeologie-UGent

26


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

De onderste foto geeft links een deel weer van het Mastenbos, verder de strook tussen steenweg en spoorweg en uiteindelijk de strook met het privélandgoed Wolvenbos en de eerder behandelde Uitlegger. Om de verkenning van de linie op het grondgebied Kapellen te vervolledigen blijft nog het deel vanaf fort Ertbrand aan de Oude Galgenstraat tot aan de Kapelsestraat, die de grens met de gemeente Stabroek vormt. Het betreft een terrein gelegen langs de Oude Galgenstraat en de Antitankgracht die in 1939 werd gegraven. Hier is geen sprake meer van resterende loopgraven. De bunkers staan opgesteld als monolieten, eerst tussen bomen en struiken en verder helemaal open in de weiden. De concentratie blijft redelijk hoog maar is met 28 schuilplaatsen over 1600 meter toch merkelijk lager dan voorheen. Mogelijk zijn landbouwers er in geslaagd toch enkele hinderlijke constructies te verwijderen. De hiervoor vermelde luchtfoto’s kunnen hierover mogelijk uitsluitsel geven. Opnieuw zien we een meerderheid aan schuilbunkers type VI, enkele observatiebunkers, twee flankeringbunkers met mitrailleur, een telefoonbunker en een tamelijk vooraan gelegen magazijn. Een derde mitrailleurbunker bestrijkt de weg vanuit Bergen op Zoom naar Kapellen. Het voordeel van de open situatie is de duidelijke waarneembaarheid op het terrein. Alle bedekking en camouflage is weggevallen.

foto’s J.Ingelbrecht.

27


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Van de verdedigingslinie is nooit gebruik gemaakt. Eind 1918 had het Duitse commando wel voorzien de lijn te bemannen om weerstand te bieden rondom Antwerpen, maar de wapenstilstand op 11 november heeft hier gelukkig anders over beslist. De herinneringen aan deze linie zijn verdwenen. Belangstelling was uitermate bescheiden om evidente redenen, het ging tenslotte om constructies van de vijand, in een periode van nietsontziende bezetting tijdens dewelke de bevolking onnoemelijk gebrek leed. Niet echt het juiste uitgangspunt om iets als monument en erfgoed te beschouwen. Bovendien ligt het niet in de Westhoek, dat de herinnering aan WO I in hoge mate monopoliseert. De laatste jaren komt hierin zeer stilaan verandering, waaraan de komende herdenking van WO I zeker niet vreemd is. De direct betrokkenen zijn ook niet meer onder ons, wat toelaat afstand te nemen van een uiterst pijnlijke periode in onze geschiedenis. Vandaag zijn de relicten in Kapellen zelfs niet opgenomen in de inventaris Onroerend Erfgoed. Wel wordt het domein Cabour (De Panne – Bray Dunes) beschreven, met 2000 meter loopgraven, als “enig volledige loopgravencomplex uit de Eerste Wereldoorlog op Vlaams grondgebied” (htpp//inventaris.onroerenderfgoed.be). In Kapellen is een 6 kilometer lange bijna aaneengesloten loopgravenlinie zichtbaar van de 10,5 kilometer die overbleven tussen de Schelde en Turnhout. Het is dus meer dan tijd dat de Kapellenaar zich bewust wordt dat er iets unieks aanwezig is in de gemeente. Een deel van de linie is zichtbaar tijdens een wandeling doorheen het Mastenbos, waarbij men wel steeds op de aangeduide paden moet blijven. Een bezichtiging onder begeleiding van een gids kan een meerwaarde betekenen voor wie iets meer wenst zoals een ruimer uitzicht over de loopgraven met toelichting over aanleg, gebruik en wedervaren tijdens de oorlogen. Bibliografie - Balbaert Roger en Roelands Raymond, Militaire Domeinen in Kapellen, Open Monumentendag 1993, Cultuurcentrum Kapellen 1993 - Gils Robert, Vesting Antwerpen, deel IV, Bunkers en bunkerstellingen, De Krijger 2001 - Gils Robert, De Duitse Verdedigingsstelling uit 1917, Simon Stevinstichting, Vesting 2001, 2 - Havermans Robert, De Duitse Verdedigingslinie van 1917, Polderheem 1996, 1, p.6 e.v. - Havermans Robert, Militaire werken in Polder en Kempen benoorden Antwerpen, Calmpthoutania 1971, 1, p.1 e.v. - Komt dat zien, Vermarktingstudie in het kader van Interreg IVA-project Forten en Linies in Grensbreed Perspectief, 2010 - Mertens Kamiel C.(red.), Pastoors rapporteren over de eerste wereldoorlog in de provincie Antwerpen, deel 1, Studium Generale VZW 2006 - Philippart F., Dossier Kapellen, Antwerpen-Turnhoutstellung Gebied Mastenbos, 2004, niet gepubliceerd

28


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

- Sakkers Hans, De Hollandstellung, Witsand Uitgevers 2011 - Simon Stevinstichting, Typeplans Duitse bunkers uit 1917 te Antwerpen, 2001 - Van Clemen Sam, Den Oorlog Verklaard ! De grote oorlog in de provincie Antwerpen, provincie Antwerpen 2003 - Van Meirvenne Raymond, De Duitse bunkerlinie van Steendorp-Vrasene 1917, provincie Oost-Vlaanderen, 2002 - Vernimme Nathalie, Omgaan met oorlogserfgoed, VIOE-handleidingen 02, 2010 - Zimmermann anno 2010. Inventarisatie en (omgevings)analyse van bovengronds bewaarde WO I-relicten van de Antwerpen-Turnhoutstellung, Aanbestedende overheid : provincie Antwerpen, Uitvoerder : Universiteit Gent, Vakgroep Archeologie & Geografie.

Wij ontvingen met dank de volgende schenkingen van: 1. de heer Frans Yzermans, Antwerpsesteenweg te Hoevenen: een foto van café Vogelzang (Bet Hofkens) en café Hoogboom (August Van Oerle-Van Meir), 2. de heer Jos Van Bouwel, Haagdoornlaan te Kapellen: het tijdschrift De Vlaamse Imker (jaargangen 1996-2008), Ifang contact (jaargangen 1997-2008) en de boeken Bijenwas, Honingcursus, Kaarsen gieten met bijenwas en Bompa en zijn kleinkinderen, een gemotiveerde imker. 3. mevrouw Maria Roland: een pak bidprentjes, een map met documentatie over de parochie van Zilverenhoek, een pak foto’s van Putte rond het jaar 2000, 2 CD’s van het VVF met oude bidprentjes van voor 1900 en de CD Genealogisch repertorium van de heerlijkheid Ekeren 17-18de eeuw. 4. de familie Gladys Joris en Guido Backx, Essenhoutstraat, Kapellen: rouwbrieven, bidprentjes en foto’s van de familie Van Paesschen, 5. de familie Calluy-Adriaensen, Olmendreef: een reeks foto’s van de Olmendreef, 6. de heer A. Louwagie, Populierenlaan te Kapellen: een merklap van zijn echtgenote Marie Louisa Busschots, gemaakt in de periode 1914-1915. 7. de heer Marc Jennes van de Klinkaardstraat te Putte: een volledig chiro-uniform + kentekens, een pak bidprentjes en rouwbrieven, krantenknipsels over Putte, een volledige classeur met de archieven van chiro Putte (plannen lokaal, verslagen van vergaderingen en activiteiten, ledenadministratie, ledenbladen, foto’s van activiteiten). 8. de heer Patrick Seiffermann uit de Palmstraat: een originele stenen schoollei.

29


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

LEON VAN AKEN INWONER VAN HOEVENEN EN KAPELLEN DEELNEMER AAN DE RONDE VAN FRANKRIJK (2 de deel – eerste deel Bruggeske 2012/2)

Roger Balbaert Dat Leon Van Aken een sterk karakter had bewees hij op 28 augustus 1923 in de Grote Prijs van Merksem. Van de 41 ingeschreven renners daagden er, door de barre weersomstandigheden, slechts 25 renners op en amper 13 renners beëindigden de wedstrijd. De koers werd gewonnen door Verschueren Denis. Hij reed de 170 km in 5 uur 57 min. 3 sec. Leon Van Aken eindigde sterk op de 12 de plaats. Hetzelfde beeld vonden wij een week later terug. Op 4 september 1923 werd opnieuw de Grote Prijs van Brasschaat verreden. Er waren 47 vertrekkers doch slechts 21 renners bereikten de eindmeet. De koers werd gewonnen door Jules Van Hevel voor Victor Standaert. Hij legde de 175 km af in 6 uur 44 min. 2 sec. Leon Van Aken eindigde op de 3 de plaats op 3 lengten van de winnaar. De winnaar ontving 1200 BEF en Leon Van Aken verdiende die dag toch ook nog 500 BEF. Op 10 september 1923 werd er in Hoevenen gekoerst voor de “Grote Prijs der Noordervrienden”, een wedstrijd over 100 km voor beginnelingen. Leon schonk opnieuw een prachtige trui aan de winnaar. Hij was niet alleen een zeer talentvolle renner. Ook als voetballer kwam hij aan zijn trekken en speelde hij verschillende jaren als “centerhalf” in de eerste ploeg van Cappellen FC. Cultuur was ook niet vreemd voor Van Aken. Hij was een veel gevraagde acteur en speelde in de zaal van zijn ouders in Hoevenen verschillende hoofdrollen, o.a. in “Wildstropers” en “Rozekate”. In Kapellen vonden wij hem terug als toneelspeler in de zaal Rubens op de Hoevensebaan waar hij een grote rol had in “De Gebroeders De Graeve”. Leon Van Aken kon ook zingen. Op 30 december 1923 nam hij in Boom in het zaaltje van Frans Van Dijck deel aan een zangwedstrijd ten voordele van de Socialistische Veloclub van Boom. Zijn lied bracht 4,95 BEF op voor het goede doel. Het jaar 1924 diende Leon Van Aken opnieuw op eigen kracht door te brengen. Zijn contract met Wonder Dunlop werd niet hernieuwd. Hij sloot aan bij de club “Sint-Mariaburg Cyclist” die naast Leon Van Aken ook nog als beroepsrenners telde: L. Van Daele, Alfons Theys en H. Kennis. 30


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Op zondag 1 april 1924 werd de velodroom van Sint-Mariaburg ingehuldigd met een ploegkoers over 80 km. De wedstrijd werd gewonnen door de ploeg Van Boxel-Van Aken. De velodroom was gelegen op het perceel grond begrensd door de Gezondheidslei, De Vroente, de Jacobuslei en de Sint-Antoniuslei. Uiteraard werden er in Sint-Mariaburg regelmatig allerlei sportwedstrijden ingericht. Als lid van de lokale wielerploeg nam Leon Van Aken natuurlijk deel aan praktisch alle wedstrijden waarvan wij er enkele zullen vermelden. Op 24 april 1924 reed hij met Mortier een ploegkoers over 75 km en eindigde op de 5 de plaats. Winnaar werd de ploeg Spiessens-Moeser. De Grote Scheldeprijs op 11 mei 1924 voor seniors was een zware wedstrijd met aankomst op de piste in Sint-Mariaburg. Slechts 16 renners bereikten de eindmeet. De winnaar was Rene Vermandel en Leon Van Aken eindigde op de 4 de plaats. Op 18 mei 1924 werd een wielermeeting met grote allures ingericht. Deze gebeurtenis begon met een wedstrijd koordtrekken BelgiëHolland gevolgd door een loopkoers op de piste. Uiteindelijk mochten ook de renners hun rol vervullen. Hier waren de deelnemers o.a. C. Debaets, De Graeve, Van Hevel en Leon Van Aken.

Leon Van Aken op de piste in Sint-Mariaburg. (tweede re nner van links).

Ook in internationale wedstrijden vonden wij Leon Van Aken terug. In Parijs-Brussel, verreden op 1 juni 1924, eindigde hij op de 9 de plaats. Hij reed die dag 15 uur 48 min. De koers werd gewonnen door Felix Sellier met een tijd van 15 uur 27 min. 10 sec. Terug in de buurt van zijn thuisbasis reed hij op 12 juni 1924 een ploegkoers in Beveren-Waas aan de zijde van Voet. De ploeg eindigde op de 2 de plaats na de winnaars Tyckmans-Tysmans. 31


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Onmiddellijk vertrok hij terug naar Frankrijk om deel te nemen aan de wedstrijd Parijs-Chauny, een koers over 249 km. Winnaar was de gekende Henri Pelissier en Leon Van Aken moest eigenlijk niet onderdoen en eindigde op de 6 de plaats met eenzelfde tijd als de winnaar.

Van Aken achter de derny van Jules Wouters, een van de oprichters van de velodroom van Sint-Mariaburg.

Een eigenaardige koers was wel de 24-urenkoers van Sint-Mariaburg. Deze wedstrijd had plaats op 28 en 29 juli 1924. Leon Van Aken vormde opnieuw een ploeg met Louis Budts. Op 17 augustus 1924 werd in Sint-Mariaburg een wedstrijd BelgiëNederland ingericht, een ploegkoers over 2 reeksen van 50 km. Leon Van Aken vormde een ploeg met zijn broer Frans (Sooi) Van Aken. De uitslag van deze internationale wedstrijd hebben wij niet kunnen achterhalen. Voelde Leon Van Aken zich al oud worden? De vraag kan gesteld worden want op 24 augustus 1924 nam hij in SintMariaburg deel aan een koers voor veteranen. De wedstrijd liep over 50 km en werd gewonnen door Alex Maes. Leon Van Aken eindigde op de 9 de plaats op 2 ronden van de winnaar. Leon Van Aken en zijn goede vriend en collega Alex Maes.

32


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

De Beker Sels op 29 augustus 1924 werd gewonnen door Jules Matton en Leon Van Aken eindigde hier op de 4 de plaats. De wedstrijd duurde 6 uur 31 min. Door pech achtervolgd kon Leon Van Aken niet altijd in de prijzen rijden. In september 1924 nam hij deel aan de rittenkoers “De Omloop der Provincies”. Tijdens de 3 de rit, Charleroi-Gent, reed hij veelvuldig lek en bij gebrek aan banden diende hij op te geven. Ook tijdens de stayerskoers op de piste van Sint-Mariaburg op 11 oktober 1924 bleef hij niet van pech gespaard. Hij reed tot 4 ronden voor het einde nog altijd aan de leiding. Toen viel zijn dernymotor stil waardoor hij noodgedwongen de strijd diende te staken. Het kampioenschap van België voor het jaar 1924 werd ingericht als een regelmatigheidscriterium waar rekening werd gehouden met de behaalde uitslagen in verschillende wedstrijden. Leon Van Aken werd als 10 de geklasseerd. Laureaat was Rene Vermandel. Misschien heeft deze uitslag een rol gespeeld. Wij weten alleszins dat hij in 1925 opnieuw onderdak vond bij een (kleine) wielerploeg La Française. Het team bestond uit Van Aken Leon, Degraevelynck Leon, Rossiers Jean, Thewis Armand en Van Bruane Adolf. Het jaar 1925 zette hij in met een deelname aan de Zesdaagse van Brussel. Het vertrek werd gegeven op 5 januari 1925 en zijn ploegmaat was Louis Budts. Een einduitslag hebben wij niet gevonden. Op 10 mei 1925 nam Leon Van Aken deel aan de Grote Prijs van de Kempen met vertrek en aankomst in Turnhout. Winnaar was Dervaes en Leon Van Aken eindigde op de 5 de plaats. Spectaculaire uitslagen hebben wij niet meer gevonden. Tijdens de weekends reed hij meestal ergens op een van de vele velodrooms van ons land. Het probleem was dat niet alle uitslagen terug te vinden waren in de kranten. Tijdens een ploegenachtervolging op 31 mei 1925 in Sint-Mariaburg werd de ploeg Van Aken-Budts na 15 ronden (4 min. 15 sec.) ingelopen door de ploeg Maes-Simons. Wij vonden ook dat hij op 14 juni 1925 meereed met de onafhankelijken op de piste van Sint-Mariaburg. In een ploegkoers over 80 km eindigde hij samen met zijn ploegmaat Van de Poel op de 6 de plaats. Een week later reed hij op de velodroom in La Louvière. Hij nam deel aan 2 koersen. In de afvallingskoers eindigde hij op de 3 de plaats. Winnaar was de Waal Saive. In de 100 km ploegkoers eindigde hij op de 6 de plaats samen met zijn maat Louis Budts. Natuurlijk mocht Leon Van Aken als plaatselijke renner niet ontbreken in de lokale koersen. 33


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

In de beker Sels, gereden op 1 sept 1925 over een afstand van 175 km eindigde hij op de 10 de plaats met een tijd van 5 uur 45 min. 15 sec. De winnaar Georges Ronsse deed er 5 uur 3 min. 45 sec. over. Een week later nam hij het vertrek in de Grote Prijs van Brasschaat. Het reglement voorzag bij het einde van elke ronde voor de winnaar een premie die varieerde van 40 BEF tot 100 BEF. De volgende 3 renners kregen elk een fles champagne. De koers werd gewonnen door Gerard Debaets en Leon Van Aken eindigde op de 7 de plaats. Voor het wielerseizoen 1926 vond Leon Van Aken een onderdak in de ploeg La Française-Diamond-Dunlop. Zijn ploegmaats waren: Bocher Marc (Frankrijk), Borneau Marcel (Frankrijk), Degraevelynck Leon (Belg), Durieux Hector (Belg), Gaudet Etienne (Frankrijk) en de Belgen Hellebaut Hilaire, Huysse Omer, Heyvaert Jules, Lode Maes en Thewis Armand. Op een niet gekende datum in de maand april 1926 nam hij deel aan de koers Namen-Antwerpen, ingericht door de “Zwarte Leeuw”. Winnaar was een renner uit Stabroek, Jansens, met een tijd van 5 uur 19 min. 45 sec. Leon Van Aken, toen nog wonende in Hoevenen, eindigde op de 5 de plaats met een tijd van 5 uur 26 min. 20 sec. De velodroom van Bergen op Zoom richtte op 16 mei 1926 een ploegkoers over 80 km in voor beroepsrenners. De winnaars waren Van den Bogaerde-Van den Bossche en de ploeg Van Aken-Van Boxel eindigde op de 3 de plaats. De eigenaar van de velodroom van Sint-Mariaburg, Jules Wouters, voelde het water tot aan de lippen komen. Hij kreeg het zeer moeilijk om bij gebrek aan sponsors nog zeer goede renners aan te werven. Voor de Grote Sinksenprijs van Sint-Mariaburg op zondag 23 mei 1926 werden speciale autobussen ingelegd tussen het Centraal Station van Antwerpen en de velodroom om de verwachte massa supporters op te halen en terug te brengen. De ploegkoers over 100 km werd gewonnen door Méchant-Van den Bussche. De ploeg Van Aken-De Wolf eindigde op de 3 de plaats. De kranten schreven dat het een matte koers was met weinig animo bij het publiek. Leon Van Aken reed op 30 mei 1926 opnieuw een koers samen met de onafhankelijken. In de Grote Prijs van Brussel met aankomst in het park van Woluwe eindigde hij 2 de na de winnaar Siquet. Op 28 juni 1926 werd een 4 uren-ploegkoers in reeksen betwist met om de 5 km een tussensprint. Om nog meer publiek te lokken vermeldden de inrichters in hun aankondigingen in de kranten dat binnen de velodroom een plaats beschikbaar werd gesteld voor het 34


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

plaatsen van rijwielen, moto’s en auto’s en er werd ook gezorgd voor een bijzondere autobusdienst vanaf de Middenstatie (Centraal Station) en een versterkte tramdienst van aan de Oude Bareel. De meeting zou aanvangen om 15 uur. Omdat het die dag pijpenstelen regende werden de wedstrijden verplaatst naar 4 juli 1926. Leon Van Aken had een contract gekregen om te rijden met Vermeerbergen. Spijtig genoeg was het weer op 4 juli 1926 eens te meer uitermate slecht zodat na 2 uren koers de wedstrijden stopgezet werden. De rest van het programma werd verplaatst naar 11 juli 1926. Om de supporters toch een volwaardig programma aan te bieden werd beslist om die dag niet te koersen over 2 uren maar werd een ploegkoers over 100 km ingericht. De wedstrijd werd gewonnen door de ploeg Vermandel-Maes met 19 punten. Leon Van Aken, gekoppeld aan G. Debaets, eindigde op 1 ronde met 30 punten. Tijdens de koers op de Nationale Feestdag, 21 juli 1926, in SintMariaburg, nam Leon Van Aken deel aan 2 wedstrijden. De achtervolgingskoers over 5 km werd gewonnen door Bouw met een tijd van 6 min. en 2 sec. Leon Van Aken had dan een achterstand van 150 meter op de winnaar. De tweede wedstrijd was een koers “op zijn Amerikaans”, d.w.z. een wedstrijd over 80 km met om de 10 km een tussensprint. De Fransman H. Pelissier werd hier de winnaar met een tijd van 2 uur 7 min. 2 sec. en 31 punten. Leon Van Aken werd 4 de met 14 punten. In de kranten werd vermeld dat in de velodroom van Beveren-Waas op 25 juli 1926 een ploegkoers zou ingericht worden over 100 km. Leon Van Aken werd ingeschreven om te rijden met H. Hellebaut. Een uitslag van deze wedstrijd hebben wij niet kunnen lezen in de kranten doch wij vonden het wel interessant om de prijzen der plaatsen te vermelden: Logiën: 10 BEF, Tribune A: 6 BEF, Tribune B: 5 BEF, Middenplein: 4 BEF, Virages: 3,50 BEF, Volksplaatsen: 3 BEF Hierbij werd vermeld dat de vrouwen toegelaten werden aan 1,99 BEF behalve in de logiën en de tribunes. Over de kinderen werd niet gesproken. Twee weken later, op 7 augustus 1926, werd de laatste koers ingericht in de velodroom van Sint-Mariaburg waarna de piste werd afgebroken. Het sluitstuk was een koers voor de “Helden van de Ronde van Frankrijk”, alhoewel wij in de uitslagen weinig renners terugvonden die ooit hadden deelgenomen aan de Tour. De individuele koers over 30 km werd gewonnen door Méchant en Leon Van Aken eindigde hier op 1 ronde. De 70 km ploegkoers werd na 10 km stilgelegd omdat de regen eens te meer de grote spelbreker was. Op dat ogenblik stond de ploeg Maes-Vermandel aan de leiding voor de ploeg Van Aken-Van Wijck.

35


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Misschien kunnen wij Jules Wouters geen ongelijk geven om de velodroom af te breken. Een open sportpaleis was al te zeer afhankelijk van ons zeer wisselend Belgisch klimaat. Omdat de piste in Sint-Mariaburg niet meer in gebruik was vonden wij Leon Van Aken regelmatig terug in Beveren-Waas in de velodroom De Lindekens. Op 15 augustus 1926 werd de twee-urenploegkoers gewonnen door Polis-Cornelis met 28 punten. De ploeg Van Aken-Van den Bussche eindigde op de 6 de plaats met 8 punten. Een week later, op 22 augustus 1926, was hij weer aanwezig in Beveren om deel te nemen aan 3 opeenvolgende wedstrijden. In de stayerswedstrijd over 10 km eindigde Leon Van Aken op de 2 de plaats op 1 ronde van de winnaar L. Maes. In de twee volgende wedstrijden, respectievelijk over 15 en 20 km, eindigde hij telkens op de 3 de plaats na de winnaar Verhaegen. Samen met zijn clubgenoten van Mariaburg Cycle nam Leon Van Aken op 29 augustus 1926 deel aan de beker Sels, een wedstrijd over 175 km. De koers werd gewonnen door Jean Mertens en Leon Van Aken strandde op de 4 de plaats. Leon Van Aken met nog een goede vriend Louis Maes.

Het wielerseizoen 1926 sloot hij af met een deelname aan de Grote Prijs van Brasschaat op 7 september 1926. Hij diende hier te vertrekken als individueel en niet in clubverband. In de kranten vonden wij zijn naam niet bij de opgevers doch ook niet bij de renners die tijdig toekwamen. Hoewel wij moeten toegeven dat zijn seizoen 1926 niet schitterend kon genoemd worden was Leon Van Aken er toch in geslaagd om voor het jaar 1927 opnieuw onderdak te vinden bij de wielerploeg La Française. Zijn ploegmakkers waren nu: Degraevelynck Leon, Degroote Raoul, Durieux Hector, Goris Ferdinand, Slegers August, Thewis Armand, Van Laere Maurice en de Fransman Gaudet Etienne. Tijdens dit nieuwe wielerseizoen nam hij deel aan de Ronde van Vlaanderen op 3 april 1927. Deze koers werd gewonnen door G. Debaets. Leon Van Aken eindigde op de 21 ste plaats met een achterstand van 13 minuten. 36


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Daarna vinden wij zijn naam meestal terug in de uitslagen van heel wat baankoersen op de diverse pistes die ons land rijk was. Wij vermelden in het kort: ! 10 april 1927: Velodroom van Stekene. Drie-urenkoers met 6 tussensprinten. Na 60 km rijden gebeurde er een spijtig ongeval waarbij 3 renners ernstig werden gewond. De koers werd dan ook stilgelegd. Aan de leiding stond de ploeg Declercq-Merckx met 3 punten. De ploeg Van Aken-Ranschaert volgde op de 3 de plaats met 9 punten, ! 17 april 1927: Velodroom van Sint-Truiden. Tijdens een achtervolgingswedstrijd werd de ploeg Van Aken-Hellebaut reeds na 3 minuten ingelopen door de ploeg Aerts-Duvivier. Dezelfde ploeg won ook de ploegkoers over 100 km. Hier eindigde de ploeg Van Aken-Hellebaut op de 2 de plaats met 1 ronde achterstand, ! 1 mei 1927: Velodroom van Heist-op-den-Berg. Een koers over 15 km op eigen kracht die gewonnen werd door P. De Smet. Leon Van Aken reed als vierde over de meet. Minder goed verliep het in de ploegkoers over 40 km. De winnaars waren De Graeve-Papen met 15 punten. De ploeg Van Aken-Orole eindigde pas op de 7 de en laatste plaats met slechts 2 punten. Enkele dagen later, op woensdag 4 mei 1927, startte Leon Van Aken opnieuw in de Ronde van België. In de uitslag van de eerste rit, Brussel-Luik, vonden wij hem niet terug bij de 32 eerst aangekomen renners. De tweede rit tussen Luik en Luxemburg verliep iets beter. Winnaar was een zekere Mertens en Leon Van Aken stond hier op de 11 de plaats. Wij kennen de reden niet maar Leon Van Aken vertrok niet meer in de 3 de rit die plaatshad op 6 mei 1927. Die dag reed hij wel op de velodroom van Boom een 100 km ploegkoers die gewonnen werd door Rolus-Snabels met 41 punten. De ploeg Van Aken-Joris eindigde op de 7 de plaats met 23 punten. Tijdens de zomerperiode van 1927 nam Leon Van Aken nog viermaal deel aan pistewedstrijden. ! 17 juli 1927: Velodroom van Sint-Gillis-Dendermonde. In een ploegkoers over 100 km, gewonnen door Roels-Deneef met 10 punten, eindigde de ploeg Van Aken-De Borger op de 5 de plaats met 14 punten, ! 24 juli 1927: Velodroom van Leopoldsburg. Leon Van Aken nam deel aan twee wedstrijden. In een afvallingswedstrijd eindigde hij tweede na Noel. In een ploegkoers over 75 km mocht de ploeg Van Aken-Taeymans de bloemen mee naar huis nemen, ! 31 juli 1927: opnieuw in Leopoldsburg. In een ploegkoers over een niet medegedeelde afstand en gewonnen door Puttemans-Donvil met 22 punten eindigde de ploeg Van Aken-Maes op de 5 de plaats met 12 punten doch met een achterstand van 2 ronden, ! 7 augustus 1927: velodroom van Walem. Hier reed Leon Van Aken zijn allerlaatste wedstrijd: een ploegkoers over 100 km. De 37


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

winnaars waren Verhaegen-Clapdorp met 18 punten. Van AkenMaes eindigde op de 3 de plaats met 27 punten op 1 ronde. Wij zochten verder in de kranten maar konden geen Leon Van Aken meer terugvinden. Hij nam niet deel aan de Beker Sels op 30 augustus 1927 en ook op de deelnemerslijst van de Grote Prijs van Brasschaat op 6 september 1927 ontbrak zijn naam. De loopbaan van Leon Van Aken als wielrenner was afgesloten. Hoewel Leon Van Aken een vergunning had als beroepsrenner bleef hij ook steeds actief als “ceelbaas” aan de haven van Antwerpen. Een ceelbaas is een erkende havenarbeider werkend onder het gezag van een natiebaas doch met dien verstande dat hij ook tot het kader van het bedrijf behoort. Bij het begin van de tweede wereldoorlog viel het werk aan de haven uiteraard stil. Leon Van Aken trad daarom op 24 september 1940 in dienst van het gemeentebestuur van Ekeren als tijdelijke controleur van de telefoonlijnen. Vanaf 31 december 1940 mocht hij deze taak ook ’s nachts uitvoeren. Machtiging om ’s nachts buiten te komen.

Enkele maanden later werd hij aangesteld bij de bevoorradingsdienst van de gemeente Ekeren. Leon Van Aken was zeer sociaal aangelegd en is ook toegetreden tot de weerstand. Zijn beroepsbezigheden lieten hem toe om iets te “organiseren” zodat hij mensen in nood en ondergedoken weerstanders kon helpen. Voor de Duitsers leek hij niet verdacht omdat hij zichzelf ook als vrijwilliger had opgegeven om de taak van blokleider uit te oefenen bij de passieve luchtbescherming voor de bewoners van de omgeving van de Nijverheidslei in Sint-Mariaburg. 38


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Leon Van Aken was zeer actief in de patriottische milities van het onafhankelijkheidsfront. Deze weerstandsbeweging nam niet direct deel aan het gewapende verzet. Een van hun opdrachten was het zorgen voor de voeding en de huisvesting van de onderduikers en hen desnoods te voorzien van vaak vervalste papieren en medicijnen. De leden werkten ook mee aan het uitgeven van clandestiene bladen en het verspreiden van vlugschriften onder de bevolking. De leden van deze organisaties vervulden een zeer risicovolle taak in hun strijd tegen de Duitse bezetter. Onmiddellijk na de oorlog bleef Leon Van Aken zich verder inzetten voor de slachtoffers van de voorbije periode.

De werkgroep “Solidariteit voor het gewest Ekeren” deed een dringende oproep aan de naaste familieleden van: de gefusilleerden of overledenen in gevangenschap, politieke gevangenen (nog in gevangenschap of vrij), dwanggedeporteerden, oud-werkweigeraars, oud-gevangenen, gesneuvelde partizanen, om op 26 november 1944 naar het lokaal, Markt, 21 in Ekeren te komen waar alle nuttige inlichtingen werden verstrekt om de verworven rechten te vrijwaren. De heer Leon Van Aken vervulde in voornoemde werkgroep de taak van penningmeester.

39


’t Bruggeske 44ste jaargang – september 2012 – nummer 3

Op 1 april 1945 nam hij ontslag bij het gemeentebestuur van Ekeren om zijn taak als ceelbaas aan de haven van Antwerpen terug op te nemen. Vanaf 1962 kon hij genieten van een welverdiend pensioen. Samen met zijn dochters Jenny en Elza was hij een regelmatige bezoeker van de wielerwedstrijden in het Antwerpse Sportpaleis. Op maandag 13 maart 1978 overleed hij vrij onverwacht in zijn woning, Vredestraat nr.9 te Kapellen. De plechtige uitvaartdienst had plaats in de Sint-Jacobuskerk op donderdag 16 maart te 11 uur. Hij werd ter aarde besteld op de gemeentelijke begraafplaats in de Heidestraat te Kapellen.

Bidprentje van Leon Van Aken en het grafmonument van de familie Van Aken-Tempst op de gemeentelijke begraafplaats van Kapellen.

Met 1. 2. 3. 4.

dank aan: Mevrouw Haaren-Van Aken uit Brasschaat. Mevrouw Thyssen-Van Aken uit Kapellen. Mevrouw Hilda Van Aken, echtgenote Jaak Bogers, uit Kapellen (overleden te Kapellen op 20 april 2011) De Heer Patrick Thyssen uit Kapellen.

Bronnen: 1. Archieven familie Patrick Thyssen, Kapellen. 2. Weekblad De Polder, jaargangen 1973 en 1978, 3. Gazet van Antwerpen, diverse jaargangen. 4. Archieven Hoghescote, 5. Volksgazet, diverse jaargangen. 6. Het Roode Wiel, Maandblad der Federatie van Socialistische Wielrijders, jaargang 1923, 7. Tijdschrift van de “Royal Antwerp Bicycle Club”, jaargang 1923, 8. Polder en Kempen, jaargangen 1919-1927, 9. Rik Asselbergh en Rik De Smedt: “Over Sint-Mariaburg gesproken”, 10. Gemeentearchieven Stabroek en Kapellen, 11. Achiel Van den Broeck: “Geschiedenis der Ronde van Frankrijk”, 1949, uitgeverij Geens, Tielt. 40



DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT ’T BRUGGESKE HEEMKRING HOGHESCOTE VZW. ESSENHOUTSTRAAT 59 2950 KAPELLEN AFGIFTEKANTOOR: KAPELLEN 1 P 806083

COPY SERVICE CENTER KOPIES Inbinden Plastificeren Printen Kleurkopieën DORPSSTRAAT 50 - KAPELLEN 2950 TEL: 03.605.42.67 e-mail: copyservicecenter@skynet.be

BELGIË BELGIQUE P.B. 2950 KAPELLEN 1

BC 30832


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.