Toponiemen Raymond Roelands
Inleiding Voor de studie van toponiemen kunnen we best verwijzen naar de bestaande studies en één daarvan is het doctoraal proefschrift van Ward Van Osta: “Toponymie van Brasschaat”. In deze 1157 bladzijden tellende studie vinden we ook zeer veel toponiemen die betrekking hebben op Hoogboom. Op bladzijde 6 is een korte verklaring te vinden van de betekenis van de naam “Hoogboom”, maar als we even op Google kijken dan krijgen we momenteel 10.700 “hits” voor de beschrijving “Hoogboom”. In het begin van deze lange lijst valt de titel “Betekenis van de naam Hoogboom” op. Het is een belangrijke studie betreffende de naam “Hoogboom”, van de hand van Ward Van Osta. Het is een artikel dat in 1985 in het tijdschrift Breesgata verscheen. Ik geef het graag integraal mee als afsluiter. Uit de resultaten van de zoekopdracht in Google leren we dat de benaming “Hoogboom” ook nog als familienaam voortleeft in Nederland. Zo zijn er 38 personen met die naam, waarvan de helf in Gelderland. Op de website van Anthonius Jacobus Joannes "HOOGBOOM" vonden we ook een korte verklaring van de familienaam ”Hoogboom”. Volgens Wikipedia, de vrije encyclopedie op internet, is een toponiem een plaatsnaam (uit het Grieks, τόπος = plaats, όνοµα = naam). De studie van de toponiemen heet de “toponymie”.
Toponymie Toponymie of plaatsnaamkunde is een tak van de taalkunde die plaatsnamen (toponiemen) probeert op te sporen en te verklaren. De toponymie houdt zich behalve met de herkomst van plaatsnamen ook bezig met de verbreiding daarvan. De toponymie is een wetenschap die met name ten dienste staat van de archeologie en de historische geografie.
Omschrijving van de studie Toponymie bestudeert plaatsnamen op een wetenschappelijke manier. Men gaat daarbij uit van de oudste versie van de plaatsnaam omdat die het meest “doorzichtig” is. Zoals elke wetenschap, heeft toponymie een nut. Door het bestuderen en verklaren van plaatsnamen krijgt men inzicht over de/het: • geschiedenis • bodemgesteldheid • taal(-ontwikkeling) • activiteiten • plantengroei • reliëf • geografie • oude beroepen • oude persoonsnamen • plaatselijke heiligen of schutspatronen • aard van nederzettingen op/van die plaats
HOBONIA – Hoogboom
1
Toponiemen
Onderdelen De toponymie beslaat een aantal subcategorieën : • Toponiem of plaatsnaam • Hydroniem of waterloopnaam • Hodoniem of straatnaam • Oroniem of bergnaam
Toponiemen Het Belgische Nationaal Geografisch Instituut definieert een toponiem als de eigennaam van een geografische entiteit. Anders gezegd, niet alleen de naam van een stad, plaats of dorp is een toponiem, maar ook de naam van een landstreek zoals een eiland, polder, moerasgebied, bergketen of woestijn.
Ook namen van hoeven, bossen, akkers en hellingen kunnen als toponiem voorkomen.
Oorsprong Gehuchten, dorpen, steden en landstreken kregen vaak hun naam door de geografische verschijningsvorm, de persoon die er woonde, of een gebeurtenis die er plaatsvond. Geografische verschijningsvormen in plaatsnamen zijn te onderscheiden in landschappen (berg, duin, bos), bodemgesteldheid (zand, veen, zout) en menselijke activiteit (dam, burg, kanaal). Sommige plaatsnamen zijn onmiskenbaar van Romeinse oorsprong, zoals Utrecht (Trajectum) en Nijmegen (Noviomagus). Plaatsnamen die eindigen op -donk, -holt, -horst, -laar, en -bos stammen van na 1000 na Chr. Na de oorspronkelijke naamgeving zijn veel plaatsnamen verbasterd. Byzueden (ten zuiden van) werd Bazuin, wat dus niets met het muziekinstrument bazuin te maken heeft en Riederkerk (kerk te Ried) werd Ridderkerk, wat dus niets met ridders te maken heeft. De verbastering maakt het soms moeilijk de oorsprong te vinden. Zo komt Farmsum van Fretmarashem (naar een persoonsnaam Fretmar).
Achternamen Veel achternamen zijn ontstaan uit toponiemen. Een blik in het telefoonboek zegt genoeg, ze zijn het vaakst te herkennen aan het voorzetsel “Van'. De achternaam Van Woerden ontstond uit de plaatsnaam Woerden, Van Brussel en Brusselmans ontstonden uit het toponiem Brussel. De naam Van Simpel ontstond als verbastering uit de stadsnaam Saint Pol.
Bestanddelen van een toponiem Keltische bestanddelen De Kelten hebben ons vooral namen van rivieren (hydroniemen) en van strategische, vaak aan rivieren gelegen, plaatsen nagelaten. De meeste namen bevatten dan ook de Keltische benaming voor water, waterloop of rivier. Enkele voorbeelden: •
Rivieren: o IJzer: wordt vermeld in 846 als Isera (Is-ara = woelig water) o Maas: afkomstig van het pre-Keltische Mosa, wat “vochtig” betekent o Leie: in de 10de eeuw vermeld als Legia (Keltisch voor waterloop) o Dender: afkomstig van het Keltische Tanara (bruisend, kolkend water) o Durme: afgeleid van het Keltische Dorma (woelige beek) o Demer: in 908 vermeld als Tamara (donker water)
HOBONIA – Hoogboom
2
Toponiemen
•
•
Strategische plaatsen aan waterlopen: o Temse: in 870 vermeld als Temsica. Het is vermoedelijk dezelfde naam als “Thames“, die teruggaat op een grondwoord dat in het Middeliers als teim (duister, grijs, grauw) terug te vinden is. o Gent: afkomstig van Ganda, wat monding betekent. Gent ligt aan de monding van de Leie in de Schelde. Andere Keltische plaatsnamen: o Nijmegen: ontstaan uit Noviomagus, de Romeinse plaatsnaam die direct is afgeleid van de Keltische woorden nowyos (nieuw) en magos (veld of vlakte).
Gallo-Romeinse bestanddelen De toponiemen die we overhouden aan 5 eeuwen Romeinse bezetting, schetsen een beeld van de maatschappelijke organisatie. De meeste plaatsnamen zijn elementen uit het legioen en bezettingen. • • • • • •
•
Castellum (fort): Kassel, Kessel-Lo, Casteau Castra (legerplaats): Kester, Kasterlee, Chastre, Kesteren Traiectum (oversteekplaats): Maastricht, Utrecht Vicus (dorp, gehucht, wijk): Opwijk, Noorderwijk, Oisterwijk, Oudwijk, Wijk bij Duurstede Villa (landgoed): Villariacum (Wilrijk) Civitas (gemeenschap, hoofdplaats, stamplaats): sommige grote centra waren onder de Romeinse administratie een civitas geworden, een hoofdplaats van een Romeinse provincie, bewoond door een bepaalde stam. Men sprak bijvoorbeeld van Lutetia civitas Parisiorum (Lutetia, de hoofdplaats van de stam der Parisii). De functie van hoofdplaats kreeg een klemtoon, omdat die belangrijker was, en zo verdween de oorspronkelijke naam. Later sleet “Civitas Parisiorum” af tot Paris (Parijs). De uitgang -anum of -acum, wat “bezit” of “in bezit van” betekent. Deze uitgang werd heel vaak gekoppeld aan een persoonsnaam, zoals bijvoorbeeld Blariacum (Blerick), Viroviacum (Wervik, Verviers), Cambrisiacum (Kemzeke), Cortoriacum (Kortrijk) en Orola(u)num (Aarlen).
Germaanse bestanddelen Veel namen van beken, rivieren en meren met Aa of Aam, Ee, Ie of IJ zijn terug te leiden naar het Oudgermaanse woord aha of ama dat water betekent. Voorbeelden: Drentsche Aa en in verbasterde vorm: Amstel, Diem, Dokkumer Ee, Eems en het IJ. Plaatsnamen met dit bestanddeel zijn bijvoorbeeld: • • •
Breda: ontstaan bij de natuurlijke verbreding waar de rivieren Aa en Mark samenvloeien. Pekela: gelegen aan de Pekel A (zout water). IJlst, in het Fries met lidwoord Drylts: de oude benaming Ylike verwijst naar het riviertje (like of leke) de Ee (Y).
Het Germaanse woord lauhaz (open plek in een bos; bosje op hoge zandgrond) is in heel veel plaatsnamen terug te vinden als loo of le. Voorbeelden: Almelo, Baarle, Dinxperlo, Heiloo, Leuven (van Lo-ven), Lotenhulle en Waterloo. In de plaatsnamen vinden we sporadisch een Saksisch element, zoals -tun (Autun, Tungelroy), wat omheining betekent. Een ander - verbasterd - voorbeeld is Waasten, waarvan de vroegere benaming Warnasthun verwijst naar hoeve van Warino. We vinden deze uitgang nog steeds terug in het Engelse town. in Engeland vinden we voorbeelden als Norton, Easton, Wootton, Northampton en Southampton. Het grootste aantal plaatsnamen in West-Europa is van Frankische oorsprong. Zeer productief waren de constructies met een patronymicum in de genitief meervoud op -inga, gevolgd door -sala, -isala, ghem, -haim of -gham. Deze betekenen allemaal woning of woonplaats. Enkele voorbeelden: •
Dadizele: in 1147 vermeld als Dadingisila (Dado-inga-sala)
HOBONIA – Hoogboom
3
Toponiemen
• • •
Poperinge: in 877 vermeld als Pupringahem (Pupurn-inga-haim) Zwevegem: in 1063 beschreven als Sueuenghem (Swivo-inga-haim) Betekom: in 1243 vermeld als Betenghem (Betto-inga-haim)
De nederzettingen rond de burchten of forten uit de feodale tijd leidden tot namen op -burg, die in sommige streken werden verfranst naar -bourg. Voorbeelden zijn Oostburg, Aardenburg, Luxembourg (afkomstig van Lutzelinburg: de kleine burcht, nu nog heel duidelijk te zien aan de Luxemburgse naam Lëtzebuerg), Straatsburg, Limburg, Batenburg, Spakenburg, Den Burg, Dennenburg, Kraggenburg, Middelburg, Tilburg.
Christelijke bestanddelen Aanvankelijk was de toponymische bijdrage van het christendom zeer beperkt. Dit was vooral te wijten aan het feit dat meer heidense volkeren (Germanen, Franken, Romeinen) in onze gewesten hun stempel op het maatschappelijke leven drukten. Toch zijn er woorden waarin we duidelijke religieuze invloeden kunnen terugvinden, zoals klooster (monasterium), dat we bijvoorbeeld terugvinden in Waasmunster (in 1019 vermeld als Wasmonasterium), Munsterbilzen, Ingelmunster, Nieuwmunster, Munstergeleen, Monster, Kloosterburen en Kloosterzande. Uiteraard zijn vele plaatsnamen ook verwijzingen naar een kerk of kapel, zoals Zuienkerke (in 1110 vermeld als Siuuancherka: kerk gesticht door Swivo), Serooskerke, Grijpskerke, Kerkenveld, Kerksken, 's-Heer Abtskerke, Wissenkerke en Kapellebrug. Vanaf de 12de eeuw lag vaak de lokale patroonheilige aan de basis van de plaatsnaam. In vele gevallen verdween zelfs de oude naam, waardoor hij nu bijna onherkenbaar is. Voorbeelden zijn Sint-Omaars (vroeger Sitdiu) en Sint-Truiden (aanvankelijk Sarchinium). Minder verbasterde voorbeelden zijn SintNiklaas, Sint-Annaland, Sint-Annaparochie, Sint-Annen, Sint-Anthonis, Sint-Geertruid, Sint-Gerlach, Sint-Hubert, Sint-Isidorushoeve, Sint-Jacobiparochie, Sint-Jansklooster, Sint-Jansteen, SintJohannesga, Sint-Kruis, Sint-Laurens, Sint-Maarten, Sint-Maartensbrug, Sint-Maartensdijk, SintMaartensvlotbrug, Sint-Maartenszee, Sint-Michielsgestel, Sint-Nicolaasga, Sint-Odiliënberg, SintOedenrode, Sint-Pancras, Sint-Philipsland, Sint-Willebrord, Sint-Job-in-'t-Goor, Sint-Lenaarts, SintMartens-Leerne, Sint-Amandsberg en Sint-Denijs-Westrem.
Herleiding Suffixen, stammen en prefixen in toponiemen zijn onder andere: • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Akker Aarde Bake, Bakel, Baken Balderij Beek Beemd Berg, Bergen Bos Braak Brand Broek Brug Bruul Burg Chem Daal, (Dal, Del) Dam Deel Dijk, Dijke Donk
HOBONIA – Hoogboom
• • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Doorn Dorp Drecht Dries Gestel (H)em, Heem Hoek Holt of Hout Horn, Hoorn Horst Hoven of Hof, Hoof Hurk Ingen Kapel, Kapelle, Cappelle, Cappel Karspel, Kerspel Kerk, Kerkje Klooster Koog Laar 4
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Lies, Lis-, Luisse(l) Lo(o) Loon Made, Mede, Maat, Meet Mark Meer Molen Muiden Pomp Poort Rode Sel, Selle, Zele, Sele Schot(e), Schoot Speet Stad Terp Til Vliet Voorde of Voort/Voord Vroen of Vroon Toponiemen
• • • •
Waard Wal(s) of Wassen Waes Werf
• • • •
Wierde, Werd, Warden Winkel Wolde, Woud, Woude Wolfs
• • • •
Zand, Zande Zeel, zeil Zijl, Ziel Zwet
Toponymische woordenboeken Er bestaan verschillende verklarende plaatsnaamkundige woordenboeken. Hieronder staan er enkele per land:
België •
•
Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu. 18 dln. Brugge, 1914-1938: K. De Flou Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en WestDuitsland (vóór 1226) Maurits Gysseling (1960)
Nederland • • •
Lexicon van Nederlandse Toponiemen tot 1200, Künzel R., D. Blok en J. Verhoeff, Amsterdam 1989, uitg, Meertens Instituut Nederlandse plaatsnamen, Gerald van Berkel, uitg. Spectrum 1995 Nederlandse plaatsnamen, Herkomst en historie, G. van Berkel en K. Samplonius, uitg. Spectrum 2007
Hoogboomse toponiemen Oude toponiemen AKKER: 1437; De primaire betekenis van akker: het open veld of weide waar het vee gedreven werd; later eveneens landbouwland. Namen van wegen of straten nabij akkers werden dikwijls gekoppeld aan de “akker”. BESTERVELD: 1418; bystervelt, bijstervelt, besterveld, enz. Het "Besterveld" was eeuwenlang een zeer uitgestrekt woest heideland, gelegen naast Mishagen. BOSSEN VAN DE ZIJDEFABRIEK: 1834; De Bosschen van de Zijdefabriek. Jonge benaming voor bossen nabij de verdwenen zijdefabriek in de Jagersdreef, ook Fabrieksbossen genoemd. (toponymie van Brasschaat blz. 353)
BOULEVARD: benaming die destijds gegeven werd aan de brede, lange dreef beplant met twee rijen Lindebomen. De naam was meer ironisch bedoeld. Sinds 1956 kreeg de dreef de officiële benaming Leeuw van Vlaanderenlaan. BRUSSELSE BOSSEN: 1805; Brusselsche Bosschen, enz. Bossen in de Kaart tegen de grens met Hoogboom. (toponymie van Brasschaat blz. 383) BUNDER / BUNDERBEEK: 1629; Bunder is ook een oude landmaat; naam die destijds ook wel eens gegeven werd aan een stuk land (1826), zoals een niet definieerbaar perceel in de Kaart. Misschien is de naam Bunderbeek de naam van een beek die ontspringt in de nabijheid van dat stuk land. (toponymie van Brasschaat blz. 388) CRAYENHEUVEL: 1600, bezuiden de Holleweg.
HOBONIA – Hoogboom
5
Toponiemen
DEN SOETEN INVAL: 1682, "stede inde Hoochboomsche strate". Het was een huis- en herbergbenaming, vaak uitgebeeld met een uithangbord, waarop iemand stond die "in" een vat met honing of "in" een bijenkorf "valt". EIKELENBERG: 1397; eyken(en)berch, eykenenberch, eyckelenberch, enz. De naam benoemt een met eiken begroeide verhevenheid. Onze voorouders hadden voor de minste verhevenheid van de bodem meer oog dan de hedendaagse mens. Dit kwam omdat zij de weg te voet moesten afleggen. Zij noemden dan ook de geringste verhevenheid van de bodem "een berg". (toponymie van Brasschaat blz. 442446)
1911, inhuldiging van mijnheer W. Friling’s kasteel Eikelenberg. 1397, stond er een stede met huyse hove land geheten ten eykenbergh In de 14de- en 15de eeuw werden de bewoners van de hoeven “vanden eykenberghe” genoemd, terwijl dit voor andere bewoners van de wijk dit niet het geval was. Waarschijnlijk was de hoevenaam primair. Andere benamingen met betrekking tot Eikelenberg: Oud-Eikelenberg, Eikelenbergsebaan als benaming voor de Mishagenstraat en voor de Hoogboomsesteenweg van Eikelenberg naar de Kaart., FABRIEKSTRAAT: straat van de Sparrenlaan in Brasschaat naar de grens van Hoogboom. 1904, rue au fabrique. Fabrieksnamen verwijzen naar de zijdefabriek, die destijds tegen de Hoogboomse- of Kaartsebeek, onder Hoogboom, op de weg van Kattekensberg naar Hoogboom gelegen was. De fabriek werd opgericht door de familie Van de Wouwer. (toponymie van Brasschaat blz. 381) Afleidingen: 1834, Bosschen van het Zijdefabriek; 1841, Fabrieksche dreef; 1901, Fabrieksche voetweg. DOMEIN GOOD: Kasteel Haezeldonck GOED VAN BUNGE: het domein Oude Gracht GOED VAN FRILING: benaming voor Eikelenberg GOED VAN GRISAR: het domein De Sterre - Medister GOED VAN GUYOT: het domein Mishagen GOED VAN MALLINCKRODT: het domein Hortensiahof HAEZELDONCK: 1267 "Haseldunc", gelegen west- en zuidwestwaarts van de huidige kerk te Hoogboom. Haezeldonck was destijds de donk of de hoger gelegen plek begroeid met hazelaars. De naam leeft nog voort in: Haasdonksebeek, Haasdam en Achter den Haasdam. Haasdonk is eigenlijk haviks-donk. Wij menen echter dat Haasdonksebeek, Haasdam en Achter den Haasdam kunnen afgeleid zijn van Haezeldonck. HOLLE WEG / HOLLEWEG: van Jagersdreef naar Hoogboomsesteenweg. Een eeuwenoude naam: (1511-1597) holenwech, (1580-1698) hollenwech, (1834) holle weg, enz. (toponymie van Brasschaat blz. 607)
Moeilijk uit te maken of het gaat om een weg met holen "putten", een weg waarlangs een "heul" liep of een holle weg, tussen twee hoogten of wallen. HOOGBOOM: 1267; Hobome, Hobonia, Hoebome, enz. Hoogboom is één van de oudste gehuchten van Ekeren. Een eeuw nadat Ekeren in documenten wordt vermeld, verschijnt de naam Hoogboom. Dit gebeurt voor Ekeren de eerste maal in 1155 en voor Hoogboom in 1267. Beide plaatsen zijn evenwel ouder dan hun eerste vermelding in de documenten. Hoogboom dankt zijn naam aan de voorname familie "van Hoogboom", die hier tijdens de 13de eeuw gevestigd was. Van deze familie kennen we Jan van Hoogboom en diens vader Godevaert.
Wie was Jan van Hoogboom? Hij wordt vermeld in een oorkonde van 1267. Deze oorkonde, opgesteld in het Latijn, behoort tot het archief van de vroegere Sint-Bernardsabdij te Hemiksem, die na de Franse Revolutie heropgericht HOBONIA – Hoogboom
6
Toponiemen
werd te Bornem. Deze oorkonde behelst de goedkeuring van de tiendenverkoop door de heer van Breda aan de Sint-Bernardsabdij van de cisterciënzers te Hemiksem. Jan van Hoogboom behoorde tot een familie van aanzien. Dit blijkt uit het feit, dat hij voorkomt als getuige in oorkonden. Zulks bleef toen enkel voorbehouden aan zeer voorname lieden. In de oorkonde van 1267 staat aangegeven dat de familie "van Hoogboom" woonde op een hoeve (mansus). Bij de andere personen, die in de oorkonde vermeld worden, spreekt men slechts over een simpele woonst (domus). Een hoeve in die tijd kwam zowat overeen met een klein kasteel later. HOOGBOOMS BOSKE: 1666; naar alle waarschijnlijkheid een bosje in de Hoge Kaart, tegen de grens met Hoogboom. (toponymie van Brasschaat blz. 613) HOOGBOOMSCHE NOORDWAARTS AKKERS: gebied achter het rusthuis Welvaart. HOOGBOOMSCHE ZUIDWAARTS AKKERS: gebied tussen Vinusakker en Claessensdreef (achterzijde van kazerne). HOOGBOOMSE BEEMDEN: 1448; gemeenschappelijke beemden onder “Ekeren” op de grens met Brasschaat. De naam werd soms ook gebruikt voor de weilanden in de Hoge Kaart, tegen de grens met Hoogboom. Verschillende schrijfwijzen zoals hoeboemerbeemde, hoeghboemsche beemde, hooge boomer beemde, hoochboomse beempden, enz. (toponymie van Brasschaat blz. 613) HOOGBOOMSEBEEK: wij noemen ze Kaartsebeek; in Brasschaat werd deze beek op de grens tussen Brasschaat en Hoogboom Hoogboomsebeek genoemd. Voorheen (1456) hooboemerbeke, (1491) hoochboomsche beke, enz.. (toponymie van Brasschaat blz. 612) HOOGBOOMSESTEENWEG: Steenweg van Kaart naar Hoogboom; voorheen (1776) wegh van den Eyckelenbergh naer de Leege kaarte, (1803) weg naer den Eyckelenberg, (1819-1831) de Baene naer den Eyckelenberge, enz; (toponymie van Brasschaat blz. 613) HOOGBOOMS KRUIS: 1631; "het Hoochboomsche Cruys". Eertijds vormden de Hoogboomse kerkweg en de "Hoochboomsche strate" met de Oude Bergsebaan een "kruis"; thans heten deze wegen respectievelijk: (de) Vloeiende, Hoogboomsteenweg en Antwerpsesteenweg. HOOGBOOMSE BEEMDEN: 1448; hoeboemerbeemde, hoeghboemsche beemde, hooghboomsche beemde, enz. Een beemd is een tot weideland omgevormd perceel heide. De Hoogboomse Beemden zijn gelegen op De Sterre, tegen de Kaartsebeek op de grens met Brasschaat. (toponymie van Brasschaat blz. 613)
HOOGSTRAAT: 1567-1571, hoochstrate, (1612) hoochstraete, enz. Verbinding tussen Holleweg en Max Hermanlei in Brasschaat. In combinatie met –straat heeft hoog de betekenis van “belangrijk, voornaam”. (toponymie van Brasschaat blz. 623) KAARTSEBEEK: 1459; caerderbeke, kaerderbeke, Caertse beke, Kaertse Beke, enz. Beek op de grens tussen Kaart en Hoogboom. Vanuit Kaarts standpunt ook Hoogboomsebeek genoemd. (toponymie van Brasschaat blz. 657)
KASTEEL VAN MISHAGEN: 1786, hof van plaisantie genaemt “mishaegen”, 1934, Château de Mishagen, enz. KATTEKENSBERG: 1754; Sandtduijnen van de Caertsche heijde, (1767) Caerterheijde ofte Santzee, (1905) Kattekensberg, enz. Waarschijnlijk een bewust analogisch gevormde naam, ingegeven door de ligging in de Katerheide en dus een diernaam bevattend. De Kattekensberg en de nabijgelegen Frettekensberg (Hondjesberg) waren natuurlijke landduinen, die voor een groot deel verdwenen zijn. (toponymie van Brasschaat blz. 693)
Tot 1885 was er in de wijde omgeving alleen maar "dorre grond, heide en bossen" en het was in die toestand dat de maatschappij Antverpia van Antoon Van Den Weyngaert ongeveer 400 ha verwierf in 1895. Er werden in snel tempo straten en dreven aangelegd en binnen de vijf jaar waren er een school, een kapel, huizen, een rustoord en zelfs een zwembad en een velodroom. De stadsmens werd met alle HOBONIA – Hoogboom
7
Toponiemen
middelen naar het gebied gelokt en er reed zelf een lokaal treintje. In 1914 reed dit treintje van Kapellen naar “de Polygoon”, zoals Maria-ter-Heide ook werd genoemd, om de verbinding tussen de forten te verzekeren. Men sprak, als het over Kattekens- en Hondjesberg ging, over de Brusselse bossen, omdat het order tot bebossen vanuit Brussel kwam, m.n. onder het Oostenrijkse bewind in de 18de eeuw. Er waren toen meer dan 10 meter hoge heuvelruggen die tot aan de tweede wereldoorlog bewaard bleven. Vandaag de dag heeft de Hondjesberg plaats geruimd voor villabouw en blijft van de Kattekensberg maar een schamel zandheuveltje zichtbaar. Van de betonnen brug uit 1901, die de Emmalei overspande, is alleen nog een stukje muur zichtbaar. De gemeente Brasschaat verwierf in 1979 het nog resterende deel van de Kattekensbergse bossen voor 22 miljoen frank. Sins mei 1980 is het gebied opengesteld voor het publiek LEEMPUTTEN: 1613; leemputten, leemsputten. Putten in het "bijstervelt", waar leem gestoken werd. MEERSEN: 1457; meerse, meerschen, meersse, enz., als afleiding van het vroeger marsende. Het is de benaming voor laag gelegen weiland, moerasland, drasland, broekland. Meersen stonden vaak in de winter onder water. Ze werden gebruikt als hooiland en dienden daarna als veeweide. (toponymie van Brasschaat blz. 792-797)
MEERSEINDE: 1267; Marsende, mersende, moerseynde, maersende, enz., was een gebied op Eikelenberg / Mishagen / Oude Gracht, ten noorden van Hoogboom, het uiteinde van de Meersen. Grote Meerseinde, Kleine Meerseinde en Lange Meerseinde. MEERSE BOSSEN: 1834; Meerse bosschen, kadasterbenaming voor het deel van de vroegere Meersen, begroeid met struikgewas. MEERSENBEEK MISHAGEN: 1411; goet geheeten tgoet ter muschhagen, (1419) moschs hage, muschhage, mushagen, mishaegen, enz. Er is ook sprake van Klein Mishagen en Groot Mishagen. 1640, "... twee hoeven geheeten de groote ende cleyn mushage". In 1482 schonk de toenmalige eigenaar, Bouwens, zijn hele bezit, waaronder de twee hoeven, aan de augustijnermonniken. Dit zijn reguliere kannuniken, die hun klooster Sion in Reinigerskerk bij Zierikzee hadden moeten verlaten. De monniken stichtten er een klooster, het Sionklooster... Het eerste lid (mis-mus) lijkt verwant met "mos" en wijst op de moerassige bodem, die men daar aantrof, mos, mose, slijk, modder. Het tweede lid (hagen) betekent een plaats waar laagstammig houtgewas groeide. (toponymie van Brasschaat blz. 518, 715 en 816) MISHAGENBAAN: 1750; baene op mishaegen, baene van Mishaegen op Hoogboom, enz. (toponymie van Brasschaat blz. 822)
MISHAGENBEEK: 1762; beeck van Mishaegen, beek bij Mishaegen, zelfde als Oude Mishagenbeek. MISHAGENBRUG: 1762; Brugh van Mishaegen, brug over de Mishagenbeek. MISHAGENDREEF: 1778; dreve naer Mishagen,Mishaegendreef, enz., dreef van Bredabaan naar het kasteel van Mishagen, nu Guyotdreef. (toponymie van Brasschaat blz. 823) MUERCKEN: 1565; "het Muercken ofte Oude Gracht"; op heden zijn daar nog "De Moerkens", gelegen achter de vijver op de Oude Gracht. De naam "Muercken" verwijst naar een moerke of een klein moeras. Wij lezen elders over "de weel en de gracht van 't Muercken". NIEUWE BEEK: 1834; Nieuwe beek, Nieuwebeek; beek op Eikenlenberg / Oude Gracht. (toponymie van Brasschaat blz. 843). Als “Oude Gracht” de oude grens tussen Brasschaat en Kapellen is, dan zou “Nieuwe Beek” een nieuwe grens kunnen zijn. Beide waterlopen lopen dicht bij elkaar op het domein Oude Gracht, maar de Nieuwe Beek is toch niet de huidige grens. HOBONIA – Hoogboom
8
Toponiemen
NIEUWE GRACHT: 1396; nuwe gracht, nyeuwe gracht, enz. (toponymie van Brasschaat blz. 845). Mogelijk slaat “Nieuwe Gracht” op een uitbreiding van het domein “Oude Gracht” en loopt de Nieuwebeek of Nieuwe-Grachtsebeek (zie hierna) op deze uitbreiding. Omdat het gedeelte van deze uitbreiding waarschijnlijk niet heel groot was is dit deel later opgegaan in het grote gebied van “Oude Gracht. Alleen de benaming Nieuwebeek is blijven bestaan. NIEUWE-GRACHTSEBEEK: 1671; nieuw gracht beecxken, nieuwgrachtsche beke, enz. Beek op de “Nieuwe Gracht”, later als “Nieuwebeek” blijven voortleven. (toponymie van Brasschaat blz. 846) NIEUWE MISHAGEN: 1780; nieuwen Mishagen, Nieuwe Mishaegen, hof van plaisantie genaemd nieuw Mishaegen, enz. (toponymie van Brasschaat blz. 849). Uitbreiding van “Mishagen” en “Oude Mishagen” (zie verder). OUDE GRACHT: 1398; oude gracht, doude gracht, douwe gracht, oudengracht, daude grach, houde grachte, enz. Hoeve, uitgegroeid tot gehucht en later tot het domein Oude Gracht. "Gracht" is geen natuurlijke waterloop, het woord wijst op een "gegraven" waterafleiding of sloot, die de grens vormt tussen Kapellen en Brasschaat. (toponymie van Brasschaat blz. 865). Aan de noordzijde van de Oude-Grachtsestraat van oudsher “sheeren vruente geheet, den brant”, een bekende aanduiding voor een plaats waar brandstof werd gehaald. Vermoedelijk verwijst “Oude Gracht” naar een vroeger terrein voor turfwinning. OUDE-GRACHTSEBAAN: 1755-1771; Oude grachtsche/Grachtsche Bane/bane/baene/Baene, oude grachtbaene, oudegrachtschebaen, enz., ook Oude Grachtsestraat. (toponymie van Brasschaat blz. 867). OUDE-GRACHTSEBEEK: 1656-1664; oude grachtse beecke, oude grachtsche beecke, Oudegrachtse beek, enz. (toponymie van Brasschaat blz. 868). Beek op de Oude Gracht. OUDE-GRACHTSESTRAAT: 1473; oudegrachtsche strate, oude grachtsche straete, oude Gragt straet, enz. (toponymie van Brasschaat blz. 868). OUDE MISHAGEN: 1563; hoeve … ghenaempt out mishagen, doude mushaghe, vieux Mishaegen, Oud Mishagen, enz. (toponymie van Brasschaat blz. 871). Nog gedeeltelijk bestaand domein Mishagen. OUDE-MISHAGENBEEK: 1924; Oude Mishaegen Beek, Oude Mishagenbeek. (toponymie van Brasschaat blz. 872). Beek op Mishagen en Oude Gracht. PAPENBOS: dit bos hoorde eertijds toe aan de paters van de Sint-Bernardsabdij-aan-de-Schelde. Het is gelegen aan de Heidestraat tussen de Helmstraat en de Bosdreef. RATELSTUK: 1807; Terre labourable dite Raetelstuck – perceel van Nieuw Mishagen. (toponymie van Brasschaat blz. 905).
RAUWVELD: 1640; een stuck saijlants … trouvelt ofte wildert, rouwveldt/Rouwveldt, rauwveldt, enz. (toponymie van Brasschaat blz. 907). Perceel zaailand op Eikelberg. RAEMHOEFKEN: 1597; stede of hoeve op "De Ramen". (Fr. Bresseleers) RAMEN: 1267; de oorkonde van 1267 vermeldt te Hoogboom een "Hendrik van Ramen". In de 16de en 17de eeuw wordt de plaatsnaam nog vermeld als "aende Rame tot Hoochboom" (1597). In 1625 wordt de Rame(n) vereenzelvigd met "Muercken", dat in 1627 gesitueerd werd op Oude Gracht. De plaats "De Rame(n)" was gelegen in de streek "De Oude Gracht". De Rame(n) is een plaatsnaam die op verschillende wijzen kan worden verklaard: (Fr. Bresseleers) lste waternaam; 2de raaf; 3de raam op hetwelk de volders hun lakens uitspanden;
HOBONIA – Hoogboom
9
Toponiemen
4de
raam of omlijsting waarbinnen het gerecht zetelde. De laatste betekenis lijkt misschien best te passen voor Hoogboom als plaats, die destijds een eigen vierschaar bezat om recht te spreken.
ROUWVELT: 1640; een stuck saijlants … trouwvelt ofte wildert, rouwvelt, rauwveldt, enz. Perceel op Eikelenberg. Het was ruig begroeid terrein. (toponymie van Brasschaat blz. 907). ROSCAM: 1622; de naam van een hoeve langs de Oudegrachtstraat. "Roscam" stond op het uithangbord van herbergen waar paarden gekamd werden. (Fr. Bresseleers) STER: 1807; l’étoile – perceel van Oude en Nieuwe Mishagen. (toponymie van Brasschaat blz. 978). Dit is meestal een plaats waar meerdere wegen of dreven samenkomen in de vorm van een ster. VERLOREN HEIDE; 1807; bruière dit verlore heyde – heide van Nieuwe Mishagen. (toponymie van Brasschaat blz. 1023).
VERLOREN KOST; 1807; een Mastbosch genaemd Verloren Kost – bos van Mishagen. (toponymie van Brasschaat blz. 1024).
Verloren Kost en Verloren Heide slaan op een stuk heide dat weinig opbrengt, ook op een afgelegen heide. Het zijn plaatsen waar men zijn kost niet verdiende. VERLOREN HOEK: zo ook spreekt men wel eens van verloren Hoek, voor een afgelegen woonkern die weinig of niets opbrengt. In de Holleweg, tegenover de Leeuw van Vlaanderenlaan, lag vroeger een uitgestrekte heide en grasvlakte waar zeer weinig groeide. Oud-Hoogbomenaars noemden het een “Verloren Hoek”. VOGELPOEL: 1613; nabij de Kaartsebeek. VOORSTE AARD: 1807; Terre labourable dit voorsten aert – landbouwperceel horend bij Nieuw Mishagen; verwijst naar de ligging van het perceel. (toponymie van Brasschaat blz. 1034). VOSSENBOS: 1807; Bois de sapinss dit vosschen Bosch – bos van Nieuw Mishagen. (toponymie van Brasschaat blz. 1047). Plaats waar vossen huisden. De bossen van o.a. de Mishagen waren door hun afgelegen ligging ideaal voor de legerplaatsen van allerlei dieren. VROUWVELD: 1732. stuck lants … genaemt het vrouwveldt - percelen op Eikelenberg, zie ook Rouwveld. (toponymie van Brasschaat blz. 1058). Vermoedelijk was dit een aanpassing van het oorspronkelijke Vrouwveld; begrijpelijk daar de percelen in de 18de in handen waren van het klooster van “St.-Annadael”, “Vrouw” in de betekenis van non. WILLAARD: 1399; buynder lands de Willert, Wildaert, Willaert, den wildaerd, enz; Van Osta is niet zeker dat deze Willaard iets te maken heeft met de “Willaard” in Hoogboom (zie hierna). In 1611 is er sprake van stede … metten willaert … die willaert gelegen … suijt aenden hollenwech. In 1640 stuck saijlants … opde Wileert genaamd trouwvelt ofte Wildert – perceel op Eikelenberg. (toponymie van Brasschaat blz. 1070).
WILLAERT: 1597; "Willaert" is de oude toponymische benaming voor een plek gelegen ten oosten van de huidige Kon. Astridlaan en ten noorden van de Bunderbeek, nabij de huidige Prinsendreef. Het toponiem "Willaert" wordt daar reeds vermeld in 1597 (Rijksarchief Antwerpen, Ekeren, 176, fol. 32) als "een stuck lant gen. de Willaert, 4 1/2 gem., binnen de parochie van Cappelle". Men bedenke hierbij dat de plaats van de "Willaard" thans slechts een boogscheut verwijderd ligt van de grens tussen Ekeren en Kapellen. De parochie Hoogboom bestond nog niet in 1597 en de "Willaert" behoorde alsdan tot de parochie Kapellen. In 1633 spreekt men in de oorkonden over een plaats "in de Willaerts" en op een plan van 1844 wordt de plek vermeld als "Wil Aard" in de sectie Hoogboom. Op het kadasterplan van heden komt de plaatsnaam voor onder de vorm "Willaard".
HOBONIA – Hoogboom
10
Toponiemen
ZIJDEFABRIEK: 1782 - 1804. ontrent het fabrik, zydefabriek, zey-fabriek, Het Zijfabriek, enz. verdwenen fabriek op de grens Brasschaat/Hoogboom, op het domein De Sterre. (toponymie van Brasschaat blz. 1120).
Jongere Plaatsnamen ANTITANKKANAAL: 1939; het kanaal dat gegraven werd om vijandelijke tanks in opmars tegen te houden. Ook wel Antitankgracht of Antitankvaart genoemd. BOSDREEF: een dreef in of in de nabijheid van een bos. Dit kan bestaan uit struikgewas of bomen. "CAFÉ DE JAGER - MOEDER MENNEKENS": vroegere benaming van het café "De Jager". De uitbaatster in het begin van de 20ste eeuw, Isabella Wouters alias "Moeder Mennekens", was gehuwd met Petrus Mannekens. Zij was de moeder van Julia Mannekens, die huwde met Constant Corneel Matthysen. DE DUIVELSHOEK: gebied gelegen achter de pastorij, rechts van de Hoogboomsteenweg. DE HOOGBOOMSCHE BEEMDEN: plaats tussen Voetbeek en Kaartsebeek aan de samenvloeiing van beide beken op de wijk de Sterre. DE LUIEN HOEK: op het einde van de Bernard De Vadderlaan. Daar, niet ver van de hoeve van "Malincrotte", kwamen de mensen bijeen, zetten zich op de grond en wisselden de nieuwtjes uit. De hoeve werd vernietigd door het Belgisch leger, waarschijnlijk juist voor de Eerste Wereldoorlog, vermits zij dicht bij het Fort van Kapellen gelegen was, binnen de "kring der krijgsdienstbaarheden". DE POEL: gebied tussen Holleweg en Kaartsebeek ter hoogte van Vinusakker en Poeldreef. "Poel" is een moerassige plaats. DE STERRE: "De Sterre" of "De Ster" is een benaming die vroeger gegeven werd aan een plek in een landgoed of in een bos, waar verschillende dreven of wegen samenliepen. Die dreven vormen zowat de stralen van "een ster". Deze benaming komt voor in meerdere dorpen en gemeenten. Zo werd o.a. deze benaming in 1807 gegeven aan een perceel van de Oude en de Nieuwe Mishagen. In Hoogboom werd deze naam gegeven aan de wijk, op de plaats waar voorheen het kasteel "Sterrehof" stond. Het was eigendom van Emiel Grisar-Delvaux. Later werd het hof omgevormd tot een psychiatrische instelling "Medister". DE VERLOREN HOEK: gebied tussen Holleweg en Kaartsebeek ter hoogte van de Leeuw van Vlaanderenlaan. Dit gebied was een stuk heidegrond, waarop weinig te winnen was. DIELEKENSPAD: wegeltje naast een beek, van Hooboomsteenweg richting Holleweg; het kreeg zijn naam van de ouders van de eerste Hoogboomse brievenbesteller, Jaak Dielen. DREVENHOF: benaming van kasteel, dat op de plaats stond waar nu de appartementen met gelijke naam staan. HEIDELUST: benaming van het kasteel dat op de plaats stond waar nu de appartementen van Zilverhof staan. HET NONNEKENSBOS: gelegen achter het klooster van de zusters van de meisjesschool. Dit bos was het check-point van smokkelaars en stropers. HORTENSIAHOF: benaming van het kasteel, dat in de Koningin Astridlaan stond ter hoogte van de Prinsendreef.
HOBONIA – Hoogboom
11
Toponiemen
KLEINE BAREEL: 1854; bareel of slagboom verwijst naar de tolbarelen waar de gelden geïnd werden voor het gebruik van de weg of een deel van de weg. De veel belangrijker bareel bevond zich aan de ingang van de dorpskom van Merksem. Deze heeft dan ook een langere traditie. MEDISTER: deze benaming kan in twee delen opgesplitst worden: "Medi" en "Ster". Medi, als eerste lid van de samenstelling, zou een afkorting zijn van "Medische instelling", terwijl het tweede lid (ster) verwijst naar de plaatselijke benaming "De Ster(re)". STERREWEG: vroegere benaming van de Poeldreef. Poeldreef was de benaming van een dreefje iets ten zuidwesten van de huidige Poeldreef. Dit dreefje is nog te bereiken via het poortje van Eikenhoeve (= privé-gebied)
“Toponiemen” op Oude Gracht Op Oude Gracht werden heel wat dreven en plaatsen door bewoners en arbeiders bedacht met specifieke namen:
Beukendreef Bitumenweg Blokskensdreef Den Hof Duivenschieting Filter Galnotendreef Grote Weide Het Hoogstuk Het Waaigat Kasteelweide Kerkweg of Oude Grachtsebaan Kromme Weg HOBONIA – Hoogboom
Meerse Moerkens Mosweg Oude Vijver Poloweide Prinsenbos Prinsenpolder Siberië Soeteweydreef Stekensdreef Vogelkers Zagersdreef
12
Toponiemen
Betekenis van de naam Hoogboom (uit: Breesgata 1985) Pogingen om de betekenis van de wijk- of gehuchtnaam Hoogboom te achterhalen hebben totnutoe niets meer opgeleverd dan de voor de hand liggende verklaringen “hoge boom” of “hoge bodem”. Daar naar ons gevoel geen van beide oplossingen bevredigend is, willen we in dit artikel een andere hypothese voorstellen, vertrekkend van een kritiek op de bestaande verklaringen.
De gangbare opvatting Op plaatselijk vlak heeft vooral F.Bresseleers zich over de kwestie uitgesproken, daarin gevolgd door andere heem-geïnteresseerden. Hij stelde categoriek dat de naam verwijst naar een hoger gelegen boom of bodem, bracht de naam in verband met de landhoogte waarop Ekeren ligt, en sprak zich uiteindelijk vooral uit voor de theorie van de “hoge bodem”.1 Later werd zijn standpunt nogmaals vertolkt door R.Roelands: Hoog-boom of de hoge bodem, waarop de woonst stond van Jan “van Hoogboom”.2 De vakliteratuur is zeer zwijgzaam over de naam Hoogboom. In toponymische woordenboeken3 zoekt men de naam tevergeefs, en in bronnen van meer bescheiden allure is de informatie haast even onbestaande. In feite moet men het stellen met één zinnetje in het boek “Gehuchtnamen in de Antwerpse Kempen” van A.M. en J. Helsen. 4 Daarin biedt het duo Helsen als verklaring: “Genoemd naar een hoge boom?”. Minder categoriek dan Bresseleers, laten zij dit zinnetje volgen door een vraagteken, waarmee ze te kennen geven dat ze zelf maar half in de verklaring geloven. Terecht, menen wij, niet alleen omdat het vrijwel onmogelijk is om een sluitende verklaring te geven vanuit de schaarse gegevens uit Van Look5 waarop ze steunden, maar ook om andere redenen, zoals verder zal blijken.
Bezwaren tegen de traditionele opvatting 1. Semantische bezwaren Naamgeving naar de “hoge bodem” is op zijn minst onwaarschijnlijk te noemen. De aanduiding is zo vaag, en op zo'n groot gebied toepasselijk, dat ze moeilijk aanleiding kan hebben gegeven tot het ontstaan van een gehuchtnaam, die verwijst naar een specifieke lokalisatie. Met andere woorden, de situering “hij woont op de hoge bodem” was voor onze voorouders nietszeggend, omdat ze zowel kon slaan op een inwoner van Hoogboom als op een van Brasschaat, nog meer op een van Brecht, enz. Afgezien van dit vaagheids-element, stuit de bodem-theorie nog op hetzelfde taalkundige bezwaar dat verder aan bod komt.
1
2
3
4
5
BRESSELEERS F. , Portret van Ekeren, gemeentebestuur Ekeren, 1973, p.1 34. Later ook in de Hoogboomse “Eeuwfeestbrochure St.Jozefparochie”, een brochure die we niet raadpleegden, maar waaruit we het standpunt onrechtstreeks vernamen in HOBONIA (zie noot 2). Geloof in de boom-theorie was eerder ook al impliciet gesuggereerd door P.VAN VELTHOVEN in een artikeltje “Vanwaar komt ons wapenschild” (Hobonia, jrg. 1 (1972), nr. 1, p. 5-6), wanneer hij onderstrepend schrijft over het sprekend wapen met volgende uitbeelding: een boom (Hoogboom) met groene kruin ...". ROELANDS R., HOBONIA, Hoogland van EKEREN. Historische schets van HOOGBOOM, uitg. Hobonia, 1976, p. 7. Roelands' boekje biedt geen oorspronkelijk materiaal, zoals hij zelf stelt, maar is, wat deze kwestie betreft, volledig gebaseerd op F. BRESSELEERS in “Eeuwfeestbrochure ...” Het is niet juist, zoals Roelands (Bresseleers) stelt, dat Hoogboom zijn naam kreeg van de voorname familie “van Hoogboom”, die hier tijdens de 13de eeuw gevestigd was (ibid.), of dat Johannes de Hobonia zijn naam gaf aan onze wijk Hoogboom (Hobonia, jrg. 4 (1975), nr. 1 p. 14). Godevaart van Hoogboom kreeg immers zelf zijn naam van het reeds bestaande Hoogboom. CARNOY A., Dictionnaire Étymologique du nom des communes de Belgique, Louvain, Ed. Universitas, 1939-40, 2 vol.; CARNOY A, Origines des noms des communes de Belgique (y compris les noms des rivières et principaux hameaux), Louvain, Ed. Universitas, 194849, 2 vol.; GYSSELING M., Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226), 1960, 2 dln. HELSEN A.M. en J., Gehuchtnamen in de Antwerpse Kempen, Instituut voor Naamkunde, Leuven, N.G.F., Studiën XIII, uitg. Peeters, Leuven, 1978, p.70. VAN LOOK E., Toponymie der aloude heerlijkheid Ekeren, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 5 Leuven, 1942.
HOBONIA – Hoogboom
13
Toponiemen
Bij de boom-theorie liggen de zaken anders. De aanwezigheid van één of meer hoge of hoger staande bomen zou best aanleiding hebben kunnen geven tot het ontstaan van een gehuchtnaam: zeer veel namen van dorpen en gehuchten ontstonden uit een micro-terreinnaam. Een bos (Boechout “beukenbos”), een aantal bomen (Hoboken “hoge beuken”), een wegsplitsing (Brasschaat uit Brecsgata “weg naar Brecht”), de galg (Mik), een herberg (Ploeg), m.a.w. elk duidelijk oriënteringspunt, kon tot nederzettingsnaam evolueren. Wat echter pleit tegen de boom-theorie, is dat de verklaring té zeer voor de hand ligt. M.a.w. de ogenschijnlijke doorzichtigheid van de naam is verdacht en moet tot nadenken stemmen. Immers, bij nederzettingsnamen staan we voor vrij oude toponiemen, die normaliter in de loop van de tijd heel wat veranderingen ondergaan hebben, en vaak onherkenbaar verminkt tot ons zijn gekomen (bijv. Brasschaat). Het valt moeilijk aan te nemen dat Hoogboom op die regel een uitzondering zou vormen.
2. Formele bezwaren Een belangrijker argument tegen zowel de “hoge boom” als de “hoge bodem”-theorie bieden echter de oude vormen van de naam Hoogboom. De oudste vermelding vinden we in de Latijnse akte waarin ook Brasschaat (Brecsgata) voor het eerst voorkomt6, en die dateert van 1267. Daarin is er sprake van Johannes de Hobonia (“van Hoogboom”), zoon van Godfried, en wonend te Hoogboom. In 1277 wordt Joannes de Hobome vermeld.7 De plaatsnaam verschijnt in 1305 en 1337 als Hobome 8 en verder treffen we hem vanaf 1394 tientallen malen aan in de Antwerpse schepenregisters, onder verschillende vorm, aanvankelijk als hobome, maar al vlug met spellingsvarianten. We hebben er de eerste 25 schepenregisters nog eens op nageslagen en troffen voor de periode 1394-1438 de volgende vormen aan: hobome (x22), hoeboeme (x64), hoebome (x27), hoeboeme(n) (x4), hoebomen (x1), hoboeme(n) (x11), houboeme (x1), hoboome (x1), houboem (x1), hoeboem (x1). Daarnaast verschijnt voor de eerste maal een “hoog”vorm in 1410: hoeghboeme en verder 1415 hoechboeme, 1423 hoghebome, 1426-1438 hoeghboeme (x11), 1428-1437 hoeghbome (x6), 1429 hoegbome (x2).9 Met andere woorden, voor de vermelde periode treffen we in de schepenregisters10 slechts 22 g-vormen aan tegenover 133 andere, en dan nog hoofdzakelijk pas vanaf 1426. Langzamerhand zullen de g-vormen echter gaan overheersen, en nog in dezelfde eeuw verdwijnen de g-loze voorgoed. Afgezien van onbelangrijke spellingsverschillen, wijken de oudste vormen op één of twee punten af van de moderne vorm Hoogboom: in de eerste lettergreep was er geen -g, en de oudste vorm Hobonia vertoont daarenboven een -n- in plaats van een -m. De g-loze eerste lettergreep hoeft geen problemen te stellen. In het Middelnederlands was ho- een bijvorm van hoog, en het element verschijnt als zodanig in verscheidene plaatsnamen. Soms is het daarin bewaard gebleven (Hoboken, Hobos, Hobroek, Hodonk)11, soms werd het later aangepast tot hoog (Hooglede uit Holede, Hoogstade uit Hostade). 12 Het element Ho- kan dus in Hoogboom “hoog” betekenen, hoewel dat niet persé het geval hoeft te zijn. Zo heeft bijv. Ho- in Hostade (vorm van Hofstade 1222) niets met “hoog” te maken.13 6 7 8 9 10 11 12 13
Zie VAN OSTA W., in Brasschaat, van heidegrond tot parkgemeente, uitg. gemeentebestuur Brasschaat, 1980, p. 457, noot 2 en 3 voor verwijzingen, gedeelte van akte + vertaling, en p. 69 voor foto van akte. In een akte van het Kathedraalarchief van Antwerpen volgens Bresseleers in Hobonia jrg.3 (1974), nr. 3, p. 41, zonder referentie. Archief Sint-Bernaards, Cart. I, II (Hs 323 en 332), R, K23a, resp. 123v/, 189; ibid. K23b, resp. 123v/,124 en 189v/. Resp. in SR 3,134; SR 5,121v/; SR 9 9,244; SR 12,143 en vlg.nrs.; SR 14,92 en vlg. nrs.; SR 16,303. In andere bronnen komen uiteraard ook vermeldingen voor, zo in Archief OCMW Antwerpen, fonds St.Elisabethhospitaal, Reg. 168 (1403): hoboeme (x2); hoeboeme (x7); hoebome. GYSSELING o.c., p.498,500. ibid., p.510; volgens DE VRIES J., Etymologisch Woordenboek, aula-boeken, Utrecht-Antwerpen, 1961, p.113 Hooglede uit Hovelede. DE BROUWER meent met verwijzing naar CARNOY dat Hofstade (1096 Hofstade, 1170 Ofstade, 1181 Hovestade, 1222 Hostade) = hofstede, “plaats waar zich een hoeve met haar afhankelijkheden bevindt”. (DE BROUWER J., Oostvlaamse Plaatsnamen. I. Hofstade, Toponymica XIII,1, Instituut voor Naamkunde, Leuven, 1950, p.9-10.) GYSSELING (ibid., p.10) geloofde niet in die etymologie omdat de aanduiding te nietszeggend was, en verkoos de naam te zien als een volksetymologische vervorming van Hostade, met de betekenis ho “hoog” + stade “oever”, zodat het dezelfde betekenis had als Hoogstade (857 Hostede, 899 Hostadis). Later herzag hij zijn mening, want in zijn Top.
HOBONIA – Hoogboom
14
Toponiemen
Een groter probleem vormt de -n- in Hobonia, die elk verband met boom of bodem schijnt uit te sluiten. Zeker, het is onze enige -n-vorm, en daarenboven verschijnt hij in een Latijnse akte, maar het is tevens onze oudste vorm, zodat we er niet omheen kunnen. Vorige “verklaarders” hebben deze vorm blijkbaar genegeerd, wellicht omdat ze hem als een aberratie beschouwden, waar ze verder geen raad mee wisten, temeer daar hij niet kaderde in hun theorie. Zulke houding is begrijpelijk, daar hun boom/bodem-theorie staat of valt met de oorspronkelijkheid van die oudste vorm. Begrijpelijk, inderdaad, maar niet goed te keuren. Daarom zullen wij de zaken totaal omdraaien en, in plaats van er de ogen voor te sluiten, ons precies wel op die oudste vorm toespitsen, en hem tot uitgangspunt nemen van onze zoektocht naar een nieuwe verklaring.
Hobonia: de sleutel tot Hoogboom Indien we er bij wijze van werkhypothese even vanuit gaan dat die oudste vorm géén aberratie is, géén verschrijving, géén vervorming, dan blijven er twee mogelijkheden: ofwel was Hobonia een latinisering (verlatijnsing) van een nederzettingsnaam, ofwel was het een woord dat in het middeleeuwse Latijn bestond, en waarvoor het Middelnederlandse equivalent identiek was met de volkstaal-benaming van die nederzetting.
1. Latinisering? Hobonia verschijnt in een Latijnse akte, en daar volkstaal-namen in zulke akten vaak verlatijnst werden, zou Hobonia zo'n verlatijnsing kunnen zijn. Maar indien Hobonia een latinisering is, dan kan de volkstaal-benaming niet Hobome geweest zijn, wat immers aanleiding zou gegeven hebben tot *Hobomia. Hobonia kan dus alleen een latinisering zijn van een eventuele vorm *Hobone, waarbij elk verband met boom of bodem uitgesloten is. De betekenis van zo'n *Hobone is vooralsnog niet duidelijk. Daar in het middeleeuwse Latijn het suffix -onia beantwoordt aan het Germaanse suffix umnjo, -umnia, dat in het Oudhoogduits tot -unn(e)a evolueerde, en in het Middelnederlands tot -ine, ene, zou *Hobone een ontwikkeling kunnen zijn uit Germaans *Hob-umnjo of *Hub-umnjo, Oudnederlands *Hobunna, Hubunna, of Hovina.14 Maar dat brengt ons voorlopig niet veel verder.
2. Een leenwoord? Overwegen we nu de mogelijkheid dat Hobonia géén latinisering is, maar een woord dat in het middeleeuwse Latijn bestond. Zoals bekend, heeft het middeleeuwse Latijn heel wat woorden ontleend aan andere talen, bijv. het Frans, Angelsaksisch, Germaans. Men kan zich dus de vraag stellen of er in het Germaans een woord *Hob-umnjo (of iets dergelijks, zie hoger) bestaan heeft, dat in het middeleeuwse Latijn werd overgenomen als Hobonia. Die vraag bracht ons op de gedachte om te rade te gaan bij het Middeleeuws Latijns woordenboek van Du Cange. 15 En wat blijkt? Het middeleeuwse Latijn kende een woord huba, een leenwoord uit het Germaans, dat volgens Du Cange ook verschijnt in de varianten Hoba, Hova, Hobunna, etc 16 Met dat Hobunna zijn we natuurlijk heel gelukkig, maar er is meer. In het recentere woordenboek (Middeleeuws Latijn Frans/Engels) van Niermeyer treffen we hetzelfde woord hoba aan, met de bijvormen huoba, huba, hova, huva, maar daarenboven ook het woord hobinna, eveneens uit het Germaans ontleend, met de bijvormen huobinna, hobunna, hovinum, en ... hobonia .17
14
15 16 17
Woordenboek (1960), p.501 stelt hij dat Hofstade = hofstede, “grond waarop een huis staat, stond of kon staan”. Hoogstade (ibid.,510) verklaart hij dan uit Germ. *hauha “hoog” + stadi “plek, plaats”. CARNOY (Med.Ver.Naamk. XXXIII (1957), p.30) 14 vermeldt dat -umnia, -umnio een typisch suffix voor Germaanse collectieven was, o.m. voor bomen. Zo hebben de Franken meestal bok-holt gebruikt voor beukenbos. De Romanen hebben echter de aloude afleiding bok-umnjo bewaard (...), die Gregorius van Tours gebruikt als Boconia voor het bosrijk gebied van Fulda. Zie ook CARNOY, Med.XXXII (1956), p.9; HELSEN J., Plaatsnamen der Antwerpsche Kempen, Toponymica VI, 1938, p. 78; MOERMAN H.J., Nederlandse Plaatsnamen, Leiden, E.J.Brill, 1956, p. 113. DU CANGE, Glossarium mediae et infimae Latinitatis ..., L.Favre, imprimeur-Éditeur, 1883-1887, 10 vol. DU CANGE, o.c., IV, p. 256 s. Huba. NIERMEYER J.F., Mediae Latinitatis Lexicon Minus, Lexique Latin Médiéval - Français/Anglais, A Medieval Latin French/English Dictionary, Leiden, E.J.Brill, 1976, p. 490.
HOBONIA – Hoogboom
15
Toponiemen
Betekenis van hobonia Zoals blijkt uit de genoemde woordenboeken en andere bronnen18, was huba/hoba (Ohd. huoba, Onl. *hova, Dts. Hufe, Ndl. hoeve) synoniem van Lat. mansus, en betekende het oorspronkelijk een bepaalde uitgestrektheid grond, een landstuk van bepaalde grootte (gewoonlijk ongeveer 12 bunder), voldoende voor het onderhoud van een landbouwersgezin. Later is het de landbouwuitbating zelf gaan betekenen die op zo'n landstuk gekomen was, en nog later het woonhuis of wooncomplex.19 Met andere woorden, wanneer wij thans het woord hoeve of hofstede gebruiken, dan hebben we het over het wooncomplex, terwijl het woord huba oorspronkelijk een oppervlaktemaat was (bijv. 5 hobas de terra arabili = 5 hoeven akkerland). Nog in de 15de eeuw zullen we die betekenis van hoeve (zij het met de toevoeging -deel) aantreffen: drie hoevendeel beemds ... bynnen hoebome20, anderhalf hoefgedeel beemds.21 Hobonia, dat we alleen bij Niermeyer aantreffen, krijgt daar alleen de betekenis van landmaat mee, hoewel uit de voorbeelden die gegeven worden duidelijk blijkt dat het woord zowel landmaat (duo hovina terrae = twee hoeven land) als de hele landbouwexploitatie betekende (Hobonia una ... cum domibus, edificiis, cum curtiferis, cum wadriscapis = een hoeve ... met huizen, gebouwen, erf, grachten). Het is dus synoniem van huba, dat overigens bij Du Cange gelijk staat met hobunna, wat dan bij Niermeyer weer synoniem is van hobonia. Indien wij ons niet vergissen, en het Germaanse equivalent van Hobonia aan de basis ligt van de plaatsnaam Hoogboom, dan volgt daaruit dat de naamgeving al vrij vroeg gebeurd is. Het is nl. zo dat in Latijnse teksten al vanaf het einde van de 8ste eeuw hova opduikt. Dit betekent dat in de volkstaal huba/hoba en hobunna reeds tot hova waren geëvolueerd in de 8ste eeuw. Later zou het verder ontwikkelen tot hove, en in die vorm ook verschijnen in een groot aantal plaatsnamen (bijv. Hove). De naam Hoogboom moet dus daarvoor ontstaan zijn, toen de b-vormen nog in zwang waren, anders was de naam Hove of Hoevenen geweest. Daar moeilijk aan te nemen valt dat Hobone in de 13de eeuw nog begrepen werd als “hoeve”, wordt de vraag die we boven stelden opgelost: de plaatsnaam Hobonia is niet de vertaling, maar wel de latinisering van de volkstaalnaam Hobone.
Samenvatting In de 8ste eeuw was Ekeren een kleine dorpsnederzetting temidden van bossen en heide, met een akkercomplex niet ver van de dorpskom. Tussen Ekeren en Kapellen was er vrijwel geen bewoning, behalve een geïsoleerde, grote hoeve, een “mansus” (Eng. manor) in de buurt van het Hoogbooms Kruis.22 Die hoeve, de enige in de omtrek, vormde een baken in het heidelandschap en was dus ideaal als oriënteringspunt, zodat er door de Ekerenaars naar verwezen werd als “de hoeve”, of, in de taal van de tijd “*hobunna”. Net zoals men naar de wegsplitsing van Bredabaan en Miksebaan verwees als “Brecsgata”, de weg naar Brecht.
18
19
20 21 22
DU CANGE o.c., IV, p. 212,256,257; NIERMEYER o.c., p. 490, 643-645; DE VRIES J., Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leiden, E.J.Brill, 1963, p. 261; id., Etymologisch Woordenboek (aula), 1971, p. 112; FRANCK J. en VAN WIJK N., Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche taal, 's-Gravenhage, 19122, p. 255; KILIAAN, Etymologicum Teutonicae Linguae (1599), uitg. F.Claes, 's Gravenhage, Mouton, 1972, p. 193; POKORNY J., Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, A.Francke AG-Verlag-Bern, I (1959), II (1969), p. 529; PRIMS F. e.a., Kempische Landschapsgeschiedenis, Antwerpen, 1937, p. 73; DITTMAIER H., Rheinische Flurnamen, Bonn, 1963, p. 115-116; MOLEMANS J., Toponymie van Bocholt, N.G.F., Monografieën VIII, Onomastica Neerlandica, N.V. Standaard-Boekhandel, Brussel, 1975, p. 145; id., Toponymie van Overpelt, id., 1976, p. 15-17, 156-157. Men kan zich afvragen of Hobunna niet een collectiefvorming is uit *H 19 uba-umnia, waarbij het dus zou slaan op een aantal “hubas” (landmaat), nl. zoveel als samen een hoeve (landbouwonderneming) uitmaken. Het dooreenlopen of de synonymiteit van huba met hobunna kan dan de betekenisuitbreiding verklaren van huba tot “hoeve” (van landmaat tot hoevecomplex). SR 7,6. SR 10,170v/. Zie ook KILIAAN. Betekenisvol is ook, zoals ROELANDS (Bresseleers) schrijft in Hobonia, Hoogland etc., p. 7 dat Joannes Van Hoogboom in een mansio woonde, terwijl andere personen in de akte vermeld worden als wonend in een domus. Uit de betekenissen van deze woorden bij Niermeyer blijkt dat mansio veeleer wijst (hoewel niet noodzakelijk) op een grotere hoeve (Eng. manor) dan domus (Eng. farm). Vgl. ook CARNOY, Origines, p. 321 over Hoevenen : Dérivé de hoeve “ferme”, (...) Il désigne une exploitation plus importante que hof petite ferme isolée
HOBONIA – Hoogboom
16
Toponiemen
Het toponiem *Hobunna versteende als *Hobone (Lat. Hobonia), wat later (13de eeuw?) door volksetymologie omgevormd werd tot Hobome, omdat Hobone niet meer begrepen werd. Als gewoon woord voor hoeve was hobunna/hoba immers ondertussen geëvolueerd tot hove. In de volgende eeuwen volgde het toponiem dezelfde ontwikkeling als zoveel andere Ho-namen en werd de eerste lettergreep aangepast aan de gangbare vorm van hoog. Met andere woorden, Hobome werd Hoochbome, Hoogboom. Daarmee was elk verband met de oorspronkelijke betekenis uitgewist, en konden heemkundigen en toponymisten zich het hoofd beginnen breken over de betekenis van Hoogboom. Diegenen die zich daarbij lieten misleiden door de ogenschijnlijke doorzichtigheid van de naam geraakten op een dwaalspoor. Indien wij het bij het rechte eind hebben, dan heeft Hoogboom niets met een hoge boom of bodem te maken; het betekent gewoon “de hoeve”, en is dus vrijwel identiek met Hove, Hofstade of Hoevenen. Alleen is het veel ouder!
Naschrift23 Bij het nalezen van deze bijdrage ben ik nu, 20 jaar ouder en evenveel jaren toponymische ervaring rijker, lang niet meer zo zeker van mijn verklaring voor de naam Hoogboom. Overmoedig heb ik destijds een redenering ontwikkeld die niet gespeend was van enige scherpzinnigheid. Ze was echter uitsluitend gebaseerd op de vorm Hobonia (1267), een vorm die slechts één keer voorkomt, in een Latijns document en bovendien niet in een originele akte maar in een afschrift uit de 15de eeuw. Als uitgangspunt is dat gevaarlijk zwak. Veeleer zal men er daarom van moeten uitgaan dat Hobonia op een verkeerde lezing voor Hobome berust, zodat de naam zoveel betekent als “aan de hoge boom” (vergelijk ook plaatsnamen zoals Boom “aan de boom”, Hoboken “aan de hoge beuken”). Overigens zijn er nog andere bezwaren. Zo is het bijv. hoogst onwaarschijnlijk dat de nederzetting zou teruggaan tot de 8ste eeuw, daar waar Ekeren en Brasschaat wellicht opklimmen tot ca. het jaar 1000. En zo is er nog wel één en ander. Toch heb ik hier de bijdrage willen weergeven, als een herinnering aan “toen”. Tot slot nog dit: In het gehucht Hoogboom kwam het woord hoeve in de 14de en 15de eeuw nog geregeld voor met de betekenis “landmaat”, bijv. 1395 eene halue hoeuen lands. Meer voorbeelden in VAN OSTA W., Toponymie van Brasschaat, 1995, p.601.
De naam HOOGBOOM in Nederland Op de site van Anthonius Jacobus Joannes “HOOGBOOM” vonden we de hiernavolgende gegevens betreffende de familienaam “Hoogboom” en zijn afgeleiden. Is de familienaam “Hoogboom”, “Hoogenboom” of “Hogenboom”? In de kerkboeken van de stad Nijmegen zijn een aantal akten terug te vinden waaronder een geboorteakte uit 1769 van een stamhouder. Het betreft hier een geboorteakte: De tekst komt er op neer dat op 14 december 1769 is gedoopt Leonardus Christianus, wettig kind van Wilhelmis Joannes “Hogenboom” en van Gertrudis Noorts. Als Leonardus Christianus op 30 november 1791 te Nijmegen trouwt met Joanna Willemse dan wordt de familienaam “Hoogenboom” in de huwelijksakte geschreven.
23
Bijgevoegd in 2006
HOBONIA – Hoogboom
17
Toponiemen
Het is waarschijnlijk rond deze tijd dat er mogelijk een Naams-verandering heeft plaatsgevonden. Tevens blijkt uit een aantal huwelijksakten van de kinderen van Leonardus Christianus dat de familienaam staat genoteerd als “Hoogboom” maar dat er een opmerking wordt genoteerd in die akten waarin staat vermeld dat de familienaam “Hoogenboom” is en niet “Hoogboom”. Maar.indien we verder gaan kijken zien we dat Wilhelmus Joannes “Hogenboom” zijn achternaam op deze wijze schrijft evenals zijn vader, Leonardus “Hogenboom” en zijn opa, Willem “Hogenboom”. Waar komt nu die naam vandaan? Bij onderzoek naar de herkomst van Nederlandse familienamen wordt dikwijls verwezen naar de site van het “Meertens Instituut”. Op deze site staan een groot aantal Nederlandse familienamen opgeslagen en is onderzoek gedaan naar de herkomst van die Nederlandse familienamen. Hier vinden we de navolgende gegevens tegenover de naam Hoogboom (Hogeboom, Hogenboom, Hoogenboom,…. ): Naamsvermeldingen en literatuurreferenties: - Cornelis Dircxz Hoogerwoert / Hoogenboom, “aen den Hoogenboom”, Ambacht Zuidwijk, ovl. Wassenaar 1617 [Zijl van-1989, p 421]. - Van de als voetbruggetjes gebruikte “bomen” over smalle sloten en brede greppels is de benaming “hogebomen” afgeleid. Dit waren hooggelegen voetbruggen over bevaarbare watergangen, tegenwoordig meer bekend als kwakels [J.A. Storm van Leeuwen, “Utrechtse zandpaden in de zeventiende eeuw”, in Jaarboek Oud-Utrecht (2000), p 28].
HOBONIA – Hoogboom
18
Toponiemen