ITAA-zine | Nummer 2 - maart 2021

Page 1

-ZIN E Nummer 2 | Maart 2021

Maandelijkse uitgave – Afgiftekantoor Gent X – P409030

De weder­ opbouw­ reserve: voorwaarden, uitsluitingen en ­combinatie met de ­carry-back

iStockphoto.com/jacoblund.

Eén van de fiscale maat­ regelen die bedoeld is om ondernemingen te helpen bij het herstel van de coronacrisis is de belastingvrijstelling voor wederopbouwreserves. In deze bijdrage bekijken we onder welke voorwaarden en voor welke bedragen deze vrijstelling mogelijk is en behouden blijft, welke vennootschappen ervan zijn uitgesloten, en of een combinatie mogelijk is met de zgn. ­carry-back van verliezen.


Colofon ITAA-zine Maandelijks tijdschrift van het ITAA (verschijnt niet in januari en juli) nr. 2/2021

De wederopbouwreserve: voorwaarden, uitsluitingen en combinatie met de carry-back. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3

ADMINISTRATIE EN REDACTIE ITAA, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel Tel.: +32 2 240 00 00 E-mail: info@itaa.be

Lijst (niet-limitatief) van databanken voor het AWW-toezicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8

COÖRDINATIE Stéphane De Bremaeker (NL) – stephane.debremaeker@itaa.be Gaëtan Hanot (FR) – gaetan.hanot@itaa.be

Schenkingen uit liefdadigheid van (niet)-voedingsmiddelen en btw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Schenkingen uit liefdadigheid van (niet-) voedingsmiddelen en inkomstenbelastingen

. . . . . . . . . . . . .

REDACTIECOMITÉ Stéphane De Bremaeker, Gaëtan Hanot, Johan De Coster, Chantal Demoor, Sophie Bosschaerts, François Lezaack, Bart Van Coile (voorzitter), Frédéric Delrue (ondervoorzitter), Geert Lenaerts, Eric Steghers

16

AFBEELDINGEN iStockphoto

Investeringsaftrek van 25% met twee jaren verlengd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22

VERTALINGEN IGTV, House of Words, Joeri Van Liefferinge VERANTWOORDELIJKE UITGEVER B. Van Coile, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

8

Databanken

Voor de uiteindelijk begunstigden

9

Een kopie verkrijgen van het uittreksel uit het UBO-register, op de app van het door de Administratie van de Thesaurie beheerde UBO-register: https:// financien.belgium.be/nl/E-services/Ubo-register Om redenen die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens, kan het UBO-register alleen door de leden worden geraadpleegd voor de uiteindelijk begunstigden onder hun cliënten. Iedere raadpleging wordt in een ‘log’ opgeslagen, waardoor de overheid en de betrokken personen kunnen verifiëren wat door wie werd geraadpleegd.

Vrijstelling van de identificatieverplichting – UBO

De AWW voorziet in een vrijstelling van de identificatieverplichting in het UBO-register van de cliënt of van de lasthebber als de cliënt of zijn lasthebber een vennootschap is die 1. genoteerd is op een gereglementeerde markt of 2. genoteerd is op de beurs in een lidstaat van de EER of 3. genoteerd is op de beurs in een derde land met een gelijkwaardige reglementering.

Het Instituut van de Belastingadviseurs en Accountants (IBA) is opgericht bij wet van 17 maart 2019. Het IBA gaat door het leven als ITAA, en is het resultaat van een fusie tussen het IAB en het BIBF. Het ITAA wordt bestuurd door een Raad en een Uitvoerend comité. Voor meer informatie: www.itaa.be. Investeringsaftrek van 25%

Momenteel worden de volgende landen door de Europese Unie beschouwd als derde landen met een gelijkwaardige reglementering: Australië, Hongkong, Zwitserland en de Verenigde Staten. Voor de lijst van gereglementeerde markten in de EER: https://registers.esma.europa.eu/publication/ searchRegister?core=esma_registers_upreg

Voor eventuele updates van derde landen met een gelijkwaardige reglementering: https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/bankingand-finance/international-relations/recognitionnon-eu-financial-frameworksequivalence-decisions_en#recognition-of-non-eu-regulatory-frameworks Politiek prominente personen (PPP’s)

11 16 iStockphoto.com/FG Trade.

iStockphoto.com/eyecrave.

iStockphoto.com/Marija Jovovic.

3

Thema

MEDEDELING VOOR DE LEZERS De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en de mening van de auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.

• https://www.google.com/ • https://openthebox.be/search (betalend) • https://www.lexisnexis.com/en-us/gateway.page (betalend) • https://www.ccrek.be/NL/MandatenVermogen.html voor de mandatenlijsten en vermogensaangiften van het Rekenhof (ccrek.be): openbare mandatarissen (zoals parlementsleden, regeringsleden en hun kabinetschefs, provinciegouverneurs, burgemeesters en schepenen, bestuurders van intercommunales) en leidinggevende ambtenaren bij de administraties en openbare instellingen moeten jaarlijks de lijst van hun mandaten, ambten en beroepen elektronisch meedelen aan het Rekenhof. Het Rekenhof publiceert jaarlijks de lijsten van mandaten, ambten en beroepen; en de lijst van personen die ininvesteringsaftrek gebreke zijn geblevenwerd met hun mandatenlijst of hun vermogensaangifte gewone vorig jaar opgetrokken van 8% naar op zijn website en in het Belgisch Staatsblad.

22

22

met twee jaren verlengd

UITGEVER Wolters Kluwer België Motstraat 30, B-2800 Mechelen

De 25% voor investeringen gedaan tussen 12 maart 2020 en 31 december 2020. Een recente Programmawet1 heeft die Men dient ook bijlage IV bijjaar de wet van 18 september 2017, ingevoegd door de periode met nog eens twee verlengd tot 31 december 2022. Doelgroep zijn natuurlijke persowet van 20 juli 2020, te raadplegen (lijst van functies die als prominente publieke nen en kleine vennootschappen, voor zover ze voldoen aan aantal voorwaarden. De overheid functie worden aangeduid overeenkomstig artikel 41,§ 4, eerste lideen van het hoopt AWW): zo om in deze moeilijke crisisperiode investeringen aan te moedigen. https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/ change_lg.pl?language=fr&la=F&table_name=loi&cn=2017091806

1. Opmars van de gewone investeringsaftrek

overdracht van de ongebruikte investeringsaftrek verlengd. Als er geen of onvoldoende winst is, is de investeringsaftrek in beginsel slechts een jaar overdraagbaar naar het volgende belastbaar tijdperk. De nieuwe wet verlengt deze termijn naar twee jaar voor wat betreft investeringen gedaan in 2019. De ongebruikte aftrek kan met andere woorden naar de twee volgende belastbare tijdperken overPercentage gedragen worden (2020 en 2021). Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021 investeringsaftrek

De gewone investeringsaftrek bestaat al geruime tijd, maar kende een behoorlijke evolutie en opmars de laatste jaren. Een overzicht. Periode van investeringen Sinds aanslagjaar 2007

0%

Vanaf 1 januari 2014

4%

Vanaf 1 januari 2016

8%

Tussen 1 januari 2018 tot 31 december 2019

Tijdelijk 20%

Vanaf 1 januari 2020

Opnieuw 8%

Vanaf 12 maart 2020 tot 31 december 2022

Tijdelijk 25%

De Programmawet van 20 december 2020 heeft ondertussen bepaald dat zowel het verhoogde basispercentage van de investeringsaftrek (25%), als de termijn voor de overdracht van de ongebruikte investeringsaftrek (twee jaar) tot eind 2022 verlengd worden. Opmerking hierbij: in de personenbelasting is in tegenstelling tot de vennootschapsbelasting de niet-verleende vrijstelling investeringsaftrek steeds onbeperkt overdraagbaar.

2. Het corona-effect

3. Wat zijn de basisvoorwaarden?

2.1. Verhoogde investeringsaftrek

Om in aanmerking te komen voor de toepassing van de gewone investeringsaftrek, moeten volgende basisvoorwaarden cumulatief vervuld zijn. Het moet gaan om: • investeringen door natuurlijke personen die winsten of baten behalen of vennootschappen die wettelijk als klein worden aangemerkt; • investeringen in materiële of immateriële vaste activa die over een periode van tenminste drie jaar afgeschreven kunnen worden en niet conform artikel 75 van het WIB92 uitgesloten zijn van de investeringsaftrek; • investeringen die tijdens het belastbaar tijdperk in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht (zie verder voor

Sinds 1 januari 2020 bedroeg de investeringsaftrek, na een tijdelijke verhoging tot 20%, opnieuw 8%. Maar toen brak de coronacrisis uit. Om investeringen te stimuleren en niet uit te stellen, werd de investeringsaftrek opnieuw tijdelijk verhoogd voor investeringen tussen 12 maart 2020 en 31 december 2020. Deze keer tot 25%.

2.2. Overdracht van ongebruikte investeringsaftrek


3

De wederopbouwreserve: voorwaarden, uitsluitingen en combinatie met de carry-back Eén van de fiscale maatregelen die bedoeld is om ondernemingen te helpen bij het herstel van de coronacrisis is de belastingvrijstelling voor wederopbouwreserves. In deze bijdrage bekijken we onder welke voorwaarden en voor welke bedragen deze vrijstelling mogelijk is en behouden blijft, welke vennootschappen ervan zijn uitgesloten, en of een combinatie mogelijk is met de zgn. ­carry-back van verliezen.

1. Belastingvrije reserve Als gevolg van de COVID-19-pandemie hebben veel vennootschappen in 2020 financiële moeilijkheden ondervonden. Behalve de mogelijkheid om al voor boekjaren van 13 maart 2019 tot en met 31 december 2020 de in het volgend boekjaar geleden fiscale verliezen van het belastbaar resultaat in mindering te brengen via de aanleg van een verliesreserve (carry-back), is ook een regeling ingevoerd1 voor het herstel van het eigen vermogen naar het niveau van voor de coronacrisis. Deze regeling, de wederopbouwreserve, laat vennootschappen toe om gedurende maximaal drie boekjaren winsten voorwaardelijk en tijdelijk van vennootschapsbelasting vrij te stellen.

2. Voor welke aanslagjaren en hoeveel? 2.1. Voor welke aanslagjaren? Wederopbouwreserves kunnen worden aangelegd voor de boekjaren verbonden met de aanslagjaren 2022, 2023 of 2024, wat overeenkomt met de gewone boekjaren 2021, 2022 of 2023, en de gebroken boekjaren 2021-2022, 2022-2023 en 2023-2024. Het volledige bedrag van de wederopbouwreserve kan naar keuze in één keer worden aangelegd, of gespreid over twee of drie aanslagjaren.

2.2. Hoeveel?

Ten eerste is het totale bedrag dat als wederopbouwreserve kan worden vrijgesteld beperkt tot het bedrijfsverlies op de afsluitingsdatum van het boekjaar dat afsluit in 2020 (art. 194quater/1, § 3, lid 1 WIB92). Vennootschappen die hun boekjaar afsluiten in de periode van 1 januari 2020 tot 31 juli 2020 kunnen er echter voor kiezen om in de plaats als maximaal vrij te stellen wederopbouwreserve het bedrag te nemen van het bedrijfsverlies op de afsluitdatum van het boekjaar dat afsluit in 2021. Deze keuze moeten ze maken wanneer de reserve voor het eerst wordt aangelegd en is onherroepelijk (art. 194quater/1, § 3, lid 2 WIB92). In beide gevallen is er een absoluut maximum van 20 miljoen euro. Een vennootschap waarvan het bedrijfsresultaat van het boekjaar afgesloten in 2020 (of eventueel 2021) geen verlies is, kan dus geen wederopbouwreserves aanleggen. 2 Het bedrijfsresultaat bevindt zich in de rubriek III of II van de resultatenrekening naargelang het volledig schema of het verkort schema van de jaarrekening wordt gebruikt. 3 Er wordt dus geen rekening gehouden met de financiële kosten en opbrengsten. Een aandachtspunt is dat eventueel reeds belaste bedragen van de wederopbouwreserve in het maximum inbegrepen zijn. Ten tweede is ook het bedrag dat jaarlijks aan de wederopbouwreserve kan worden toegevoegd begrensd. De maximale toevoeging aan de wederopbouwreserve is het bedrag van de belastbare gereserveerde winst van het boekjaar vastgesteld vóór de samenstelling van de wederopbouwreserve (art. 194quater/1, § 1, lid 2 WIB92).

Het bedrag dat naar wederopbouwreserves kan worden overgeboekt, is op dubbele wijze begrensd.

1 Wet van 19 november 2020 houdende de invoering van een wederopbouwreserve voor vennootschappen, BS 1 december 2020. 2 Parl. St., Kamer, 2019-20, nr. 55-1309/001, 25. 3 Parl. St., Kamer, 2019-20, nr. 55-1309/001, 28.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


4

3. Welke vennootschappen zijn uitgesloten? Niet alle vennootschappen die het boekjaar 2020 (of eventueel 2021) afsluiten met een bedrijfsverlies, kunnen wederopbouwreserves aanleggen. Sommige vennootschappen zijn uitgesloten.

De invoering van een wederopbouwreserve laat vennootschappen toe om gedurende maximaal drie boekjaren verbonden met de aanslagjaren 2022, 2023 of 2024 winsten voorwaardelijk en tijdelijk van vennootschaps­ belasting vrij te stellen.

De belangrijkste uitsluiting geldt voor vennootschappen die in de periode van 12 maart 2020 tot aan de dag van indiening van de aangifte verbonden aan het aanslagjaar waarin de wederopbouwreserve wordt aangelegd, dus het aanslagjaar 2022, 2023 of 2024, één van de volgende verrichtingen hebben uitgevoerd: een inkoop van eigen aandelen4 , dividenduitkeringen inclusief uitkeringen van liquidatiereserves, kapitaalverminderingen inclusief uitkeringen van in het kapitaal ‘vastgeklikte’ reserves of elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen (art. 194quater/1 § 2, 4° WIB92). De reden voor deze uitsluiting is dat wederopbouwreserves bedoeld zijn om de eigenvermogensopbouw te ondersteunen van vennootschappen die te lijden hebben gehad van de coronacrisis. Het zou dan nogal vreemd zijn om vennootschappen die in deze periode hun eigen vermogen hebben verminderd niet van de maatregel uit te sluiten.5

Een nog niet uitgemaakte zaak is of met ‘elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen’ ook de uitkering van tantièmes wordt bedoeld. In een circulaire over de carry-back van verliezen, waarvoor dezelfde uitsluiting geldt, neemt de fiscus het standpunt in dat die vraag geval per geval moet worden beoordeeld, op grond van de concrete omstandigheden, inzonderheid in het geval dat de bedrijfsleider ook aandeelhouder is.6 Volgens de minister

moet de toekenning of uitkering van een tantième altijd als een vermindering of verdeling van het eigen vermogen worden beschouwd, ongeacht de concrete omstandigheden en dus ook ongeacht of de bedrijfsleider ook aandeelhouder is.7

Eveneens uitgesloten van wederopbouwreserves zijn vennootschappen die reeds op 18 maart 2020 konden worden aangemerkt als een onderneming in moeilijkheden zoals gedefinieerd in artikel 2, § 1, 4°/2 van het WIB92 (art. 194quater/1 § 2, 5° WIB92). De reden voor deze uitsluiting is dat de regeling bedoeld is om ondernemingen te helpen die door de COVID-19-pandemie tijdelijk liquiditeitsproblemen hebben, maar in beginsel gezond zijn. 8

Ten derde kunnen er ook geen wederopbouwreserves worden aangelegd door vennootschappen die vanaf 12 maart 2020 tot de laatste dag van het boekjaar waarin de wederopbouwreserve wordt genoten een rechtstreekse deelneming hadden in een vennootschap gevestigd in een belastingparadijs9 of die aan zo’n vennootschap in het boekjaar betalingen heeft gedaan voor een totaalbedrag van ten minste 100.000 euro tenzij is aangetoond dat deze betalingen zijn verricht in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen als gevolg van rechtmatige financiële of economische behoeften (art. 194quater/1 § 4, 2° WIB92). Tot slot zijn ook sommige vennootschappen die een bijzonder fiscaal stelsel genieten uitgesloten, namelijk beleggingsvennootschappen10 , gereglementeerde vastgoedvennootschappen, en organismen voor de financiering van pensioenen11 , coöperatieve participatievennootschappen12 en zeescheepvaartvennootschappen13 (art. 194quater/1 § 2, 1°-3° WIB92).

4 Het tijdstip van verkrijging van de eigen aandelen is bepalend. De eventueel op een later ogenblik plaatsvindende aanmerking als dividend overeenkomstig artikel 186 van het WIB92, is in deze niet relevant (Gedr. St., Kamer, 2019-2020, nr. 55 1412/001, 7). 5 Parl. St., Kamer, 2019-20, nr. 55-1309/001, 18. 6 Circulaire 2020/C/122 van 22 september 2020 over de vrijgestelde reserve ter versterking van de solvabiliteit en het eigen vermogen van de vennootschappen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, randnummer 15. 7 Vr. & Antw., Kamer, 2019-20, 22 september 2020, nr. 55/027, 126 (Vr. nr. 472, C. Leysen). 8 Parl. St., Kamer, 2019-2020, nr. 55-1412/001, 7. 9 Een Staat die is opgenomen in één van de lijsten bedoeld in artikel 307, § 1/2 van het WIB92, of in de lijst bedoeld in artikel 179 van het KB/WIB92. 10 Bedoeld in de artikelen 15 en 271/10 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, en bedoeld in de artikelen 190, 195, 285, 288 en 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders. 11 Bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. 12 Bedoeld in de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal van de vennootschappen en tot instelling van een winstpremie voor de werknemers. 13 Bedoeld zijn de vennootschappen die worden belast volgens de artikelen 115 tot 120 of van artikel 124 van de programmawet van 2 augustus 2002.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


5

iStockphoto.com/filadendron.

4. Welke voorwaarden voor het behoud van de vrijstelling? 4.1. Onaantastbaarheidsvoorwaarde De vrijstelling van de wederopbouwreserves is ten eerste afhankelijk van de klassieke onaantastbaarheidsvoorwaarde. Ze blijft dus maar behouden in de mate dat de reserves op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt zijn en blijven en niet tot grondslag dienen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning (art. 194quater/1 § 4, 1° WIB92).

4.2. Relatief uitkeringsverbod Zelfs als de onaantastbaarheidsvoorwaarde volledig wordt nageleefd, blijft de vrijstelling van de wederopbouwreserve maar behouden in zoverre ook de rest van het eigen vermogen intact blijft, dat wil zeggen, er geen inkopen van eigen aandelen, dividenduitkeringen, kapitaalverminderingen of andere verminderingen of verdelingen van het eigen vermogen plaatsvinden (art. 194quater/1, § 5, 1°-3° WIB92). De reden voor dit uitkeringsverbod is dezelfde als voor de uitsluiting van de wederopbouwreserves van

vennootschappen die tijdens de coronacrisis eigen vermogen hebben uitgekeerd. Het uitkeringsverbod is wel relatief: wanneer er toch eigen vermogen wordt uitgekeerd, vervalt de vrijstelling van de wederopbouwreserve niet volledig, maar wordt de wederopbouwreserve belastbaar tot beloop van de waarde van de inkoop van eigen aandelen, het bedrag van het dividend, of het bedrag van de kapitaalvermindering of verdeling. Het totale bedrag dat op basis van deze regel belastbaar kan worden, is uiteraard maximaal gelijk aan het bedrag van de vrijgestelde wederopbouwreserves (art. 194quater/1, § 5, lid 2 WIB92). Voorbeeld: een vennootschap legt voor het boekjaar 2022 een wederopbouwreserve aan van 50.000 euro. Bij de bestemming van het resultaat voor het boekjaar 2023 legt ze geen wederopbouwreserve aan, maar kent ze een dividend toe, bijvoorbeeld uit een liquidatiereserve, van 10.000 euro. De wederopbouwreserve wordt voor een bedrag van 10.000 euro belastbaar, en blijft voor 40.000 euro vrijgesteld. Merk op dat wanneer de vennootschap voor het boekjaar 2022 een dividend had toegekend, ze helemaal geen wederopbouwreserve had kunnen aanleggen, ook niet voor het boekjaar 2023 of 2024.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


6 4.3. Drempelbedrag werknemersbezoldigingen De wederopbouwreserves blijven maar volledig vrijgesteld als vanaf het boekjaar van aanleg het jaarlijkse bedrag op de rekening ‘620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen’ niet lager is dan een bepaald drempelbedrag. Dit drempelbedrag is 85% van het bedrag op die rekening voor het boekjaar dat geëindigd is in 2019. Is het bedrag op de 620-rekening in een bepaald boekjaar lager dan het drempelbedrag, dan wordt de wederopbouwreserve belastbaar voor het verschil. Werd de wederopbouwreserve in een eerder boekjaar al gedeeltelijk belast op basis van deze regel, dan moet er vergeleken worden met de loonkosten van dat jaar, in plaats van met de 85%-drempel. Anders zou dezelfde belastbare basis twee keer worden belast.14 Zoals voor het relatieve uitkeringsverbod, kan op basis van deze regel nooit een groter bedrag belastbaar worden dan de totale vrijgestelde wederopbouwreserves (art. 194quater/1, § 5, lid 2 WIB92). Voorbeeld15 . Bedrag op de rekening ‘620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen’: • boekjaar 2019: 100.000 euro • boekjaar 2020: 80.000 euro • boekjaar 2021: 90.000 euro • boekjaar 2022: 80.000 euro • boekjaar 2023: 70.000 euro • boekjaar 2024: 82.000 euro Er word voor het boekjaar 2021 een wederopbouwreserve aangelegd van 200.000 euro. Het drempelbedrag van de loonkosten is 85.000 euro (= 85% van de loonkosten in 2019). Het belastbare gedeelte van de wederopbouwreserve bedraagt: • voor het boekjaar 2021: 0 euro, want de loonkosten zijn hoger dan het drempelbedrag; • voor het boekjaar 2022: 5.000 euro, nl. 85.000 euro (drempel) – 80.000 euro (kosten van het boekjaar); • voor het boekjaar 2023: 10.00 euro, nl. 80.000 euro (loonkosten van het boekjaar 2022) – 70.000 euro (kosten van het boekjaar); • voor het boekjaar 2024: 0 euro, want de loonkosten zijn hoger dan het vorige laagste bedrag (70.000 euro).

5. Welke formaliteiten? Vennootschappen die wederopbouwreserves willen aanleggen, zullen een formulier bij de aangifte in de vennootschapsbelasting moeten voegen voor de aanslagjaren waarin de vrijstelling wordt toegepast, waarvan het model bij koninklijk besluit zal worden vastgelegd (art. 194quater/1, § 6, lid 2 WIB92).

6. Is een combinatie mogelijk met de carry-back van verliezen? 6.1. Carry-back De wederopbouwreserve maakte oorspronkelijk deel uit van een wetsontwerp dat ook de zgn. carry-back van verliezen (art. 194septies/1 WIB92) bevatte. In de loop van de parlementaire behandeling zijn beide regelingen uit elkaar gehaald. De carry-back van verliezen is terecht gekomen in de zgn. Corona-III-wet van 15 juli 2020 (BS 23 juli 2020). Voor een uitgebreide bespreking van deze regeling verwijzen we naar een bijdrage in een eerder nummer van dit magazine 16 , hier volstaat een beknopte samenvatting ervan. De carry-back van verliezen is geen aftrekpost zoals het overgedragen fiscale verlies, maar een vrijgestelde reserve, in de aangifte voor het aanslagjaar 2019, 2020 of 202117, voor het geraamd verlies van het aanslagjaar 2020, 2021 of 2022. Anders dan voor de wederopbouwreserve wordt met ‘verlies’ niet het boekhoudkundig bedrijfsverlies bedoeld, maar het fiscale verlies. De vrijstelling van de carry-backreserve wordt teruggenomen in de aangifte voor het boekjaar dat volgt op datgene waarin ze werd aangelegd. In dat mate dat de reserve niet groter is dan het werkelijke fiscale verlies voor dat boekjaar, is dit een fiscaal neutrale operatie. Wanneer het verlies met meer dan 10% werd overschat, wordt er een afzonderlijke aanslag gevestigd (art. 219ter WIB92).

6.2. Vergelijking met de wederopbouwreserve De ratio legis van de carry-back en de wederopbouwreserve is min of meer dezelfde. Beide maatregelen zijn bedoeld als ondersteuning van bedrijven die als gevolg van de coronacrisis financiële problemen hebben ondervonden. Het is dus niet verwonderlijk dat van de carry-back dezelfde vennootschappen zijn uitgesloten (art. 194 septies/1, § 3 WIB92) als van de wederopbouwreserves,

14 Parl. St., Kamer, 2019-2020, nr. 55-1412/001, 10 15 Gebaseerd op het voorbeeld in Parl. St., Kamer, 2019-2020, nr. 55- 1412/001, 4-5 16 Van Hemelen, R., “Voorwaartse verliesaftrek of ‘tax loss carry back’”, ITAA-zine 2020, nr. 4, 3-6. 17 De carry-backreserve is een louter fiscale reserve, ze moet niet worden geboekt.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


7

iStockphoto.com/Marija Jovovic.

dus vennootschappen die hun eigen vermogen verminderd of verdeeld hebben, vennootschappen die op 18 maart 2020 al een onderneming in moeilijkheden waren, vennootschappen die banden hebben met vennootschappen in belastingparadijzen en vennootschappen die een bijzonder fiscaal stelsel onderworpen zijn. Het enige verschil is dat voor de carry-back het uitkeringsverbod en het verbod van banden met vennootschappen in belastingparadijzen slechts geldt tot aan de indiening van de aangifte voor het aanslagjaar 2021, terwijl dat voor de wederopbouwreserve is tot aan de indiening van de aangifte voor het aanslagjaar waarvoor een wederopbouwreserve werd aangelegd. Dat kan dus ook nog de aangifte voor het aanslagjaar 2024 zijn.

6.3. Combinatie Ondanks de gelijkenissen inzake ratio legis en voorwaarden, staan de carry-backregeling en de wederopbouwreserve volledig los van elkaar. Het is noch een voorwaarde noch een beletsel voor de toepassing van de wederopbouwreserve dat er ook gebruik werd gemaakt van de carry-backregeling en de toepassing van de ene regeling heeft geen gevolgen voor de andere. Aangezien de carry-backreserve een zuivere fiscale reserve is, vermindert de verplichte terugname in het aanslagjaar na dat van aanleg immers enkel het fiscaal verlies voor dat aanslagjaar,

en heeft ze geen gevolgen voor het bedrijfsverlies. Of een vennootschap gebruik gemaakt heeft van de carry-back of niet heeft dus geen gevolgen voor het bedrag van het bedrijfsverlies en dus het maximaal bedrag van de wederopbouwreserves. Voorbeeld: een vennootschap heeft voor het boekjaar 2019 een positief bedrijfsresultaat en voor het boekjaar 2020 een bedrijfsverlies van 60.000 euro en, als ze voor het boekjaar 2019 geen gebruik heeft gemaakt van de carry-backregeling, een fiscaal verlies van 50.000 euro. Heeft ze in de aangifte voor het aanslagjaar 2020 (boekjaar 2019) wel een carry-backreserve vrijgesteld, dan wordt die belastbaar voor het aanslagjaar 2021 (boekjaar 2020) en wordt het fiscaal verlies van 50.000 euro ervan afgetrokken. In beide gevallen kan de vennootschap voor de boekjaren 2021, 2022 en/of 2023 een wederopbouwreserve aanleggen van in het totaal maximaal 60.000 euro, het bedrijfsverlies van het boekjaar 2020. Felix Vanden Heede Fiscaal jurist

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


8

Lijst (niet-limitatief) van databanken voor het AWW-toezicht Naar aanleiding van talrijke vragen van leden over de middelen die zij kunnen aanwenden om op een doeltreffende manier hun waakzaamheidsverplichtingen uit te oefenen inzake het voorkomen van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, heeft het ITAA voor u een niet-limitatieve lijst van databanken opgesteld voor het AWW-toezicht1. Deze lijst is voor uw gemak ingedeeld per onderwerp en bevat de linken naar – indien van toepassing – bepaalde bruikbare websites. Deze lijst van databanken moet beschouwd worden als een hulpmiddel dat u eventueel kunt gebruiken. Het is uiteraard niet verplicht om in alle gevallen een beroep te doen op al deze databanken. Het is aan u om uw waakzaamheid aan de aard van het risico (laag, standaard of hoog) aan te passen. U kunt ook vergelijkbare databanken gebruiken (andere dan die in de tabel hieronder worden vermeld)

Thema Verificatie van de identiteit van cliënten, lasthebbers, uiteindelijk begunstigden

1

die dezelfde diensten aanbieden. De databanken die elk kantoor beslist te gebruiken, worden opgenomen in hun Handleiding interne procedures. We willen verder benadrukken dat de keuze van het type databank ook van de aard van het risico afhangt. Het kan bijvoorbeeld soms gerechtvaardigd zijn om “LinkedIn” als databank te gebruiken voor de verificatie van

identiteitsgegevens van cliënten in geval van een laag risico, maar dit is zeker niet het geval bij een standaard risico of een hoog risico. U werkt in ieder geval best met verschillende databanken om de verzamelde gegevens over een cliënt te controleren. Sommige databanken die we in de lijst hieronder hebben opgenomen zijn gratis. Voor andere moet u betalen.

Databanken • https://www.google.com/; https://www.bing.com/; https://duckduckgo. com/?va=b&t=hc; https://www.qwant.com/ en vergelijkbare sites van zoekmotoren • https://be.linkedin.com/ • https://www.companyweb.be/en (databank waartoe de leden van het ITAA via het ITAA-portaal toegang hebben) • https://www.checkdoc.be : met Checkdoc.be kunt u gratis en in realtime controleren of een Belgisch identiteitsdocument bij de overheid bekend staat als gestolen, verloren, verlopen, ongeldig of niet uitgereikt. • https://graydon.be/ (betalend) • KBO (https://economie.fgov.be/nl/themas/ondernemingen/kruispuntbank-van) of vergelijkbaar systeem in het buitenland (bijvoorbeeld Infogreffe in Frankrijk) • Dun&Bradstreet: https://www.dnb.co.uk/ (betalend) • http://www.infobase.be/ (betalend) • https://www.vadis.com/ (betalend) • https://www.dowjones.com/ (betalend) • Worldcheck (betalend) en vergelijkbare sites: https://solutions.refinitiv.com/ world-check-kyc-screening/?utm_content=Product%20Name-OTHER-EMEA-GEN-Exact&utm_medium=cpc&utm_source=google&utm_campaign=434508_ PaidSearchEN&elqCampaignId=13781&utm_term=world%20check&gclid =CjwKCAiA9vOABhBfEiwATCi7GF5xL4IVP6IKpxn43ma4P-JhwEjZGTCx6_ YBriLRr6XKFzuQpRDKcRoCBWoQAvD_BwE&gclsrc=aw.ds

AWW: de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


9 Thema Voor de uiteindelijk begunstigden

Databanken Een kopie verkrijgen van het uittreksel uit het UBO-register, op de app van het door de Administratie van de Thesaurie beheerde UBO-register: https:// financien.belgium.be/nl/E-services/Ubo-register Om redenen die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens, kan het UBO-register alleen door de leden worden geraadpleegd voor de uiteindelijk begunstigden onder hun cliënten. Iedere raadpleging wordt in een ‘log’ opgeslagen, waardoor de overheid en de betrokken personen kunnen verifiëren wat door wie werd geraadpleegd.

Vrijstelling van de identificatieverplichting – UBO

De AWW voorziet in een vrijstelling van de identificatieverplichting in het UBO-register van de cliënt of van de lasthebber als de cliënt of zijn lasthebber een vennootschap is die 1. genoteerd is op een gereglementeerde markt of 2. genoteerd is op de beurs in een lidstaat van de EER of 3. genoteerd is op de beurs in een derde land met een gelijkwaardige reglementering. Momenteel worden de volgende landen door de Europese Unie beschouwd als derde landen met een gelijkwaardige reglementering: Australië, Hongkong, Zwitserland en de Verenigde Staten. Voor de lijst van gereglementeerde markten in de EER: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/ PDF/?uri=CELEX:31999Y0529(01)&from=FI Voor eventuele updates van derde landen met een gelijkwaardige reglementering: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/ PDF/?uri=CELEX:32017D2320&from=GA

Politiek prominente personen (PPP’s)

• • • •

https://www.google.com/ https://openthebox.be/search (betalend) https://www.lexisnexis.com/en-us/gateway.page (betalend) https://www.ccrek.be/NL/MandatenVermogen.html voor de mandatenlijsten en vermogensaangiften van het Rekenhof (ccrek.be): openbare mandatarissen (zoals parlementsleden, regeringsleden en hun kabinetschefs, provinciegouverneurs, burgemeesters en schepenen, bestuurders van intercommunales) en leidinggevende ambtenaren bij de administraties en openbare instellingen moeten jaarlijks de lijst van hun mandaten, ambten en beroepen elektronisch meedelen aan het Rekenhof. Het Rekenhof publiceert jaarlijks de lijsten van mandaten, ambten en beroepen; en de lijst van personen die in gebreke zijn gebleven met hun mandatenlijst of hun vermogensaangifte op zijn website en in het Belgisch Staatsblad.

Men dient ook bijlage IV bij de wet van 18 september 2017, ingevoegd door de wet van 20 juli 2020, te raadplegen (lijst van functies die als prominente publieke functie worden aangeduid overeenkomstig artikel 41,§ 4, eerste lid van het AWW): https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/ change_lg.pl?language=fr&la=F&table_name=loi&cn=2017091806

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


10 Thema Zakelijke relaties met natuurlijke personen of rechtspersonen die wonen of gevestigd zijn in een derde land met een hoog risico

Databanken Een derde land met een hoog risico wordt gedefinieerd in artikel 4 van de antiwitwaswet als een land aangemerkt met een hoog geografisch risico door: 1. de FATF (Financiële Actiegroep); 2. de Europese Commissie; 3. de Nationale Veiligheidsraad, het Ministerieel Comité voor de coördinatie van de strijd tegen het witwassen van geld van illegale afkomst, of de onderworpen entiteiten zelf. Klik op de volgende link om deze verschillende lijsten te raadplegen: https:// financien.belgium.be/nl/landen-met-een-hoog-risico

Landen erkend als “belastingparadijzen” (zie artikel 179 van het KB/WIB92) waar er dus een risico bestaat op al dan niet georganiseerde ernstige fraude

Het gaat momenteel om de volgende landen: 1. Abu Dhabi; 2. Ajman; 3. Anguilla; 4. Bahama’s; 5. Bahrein; 6. Bermuda; 7. Britse Maagdeneilanden; 8. Kaaimaneilanden; 9. Dubai; 10. Fujairah; 11. Guernsey; 12. Jersey; 13. Eiland Man; 14. Marshalleilanden; 15. Micronesië (Federatie van); 16. Monaco; 17. Montenegro; 18. Nauru; 19. Oezbekistan; 20. Palau; 21. Pitcairneilanden; 22. Ras al Khaimah; 23. Saint-Barthelemy; 24. Sharjah; 25. Somalië; 26. Turkmenistan; 27. Turks- en Caicos Eilanden: 28. Umm al Qaiwain; 29. Vanuatu; 30. Wallis-en-Futuna. De waakzaamheid slaat op de diensten, de transacties die door of voor de cliënten worden uitgevoerd of met die cliënten verbonden personen.

Betalingen in contacten

We bevelen aan om het Gemeenschappelijk bericht van de Instituten van de economische beroepsbeoefenaars te raadplegen: https://www.itaa.be/wp-content/uploads/Gemeenschappelijk-bericht-AWW.pdf

Financiële embargo’s

Het is aangewezen om te verifiëren of de cliënt, zijn eventuele lasthebbers en zijn uiteindelijk begunstigden geen personen zijn die onder een maatregel van financieel embargo of een bevriezingsmaatregel van tegoeden vallen. Deze personen zijn opgenomen in nationale, Europese of internationale lijsten die op de volgende link kunnen worden geraadpleegd: https://financien.belgium.be/nl/over_de_fod/structuur_en_diensten/ algemene_administraties/thesaurie/controle-financi%c3%able-2/financi%c3%able

Axelle Dekeyser Cluster Beroep & kwaliteit

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


11

Schenkingen uit liefdadigheid van (niet)-voedingsmiddelen en btw Goederen die een belastingplichtige kosteloos uit zijn onderneming onttrekt en waar voor dat goed of de bestanddelen ervan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan, dienen in principe aan btw te worden onderworpen. Sommige schenkingen uit liefdadigheid van voedingsmiddelen en niet-voedingsmiddelen zijn vrijgesteld van btw. Het KB nr. 59 preciseert de voorwaarden en modaliteiten van deze uitzonderingen. Circulaire 2020/C/116 van 9 september 2020 becommentarieert deze bepalingen. We lichten u de essentie toe van deze belastinguitzondering voor schenkingen uit liefdadigheid.

1. Probleemstelling Goederen die een belastingplichtige dus kosteloos uit zijn onderneming onttrekt en waar voor dat goed of de bestanddelen ervan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan, moeten in principe aan btw worden onderworpen. De filosofie hierachter is om terug een belasting in te voeren, die de aftrek herstelt. Die belasting ligt vervat in artikel 12, § 1, 2°, van het Btw-Wetboek. Artikel 12, § 1, 2°, van het Btw-Wetboek bevat echter de letters b) en c) die sommige schenkingen uit liefdadigheid van voedingsmiddelen en niet-voedingsmiddelen van belasting vrijstellen (respectievelijk in werking getreden voor b) op 20 augustus 2018 en voor c) op 16 mei 2019). Het KB nr. 59 van 18 mei 2020 gaat verder in op de voorwaarden en modaliteiten van deze uitzonderingen op de belasting. Circulaire 2020/C/116 van 9 september 2020 licht deze bepalingen toe. Deze circulaire vervangt de beslissingen E.T.124.417 van 31 juli 2013, ET 127.958 van 21 mei 2015, en de omzendbrieven 2019/C/3 van 25 januari 2019 (titel 2) en 2019/C/48 van 13 juni 2019.

2. Schenkingen van voedings­ middelen en niet-voedingsmiddelen 2.1. Opeenvolgende beslissingen De administratie heeft via beslissing E.T. 124.417 van 31 juli 2013 (vervangen door de circulaire 2020/C/116 die hier wordt toegelicht) beslist om de heffing die is bepaald in het OUD artikel 12, § 1, 2° van het Btw-Wetboek niet langer te eisen voor de schenkingen gedaan door producenten en distributiebedrijven die hun onverkoopbare voedingswaren, die bestemd zijn voor menselijke consumptie, gratis

wegschenken aan erkende voedselbanken met het oog op de uitsluitende verdeling ervan onder de behoeftige personen in België. Beslissing E.T. 127.958 van 21 mei 2015 (vervangen door de circulaire 2020/C/116) heeft deze toegeving uitgebreid naar voedselschenkingen bestemd voor menselijke consumptie aan lokale besturen en aan lokale caritatieve instellingen die door deze lokale besturen erkend zijn. De wet van 30 juli 2018 heeft beide beslissingen opgenomen in artikel 12, § 1, 2°, b) van het Btw-Wetboek (in werking sinds 20 augustus 2018). Vervolgens bepaalde artikel 12, § 1, 2° van het BtwWetboek, onder c) dat de schenking voor liefdadigheidsdoeleinden, van bepaalde levensnoodzakelijke NIET-voedingsmiddelen, mits inachtneming van bepaalde voorwaarden, niet langer wordt gelijkgesteld met een belastbare verrichting (in werking getreden op 16 mei 2019). Deze punten zijn becommentarieerd door de circulaire 2019/C/48 van 13 juni 2019 (vervangen door de circulaire 2020/C/116). Het KB nr. 59, in zijn versie van 28 mei 2019, heeft de modaliteiten en voorwaarden bepaald voor niet-belastbare schenkingen van voedingsmiddelen (aard van de goederen, liefdadigheidsdoeleinden, mogelijkheden van de schenkingen, bedrag dat als kost kan worden gevraagd en vormvoorwaarden).De “oude” versie van het KB nr. 59 voorzag enkel in de onttrekking van voedingsmiddelen. Die “oude” versie werd vervangen door het KB nr. 59 van 18 mei 2020 met betrekking tot schenkingen voor liefdadigheidsdoeleinden van voedingsmiddelen en NIETvoedingsmiddelen. Dit “recentste” KB nr. 59 neemt puntje c) op in artikel 12, § 1, 2° van het Btw-Wetboek over de schenking van sommige NIET-voedingsmiddelen (in werking sinds 16 mei 2019). Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


12 De overwegingen in dit artikel slaan uitsluitend op het gratis verstrekken voor liefdadigheidsdoeleinden van voedingsmiddelen en van sommige NIETvoedingsmiddelen in de huidige versies van het artikel 12 § 1, 2°, b) en c) van het Btw-Wetboek en van het KB nr. 59 van 18 mei 2020.

2.2. Voedingsmiddelen: algemene kenmerken 2.2.1. Begrippen

Btw-belastingplichtigen kunnen voedingsmiddelen en/of levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen aan bepaalde instellingen schenken met het oog op de gratis uitdeling ervan aan behoeftige personen. Onder bepaalde voorwaarden moeten deze schenkers de oorspronkelijk afgetrokken btw niet terugstorten.

Enkel de goederen die aan de volgende voorwaarden voldoen worden beoogd: voedingsmiddelen met inbegrip van dranken andere dan geestrijke dranken: • bestemd voor menselijke consumptie; • nog geschikt voor menselijke consumptie; • onverkoopbaar onder de normale commercialisatievoorwaarden wegens één of meer van de volgende redenen: – een houdbaarheidsdatum die verstrijkt ten laatste vijf dagen na de datum van de schenking; – beschadigde verpakking of verpakking niet in overeenstemming met de commercialisatiestandaard; – de voedingsmiddelen beantwoorden niet aan de door de fabrikant vastgelegde productiestandaard; – de gebruikelijke commercialisatieperiode voor het goed is verlopen. Er wordt geen rekening gehouden met het btw-tarief (met inbegrip van kaviaar, langoesten, oesters, kreeften en voedingswaren die aan het normale btw-tarief zijn onderworpen). Het type product is niet van belang (vers: boter, melk, enz.; al dan niet verpakt; droog: pasta, rijst, koekjes, enz.; diepgevroren; enz.). De vier mogelijkheden van “onverkoopbaarheid” gelden over het algemeen zowel voor voedingsmiddelen als voor NIET-voedingsmiddelen. Ze worden behandeld in 2.4. (houdbaarheidsdatum, verpakking, productiestandaard, verbruiksperiode).

2.2.2. Oorspronkelijke staat of na bewerking of bereiding De voedingsproducten kunnen in de staat waarin ze oorspronkelijk werden verhandeld of na verwerking of bereiding worden geschonken. Sommige voedingsmiddelen moeten snel behandeld of verwerkt worden om de voedselveiligheid te respecteren. De instellingen die de schenkingen ontvangen, kunnen de voedingsproducten verdelen in de staat waarin ze Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021

oorspronkelijk werden verhandeld of na verwerking of bereiding, door henzelf of door een derde (maaltijden of voedselpakketten). De voedingswaren kunnen ook worden gebruikt voor de bereiding van maaltijden, in erkende restaurants, erkende centra voor armoedebestrijding, erkende verenigingen, enzovoort. De schenkers mogen geen kosten aanrekenen voor de bewerking of bereiding van de voedingswaren (zie echter 2.7.).

2.3. Niet-voedingsmiddelen: algemene kenmerken 2.3.1. Begrippen Enkel de goederen die aan de volgende voorwaarden voldoen worden beoogd: • NIET-voedingsmiddelen • die levensnoodzakelijk zijn • waarvan de wederverkoopwaarde aanzienlijk vermindert vanaf het eerste gebruik • onverkoopbaar onder normale commercialisatievoorwaarden wegens één of meer van de volgende redenen: – de houdbaarheidsdatum of gebruiksdatum van het goed nadert of is verlopen op het tijdstip van de schenking; – beschadigde verpakking of verpakking niet in overeenstemming met de commercialisatiestandaard; – het goed beantwoordt niet aan de door de fabrikant vastgelegde productiestandaard; – de gebruikelijke commercialisatieperiode voor het goed is verlopen.

2.3.2. Levensnoodzakelijk karakter Het gaat om NIET-voedingsmiddelen die de levenskwaliteit van mensen die in armoede leven daadwerkelijk kunnen verbeteren. Hier worden de goederen bedoeld die onmisbaar zijn in het dagelijks leven van de betrokken personen en die hen in staat stellen een menswaardig bestaan te leiden. Producten die als niet noodzakelijk worden beschouwd alsook luxe­producten worden daarentegen niet bedoeld. Het btw-tarief dat op de levering van deze goederen van toepassing is, is geen relevant onderscheidingscriterium. De NIET-voedingsmiddelen moeten niet bestemd zijn voor duurzaam gebruik.


13 • school- en kantooruitrusting (schooltassen, pennen, potloden,...); • spelletjes en speelgoed met een beperkte levensduur; • gewoon keukengerei (servies, alledaagse potten en pannen, snijplanken, glazen, bestek,...); • kleding, ondergoed, badpakken, schoenen (met uitsluiting van schoenen geschikt en/of hoofdzakelijk gebruikt voor sportactiviteiten), toebehoren en vervangstukken (veters, naald en draad, knopen, breiwol,...); • huishoudlinnen (beddengoed, handdoeken, tafellakens,…); • kaarsen, gloeilampen, batterijen,... iStockphoto.com/Marija Lyndon Stratford.

Voorbeelden van beoogde en uitgesloten NIETvoedingsmiddelen zijn opgenomen onder 2.3.4 en 2.3.5.

2.3.3. Wederverkoopwaarde die aanzienlijk vermindert vanaf eerste gebruik Goederen die de kenmerken van een bedrijfsmiddel hebben (voertuigen, tuingereedschap, huishoudelijke apparaten, enz.), zijn uitgesloten. We verwijzen naar de voorbeelden onder 2.3.4. en 2.3.5.

2.3.4. Voorbeelden van beoogde nietvoedingsmiddelen • basishygiëneproducten (zepen, tandenborstels, toiletpapier, incontinentiemateriaal, deodorants, maandverbanden,...); • basisschoonheids- en verzorgingsproducten (reinigingscrèmes, scheerapparaten en scheerschuim, scheermesjes,…); • producten voor baby’s en jonge kinderen (luiers, aangepaste zepen, luierkussens, melkflesjes, spenen,...); • medische basisproducten voor huishoudelijk gebruik (aspirine, verband, ontsmettingsmiddelen,...); • schoonmaakmiddelen (vloerreinigers, wasmiddelen, papieren zakdoeken, vuilniszakken,…);

2.3.5. Voorbeelden van uitgesloten niet‑voedingsmiddelen • • • • • • • •

elektrische huishoudelijke apparaten; meubilair, matrassen; kinderwagens; voertuigen en hun toebehoren (­fietsstoeltjes, kinderfietsen,...); tuingereedschap; cosmeticaproducten (schmink, parfums,...); lederwaren en bagage; sportartikelen, kampeerartikelen.

2.4. Onverkoopbaar: vier gemeenschappelijke mogelijkheden Alle onder 2.2. bedoelde voedingsmiddelen en de NIETvoedingsmiddelen die zijn opgenomen onder 2.3. vallen onder het toepassingsgebied van de volgende vier mogelijkheden. Eén mogelijkheid volstaat.

Eerste mogelijkheid: houdbaarheidsdatum Voor de voedingsmiddelen moet de houdbaarheidsdatum zijn vastgesteld ten laatste vijf dagen na de datum van de schenking. Hier wordt het bederfbaar karakter van het voedingsmiddel of de drank bedoeld, namelijk een datum van minimale houdbaarheid (“ten minste houdbaar tot ... “ of “THT”), of een uiterste consumptie­datum (“te gebruiken tot ...” of “TGT”). Bijvoorbeeld: een fles melk met een houdbaarheidsdatum op 1 augustus kan vanaf 27 juli worden geschonken. De NIET-voedingsmiddelen hebben een houdbaarheids- of gebruiksdatum die nadert of verstreken is (bewaarmiddelen, ontsmettingsmiddelen, enz.).

Tweede mogelijkheid: verpakking Deze tweede mogelijkheid beoogt de beschadigde verpakking of de verpakking die niet in overeenstemming is met de commercialisatiestandaard. Deze voorwaarde slaat zowel op de voedingsmiddelen als op de NIET-voedingsmiddelen Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


14 Vierde mogelijkheid: verbruiksperiode De gebruikelijke commercialisatieperiodes voor het goed zijn verlopen. Buiten deze periodes zijn de goederen moeilijk verkoopbaar tenzij men de prijs aanzienlijk laat zakken. Voorbeelden: voedingswaren die rechtstreeks en uitsluitend worden verkocht tijdens traditionele feesten (Pasen, Kerstmis, Sinterklaas, enz.). Worden hier niet bedoeld, de goederen die gedurende het jaar meer verkocht worden maar die niet rechtstreeks verbonden zijn met een bepaalde commercialisatieperiode. Voorbeelden: kreeftensoep, eendenlever, enz., die tijdens bepaalde feesten meer op de markt worden gebracht.

2.5. “Eerste” beoogde schenkers

iStockphoto.com/FG Trade.

en wordt geëvalueerd volgens de kwaliteitsnormen die gewoonlijk worden gehanteerd, ongeacht of die normen reglementair van aard zijn dan wel verbonden zijn aan overwegingen omtrent marketing (commerciële redenen, merkimago, enz.). De vorm van de verpakking is niet van belang. Voorbeelden: vervormde en onverkoopbare dozen; moeilijke verkopen (druk-, taal-, of vertaalfouten, radicaal gewijzigde presentatie,...), overbodige verpakkingen die uit de rekken worden gehaald, enz.).

Derde mogelijkheid: productiestandaard De waren beantwoorden niet aan de productiestandaard (los van een verandering aan het formaat, de smaak, de textuur, de kleur, enz.). De voedingswaren moeten geschikt blijven voor menselijke consumptie. Voorbeelden: te rijp fruit, misvormde groenten, enz.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021

De “eerste” beoogde schenkers zijn de personen die de goederen gekocht of geproduceerd hebben waarvoor de btw volledig of gedeeltelijk aftrekbaar is. Voorbeelden: producenten, kleinhandelaars, verkrijgenden voor gebruik bij hun activiteit (horeca of andere), enz. De “eerste” schenker moet de begunstigde instellingen bewijzen dat hij “om niet” en voor liefdadigheidsdoeleinden schenkt (zie echter 2.7.). Deze “eerste” schenker mag de schenkingen dus niet rechtstreeks aan de behoeftigen verdelen.

2.6. Begunstigde instellingen De vier categorieën van instellingen op limitatieve wijze aangeduid waaraan de “eerste” schenkers kunnen schenken zijn uitsluitend: • een voedselbank (hier gaat het enkel om de schenkingen van voedingsmiddelen); • een lokale, gemeentelijke, intercommunale, provinciale, gemeenschaps-, gewestelijke of federale administratie of overheid, bij hun opdrachten tot het verdelen van voedselhulp aan behoeftige personen (voedingsmiddelen en NIET-voedingsmiddelen); • elke liefdadigheidsinstelling die is erkend door een onder het tweede streepje bedoelde overheid (voedingsmiddelen en NIET-voedingsmiddelen); • een door de minister van Financiën of zijn gemachtigde erkend verdeelplatform (voedingsmiddelen en NIET-voedingsmiddelen).

2.6.1. Voedselbank Het moet gaan om een lid van de Belgische Federatie van Voedselbanken of van de Europese Federatie van Voedselbanken die de voedselhulp aan behoeftige


15 personen verdeelt via caritatieve verenigingen erkend door de voedselbanken. De voedselbanken staan ten dienste van liefdadigheidsorganisaties die honger en sociale uitsluiting bestrijden. Deze organisaties moeten aan precieze criteria voldoen. De voedselhulp wordt verstrekt aan personen die in een acute of chronische noodsituatie verkeren. Deze hulp moet worden aangevuld met een sociale omkadering die tot doel heeft om op te komen tegen uitsluiting (honger en verspilling van levensmiddelen bestrijden).

2.6.2. Lokale administratie of overheid De instelling moet een lokale, gemeentelijke, intercommunale, provinciale, gemeenschaps-, gewestelijke of federale administratie of overheid zijn, in het kader van hun opdrachten tot het verdelen van voedselhulp aan behoeftige personen. Voorbeelden: OCMW’s, sociale hulpdiensten, regionale of gemeentelijke distributieplatformen.

2.6.3. Erkende liefdadigheidsinstelling Wordt beoogd, elke liefdadigheidsinstelling die door een administratie of een lokale overheid bedoeld onder 2.6.2. is erkend. Deze laatste categorie, die bijzonder ruim is, heeft betrekking op het geheel van actoren in de caritatieve sector (verenigingen, groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid, fora, projecten, enz.) die erkend zijn door een openbare overheid (strijd tegen armoede, verdeling van de goederen in goede omstandigheden, niet-gebruik voor commerciële doeleinden, geen of bescheiden tegenprestatie).

2.6.4. Erkend verdeelplatform Hier wordt alleen een door de minister van Financiën erkend verdeelplatform bedoeld (zie titel 4. Circulaire 2020/C/116).

2.7. Gratis schenkingen – Bescheiden financiële bijdrage De bedeling van goederen moet in alle stadia, van de “eerste” schenker tot de behoeftigen, gratis verlopen. In de regel mag er geen enkele tegenprestatie voorhanden zijn, ook niet voor bepaalde administratieve, logistieke of verwerkingskosten.

Er mag wel aan de volgende schakel in de keten (behoeftige persoon of andere) een bescheiden financiële bijdrage worden gevraagd. Die bijdrage mag niet hoger zijn dan de rechtstreekse kost voor de bedeling (voedingsmiddelen in oorspronkelijke toestand of na verwerking of bereiding). Voor de voedingsmiddelen met noodzakelijke snelle verwerking of bereiding, bedraagt de gevraagde bijdrage aan de volgende in de schakel (behoeftige of instelling) niet meer dan de uitgaven voor die verwerking of bereiding, waaronder ook die van derden. Worden ook bedoeld, de kosten verbonden aan de opslag, het vervoer of de koeling van de voedingsmiddelen. Voor sociale kruideniers, bedoeld in artikel 44, § 2, 2° van het Btw-Wetboek, die de voedingsmiddelen tegen geringe financiële bijdrage verdelen aan de behoeftige personen, is de verkoop aan andere natuurlijke personen toegestaan, voor zover de inkomsten van die verkopen uitsluitend dienen voor de financiering van hun caritatieve activiteiten.

3. Btw-verplichtingen 3.1. Afzonderlijk document per schenking Er wordt uiterlijk de vijftiende dag van de volgende maand een document opgesteld in twee exemplaren, met de volgende vermeldingen: • de datum van inbezitname van de goederen; • de identificatie van de schenker (naam, adres, btw-nummer); • de identificatie van de begunstigde instelling (naam, adres, ondernemingsnummer); • de aard en de hoeveelheid van de goederen; • de mogelijkheid/mogelijkheden van onverkoopbaarheid (vervallen, verpakking, productiestandaard, verbruiksperiode); • het kosteloze karakter; • de verbintenissen (geen commerciële doeleinden, behoeftig, geen of bescheiden tegenprestatie).

3.2. Maandelijks verzameldocument Om te vermijden dat er voor elke schenking een document moet worden opgemaakt, is een maandelijks verzameldocument toegestaan dat per schenking de vermeldingen van de afzonderlijke documenten onder 3.1. bevat, met uitzondering van de data, die mogen worden vervangen door een verwijzing naar de maand. Het document wordt uiterlijk de vijftiende dag van de volgende maand opgesteld en gedagtekend en medeondertekend door de begunstigde instelling. Yvon Colson Externe medewerker ITAA

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


16

Schenkingen uit liefdadigheid van (niet-)voedingsmiddelen en inkomstenbelastingen In dit artikel belichten we de regeling en de fiscale behandeling in de inkomstenbelastingen van schenkingen van voedingsmiddelen en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen door ondernemingen en zelfstandigen. De behandeling in de inkomstenbelasting van deze schenkingen werd onlangs afgestemd op de behandeling ervan in het kader van de btw.

1. Inleiding De btw-aspecten van schenkingen van voedingsmiddelen en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen behandelde onze gewaardeerde confrater Yvon Colson in zijn uitgebreide bespreking van circulaire 2020/C/116 van 9 september 20201 . De behandeling in de inkomstenbelasting van schenkingen van voedings- en niet-voedingsmiddelen werd afgestemd op de behandeling ervan in het kader van de btw via circulaire 2020/C/136 van 5 november 2020 over het verstrekken voor liefdadigheidsdoeleinden van voedingsmiddelen en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen.

levensnoodzakelijke producten daaraan kunnen voldoen. Tot slot wijzen we erop dat de belastingadministratie in het kader van de coronacrisis bijzonder productief is geweest en een nieuwe circulaire heeft gepubliceerd over de schenking van specifieke goederen aan bepaalde instellingen 2 . We hebben het in dit artikel ook over het stelsel dat in die circulaire wordt uiteengezet.

2. Abnormale of goedgunstige voordelen

De vragen die rijzen bij de schenking van levensnoodzakelijke producten hebben in het bijzonder betrekking op de bepalingen van het wetboek van de inkomstenbelastingen over abnormale of goedgunstige voordelen (art. 26 WIB 92) enerzijds, en de aftrekbaarheid als beroepskosten (art. 49 WIB 92) anderzijds.

Artikel 26, paragraaf 1 van het WIB 92 bepaalt: “Wanneer een in België gevestigde onderneming abnormale of goedgunstige voordelen verleent, worden die voordelen, onverminderd de toepassing van artikel 49 en onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 54, bij haar eigen winst gevoegd, tenzij die voordelen in aanmerking komen voor het bepalen van de belastbare inkomsten van de verkrijger”.

Na onderzoek van deze twee essentiële bepalingen van het WIB 92 bekijken we volgens welke voorwaarden de schenkingen van

Die bepaling is geen valstrik, ze is alleen van toepassing op ondernemingen die abnormale of goedgunstige voordelen toekennen 3 .

1 2 3 4 5

Deze bepaling wil voorkomen dat de belastbare winst van een vennootschap wordt overgeheveld naar een andere entiteit in hoofde waarvan die winsten niet zouden worden belast4 . In dat verband is artikel 26 van het WIB 92 erop gericht abnormale of goedgunstige voordelen die een schenker verleent, opnieuw op te nemen in zijn belastinggrondslag. Onder ‘voordeel’ moet een verrijking in hoofde van de ontvanger worden verstaan waar geen tegenprestatie of vergoeding tegenover staat in hoofde van de schenker. Er is sprake van een ‘abnormaal’ voordeel wanneer dat in strijd is met de gangbare praktijk of de normale gang van zaken 5 . De toekenning van het voordeel veronderstelt ook een vermindering of een verarming van het vermogen van de schenker. Het voordeel is ‘goedgunstig’ als de toekenning ervan niet voortvloeit uit een contract of verplichting tussen wie het voordeel toekent en wie het ontvangt, of als tegenover de toekenning van dat voordeel geen gelijkwaardige

Zie ITAA-zine nr. 2/2021, p. 11. Circulaire 2020/C/104 over het schenken van bepaalde goederen aan bepaalde instellingen en giften in natura. P. MINNE, Cours d’impôt des sociétés, Solvay Business School, 2014. Algemene belastinggids, belastingjaar 2021, TaxWin Expert. Gent, 17 april 2018, www.taxwin.be (Expert).

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


17

iStockphoto.com/mixetto.

tegenprestatie staat in hoofde van de schenker.

ongeacht of het om rechtspersonen dan wel natuurlijke personen gaat.

schenker, omdat er in zijn hoofde geen sprake is van verarming.

Enkele voorbeelden van abnormale of goedgunstige voordelen zijn: de kwijtschelding van een schuld aan een debiteur; de betaling van de IT-audit van een dochteronderneming door de moedermaatschappij; de verhuur van een gebouw tegen een huurprijs die onder de marktprijs ligt6 , of de toekenning van een renteloze lening7.

Een schenking is immers een eenzijdige handeling van de schenker waardoor zijn vermogen vermindert. De schenker ontvangt geen tegenprestatie van de begunstigde.

De administratie stelt immers dat goederen die kunnen worden geschonken in het kader van circulaire 2020/C/136 limitatief worden opgesomd.

Zo wordt onmiddellijk duidelijk waarom deze bepaling van belang is bij de schenking van voedingsmiddelen en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen voor liefdadigheidsdoeleinden door ondernemingen,

Bovendien is de schenking van producten geen gewone transactie voor een onderneming of een handelaar, die uiteindelijk in de eerste plaats winst wil maken. In het kader van circulaire 2020/C/136 beschouwt de belastingadministratie een schenking van levensnoodzakelijke goederen niet als een abnormaal of goedgunstig voordeel door de

Het gaat enkel om goederen die niet langer kunnen worden verkocht tegen de normale commercialisatievoorwaarden 8 . We herinneren eraan dat de belastingadministratie de volgende zaken limitatief beschouwt als omstandigheden die de normale commercialisatie van producten onmogelijk maken: 1. De houdbaarheidsdatum van het goed verstrijkt ten laatste vijf

6 Gent, 5 september 2006, www.taxwin.be (Expert). 7 Antwerpen, 6 december 2011, www.taxwin.be (Expert). 8 Zie circulaire 2020/C/136 over het verstrekken voor liefdadigheidsdoeleinden van voedingsmiddelen en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen, 5 november 2020, punt V; Circulaire 2020/C/116 betreffende het verstrekken voor liefdadigheidsdoeleinden van voedingsmiddelen en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen, 9 september 2020, 2.1.2 en 3.1.2.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


18 dagen na de datum van de schenking. Deze voorwaarde heeft over het algemeen enkel betrekking op voedingsproducten met een uiterste consumptiedatum (te gebruiken tot ...) of een datum van minimale houdbaarheid (ten minste houdbaar tot …). Voorbeeld: een pak sandwiches met als houdbaarheidsdatum 1 april 2021 mag ten vroegste op 27 maart 2021 aan een goed doel worden geschonken. 2. De verpakking van het goed is beschadigd of niet in overeenstemming met de commercialisatiestandaard van de fabrikant of handelaar. Dat heeft met name betrekking op voedingswaren waarvan de verpakking zodanig is beschadigd dat ze niet meer onder normale commercialisatievoorwaarden kunnen worden verkocht. Voorbeelden: producten waarvan de verpakking drukfouten bevat of waarop wettelijk verplichte vermeldingen ontbreken; producten waarvan de verpakking zodanig is beschadigd dat ze nog moeilijk te verkopen zijn aan een gewone klant. 3. Het product voldoet niet aan de productienormen van de producent of de handelaar. Hiermee wordt niet bedoeld dat het product eenvoudigweg ongeschikt is voor consumptie. Voorbeelden: fruit dat zo rijp is dat een gewone klant het niet meer zal kopen; fruit met vlekjes op de schil; groenten die kleiner of groter zijn dan gebruikelijk. 4. De gebruikelijke commercialisatieperiode is verlopen. Hiermee bedoelt de administratie voedingsproducten die slechts gedurende korte periodes in het jaar worden geconsumeerd.

verkocht en die uitsluitend en direct verband houden met die feesten.

De belastingadministratie aanvaardt dat bederfelijke producten buiten die periodes moeilijk commercialiseerbaar zijn, omdat het verbruik ervan exclusief gekoppeld is aan een specifieke gebeurtenis.

Voorbeeld: sinterklaasfiguurtjes in speculaas; chocolade paaseieren. Dat moet restrictief worden geïnterpreteerd. Dit gaat dus niet over voedingsmiddelen waarvan het verbruik in bepaalde periodes toeneemt, maar die eigenlijk wel het hele jaar door kunnen worden geconsumeerd (kreeft, escargots, foie gras, kaviaar, enz.). Die producten kunnen uiteraard wel onder deze regeling vallen als ze aan een van de eerste drie voorwaarden voldoen. We kunnen besluiten dat de belastingdienst het bestaan van een abnormaal of goedgunstig voordeel niet in aanmerking neemt in hoofde van de schenker wanneer het betrokken goed of product in elk geval niet kon worden verkocht tegen de normale en gebruikelijke commercialisatievoorwaarden. Als het product niet onder een van de vier voormelde hypotheses valt, wordt de schenking ervan beschouwd als een abnormaal of goedgunstig voordeel en zal de waarde ervan dus moeten worden opgenomen in de winst van de schenker. Ten slotte herinneren we eraan dat ook aan alle voorwaarden van circulaire 2020/C/116 in het kader van het btw-stelsel moet zijn voldaan om de tolerantie inzake abnormale of goedgunstige voordelen te kunnen toepassen.

Voorbeelden: voedingsmiddelen die ter gelegenheid van traditionele feesten (zoals Kerstmis, Pasen, Sinterklaas) worden Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021

3. Aftrek van schenkingen als beroepskosten Artikel 49 van het WIB 92 bepaalt dat kosten die een belastingplichtige maakt, om aftrekbaar te zijn als beroepskosten, moeten zijn gedaan of gedragen in het belastbare tijdperk om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken. Als in het belastbare tijdperk gedaan of gedragen worden beschouwd, de kosten die in dat tijdperk werkelijk zijn betaald of gedragen of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt. Met betrekking tot schenkingen van voedingsmiddelen en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen door een vennootschap of een zelfstandige handelend in de hoedanigheid van natuurlijk persoon lijkt de aftrek van beroepskosten een dubbele betekenis te hebben, namelijk: • de aftrek van schenkingen als zodanig (waardevermindering of -verlies van de goederenvoorraad ten belope van het bedrag van de geschonken producten); • de aftrek van bijkomende kosten die de schenker maakt in verband met de schenkingen zelf (verpakkings-, transport- en opslagkosten).

3.1. Aftrek voor geschonken levensnoodzakelijke goederen en producten Artikel 49, paragraaf 2 van het WIB 92 bepaalt dat verliezen of schulden, om als beroepskosten te kunnen worden afgetrokken, zeker en vaststaand moeten zijn en als zodanig moeten worden geboekt. Schulden en verliezen worden als zeker en vaststaand beschouwd als het bestaan ervan vaststaat en het


19 artikel 5, paragraaf 1 van koninklijk besluit nr. 5910 .

3.2. Aftrek van bijkomende kosten van de schenker Wij zijn van mening dat de kosten die de schenker maakt in het kader van schenkingen van levensnoodzakelijke producten, bijvoorbeeld voor logistiek, verpakking of transport, volledig aftrekbaar zijn volgens de voorwaarden van artikel 49 van het WIB 92. In circulaire 2020/C/136 van 5 november 2020 wordt overigens gesteld dat kosten in verband met geschonken goederen in principe fiscaal aftrekbaar zijn in de zin van artikel 49 van het WIB 92.

iStockphoto.com/SolStock.

bedrag ervan aan het einde van het boekjaar bekend is9 . Omgekeerd kunnen schulden of verliezen waarvan het bestaan zelf of de vaststelling van het bedrag afhangt van voorwaarden die op de balansdatum niet zijn vervuld (bijvoorbeeld een vonnis dat nog niet is uitgesproken; expertise van een schadegeval dat nog niet is uitgevoerd), niet worden afgetrokken als beroepskosten in het kader van artikel 49 van het WIB 92.

We wijzen erop dat in het kader van een schenking van levensnoodzakelijke goederen doorgaans een waardevermindering op de goederenvoorraad van de schenker zal worden geboekt. De schenking en de overeenkomstige waardevermindering in de boekhouding van de schenker kunnen door de belastingplichtige correct worden vastgesteld en bewezen op basis van het schenkingsdocument, dat in tweevoud moet worden opgesteld volgens

In navolging van artikel 26 van het WIB 92 zijn schenkingen slechts aftrekbaar als beroepskosten wanneer aan alle voorwaarden van circulaire 2020/C/116 inzake btw is voldaan.

4. Specifieke schenkingen in de context van de gezondheidscrisis 4.1. Schenking van medisch en beschermend materiaal De wetten van 29 mei 2020 en 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen11 ten gevolge van de COVID-19-pandemie voorzien voor bepaalde schenkingen ook een specifieke fiscale regeling. Het gaat voornamelijk om schenkingen van medische hulpmiddelen en hun hulpstukken die vallen onder het koninklijk besluit van 18 maart 1999 betreffende de medische

9 Com.IB, nr. 49/9. 10 KB nr. 59 van 18 mei 2020 met betrekking tot de onttrekking van handelsgeschenken van geringe waarde en de onttrekking voor liefdadigheidsdoeleinden van voedingsmiddelen en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen andere dan goederen die op duurzame wijze kunnen worden gebruikt, wat de belasting over de toegevoegde waarde betreft, BS 25 mei 2020. 11 Wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie, BS 11 juni 2020; Wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (CORONA III), BS 23 juli 2020.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


20 de ontvanger van de schenkingen ook een samenvattend overzicht opmaken).

iStockphoto.com/Stígur Már Karlsson /Heimsmyndir.

hulpmiddelen (instrumenten, therapeutische en diagnostische apparatuur), evenals om beschermingsmiddelen (mondmaskers, beschermende kleding, handzepen en -gels). De wetgever wilde een antwoord bieden op de schaarste waarmee tal van Belgische zorginstellingen tijdens de pandemie kampten, door giften van ondernemingen te stimuleren. In dat verband was de btw-heffing op onttrekkingen aan voorraden (gelijkstelling van onttrekkingen aan de voorraden met leveringen van goederen onder bezwarende titel) een belemmering die moest worden weggewerkt. De afwijkingen die gelden voor schenkingen van medische hulpmiddelen en beschermende materialen, zijn in grote lijnen vergelijkbaar met die voor

schenkingen van voedingsmiddelen en levensnoodzakelijke niet-voedingsmiddelen (cf. supra, punt 2). Goederen die kunnen worden geschonken onder die afwijkende regeling, zijn limitatief opgesomd in artikel 18, paragraaf 1 van de wet van 29 mei 2020. Zo vallen schenkingen van geneesmiddelen niet onder de wet12 . Bovendien mogen deze goederen alleen worden geschonken aan instellingen voor gezondheidszorg, scholen, rust- en verzorgingstehuizen, crèches en kinderdagverblijven, en humanitaire hulporganisaties. De schenker moet bij elke schenking overigens een document opstellen (bij meerdere schenkingen mag

In circulaire 2020/C/104 wordt verduidelijkt dat schenkingen die plaatsvonden tussen 1 maart 2020 en 1 september 2020 niet als abnormale of goedgunstige voordelen worden beschouwd (artikel 26 WIB 92) en dat de kosten verbonden aan de geschonken goederen in principe fiscaal aftrekbaar zijn op basis van artikel 49 van het WIB 92, voor zover is voldaan aan alle voorwaarden in verband met de btw-vrijstelling voor onttrekkingen. Deze regels zijn ook van toepassing op zelfstandigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting. In tegenstelling tot het stelsel voor schenkingen van levensnoodzakelijke goederen, kunnen schenkingen in natura die nuttig zijn in de strijd tegen de pandemie en die zijn gedaan tussen 1 maart en 30 juni 2020, in aanmerking komen voor de belastingvermindering voor giften, volgens artikel 4 van de wet van 29 mei 2020. Dat vormt een afwijking op artikel 145, paragraaf 1, lid 1 van het WIB 92, waarin is bepaald dat in principe enkel giften in geld recht geven op een belastingvermindering. De belastingvermindering is gelijk aan 60% van de waarde van de werkelijk gedane giften in natura, maar mag niet meer bedragen dan 20% van het netto-inkomen van de belastingplichtige of 397.850 euro per belastbaar tijdperk (geïndexeerd bedrag voor aj 2021). De belastingvermindering voor giften geldt alleen voor belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting die giften in natura doen buiten de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit. De schenkingen mogen bovendien alleen worden gedaan ten bate van universitaire ziekenhuizen, OCMW’s,

12 Circulaire 2020/C/104 over het schenken van bepaalde goederen aan bepaalde instellingen en giften in natura, punt 10.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


21

iStockphoto.com/eyecrave.

het Belgische Rode Kruis of instellingen die mindervaliden of bejaarden bijstaan. Die organisaties moeten een fiscaal attest afleveren waarmee de schenkende belastingplichtige een belastingvermindering kan aanvragen.

De maatregel heeft betrekking op de schenking van desktops, laptops en tablets, maar niet op mobiele telefoons en smartphones. Het mag zowel om nieuwe als refurbished computers gaan.

4.2. Schenking van computers aan scholen

De maatregel is echter tijdelijk en geldt alleen voor schenkingen tussen 1 maart en 31 december 2020.

Om enerzijds het sociale isolement als gevolg van de gezondheidscrisis tegen te gaan en anderzijds leerlingen te helpen op een gepaste manier afstandsonderwijs te volgen, geldt ook voor de schenking van computers door ondernemingen een afwijkend btw-stelsel (niet-gelijkstelling van de onttrekking met een levering van goederen onder bezwarende titel onder bepaalde voorwaarden die identiek zijn aan die voor andere schenkingen zoals we hierboven al hebben besproken).

Net zoals bij schenkingen van levensnoodzakelijke goederen en medische hulpmiddelen wordt de schenking van een computer niet als een abnormaal of goedgunstig voordeel in hoofde van de ontvanger beschouwd, en kan die dus worden afgetrokken als beroepskost. Wij zijn van mening dat de kosten voor de logistiek en de voorbereiding van de geschonken computers ook aftrekbaar zijn als bedrijfskosten, mits die kosten voldoen aan de

voorwaarden voor btw-vrijstelling voor onttrekkingen. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor schenkingen van computers door zelfstandigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting. Natuurlijke personen die een computer schenken, kunnen een verhoogde belastingvermindering genieten in het kader van de regeling voor schenkingen. Scholen waaraan computers worden geschonken, moeten de belastingplichtige schenker een fiscaal attest bezorgen, zodat die een belasting­ vermindering voor giften kan aanvragen. Xavier Lombart Stagiair-belastingadviseur ITAA

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


22

Investeringsaftrek van 25% met twee jaren verlengd De gewone investeringsaftrek werd vorig jaar opgetrokken van 8% naar 25% voor investeringen gedaan tussen 12 maart 2020 en 31 december 2020. Een recente Programmawet1 heeft die periode met nog eens twee jaar verlengd tot 31 december 2022. Doelgroep zijn natuurlijke personen en kleine vennootschappen, voor zover ze voldoen aan een aantal voorwaarden. De overheid hoopt zo om in deze moeilijke crisisperiode investeringen aan te moedigen.

1. Opmars van de gewone investeringsaftrek De gewone investeringsaftrek bestaat al geruime tijd, maar kende een behoorlijke evolutie en opmars de laatste jaren. Een overzicht. Periode van investeringen

Percentage investeringsaftrek

Sinds aanslagjaar 2007

0%

Vanaf 1 januari 2014

4%

Vanaf 1 januari 2016

8%

Tussen 1 januari 2018 tot 31 december 2019

Tijdelijk 20%

Vanaf 1 januari 2020

Opnieuw 8%

Vanaf 12 maart 2020 tot 31 december 2022

Tijdelijk 25%

overdracht van de ongebruikte investeringsaftrek verlengd. Als er geen of onvoldoende winst is, is de investeringsaftrek in beginsel slechts een jaar overdraagbaar naar het volgende belastbaar tijdperk. De nieuwe wet verlengt deze termijn naar twee jaar voor wat betreft investeringen gedaan in 2019. De ongebruikte aftrek kan met andere woorden naar de twee volgende belastbare tijdperken overgedragen worden (2020 en 2021). De Programmawet van 20 december 2020 heeft ondertussen bepaald dat zowel het verhoogde basispercentage van de investeringsaftrek (25%), als de termijn voor de overdracht van de ongebruikte investeringsaftrek (twee jaar) tot eind 2022 verlengd worden. Opmerking hierbij: in de personenbelasting is in tegenstelling tot de vennootschapsbelasting de niet-verleende vrijstelling investeringsaftrek steeds onbeperkt overdraagbaar.

2. Het corona-effect

3. Wat zijn de basisvoorwaarden?

2.1. Verhoogde investeringsaftrek

Om in aanmerking te komen voor de toepassing van de gewone investeringsaftrek, moeten volgende basisvoorwaarden cumulatief vervuld zijn. Het moet gaan om: • investeringen door natuurlijke personen die winsten of baten behalen of vennootschappen die wettelijk als klein worden aangemerkt; • investeringen in materiële of immateriële vaste activa die over een periode van tenminste drie jaar afgeschreven kunnen worden en niet conform artikel 75 van het WIB92 uitgesloten zijn van de investeringsaftrek; • investeringen die tijdens het belastbaar tijdperk in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht (zie verder voor gedetailleerde bespreking van deze voorwaarde); • investeringen die in België werkelijk en uitsluitend voor de beroepswerkzaamheid worden gebruikt.

Sinds 1 januari 2020 bedroeg de investeringsaftrek, na een tijdelijke verhoging tot 20%, opnieuw 8%. Maar toen brak de coronacrisis uit. Om investeringen te stimuleren en niet uit te stellen, werd de investeringsaftrek opnieuw tijdelijk verhoogd voor investeringen tussen 12 maart 2020 en 31 december 2020. Deze keer tot 25%.

2.2. Overdracht van ongebruikte investeringsaftrek De zogenaamde Corona III-wet 2 voerde nog een andere belangrijke vernieuwing in. Zo werd de termijn voor de

1 Programmawet van 20 december 2020, BS 30 december 2020, art. 4-6. 2 Wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (CORONA III), BS 23 juli 2020.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


23

4. Welke investeringen zijn uitgesloten?

personenwagen worden gelijkgesteld en niet aan de voorwaarden van een lichte vrachtauto voldoen.

Sommige investeringen zijn onweerlegbaar uitgesloten van de toepassing van de investeringsaftrek. 1. Investeringen in vaste activa die niet uitsluitend voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt.

Deze voorwaarde belet volgens ons niet dat de gewone investeringsaftrek toegepast kan worden op een gebouwd onroerend goed dat deels privé en deels beroepsmatig wordt gebruikt. De investeringsaftrek is dan uiteraard voorbehouden voor het beroepsmatig deel. De fiscus onderschrijft deze stelling en voegt daar nog de voorwaarde aan toe dat de beroepslokalen duidelijk afgescheiden moeten zijn van de privéruimten. Al moet deze uitzondering strikt geïnterpreteerd worden en kan ze niet zomaar naar analogie op andere situaties toegepast worden. Voor andere (materiële) vaste activa is het onderscheid privé en beroepsmatig trouwens moeilijker vast te stellen.

2. Investeringen in vaste activa die niet afgeschreven kunnen worden, zoals terreinen, of waarvan de afschrijving over minder dan drie belastbare tijdperken is gespreid. 3. Investeringen in activa die zijn verkregen of tot stand gebracht met het doel het recht van gebruik aan een derde over te dragen, tenzij het gebruiksrecht overgedragen wordt aan een belastingplichtige die dezelfde investeringsaftrek zou kunnen genieten.

5. Basisvoorwaarde onder de loep ‘Investeringen die tijdens het belastbaar tijdperk zijn verkregen of tot stand gebracht.‘ De investeringsaftrek is voor ieder aanslagjaar in principe van toepassing met betrekking tot de vaste activa die tijdens het jaar of boekjaar dat aan dat aanslagjaar is verbonden zijn verkregen of tot stand gebracht, dit wil zeggen die tijdens dat jaar of boekjaar afgeschreven kunnen worden. Volgens de fiscus is dat het geval wanneer de investering: 1. ofwel tijdens dat tijdperk werkelijk in het bezit van de onderneming is gekomen; 2. ofwel wanneer de belastingplichtige er tijdens dat tijdperk juridisch eigenaar van is geworden omdat het gaat om een voltrokken koop met onmiddellijke eigendomsoverdracht, al is het nog niet geleverd en/of betaald.

Het basispercentage van de investeringsaftrek voor kleine en middelgrote ondernemingen (inclusief eenmanszaken) wordt voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2022 van 8% tot 25% gebracht.

Stel, een kleine vennootschap laat een nieuw pand bouwen.

Als het doel is het vervolgens volledig privé aan haar bestuurder ter beschikking te stellen (kosteloos met aanrekening voordeel alle aard (VAA), dan wel via verhuring), dan kan de vennootschap de gewone investeringsaftrek niet toepassen.

Wordt het pand echter aan een andere kleine vennootschap verhuurd, dan kan zij de investeringsaftrek wél toepassen, op voorwaarde dat de vennootschap-huurder aan alle voorwaarden voor de toepassing van de gewone investeringsaftrek voldoet én zelf geen gebruik maakt van haar recht op investeringsaftrek.

4. Investeringen in personenwagens en auto’s voor dubbel gebruik, met inbegrip van de zogenaamde ‘onechte’ lichte vrachtauto’s die door de fiscus met een

Immateriële en materiële vaste activa waarover partijen een overeenkomst sloten, maar die nog niet verkregen werden (zoals bestellingen, koopovereenkomsten zonder dadelijke eigendomsoverdracht, enzovoort), mogen beschouwd worden als tijdens dat tijdperk verkregen of tot stand gebracht tot het bedrag van de tijdens enig jaar of boekjaar gedane en als dusdanig geboekte vooruitbetalingen (met name voorschotten).

Een factuur op zich is dus niet voldoende, maar evenmin noodzakelijk om te spreken van een ‘investering’. Wat wel vereist is – met uitzondering van vooruitbetalingen – is dat er sprake is van een inbezitneming of een eigendomsoverdracht. Worden de investeringen werkelijk in bezit genomen door een belastingplichtige, maar volgen de facturen pas op een latere datum (bijvoorbeeld in een volgend boekjaar), dan kan er al sprake zijn van een investering op de datum van de werkelijke inbezitneming. Dat is bijvoorbeeld het geval als een kleine vennootschap eind 2019 een gebouw in gebruik neemt, waarvoor ze de facturen pas begin 2020 ontvangt. Christophe Meesters Gecertificeerde belastingadviseur Met dank aan de heer Jo Roseleth voor zijn bijdragen aan dit artikel.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 2 | Maart 2021


eStox, uw beveiligde digitale effectenregister

Discretie verzekerd

UBO-verplichtingen worden automatisch nagekomen

Een digitaal register met talrijke voordelen, aangeboden door de notarissen, de accountants en de belastingconsulenten.

www.estox.be Powered by

Altijd en overal beschikbaar


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.