Sem 2 systeemtheorie communicatie

Page 1

SEMINARIE 2: SYSTEEMTHEORIE: COMMUNICATIE-AXIOMA’S

Zelfstudiepakket Algemene Psychologie

Algemene Psychologie.

1

Eva Adriaensens Henk Sap

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

2

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


SEMINARIE 2: SYSTEEMTHEORIE: DE COMMUNICATIEAXIOMA’S VAN WATZLAWICK

In de systeemtheorie is het begrip informatie van groot belang. Informatie wordt door WATZLAWICK opgevat als communicatie, het over en weer uitwisselen van informatie. WATZLAWICK bestudeerde de wijze waarop mensen met elkaar communiceren en ontdekte daarin een aantal wetmatigheden, die hij vastlegde in vijf axioma's. Een axioma is een onbewezen stelling maar een stelling die de grondslag is van elke vorm van communicatie. Deze axioma’s zijn dan ook herkenbaar in elke situatie waarin mensen met elkaar communiceren. Om de axioma’s te kunnen begrijpen, moet eerst duidelijk zijn wat onder communicatie begrepen wordt. Communicatie is meer dan taal alleen, communicatie is alle gedrag of alle informatie die uitgewisseld wordt tussen twee of meer personen, vanaf het moment dat twee of meerdere personen in elkaars nabijheid komen. Hierbij moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de binnenkant en de buitenkant van de communicatie. De binnenkant is wat je zelf voelt en denkt. Vanuit die binnenkant ga je op een bepaalde manier reageren of handelen. Dit laatste is dan de buitenkant. De persoon met wie gecommuniceerd wordt, ziet alleen die buitenkant van de ander en gaat die buitenkant van de ander verklaren vanuit zijn binnenkant en van daaruit weer een reactie formuleren.

Voor beide personen is dus enkel de buitenkant van de andere zichtbaar. Toch ga je wat je aan de buitenkant ziet toeschrijven aan de binnenkant. Iemand spreekt luider en de ander interpreteert dat als kwaadheid terwijl de persoon in kwestie gewoon denkt dat de anderen hem mogelijks niet kunnen verstaan. Dit laatste kun je natuurlijk niet weten want de binnenkant van de ander is voor jou niet bekend. WATZLAWICK richt zich dus enkel op de interactie tussen mensen en het zichtbare gedrag. De binnenkant telt m.a.w. maar mee voor zover hij zichtbaar gemaakt wordt door de buitenkant.

Omwille van didactische redenen ordenen we hier de 5 communicatieaxioma’s van WATZLAWICK in een andere volgorde dan WATZLAWICK zelf. Dit leidt dan ook tot de wat vreemde indeling waarbij we van axioma 1 naar axioma 4 gaan en daarna axioma 3, 2 en 5 behandelen. Algemene Psychologie.

3

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


DE VIJF COMUNICATIE-AXIOMA’S TOEGEPAST: AXIOMA 1: MEN KAN NIET NIET COMMUNICEREN

Zoek zelf voorbeelden van hoe alle gedrag communicatie is.

Algemene Psychologie.

4

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


1

AXIOMA 1: MEN KAN NIET NIET COMMUNICEREN

WATZLAWICK stelt dat elk gedrag een communicatieve boodschap heeft en aangezien je je constant gedraagt, betekent dit dat je altijd communiceert: je kunt niet niet communiceren. We mogen hier dan wel communicatie NIET gelijk stellen met praten. Communicatie is alles wat je doet en waardoor jij anderen beïnvloedt en de anderen jou beïnvloeden. We citeren WATZLAWICK: “Indien aanvaard wordt dat alle gedrag in een situatie van interactie een berichtwaarde heeft, d.w.z. communicatie is, dan volgt daaruit dat je, hoe je je ook inspant, je niet niet kan communiceren.(…) Evenmin kunnen we zeggen dat ‘communicatie’ slechts plaatsvindt wanneer ze vooropgezet, bewust of geslaagd is.” (WATZLAWICK, 1970) Anita die niet meer wil eten, zegt daarmee iets. Een echtgenote die met de deur slaat, geeft daar een boodschap mee. Jan die in bed in de richting van zijn partner opschuift, communiceert. Binnen de communicatie onderscheidt WATZLAWICK drie niveaus. - een bericht, een enkele communicatieve eenheid - een interactie, een serie berichten die tussen personen wordt uitgewisseld - een interactiepatroon, een steeds terugkerende vorm van interactie. De interactiepatronen vormen de regels van een systeem en bevorderen de voorspelbaarheid van het systeem. Communicatie betekent ook beïnvloeding. Volgens WATZLAWICK communiceren we voortdurend en altijd, maar beïnvloeden we elkaar ook voortdurend en altijd. Die invloed hebben we niet altijd onder controle. Gedrag kan verschillende mensen verschillend beïnvloeden en dus een verschillend effect hebben op anderen. Je interpreteert immers steeds het gedrag (= de buitenkant) van iemand anders vanuit je eigen interpretatiekader (= je binnenkant), dus vanuit jouw context en geschiedenis. Daardoor is de betekenis die je geeft aan het gedrag van de ander vaak verschillend van de bedoeling van die ander. Dus is ook de invloed of het effect die je ondergaat van de ander verschillend van wat de ander bedoelde.

Algemene Psychologie.

5

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

6

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wat kan er fout gaan? • Het kan zijn dat je je niet bewust bent van het effect van jouw gedrag. Bert is een grote, nogal zware man en komt met veel lawaai het café binnen. De andere mannen in het café kijken op, de vrouwen schuiven wat dichter tegen elkaar aan. Bert merkt niet wat hij te weeg brengt. • Het kan zijn dat gedrag een onbedoeld effect heeft. Bert merkt op dat iedereen een beetje onder de indruk is. Hij heeft nochtans niet de bedoeling om de anderen te imponeren. • Het kan zijn dat gedrag een goede bedoeling heeft maar een averechts effect heeft Een kleuter wil zijn mama een gelukkige verjaardag wensen en tekent overal op het behang mooie bloemetjes. Mama is boos en hij wilde haar net blij maken. • Het kan zijn dat je je eigen invloed of effect negeert. De directeur maakt zich boos op zijn secretaresse en duwt per ongeluk de foto van haar gezin van haar bureau. De secretaresse is er zo van onder de indruk dat ze zich ’s anderendaags ziek meldt. De collega’s, aan wie de directeur vraagt waarom zijn secretaresse niet aanwezig is, antwoordden dat het, na wat gisteren gebeurd is, wel begrijpelijk is. De directeur antwoordt daarop: ‘Dat is zever.’

Algemene Psychologie.

7

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


DE VIJF COMUNICATIE-AXIOMA’S TOEGEPAST: AXIOMA 4: MENSEN COMMUNICEREN ZOWEL DIGITAAL ALS ANALOOG

Neem eens een aantal reclameadvertenties ter hand en probeer te verwoorden hoe men digitaal een bepaalde boodschap probeert over te brengen.

Algemene Psychologie.

8

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


2

AXIOMA 4: MENSEN COMMUNICEREN ZOWEL DIGITAAL ALS ANALOOG

Je communiceert als mens voortdurend, altijd en overal zowel analoog als digitaal. • Digitale communicatie slaat op de taal. WATZLAWICK gebruikt het begrip digitaal (afgeleid van 'digits' uit de informatica) om ermee uit te drukken dat deze vorm van communicatie in principe oneindig veel mogelijkheden heeft om informatie over te brengen. Aan de hand van taal kunnen abstracties geformuleerd worden, kan je nuances aanbrengen en complexe zaken uitleggen. Digitale communicatie is fijner en gedetailleerder dan analoge communicatie. Ze is logischer en maakt meer nuancering mogelijk. • Analoge communicatie slaat op de niet-talige (non-verbale en para-verbale) communicatie. Je moet daarbij denken aan lichaamstaal, de intonatie van de stem en de context waarin de communicatie plaatsvindt. Analoge communicatie is dikwijls vaag en steeds voor meerdere interpretaties vatbaar, maar anderzijds is deze vorm van communicatie vaak veel rijker en meer zeggend dan wat woorden kunnen uitdrukken. Je kunt analoge communicatie niet uitschakelen en ze is vaak niet onder controle te houden, waardoor ze ook veel geloofwaardiger overkomt. De man die plotseling met bloemen thuiskomt, betekent dat nou genegenheid of moet hij iets goed maken? En de verdachte die tijdens het verhoor gaat stamelen, is dat nu een teken van schuld of van grote angst dat hij onschuldig veroordeeld kan worden? Doordat menselijke communicatie twee vormen kent, hebben wij last van vertaalproblemen. Vooral het vertalen van analoge communicatie in een digitale betekenis kan problemen opleveren. Zeker bij de communicatie tussen mensen die uit verschillende culturen afkomstig zijn, kan dit leiden tot misverstanden omdat de betekenis van non-verbale boodschappen verschillend kan zijn van cultuur tot cultuur.

Algemene Psychologie.

9

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

10

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wat kan er fout gaan? • Er kan incongruentie zijn tussen het analoge en het digitale. Een moeder is boos op haar kind van drie en zegt: ‘Nu moet het gedaan zijn’, terwijl ze het op haar schoot zet en dicht tegen zich aantrekt. Onderstaande strip van Hagar drukt dit wellicht zonder veel woorden goed uit.

• Afwijkend of problematisch gedrag is soms het analoog uitdrukken wat digitaal niet zegbaar is. Dries zegt dat niet naar school kan gaan, omdat hij buikpijn heeft. In feite is die buikpijn een manier om uit te drukken dat hij gepest wordt door de andere kinderen uit zijn klas.

Algemene Psychologie.

11

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


DE VIJF COMUNICATIE-AXIOMA’S TOEGEPAST: AXIOMA 2: ELKE BOODSCHAP BEVAT EEN INHOUDS- EN EEN BETREKKINGSNIVEAU

Vergelijk deze 2 gespreksfragmenten en ga na wat de boodschap is op inhoudsniveau en wat de boodschap is op betrekkingsniveau.

Het is zondagmiddag Gerard en Linda zitten rustig op het terras in de zon. De kinderen zijn naar de jeugdbeweging. Fragment 1. Gerard zegt: “Schat, mijn kopje is leeg.” Linda springt overeind, rent naar de keuken en haalt de koffiekan, komt terug, vult Gerards kopje, gaat weer naar de keuken, komt terug en gaat weer zitten. Fragment 2. Gerard zegt: “Schat, mijn kopje is leeg.” Linda buigt zich voorover en zegt verontwaardigd: “Nou ja!” en gaat weer rustig zitten. (VAN STEENWEGEN, 1988)

Fragment 1

Fragment 2

Hoe ziet Linda zichzelf

Hoe ziet Linda Gerard

Hoe ziet Linda de relatie met Gerard

Algemene Psychologie.

12

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


3

AXIOMA 2: ELKE BOODSCHAP BEVAT EEN INHOUD EN EEN BETREKKINGSNIVEAU

Elke communicatie of interactie tussen twee (of meer) mensen betekent ook dat er een betrokkenheid of relatie bestaat tussen die mensen. Communicatie zonder een relatie bestaat niet. Elke communicatie brengt bijgevolg niet alleen informatie over, maar zegt telkens ook iets over de relatie. Je zit rustig te ontbijten en je pa komt binnen en zegt: “’t Is al kwart voor acht!” Inhoudelijk is de boodschap vrij duidelijk: Het is 7u45 Op betrekkingsniveau is de boodschap veel minder eenduidig: Zit je hier nu nog? Je moet dringend vertrekken naar je werk! Jij kunt je permitteren om rustig te ontbijten. Ik heb het superdruk. WATZLAWICK maakt dan ook een onderscheid tussen: • De inhoud van woorden en zinnen die iemand uitspreekt, noemt hij het inhoudsniveau van de communicatie. • De relatieboodschap die iemand geeft. Wat je zegt situeert zich immers altijd, gewild of ongewild binnen een relatie en vindt plaats in een context. Behalve de inhoud heeft een boodschap ook een betrekkingsniveau. In elke boodschap: - presenteert iemand zichzelf ten opzichte van een ander: ‘Zie mij als iemand die…’ men geeft met andere woorden aan hoe men zichzelf ziet - zit een verzoek aan de ander over hoe hij zich moet gedragen: ‘Ik zie jou als iemand die …’ men geeft dus ook aan hoe men over de ander denkt - en wordt ook de relatie gedefinieerd: ‘Ik wil onze relatie zus en zo invullen:’ Ik zie met andere woorden onze relatie op dit moment zo. Let wel: dit betrekkingsniveau is zelden weloverwogen of bewust omschreven, maar zit als het ware impliciet in de communicatie vervat. Het zinnetje 'ik voel me niet lekker' kan, natuurlijk afhankelijk van hoe het wordt uitgesproken, thuis betekenen dat de persoon vertroeteld wil worden. Op het werk kan het een verzoek betekenen dat een collega een taak over moet nemen. En bij de dokter kan het betekenen dat de persoon onderzocht wil worden. In alle drie de gevallen is het inhoudsniveau hetzelfde, maar het betrekkingsniveau verschilt. Een paar in de auto, de vrouw achter het stuur en de man ernaast. (GEERTSEN, 1988) De man zegt: “Het Is groen!” Inhoudsaspect, de zakelijke inhoud, de mededeling, de boodschap: het verkeerslicht staat op groen. Op relationeel niveau zegt die man hiermee - hoe hij zichzelf ziet. Met zijn boodschap zegt die man ook: Ik let goed op en/of Deze keer let ik goed op en/of Ik heb haast en/of Ik ben niet blind … - hoe hij zijn vrouw ziet. Met zijn boodschap zegt die man ook: Let jij wel goed op? en/of Jij hebt zeker geen haast en/of Jij kunt niet goed autorijden en/of Ik vertrouw jou niet…: - hoe hij zijn relatie met zijn vrouw ziet. Met zijn boodschap zegt hij ook wat hij van zijn vrouw wil: ‘Ik wil dat je beter op de weg let …’ (GEERTSEN, 1988)

Algemene Psychologie.

13

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


DE VIJF COMUNICATIE-AXIOMA’S TOEGEPAST: AXIOMA 2: ELKE BOODSCHAP BEVAT EEN INHOUD EN EEN BETREKKINGSNIVEAU

Zoek zelf voorbeelden van gedrag waarbij je het onderscheid maakt tussen wat de boodschap is op inhoudsniveau en wat de boodschap is op betrekkingsniveau.

Algemene Psychologie.

14

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


De stelling van WATZLAWICK luidt wel dat elke communicatie een inhouds- en betrekkingsniveau heeft, maar ook dat het betrekkingsniveau belangrijker is en laat zien hoe het inhoudsniveau opgevat moet worden. De manier waarop de inhoud moet worden begrepen hangt met andere woorden af van de manier waarop de relatie wordt gedefinieerd. Zo kan een docent bij het uitdelen van tentamenvragen zeggen: 'Zo, ik heb het flink moeilijk gemaakt', maar daarbij tegelijkertijd een vette knipoog geven. De knipoog (betrekkingsniveau) bepaalt hoe het inhoudsniveau opgevat moet worden. Het is ook zo dat met digitale communicatie goed de inhoudelijke aspecten van een communicatie zijn over te brengen. Gaat het echter om het betrekkingsaspect van een communicatie dan is de analoge communicatie daar beter geschikt voor dan de digitale. Als je aan iemand duidelijk wenst te maken dat je van hem houdt, dan zul je snel op de grenzen van de digitale communicatie stuiten. Honderd keer herhalen 'ik houd van je' zal veel minder indruk overbrengen dan de intonatie van je stem, je glanzende ogen of de bloemen die je bij verrassing meebrengt.

Wat kan er fout gaan? • In een problematische relatie is er een voortdurende strijd om de aard van de betrekking en is het inhoudsaspect van de communicatie onbelangrijk (hoewel het over de inhoud lijkt te gaan). Denk maar aan situaties waarin 2 partijen zodanig met elkaar in strijd gaan dat ze op de duur niet meer weten waarom ze met elkaar in strijd liggen, maar des te meer aanvoelen dat ze met elkaar in strijd liggen. Er kunnen bijvoorbeeld eindeloze ruzies zijn over hoe de afwas het beste gedaan kan worden, hoe je je hoort te gedragen als een collega op bezoek komt of over de vraag of het goed voor het kind is dat hij al vroeg op zwemles gaat ook al wil hij dat zelf niet. In feite gaat het bij deze meningsverschillen niet om de inhoud, maar om de betrekking. De strijd gaat om wie het voor het zeggen heeft. • Betrekkingsblindheid: één van de gesprekspartners houdt vast aan het inhoudelijke en weigert het betrekkingsaspect te zien. Wanneer in een discussie tussen twee echtgenoten de één de ander allerlei verwijten toeschreeuwt en de ander daarop reageert met te zeggen dat hij dit zo niet bedoelde en hij zelfs zegt dat die ander hem allerlei dingen toeschrijft die hij nooit gezegd heeft, is het risico zeer groot dat hij lijdt aan betrekkingsblindheid. Wellicht heeft hij die zaken niet letterlijk gezegd, maar reageert die ander vooral op wat er gezegd werd op betrekkingsniveau. Een uitspraak als: “Zorg jij dan maar dat de kinderen op tijd op school zijn” Kan zijn overgekomen als: jij zorgt niet goed voor de kinderen en ik wel. Inhoudelijk werd niet letterlijk gezegd dat de ander niet goed voor de kinderen zorgt, maar door de manier waarop en de context waarin deze zin viel, kan dit op betrekkingsniveau wel zo zijn overgekomen.

Algemene Psychologie.

15

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

16

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


4

AXIOMA 5: ELKE UITWISSELING VAN COMMUNICATIE IS OFWEL SYMMETRISCH, OFWEL COMPLEMENTAIR

De communicatie tussen mensen, verloopt volgens WATZLAWICK, symmetrisch of complementair. Essentieel gaat het hierbij om wie in de communicatie op dat moment (!) het meeste invloed heeft. • Bij een symmetrische interactie beschouwen beiden gesprekspartners zichzelf op betrekkingsniveau als gelijkwaardig en gaan de twee betrokkenen NIET met elkaar akkoord over wie het voor het zeggen heeft, wie m.a.w. de meeste invloed heeft.. We stelden reeds eerder dat in een gesprek één van beide partners steeds een relatievoorstel doet, als de ander daar NIET op ingaat en dus dit relatievoorstel verwerpt en een eigen relatievoorstel doet, dan spreken we dus van symmetrisch gedrag, In dat geval verschillen ze dus niet alleen van mening over de inhoud van de boodschappen, maar ook op betrekkingsniveau zijn ze elkaars spiegelbeeld. De balans is in evenwicht: de ene ziet zichzelf als de baas in de relatie en de ander ziet zichzelf ook als de baas. De man zegt: “Zullen we naar de bioscoop gaan?“ De vrouw zegt: “Of zullen we een eindje gaan wandelen?” Een symmetrische interactie draait soms uit op een gevecht over wie het nu voor het zeggen heeft. • Een complementaire interactie is daarentegen gebaseerd op verschil, op ongelijkheid. De één zegt A en de ander beaamt dat. In een complementaire interactie heb je altijd een leider en een volger. Complementair gedrag wil zeggen dat de ander ingaat op het relatievoorstel in de communicatie van de eerste en dit op dat moment aanvaardt. De man zegt: “Zullen we naar de bioscoop gaan?“ De vrouw zegt: “ Ja, gezellig zeg” Een symmetrische of complementaire interactie is niet per se goed of slecht. Een gezonde relatie kenmerkt zich, volgens WATZLAWICK, door afwisselende symmetrische en complementaire interacties.

Algemene Psychologie.

17

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


TOETSEN

Op vind je een toets waarmee je het verschil tussen symmetrische- en complementaire communicatie verder kan inoefenen.

Algemene Psychologie.

18

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Wat kan er fout gaan? Een relatie wordt als ziek of pathologisch gezien als één van de twee interactievormen extreem overheerst. • Wanneer een symmetrische interactie gaat overheersen kan men in een gevechtspositie terechtkomen. Dan ontstaat ofwel - Competitieve symmetrie: beiden zien zichzelf als bepalend Gaan we naar de cinema? Nee, we gaan naar het theater. Nee, we gaan naar de cinema. - Submissieve symmetrie: beiden zien zichzelf als volgend Jij mag kiezen wat we doen vanavond. Nee, jij mag kiezen. Nee, jij mag kiezen - Symmetrische escalatie: men probeert zo gelijk mogelijk te zijn Een man gaat op zondag fietsen met vrienden. Zijn vrouw gaat de volgende zondag weg met haar vriendinnen omdat de man gaan fietsen is en zij dus ook een dag recht heeft op ‘weggaan’. Elke afspraak wordt op die manier gevolgd door een andere afspraak. Op de duur zien man en vrouw elkaar nog nauwelijks en ontstaan er andere problemen. • Wanneer een complementaire interactie gaat overheersen kan verstarde complementariteit ontstaan. Dan is het steeds dezelfde persoon die bepaalt of volgt. Hoe baziger de ene wordt hoe slaafser de andere wordt.

Algemene Psychologie.

19

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


DE VIJF COMUNICATIE-AXIOMA’S TOEGEPAST: AXIOMA 3: ELKE INTERPUNCTIE IS ARBITRAIR, EEN INVULOEFENING

Hieronder staan drie situaties. Bedenk mogelijke interpuncties. (GEERTSEN, 1988) Een voorbeeldsituatie: Jan is getrouwd en heeft twee kinderen. Zijn oudste zoon heeft het moeilijk op school. Zijn vrouw heeft al jaren te kampen met migraine en brengt soms hele dagen in bed door. Door de economische crisis is hij een jaar geleden zijn werk verloren. De laatste weken drinkt Jan te veel. Dit wordt opgemerkt door zijn vrienden en buren die er zo elk hun eigen kijk op na houden. Op een avond staan zijn buren X en Y met elkaar te praten. - Interpunctie van X: Jan drinkt omdat hij ontslagen is - Interpunctie van Y: Jan drinkt omdat zijn vrouw zo vaak migraineaanvallen heeft

Situatie 1: Een groepje studenten heeft een presentatie gegeven. De docent beoordeelt het werk als te zwak en geeft een onvoldoende. De studenten X, Y, Z geven hierover een verschillende verklaring aan de docent. - Interpunctie van X: - Interpunctie van Y: - Interpunctie van Z:

Situatie 2: In de Bagattenstraat is er een ongeval waarbij twee wagens en een motorvoertuig betrokken zijn. Bedenk zelf een situatie en geef aan hoe de interpuncties van elkaar zouden kunnen verschillen. - Interpunctie van chauffeur van wagen 1 - Interpunctie van chauffeur van wagen 2 - Interpunctie van de motorrijder:

Situatie 3: (bedenk zelf een situatie) - Interpunctie 1 - Interpunctie 2

Algemene Psychologie.

20

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


5

AXIOMA 3: ELKE INTERPUNCTIE IS ARBITRAIR

Mensen ontvangen altijd en overal, zonder dat ze zich daar bewust van zijn, 10.000-den prikkels via hun zintuigen en selecteren daarin dan ook noodgedwongen. “Dat doen andere mensen ook, seconde per seconde. Alleen gooit elk van ons wat anders overboord of, belangrijker, houdt elk van ons wat anders over. Ieder van ons kiest op een andere wijze wat hij overhoudt en wat ballast is, ieder maakt zijn eigen figuur-achtergrond-configuratie. De ene ziet dit, de andere ziet dat, de ene kijkt zo, de andere anders, bij de ene blijft dat van een voorwerp of gebeurtenis op de voorgrond staan, bij de andere is dat iets anders.” (VAN CRAEN, 2005) Op die manier brengen we dus altijd een soort ordening aan in de werkelijkheid. Dit doen we ook bij communicatie. We ordenen die en brengen als het ware leestekens, punten en komma’s aan. Dit noemen we interpunctie. Deze interpunctie is steeds arbitrair: je brengt met andere woorden die leestekens aan en bekijkt de werkelijkheid op je eigen manier, naar eigen goeddunken. Aangezien mensen een gebeurtenis vanuit hun eigen referentiekader bekijken en met andere woorden anders interpuncteren, hebben verschillende mensen dus verschillende waarheden die gekleurd worden vanuit: - de verschillende levensgeschiedenissen (opvoeding, thuismilieu…), - de verschillende contexten (vriendenkring, opleiding…), - de verschillende regels binnen de verschillende systemen waartoe mensen behoren. Wanneer twee mensen naar eenzelfde communicatie kijken, kunnen zij dus toch een verschillende interpretatie opbouwen. Bovendien zal elk van hen ook overtuigd zijn van zijn of haar gelijk of waarheid en heel vaak de ander daar proberen van te overtuigen. In de systeemtheorie wordt ook uitgegaan van circulaire causaliteit. Jouw gedrag wordt met andere woorden beïnvloed door de andere en beïnvloedt op zijn beurt de andere. Zo denken de meeste mensen echter niet. Als mensen de werkelijkheid die zij waarnemen proberen te ordenen dan maken ze vrij automatisch oorzaak-gevolg redeneringen. Iets vindt plaats en dat komt door iets anders. Er wordt lineair causaal (eenzijdig) geredeneerd of zo je wil geinterpuncteerd in plaats van circulair. Men denkt in termen van ‘A veroorzaakt B’ of ‘ik doe dit omdat jij dat doet.’ Je ziet je eigen gedrag als een gevolg van het gedrag van de andere. Circulair causaal redeneren betekent dat men er van uit gaat dat A B beïnvloedt en B A beïnvloedt. Er is geen sprake van oorzaak of gevolg, maar enkel van een voortdurende wederzijdse beïnvloeding tussen A en B.

Niet A

B of A

B maar A

B

Zo gaan we er bijvoorbeeld klassiek van uit dat Jan boos wordt op Piet omdat Piet hem altijd maar blijft plagen. We zien echter dat Piet plaagt en dat Jan Piet voortdurend uitdaagt.

Algemene Psychologie.

21

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


DE VIJF COMUNICATIE-AXIOMA’S TOEGEPAST: AXIOMA 3: ELKE INTERPUNCTIE IS ARBITRAIR

Zoek vijf voorbeelden van hoe eenzelfde realiteit op een verschillende manier kan geïnterpuncteerd worden. Denk bijvoorbeeld eens aan de politieke realiteit, de psychologie van de waarneming, het dagdagelijkse gezinsleven… enz.

1.

2.

3.

4.

5.

Algemene Psychologie.

22

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


WATZLAWICK gaat er van uit dat je in een relatie altijd met twee bent en het gedrag van de ene kan niet los gezien worden van het gedrag van de andere. Er kan maar een knecht zijn als er een baas is en een baas als er een knecht is. Net zoals er ook maar een leider kan zijn als er een volger is en een volger als er een leider is. Er is sprake van een interpunctieprobleem als dezelfde werkelijkheid door twee personen verschillend waargenomen en verklaard wordt en met andere woorden verschillende geinterpuncteerd wordt. Een achttienjarige cliënt die een trainingsprogramma volgt voor begeleid kamerwonen gaat bijvoorbeeld stiekem blowen omdat hij daarmee zijn zelfstandigheid en onafhankelijkheid wil uitdrukken. Een personeelslid kan juist dit gedrag gaan verbieden omdat het volgens hem juist onvolwassenheid uitdrukt. Hoe meer er verboden wordt, hoe meer er stiekem geblowd wordt, hoe meer er verboden wordt, etcetera. Het gedrag van A versterkt het gedrag van B en omgekeerd. In het voorbeeld is het duidelijk dat elke interpunctie arbitrair is, omdat die interpunctie door de betrokkenen naar eigen goeddunken wordt aangebracht.

Wat kan er fout gaan? Het gaat fout op vlak van interpunctie als: • men vasthoudt aan de eigen waarheid en de waarheid van anderen niet zien. Men hanteert met andere woorden enkel zijn eigen interpunctie. Een student zakt voor een examen en blijft ervan overtuigd dat de prof hem niet kan uitstaan. Hij weigert te zien dat het niet slagen het effect is van een ingewikkelde samenloop van omstandigheden. • men tot cirkelcommunicatie komt Bij een echtpaar met huwelijksproblemen kan bijvoorbeeld de volgende situatie zich voordoen: de man gaat vreemd en wordt door zijn vrouw afgewezen. Voor de vrouw is het gedrag van haar man de oorzaak van haar gedrag. Ze kan zeggen: 'Ik wijs hem af omdat hij vreemd gaat'. De man kan echter zeggen: 'Omdat mijn vrouw me afwijst ga ik vreemd'. In hun redenering over oorzaak en gevolg gaan ze er beiden van uit dat hun gedrag veroorzaakt wordt door de ander. • men niet spreekt in ik-boodschappen Men zegt wel eens: ‘Jongeren hebben geen discipline meer.’ Hierbij miskent men dat het om een interpunctie gaat. Beter is: ‘Ik denk dat discipline bij jongeren een probleem is omdat mijn kleinzoon de hele dag op de computer spelletjes zit te spelen en er niet meer aan studeren toe komt.

Algemene Psychologie.

23

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


YOU TUBE EN DE 5 COMMUNICATIE-AXIOMA’S

Je vindt een verwijzing naar een fragment uit het VRT-programma: In de Gloria. Je vindt het filmpje onder A.10.1 In de Gloria: op of op

Bekijk dit fragment. Geef 3 voorbeelden uit dit fragment voor elk van de 5 communicatieaxioma’s.

TOETSEN

Op

Algemene Psychologie.

vind je een multiple-choice toets over de communicatieaxioma’s.

24

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


6

GECITEERDE WERKEN

GEERTSEN, H. (1988). Ondubbelzinnig. De Algemene Systeemtheorie (AST) voor kommunikatietrainers en kommunikatietrainees. Deventer: Van Loghum Slaterus. VAN CRAEN, W. (2005). Omgaan met anderen. Een communicatiekunst. Leuven: Voorburg-Acco. VAN STEENWEGEN, A. (1988). Liefde is een werkwoord. spelregels voor het huwelijk. Tielt: Lannoo. WATZLAWICK, P. B. (1970). De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Algemene Psychologie.

25

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

26

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.