LEGENDARISCHE KASTELEN Paul Arren Sagen en legendes berusten - in tegenstelling tot sprookjes - vaak op waar gebeurde feiten. Naarmate ze werden verderverteld, generatie na generatie, traden er wel eens veranderingen in bepaalde story’s op, maar plaats- en persoonsnamen bleven doorgaans onveranderd. Meer dan eens duikt éénzelfde spookverhaal op verschillende plaatsen - tot zelfs ver buiten de grenzen - op. Spoken hebben blijkbaar overal dezelfde streken. Legendes vindt men overal in Europa, maar in het noorden zijn ze talrijker dan in het zuiden. Als men bij valavond de dichte nevelslierten ziet voorbijzweven boven een donker meer in Schotland geeft dat een heel ander gevoel dan wanneer men aan een Spaanse costa zit na te genieten van een stralendwarme dag. In dit laatste geval denkt men niet onmiddellijk aan spoken of heksen. Wat de Europese legendes betreft is Schotland misschien wel dé koploper. Iedere Schotse nederzetting, burcht, ruïne, enz., die zichzelf respecteert, heeft dan ook een groot aantal sagen, spook- en griezelverhalen, die dikwijls al eeuwenlang worden doorverteld. Maar ook in eigen land kennen we legendes die al vele eeuwen meegaan. Ze werden meestal verteld in de donkere winteravonden en er was altijd wel iemand te vinden die zo’n vertelsels goed kon brengen. Dat was dan succes verzekerd, want een goed verteller is ook een kunstenaar. En zo zaten onze voorouders dan rond de open haard - in een kamer die sporadisch verlicht werd door enkele kaarsen - met kloppend hart te luisteren naar al die onheilspellende verhalen. Generaties later zaten ze rond de Leuvense stoof, waarvan het deksel wat achteruit werd geschoven, waardoor de vlammen groteske beelden projecteerden op de lage zoldering en er voor de gepaste sfeer zorgden. Nu zitten we in helverlichte kamers of voor een TV-toestel, maar legendes .... die lijken wel verleden tijd. De elektriciteit heeft de spoken en heksen verbannen. Gelukkig werden veel van die verhalen opgetekend, want ze mogen niet vergeten worden ! Voor deze artikelenreeks blijven we (voorlopig) in eigen land, maar we beperken ons niet tot alleen de sagen en de legendes die aan bepaalde kastelen verbonden zijn. We vertellen ook een aantal “echtig en techtig” gebeurde, merkwaardige feiten die sommige kastelen met een geheimzinnige sfeer omfloersen. Want ook die - dikwijls vreemde en bizarre verhalen - zijn legendarisch.
KASTEEL CLEYDAEL IN AARTSELAAR (provincie Antwerpen) Wanneer precies de middeleeuwse burcht Cleydael werd opgericht is niet met zekerheid geweten, en ook de bouwheer is onbekend. Belangrijke eigenaars volgden elkaar op w.o. telgen van de families Bode, van der Elst, van de Werve, Sanders, Pot, Schoof, van der Straeten, del Rio, van de Cruyce, Stier, van Havre en Sheid, om er maar enkelen te noemen. Kasteel Cleydael staat op een eilandje van de Grote Struisbeek, die vroeger bevaarbaar was, en die te Schelle in de Schelde uitmondt. Volgens een oude legende werd de burcht Cleydael in de HOBONIA – Legendarische Kastelen
1
Deel 1
14de eeuw bewaakt door een “Negenoger”, een zilverkleurige draak met negen ogen (sommige bronnen spreken van een geweldig grote paling met negen zilveren ogen, die konstant schitterden). Feit is dat dit fabeldier iedereen op veilige afstand van het kasteeldomein hield. Terwijl zijn meester, Geeraerd van der Elst, in de kerker zuchtte wisten zijn vijanden de zilveren bewaker te verschalken en te doden. De prachtige negenoger werd in stukken gehakt en in de slotgracht geworpen. Van die dag af werden de kasteelgrachten buitengewoon rijk aan karpers die van het drakenvlees smulden. Een beeld van deze negenoger prijkt nu nog op de spits van de noordoostelijke hoektoren van het waterslot. Deze toren, de énige vierkante toren, bekroond met een ui-vormige torenspits, wordt “Vossentoren” genoemd. De zuidoostelijke ronde toren, waarin de kapel is ondergebracht, heeft men - heel toepasselijk - “Kapelletoren” genoemd. De zuidwestelijke ronde toren is de “Uilentoren” en over de noordwestelijke toren, de “Kattetoren” gaat de volgende legende.
GRAVURE VAN FRANZ ERTINGER VOOR BARON LEROY 1696 In een klein kamertje op de hoogste verdieping van deze toren sliep een keukenmeid. Op zekere nacht was zij in een diepe slaap gedompeld, niet vermoedend dat er brand was uitgebroken op het gelijkvloers van het kasteel. De dienstbode werd gewekt door een angstige kat, die haar klauwen gebruikte om de meid nog tijdig voor het onheil te waarschuwen. In aller ijl repte het meisje zich naar beneden, sloeg onmiddellijk alarm en met vereende krachten kon het vuur gedoofd worden, zonder dat er veel schade werd aangericht. Het was in de eerste plaats “Minou” die - door tijdig haar klauwen te gebruiken - alle eer verdiende en daarom werd die toren “Kattetoren” genoemd. Nog een andere legende gaat over de heilige Leonardus, de patroonheilige van Aartselaar, die in de 6de eeuw als kluizenaar in Noblac bij Limoges zou geleefd hebben. Om precies te zijn over de rechterarm van die heilige die - als relikwie - in 1465 door Adriaan Sanders, heer van Cleydael, uit Frankrijk werd meegebracht en een ereplaats kreeg in de kerk van Aartselaar. Tijdens de Beeldenstorm werden de kunstschatten uit de Sint-Leonarduskerk in veiligheid gebracht. Zo ook de kostbare relikwie van de heilige en die werd maar meteen goed opgeborgen. Slechts enkelen waren ervan op de hoogte dat de rechterarm van Leonardus naar Cleydael werd gebracht en daar in één der kasteelmuren werd ingemetseld. Jaren later, wanneer de vrede in het land weer hersteld was, waren de getuigen van de inmetseling echter overleden en kon men de plaats, waar de relikwie verborgen werd, niet meer terugvinden. Volgens de legende werden de heilige attributen niet teruggevonden, dus moeten die er nog steeds zijn. En dat Cleydael sindsdien van alle onheil gespaard bleef moet zeker aan de rechterarm van Sint-Leonardus toegeschreven HOBONIA – Legendarische Kastelen
2
Deel 1
worden. Cleydael is dan ook één van de best bewaarde waterburchten in ons land, die ons nog een idee kunnen geven van de feodale toestand van een versterkt kasteel.
Uiteraard bezit legendarisch Cleydael ook een kasteelspook, een prachtig uitgedoste edelman die ‘s nachts luidkrijsend rond het kasteel loopt. Merkwaardig daarbij is het feit dat hij zijn hoofd onder de arm (of in beide handen) vasthoudt. Deze legende is er de oorzaak van dat de kasteeleigenaars tot aan de Tweede Wereldoorlog de grootste problemen hadden om inwonend personeel te bekomen. Wanneer we nu in de geschiedenis van het kasteeldomein Cleydael duiken vinden we - meer dan 500 jaar geleden - een kasteelheer die onthoofd werd, en dit zou wel eens de klepper kunnen zijn die nadien - met zijn afgehouwen, bloederig hoofd onder de arm - rond het kasteel loopt te krijsen. Zijn naam was Cornelis Sanders van Hemessen (= Hemiksem) en hij werd effektief in 1459 onthoofd op bevel van Filips de Goede omdat hij - als bemiddelaar - was opgetreden in het geheime huwelijk van Jakoba van Beieren met Frank van Borselen, de voorman van de “Kabeljauwsen” in de strijd tegen de “Hoeksen”. Iedereen kent Jakoba van Beieren nog van de schoolbanken. Zij huwde in totaal vier maal : eerst met de Franse dauphin, de zoon van koning Karel VI, die echter jong stierf. Dan trouwde zij met de hertog van Gloucester, een broer van de Engelse koning Hendrik V. Wanneer die ook jong overleed was Jakoba voor de tweede maal weduwe en amper 17 jaar oud. Het - gedwongen huwelijk met haar neef, Jan IV van Brabant, werd - na een ingewikkelde echtscheidingsprocedure - ontbonden. In het geheim huwde zij dan met de Kabeljauwse voorman Frank van Borselen, waarna het kersverse koppel op Cleydael onderdak kreeg. Filips de Goede had met Jakoba echter andere plannen op de Europese trouwmarkt. Hij slaagde erin Frank van Borselen verraderlijk gevangen te nemen en stelde Jakoba voor de keuze: de onthoofding van haar gemaal of het verlies van al haar goederen. Jakoba stond liever haar bezittingen af om Frank te behouden, maar die had haar enkel gehuwd om haar eigendommen HOBONIA – Legendarische Kastelen
3
Deel 1
en verliet haar. Eenzaam stierf Jakoba op het slot Teylingen, op 35-jarige leeftijd, aan TBC. Frank van Borselen vond genade, zou het zelfs nog ver brengen op de Europese politieke ladder, maar Filips de Goede bleef onwrikbaar voor de bemiddelaar van het huwelijk. De kasteelheer van Cleydael, Corneel Sanders van Hemessen, werd in 1459 onthoofd op de Antwerpse Grote Markt. En sindsdien loopt Corneel krijsend rond het kasteel Cleydael met het afgehouwen hoofd onder de arm.
HET KASTEEL VAN LAARNE
(provincie Oost-Vlaanderen)
Het kasteel van Laarne behoorde tot de verdedigingsgordel die rond Gent werd opgetrokken. Het werd in 1157 aanzienlijk vergroot maar door een enorme brand zwaar geteisterd in 1385. De eerste eigenaars waren leden van de familie van Laarne, waarna andere belangrijke geslachten, zoals de families van Zottegem, van der Moere, van Vilsteren, de Ribaucourt, enz., elkaar opvolgden. In het begin van de jaren vijftig van vorige eeuw kwam het waterslot in het bezit van de Koninklijke Vereniging der Historische Woonsteden van België, die het bouwwerk op een voorbeeldige wijze liet restaureren. Het kasteel van Laarne is opengesteld voor het publiek en bevat o.a. een schitterende kollektie zilveren gebruiksvoorwerpen. Het is dé belangrijkste privéverzameling van Europa en bevat een groot aantal unieke schatten.
In 1457 werden te Gent grote feesten en toernooien ingericht waarop genodigden uit alle windstreken verzameld waren. Gent zelf had geen mogelijkheden genoeg om het massaal aantal ridders, met hun gevolg, te herbergen waardoor beroep werd gedaan op de kastelen in de omgeving van Gent. Ook Laarne kreeg enkele gasten ingekwartierd. Eén dezer genodigden schrok om twee uur ‘s nachts plots wakker en zag een witte gedaante, met een brandende kaars in de hand, aan zijn ledikant staan. Wijselijk bleef hij stokstijf in zijn bed liggen en toen het spook vermoedde dat de man sliep haalde hij uit een muur een koffer met goudstukken die hij langzaam begon te tellen. Later stopte hij alles weer netjes terug, blies de kaars uit, en verdween rats door een andere muur. Helemaal ontdaan vertelde de logé aan zijn gastheer wat hij die nacht had meegemaakt. Onmiddellijk liet deze de muur openbreken, waarna er een reusachtig fortuin te voorschijn kwam. Wat het spook de volgende nachten deed vermeld de legende echter niet.
HOBONIA – Legendarische Kastelen
4
Deel 1
Het kasteel van Laarne is thans bereikbaar via een vaste stenen brug, maar vroeger was dat een ophaalbrug. Als het donker werd trok men de ophaalbrug op en kon het kasteel niet meer betreden worden. Eertijds gebeurde het regelmatig dat men de kasteelheer het slot zag binnenrijden, waarna de ophaalbrug werd opgetrokken. Ondanks het feit dat de toegang gesloten bleef werd de kasteelheer toch regelmatig ‘s nachts opgemerkt in de omgeving van het kasteel. Voor de boerenbevolking reden genoeg om aan spokerij te geloven, en de vertellingen daarrond waren dan ook niet van de poes. Tijdens de recentste restauratiewerken ontdekten enkele arbeiders in één der torens een stenen draaitrap die in een torenmuur was uitgespaard. Beneden vonden ze een deurtje dat toegang gaf tot een duistere gang die onder de slotgracht doorliep. De meeste oude kastelen, kloosters, enz. bezaten vroeger zo’n onderaardse gang die men - in geval van nood - kon gebruiken als vluchtweg. Zo ook in Laarne, waar de kasteelheer echter niet op de vlucht sloeg, maar waarschijnlijk zijn vertier elders zocht (als er ‘s avonds niets interessants op de TV uitgezonden werd !?). Maar voor de erg bijgelovige plattelandsbewoners stond het als een paal boven water: het spookte in en om het kasteel van Laarne.
KASTEEL VELTWYCK IN EKEREN (provincie Antwerpen) Kasteel Veltwyck of Veltwijckhof, is gelegen in het centrum van Ekeren. Het is een 16de-eeuws omwaterd lusthof dat - naar alle waarschijnlijkheid - gebouwd werd door Aert van Veltwyck. Nadien werd het kasteeldomein eigendom van o.a. de families van Opmeer, de Robiano, de Villegas, de Winter, Kannekens, de Wael en de Potter. In 1929 kocht het Gemeentebestuur van Ekeren het Veltwyckhof aan, waarna het - na de nodige aanpassingswerken - in gebruik werd genomen als gemeentehuis. Met de gemeentefusie van 1983 werd Ekeren bij Antwerpen gevoegd en sindsdien wordt het Veltwyckhof als distriktshuis gebruikt. In het park, achter het Veltwyckhof, staat een keurige afbeelding van Ceres, de Romeinse godin van de oogst en de vruchtbaarheid. Maar het volksgeloof besliste er anders over!
HOBONIA – Legendarische Kastelen
5
Deel 1
Volgens de legende is dit beeld de weergave van een wondermooie (uiteraard) jonkvrouw die vroeger in het kasteel woonde. Zij was verliefd geworden op een doodgewone lakei en dat kon haar vader natuurlijk niet toelaten. De lakei werd ontslagen en dochterlief werd in een klein torenkamertje opgesloten. Zo zou ze wel vanzelf genezen van die bevlieging vond de kasteelheer. Maar de kasteeldochter weende dagenlang bittere tranen en bleef ontroostbaar. Wanneer haar vader niet te vermurwen bleek sprong ze - door wanhoop gedreven - langs het torenvenstertje in de kasteelvijver, waar ze jammerlijk verdronk. De kasteelheer kreeg later wroeging en wilde boeten voor zijn daad. Hij verklaarde dat - ten eeuwigen dage - de jaarlijke Heilige Sakramentsprocessie van Hoogweerdig door het park van Veltwyck moest komen en, op het binnenplein van het kasteel, plechtig worden onthaald. Voor zover men kon nagaan is de processie inderdaad ieder jaar door het park van Veltwyck gekomen. Het torenklokje werd dan geluid en de pastoor gaf - op het binnenplein van het kasteel - de zegen met het Heilig Sakrament. Deze jaarlijke processie werd in 1966 afgeschaft maar in het kasteelpark herinnert het beeld van de wanhopige jonkvrouw nog steeds aan haar triestig einde.
KASTEELRUÏNE MONTAIGLE IN FALAËN (provincie Namen) De indrukwekkende ruïne van kasteel Montaigle bevindt zich in de schilderachtige vallei van de Molignée (een zijrivier van de Maas), op ca. 10 km van Dinant. De naam Montaigle (of Arendsberg) duikt pas in de 14de eeuw op. Daarvóór was deze plaats gekend onder de naam Faing. Het “chastel de Faing” (of kasteel van Faing) was in 1215 eigendom van Gilles de Berlaymont, wiens zoon het kasteeldomein in 1298 verkocht aan Gwyde van Dampierre, graaf van Vlaanderen; graaf van Namen door zijn tweede huwelijk met Isabella van Luxemburg; enz. Diverse malen werd het kasteel belegerd maar telkens tevergeefs; het bleef oninneembaar. Tijdens de oorlogen tussen Hendrik II, koning van Frankrijk, en keizer Karel V, gaf de keizer al zijn leenmannen het bevel om samen te komen in Namen om die stad te verdedigen tegen het oprukkende Franse leger. Zo konden de Fransen de totaal verlaten burcht van Montaigle innemen die ze, op 10 juli 1554, met behulp van tonnen buskruit in de lucht lieten vliegen. Montaigle zou sindsdien en dit tot op vandaag, een ruïne blijven. Maar een burcht als Montaigle kan natuurlijk niet zonder legende en het verhaal dat we optekenden gaat terug tot de tijd dat de familie de Berlaymont eigenaar was van de burcht. Op een stralendwarme dag reed de 20-jarige Gilles de Berlaymont te paard in de bossen rond het HOBONIA – Legendarische Kastelen
6
Deel 1
kasteel. Nabij het plaatsje Bioul ontwaarde hij een adembenemend mooi meisje dat hij sprakeloos bleef aanstaren. Ook bij haar was het liefde op het eerste gezicht. Maar, oh ramp ... zij was Midone, de dochter van de heer van Bioul, en die familie was al meer dan een eeuw de onverzoenlijke vijand van de heren van Montaigle. Stiekum bleven de jongelui mekaar echter ontmoeten tot de heer van Bioul op zekere dag vernam voor wie het hart van zijn dochter zo snel klopte. Onverbiddellijk joeg hij haar het kasteel uit, waar ze nooit meer mocht terugkeren. Midone van Bioul kreeg onderdak in Montaigle waar ze door de kasteelheer vaderlijk werd opgevangen. Enkele dagen later huwden de geliefden in de slotkapel van Montaigle. Toen de heer van Bioul het huwelijk van zijn dochter met de zoon van zijn aartsvijand vernam trommelde hij al zijn vazallen bij mekaar en belegerde de burcht van Montaigle. In de loop van de hevige strijd stond de heer van Bioul plots oog in oog met Gilles de Berlaymont. Op dat ogenblik wierp Midone zich tussen de beide strijders en smeekte hen op te houden met vechten. Blind van woede gaf de heer van Bioul zijn paard de sporen waardoor zijn dochter vertrappeld werd. Ontzet door die daad staakten de soldaten van beide kampen de strijd, maar Gilles stortte zich, als een engel der gerechtigheid op zijn schoonvader en sloeg hem met één wrekende slag het hoofd van de romp. Nadat Gilles het lichaam van zijn geliefde had begraven trok hij vertwijfeld op Kruistocht, waar hij kort nadien sneuvelde. Maar in maanlichte nachten dwaalt de schim van de treurende Midone tussen de restanten van de burcht waar zij, in eeuwige onzekerheid, wacht op de terugkeer van haar gemaal. En dikwijls uit zij een verschrikkelijke wanhoopskreet, verscheurend en luguber, die kreet die zij slaakte toen het paard van haar vader haar vertrappelde.
VERMOEDELIJK UITZICHT VAN DE BURCHT – TITELBLAD VAN “LE CHÂTEAU DE MONTAIGLE” DOOR ALFRED BEQUET
HOBONIA – Legendarische Kastelen
7
Deel 1
KASTEEL VAN MALE IN SINT-KRUIS (provincie West-Vlaanderen) Het kasteel van Male in Sint-Kruis bij Brugge werd voor het eerst vermeld in het jaar 1166 maar zou reeds dateren uit de tijd van de Noormannen. Het slot van Male werd in de 12de eeuw gebouwd - of verbouwd - door Filips van den Elzas, graaf van Vlaanderen. Het kasteeldomein bleef lange tijd eigendom van de Vlaamse graven en één van die kleppers speelt een hoofdrol in de volgende legende. Eén der minnaressen van Lodewijk van Male moest bevallen terwijl de Vlaamse graaf in de Franse stad Nevers verbleef. Via een koerier gelastte hij zijn wettige echtgenote, Margaretha van Brabant, het nodige te doen bij kraambed en doopsel. Margaretha zou echter van de gelegenheid gebruik gemaakt hebben om zich te wreken op de jeugdige geliefde van haar gemaal. Zij liet het zwangere meisje ombrengen en begraven op het verste punt van het kasteelgoed, nabij de grens met Vijve. Toen Lodewijk het gebeurde vernam was hij woedend. In overleg met zijn schoonvader, Jan III, hertog van Brabant, werd de gravin, met een klein gevolg, overgebracht naar het oude graafschap Rethel. Op een landgoed, genaamd Château-Regnault, op 12 km van Mezières (dat aan Lodewijk van Male toebehoorde) werd Margaretha van Brabant opgesloten en dit tot aan haar dood in 1380, zonder dat Lodewijk van Male nog naar haar omkeek. Maar het zwangere meisje had de kasteelbewoners van Male vervloekt. Telkens als het hard waait zet haar wraakgierige geest één stap in de richting van de burcht. Ieder jaar wordt de afstand, stap na stap, kleiner en op het ogenblik dat de geest de omwallingsgracht zal bereiken zal het kasteel van Male in gruizelementen uiteenvallen. Want zo wil het de legende !
MALE NAAR SANDERUS, 1735 In Male was er vroeger ook een onderaardse gang (en misschien is die er nu nog), die het oude slot verbond met een kelderruimte onder de Heilig-Bloedkapel op de Burg in Brugge. Maar deze onderaardse gang had wel iets speciaals want, volgens de legende, woonde daar een afzichtelijke en bloeddorstige draak. Hoe dat ondier in die gang was verzeild geraakt wist niemand, misschien was hij verdwaald als jong draakje en in die gang terechtgekomen - wie weet ? Maar dat bracht mee dat de vluchtweg tussen Male en Brugge niet meer kon gebruikt worden, want al wie zich in de gang waagde werd terstond door de draak in stukken gereten en met huid en haar verslonden. De rechters in Brugge waren slimme rechters en zij hadden iets bedacht waarbij de HOBONIA – Legendarische Kastelen
8
Deel 1
draak hen een handje kon toesteken. Alle misdadigers die ter dood werden veroordeeld konden hun leven redden door in de gang af te dalen en wanneer ze de draak konden verslaan waren ze vrij. Als de draak echter zegevierde waren ze dood, maar dat waren ze anders toch ook geweest. Zo moest de stadsbeul geen terechtstellingen uitvoeren (wat goed was voor de stadskas) en de draak, die zijn honger had gestild, hield zich een tijdje gedeisd. Op zekere dag werd Joris Kuijne, een Brugs poorter, ter dood veroordeeld. Tijdens een herbergtwist had hij zijn vriend Adriaen Bats een flinke opdonder gegeven. Die sloeg achterover, met zijn hoofd op de hoek van een tafel, en was op slag dood, morsdood. Joris Kuijne werd veroordeeld, zuchtte in de kerker en bad tot zijn patroonheilige Sint-Joris, want die had verstand van draken. Na zeven dagen riep hij de cipier en verklaarde zich bereid om het tegen de draak op te nemen. Als attributen (want iedereen mocht kiezen op welke wijze hij de draak wilde overwinnen) koos Joris een oud harnas, een pot lijm, een aantal kapotte spiegels en een fakkel. Daar keek de cipier wel vreemd van op, maar na overleg met de rechters kreeg Joris zijn zin en werden deze “verschrikkelijke wapens” in zijn kerker gebracht. Joris lijmde alls spiegelscherven op de voorkant van het oude harnas en, na nog een nachtenlang gebed met Sint-Joris, was het zover. De cipier opende de zware metalen deur met de schurende scharnieren en sprong onmiddellijk vijf stappen achteruit. Met de brandende fakkel in de hand stapte Joris in de duistere gang. Enkele tientallen meter verder zag hij de draak - die mensenvlees had geroken - al komen aanrennen, zwiepend met zijn staart en met breed opengesperde neusgaten waar groene rookwolkjes uitkronkelden. Kssj ! Kssj ! riep Joris en hief de brandende fakkel voor zich uit. Door het licht van de fakkel zag de draak zichzelf plots honderdvoudig weerspiegeld in de vele spiegels op het harnas en vreesde dat hij voor een heel drakenleger stond. IJlings keerde hij zich om, stormde kermend en vuurspuwend de gang uit en verborg zich in de bossen van het kasteeldomein van Male. Daar zit hij nog steeds, maar iedereen die in dit bos gaat wandelen moet maar Kssj ! Kssj ! roepen, waarna de gevreesde draak uit schrik zelfs een konijnenpijp zou inkruipen. Maar Joris was gered en weer een vrij man en het gezegde dat een gebroken spiegel zeven jaar ongeluk brengt ging voor hem zeker niet op.
GESTELHOF IN GESTEL (provincie Antwerpen) Gestel, eertijds de kleinste gemeente in de provincie Antwerpen en ook de minst bevolkte, werd in 1965 bij Berlaar gevoegd. Het kleine Gestel kan echter prat gaan op twee historisch belangrijke kastelen: Rameyen en Gestelhof. Het Gestelhof hoorde in 1312 toe aan Egidius van Ghestelle en latere eigenaars waren o.a. de families van Blaesveld, van Dale, de Berghes, Le Grelle en de Biolley. Emma Le Grelle, dochter van Karel-Pieter Le Grelle, trad in het huwelijk met Karel-Frederik, baron van Bieberstein Rogalla Zawadski, een telg uit een oud Pools riddergeslacht, dat al vóór het jaar duizend adeldom verkreeg. Oorspronkelijk voerde die familie een wapenschild met de horen van een hert, maar later kwam daar een buffelhoren bij en daar wordt het volgende verhaal over verteld. In 1109 streed Frederik, baron van Bieberstein, aan de zijde van de Poolse koning Boleslauw III Kryzwousty, HOBONIA – Legendarische Kastelen
9
Deel 1
tegen de Pruisen. Na een zware veldslag, terwijl iedereen - naar best vermogen - trachtte te rekupereren van de inspannende strijd, brak er plots een wilde buffel uit het naburig woud en stormde briesend op de onthutste ridders af. Baron Frederik van Bieberstein sprong onvervaard voor het wilde dier, greep de buffel bij één der horens en wrong met bovenmenselijke kracht de kop van het dier naar beneden, totdat de horen, tegelijk met een deel van de schedel, afbrak. Om deze heldendaad te vereeuwigen verleende de Poolse koning de baron de toelating zijn wapen te tooien met een buffelhoren.
BURCHTRUÏNE CREVECOEUR IN BOUVIGNES (provincie Namen) De ruïne van kasteel Crèvecoeur staat op een hoge rots boven Bouvignes-sur-Meuse, schuin tegenover Dinant, dat aan de andere zijde van de Maas is gelegen. Tussen Bouvignes en Dinant woedde een jarenlange oorlog omdat Dinant tot het prinsbisdom Luik behoorde en Bouvignes in het graafschap Namen lag. Om de haverklap stonden de inwoners van beide plaatsen gewapenderhand tegenover mekaar en regelmatig vloeide er bloed aan de stadswallen. Het was dan ook onbegrijpelijk dat men in 1965 besliste om Bouvignes bij Dinant te voegen. Prompt werd er aan het vroegere gemeentehuis van Bouvignes een gedenkplaat bevestigd met de tekst : “Bouvignes restera Bouvignes” als protest tegen deze stupide beslissing.
CREVECOEUR IN 1690 DOOR DE CHASTILLON Het kasteel van Bouvignes werd reeds in de 9de eeuw door de Noormannen vernield, maar zou tot in de 18de eeuw - een belangrijk militair bolwerk blijven. De geschiedenis van Crèvecoeur vermeldt ook een legende die waarschijnlijk teruggaat tot in 1554, het jaar waarin Hendrik II, koning van Frankrijk, de burcht belegerde.
HOBONIA – Legendarische Kastelen
10
Deel 1
Tussen de getrouwen die de vesting verdedigden bevonden zich drie jonge ridders, vergezeld van hun jonge en mooie echtgenotes. De edele dames weken niet van de zijde van hun krijgshaftige gemalen en maakten zich verdienstelijk door het aanreiken van munitie, het verzorgen van de gewonden en het uitdelen van voedsel en drank. Op het einde van de veldslag vielen de drie ridders dodelijk getroffen onder het Franse geschut. Liever dan door de overmachtige overweldigers te worden gevangen genomen en de prooi te worden van de brutale Franse huurtroepen, stortten de drie edelvrouwen zich, onder de verbaasde ogen van de aanvallers, hand in hand vanaf de kasteelwallen in de diepte. Van toen af werden regelmatig drie schimmen tussen de ruĂŻnes van de oude burcht waargenomen, die hand in hand zacht weeklagend rondzweven. Verschillende dichters bezongen deze gebeurtenis in roerende ballades en ook diverse schilders vonden in deze legende inspiratie voor een groot aantal schilderwerken.
HOBONIA – Legendarische Kastelen
11
Deel 1
LEGENDARISCHE KASTELEN Paul Arren KASTEEL DE RENESSE IN OOSTMALLE (provincie Antwerpen) Na de verwoesting van de 15de-eeuwse burcht van Oostmalle - in 1542 door de Gelderse veldheer Maarten van Rossem - bouwde Jean de Renesse, op de grondvesten ervan, een nieuw en groots kasteel. In de 17de eeuw verkoos de familie de Renesse het Limburgse kasteel van ‘s-Herenelderen als konstante verblijfplaats, waardoor hun kasteel in Oostmalle onbewoond bleef en langzaam aftakelde. Uiteindelijk werd het in 1793 volledig ontmanteld. De oude bijgebouwen, de vroegere woning van de schout en het dienstpersoneel, werden in 1830 verbouwd tot een statig landhuis en nogmaals aangepast in 1920, door graaf Maximiliaan de Renesse, tot een volwaardig grafelijk verblijf met een imposante Sint-Joristoren. Dit kasteel werd in 1941 door een luchtaanval zwaar beschadigd en ook de tornado, die in 1967 het centrum van Oostmalle grotendeels verwoestte, spaarde het kasteel niet. In 1973, na het overlijden van graaf Thierry de Renesse, burgemeester van Oostmalle, bleef het kasteel opnieuw onbewoond. Het kasteeldomein werd gedeeltelijk eigendom van de gemeente en deels van de Vlaamse Gemeenschap. Het beheer, de restauratie, het organiseren van tentoonstellingen en kulturele aktiviteiten, enz., werden toevertrouwd aan de v.z.w. Domein de Renesse, een vereniging die al schitterend werk leverde ! Dat er rond het oude slot van Oostmalle, dat zovele jaren door iedereen verlaten was, legendes verteld worden zal niemand verbazen. Merkwaardig is het feit dat er zelfs een verhaal vertelt wordt dat zich in onze dagen afspeelde. De laatste tram nr. 40 die Oostmalle aandeed, vooraleer het trajekt AntwerpenOostmalle door bussen werd gereden, zou vlak vóór het kasteel ontspoord zijn, waarna het rijtuig in de warande van de waterburcht verdween. De tram werd niet meer teruggevonden, maar hij was soms, in heldere nachten, heel duidelijk in de lucht boven het kasteel waar te nemen. In een oudere legende in verband met het kasteel van Oostmalle, speelt een kasteelaapje de hoofdrol. In de 18de eeuw was het de gewoonte dat de adellijke dames, in plaats van een schoothondje te vertroetelen, een aapje hielden. Met hun aapje gingen ze regelmatig wandelen, of het diertje verlustigde het gezelschap binnenshuis met zijn gekke fratsen. Nu zou er zulk een aapje in het - toen verlaten en vervallen slot van Oostmalle zijn achtergebleven, waarschijnlijk toen een edele Renessedame met enkele vriendinnen nog eens naar het kasteel was komen kijken. Toen
HOBONIA – Legendarische Kastelen
12
Deel 2
de koets weer richting Limburg reed was het aapje in het kasteel van Oostmalle achtergebleven. Het dartelde door de zalen en doolde door de vele gangen, maar kon maar niet begrijpen waarom het geen eten kreeg. Door zijn luid gekrijs en zijn onvoorziene verschijningen aan de kasteelvensters, gaf het diertje al vlug aanleiding tot allerlei spookvertelsels en werd de omgeving van het kasteel taboe voor de dorpelingen. Toen het klachten begon te regenen bij de parochieherder besliste deze dat er aktie moest ondernomen worden om de “duivel” uit het kasteel te verdrijven. Vanop de preekstoel deed de pastoor beroep op enkele moedige mannen die hem moesten vergezellen naar het “spookslot” om de boze geest voor altijd te verjagen. Op het vastgestelde uur zette de stoet zich in beweging. Kruis- en vlaggedragers voorop, gevolgd door de pastoor met de paternoster in de hand; de onderpastoor met de wijwaterkwast; de koster met het wijwatervat en een hele schare moedige dorpelingen, gewapend met zeisen, stokken en bijlen. Het is net een leger dat door de kasteelpoort het neerhof optrekt; de klompen trappelen over de dansende ophaalbrug, waarvan de kettingen strak gespannen staan onder het gewicht van de opeengepakte en angstige dorpelingen. Aan de ingang van het oude slot wordt halt gehouden. De pastoor opent het exorcimusboek en begint de gebeden. De onderpastoor duwt de wijwaterkwast diep in het wijwatervat en de eerste besprenkelingen zijn pas begonnen of daar verschijnt, vanuit een donkere gang, plots een springende en krijsende gedaante. “Het spook !”, roept iemand verschrikt en in paniek ontvluchten de dorpelingen de plaats des onheils, achternagezet - en misschien nog voorbijgestoken - door de geestelijkheid, alles achterlatend wat ze bij zich dragen. Buiten de grachten wordt halt gehouden en adem geschept, en plots komt daar het hongerig aapje aanspringen met de wijwaterkwast in de poot. De nog van hun schrik bekomende Oostmallenaren staan met beteuterd gezicht dit “spook” aan te staren, tot ze - de ene na de andere - beginnen te lachen, te lachen, dat de tranen over de wangen en de dorpelingen over de grond rollen. “Pure onzin of louter fantasie” vertelde wijlen graaf Thierry de Renesse, en ook dat verhaal van die vliegende tram is “uit de lucht gegrepen”. Maar wat zijn familie meemaakte in het kasteel van Oostmalle, die slepende voetstappen en dat gedempte praten waarvan men ‘s nachts wakker schrok, dat was geen fiktie maar pure werkelijkheid. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had een Duits officier een tijdje alleen op het kasteel vertoefd met een meisje uit Antwerpen. Toen de Duitse overheid daar weet van kreeg werd bewuste officier onmiddellijk naar het front overgeplaatst. De verliefde officier lapte dit bevel echter aan de spreekwoordelijke laars, maar toen er strengere orders kwamen en hij geen uitkomst meer zag pleegde hij, samen met zijn geliefde, zelfmoord. Enkele jaren later hoorden de kasteelbewoners voortdurend voetstappen in de kasteelgangen en ook gedempt fluisteren, maar ze spraken er met niemand over. Rond 1930 bleef één hunner gasten de nacht doorbrengen op het kasteel en ‘s nachts was deze man ook wakker geschrokken van het rumoer op de blijkbaar verlaten gangen. ‘s Morgens bij het ontbijt vertelde hij zijn ervaring en toen ging graaf Thierry de Renesse abbé Theodoor De Molder (1882-1947), pastoor te Oostmalle, van het voorval op de hoogte brengen. De dorpspastoor, in zijn diepe godsvrucht, was er eveneens van overtuigd dat het spookte in het slot. De geluiden, die men voortdurend ‘s nachts hoorde, werden waarschijnlijk veroorzaakt door de geesten van de geliefden, die geen rust konden vinden. Er werden ook enkele pendelaars op het kasteel ontboden, maar ook zij konden de geesten niet verjagen. Uiteindelijk stapte de grafelijke burgemeester naar de abdij van Westmalle en ontbood hij de trappistenpaters op zijn kasteel. Die droegen enkele missen op met speciale intentie en van toen af bleven de voetstappen - en andere geluiden - die men ‘s nachts hoorde voorgoed weg.
KASTEEL CORTEWALLE IN BEVEREN (provincie Oost-Vlaanderen) Het 15de-eeuws waterslot Cortewalle (een verbastering van “Court te Walle” = “Hof ter Walle”), staat in Beveren-Waas, aan de linkerzijde van de N 70, de oude baan van Antwerpen naar Gent.
HOBONIA – Legendarische Kastelen
13
Deel 2
Kasteel Cortewalle was eigendom van invloedrijke families: Triest, Goubau en de Brouchoven de Bergeyck, totdat het in 1966 eigendom werd van de gemeente Beveren en het een administratieve en kulturele bestemming kreeg. Van de eerstgenoemde familie, die waarschijnlijk Cortewalle bouwde, bestaat er een legende, die teruggaat tot de 16de eeuw en waarin ook een kasteelaapje een hoofdrol speelde. Antoon Triest, vijfde van zeven kinderen van ridder Filip Triest en van Maria van Royen zag het levenslicht te Beveren in 1577. Op zekere dag lag de baby in zijn wieg te slapen en had de voedster de kinderkamer even verlaten. Tijdens haar afwezigheid was een aapje, dat men als huisdier in de familie vertroetelde, ongemerkt tot bij de wieg geraakt, had de slapende baby eruit genomen en was ermee naar buiten gelopen. Even later was de kindermeid in de kinderkamer teruggekeerd waar zij, tot haar ontzetting, een lege wieg aantrof en onmiddellijk alarm sloeg. Dat de baby al meteen zelf was weggelopen kon natuurlijk niet, dus alle huisgenoten in paniek door het kasteel rennen, totdat men een baby hoorde wenen, een geluid dat van buiten het kasteel kwam. Iedereen naar buiten - het was gelukkig een stralendwarme dag - en vanop het grasperk vóór het kasteel kon men de baby beter horen en ook zien ..... in de armen van de kasteelaap bovenop het dak van het kasteel. Vertwijfeld probeerden familieleden en dienstpersoneel het aapje aan te sporen om weer naar beneden te komen maar alle moeite bleef tevergeefs. De aap bleef zitten en de baby bleef huilen. Toen zag men hoe de vreemdsoortige kinderdief de schreiende kleine probeerde te sussen door - zoals hij de kindermeid al dikwijls had zien doen - hem in de armen heen en weer te wiegen. Dit ziende kreeg de meid een briljant idee. Ze stormde het kasteel binnen en kwam teruggedraafd met de lege wieg die ze op het grasperk zette. Dan deed ze net alsof ze een baby voorzichtig in het wiegje legde en dat inspireerde het aapje om naar beneden te klauteren en Antoontje Triest - tot ieders opluchting heelhuids weer in de wieg te leggen. Een geschiedschrijver uit de 19de eeuw zag in het feit dat de kleine Triest, als baby al zo hoog geraakte, de voorbode van de hoge positie die Antoon Triest later zou bekleden. Hij werd in 1616 (de vijfde) bisschop van Brugge en in 1622 (de zevende) bisschop van Gent. In het werk “Het district Sint-Nicolaas” uit 1825 door A. van den Bogaerde staat vermeld dat een kamenierster haar meesteres, Maria Triest, op de stenen trappen van kasteel Cortewalle doodstak, terwijl haar broer, bisschop Antoon Triest, zich in de onmiddellijke nabijheid bevond. Antoon had echter maar één zus, die haar broer verschillende jaren overleefde, en dus zeker niet in zijn bijzijn kon vermoord zijn. In werkelijkheid betrof het hier Maria-Jacqueline Triest, dochter van Antoon’s oudste broer Nicolaes Triest, die door haar meid in 1655 werd vermoord in het bijzijn van Antoon Triest. De Gentse bisschop, die 81 jaar oud werd, voorzag een rente van “200 ponden groote ‘s jaers”, voor de drie weeskinderen van zijn nicht, die zo ongelukkig om het leven kwam.
KASTEEL BEVERBROECK IN BEVEREN (provincie Oost-Vlaanderen) Het oudste kasteel van Beveren, genaamd Beverbroeck, stond op de Singelberg, een grote heuvel op ca. 2 km van het gemeentecentrum verwijderd. Van die burcht, die eertijds deel uitmaakte van de verdedigingsgordel rond Antwerpen, is niets meer te bespeuren. Volgens de legende bestond er een onderaardse, gemetselde gang vanuit dit kasteel tot in de kerk van Beveren, een soort ontsnappingsroute wanneer er onheil dreigde. Maar niemand durfde een voet in die gang zetten, want die werd bevolkt door angstaanjagende, venijnige wezens, die alle indringers meteen verscheurden. Op zekere dag kwam er een arme Italiaanse vioolspeler in de gemeente en die wedde dat hij in de gang kon afdalen en heelhuids terugkeren, omdat hij het ongedierte kon betoveren met zijn vioolspel. HOBONIA – Legendarische Kastelen
14
Deel 2
Iedereen stroomde nieuwsgierig toe en de violist kroop in de duistere gang. Hij speelde op zijn viool en iedereen kon vanop de Kasteeldreef de vorderingen van de muzikant volgen, die inderdaad schitterende klanken uit zijn instrument haalde. Aan de Halve Dreef hield de muziek echter plotseling op en alle aanwezigen waren ervan overtuigd dat de verschrikkelijke wezens de violist hadden opgepeuzeld. En inderdaad, de man met de viool is sedertdien nooit meer te zien geweest. Op een heldere nacht, lang geleden, keerde een landman door Beveren-polder van de reis huiswaarts. Vermoeid zette hij zich even te rusten nabij de puinen van het voormalig burchtslot Beverbroeck. Eensklaps hoorde hij een smartelijk gebleir en zag achter zich een pas geboren bokje. “Arm diertje, hoe ligt gij hier zo verlaten !” dacht hij en vol medelijden nam hij het bokje op zijn rug en trok huiswaarts via de lange Kasteeldreef. Naarmate de pachter echter voortstapte vergrootte het dier zienderogen en amper had hij enkele honderden meter weg afgelegd of het bokje had reeds de grootte van een kalf bereikt. De arme pachter stapte angstig voort, terwijl de bok steeds zwaarder en zwaarder werd, en zweette zo erg dat het langs alle kanten van zijn lijf liep. Halverwege de dreef staken de voorste poten van de bok hoog boven het hoofd van de zwoegende drager en sleepten zijn achterpoten over de grond. Met de doodsangst op het lijf strompelde de arme man verder tot hij plots - in de verte achter zich - een stem hoorde die krachtig, als door een hoorn, riep: “Waar gaat ge naartoe ?”. De pachter sidderde over zijn hele lichaam en weer verhief zich de stem: “Waar gaat ge naartoe ?”. Waarop de bok plots met hol gebrul antwoordde: “Ik ga niet, hij draagt mij ...”. Nu liet de drager plotseling zijn zware last vallen, vloog als de wind huiswaarts en viel halfdood van schrik in de armen van zijn echtgenote. De goede man was beetgenomen door Kludde, een kwelgeest die verschillende gedaanten kon aannemen en op de rug van eenzame reizigers sprong om zich een tijd te laten meedragen.
KASTEEL SOLVAY IN TERHULPEN (provincie Waals-Brabant) Kasteel Solvay, in de gemeente Terhulpen (La Hulpe), staat middenin een groot domein van 220 ha. Het kasteel werd recent gebouwd, namelijk in 1841, door Maximilien, markies de Béthune. In 1871 werd het kasteeldomein verkocht aan Antoine-Ferdinand de Roest d’Alkemade (1832-1909), telg uit een heel gelovige familie. Hij liet zelfs op zijn domein een grot oprichten, een kopie van de grot in de nabijheid van Lourdes, waar Bernadette Soubirous (1844-1879) in 1858 visioenen van de H. Maagd kreeg. Ook de grot in Ter Hulpen trok vele pelgrims. Het kasteeldomein werd in 1893 eigendom van Ernest Solvay (1838-1922), uitvinder van een proces voor het maken van soda, een vondst waarop hij in 1861 patent kreeg en waardoor hij schatrijk werd. In de verkoopakte werd vastgelegd dat de “Lourdes-grot” en de toegangsweg van de straat tot aan dit heiligdom eigendom bleven van de verkoper en dat de koper pelgrims moest toelaten. Ernest Solvay respekteerde de wens van de gelovigen, maar overtuigd liberaal die hij was, stoorde het hem wel op de weg naar zijn kasteel gehinderd te worden door de vele pelgrims. Daarom liet hij een nieuwe weg aanleggen - evenwijdig met de bestaande weg - die alleen door hemzelf, zijn familie en bezoekers, mocht gebruikt worden. Even vóór W.O. I verkochten de erfgenamen van Antoine de Roest d’Alkemade ook dit laatste stukje kasteelgoed aan Ernest Solvay. Onmiddellijk stond deze de grot af aan de parochie van La Hulpe met HOBONIA – Legendarische Kastelen
15
Deel 2
het dringende verzoek deze zó vlug mogelijk te verwijderen ! Steen voor steen werd de grot gedemonteerd en overgebracht naar een plaats op 100 m van de kerk van La Hulpe, waar ze nog steeds een ontmoetingsplaats is voor talrijke pelgrims. Nog op het kasteeldomein werd, op een heuvel, een belvédère gebouwd, bereikbaar via een steile trap van 100 treden, die samen 100.000 kg wegen en op een voetstuk staan van 40.000 kg. Op het dak van dit belvédère staat een stenen oriënteringstafel. De opkomende zon staat pal op de voorgevel van het kasteel, maar daar was de kleinzoon van de bouwer niet gelukkig mee, want zijn slaapkamer bevond zich aan de achterzijde van zijn woonstede. Enkele honderden meter achter het kasteel liet hij een 36 meter hoge obelisk oprichten, waarop een grote vergulde zon van 5 meter diameter, bekroond met 16 vlammende stralen, werd gemonteerd. Wanneer nu de zon ‘s morgens opkwam scheen zij op haar kunstmatig evenbeeld en kon de kasteelheer toch van de zon genieten terwijl hij nog in bed lag. In 1968 schonk Ernest-John, graaf Solvay de La Hulpe (1895-1972), kleinzoon van de beroemde uitvinder, het kasteeldomein aan de Belgische Staat op voorwaarde dat het domein in zijn geheel bewaard zou blijven en het kasteel een kulturele bestemming zou krijgen. Bij de splitsing der gewesten kwam het kasteeldomein aan het Waalse gewest. Het domein werd voor het publiek opengesteld en een groot aantal verenigingen vond een onderkomen in het kasteel.
KASTEEL HORST IN SINT-PIETERS-RODE (provincie Vlaams-Brabant) Kasteel Horst, nabij Aarschot gelegen, dateert waarschijnlijk uit de 13de eeuw en was toen eigendom van de heren van Rode. Nadien kwam het in handen van bekende adellijke families zoals van Busleyden, van Schoonhoven, de Rubempré, de Merode en de Hemricourt de Grunne. Een legende, aan dit kasteel verbonden, gaat terug tot de laatste heer van het geslacht Rode. Deze man had al een erg avontuurlijk leven achter de rug en had verre reizen, vooral naar het Oosten, ondernomen. Op zijn laatste reis had hij een Oosterse prinses ontmoet en was met haar gehuwd. De jonge vrouw vergezelde haar reeds bejaarde gemaal naar zijn geboorteland en het echtpaar nam zijn intrek in het kasteel van Horst. De jonge kasteelvrouw, die onze taal niet sprak, had veel moeilijkheden om zich verstaanbaar te maken wanneer haar echtgenoot niet aanwezig was. Een enorme hulp vond ze bij de vriendelijke kapelaan die dagelijks in het slot aanwezig was voor de kerkdiensten in de slotkapel. De kapelaan en de kasteelvrouwe konden goed met mekaar opschieten en de geestelijke verklaarde zich bereid om haar de taal van de streek te leren. Op zekere dag, toen de heer van Rode deelnam aan een jachtpartij, werd op het kasteeldomein Horst een stroper op heterdaad betrapt en gevangengenomen. Normaal gezien was dit een misdrijf dat hem het leven zou kosten. De stroper had trouwplannen en zijn verloofde kwam de kasteelvrouwe om HOBONIA – Legendarische Kastelen
16
Deel 2
genade smeken voor haar aanstaande man. Met de hulp van de kapelaan begreep de edele dame de toestand en zij schonk de stroper genade. Uiteraard werd afgesproken het gebeurde te verzwijgen voor de kasteelheer, die waarschijnlijk geen genade zou verleend hebben. Enige tijd later reden de heer van Rode en zijn echtgenote, vergezeld van de kapelaan, per koets naar het kasteel van Heverlee toen ze onderweg werden opgehouden door een bruiloftsstoet. Toen de koets stapvoets het gezelschap passeerde wierp de bruid haar bruidsboeketje op de schoot van de edelvrouwe die heel verrast in de bruidegom de stroper herkende die zij gratie had verleend. Ook de kapelaan herkende het jonge bruidspaar maar toen hij iets wilde zeggen deed de kasteelvrouwe diskreet teken om te zwijgen. De oude ridder had echter de gebarentaal opgemerkt en, vreselijk jaloers als hij was, vermoedde hij dat er meer was tussen zijn echtgenote en de geestelijke. Plotseling trok hij een dolk en stak, waanzinnig van woede, de kapelaan neer die zieltogend in de koets wegzakte. Vol afgrijzen viel de kasteelvrouwe bewusteloos neer en toen ze de ogen weer opende was zij krankzinnig geworden. Korte tijd nadien overleed ze. Haar echtgenoot moest al vlug vaststellen dat hij zich schromelijk vergist had. Hij ontsloeg al zijn personeel en bleef, vervolgd door vreselijke visioenen, als een eenzaat achter in het gure slot. En daar stierf hij, volledig in afzondering, zonder nakomelingen. Sindsdien vertrekt er - enkele keren per jaar rond middernacht - een koets, getrokken door zes zwarte paarden, vanuit het in puin liggende pershuis achteraan het kasteelpark. De grote koets dondert in volle snelheid door de Lindenlaan en verdwijnt in de vestingtoren van het kasteel. Onheilspellende lichtflitsen dansen aan de smalle torenvensters en men hoort, tot ver buiten de slotgracht, hels gebrul en het rammelen van zware ketens. Een uur later raast de koets opnieuw de ophaalbrug over om via de Lindenlaan te verdwijnen in de puinen van het oude pershuis.
KASTEEL LE PONT D’OYE IN HABAY-LA-NEUVE (provincie Luxemburg) Habay-la-Neuve, op 14 km van Aarlen (Arlon), ligt aan de Rulles, een zijrivier van de Semois. Dit gewest werd vanaf de 13de eeuw welvarend door de oprichting van talrijke ijzergieterijen. Ook Le Pont d’Oye (vroeger “IJzergieterijen van Anlier” en “Pont d’Anlier” genoemd) was - reeds vanaf de middeleeuwen - aktief in deze branche. De, in verval geraakte, smederijen van Le Pont d’Oye werden in de 16de eeuw overgenomen door Pierre du Moustier uit Chimay, die de plaatselijke industrie opnieuw leven inblies en tot welvaart bracht. De uitgestrekte bossen leverden het hout en de Rulles, met haar sterk verval, zorgde voor de aandrijfkracht. De ijzergieterijen en -smederijen zorgden ervoor dat dit uithoekje van de Ardennen echte voorspoed kende. Het geheel (adellijk landgoed, de ijzergieterijen, smederijen, hoogovens, enz.) kwam door erfenis in handen van Charles-Christophe, baron du Bost-Moulin, heer van Esch-sur-Sûre; enz., waardoor deze HOBONIA – Legendarische Kastelen
17
Deel 2
jongeman in één klap één der rijkste en aanzienlijkste personen van de hele provincie werd. Zijn fortuin en bezit breidden zich steeds verder uit en in 1742 trad hij in Gerbevilles, Frankrijk, in het huwelijk met Louise-Marie, markiezin de Lambertye, dochter van een vooraanstaand generaal onder Stanislas Leszczynski, koning van Polen. Markiezin de Lambertye was één der elegantste hofdames aan het hof van de Poolse vorst (die naar Frankrijk was gevlucht na een staatsgreep, maar later weer koning van Polen zou worden) en om haar schoonheid overal geroemd. Eenmaal getrouwd verliet zij het kasteel van Luneville in Frankrijk, waar zij verbleef, en volgde haar echtgenoot naar Luxemburg. Baron du Bost-Moulin liet in Habay-la-Neuve - speciaal voor zijn jonge en beelschone echtgenote een weelderig kasteel bouwen, op de grondvesten van een oude burcht. Meteen maakte de jonge markiezin van haar nieuw kasteel Le Pont d’Oye een echt prinselijk verblijf. Zij organiseerde er schitterende feesten en rijkelijke recepties en iedereen die naam had op het gebied van literatuur en kunst kon op haar gastvrijheid rekenen. Le Pont d’Oye werd een galant centrum dat bekendheid verwierf tot ver over de grenzen van Luxemburg.
De kasteelvrouwe liet de vrije loop aan haar dolste fantasieën. Zo liet zij ontvlambare stoffen in het water gieten - waar ze dan het vuur aanstak - om ‘s avonds de vijvers te verlichten. Bij feestmalen werden de gasten bij het dessert uitgenodigd zelf hun vruchten te plukken, vruchten die gekonfijt en met suiker bestrooid in de bomen waren opgehangen. Al haar paarden waren met puur zilver beslagen en zij droeg de kostbaarste gewaden, die speciaal voor haar gemaakt werden. Maar dergelijke levensstijl kost geld ... héél veel geld ! Het “onuitputtelijke” fortuin van baron du Bost-Moulin slonk als ijs voor de zon, totdat uiteindelijk alles opgefeest was. Erger nog, om zijn talrijke schuldeisers te kunnen voldoen zag de baron zich verplicht al zijn bezittingen te verkopen. Er bleef de - nu arme - markiezin niets anders over dan de herinnering aan de weelderige jaren van weleer, toen ook - na al haar vrienden - haar echtgenoot haar in de steek liet. Hij vond werk als meestergast in een ijzergieterij die eens zijn eigendom was en zij ging bij één van haar vroegere dienstmeisjes inwonen. Op een koude winternacht keerde zij alleen naar het kasteel, dat eens haar residentie was en dat er nu volledig verlaten bijlag, terug. De deur van één der paardestallen was waarschijnlijk de énige deur die zij kon openkrijgen. Het was in die paardestal dat men haar later vond, gestorven van de koude. Maar regelmatig wordt er ‘s nachts in het park een zwevende gedaante opgemerkt, gekleed in satijn en brokaat en bekleed met de mooiste juwelen, gezellig keuvelend met één van haar (nu onzichtbare) vrienden-bewonderaars van vroeger, zoals Voltaire b.v., die een graaggeziene gast was in Le Pont d’Oye. HOBONIA – Legendarische Kastelen
18
Deel 2
KASTEEL BEAUVOORDE IN WULVERINGEM (provincie West-Vlaanderen) In 1971 werden Wulveringem en het aangrenzende Vinkem samengesmolten tot een nieuwe gemeente die de naam van het waterslot meekreeg: Beauvoorde en die gemeente werd in 1977 bij Veurne gevoegd. Voor zover bekend is het kasteel Beauvoorde ingeplant op de plaats waar de Saksische ridder Wulfridus een hoeve bezat. Dit slot werd in de loop der tijden enkele malen ingenomen en platgebrand, maar telkens heropgebouwd. Onder de vele eigenaars noemen we de families de Crane, van den Bampoele, de Bryarde en van Tieghem. In 1875 werd het sterk gehavende waterslot aangekocht door ridder Arthur Merghelynck (1853-1908), die het slot heropbouwde en legateerde aan de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde te Gent. Kasteel Beauvoorde is nu een museum en biedt in een rijk, voornamelijk 17de-eeuws interieur, kostbare kollekties antiek, meubilair, schilderijen, enz., en is een bezoek overwaard.
In de 11de eeuw bewoonden twee nobele zussen het kasteel Beauvoorde. Eén van hen liet de kerk van Wulveringem oprichten, waardoor zij een vérstrekkende bekendheid kreeg; zij werd om haar edelmoedigheid alom geprezen en als voorbeeld gesteld. Dat wekte afgunst op bij haar zus die, om ook in de belangstelling te komen, besloot om eveneens een kerk te bouwen. De plaats waar die kerk moest komen liet zij door het lot én de wind bepalen. Zij nam een ridder mee naar de top van de hoogste donjon van het kasteel (volgens sommige bronnen vanop de kerktoren) en, daar aangekomen, nam zij de boog van haar dienaar en vroeg hem een pijl. Met een enorme krachtinspanning spande ze de boog tot het uiterste en joeg de pijl door de lucht. Daar waar het projektiel was terechtgekomen - besliste zij - moest de nieuwe kerk opgericht worden. Met de woorden “vind hem !” gaf zij de ridder opdracht om in het uitgestrekte bos de pijl te gaan zoeken. Na een lange zoektocht werd de pijl uiteindelijk gevonden bij een hoge boom. Op staande voet werd begonnen met de bouw van een kerk, waarrond al onmiddellijk een kleine nederzetting groeide. Dit gehucht kreeg de naam “Vindhem” wat later Vinkem werd. De kerk van Vinkem (thans een deelgemeente van Veurne) ligt op meer dan 1 km van de kerk van Wulveringem verwijderd. Maar het was dan ook een krachtig schot !
HOBONIA – Legendarische Kastelen
19
Deel 2
KASTEEL VAN MONTIGNIES-SUR-ROC (provincie Henegouwen) In de 14de eeuw stond er al een burcht in Montignies-sur-Roc, die in de 16de eeuw herbouwd werd door Baudry de Roisin. Latere eigenaars waren o.a. de families de Waziers-Wavrin, du Chastel de la Howarderie en de la Motte Baraffe de Bourquembray. Lang geleden leefde er een kasteelvrouwe op Montignies, die een verwoede amazone was. Haar uitverkoren rijpaard was een voskleurige merrie en daar draafde zij urenlang mee rond. Het nobel ros was zó één met de meesteres, zó verstandig en gevoelig, dat reeds de minste gedachte van haar door het paard aangevoeld en onmiddellijk opgevolgd werd. Op zekere dag ontmoette de kasteelvrouwe, op één van haar rondritten, een oude zigeunerin die haar hand las en haar voorspelde: “door uw geliefkoosd paard zal U sterven !”. Erg onder de indruk durfde de kasteelvrouwe van Montignies de merrie niet meer bestijgen. Zij liet een weelderige stal inrichten voor het dier en liet het voortaan door een palfrenier berijden. Vele jaren gingen voorbij en de merrie stierf op een - voor een paard - uitzonderlijk hoge leeftijd. De kasteelvrouwe betreurde het eertijds naar de zigeunerin te hebben geluisterd. Zij liet het paard bijzetten in een vorstelijk praalgraf en liet het hoofd van haar lievelingsdier opzetten en op de grafterp plaatsen. Dikwijls zagen de dorpelingen van Montignies-sur-Roc haar bij het graf staan treuren, terwijl zij droefgeestig het grote paardehoofd streelde. Op zekere dag stond zij ook weer in droevig gepeins het dier te aaien, toen plotseling een giftige adder uit het paardehoofd kwam gekropen en de kasteelvrouwe een dodelijke beet toebracht. De oude zigeneurin had uiteindelijk toch nog gelijk gekregen.
HOBONIA – Legendarische Kastelen
20
Deel 2