HOOFDSTUK 1
Issaschar, de vijfde zoon van Jakob en Lea. Het zondeloze huurkind voor liefdesappels. Hij pleit voor eenvoud.
1 De kopie van de woorden van Issaschar.
2 Want hij riep zijn zonen en zei tegen hen: Luister, mijn kinderen, naar uw vader Issaschar; luister naar de woorden van hem die geliefd is door de Heer.
3 Als vijfde zoon van Jakob werd ik geboren als loon voor de liefdesappelen.
4 Want mijn broer Ruben bracht liefdesappels van het veld, en Rachel kwam hem tegemoet en nam ze mee.
5 En Ruben huilde, en op zijn stem kwam Lea, mijn moeder, naar voren.
6 Deze alruinen waren zoetgeurende appels die werden geproduceerd in het land Haran, onder een waterkloof.
7 En Rachel zei: Ik zal ze niet aan jou geven, maar ze zullen voor mij zijn in plaats van voor kinderen.
8 Want de Heer heeft mij veracht, en ik heb Jakob geen kinderen gebaard.
9 Nu waren er twee appels; en Lea zei tegen Rachel: Laat het voldoende zijn dat je mijn man hebt meegenomen. Wil je deze ook meenemen?
10 En Rachel zei tegen haar: Vannacht zul je Jakob krijgen als de liefdesappels van je zoon,
11 En Lea zei tegen haar: Jakob is van mij,wantikbendevrouwvanzijnjeugd.
12 Maar Rachel zei: Poch niet, en roem niet op uzelf; want hij heeft mij vóór u ondertrouwd, en ter wille van mij heeft hij onze vader veertien jaar gediend.
13 En als de listigheid op aarde niet was toegenomen en de goddeloosheid van de
mensen niet voorspoedig was geweest, zou je nu het gezicht van Jakob niet zien.
14 Want jij bent niet zijn vrouw, maar met list werd je in mijn plaats naar hem toe gebracht.
15 En mijn vader bedroog mij en verwijderde mij die nacht, en liet niet toe dat Jakob mij zag; want als ik daar was geweest, was hem dit niet overkomen.
16 Niettemin huur ik Jakob voor de liefdesappelen voor één nacht aan u in.
17 En Jakob kende Lea, en zij werd zwanger en baarde mij, en vanwege het loon werd ik Issaschar genoemd.
18 Toen verscheen aan Jakob een engel van de Heer, zeggende: Rachel zal twee kinderen baren, aangezien zij het gezelschap van haar man heeft geweigerd en voor onthouding heeft gekozen.
19 En als mijn moeder Lea de twee appels niet had betaald ter wille van zijn gezelschap, zou ze acht zonen hebben gekregen; om deze reden baarde zij zes, en Rachel baardedetwee: want vanwege de liefdesappelen bezocht de Heer haar.
20 Want Hij wist dat zij ter wille van de kinderen met Jakob om wilde gaan, en niet uit lust voor plezier.
21 Want ook de volgende dag gaf zij Jakob opnieuw over.
22 Vanwege de liefdesappelen luisterde de Heer daarom naar Rachel.
23 Want hoewel ze ernaar verlangde, heeft ze ze niet weggeroepen, maar ze geofferd in het huis van de Heer, en ze aangeboden aan de priester van de Allerhoogste die op dat moment aanwezig was.
24Toenikdusopgroeide,mijnkinderen, wandeldeikmetoprechtheidvanhart,en werd ik landman voor mijn vader en mijn broers, en bracht ik vruchten van
het veld binnen, afhankelijk van hun seizoen.
25 En mijn vader zegende mij, want hij zag dat ik in rechtschapenheid voor hem wandelde.
26 En ik bemoeide me niet met mijn daden, noch was ik jaloers of kwaadaardig jegens mijn naaste.
27 Ik heb nooit iemand belasterd, noch heb ik het leven van wie dan ook bekritiseerd, terwijl ik liep zoals ik deed met enkelvoudig oog.
28 Daarom nam ik, toen ik vijfendertig jaar oud was, een vrouw, omdat mijn arbeid mijn kracht wegnam, en ik dacht nooit aan plezier met vrouwen; maar dankzij mijn inspanningen werd ik overvallen door de slaap.
29 En mijn vader was altijd blij met mijn rechtschapenheid, omdat ik via de priester alle eerstelingen aan de Heer offerde; dan ook naar mijn vader.
30 En de Heer vermeerderde Zijn voordelen in mijn handen tienduizendvoudig; en ook Jacob, mijn vader, wist dat God mij hielp bij mijn ongehuwde staat.
31 Want aan alle armen en onderdrukten heb ik in de enkelheid van mijn hart de goede dingen van de aarde geschonken.
32 En nu,luister naar mij, mijn kinderen, en wandel in eenvoud van hart, want ik heb daarin alles gezien wat de Heer welgevallig is. '
33 De vastberaden man begeert het goud niet, hij overtreft zijn naaste niet, hij verlangt niet naar allerlei lekkernijen, hij heeft geen behagen in gevarieerde kleding.
34 Hij verlangt niet naar een lang leven, maar wacht alleen op de wil van God.
35 En de geesten van bedrog hebben geenmachttegenhem,want hijkijktniet
naar de schoonheid van vrouwen, uit angst dat hij zijn geest zou verontreinigen met verderf.
36 Er is geen afgunst in zijn gedachten, geen kwaadwillig persoon laat zijn ziel wegkwijnen, noch maakt hij zich zorgen met een onverzadigbaar verlangen in zijn geest.
37 Want hij wandelt in eenvoud van ziel en aanschouwt alle dingen met oprechtheid van hart, terwijl hij ogen mijdt die door de dwaling van de wereld slecht zijn gemaakt, uit angst dat hij de verdraaiing van een van de geboden van de Heer zou zien.
38 Houd u daarom, mijn kinderen, aan de wet van God, en word ongehuwd, en wandel in argeloosheid, bemoei u niet met dezaken van uw naaste, maar heb de Heer en uw naaste lief, heb medelijden met de armen en zwakken.
39 Buig uw rug voor de landbouw, en zwoeg in allerlei vormen van landbouw, terwijl u de Heer onder dankzegging geschenken aanbiedt.
40 Want met de eerstelingen van de aarde zal de Heer u zegenen, zoals Hij alle heiligen vanaf Abel tot nu toe heeft gezegend.
41 Want u wordt geen ander deel gegeven dan van de vettigheid van de aarde, waarvan de vruchten door zwoegen worden voortgebracht.
42 Want onze vader Jakob heeft mij gezegend met zegeningen van de aarde en van de eerstelingen.
43 En Levi en Juda werden door de Heer verheerlijkt, zelfs onder de zonen van Jakob; want de Heer gaf hun een erfenis, en aan Levi gaf Hij het priesterschap, en aan Juda het koninkrijk.
44 En gehoorzaamt u daarom, en wandelt in de ongehuwde staat van uw
vader; want aan Gad is het gegeven de troepen die op Israël afkomen te vernietigen.
HOOFDSTUK 2
1 Weet daarom, mijn kinderen, dat uw zoons in de laatste tijden hun ongehuwde staat zullen opgeven en zullen vasthouden aan een onverzadigbaar verlangen.
2 En het verlaten van argeloosheid, zal naderen tot boosaardigheid; en omdat zij de geboden van de Heer verzaken, zullen zij Beliar aanhangen.
3 En zij hebben de veehouderij achter zich gelaten en zullen hun eigen slechte plannen volgen, en zij zullen onder de heidenen verspreid worden en hun vijanden dienen.
4 En geeft u daarom deze geboden aan uw kinderen, zodat zij, als zij zondigen, des te sneller tot de Heer mogen terugkeren; Want Hij is barmhartig en zal hen bevrijden, en zelfs terugbrengen naar hun land.
5 Zie daarom, zoals u ziet, ben ik honderdzesentwintig jaar oud en ben mij er niet van bewust dat ik enige zonde heb begaan.
6 Behalve mijn vrouw heb ik geen enkele vrouw gekend. Ik heb nooit ontucht gepleegd door mijn ogen op te heffen.
7 Ik dronk geen wijn, waardoor ik op een dwaalspoor werd gebracht;
8 Ik begeerde niets begerenswaardigs dat van mijn buurman was.
9 Er ontstond geen bedrog in mijn hart;
10 Een leugen kwam niet over mijn lippen.
11 Als iemand in nood verkeerde, voegde ik mijn zuchten bij de zijne:
12 En ik deelde mijn brood met de armen.
13 Ik heb godsvrucht bedreven, al mijn dagen heb ik de waarheid bewaard.
14 Ik hield van de Heer; zo ook iedere man met heel mijn hart.
15 Zo doen ook jullie deze dingen, mijn kinderen, en elke geest van Beliar zal van jullie vluchten, en geen enkele daad van slechte mensen zal over jullie heersen;
16 En elk wild dier zult gij onderwerpen, aangezien u de God van hemel en aarde bij u hebt en met een enkel hart met de mensen wandelt.
17 En nadat hij deze dingen had gezegd, beval hij zijn zonen hem naar Hebron te dragen en hem daar bij zijn vaderen in de grot te begraven.
18 En hij strekte zijn voeten uit en stierf op hoge leeftijd; terwijl elke ledemaat klonk, en met onverminderde kracht, sliep hij de eeuwige slaap.