MXe <ck\k k_f C\cc\ej kfk AXZhl\j NXccX^\
;\ >ife`e^\i Yli^\d\\jk\ij
()
85
9\ef ?f]dXe
hoofdstuk 2
Eén burgemeester (1824 — 1849)
16
Koning Willem I bepaalt op 5 januari 1824 dat de ‘colleges van burgemeesters’ in de Nederlandse gemeentes worden afgeschaft. Voortaan moet elke gemeente zich zien te redden met één burgemeester en een aantal wethouders. Voor Groningen worden dat er drie. Ruim een maand later, op 19 februari, maakt de koning bekend hoe de posten worden verdeeld. Niet de oudste man uit het vorige college, de dan 79-jarige Pieter Roelfzema, zal de ambtsketen dragen. De keuze valt op de op-een-na-oudste, de 58-jarige Jean François van Iddekinge. De oud-burgemeesters Cremers, Van der Hoop en Roelfzema moeten genoegen nemen met een wethouderspost. Waarschijnlijk speelt Van Iddekinges ‘politieke kleur’ een rol bij zijn verkiezing. Als overtuigd Oranje aanhanger heeft hij bij de koning natuurlijk een streepje voor. Woonhuis van burgemeester Van Iddekinge, Grote Markt 36
Jean François 18
( 1 8 1 9 — ) 1824 — 1842
van Iddekinge
1819 1820 1821 1822 1823
De eerste soloburgemeester van Groningen, Jean François van Iddekinge, wordt in 1765 geboren in een vooraanstaande familie. Zijn vader, Tobias Jan, is een jongere broer van de eerdere burgemeester Anthony Adriaan van Iddekinge. Zijn moeder is een dochter van jonker Mello Alberda van Rensuma. Deze koopt in 1730 de huidige Drie Gezusters Pub en geeft het pand een nieuwe voorgevel. Doordat zijn dochter het pand aan de Grote Markt ZZ erft, is dit de plek waar Jean François opgroeit. De jonge Van Iddekinge interesseert zich voor de lokale politiek en in de jaren 1791-’94 is hij lid van de Gezworen meente, een 24 leden tellend gezelschap dat het stadsbestuur bijstaat in belangrijke zaken. Net als zijn vader trouwt Jean François een Alberda. Zijn echtgenote – Christina Maria – is een dochter van Unico Allard Alberda van Menkema en Christina Bentinck. De laatste stamt af van een onechte zoon van prins Frederik Hendrik – Frederik van Nassau van Zuylenstein. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Alberda’s en de Van Iddekinges tot de Oranjepartij behoren. Deze Oranjegezindheid verklaart vermoedelijk ook dat Van Iddekinges politieke carrière pas goed op gang komt na de Franse tijd. In 1819 wordt hij een van de vier Groninger burgemeesters en vijf jaar later mag hij solo verder. Van Iddekinge is voor zijn inkomsten niet alleen afhankelijk van zijn burgemeestersambt. Uit gegevens van het kadaster blijkt dat hij in de stad enkele huizen met erf bezit en verscheidene weilanden in De Paddepoel. Van Iddekinge blijft wonen in het huis waarin hij is opgegroeid, op steenworp afstand van het stadhuis.
Verslag Koninklijk bezoek in Provinciale Groninger Courant 23-7-1830
Jean François van Iddekinge getekend door Otto Eerelman, 1861
Als Oranjegezind bestuurder is het bezoek van de koning aan Groningen in juli 1830 waarschijnlijk een van de hoogtepunten in zijn carrière. Het is de vierde keer dat Willem I naar de stad komt. Eerder logeert hij bij gouverneur Van Imhoff in de Oude Boteringestraat en de provinciale commandant Van Limburg Stirum aan het Martinikerkhof, maar nu is de burgemeester aan de beurt. De gemeente tast diep in de buidel om het de koning naar de zin te maken. Alleen al aan het diner op het stadhuis wordt 1400 gulden gespendeerd, een buitensporig hoog bedrag in die tijd.
1824 1825 1826 1827 1828 1829 1830 1831 1832 1833 1834 1835 1836
Van Iddekinge is 18 jaar lang burgemeester van Groningen. In 1842 gaat hij met pensioen omdat hij door zijn hoge leeftijd niet meer in staat is het ambt te vervullen. Jean François van Iddekinge overlijdt in 1848 op 82-jarige leeftijd in zijn huis op de Grote Markt. Zijn echtgenote overleeft hem nog acht jaar.
1837 1838 1839 1840 1841 1842
19
Herman 20
1 8 4 3 â&#x20AC;&#x201D; 1846
de Ranitz
1843 1844 1845 1846
De Oude Boteringestraat met aan de rechterzijde het woonhuis van De Ranitz
Voor de opvolging van Van Iddekinge valt de keus op de in 1794 in Groningen geboren Herman de Ranitz. Zijn vader – reder, wijn- en tabakshandelaar Sebastiaan Mattheus Sigismund de Ranitz – is in 1795 betrokken bij de opzet van het nieuwe democratische stadsbestuur. Herman studeert Romeins en hedendaags recht aan de Groninger academie en begint zijn carrière als procureur bij de rechtbank. Hij werkt zich op tot wethouder en wanneer De Ranitz in 1843 het ambt van burgemeester aanvaardt, is hij ook werkzaam als curator van de universiteit én buitengewoon lid van de Staten Generaal. Op 38-jarige leeftijd trouwt de Ranitz met de dan 29-jarige Maria Elisabeth Crommelin met wie hij acht kinderen krijgt. Het gezin woont aan de Oude Boteringestraat A244, ter plekke van de huidige Rode Weeshuisstraat.
Het gezin brengt een aantal spraakmakende Groningers voort, waaronder de middelste dochter, Magdalena Wilhelmina de Ranitz. Zij bekommert zich om het lot van de wezen en armen in de stad en sticht met hulp van haar moeder en zuster Edsardina een ‘Doorgangshuis’ voor weeskinderen. Daarnaast ziet zij het als haar taak de armen van Groningen te evangeliseren. Ook zoon Samuel trekt zich het lot van kinderen aan. Hij promoveert aan de universiteit van Leiden met een proefschrift over verloskunde, en sticht later in Amsterdam een kinderziekenhuis. Zoon Sebastiaan is vier jaar lang actief als liberaal Tweede Kamerlid. De Ranitz overlijdt in augustus 1846, waarna het gezin verhuist naar St. Walburgstraat 1 (het huidige Pictura).
Magdalena Wilhelmina de Ranitz
Herman de Ranitz
21
1846 1847
In afwachting van de benoeming van een opvolger van De Ranitz wordt het ambt tijdelijk waargenomen door notaris/advocaat Edo Johannes Offerhaus (17951876). Als ‘waarnemend burgemeester’ treft Offerhaus, die met vrouw en kinderen aan de Spilsluizen NZ (huidige nr. 1-3) woont, het niet bepaald. Als gevolg van aardappelmisoogsten kent een groot deel van Nederland armoede en schaarste. Zo ook Groningen. Tarweproducten zijn door de hoge belastingheffing bijna alleen weggelegd voor welgestelden en nu ook de aardappel wegvalt uit het dagmenu is het voor de ‘gewone man’ bijna onmogelijk om een voedzaam maal bij elkaar te scharrelen.
Edo Johannes 22
1 8 4 6 — 1847
Offerhaus (waarnemend)
In juni 1847 hult de stad zich in een grimmige sfeer. De onlusten nemen toe en de gouverneur van Groningen bereidt zich op het ergste voor, door een militiemacht van 770 militairen in de stad te laten patrouilleren. Een volksopstand lijkt onvermijdelijk en hoewel locoburgemeester Offerhaus een groot voorstander is van extra maatregelen zoals een samenscholingsverbod en een avondklok, krijgt hij deze resoluties er bij de raad niet op tijd door. Op gezag van Offerhaus en zijn wethouders wordt op 28 juni de prijs van een roggebrood teruggebracht van 85 cent naar 58 cent. Hoewel het besluit overal wordt aangeplakt en dus bij de bevolking bekend is, leidt het niet tot de rust waar Offerhaus op hoopt. Integendeel. Een grote groep opstandelingen trekt die dag door de stad en plundert de woningen van onder andere graanhandelaren. Ramen worden ingegooid en de politie wordt met stenen bekogeld. Als ook de ruiten van het stadhuis sneuvelen en burgemeester Offerhaus’ oproepen aan de menigte om uiteen te gaan worden genegeerd, grijpt het leger in. Het bevel tot vuren wordt gegeven en zeventien mensen worden getroffen, waarvan er vier het leven laten. De op stel en sprong ingevoerde resoluties zoals een uitgaansverbod tussen tien uur ‘s avonds en half vier ‘s ochtends, een sluiting van de kroegen na negen uur ‘s avonds en de oprichting van een ‘korps rustbewaarders’ waarbij burgers zich vrijwillig kunnen aanmelden, komt als mosterd na de, voor velen afwezige, maaltijd.
pamflet broodoproer, notificatie B&W
1847 1848 1849
Jan Willem Cornelis 1847 — 1849
van Ittersum
Jan Willem Cornelis van Ittersum door Jean Hoek in 1832
Bij Koninklijk Besluit van 1 november 1847 wordt Jan Willem Cornelis baron van Ittersum tot burgemeester benoemd. Hij is in 1803 in Kampen geboren als zoon van Lodewijk Arend baron van Ittersum en Johanna Sippena Boldewina Adriana van Merwede. Van Ittersum trouwt in 1829 in Zwolle met de uit Emden afkomstige Ockje Meder, dochter van de theoloog Helias Meder. Hij neemt, samen met vijf broers, deel aan de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgen, als kapitein van de Gelderse Schutterij. Vanwege het tegenhouden van de vijand op 6 augustus 1831 bij Houthalen krijgt Van Ittersum de Militaire Willems-Orde. In Almelo wordt hij directeur van het postkantoor en maakt eind 1840 als zodanig promotie naar Groningen. Met vrouw en kinderen gaat hij wonen aan de oostzijde van het Martinikerkhof. Bij zijn benoeming tot burgemeester krijgt hij in 1847 toestemming om beide functies te combineren. In de loop van het volgende jaar blijkt dit echter in strijd met een eerder Koninklijk Besluit. Hij dient één van beide functies neer te leggen en verkiest het directeurschap bij de posterijen boven het burgemeestersambt. Zo krijgt Groningen per 1 januari 1849 alweer een nieuwe burgemeester, in de persoon van Gustaaf Willem Hendrik baron van Imhoff (zie Hoofdstuk 3). Van Ittersum, die tevens lid is geweest van de Provinciale Staten en kamerheer in buitengewone dienst van de koningen Willem I, II en III, overlijdt in Groningen in 1880.
23
55 <\ln\ecXe^ b\ek >ife`e^\e d\\i$ [\i\ Yli^\d\\jk\ij k\^\c`ab% 9`a kf\i$ Y\lik `j \\e mXe _\e mffiq`kk\i mXe [\ iXX[% ?\k fl[jk\ Y\nXXi[\ gfiki\k mXe \\e >ife`e^\i Yli^\d\\jk\i `j [Xk mXe <ck\k k_f C\cc\ej \e jkXdk l`k [\ q\jk`\e[\ \\ln%
55 MXeX] (/)+ _\\]k [\ jkX[ ef^ dXXi e Yli^\d\\jk\i# [`\ `e _\k [X^\$ c`abj Y\jklli nfi[k Y`a^\jkXXe [ffi \\e XXekXc n\k_fl[\ij% 9\ef ?f]dXe _\\]k Xcc\ Êjfcf$Yli^\$ d\\jk\ijË fg \\e i`a ^\q\k \e Y\jZ_i`a]k _le XdYkjk\id`ae `e i\cXk`\ kfk [\ fek$ n`bb\c`e^ [`\ [\ jkX[ [Xe [ffidXXbk%
>ife`e^\ej d\\jk i\Z\ek\ Yli^\$ d\\jk\i# AXZhl\j NXccX^\# mfidk [\ X]jcl`k\i mXe [`k fm\iq`Z_k mXe dXi$ bXek\ Yli^\imX[\ij% Q`ae X]jZ_\`[ `j [\ XXec\`[`e^ mffi _\k m\ijZ_`ae\e mXe [`k knXXc][\ [\\c `e [\ j\i`\ >ife`e^\e mXe Xcc\ k`a[\e1 ;\ >if$ e`e^\i Yli^\d\\j$ k\ij2 MXe <ck\k k_f
C\cc\ej kfk AXZhl\j NXccX^\% 9`a [`k Yf\b m`e[k l \\e jg\Z`XXc mffi [\q\ l`k^Xm\ jXd\e^\jk\c[\ [m[ nXXifg AXe BXd$ d`e^X# ?Xid 9l`k\i \e DXi`Xee\ 9\jj\$ c`eb XXe _\k nffi[ nfi[\e ^\cXk\e fm\i AXZhl\j NXccX^\# d\k n`\ q`a jXd\e$ n\ibk\e `e m\ijZ_`c$ c\e[\ ]Xj\e mXe q`ae Y\jkllic`ab\ ZXii` i\%