2 2 sem alfa wetenschappelijke benaderingen

Page 1

SEMINARIE : WETENSCHAPPELIJKE BENADERINGEN

Zelfstudiepakket Wetenschappelijke benaderingen

Wetenschappelijke benaderingen

Henk Sap

1

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wetenschappelijke benaderingen

2

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


1

DRIE WETENSCHAPPELIJKE BENADERINGEN VAN HET GEDRAG VAN MENSEN

We kunnen in het wetenschappelijk benaderen van het menselijke gedrag verschillende wetenschappelijke disciplines onderscheiden, die elk vanuit hun invalshoek en via hun eigen wetenschappelijke methodes proberen het gedrag van mensen te beschrijven en te verklaren. In deze cursus focussen we op het benadering van de psychologie, de sociologie en de biologie, maar daarnaast kan men ook vanuit de culturele antropologie, de geschiedenis, de economie, de demografie en wellicht ook nog andere menswetenschappen het gedrag van mensen te bestuderen. Toch betekent dit niet dat elk van deze wetenschappelijke benaderingen zich op dezelfde aspecten van het gedrag focust of dat de inzichten die men opdoet vanuit deze verschillende invalshoeken mekaar zouden moeten beconcurreren of tegenspreken. We zien het eerder zo dat elk van deze benaderingen op zich een bijdrage levert aan het bestuderen van het gedrag en samenleving, bepaalde aspecten van dit gedrag of die samenleving of factoren die dit gedrag en de samenleving bepalen en beïnvloeden. Typisch is dat de psychologie het gedrag benadert op het niveau van het individu. Psychologen zullen zich vooral afvragen welke individuele factoren, binnen de persoon zelf of in zijn onmiddellijke omgeving, aan de basis liggen van iemands gedrag. Als iemand plots uitvliegt tegen iemand anders of plots met iemand anders op de vuist gaat, vragen psychologen zich af:  Heeft hij een bepaalde opmerking als krenkend ervaren?  Werd hij uitgedaagd?  Heeft hij dit soort reactie van thuis uit over genomen?  Is het een aangeboren karaktertrek of persoonlijkheidseigenschap?  Heeft het te maken met bepaalde zaken die hij vroeger (als kind) heeft meegemaakt?… De sociologie kijkt eerder naar het gedrag van mensen vanuit een maatschappelijke invalshoek. Sociologen zullen zich afvragen welke maatschappelijke, culturele en structurele invloeden er meespelen. De sociologie “bestudeert het maatschappelijk leven en de invloed daarvan op het menselijk gedrag.” (BRUTSAERT en BRACKE, 2008) Sociologen zoeken de oorzaken van agressie bij  de positie van iemand binnen bepaalde sociale geledingen  bepaalde maatschappelijke tendensen, zoals een toenemende normvervaging, de sterker wordende individualisering  de sociale omgeving waar mensen leven, het met teveel mensen op een kleine oppervlakte wonen bijv. of een gebrek aan sociale controle e.d.m.  maatschappelijke problemen, zoals marginalisering, achterstelling…

Wetenschappelijke benaderingen

3

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


VERSCHILLENDE WETENSCHAPPELIJKE BENADERINGEN

Werk naar analogie met het voorbeeld op de bladzijde hiernaast over de verschillende wetenschappelijke benaderingen van agressie, zelf eens uit hoe men vanuit  de psychologie  de sociologie en  de biologie kan kijken naar de oorzaken van suïcide  pesten  het inkomensverschil tussen mannen en vrouwen

Wetenschappelijke benaderingen

4

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


De biologie focust dan weer vooral op de lichamelijke aspecten van het gedrag.   

Biologen onderstrepen het belang van bepaalde organen of hersencentra bij het ontstaan van agressie. Men denkt hierbij dan aan de rol van de amygdala en de frontale cortex bijvoorbeeld. Andere biologen denken dat de oorzaak van agressie moet gezocht worden in een tekort of een teveel van bepaalde neurotransmitters (serotonine bijv.) of hormonen (testosteron bijv.) Terwijl weer anderen vooral de rol van bepaalde erfelijke factoren zullen benadrukken en dit zullen kaderen in een gans evolutionair proces, waarbij een natuurlijke selectie voorop staat.

Ook bij het beïnvloeden van het gedrag zullen sociaal werkers zich laten inspireren door de wijze waarop psychologen, sociologen en biologen vanuit hun specifieke kijk doorgaans ook kiezen voor andere methoden en technieken. Vanuit een psychologische invalshoek zullen zij proberen om mensen die zich agressief gedragen via een sociale vaardigheidstraining of een assertiviteitstraining anders leren omgaan met agressie of ze zullen de bron van de frustratie proberen weg te werken. Soms stellen zij ook een langdurige therapie voor in de hoop de diepere liggende lagen in iemands persoonlijkheid te kunnen veranderen. Vanuit een sociologische invalshoek zullen zij zich bij hun aanpak eerder richten op de bredere samenleving. Zij hopen via politieke weg de samenleving te veranderen. Ze denken dat bijv. door het verbeteren van de woon- en leefsituatie van mensen, het verminderen van de jeugdwerkloosheid en de kansarmoede, er minder agressie zal zijn. Vanuit een biologische invalshoek proberen sociaal werkers dan weer meer via psychofarmaca of desnoods neurochirurgische ingrepen de agressie te beheersen.

Wetenschappelijke benaderingen

5

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


“Maatschappelijk werk is geen wetenschap, het is maatschappelijk handelen. Maar het baseert zich wel op wetenschap.” Marie KAMPHUIS

Wetenschappelijke benaderingen

6

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


2

HET BELANG VAN EEN WETENSCHAPPELIJKE BENADERING BINNEN HET SOCIAAL WERK

In het competentiekader van onze opleiding staat letterlijk: “De PBA SOW ontwikkelt zich tot een 'lerende professional'. Deze professional wordt onder andere gekenmerkt door een sterk reflectief vermogen (t.a.v. het eigen handelen, sociaal werk praktijk, samenleving),…” (Competentiekader PBA SOW, 2014) Dit betekent dat “van een bachelor sociaal werk wordt verwacht dat hij inzichten uit verschillende sociaal-wetenschappelijke kaders kan vergaren en integreren in zijn handelen, omdat hij de sociale werkelijkheid op een professionele en wetenschappelijk onderbouwde wijze benadert. Hij maakt hierbij gebruik van inzichten uit de gedrags-, maatschappij- en cultuurwetenschappen. Die sociale wetenschappen stellen de sociaal werker in staat de concrete situatie te benaderen enerzijds vanuit micro-, meso- en macroperspectief. (…) De sociaal werker ontwikkelt vanuit die verschillende invalshoeken een specifieke aanpak. De bachelor sociaal werk moet dus een brede basiskennis bezitten in de verschillende sociaal-wetenschappelijke invalshoeken en benaderingen. Daarnaast moet hij ook de capaciteit hebben en de attitude ontwikkelen om steeds nieuwe kennis op te zoeken en te vergaren. De basiskennis bij afstuderen is namelijk ontoereikend voor het begrijpen van alle situaties en bovendien evolueren de sociale wetenschappen constant. Er wordt dus niet gestreefd naar een encyclopedische kennis van relevante wetenschappelijke weetjes, maar wel naar een breed inzicht in de sociaal-wetenschappelijke benaderingswijze. “ (Competentiekader Opleiding Sociaal Werk, 2010) Deze cursus wil je enig inzicht geven in het gedrag van mensen en de dynamieken binnen de samenleving. Meer concreet willen je met de cursus helpen om 1 een aantal belangrijke psychologische, sociologische en biologische begrippen en begrippenkaders leren kennen. 2 deze psychologische, sociologische en biologische begrippen en begrippenkaders te leren gebruiken om aspecten van het menselijke gedrag en de sociale werkelijkheid te interpreteren. Deze cursus is echter nog maar een eerste inleiding in het wetenschappelijk denken en in die zin dient deze cursus dan ook als onderbouw voor specifiek olods binnen andere leerlijnen verder in deze opleiding. Deze 3 wetenschappelijke benaderingen zijn:  toeleveringswetenschappen, zij bieden sociaal werkers de begrippen en begrippenkaders om het gedrag van mensen en maatschappelijke systemen waarbinnen mensen functioneren te begrijpen;  ondersteuningswetenschappen, zij bieden sociaal werkers de begrippen en begrippenkaders om het gedrag van mensen en maatschappelijke systemen ook te beïnvloeden en te veranderen.

Wetenschappelijke benaderingen

7

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wetenschappelijke benaderingen

8

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


3

WAT IS KENNIS?

Als we ons de vraag stellen: wat is kennis dan komen we op het terrein van de kentheorie of epistemologie. “In wat verder volgt gaan we daarop verder door en stellen we dat kennis over de werkelijkheid steeds gegrond is in de waarneming of, breder gesteld, de ervaring. Die waarneming of ervaring is echter nooit zomaar een objectieve weergave van die werkelijkheid, omdat deze altijd gebeurt binnen een (theoretisch) kader, dat op zijn beurt weer is ingebed in een omvattende culturele, sociale en politieke context. Kennis is dan ook altijd een sociale constructie. Wezenlijk is wel dat die kennis niet bestaat buiten het individu, en dus nooit vanuit het rechtstreekse contact van het individu met de werkelijkheid kan worden afgeleid. Kennis wordt immers gemedieerd door reeds aanwezige socio-culturele, historische en waardegeladen kaders.” (HERMENS, R, 2014) Als we ervan uitgaan dat de realiteit een complex en chaotisch gegeven is, dan ligt het voor de hand dat we in het dagdagelijkse leven niet altijd even makkelijk zicht krijgen op die realiteit. Toch proberen we dat en is dit vaak ook wel erg belangrijk om ons te handhaven. Situaties en gebeurtenissen die we niet begrijpen, zijn voor ons bedreigend en we proberen daarom voortdurend greep te krijgen op complexe realiteiten. Wat wij kennis noemen, is niets anders dan een poging om enige ordening te brengen in een chaos, waardoor we die chaos kunnen begrijpen. Daardoor wordt de werkelijkheid voor ons een stukje voorspelbaar en weten wij wat we in die situatie of bij die gebeurtenis kunnen verwachten en hoe we er ons bijgevolg toe kunnen verhouden. De vraag is dan ook niet zozeer of kennis waar is, maar eerder of die ons helpt om met die complexe realiteit om te gaan. Elke theorie is een keurig opgebouwd geheel van kenniselementen waarmee we dus vat proberen te krijgen op een bepaald stuk van de realiteit. Vaak maken we hierbij gebruik van een metafoor1 of vertrekken we vanuit een aantal meestal impliciete axioma’s2, waardoor we die complexiteit een stuk kunnen vereenvoudigen. We mogen hierbij echter nooit uit het oog verliezen dat geen enkele theorie volledig de werkelijkheid kan dekken, daarvoor is die werkelijkheid veel te complex en de theorie een te simpele voorstelling van de realiteit. Een theorie is dus altijd een vereenvoudigde voorstelling van een stuk werkelijkheid. Harold VAN DE PERRE toont ons met zijn kleuren-, lijnen- en compositie-analyses van het Lam Gods van de gebroeders VAN EYCK schitterend aan hoe een theorie zich verhoudt tot de werkelijkheid. Hierbij staat het originele schilderij voor de complexe werkelijkheid. De kleuren-, lijnen- en compositieanalyses staan voor verschillende theoretische kaders. Zij helpen ons om de schoonheid van het schilderij te zien, maar ze kunnen nooit de schoonheid op zich volledig dekken.

1 2

Metafoor: beeldspraak gebaseerd op vergelijking, waarbij een woord in een niet-letterlijke betekenis wordt gebruikt Axioma: een onbewezen (volgens sommigen onbewijsbare), grondstelling

Wetenschappelijke benaderingen

9

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wetenschappelijke benaderingen

10

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wat we hier poneren voor de realiteit in het algemeen geldt zeker ook voor ons eigen gedrag en de samenleving waarin we leven. Ook die zijn een erg complex gegeven en ook hier proberen we voortdurend om ons een idee te vormen over hoe onze samenleving in elkaar zit en hoe we het gedrag van anderen kunnen begrijpen. Dit is noodzakelijk, omdat we voortdurend met onszelf en met andere mensen te maken hebben. Als je weet hoe mensen meestal reageren in diverse situaties en welke dynamieken er zijn in onze maatschappij, dan kan je die kennis gebruiken in je leven en samenleven met die anderen. Zonder die kennis zouden we voortdurend in conflict komen met anderen en met onszelf en zou samenleven haast onmogelijk zijn. Eigenlijk schuilt dus in elk van ons een wetenschapper. We zijn voortdurend op zoek naar het hoe en waarom van ons gedrag en het hoe en waarom van onze maatschappij. Je probeert het jaloerse gedrag van je vriend of vriendin te verklaren vanuit wat hij of zij heeft meegemaakt. Op café zoeken mensen naar een verklaring voor het feit dat twee mensen mekaar eerst liefdevol eeuwige trouw beloofden en daarna als kat en hond uit elkaar gaan in de persoonlijkheid van één van beiden. Je praat met je vriendin over wat je gelezen hebt in de krant over de zelfmoordcijfers in België en je probeert te begrijpen waarom de zelfmoordcijfers zoveel hoger liggen in België in vergelijking met Nederland.

Wetenschappelijke benaderingen

11

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


ERVARINGSKENNIS

Zoek eens naar voorbeelden van ervaringskennis, in de zin van een persoonlijke theorie over hoe mensen zich gedragen - op basis van wat je vroeger hebt meegemaakt - op basis van wat anderen je hebben verteld

Wetenschappelijke benaderingen

12

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


4

VERSCHILLENDE SOORTEN KENNIS

In wat verder volgt onderscheiden we een drietal soorten kennis, maar deze reeks is niet beperkend, er zijn zeker ook nog andere vormen van kennis te onderscheiden. Kritische geesten zullen opmerken dat sommige vormen van kennis die we hier bespreken niet (wetenschappelijk) bewezen kunnen worden en ze hebben gelijk. De vraag is echter of dit ertoe doet. Naar ons aanvoelen functioneren deze verschillende vormen van kennis, zoals gezegd, allemaal als een soort metaforen voor de werkelijkheid. Zij helpen ons de werkelijkheid begrijpen. Nu is het spijtige dat met name de wetenschappelijke metafoor soms voor de werkelijkheid zelf wordt gehouden en een dogmatische3 terreur uitoefent op andere metaforen. Die wetenschappelijke metafoor is namelijk zo uitgesproken, dat strijdige informatie wordt afgewezen zonder dat de wortel van de zaak ter discussie wordt gesteld. Hieruit volgt dat van het materiaal dat steunt op andere metaforen geen kennis wordt opgenomen. Jammer, want als je enige gereedschap een hamer is, moet je alles wel als een spijker beschouwen.

4.1

Ervaringskennis Ervaringskennis kunnen we beschouwen als iemands individuele, subjectieve theorie over hoe mensen zich gedragen en ovedr hoe de samenleving in elkaar zit. Het is je persoonlijke waarheid, je ‘gezond’ verstand, waarmee je probeert menselijke gedragingen te verklaren en de problemen waarmee je geconfronteerd wordt op te lossen. Die kennis haal je uit vroegere ervaringen in je directe omgang met anderen. Mensen geven die kennis ook voortdurend aan elkaar door in allerlei tips of aanwijzingen over hoe je met bepaalde zaken of met anderen moet omgaan. Ook op die manier verwerft ieder van ons een zekere dosis ervaringskennis. Ervaringskennis komt dus voort uit - je eigen ervaring, in de loop van je eigen leven verworven én - door wat je hoorde van anderen. Ervaringskennis vind je dan ook overal. Elke taal barst van uitdrukkingen die die ervaringskennis verwoorden en ook op café of op straat wisselen mensen voortdurend ervaringskennis met elkaar uit. De kennis die mensen op die manier verzamelen omvat op de duur een enorme rijkdom aan gegevens over het menselijk gedrag en de maatschappij. Misschien is het dat wel wat mensen ‘levenskunst’ of ‘levenswijsheid’ noemen. Het gaat hier ook om het geheel van kennis zoals die tot uiting komt in allerlei cultuurproducten. Literatuur en poëzie, plastische kunstwerken of allerlei podiumkunsten

3

Dogma: een opvatting die men moet aanvaarden en die niet te veranderen is

Wetenschappelijke benaderingen

13

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


KENNIS OP BASIS VAN ROMANS

AXELSSON, M., Aprilheks. Breda, De Geus, 2000, 510 blz. ALLENDE, I., Paula. Amsterdam, Wereldbibliotheek, 1994, 452 blz. BARKER, P., Niemandsland. Breda, De Geus, 1997, 303 blz. BARKER, P., Over de grens. Breda, De Geus, 2001, 237 blz. BRIJS, S., De Engelenmaker. ENQUIST, A., Het meesterstuk. Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 1994, 307 blz. ENQUIST, A., De verdovers. Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers ENQUIST, A., Het geheim. Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers FRANZEN, J., De correcties. Amsterdam, Prometheus, 2001, 502 blz. FRANZEN, J., Vrijheid. Amsterdam, Prometheus, 2010, 592 blz. FREDERIKSSON, M., Het zesde zintuig. Breda, De Geus, 2001, 474 blz. FREDERIKSSON, M., Simon. Breda, De Geus, 1998, 382 blz. GIARDANO, P., - de eenzaamheid van de priemgetallen JAPIN, A., Maar buiten is het feest. LANOYE, T., Kartonnen dozen LANOYE, T., Sprakeloos MC COURT, F., De as van mijn moeder POTOK , C., Uitverkoren. s Gravenhage, Bzztôh, 2000, 272 blz. SARAMAGO, J., De stad der blinden. Amsterdam, Meulenhoff, 2003, 303 blz. SINGER, I.B., Schimmen boven de Hudson. Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 1998, 569 blz. TOLSTOJ, L., Anna Karnina VERHULST, D., De helaasheid der dingen WATERS, S., De kleine vervreemding YALOM, I.D., Nietsches tranen. Amsterdam, Balans, 1995, 330 blz. YALOM, I.D., De Schopenhauer kuur. Amsterdam, Balans, 2005, 392 blz.

Heb je zelf nog suggesties van goeie boeken, films of video’s, laat het ons weten. Spreek ons aan of mail de titel en de auteur, zodat we deze lijst verder kunnen aanvullen.

Wetenschappelijke benaderingen

14

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


kunnen ons soms op een geheel eigen manier iets tonen over het gedrag van mensen en over hoe wij onze samenleving organiseren. Zo kan een schilderij of een beeld ons soms beter de kracht van een emotie tonen dan om het even welke theorie over emoties. Net zoals een goede roman of een film, een eeuwenoude mythe die van generatie op generatie wordt overgeleverd of een sonnet ons beter dan wat dan ook kan tonen hoe complex bepaalde menselijke motieven soms wel zijn. Terecht schreef de Italiaanse succesauteur Umberto ECO dan ook dat “over datgene waarover men niet kan theoretiseren, men moet vertellen.” Zo is het wereldberoemde schilderij van MUNCH misschien wel de meest sprekende uiting van wat existentiële angst is.

Toch is dit soort kennis vaak gebaseerd op beperkte en erg subjectief gekleurde ervaringen van de betrokkene of indrukken van anderen. Hieruit trek je dan allerlei conclusies die niet te verifiëren zijn en daardoor soms ook maar een zeer persoonlijke geldigheidswaarde hebben.

4.2

Intuïtieve kennis Intuïtieve kennis is het soort kennis waarbij we ons baseren op iets wat we aanvoelen van een situatie. Het heeft niets te maken met een soort paranormale begaafdheid, maar eerder met een soort gevoeligheid die mensen ontwikkeld hebben waarbij ze snel andere mensen door hebben of passend weten te reageren en daardoor soms dingen gedaan krijgen waar anderen heel veel moeite moeten voor doen. Misschien heeft het te maken met kleine zaken die we haast onbewust opmerken en die bepalen hoe we iets of iemand inschatten.

Wetenschappelijke benaderingen

15

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wetenschappelijke benaderingen

16

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


4.3

Wetenschappelijke kennis Wetenschappelijke kennis is kennis die via wetenschappelijke methoden werd verworven. Die kennis heeft verschillende functies.  Wetenschappen hebben een systematiserende en ordenende functie Dit betekent dat psychologen en sociologen steeds proberen om hun kennis over het gedrag van mensen en de sociale werkelijkheid systematisch en geordend te onderzoeken en te beschrijven. Zij doen dit op basis van duidelijk afgesproken regels en procedures. Daardoor is die kennis ook steeds controleerbaar en verifieerbaar en krijgt die kennis een zekere kwaliteitsgarantie. Dit in tegenstelling tot ervaringskennis die vaak gebaseerd is op allerlei warrige, subjectieve, selectieve en toevallige indrukken. Daardoor is die kennis vaak onderling tegenstrijdig en dus zeker niet altijd even eenduidig te interpreteren of te controleren. Mijn grootmoeder beweerde ooit dat ‘tegengestelde karakters elkaar aantrekken’, terwijl mijn andere grootmoeder het steeds had over ‘soort dat soort zoekt’. Wie van beiden gelijk heeft, kan je dus op basis van dit soort ‘wijsheid’ niet zeker stellen.

• Wetenschappen hebben ook een verklarende en voorspellende functie Een wetenschappelijke benadering gaat ook op zoek naar verbanden en probeert deze in wetmatigheden uit te drukken. Wetenschappers proberen via wetenschappelijke methodes te begrijpen waarom iemand zich zus of zo gedraagt. De uiteindelijke bedoeling daarbij is psychische en sociologische wetmatigheden te vinden, zodat gedragingen kunnen worden voorspeld, beheerst of beïnvloed. De Nederlandse psycholoog DE GROOT stelde in dit verband reeds dat “als ik iets weet, ik het kan voorspellen en dat wanneer ik het niet kan voorspellen ik het ook niet heb verklaard.” (HILLEWAERT, 1991) De gevonden verbanden en wetmatigheden moeten herhaalbaar en repliceerbaar zijn. Dat wil zeggen dat die (oorzakelijke) verbanden niet gebaseerd zijn op toevallig opgemerkte samenhangen door iemand, maar dat die ook door andere wetenschappers werden bevestigd. Wetenschappers kunnen elkaar zo corrigeren. In de sociale wetenschap is het wel lastig om onderzoeken te herhalen omdat de sociale werkelijkheid constant veranderd en omdat er ook allerlei variabelen veel minder makkelijk onder controle te houden zijn. Ook ervaringskennis gaat op zoek naar verbanden en wetmatigheden, maar deze zijn vaak niet herhaalbaar, waardoor voorspellingen op basis van deze wetmatigheden niet altijd even betrouwbaar4 zijn. Men gaat uit van een anekdotische evidentie5, éénmalige ervaringen, die zonder meer worden veralgemeend. Zo kan men beweren dat roken niet slecht is voor iemands gezondheid door te verwijzen naar een opa of oma van 97 die haar hele leven rookte en daar nooit enige hinder heeft van ondervonden.

4

5

Betrouwbaar: iets is betrouwbaar als het onder dezelfde omstandigheden herhaald, dezelfde uitkomst geeft

Anekdotische evidentie: Vanuit iets wat men persoonlijk meemaakt, een anekdote, leidt men een algemene wetmatigheid af Wetenschappelijke benaderingen © 2015-2016 Arteveldehogeschool 17


WETENSCHAPPELIJKE KENNIS VERSUS ERVARINGSKENNIS

Zoek eens naar voorbeelden van hoe wetenschappen hun kennis  systematiseren en ordenen  verklaren en voorspellen  veralgemenen  objectiveren Je kan ook op zoek gaan naar voorbeelden van ervaringskennis, waarin die zaken net niet gebeuren en hoe mensenkennis gebaseerd is op - chaotisch en onderling tegenstrijdig indrukken - onbetrouwbare verklaringen en voorspellingen - particuliere verklaringen - subjectieve en waardegebonden indrukken

Wetenschappelijke benaderingen

18

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


 Wetenschappen hebben een veralgemenende functie De sociologie zoekt, net zoals de psychologie, naar veralgemeenbare verklaringen voor het gedrag van mensen in de sociale werkelijkheid. Die verklaringen zijn per definitie niet aan één concrete persoon of situatie gebonden, maar proberen een zo volledig mogelijk verklaring te bieden voor het gedrag van zoveel mogelijk mensen in een bepaalde situatie. Men verklaart hoe er aan allerlei situaties die van elkaar verschillen, toch een gemeenschappelijke onderliggende dynamiek aan ten grondslag ligt. BRACKE parafraserend kunnen we stellen dat in de menswetenschappen worden gekenmerkt door “theories of the middle rage”6 Het is niet zo dat er naar één algemene theoretische verklaring wordt gestreefd, omdat de menselijke realiteit te complex is om verklaard te kunnen worden vanuit één veralgemenende theorie. Hedendaagse menswetenschappen besteden daarom meer aandacht en energie aan het ontwikkelen van meerdere veralgemenende verklaringsmodellen die elk een verklaring voor diverse deelaspecten bevatten. (BRACKE, 2013) Ervaringskennis probeert vooral het particuliere gedrag te verklaren van één bepaald persoon in een concrete situatie en trekt zich nauwelijks iets aan van de reden waarom anderen in andere situaties zich anders gedragen.  Wetenschappen hebben een objectiverende functie Wetenschappen proberen tot slot ook steeds de werkelijkheid te objectiveren. Zij proberen de werkelijkheid te zien, zoals die is en zij baseren zich hierbij op feiten die ten allen tijde ook door andere wetenschappers kunnen waargenomen en bevestigd worden. Daarom ook zullen wetenschappers steeds zo transparant mogelijk zijn over hun onderzoeksmethode en het verloop van hun onderzoek, zodat anderen hun onderzoek kunnen repliceren7. Wetenschappers dienen zich ongebonden, onpartijdig en met een open geest de werkelijkheid te benaderen. Ze stellen zich neutraal op en proberen zich los van enig persoonlijk belang of van elke vorm van vooringenomenheid aan wetenschap te doen. Wetenschap is dan ook principieel waardenvrij. Waardevrije wetenschap is de idee dat wetenschap slechts gebaseerd moet zijn op het vaststellen van feiten, zonder dat daarbij morele overwegingen in aanmerking genomen worden. De grondlegger van deze idee was Max WEBER. Volgens hem maakt elke wetenschapper bij de keuze van wát hij onderzoekt, gebruik van waardeoordelen. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek zouden vrij van deze morele overwegingen moeten zijn, omdat de wereld van de wetenschappelijke feiten, die de wetenschapper onderzoekt, en die van de ethische oordelen twee gescheiden universa zijn. Uit dat wat is kan men niet afleiden wat men behoort te doen.

6

Theories of middle rage of de theorie met beperkte reikwijdte is een theorie die geen allesomvattend verklaringsmodel biedt. De idee komt van MERTON, die daarmee onderscheid met de grand theories van PARSONS. Waar PARSONS de gehele sociale werkelijkheid wilde verklaren met één model, lag bij MERTON de nadruk bij het bestuieren van afzonderlijke sociaal verschijnselen tot het moment dat uit die theorieën van middelbare reikwijdte universele wetten geformuleerd konden worden zoals in de natuurwetenschappen. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Theorie_van_middelbare_reikwijdte)

7

Repliceren: hernemen, herhalen Wetenschappelijke benaderingen

19

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


JE EIGEN ERVARINGSKENNIS VERSUS WETENSCHAPPELIJKE KENNIS

Probeer zelf eens te omschrijven waarin je eigen ervaringskennis zich onderscheidt van wetenschappelijke psychologische kennis. Zet eens ook de verschillen en de voor- en nadelen van beide, zoals je die in de cursus terug vindt op een rijtje. Vraag ook eens aan een aantal mensen uit je omgeving waarin hun eigen ervaringskennis zich onderscheidt van wetenschappelijke psychologische kennis.

Ervaringskennis

Wetenschappelijke benaderingen

Wetenschappelijke kennis

20

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


4.4

Het belang van diverse vormen van kennis

Deze verschillende vormen van kennis hebben allemaal hun sterkten en hun beperkingen. Zo ligt het surplus van ervaringskennis vooral op die terreinen waar de wetenschappen zich niet durft over uit te spreken en geeft onze intuïtie ons soms sneller een antwoord op allerlei vragen waarmee we geconfronteerd worden, waarvoor wetenschappers nog geen duidelijke richting kunnen aangeven. Daar tegenover staat dat wetenschappelijke kennis een ordening en een kader aanbiedt, waardoor bepaalde zaken soms makkelijker te begrijpen zijn. Wetenschappelijke kennis is echter ook altijd beperkt en een wetenschappelijke benadering zal dan ook nooit volledig het menselijk zijn kunnen omvatten. Zodra je het menselijk gedrag of de samenleving begint op te splitsen en te analyseren, merk je dat er geen eenduidige antwoorden bestaan, hoogstens antwoorden die een poging doen om een verklaring te geven van een stukje van dit gedrag of een stukje van de sociale realiteit waarin we leven. Deze verschillende vormen van kennis impliceren elkaar niet noodzakelijk en staan elkaar soms ook in de weg, bijv. daar waar deze intuïtieve kennis onjuistheden bevat of gebaseerd is op vooroordelen en allerlei rationalisaties biedt voor wat we doen. Daardoor belemmert onze intuïtie soms een meer rationele of wetenschappelijke kijk, net zoals we soms niet durven te vertrouwen op onze intuïtie omdat deze niet objectief zou zijn. Het is goed ons hierbij te realiseren dat professionals in het werkveld bijv. veel doen wat niet, niet meer of nog niet wetenschappelijk verantwoord is en dat bekwame professionals zich onderscheiden van hun minder fortuinlijke collega’s doordat ze soms meer op hun doorgedreven ervaring, intuïtie of aanvoelen durven vertrouwen. We kunnen dus besluiten dat deze verschillende vormen van kennis van belang zijn voor je werk als sociaal werker. Een sociaal werker kan m.a.w. niet zonder - én een dosis ervaringskennis - én een dosis intuïtieve kennis - én een dosis wetenschappelijke kennis Deze verschillende vormen van kennis zijn complementair ten opzichte van elkaar. Zij vullen elkaar aan en het komt er uiteindelijk voor een sociaal werker op aan tot een gezonde en persoonlijke integratie te komen van deze verschillende vormen van kennis, waarbij hij vanuit zijn betrokkenheid op zoek gaat naar duidelijkheid. GODOT verduidelijkt dit aan de hand van een vergelijking met de Kama Sutra. Hij stelt dat “de Kama Sutra wel iemands seksuele techniek kan verbeteren en dat dit belangrijk kan zijn, maar dat dat boek niemand kan leren van iemand te houden. Slechts iemand die ter sprake brengt wat dat voor hem of haar betekent, kan helpen zelf in te zien wat dit kan betekenen. Hiertoe is niet alleen ‘deskundigheid’ nodig, maar ook veel gevoeligheid, ontvankelijkheid en vertrouwen. Voor een dergelijke reflectie moet geen wetenschappelijke methode worden gevolgd, maar wel recht worden gedaan aan de personen die betrokken zijn. Zo kan wetenschappelijk onderzoek hier niets meer bieden dan kunst en literatuur.”

Wetenschappelijke benaderingen

21

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


KWALITATIEF OF KWANTITATIEF ONDERZOEK

Probeer zelf een andere onderzoeksvraag te stellen d.w.z. kwalitatief omzetten naar kwantitatief en omgekeerd. Een kwalitatieve onderzoeksvraag

Een kwantitatieve onderzoeksvraag

Hoe denken leerlingen over het aanbod van het schoolrestaurant?

Hoeveel leerlingen maken gebruik van het schoolrestaurant en van welke faciliteiten maken ze gebruik?

Wat willen de kijkers van Canvas veranderd zien aan het 8urenjournaal?

Zijn er in onze school meer jongens of meer meisjes die roken?

Waarom verkiezen coladrinkers de gewone cola boven de lightversie?

Hoe zit het met de slaagcijfers in het 1° jaar Sociaal Werk naar gelang de gevolgde opleiding in het Secundaire Onderwijs?

Hoeveel mensen verblijven met welke diagnose in de verschillende psychiatrische ziekenhuis in Vlaanderen ?

Wetenschappelijke benaderingen

22

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


5

TWEE WETENSCHAPPELIJKE TRADITIES

Eens het duidelijk is op welke manier wetenschappelijke kennis zich onderscheidt van andere vormen van kennis, stelt zich de vraag op welke manier met name de menswetenschappen aan wetenschap doen. Welke wetenschappelijke methoden men het best gebruikt, is echter veel minder duidelijk. Dat hangt namelijk samen met een bepaalde visie die men heeft op wetenschap en op hoe vooropgestelde hypothesen wetenschappelijk kunnen getoetst worden op basis van empirische observaties.

5.1

Een natuurwetenschappelijke benadering van de menswetenschappen Sommigen sociologen en psychologen willen zoveel mogelijk de methoden van de natuurwetenschappen (zoals de fysica en de scheikunde) overnemen. Extreem gesteld gaan ze ervan uit dat het menselijk gedrag en de samenleving naar analogie met een machine volgens bepaalde duidelijke oorzaak en gevolg wetmatigheden begrepen kunnen worden. De menswetenschappen moeten, volgens deze wetenschappers, dan ook proberen deze wetmatigheden binnen het gedrag en de samenleving bloot te leggen. Men maakt hierbij gebruik van allerlei kwantitatieve methoden, die vooral gericht zijn op het precies cijfermatig in kaart brengen en vergelijken van verschillende aspecten van het gedrag. Toch levert dit onderzoek vaak niet de verhoopte als-dan zekerheden op. Vaak blijken er veel meer variabelen in het geding te zijn dan men oorspronkelijk dacht en kan men op die manier de oorzaak-gevolg relaties nooit volledig omvatten. Strikt genomen blijkt binnen de menswetenschappen dus heel weinig verklaard te kunnen worden. Steeds weer duiken nieuwe onbekende elementen op en is nog meer onderzoek nodig zodat de relaties tussen de variabelen preciezer kunnen worden geduid.

5.2

Een menswetenschappelijke benadering van de menswetenschappen Anderen vinden dat deze natuurwetenschappelijke methoden altijd ontoereikend zullen zijn, wanneer we daarmee het menselijk gedrag willen bestuderen. Zij opteren dan ook eerder voor meer kwalitatieve en specifiek menswetenschappelijke methoden. Men maakt hierbij gebruik van meer interpretatieve methoden Vanuit de idee dat het menselijk handelen altijd betekenisvol handelen is, proberen de menswetenschappen de samenhang of patronen in het menselijk gedrag en de samenleving bloot te leggen. Via diepte-interviews, participerende observatie en via de analyse van documenten en verhalen probeert men de werkelijkheid te begrijpen en de betekenis ervan te achterhalen.

Wetenschappelijke benaderingen

23

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


oplossing oefening blz. 22 Kwalitatief of kwantitatief onderzoek Uiteraard zijn deze antwoorden niet de enig mogelijke antwoorden, ze geven wel idee van een mogelijk antwoord of de richting waarin jouw antwoord zou moeten uitgaan. Een kwalitatieve onderzoeksvraag

Een kwantitatieve onderzoeksvraag

Hoe denken leerlingen over het aanbod van het schoolrestaurant?

Hoeveel leerlingen maken gebruik van het schoolrestaurant en van welke faciliteiten maken ze gebruik?

Wat willen de kijkers van Canvas veranderd zien aan het 8urenjournaal?

Een kijkcijferanalyse waarbij men nagaat welke de kenmerken zijn van de verschillende groepen Canvas-kijkers inzake: leeftijd, opleidingsniveau, sociale klasse, gezinssituatie…

Een onderzoek naar het waarom van het rookgedrag bij jongeren en de verschillende factoren die daarin meespelen

Zijn er in onze school meer jongens of meer meisjes die roken?

Waarom verkiezen coladrinkers de gewone cola boven de lightversie?

Een marketing onderzoek naar de doelgroep en potentiële nieuwe doelgroepen voor een nieuwe variant van Cola.

Een tevredenheidsonderzoek bij studenten in het 1° jaar op basis van een beperkt aantal diepte-interviews.

Hoe zit het met de slaagcijfers in het 1° jaar Sociaal Werk naar gelang de gevolgde opleiding in het Secundaire Onderwijs?

Een onderzoek naar de kritische variabelen die bepalen of bepaalde psychiatrische patiënten al dan niet baat hebben bij een specifieke behandelingsvorm.

Hoeveel mensen verblijven met welke diagnose in de verschillende psych atrische ziekenhuis in Vlaanderen ?

24

© 2015-2016 Arteveldehogeschool

Wetenschappelijke benaderingen


Deze benadering wordt meestal wel veel minder wetenschappelijk geapprecieerd omdat ze onvoldoende echte, objectiveerbare kennis zou opleveren. Toch levert deze benadering wel meer herkenbare theoretische inzichten op en lijkt ze dikwijls bij te dragen tot het verhelderen van verwarde en onduidelijke situaties. Ietwat vereenvoudigend kunnen we beide benaderingen als volgt tegenover elkaar stellen. Binnen een kwantitatieve benadering ligt de nadruk op het cijfermatig vertalen en het meetbaar maken van bepaalde theoretische constructen.

Binnen een kwalitatieve benadering ligt de nadruk meer op een dieper gaande analyse van de sociale werkelijkheid.

Binnen een kwantitatieve benadering zoekt men vooral naar oorzakelijke verbanden tussen verschillende factoren.

Binnen een kwalitatieve benadering zoekt men naar de betekenis en het perspectief van de betrokkene zelf.

Binnen een kwantitatieve benadering zoekt men naar algemene wetmatigheden, die altijd en overal opgaan. Toch is dit binnen de menswetenschappen vaak eerder een ideaal dan een realiteit.

Binnen een kwalitatieve benadering zoekt men naar de specifieke van de situatie waarin mensen en groepen zich bevinden.

Binnen een kwantitatieve benadering probeert men op basis van statistische technieken de gegevens te analyseren.

Binnen een kwalitatieve benadering probeert op basis van reflectie de gegevens te analyseren.

Een voorbeeld van een kwantitatieve benadering vinden we in het meerjarig onderzoek dat “in juni 2012 aan de Universiteit Utrecht is gestart naar dyslexie bij hoogbegaafden. De eerste fase van het onderzoek was gericht op kinderen in de basisschoolleeftijd (groep 4, 5, 6) en in totaal hebben 145 kinderen hieraan meegedaan. Door middel van een uitgebreide testbatterij zijn de kinderen onderzocht op een aantal gedragsmaten (lezen en spellen) en een aantal onderliggende cognitieve factoren (fonologie, taalvaardigheid en werkgeheugen). Op basis van gegevens over de voorgeschiedenis en de prestaties op de gedragsmaten zijn de kinderen vervolgens ingedeeld in vier onderzoeksgroepen: dyslexie (n = 40), hoogbegaafd en dyslexie (n = 42), hoogbegaafd (n = 31) en een controlegroep (n = 32).”( http://www.steunpuntdyslexie.nl/wat-is-dyslexie/comorbiditeit/hoogbegaafdheid/resultaten-onderzoek/) Een kwalitatief onderzoek naar de beleving van dyslexie gaat bijvoorbeeld op zoek naar wat kinderen zelf vertellen over dyslexie: wanneer praten ze daarover, wat zeggen zij dan, met wie praten ze daar het liefst over… Daartoe worden interviews afgenomen van jongeren, hun ouders en onderwijzers. Op basis daarvan kan men peilen naar specifieke ondersteuningsbehoeften bij die leerlingen. De verleiding is groot om te kiezen voor de ene benadering en die dan te stellen tegenover de andere benadering. Vaak werkt men in de praktijk echter met een combinatie van beide benaderingen en probeert men zowel kwantitatief als kwalitatief te werken. Beide benaderingen worden hierbij dan eerder gezien als complementair ten opzichte van elkaar. Wetenschappelijke benaderingen

25

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wetenschappelijke benaderingen

26

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


6

DE VIJF STAPPEN VAN DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE

Wetenschappelijk werk gebeurt steeds in 5 stappen. Dit zijn, in essentie, steeds dezelfde stappen of het nu gaat om psychologisch onderzoek of natuurwetenschappelijk onderzoek, scheikundig onderzoek of sociologisch onderzoek. Steeds gebeurt wetenschappelijk onderzoek op deze manier. Het is dan ook niet zozeer het onderwerp, als wel de methode die wetenschap tot wetenschap maakt.

6.1

Het ontwikkelen van een onderzoeksvraag Elk wetenschappelijk onderzoek begint bij het formuleren van een onderzoeksvraag. Die kan ontstaan op twee manieren: vanuit een observatie of vanuit een theorie.  De inductieve methode start met het observeren van fenomenen die vragen oproepen. Door een systematische observatie worden hypothesen geformuleerd die tot een veralgemeenbare theorie kunnen leiden.  De deductieve methode neemt een theorie als uitgangspunt en probeert die dan door confrontatie met de empirie te toetsen. Zo wordt de theorie geëvalueerd en bijgesteld. Dat kan dan op zijn beurt aanleiding geven tot een nieuwe ronde van toetsing en evaluatie. Vanuit een theorie over dyslexie, die stelt dat dyslexie niets te maken heeft met intelligentie, kan men zich bijvoorbeeld afvragen of de intelligentie van dyslectische kinderen lager is dan van niet-dyslectische kinderen? Hypothesen zijn veronderstellingen die een onderzoeker maakt met betrekking tot het voorkomen van en de samenhang tussen empirische verschijnselen. Een hypothese is een voorstel waarin twee of meer variabelen met mekaar in verband gebracht worden. Om een onderzoeksvraag te kunnen onderzoeken moet deze geoperationaliseerd worden. Dit wil zeggen dat:  alle aspecten moeten geconcretiseerd worden in observeerbare termen. Vaak betekent dit dat het onderwerp verder moet worden afgebakend; Dit betekent dat we er bijv. voor kiezen om intelligentie te meten via een welbepaalde intelligentietest, de WISC en de diagnose dyslexie laten bepalen door een team van deskundigen die collegiaal de mate van dyslexie van een bepaald kind vastleggen op een 10-puntenschaal.  de onderzoeksgroep moet worden afgebakend Hier kiezen we ervoor om dit onderzoek te doen bij kinderen uit het 4° leerjaar bijv.

Wetenschappelijke benaderingen

27

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wetenschappelijke benaderingen

28

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


6.2

Het ontwikkelen van een onderzoeksplan Daarna wordt de context verkend: - wat is er al bekend is over de onderzoeksvraag uit eigen ervaring en uit in de wetenschappelijke (vak)literatuur ? - hoe kan de onderzoeksvraag worden onderzocht, op welke manier kan men de steekproef samen stellen, hoe groot de steekproef zal zijn… In deze fase gaat men na hoe men de onderzoeksvraag gaat beantwoorden, welke methoden en technieken men gaat gebruiken en welke keuzes men gaat maken. Men denkt na over de onderzoeksactiviteiten die men gaat ondernemen om een zo goed mogelijk antwoord te krijgen op zijn vraag.

6.3

Het uitvoeren van het onderzoek en het verzamelen van de data In een volgende fase kan men het onderzoek dan uitvoeren en op een objectieve manier de data verzamelen. Men verzamelt met andere woorden de gegevens die men nodig heeft om een antwoord op zijn onderzoeksvraag te kunnen geven. Dit kan o.a. door middel van: 

diepte-interviews en een case-study Hierbij doet een intensief en gedetailleerd onderzoek over één unieke of uitzonderlijke persoon, situatie of gebeurtenis of interviewt men uitvoerig en diepgaand één of enkele personen.

vragenlijsten en enquêtes Hierbij stelt men mensen directe vragen over hun gedrag of mening, omdat men ervan uit gaat dat mensen zelf het best iets kunnen vertellen over hun gedrag en over de samenleving. De vragen kunnen: - schriftelijk onder de vorm van een vragenlijst worden aangeboden; - mondeling worden afgenomen door een speciaal getrainde interviewer die de vragen op een zo neutraal mogelijke manier stelt; - op basis van open vragen gebeuren, waarbij de antwoorden vrij in te vullen zijn; - op basis van gesloten vragen gebeuren, waarbij je een keuze moet maken tussen de opgegeven alternatieven…

participerende observaties, Hierbij gaat het gedrag van mensen en de samenleving doelgericht bekijken en beluisteren. Dat kan gebeuren door:  het bekijken en beluisteren van mensen in hun natuurlijke omgeving of in een gecontroleerde situatie, een labo-situatie  het lezen van schriftelijke bronnen en documenten  gebruik te maken van een audio- of video-registratie of een checklist…

psychologische testen en scoringsinstrumenten Hierbij probeert men de reacties van mensen op een uniforme (probleem)situatie of op bepaalde uitspraken op een betrouwbare en valide manier te kwantificeren.

Wetenschappelijke benaderingen

29

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


ONTWERP ZELF EEN EIGEN ONDERZOEK

Wat is je onderzoeksvraag? Operationaliseer je onderzoeksvraag:  Concretiseer alle aspecten in observeerbare termen. Vaak betekent dit dat het onderwerp verder moet worden afgebakend;  Stel de steekproef samen en bepaal hoe groot de steekproef zal zijn.

• Hoe ziet jouw onderzoeksplan eruit?

• Hoe zal je je onderzoek uitvoeren? Maak je gebruik van: - diepte-interviews en een case-study - vragenlijsten en enquêtes - participerende observaties, - psychologische testen en scoringsinstrumenten

• Hoe zal je je data analyseren ?

 Hoe zorg je ervoor dat je conclusies controleerbaar gemaakt worden ?

Wetenschappelijke benaderingen

30

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


6.4

Het analyseren van de data De verzamelde gegevens moeten dan geanalyseerd worden (d.w.z. bestudeerd, vergeleken, geëvalueerd, geïnterpreteerd, enz.). Bij het analyseren van de verzamelde data, probeert men concrete antwoorden op de onderzoeksvraag te formuleren in de vorm van conclusies. Men toetst de hypothesen aan het empirisch materiaal dat men verzameld heeft en evalueert de uitkomsten van de toetsing. Men doet dit door na te gaan of deze hypothese klopt door te proberen aan te tonen dat de hypothese niet klopt is. Men probeert de hypothese te falsifiëren, te weerleggen: - als men er niet in slaagt aan te tonen dat de hypothese niet klopt, dan zal men deze hypothese voorlopig als waar beschouwen; - als de hypothese de toets niet goed doorstaan, dan moet de hypothese worden verworpen of aangepast. Het toetsen van hypothese gebeurt o.a. op basis van: 

correlationeel onderzoek Bij dit soort correlationeel onderzoek gaat men na in hoeverre de uitslagen op variabele A van een groep proefpersonen samen gaan met de uitslagen van diezelfde groep op variabele B. Men berekent die samenhang via een statistische formule en drukt die uit in een correlatiecoëfficient. Dit is een cijfer tussen de –1 en de + 1 waarmee men de sterkte en de aard van de samenhang kan aangeven.

experimenteel onderzoek Bij experimenteel onderzoek: • manipuleert men doelbewust één variabele; • houdt men alle andere variabelen constant. Men bestudeert iets in een situatie die men volledig onder controle heeft: een labo; • meet men het effect van die ene gemanipuleerde variabele op een andere variabele. Men verdeelt daartoe de groep proefpersonen in twee of meerdere subgroepen die zoveel mogelijk aan elkaar gelijk zijn.  In de experimentele groep(en), verandert men dan doelbewust één bepaald aspect van de situatie, de onafhankelijke variabele.  In de andere groep, de controlegroep, gebeurt er niets. Men houdt alles constant. Daarna gaat men het effect na van die ene gemanipuleerde variabele op een ander aspect van het gedrag, de afhankelijke variabele. Als men nu een verschil vaststelt in het gedrag van de experimentele groep in vergelijking met het gedrag van de controlegroep, dan kan men besluiten dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen deze twee gedragingen (de onafhankelijke en de afhankelijke variabele) Alleen via een experiment kan wetenschappelijk gezien onomstotelijk een oorzakelijk of causaal verband tussen 2 of meerdere variabelen worden ‘bewezen’.

Wetenschappelijke benaderingen

31

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


EXPERIMENTEREN MET EXPERIMENTEN

In een experiment wil men de invloed van het voorbeeldgedrag van ouders op kinderen onderzoeken. “BANDURA toonde daartoe aan kinderen uit de kleuterklas een film met in de hoofdrollen een volwassen vrouw en een grote opblaaspop ‘Bobo’. De kinderen zagen hoe de volwassene ‘Bobo’ op de neus slaat en schopt. Ze zagen haar voorwerpen gooien naar de pop en met een hamer op zijn opblaashoofd slaan. Daarbij uitte de vrouw allerlei agressieve woorden. BANDURA had verschillende versies gemaakt van deze film. Aan het einde van de eerste versie zag een eerste groep kinderen (Groep A) dat een tweede volwassene in beeld kwam en de agressieve vrouw een echte kampioen noemde die best een snoepje of een frisdrank verdiende. Een tweede groep (Groep B) zag een versie waarop een tweede volwassene de agressieve vrouw uitschold voor een slechterik. Een derde groep kinderen ten slotte (Groep C) kreeg een versie te zien die op waarbij het gedrag van de agressieve vrouw niet beloond of veroordeeld werd. Na het zien van de film moesten de kinderen individueel zelf met het speelgoed spelen. BANDURA kreeg zo indrukwekkende informatie over hoe kinderen leren door imitatie. Het resultaat was dat de kinderen uit groep A bijzonder agressief te keer gingen tegen de opblaaspop. Bij de kinderen uit groep B merkte BANDURA het minst agressie. De meeste kinderen uit groep C imiteerden het agressief gedrag. De resultaten toonden aan dat kinderen leren van anderen zonder dat er direct sprake is van een bekrachtiging of bestraffing voor het kind zelf. Alleen al de bekrachtiging of bestraffing die een ander krijgt, is voldoende om dat gedrag van de ander over te nemen.”

• Welk verband wil men hier onderzoeken?

• Wat is hier de experimentele groep en wat de controlegroep?

• Wat is de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele?

• Wat zijn de resultaten en welke conclusies kun je hieruit trekken?

Wetenschappelijke benaderingen

32

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Ik kan bijv. het verband nagaan tussen het zien van geweld en de mate van agressiviteit van de kinderen. Daartoe vertrek ik van een grote groep kinderen en verdeel ik die in 2 groepen, die volstrekt vergelijkbaar zijn inzake leeftijd, geslacht, sociale herkomst ‌ (Ik houd de controlevariabelen onder controle.) De ene groep (de experimentele groep) kijkt 3 uur per dag naar gewelddadige programma's op TV. Dit is de onafhankelijke variabele. De andere groep (de controlegroep) krijgt 3 uur per dag niet gewelddadige programma's te zien over een neutraal onderwerp. Daarna ga ik bij beide groepen na hoeveel keer zij in vechtpartijen betrokken zijn op straat. Dit is de afhankelijke variabele. Als ik nu een verschil vaststel in de mate waarin de experimentele groep betrokken is in vechtpartijen in vergelijking met de controlegroep, dan kan ik concluderen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het zien van geweld en de mate van agressiviteit van kinderen (de onafhankelijke en de afhankelijke variabele).

Wetenschappelijke benaderingen

33

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


ONTWERP ZELF EEN EIGEN EXPERIMENT

Ontwerp nu zelf eens een experiment waarin je het verband onderzoekt tussen een bepaald psychologisch verschijnsel en een oorzaak.

Welk verband wil je onderzoeken?

• Bepaal zelf de experimentele groep en de controlegroep.

• Bepaal ook wat de onafhankelijke variabele is en hoe je de afhankelijke variabele zult meten?

• Fantaseer de resultaten van je experiment en trek hieruit de juiste conclusies.

Wetenschappelijke benaderingen

34

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


6.5

Het publiceren van de conclusies Aangezien wetenschappelijke kennis steeds controleerbaar en repliceerbaar moet zijn, moeten de resultaten van wetenschappelijk onderzoek steeds worden gedeeld met anderen door ze bekend te maken en te publiceren in wetenschappelijke tijdschriften of door ze voor te stellen op wetenschappelijke congressen. Het publiceren van de conclusies moet andere wetenschappers toelaten het onderzoek te herhalen en kritisch analyseren. Nieuwe inzichten kunnen ook tot nieuwe vragen leiden om de situatie nog verder uit te diepen. Er kan dan opnieuw een onderzoeksvraag worden geformuleerd en zo kan een nieuwe cyclus opgestart worden.

De empirische cyclus (Hulsenbergen, Rooij & Rosenboom, 2003)

Het komt erop neer dat op een inductieve wijze hypothesen en theorie uit de feiten worden afgeleid, terwijl op een deductieve wijze voorspellingen uit theorie en hypothesen worden ontwikkeld die dan weer via inductie aan de empirie worden getoetst. Kenmerkend voor empirisch onderzoek is dat de empirie de doorslag geeft in het evalueren van theorie en hypothesen. In het olod: Onderzoek 1 in het tweede semester komt men uitvoerig terug op dit verhaal.

Wetenschappelijke benaderingen

35

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Oplossing oefening blz. 32: Experimenteren met experimenten • Welk verband wil men hier onderzoeken? Het verband tussen - wat de kinderen zagen over hoe er op het gedrag van die agressieve vrouw werd gereageerd en - het gedrag van die kinderen • Wat is hier de experimentele groep en wat de controlegroep? Groep A en B zijn experimentele groepen, Groep C is de controle groep • Wat is de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele? De ene onafhankelijke variabele is de situatie waarbij de vrouw een kampioene werd genoemd die best een snoepje of een frisdrank verdiende. De andere onafhankelijke variabele is de situatie waarbij de vrouw werd uitgescholden. De afhankelijke variabele is de mate van agressie van het kind t.a.v. die Bobo-pop nadat het dat filmpje heeft bekeken. • Wat zijn de resultaten en welke conclusies kun je hieruit trekken? Als conclusie kunnen we hieruit afleiden dat wat het kind ziet over de reactie van anderen op het gedrag van die vrouw, bepalend is voor de mate van agressie van het kind. Het kind imiteert het gedrag dat bekrachtigd wordt.

Wetenschappelijke benaderingen

36

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


7

BESLUIT

In dit hoofdstuk stonden we stil bij het wetenschappelijk karakter van dit olod: Wetenschappelijke Benaderingen. In die zin raakt dit hoofdstuk de kern van het olod. Wetenschap gaat in wezen over kennis en kennisverwerving en hoewel we niet willen vervallen in een soort extreem relativisme, waarbij we alles, dus ook wetenschappelijke kennis, extreem relativeren, willen we toch ook waarschuwen voor de idee dat wat wetenschap is en hoe aan wetenschap moet gedaan worden, vast staat en algemeen aanvaard is. Het tegendeel is waar, ook de ideeën over wetenschap evolueren en zijn tijdsen plaatsgebonden. Zoals we eerder reeds stelden wordt ook wetenschap gemedieerd door de aanwezige socio-culturele, historisch en waardegeladen kaders. Dit is zeker zo op het terrein van de menswetenschappen. In 2002 toonde de Amerikaanse essayist FUKUYAMA reeds aan hoe wetenschappelijk onderzoek naar de rol van erfelijke- en milieufactoren zeer sterk politiek gekleurd is. In een goed gedocumenteerd artikel stelt hij de ideeën van linkse- en rechtste wetenschappers tegenover elkaar en stelt vast dat “wat betreft de relatie tussen genen en intelligentie, genen en misdaad en genen en seksuele verschillen links zich heftig verzet tegen biologische verklaringen en alle argumenten probeert te ontkrachten die aan de erfelijkheid een belangrijke rol toekennen op een van deze gebieden. Maar met betrekking tot de homoseksualiteit heeft links het tegenovergestelde standpunt ingenomen: namelijk dat iemands seksuele oriëntatie geen kwestie is van persoonlijke keuze of sociale beïnvloeding maar iets dat een individu bij zijn geboorte toevallig meekrijgt.”(FUKUYAMA, 2002) Zowel links als rechts beroepen zich hierbij uitdrukkelijk op wetenschappelijk onderzoek. Het laat zich dan ook voorspellen dat wat we nu als wetenschappelijk zien, in de toekomst wellicht niet meer dit kwaliteitslabel krijgt en omgekeerd, wat we nu als wetenschappelijk eerder dubieus vinden, misschien in de toekomst als erg waardevolle kennis zal worden beschouwd.

Wetenschappelijke benaderingen

37

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wetenschappelijke benaderingen

38

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


8

GECITEERDE WERKEN

BRACKE, P. (2008) Sociologie. Gent: Academia Press. BRACKE, P (2013) Sociologie. Een hedendaagse inleiding. Gent: Academia Press. Competentiekader Opleiding Sociaal Werk (2010). Gent: Arteveldehogeschool, Opleiding Sociaal Werk. Competentiekader PBA SOW (2014) Gent: Arteveldehogeschool, Opleiding Sociaal Werk. FUKUYAMA, F. (2002) De nieuwe mens. Onze wereld na de biotechnologische revolutie. Amsterdam/Antwerpen: Contact. HERMENS, R. (. (2014). Een baken voor de toekomst. Opleidingsconcept Professionele Bachelor in het Sociaal Werk. Gent: Arteveldehogeschool, PBA Sociaal Werk. HILLEWAERT, A. (1991). Psychologie. Sint Maartens Latem: Aurelia. http://www.steunpuntdyslexie.nl/wat-is-dyslexie/comorbiditeit/hoogbegaafdheid/resultaten-onderzoek

Wetenschappelijke benaderingen

39

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wetenschappelijke benaderingen

40

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.