Sem 3 systeemtheorie systemen

Page 1

SEMINARIE 3: SYSTEEMTHEORIE: KENMERKEN VAN SYSTEMEN

Zelfstudiepakket Algemene Psychologie

Algemene Psychologie.

1

Eva Adriaensens Henk Sap

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

2

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


SEMINARIE 3: SYSTEEMTHEORIE: KENMERKEN VAN SYSTEMEN (DEEL 2 VAN 2 DELEN)

Mensen maken deel uit van verschillende systemen, grote en kleine. Een systeem is een samenspel van elementen met bepaalde eigenschappen (vb. lengte, gewicht, plaats in het gezin…) én de relaties tussen die elementen. Er is organisatie rond iets gemeenschappelijks en er is altijd sprake van een zekere verbondenheid met elkaar. Je woont samen met een partner en je hebt al dan niet kinderen. Je hebt veel of weinig contact met je ouders en/of familie. Ook op je werk maak je deel uit van een bedrijf of dienst en behoor je daar tot een afdeling of team Je kunt een systeem best voorstellen als de verzameling kleerhangers op de foto hiernaast. Stel dat dat geheel van kapstokken je klas, team of gezin voorstelt. Als een van de kleerhangers (leerlingen, collega’s, gezinsleden) aan het wiebelen gaat door een plotselinge verandering, dan zal dat voelbaar zijn in alle kleerhangers. Bij de ene zal dat opvallend veel zijn, bij de andere onmerkbaar weinig, maar die verandering van die ene kleerhanger zal hoe dan ook de andere ‘iets doen’ en daardoor ook het geheel wijzigen, al is het soms maar heel beperkt. Een student rijdt zijn motor tot schroot en breekt hierbij zijn been. In het gezinssysteem kan dat tot heel wat veranderingen leiden. Om het wat overdreven voor te stellen: moeder blijft thuis om de arme stumper te verzorgen en krijgt het daardoor moeilijk op haar werk. Vader offert zijn avonden op om te onderhandelen met de verzekeringsagent en krijgt met hem zo’n ruzie dat zijn maagzweer acuut wordt. Broerlief wordt verliefd op de verpleegster en de hond leeft helemaal op van de onverwachte aanwezigheid in huis. Ook het klassysteem ondergaat heel wat veranderingen bij de terugkeer van de student. Sommigen hebben aantekeningen voor hem bijgehouden, en door de uitwisseling ervan ontstaan hechtere vriendschapsbanden. Eén daarvan is met een meisje dat het liefje is van een andere jongen uit de klas, die zich blauw begint te ergeren aan haar ‘overdreven’ aandacht voor die ‘mankepoot’. De leraar schenkt meer aandacht aan de ‘achterblijver’ en geeft daardoor wat minder aandacht voor de anderen… In de plaatselijke voetbalploeg ondergaat het systeem ook heel wat wijzigingen, want onze man was een van de beste spelers; een paar belangrijke matchen staan voor de deur en een invaller wordt ingeschakeld, die extra training nodig heeft. En die was zich net ijverig in de gemeentepolitiek aan het inwerken op een erg conservatieve manier. Hij geeft dat nu op om te kunnen voetballen, zodat de linkse vleugel meer vrij spel krijgt in de politieke eendenvijver van het dorp en de politieke toestand een wijziging ondergaat.” (VAN CRAEN, 2005)

Algemene Psychologie.

3

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


VISUELE VOORSTELLING VAN JE GEZIN

Maak eens een visuele voorstellingen met ellipsen, waarin je aangeeft tot welke systemen, subsystemen en suprasystemen jij zo al behoort. Ga ook eens na of jouw gedrag mede bepaald wordt door het systeem waar je deel van uitmaakt. Lukt het jou om een conflict te analyseren vanuit het concept van circulaire causaliteit?

Algemene Psychologie.

4

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


1

ELK SYSTEEM IS EEN OPEN SYSTEEM

In een open systeem is er altijd een uitwisseling tussen het systeem en de buitenwereld. Daardoor wordt een open systeem altijd en overal beïnvloed door die omgeving en ondergaat het steeds veranderingen. Een open systeem moet dan ook voortdurend energie steken in het handhaven of hervinden van een evenwicht dat zijn voortbestaan garandeert. In de fysica en de scheikunde spreekt men ook van gesloten systemen, dat zijn systemen die op zichzelf staan geen materie of energie uitwisselen met hun omgeving. In de psychologie hebben we het enkel over open systemen.

2

ELK SYSTEEM MAAKT DEEL UIT VAN EEN SUPRASYSTEEM VALT UITEEN IN VERSCHILLENDE SUBSYSTEMEN

Elk gegeven systeem kan onderverdeeld worden in verschillende subsystemen. In een subsysteem hebben sommige systeemleden door hun rol en functie meer met elkaar te maken dan met andere leden. Gezien de klemtoon op de interactie ligt bestaat het kleinste subsysteem uit minstens twee leden. In een je gezin vormen de ouders een subsysteem en vormen de kinderen een subsysteem. Systemen maken deel uit van grotere gehelen: suprasystemen. Je familie is een suprasysteem ten op zichte van het gezin waartoe je behoort. Wat je als subsysteem, systeem of suprasysteem omschrijft is relatief. Zo kan een bepaald suprasysteem bijv. een subsysteem zijn ten opzichte van een ander systeem. Deze begrippen verhouden zich als ware in een figuur – achtergrondconstellatie ten opzichte van elkaar. Als je een gezin als systeem ziet, dan is het uit een aantal elementen opgebouwd: de gezinsleden. Je kan de ouders, de kinderen zien als subsysteem. Een ouder kan een wat intensievere relatie hebben met één van zijn kinderen, bijvoorbeeld moeder en dochter, ook dat kun je zien als een subsysteem. De omgeving van het gezin wordt gevormd door de maatschappij. De maatschappij vormt een suprasysteem t.a.v. het systeem: gezin. Daarin zijn dan weer allerlei onderdelen te onderscheiden, zoals: de school van de kinderen, de kennissen, de buurt…

Algemene Psychologie.

5

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


GEZINSREGELS

Ga eens op zoek naar allerlei impliciete en expliciete regels die gelden in jouw gezin. Vaak is het makkelijker als je jouw gezin vergelijkt met andere gezinnen of als je jouw gezin nu vergelijkt met het gezin waarin je opgroeide of met het gezin waarin je partner opgroeide. Misschien kan je ook wel een aantal systeemidealen of mythes binnen jouw eigen gezin op het spoor komen.

Algemene Psychologie.

6

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


3

ELK SYSTEEM IS EEN REGELGELEID SYSTEEM (RIGTER, 2008)

Deze ‘regels’ vindt Paul WATZLAWICK essentieel in sociale systemen. Ze definiëren de onderlinge relaties. Een voorbeeld uit de sport om de essentie van dit denken toe te lichten. Stel dat het spreekwoordelijke mannetje van Mars op aarde landt. Hij bezoekt de aarde en kent de gebruiken van de aardbewoners niet. Het ruimteschip landt in Nederland en de bevolking reageert enthousiast. De Nederlandse regering nodigt hem uit om een beroemde sport te bekijken, ze noemen het voetballen. Hij heeft geluk want er wordt een belangrijke wedstrijd gespeeld waar veel publiek op afgekomen is. Hij komt in een stadion en verbaast zich in grote mate. Op Mars kennen ze namelijk alleen maar individuele en geen teamsporten. Als het marsmannetje vanuit zijn individuele referentiekader het gebeuren probeert te begrijpen, dan zal zijn verwarring groot zijn. Hij zal zich bijvoorbeeld afvragen waarom de bal die iemand veroverd heeft weer schijnbaar vrijwillig wordt afgegeven aan een andere speler. Hij begrijpt niet dat de spelers samen een spel spelen. Na verloop van tijd zal hij enige regels ontdekken en oog krijgen voor het proces. Wellicht ontdekt hij de regel dat de aardmannetjes die tussen en voor de palen staan wel hun handen mogen gebruiken. Hij zal zich waarschijnlijk lang afvragen wat voor sport die ene man beoefent die zo nu en dan een hoog en snerpend geluid produceert. Wat we met dit voorbeeld willen aangeven is dat het functioneren van individuele leden van een systeem (de elementen van een systeem) alleen maar begrepen kunnen worden vanuit de regels van het systeem. ` De regels die bij het voetballen gelden zijn niet alleen de spelregels, maar ook de strategieën van de twee teams. De rol en de waarde van de linksbuiten op een bepaald moment wordt mede bepaald door de posities en handelingen van de andere (tegen)spelers. Het vrij spelen van de spits is niet alleen een individuele actie, maar wordt ook mogelijk gemaakt door de activiteiten van zijn medespelers. Het gedrag van de leden van het systeem wordt pas duidelijk als je de regels van het systeem door hebt. Volgens WATZLAWICK zijn in een systeem de regels belangrijker dan de leden. De regels bepalen hoe het spel gespeeld wordt en de leden van het systeem hebben alleen een inbreng binnen de grenzen die de regels stellen. Deze manier van denken kan ook op gezinnen en andere groepen (zoals een hulpverlenerteam of een groep bewoners) worden toegepast. Een gezin of groep is een regelgeleid systeem. De regels omvatten het geheel aan omgangsvormen, voorschriften en afspraken die iets zeggen over hoe - men binnen het systeem met elkaar - men met andere systemen omgaat.

Algemene Psychologie.

7

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

8

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


In een sportclub gelden ook regels om het systeem in evenwicht te houden: - Er wordt verwacht dat je deelneemt aan zoveel mogelijk sociale activiteiten van de club. - Iedereen staat mee in voor het onderhoud van het materiaal. - Na de wedstrijd wordt een pintje gedronken.… (VAN CRAEN, 2005) De elementen van het systeem kunnen kennis hebben van de regels, maar dat hoeft niet. WATZLAWICK onderscheidt: •

Expliciete regels, dit zijn duidelijke afspraken, waarover kan gecommuniceerd en onderhandeld worden. Ze geven houvast en duidelijkheid. Regels over het uur van thuiskomen, over zakgeld en dergelijke meer.

Impliciete regels, dit zijn min of meer vage en veronderstelde afspraken. Ze hangen samen met interne ‘overtuigingen’ over hoe de wereld in elkaar zit. Ze zijn dan ook moeilijker op te sporen en ook moeilijker te bespreken. Een impliciete regel in het gezin X is dat er thuis niet over seks wordt gesproken.

Expliciete en impliciete regels leiden intergenerationeel tot de formulering van systeemidealen en systeemmythes. -

Systeemidealen zijn waarden die in de historiek van een systeem belangrijk waren en die verder blijven leven en als een ideaal worden beschouwd binnen dit systeem. Het ideaalbeeld dat in een gezin leeft van wat ‘de goede vader’, een ‘goed gezin’, een ‘goede zoon of dochter’ behoort te doen.

-

Systeemidealen worden mythes wanneer ze niet meer beantwoorden aan de realiteit. Het zijn rigide, dwingende ideeën over hoe relaties er moeten uitzien. De familie Z ziet zichzelf als zeer tolerant t.a.v. andere culturen. Dit ideaal is niet vol te houden en dat blijkt ook wanneer de gezinsleden zeer afwijzend reageren wanneer de dochter met een Zuid – Afrikaanse vriend naar huis komt. De familie Y is een familie van doorzetters, je geeft nooit op. Dit ideaal wordt een mythe op het moment dat men hardnekkig, altijd en overal en tegen beter weten in dit ideaal van doorzetten probeert te handhaven.

De organisatie van de regels onderling leidt tot gedragspatronen, dit zijn patronen in het functioneren van systemen en elementen van die systemen

Algemene Psychologie.

9

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

10

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


4

ELK SYSTEEM IS NIET-OPTELBAAR

Het principe van niet-optelbaarheid betekent dat een systeem niet is te definiëren als een optelsom van de onderdelen. Wil je een systeem goed kunnen definiëren dan is het juist noodzakelijk om de onderdelen wat te verwaarlozen ten gunste van het grote geheel. Totaliteit betekent dus dat een systeem een samenhangend en ondeelbaar geheel is van componenten dat zich: - intern op die bepaalde manier, volgens die regels en afspraken, gaat organiseren - extern op die bepaalde manier gaat presenteren naar de buitenwereld

5

IN ELK SYSTEEM ZIJN DE RELATIES NIET-EENZIJDIG

Het principe van niet-eenzijdigheid betekent dat er binnen een systeem geen eenzijdige relaties zijn. Het is niet zo dat één individu verantwoordelijk is voor het gedrag van de andere individuen. Eenzijdig redeneren is lineair causaal redeneren. A veroorzaakt B. We hebben in het inleidend hoofdstuk gezien dat deze manier van denken binnen de systeemtheorie wordt afgewezen en ingewisseld wordt voor circulair causaal redeneren. Interacties tussen delen van een systeem worden circulair opgevat. A beïnvloedt B, maar B beïnvloedt ook A. Niet A

B of A

B maar A

B

De consequentie van niet-lineair causaal redeneren is dat een (eind)toestand van een systeem nooit geheel toegeschreven kan worden aan één onderdeel. Een onderdeel beinvloedt wel het geheel, maar de invloed is niet eenzijdig. Het geheel beïnvloedt ook elk onderdeel. Het resultaat van een voetbalelftal wordt nooit geheel veroorzaakt door de prestatie van één speler. En dit geldt ook andersom: het goede of slechte spel van één speler wordt nooit alleen veroorzaakt door het spel van het gehele team. Het totaliteitsbeginsel houdt nog meer in. WATZLAWICK zegt letterlijk: 'Elk deel van een systeem verhoudt zich zo tot de andere delen, dat een verandering in één deel een verandering in alle delen en in het totale systeem zal veroorzaken'. Als een voetballer de bal verovert en een aanval probeert op te zetten, dan verandert dat het gedrag van de andere spelers, het totale elftal en het spelverloop.

Algemene Psychologie.

11

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

12

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


6

ELK SYSTEEM STREEFT NAAR HOMEOSTASE

Binnen de systeemtheorie gaat men er ook van uit dat systemen een zelfregulerend vermogen hebben. Met andere woorden de meeste systemen zullen spontaan en zonder veel inmenging van buiten af een manier vinden om zich te organiseren. Wanneer een groep mensen, die elkaar niet kennen voor het eerst bij mekaar komen, dan ontwikkelen zich spontaan en zonder dat daar veel over gesproken wordt, allerlei regels. Iedereen vindt al gauw zijn plaats, sommigen nemen het woord en anderen wachten af... Elk open systeem dat enige tijd functioneert, vindt op een bepaald moment zijn evenwicht, een homeostase. Het functioneert zoals het gezien de omstandigheden en gezien de elementen van het systeem het beste kan functioneren. Als een studentengroep bijvoorbeeld in subgroepjes wordt verdeeld die studieopdrachten moeten uitvoeren, dan zullen de studiegroepen na verloop van tijd een bepaald evenwicht vinden. Er is een taakverdeling gemaakt en er ontstaat een patroon van communiceren. Het begrip homeostase verwijst dus naar het vermogen van een systeem om creatief om te gaan met externe invloeden en toch zijn samenhang en eigenheid te behouden. Open systemen houden zichzelf in stand door het voortdurend, altijd en overal uitwisselen van informatie met de omgeving. WATZLAWICK heeft het over feedback. Feedback is het mechanisme waarbij informatie circulair wordt uitgewisseld binnen een systeem. Feedback zorgt er voor dat het systeem en zijn leden voortdurend informatie krijgen over hun eigen functioneren en dat de leden van het systeem reageren op veranderingen binnen en buiten het systeem zodanig dat het evenwicht in het systeem bewaard of hervonden wordt. In het scoutslokaal wordt niet gerookt. Wanneer Nico toch een sigaretje op steekt, krijgt hij direct commentaar van alle anderen. WATZLAWICK onderscheidt twee vormen van feedback: positief en negatief. •

positieve1 feedback: zorgt voor evolutie en aanpassing aan een gewijzigde situatie en bevordert de ontwikkeling van een systeem of subsysteem. ’s Avonds vertelt Ann aan tafel over de lessen relatievorming en seksuele opvoeding. Haar ouders reageren erg geïnteresseerd en spreken er nog verder over. Ann wordt nu echt wel volwassen.

1

De bijvoeglijke naamwoorden 'positief’ en 'negatief’ slaan dus niet op de inhoud van de feedback, maar op het effect. Deze termen geven geen waardeoordeel. In sommige situaties is negatieve feedback verkieslijk, in andere negatieve.

Algemene Psychologie.

13

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

14

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


negatieve2 feedback: is gericht op het behoud van de bestaande toestand, gaat evolutie tegen en remt de ontwikkeling van een systeem of subsysteem. Negatieve feedback zorgt voor een sanctie wanneer iemand de regels overtreedt en probeert onmiddellijk de gewoonte te herstellen. Informatie die niet strookt met de normen, de gewoonten en het gedachtegoed van het systeem wordt geweerd. Negatieve feedback is er vooral in die situaties waar het systeem uit evenwicht dreigt te raken en werkt dan ook systeembestendigend en/of ondersteunend t.a.v. de bestaande regels en omgangsvormen. ’s Avonds vertelt Bert aan tafel over de lessen relatievorming en seksuele opvoeding. Zijn ouders reageren geschokt en spreken er verder niet over.

Beide mechanismen zijn gericht op het behoud een evenwicht binnen het systeem. Ze gaan alleen op een andere manier met de binnenkomende informatie om - hetzij door de nieuwe informatie te integreren en een nieuw evenwicht te zoeken - hetzij door de nieuwe informatie te negeren en het oude evenwicht te behouden. Evenwicht is een dynamisch begrip. Een evenwicht is continu in beweging en de feedbackmechanismen spelen constant op dat evenwicht in. Een meisje met een eetstoornis gaat in therapie. De therapeut kan zich afvragen welke functie dit probleemgedrag in het gezin heeft. Het kan bvb. zijn dat het probleemgedrag van het meisje de ouders doet vergeten dat hun huwelijk niet echt goed loopt. Verandering in het gedrag van het meisje zal in dat geval op weerstand botsen, want de ouders worden dan geconfronteerd met de moeilijkheden in hun huwelijk.

Dit evenwicht is een dynamisch evenwicht, waarbij het systeem voortdurend en altijd weer opnieuw op zoek gaat naar het optimale evenwicht. Dit afstellen doet het systeem zelf door middel van circulaire feedback processen en is, zoals gezegd, de resultante van twee fundamenteel aan elkaar tegengestelde krachten: •

de tendens tot behoud, want alle levende systemen streven naar een behoud van de situatie zoals ze die kennen, omdat dit veiligheid biedt. (negatieve feedback) In ons gezin is het de gewoonte dat iedereen tegen 18u30 aan tafel zit voor een gezamenlijk avondmaal.

de tendens tot verandering, want alle levende systemen streven al even zeer naar ontplooiing. (positieve feedback) Nu de kinderen wat ouder worden en hun eigen weg gaan, is dit niet altijd meer mogelijk en maken we er een gewoonte van op alleen nog op zondagavond gezamenlijk het avondmaal te gebruiken.

2

De bijvoeglijke naamwoorden 'positief’ en 'negatief’ slaan dus niet op de inhoud van de feedback, maar op het effect. Deze termen geven geen waardeoordeel. In sommige situaties is negatieve feedback verkieslijk, in andere negatieve.

Algemene Psychologie.

15

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

16

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Het afstellen van een open systeem op een bepaald evenwicht noemt WATZLAWICK kalibrering. Binnen bepaalde grenzen blijft het systeem dan in evenwicht en niettegenstaande de verandering door de invloeden van buitenaf blijven de regels van het systeem gelden. Het begrip kalibrering slaat op de interactie tussen een systeem en zijn omgeving, waarbij een systeem zich dus succesvol kan aanpassen en zijn regels kan handhaven niettegenstaande de zich veranderende omgeving. Een logeetje dat blijft slapen, brengt het gezinssysteem wel even uit evenwicht, maar de regels blijven.

Wanneer een systeem door omstandigheden uit evenwicht raakt en zich genoodzaakt ziet om een nieuw evenwicht te vinden op basis van nieuwe regels, dan noemt WATZLAWICK het overschakelen op een ander evenwicht een trapfunctie. De praktijk leert ons dat het vinden van een nieuw evenwicht lang niet altijd een makkelijke opgave is. Als een systeem niet overschakelt als de omstandigheden gewijzigd zijn, dan loopt het gevaar om, naar analogie van een machine, vast te lopen of oververhit te raken. Als in een gezin moeder weer gaat werken (als de kinderen wat ouder zijn) dan staat het gezin voor de taak om door deze gewijzigde omstandigheden de regels opnieuw te definiëren (trapfunctie). Als in een gezin gezinsuitbreiding plaats vindt, of juist wanneer een kind het huis uittrekt, dan moet er een herdefiniëring van de gezinsregels plaats vinden. Als een gezin zich niet weet aan te passen aan de nieuwe situatie, dan kan het ontsporen. We kunnen kalibrering en de trapfunctie ook uitleggen naar analogie met de werking van een thermostaat. Je stelt de thermostaat in op 20 ° In de praktijk zal bij een temperatuur tussen 19,5° en 20,5° niets gebeuren. Hier is sprake van kaliberering. Wanneer de temperatuur door een windvlaag plots daalt tot 19° of wanneer je 21° instelt op de thermostaat, zal uw thermostaat een signaal geven aan uw ketel om aan te slaan Hier is sprake van een trapfunctie.

Algemene Psychologie.

17

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


Equifinaliteit: je kan via verschillende wegen tot eenzelfde einddoel komen

In een circulair en zelfregulerend systeem, worden de ‘resultaten’ niet zozeer bepaald door de beginstanden, als wel door het karakter van het proces of de parameters van het systeem… omdat het karakter van organisaties de bepalende factor is Paul WATZLAWICK, 1970

Algemene Psychologie.

18

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


7

ELK SYSTEEM WORDT GEKENMERKT DOOR EQUIFINALITEIT

Een laatste eigenschap van open systemen wordt equifinaliteit genoemd. Deze eigenschap houdt in dat: - een systeem vanuit uiteenlopende begintoestanden eenzelfde eindtoestand kan bereiken; Van de studenten die de studie succesvol afronden zal de begintoestand verschillend zijn geweest. - een systeem vanuit een bepaalde begintoestand tot uiteenlopende eindtoestanden kan evolueren. Het begrip equifinaliteit zet zich af tegen de idee dat één oorzaak, één gevolg heeft en gaat er van uit dat hetzelfde eindresultaat kan bewerkstelligd worden vanuit verschillende begintoestanden. Je kan met andere woorden nooit vanuit de oorzaak de gevolgen voorspellen of omgekeerd vanuit het gevolg de oorzaken afleiden. Dit kenmerk hangt dan ook samen met het begrip van circulaire causaliteit, dat we eerder besproken hebben.

Algemene Psychologie.

19

© 2015-2016 Arteveldehogeschool


TOETSEN

Op

vind je een multiple-choice toets over de kenmerken van systemen.

Op vind je ook een kruiswoordraadsel, waarmee je de verschillende begrippen verder kan inoefenen.

Algemene Psychologie.

20

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


8

GECITEERDE WERKEN

RIGTER, J. (2008). Het Palet van de psychologie. Stromingen en hun toepassingen in de hulpverlening. Bussum: Couthino. VAN CRAEN, W. (2005). Omgaan met anderen. Een communicatiekunst. Leuven: Voorburg-Acco. VAN STEENWEGEN, A. (1988). Liefde is een werkwoord. spelregels voor het huwelijk. Tielt: Lannoo. WATZLAWICK, P. B. (1970). De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Algemene Psychologie.

21

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Algemene Psychologie.

22

Š 2015-2016 Arteveldehogeschool


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.