ITAA-Zine | Nummer 3 - april 2024

Page 1

Evaluatie van de meldingsplicht van de ITAAleden aan de CFI

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) bezorgde ons haar conclusies over de meldingsplicht van de ITAAleden in het kader van het voorkomen van het witwassen van geld. Besluit: we moeten onze inspanningen op het vlak van het melden van verdachte verrichtingen verderzetten, zowel op kwantitatief als op kwalitatief vlak!

-ZINE iStockphoto.com/Kostikova.
Nummer 3 | April 2024 Maandelijkse uitgave – Afgiftekantoor Gent X – P409030

Evaluatie van de meldingsplicht van de ITAA-leden aan de CFI

BTW : bewarings- en verjaringstermijnen

Liberform: wist je dat?

Opsporing en vervolging van  sociaalrechtelijke misdrijven

Zijn er onderwerpen die u graag behandeld zou zien in uw ITAA-zine?

Laat het ons dan weten. Mail ze door naar gaetan.hanot@Itaa.be

iStockphoto.com/DragonImages.

iStockphoto.com/jacoblund.

iStockphoto.com/jacoblund.

Colofon

ITAA-zine Maandelijks tijdschrift van het ITAA (verschijnt niet in januari en juli) nr. 3/2024

ADMINISTRATIE EN REDACTIE

ITAA, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

Tel.: +32 2 240 00 00 E-mail: info@itaa.be

COÖRDINATIE

Gaëtan Hanot (FR) – gaetan.hanot@itaa.be

REDACTIECOMITÉ

Vincent Delvaux (ondervoorzitter), Liesbet Dhaene, Carine Govaert, Gaëtan Hanot, Caroline Meys, Nele Muys, Nathalie Lambot, François Lezaack, Nathalie Procureur, Bart Van Coile (voorzitter)

AFBEELDINGEN

iStockphoto

VERTALINGEN

Azimut Translations, IGTV

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER

B. Van Coile, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

MEDEDELING VOOR DE LEZERS

De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld.

De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en de mening van de auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.

Het Instituut van de Belastingadviseurs en Accountants (IBA) is opgericht bij wet van 17 maart 2019. Het IBA gaat door het leven als het ITAA, en is het resultaat van een fusie tussen het IAB en het BIBF. Het ITAA wordt bestuurd door een Raad en een Uitvoerend comité. Voor meer informatie: www.itaa.be

UITGEVER

Wolters Kluwer België Motstraat 30, B-2800 Mechelen

iStockphoto.com/coffeekai.

3
6
11
12
3 6 11 12

Evaluatie van de meldingsplicht van de ITAA-leden aan de CFI

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) bezorgde ons haar conclusies over de meldingsplicht van de ITAA­leden in het kader van het voorkomen van het witwassen van geld. Besluit: we moeten onze inspanningen op het vlak van het melden van verdachte verrichtingen verderzetten, zowel op kwantitatief als op kwalitatief vlak!

Als entiteit die onderworpen is aan de antiwitwaswetgeving, moet u bijzonder alert zijn wanneer een cliënt weigert of niet in staat blijkt te zijn om duidelijke verklaringen te geven of om bewijsstukken voor te leggen wanneer u informatie vraagt over een verrichting, de herkomst van geld, de uiteindelijke begunstigden, enz. Om in 2024 de kwaliteit van uw meldingen van vermoedens te verbeteren, raden we u aan om:

• rekening te houden met de nakende invoering van de nieuwe tool goAML;

• lange beschrijvingen van verdachte feiten te vermijden;

• niet te vergeten de identiteit van de lasthebbers en uiteindelijke begunstigden in te vullen, evenals de periode en het volume van de verrichtingen; en

• stukken toe te voegen om de melding te documenteren.

I. Door de CFI verstrekte informatie over de hoeveelheid meldingen en de kwaliteit ervan

⊲ Aantal meldingen in 2023

Uit de cijfergegevens die de CFI verstrekte over de meldingen van vermoedens van witwassen die door ITAA-leden werden ingediend in 2023, blijkt dat het aantal meldingen in 2023 licht daalde: van 319 meldingen in 2022 naar 295 meldingen in 2023.

De CFI erkent over het algemeen de goede kwaliteit van de meldingen, maar vindt dat het aantal meldingen te laag ligt, wat de economische beroepsbeoefenaars betreft.

⊲ Kwaliteit van de meldingen in 2023

Ter herinnering: voor 2022 had de CFI erop gewezen dat het percentage ITAA-meldingen dat de CFI doorspeelde aan het parket, vrij hoog lag, en dat dat percentage heel wat beter was dan dat van de niet-financiële sector in het algemeen. Het percentage meldingen van verdachte verrichtingen dat de Cel heeft doorgegeven aan het parket daalde echter van 10% in 2022, naar 5% in 2023 – wat een

aanwijzing kan zijn voor de relevantie en de kwaliteit van de aan de CFI gedane meldingen.

Toch moeten we voorzichtig omspringen met deze indicator. Die kan weliswaar een algemeen idee geven van de efficiëntie van het SWG/FT-systeem dat de onderworpen entiteit heeft opgezet, maar is voor een stuk ook afhankelijk van doorgiftecriteria die eigen zijn aan de CFI.

3
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024
iStockphoto.com/Yauhen Akulich.

Wat het invullen van de meldingen betreft, onderstreept de CFI dat de economische beroepsbeoefenaars over het algemeen het nodige doen, en dit op een correcte wijze:

• de identificatiegegevens van de cliënten, lasthebbers en uiteindelijke begunstigden zijn correct en volledig;

• de informatie over het doel en de aard van de zakelijke relatie wordt meestal meegedeeld (bv.: het bijhouden van de boekhouding, het opstellen van de jaarrekeningen en het voldoen aan de fiscale verplichtingen (btw en directe belastingen) of de evaluatie van een handelszaak);

• de beschrijving van de verdachte verrichtingen/feiten is meestal duidelijk en beknopt;

• de meldingen zijn over het algemeen gemotiveerd en verwijzen geregeld naar een inbreuk op de wetgeving inzake de beperking op het gebruik van contanten of naar vermoedens van niet- aangegeven verkopen, misbruik van vennootschapsgoederen of zwartwerk; en

• regelmatig wordt gemeld dat de economische beroepsbeoefenaar de zakelijke relatie met de cliënt heeft beëindigd naar aanleiding van het vermoeden van witwassen dat tot de melding bij de CFI heeft geleid.

II. Hoe de kwaliteit van de meldingen verbeteren in 2024?

⊲ Wijze van indiening van de meldingen bij de CFI

• In 2023 verrichtten de ITAA-leden de meldingen bij de CFI nog overwegend via het standaardmeldingsformulier, dat beschikbaar is op de website van de CFI. Een minderheid van de meldingen gebeurde via het online-systeem van de CFI.

• Met het oog op een efficiëntere verwerking van de meldingen vraagt de CFI intussen uitdrukkelijk om geen meldingen meer via de gewone post te versturen en om de voorkeur te geven aan meldingen via het onlinesysteem van de CFI (https://www.ctif-cfi.be/index.php/ nl/belgisch-stelsel/online-melding), in plaats van via het standaardmeldingsformulier.

• De CFI heeft de ontwikkeling van een nieuwe tool, goAML , aangekondigd, die de onderworpen entiteiten in staat zal stellen om verdachte verrichtingen en feiten efficiënter te melden via een gewoon webformulier, het laden van een xml en een webservice: https://www.ctif-cfi. be/index.php/nl/hulpmiddelen/goaml. Er zal een intern berichtensysteem worden ingevoerd, waarmee de betrokken partijen doeltreffender en veiliger kunnen communiceren.

• Vanaf juni 2024 worden meldingsformulieren op papier niet meer aanvaard. Voor de verzending van de meldingen mag dan alleen nog de nieuwe goAML-applicatie worden gebruikt! In de komende maanden zal de CFI online instructies, opleidingen en richtsnoeren over het gebruik van de goAML-applicatie ter beschikking stellen.

⊲ Vergeet niet om de identiteit van de lasthebbers en van de uiteindelijke begunstigden in te vullen in de melding.

⊲ Vermijd liefst lange uiteenzettingen om verdachte verrichtingen/feiten te beschrijven.

⊲ Vergeet niet om, in geval van verdachte verrichtingen, de periode en het volume van de verrichtingen te vermelden.

⊲ Voeg bewijsstukken toe om uw melding bij de CFI te documenteren!

In de loop van 2023 stelde de CFI vast dat de meldingen door de ITAA-leden meestal niet gedocumenteerd waren. Er moeten echter documenten toegevoegd worden in bijlage, zoals een kopie van de identiteitsdocumenten van de cliënten, de ondernemingsstatuten, uittreksels uit het UBOregister, kopieën van facturen, bankrekeninguittreksels, de historiek van het grootboek, overeenkomsten inzake leningen of overdrachten van aandelen, een overzicht van de verdachte verrichtingen, …

III. Indicatoren voor het witwassen van geld in 2023

Voor de meldingen die in 2023 aan het parket werden doorgegeven, waren de onderliggende misdrijven van het witwassen: georganiseerde misdaad, oplichting en sociale fraude.

Hierna volgt een onvolledige lijst van de indicatoren uit de meldingen van verdachte verrichtingen in 2023. Die indicatoren waren meestal onderling met elkaar verbonden, zodat een cluster van convergerende factoren ontstond:

• betalingen in contanten voor meer dan 3.000 euro;

• regelmatige inning van grote bedragen in contanten in verband met facturen voor klanten in derde landen (waaronder de Centraal-Afrikaanse Republiek en Kameroen);

• grote geldopnames in contanten;

• een negatief kassaldo;

• geen kasboek of zelfs helemaal geen boekhouding;

• het gebruik van valse facturen (nagemaakt of opgesteld op eenzelfde template door verschillende leveranciers of met een heel vage inhoud);

• geen overeenstemming tussen de betalingen en de facturen;

• financiële stromen tussen meerdere ondernemingen die met eenzelfde persoon verbonden zijn, wat doet vermoeden dat ze niet echt economisch gerechtvaardigd zijn;

• een controle van de BBI die er lijkt op te wijzen dat er voor bepaalde leveranciers geen echte prestaties van onderaannemers waren;

• aankopen bij leveranciers van wie het btw-nummer inactief is of niet overeenstemt met de bij de btw-administratie aangegeven activiteit;

4
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024

• overschrijvingen van de bedrijfsrekening naar de privérekening van de bestuurder of vennoot van het bedrijf;

• vermoedens van verduistering van activa, een groot aantal betalingen van klanten in contanten, niet-gerechtvaardigde betalingen aan leveranciers, creditnota’s van leveranciers ontvangen in contanten en pogingen tot sociale fraude;

• opeenvolgende binnenkomende en uitgaande overschrijvingen van de bedrijfsleider naar één van zijn andere bedrijven vóór de procedure van gerechtelijke organisatie en een mogelijk faillissement;

• heel hoge werkingskosten die niet in verhouding lijken te staan tot het doel van de onderneming;

• buitensporig hoge bedragen aan voorraden, handelsvorderingen, liquiditeiten en rekeningen-courant van vennoten op de activazijde;

• tegenstrijdigheden in de aangifte van de omzet vanaf de eerste activiteitsdagen, zowel bij de informatie die is opgenomen in het financieel plan, als bij de financiële verrichtingen die nadien werden geboekt;

• de onbekende herkomst van geld dat in de onderneming werd geïnvesteerd, zonder dat er een lening werd afgesloten;

• de onduidelijke herkomst van geld en transit van geld via een tussenpersoon die geen gekende band heeft met de cliënt;

• de cliënt legt geen geloofwaardige cijfers over zijn uitkeringen voor; vermoeden van fraude bij het RIZIV of van sociale fraude;

• inkomsten ontvangen in de vorm van niet-aangegeven cryptomunten;

• de cliënt heeft op onwettelijke wijze premies geïnd en is vervolgens failliet gegaan omdat hij het geld niet kon terugbetalen;

• de onderneming werd opgericht in België, maar er wordt in België geen enkele verkoop gerealiseerd; het beheer gebeurt vanuit Dubai door een vrouwelijke bestuurder die niet in België verblijft; haar echtgenoot is noch aandeelhouder, noch bestuurder in de onderneming, maar is toch sterk betrokken bij de beslissingen die er een impact op hebben; aankopen van goederen in Turkije (een land dat op de zwarte lijst staat);

• een groot aantal overschrijvingen, zonder duidelijke reden, van de rekening van de onderneming naar een rekening in de Verenigde Arabische Emiraten en beperkte banden tussen de onderneming en België;

• een gevoelige activiteitssector (bouw / industriële schoonmaak / transport / horeca / gsm’s / online-verkoop, enz.).

5
Axelle Dekeyser Cel Fiscaliteit ITAA
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024
iStockphoto.com/DragonImages.

BTW : bewarings- en verjaringstermijnen

Via de wet van 20 november 2022 (BS 30.11.2022)1 werden de bewaringstermijnen voor boeken en stukken én de verjaringstermijnen voor de vordering tot voldoening van de belasting, de nalatigheidsinteresten en de administratieve geldboetes aangepast, en dit vanaf 1 januari 2023.

In de administratieve Circulaire nr. 2023/C/58 van 14 juni 2023 2 heeft de Administratie deze regels verduidelijkt. Hierna volgt enige toelichting.

1. Wettelijke bepalingen inzake de bewaringstermijn

De facturen en kopieën van facturen dienen te worden bewaard gedurende tien jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op de datum van uitreiking 3

De boeken en andere stukken, voorgeschreven door de btw-wetgeving, dienen te worden bewaard door hen die ze hebben gehouden, opgesteld, uitgereikt of ontvangen gedurende tien jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op hun sluiting wat de boeken betreft, op hun datum wat de andere stukken betreft of op het jaar waarin het recht op aftrek is ontstaan.

Belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen, gevestigd in België, zijn tot die verplichting ook gehouden ten aanzien van de facturen of de als zodanig geldende stukken in verband met de intracommunautaire verwervingen van goederen of met de in het buitenland verrichte aankopen, van de handelsboeken, de boekingsstukken, de contracten, de stukken met betrekking tot de bestelling van goederen en diensten, tot de verzending, tot de afgifte en tot de levering van goederen, van de rekeninguittreksels, van de betalingsstukken, alsmede van de andere boeken en stukken met betrekking tot de uitgeoefende werkzaamheid.

Ten aanzien van de gegevens met betrekking tot de analyses, de programma’s en de uitbating van geïnformatiseerde systemen, begint de bewaringstermijn te lopen vanaf 1 januari van het jaar volgend op het laatste jaar waarin het in deze gegevens omschreven systeem werd gebruikt 4

1.1. Bewaringstermijn van tien jaar

De bewaringstermijn van tien jaar is dus van toepassing op:

1. de facturen en kopieën van facturen, zijnde :

a. de kopieën van facturen die de belastingplichtige heeft uitgereikt, of die door zijn afnemer of verkrijger zijn uitgereikt, of die in zijn naam en voor zijn rekening zijn uitgereikt door een derde;

b. de door een belastingplichtige, een niet-belastingplichtige rechtspersoon of particulier ontvangen facturen;

2. de boeken en andere stukken waarvan de btw-wetgeving het houden, het opstellen of het uitreiken ervan voorschrijven (te bewaren door belastingplichtigen en niet-belastingplichtigen);

3. alle andere boeken en stukken met betrekking tot de uitgeoefende werkzaamheid (te bewaren door belastingplichtigen en door niet-belastingplichtige rechtspersonen);

4. de gegevens met betrekking tot de analyses, de programma’s en de uitbating van geïnformatiseerde systemen (te bewaren door belastingplichtigen en door niet-belastingplichtige rechtspersonen).

Deze bewaringstermijn geldt zonder onderscheid voor zowel papieren als gedigitaliseerde boeken en stukken.

Ook in het geval de belastingplichtige facturen uitreikt voor handelingen waarvoor hij wettelijk gezien niet gehouden is facturen uit te reiken, geldt de bewaringstermijn van tien jaar.

De bewaringstermijn van tien jaar is ook van toepassing op de ontvangen facturen, en dit ongeacht de hoedanigheid van de ontvanger van de factuur, en ongeacht of er al dan niet een verplichting was tot het uitreiken van een factuur.

1 Wet van 20 november 2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen, BS 30 november 2022.

2 Circ. 2023/C/58 van 14 juni 2023 betreffende de invoering van een bewaringstermijn van tien jaar, een verlengde vierjarige bewaringstermijn en een tienjarige bewaringstermijn.

3 Art. 60, §3 WBTW.

4 Art. 60, §4 WTBW.

6
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024

De Administratie heeft evenwel aanvaard dat de facturen die door de belastingplichtigen vrijwillig aan particulieren worden uitgereikt en waarvoor een belastingplichtige om welke reden ook afziet van de ontheffing van de factureringsplicht, door deze particulieren niet moeten worden bewaard (althans niet voor de toepassing van de btw-regelgeving).

In de gevallen waarin een belastingplichtige verplicht is facturen uit te reiken aan een particulier, is de particulier daarentegen wél ertoe gehouden deze facturen te bewaren.

De Administratie heeft evenwel aanvaard dat – voor de facturen ontvangen door particulieren – de bewaringstermijn wordt verminderd tot vijf jaar5

De bewaringstermijn van tien jaar geldt in beginsel niet voor de plannen en bestekken van een pas opgericht gebouw en voor de facturen betreffende de bouw ervan, die door de eigenaar van een dergelijk gebouw bewaard moeten worden. De bewaringstermijn voor deze stukken bedraagt vijf jaar vanaf de betekening van het kadastraal inkomen.

Indien evenwel de bedoelde plannen, bestekken en facturen bewaard dienen te worden gedurende tien jaar en het eindpunt van deze tienjarige bewaringstermijn van een latere datum is dan het eindpunt van de bewaringstermijn van vijf jaar, dan dient de bewaringstermijn van tien jaar te worden nageleefd. Dit is het geval voor belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen wat de door hen ontvangen facturen betreft, evenals wat de plannen en bestekken betreft die betrekking hebben op de bouw, door deze personen, in het kader van hun uitgeoefende werkzaamheid, van een pas opgericht gebouw. Behoudens toepassing van een langere bewaringstermijn geldt bijgevolg dat belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen ertoe gehouden zijn hun plannen, bestekken en facturen gedurende tien jaar te bewaren indien die betrekking hebben op hun uitgeoefende werkzaamheid.

Volledigheidshalve wordt ook gewezen op het bestaan van een afwijkende bewaringstermijn van:

• vijftien jaar voor de boeken en stukken die verband houden met een door de belastingplichtige verrichte aftrek van belasting geheven op onroerende bedrijfsmiddelen; en

• vijfentwintig jaar voor de boeken en stukken die verband houden met de door de belastingplichtige verrichte aftrek van de belasting geheven op gebouwen en delen van gebouwen die verhuurd worden onder de voorwaarden van artikel 44, §3, 2°, d) van het Btw-Wetboek (m.b.t. de optionele verhuur met btw).

5 Beslissing nr. E.T.91.858 van 16.12.1997 en Circ. OAIF nr. 16/2008 (E.T.112.081), randnummer 27.

7
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024
iStockphoto.com/jacoblund.

1.2. Berekening van de bewaringstermijn

De aanvangsdatum voor de berekening van de bewaringstermijn wordt niet gewijzigd.

De bewaringstermijn van tien jaar dient bijgevolg, zoals dat eveneens het geval was voor de vroegere bewaringstermijn van zeven jaar, berekend te worden vanaf 1 januari volgend op:

• voor facturen of kopieën van facturen: de datum van het uitreiken ervan;

• voor andere stukken dan facturen en kopieën van facturen: hun datum;

• voor stukken bedoeld onder de margeregelgeving maar waarvoor de normale regeling wordt toegepast: het jaar waarin het recht op aftrek is ontstaan;

• voor boeken: hun sluiting;

• voor gegevens met betrekking tot analyses, programma’s, en de uitbating van geïnformatiseerde systemen: het laatste jaar waarin het in deze gegevens omschreven systeem werd gebruikt.

Om het eindpunt van de tienjarige bewaringstermijn te bekomen, wordt voortaan tien jaar gerekend vanaf 1 januari volgend op de hiervoor bedoelde data.

1.3. De bewaringstermijnen – schematisch

2. Wettelijke bepalingen inzake de verjaring

Er is verjaring van de vordering tot voldoening van de belasting, van de nalatigheidsinteresten en van de administratieve geldboetes na het verstrijken van het derde kalenderjaar dat volgt op dat waarin de oorzaak van de opeisbaarheid van de belasting, nalatigheidsinteresten en administratieve geldboetes zich heeft voorgedaan.

Bij niet-indiening van de periodieke (maand- of kwartaal-) aangiftes of bij laattijdige indiening ervan wordt deze termijn verlengd tot het vierde kalenderjaar dat volgt op dat waarin de oorzaak van de opeisbaarheid van de belasting, interesten en administratieve geldboetes zich heeft voorgedaan.

In afwijking van deze regels is er echter pas verjaring na het verstrijken van het zevende kalenderjaar dat volgt op dat waarin de oorzaak van de opeisbaarheid zich heeft voorgedaan, als:

Eerste afwijking

Tweede afwijking

31.12.X + 10 Voor belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen

31.12.X + 5 Voor particulieren

31.12.X + 15 Voor belastingplichtigen en niet belastingplichtige rechtspersonen

Alle boeken en stukken in het kader van de economische activiteit

Plannen en bestekken van een pas opgericht gebouw

Boeken en stukken i.v.m. aftrek van belasting op onroerende bedrijfsmiddelen

Derde afwijking

31.12.X + 25 Voor belastingplichtigen en niet belastingplichtige rechtspersonen

Boeken en stukken i.v.m. aftrek van belasting op verhuurde gebouwen (art. 44, §3, 2°, d) WBTW)

* De nieuwe bewaringstermijn geldt zonder onderscheid voor zowel papieren als gedigitaliseerde boeken en stukken.

1. een inlichting, een onderzoek of een controle aantoont dat belastbare handelingen niet werden aangegeven in België, dat er handelingen ten onrechte werden vrijgesteld of dat er onrechtmachtige belastingaftrekken werden toegepast en de inlichting werd meegedeeld of verzocht of het onderzoek of de controle werd uitgevoerd of verzocht door, hetzij een andere lidstaat van de Europese Unie, hetzij een bevoegde overheid van enig ander land waarmee België een overeenkomst heeft gesloten tot het vermijden van dubbele belasting of waarvoor een rechtsgrond bestaat die het uitwisselen van inlichtingen regelt, in verband met de belasting waarop die overeenkomst of die rechtsgrond van toepassing is;

2. een rechtsvordering aantoont dat, in België, belastbare handelingen niet werden aangegeven, handelingen ten onrechte werden vrijgesteld of belastingaftrekken werden toegepast met overtreding van de wettelijke en verordeningsbepalingen die erop van toepassing zijn;

3. bewijskrachtige gegevens, waarvan de Administratie kennis heeft gekregen, aantonen dat belastbare handelingen niet werden aangegeven in België, dat er handelingen ten onrechte werden vrijgesteld of dat er belastingaftrekken werden toegepast met overtreding van de wettelijke en verordeningsbepalingen die daarop van toepassing zijn;

In afwijking daarvan is er evenwel verjaring na het verstrijken van het tiende kalenderjaar dat volgt op dat waarin de oorzaak van de opeisbaarheid zich heeft voorgedaan, als de overtreding begaan werd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden.

De ontvangst van de inlichting afkomstig uit het buitenland, de rechtsvordering, de kennisname van de bewijskrachtige elementen of van de aanwijzingen van belastingontduiking mag zowel voor, als na het verstrijken van de principiële verjaringstermijn plaatsvinden.

8
Bewaringstermijn Tot* Wie In geval van Principe
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024

De verjaring ingevolge de rechtsvordering treedt ten vroegste in na het verstrijken van het kalenderjaar ná het jaar waarin de rechterlijke beslissing met betrekking tot de rechtsvordering in kracht van gewijsde is gegaan 6

2.1. Verlengde verjaringstermijn van vier jaar

B ij niet-indiening van de periodieke (maand- of kwartaal-) btw-aangifte of laattijdige indiening ervan, wordt de termijn verlengd tot het vierde kalenderjaar dat volgt op dat waarin de oorzaak van de opeisbaarheid van de belasting, interesten en administratieve geldboeten zich heeft voorgedaan. De Administratie gaat er in dit kader van uit dat een

aangifte niet is ingediend indien ze, op het ogenblik van het vorderen van de belasting, effectief niet is ingediend en voor zover op dat ogenblik de indiening een vertraging van meer dan negen maanden heeft opgelopen.

Daarnaast is de verlengde verjaringstermijn van toepassing indien de periodieke maand- of kwartaalaangifte laattijdig is ingediend . De Administratie gaat ervan uit dat een dergelijke aangifte laattijdig is ingediend wanneer ze, op het ogenblik van de vordering, is ingediend en de indieningsdatum zich situeert na het verstrijken van 20 e dag volgend op het aangiftetijdvak.

Als gevolg van een administratieve tolerantie zal de Administratie de verjaringstermijn niet toepassen wanneer de belastingplichtige gebruik maakt van de versoepeling op de indieningstermijn die hem, eveneens bij administratieve tolerantie, is toegestaan. Bedoeld wordt meer in het bijzonder de zomerregeling welke jaarlijks wordt gepubliceerd naar het ruime publiek toe middels een bericht op de website van de FOD Financiën.

De verlengde verjaringstermijn van vier jaar is van toepassing ten aanzien van de vordering tot voldoening van de belasting:

• waarvan de opeisbaarheid blijkt uit een periodieke btw-aangifte (belasting opgenomen in de aangifte): wanneer de aangifte laattijdig is ingediend;

• welke in een periodieke aangifte had moeten opgenomen zijn, maar er niet in opgenomen is (navordering van de belasting): wanneer de opeisbaarheid van die belasting zich heeft voorgedaan in een tijdvak waarvoor is vastgesteld dat de periodieke aangifte niet is ingediend of waarvoor de periodieke aangifte laattijdig is ingediend;

• welke is ontstaan ingevolge een onrechtmatige uitoefening van het recht op aftrek of het recht op teruggaaf: wanneer is vastgesteld dat de periodieke btw-aangifte waarin dat recht is uitgeoefend laattijdig is ingediend (navordering van de belasting). Hetzelfde geldt wanneer de belastingplichtige in de bedoelde aangifte ten onrechte een herziening in zijn voordeel heeft verricht of enig ander bedrag in zijn voordeel ten onrechte heeft opgenomen.

De verlengde vierjarige verjaringstermijn is van toepassing ten aanzien van de vordering van de proportionele administratieve geldboetes en de nalatigheidsinteresten verschuldigd wegens het navorderen door de Administratie van de hiervoor bedoelde belastingen.

Hierbij wordt opgemerkt dat bij een controle in 2027 er dus nog btw kan ingevorderd worden die verband houdt met de laattijdig ingediende aangifte over het eerste kwartaal van 2023, hoewel de normale driejarige termijn voor 2023 al verstreken is op 31 december 2026.

9
6 Art. 81 bis, §1 WBTW.
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024
iStockphoto.com/Moon Safari.

Bovendien staat deze regeling los van de zeven- en tienjarige verjaringstermijnen, die autonoom blijven gelden.

2.2. Eindpunt van de verlengde verjaringstermijn

Behoudens schorsing of stuiting treedt de verjaring in op 31 december van het vierde kalenderjaar dat volgt op dat waarin de oorzaak van de opeisbaarheid van de belasting, interesten en administratieve geldboeten zich heeft voorgedaan.

De oorzaak van de opeisbaarheid van de vordering tot voldoening van verschuldigde belasting die in een aangifte moest worden opgenomen maar er niet is in opgenomen, doet zich voor op het tijdstip van de opeisbaarheid van de belasting.

Wanneer een belastingplichtige onrechtmatig een bedrag in zijn voordeel heeft opgenomen in de periodieke btw-aangifte ontstaat er eveneens een vordering tot voldoening van de belasting. Er wordt aan herinnerd dat de oorzaak van de opeisbaarheid van deze laatste vordering zich niet voordoet op het tijdstip van de opeisbaarheid van de belasting, maar wel op het tijdstip van het begaan van de inbreuk, d.w.z. op het tijdstip van de indiening van de btw-aangifte waarin het onrechtmatig bedrag is opgenomen.

De Administratie neemt immers op zijn vroegst kennis van de inbreuk op het tijdstip van indiening van de aangifte en het is op zijn vroegst op dat tijdstip dat de Administratie de btw kan vorderen.

Voorbeeld

Belastingplichtige X dient de aangifte van het 4e kwartaal 2023, die uiterlijk moet worden ingediend op 20.01.2024, laattijdig in op 03.03.2024. De laattijdige indiening van de aangifte heeft tot gevolg dat de gewone verjaringstermijn van 3 jaar wordt verlengd.

Bij onrechtmatige uitoefening van het recht op aftrek in de aangifte van het 4e kwartaal 2023 ontstaat een vordering tot voldoening van de belasting in hoofde van de Administratie. De oorzaak van opeisbaarheid van de vordering doet zich in dat geval voor op het tijdstip van de indiening van de aangifte waarin het onrechtmatig bedrag is opgenomen, d.w.z. op 03.03.2024. De Administratie kan de belasting waarvoor in de aangifte van het 4e kwartaal 2023 onrechtmatig een recht op aftrek is uitgeoefend, vorderen tot en met 31/12 van het 4e jaar dat volgt op de oorzaak van opeisbaarheid, d.w.z. tot en met 31.12.2028. Bij tijdige indiening van de aangifte zou de Administratie de belasting kunnen vorderen tot en met 31/12 van het 3e jaar dat volgt op de oorzaak van de opeisbaarheid, d.w.z. tot en met 31.12.2027.

De vordering tot voldoening van de proportionele administratieve geldboetes ontstaat en de oorzaak van de

opeisbaarheid doet zich voor op het tijdstip dat de vordering tot voldoening van de btw ontstaat.

De vordering tot voldoening van de nalatigheidsinteresten ontstaat en de oorzaak van de opeisbaarheid doet zich voor van maand tot maand.

2.3. Tienjarige verjaringstermijn in geval van fraude

De verjaringstermijn voor inbreuken die begaan werden met een bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden werd van zeven op tien jaar gebracht, namelijk na het verstrijken van het tiende kalenderjaar dat volgt op dat waarin de oorzaak van de opeisbaarheid zich heeft voorgedaan, wanneer de overtreding begaan werd met een bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden.

Indien de Administratie voornemens is om de verjaringstermijn inzake bedrieglijk opzet en oogmerk om te schaden toe te passen, is zij ertoe gehouden om, op straffe van nietigheid van de rechtzetting, vooraf aan de betrokkene schriftelijk kennis te geven van de vermoedens van belastingontduiking die tegen hem bestaan in de betreffende periode.

2.4. Verjaringstermijnen – schematisch Verjaringstermijn

Volgend op In geval van Principe

31.12.X + 3 Oorzaak opeisbaarheid btw

Eerste uitbreiding

Tweede uitbreiding

Derde uitbreiding

31.12.X + 4 Oorzaak opeisbaarheid btw

31.12.X + 7 Oorzaak opeisbaarheid btw

31.12.X + 10 Oorzaak opeisbaarheid btw

* Administratieve tolerantie zomerregeling.

Niet-indiening of laattijdige indiening aangifte*

Inlichting, rechtsvordering, bewijskrachtige gegevens**

Bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden***

** Mag zowel voor, als na het verstrijken van de principiële verjaringstermijn plaatsvinden.

*** De Administratie moet vooraf aan de betrokkenen schriftelijk en nauwkeurig kennis geven van de vermoedens van belastingontduiking.

Luc Heylens Gecertificeerd belastingadviseur

10
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024

Liberform: WIST JE DAT?

Sectorale akkoorden: wijzigingen in

2024

Begin 2024 traden de vernieuwde cao’s in werking. Als sociaal fonds 336, gericht op de werknemers en werkgevers van de vrije beroepen van het paritair comité 336, willen we u hierover graag informeren door de belangrijkste wijzigingen toe te lichten:

1. Indien u zelf geen systeem van loonindexering heeft voorzien, zal u de indexatieregels moeten volgen.

2. Het minimummaandloon wordt voor alle werknemers uit de sector verhoogd tot 2048,93 euro.

3. Het aantal werknemers in de onderneming bepaalt het aantal verplichte individuele opleidingsdagen. Vanaf 5-9 werknemers is er 1 dag voorzien, vanaf 10 werknemers vermeerdert dit gradueel doorheen de tijd.

4. Het tijdskrediet zal op basis van anciënniteit toenemen. Langs Vlaamse kant kan u, onder bepaalde voorwaarden, recht hebben op een aanmoedigingspremie. Check de voorwaarden goed in de uitgebreide cao.

5. De fietsvergoeding wordt verhoogd naar 27 cent per kilometer, met een maximum van 10,80 euro per dag.

6. De overige cao’s – vrijstelling van de aangepaste beschikbaarheid, SWT en vormingsfonds – blijven ongewijzigd en worden verlengd.

Neem zeker een kijkje op onze website voor meer informatie: www.sf336.be/sectorale-akkoorden

Checkit: een begeleidingstraject op maat van uw onderneming

Wil u extra inzetten op uw competentiebeleid of weet u niet goed hoe u daaraan moet beginnen? Dan kan Liberform u ondersteunen via het begeleidingstraject ‘Checkit’!

Binnen dat project bieden wij begeleidingstrajecten aan waarbij we, enerzijds, gaan kijken naar de reeds aanwezige competenties binnen het bedrijf en we, anderzijds, met u een actieplan zullen samenstellen om zo in te zetten op de competenties van de toekomst.

Het traject wordt op maat van uw onderneming uitgeschreven. We gaan dan dieper in op volgende onderdelen:

• Welke functieprofielen zijn reeds aanwezig of moeten deze nog opgemaakt worden?

• Waar loopt het goed in de onderneming en waar zijn er groeimogelijkheden?

• Hoe en waar zijn er bijscholingen nodig?

• Wat zijn de verschillende visies binnen de praktijk, zowel vanuit de werkgever, als vanuit de werknemer(s)?

Interesse in zo’n traject? Neem contact met ons op via info@liberform.be of raadpleeg www.checkit.be

11
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024

Opsporing en vervolging van sociaalrechtelijke misdrijven

België kent een goed uitgewerkt systeem van sociale bescherming. Dit geheel van sociale bescherming kan enkel maar efficiënt zijn als hierop enige controle wordt uitgeoefend. Zo vinden er jaarlijks meer dan 100.000 controles plaats door de sociale inspectiediensten. Een deel van deze controles zijn aangekondigd, maar er vinden ook onaangekondigde controles plaats. Daarnaast zijn in alle sociale wetten strafbepalingen opgenomen die de sociale bescherming moeten garanderen. Om die wetten te doen toepassen en de naleving ervan te controleren en af te dwingen, werden er verschillende sociale inspectiediensten opgericht, en zowel sociale inspectiediensten als politiediensten kunnen sociaalrechtelijke inbreuken vaststellen. Eens een sociaalrechtelijke inbreuk werd vastgesteld, kan er een proces­verbaal worden opgesteld. Dat proces­verbaal wordt naar het arbeidsauditoraat gestuurd (het openbaar ministerie dat gespecialiseerd is in sociaalrechtelijke aangelegenheden). De arbeidsauditoraten zijn de motor in de strijd tegen de sociale fraude en bepalen wat er met een sociaalrechtelijk proces­verbaal zal gebeuren. Het arbeidsauditoraat kan beslissen dat de inbreuk strafrechtelijk wordt vervolgd, dan wel dat het dossier wordt overgemaakt aan de Dienst Administratieve Geldboeten voor het opleggen van een administratieve geldboete. Die keuze is niet volledig vrij. Er zijn dwingende richtlijnen in welke gevallen het arbeidsauditoraat strafrechtelijk moet vervolgen en de werkgever dus voor de correctionele rechtbank gedaagd zal worden.

1. Vier niveaus van sociaalrechtelijke misdrijven

De totstandkoming van het Sociaal Strafwetboek was zonder meer een mijlpaal in de ontwikkeling van het Belgisch recht. Het Sociaal Strafwetboek trad in werking op 1 juli 2011. De grote verdienste ervan is de codificatie van het sociaal strafrecht, waarbij verschillende wetgevingen werden samengebracht tot één geheel. De grootste vernieuwing was zonder twijfel de invoering van het sleutelartikel 101, waarbij alle sociaalrechtelijke inbreuken werden onderverdeeld in vier categorieën met overeenstemmende sanctieniveaus in functie van de ernst van de inbreuken. Elke inbreuk op de sociale wetgeving is bijgevolg gekoppeld aan een bepaald niveau, in functie van de ernst van de inbreuk, waarbij dit niveau overeenkomt met een bepaalde minimum- en maximumgeldboete.

Een aantal inbreuken wordt niet langer strafrechtelijk gesanctioneerd; zo werden in het Sociaal Strafwetboek alle inbreuken van niveau 1 gedepenaliseerd; enkel een administratiefrechtelijke vervolging, in de zin van het opleggen van een administratiefrechtelijke geldboete, is daar nog mogelijk.

De bedragen van de strafrechtelijke en administratieve geldboetes bedoeld in artikel 101 van het Sociaal Strafwetboek moeten verhoogd worden met de opdeciemen. In de tabel hierna werden de opdeciemen reeds toegepast (vermenigvuldigd met 8).

Als de strafbaarstelling er uitdrukkelijk

12
Uniform sanctieschema Gevangenisstraf Strafrechtelijke geldboete Administratieve geldboete Sanctie van niveau 1 – – 80 euro tot 800 euro Sanctie van niveau 2 – 400 euro tot 4.000 euro 200 euro tot 2.000 euro Sanctie van niveau 3 – 800 euro tot 8.000 euro 400 euro tot 4.000 euro Sanctie van niveau 4 hetzij een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar en/of een strafrechtelijke geldboete van 4.800 euro tot 48.000 euro 2.400 euro tot 24.000 euro Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024

in voorziet, moet de (strafrechtelijke of administratiefrechtelijke) geldboete vermenigvuldigd worden met het aantal werknemers dat in overtreding is , zonder dat het bedrag meer mag bedragen dan het honderdvoud van de maximale geldboete.

Naast de mogelijkheid om een gevangenisstraf en/of een strafrechtelijke, dan wel administratieve geldboete op te leggen, is het ook mogelijk om een exploitatieverbod of een beroepsverbod, al dan niet gecombineerd met een bedrijfssluiting , uit te spreken. Het beroeps- of exploitatieverbod kan opgelegd worden voor een periode van één maand tot drie jaar. Deze sancties kunnen enkel worden uitgesproken door een rechter bij sommige inbreuken van niveau 3 of 4 én moeten bij wet voorzien zijn. Het Sociaal Strafwetboek verduidelijkt dat deze straffen slechts opgelegd worden wanneer het noodzakelijk is om inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat zij zich herhalen.

Tot slot moet de veroordeling tot deze straffen in verhouding staan tot het geheel van de betrokken sociaaleconomische belangen:

• Exploitatieverbod en bedrijfssluiting (artikel 106 Sociaal Strafwetboek) : De rechter kan de veroordeelde het verbod opleggen om gedurende een periode van één maand tot drie jaar de onderneming waar de inbreuk werd begaan, zelf of via een tussenpersoon, geheel of gedeeltelijk uit te baten. De veroordeelde kan onder geen enkele hoedanigheid in dienst worden genomen. Tevens kan de bedrijfssluiting worden opgelegd en dit ook voor een periode van één maand tot drie jaar.

• Beroepsverbod en bedrijfssluiting (artikel 107 Sociaal Strafwetboek) : De rechter kan de veroordeelde, die houder is van een beroep dat bestaat uit het geven van raad of uit het helpen van één of meer werkgevers of werknemers in het uitvoeren van de door het Sociaal Strafwetboek gesanctioneerde verplichtingen, verbieden om gedurende een periode van één maand tot drie jaar dit beroep, (on)rechtstreeks en in welke hoedanigheid dan ook, uit te oefenen. Tevens kan

de bedrijfssluiting worden opgelegd en dit ook voor een periode van één maand tot drie jaar. Het betreft een straf die de houder van een beroep verbiedt om tijdelijk of definitief één of meerdere beroepsactiviteiten uit te oefenen wegens het plegen van een inbreuk in de uitoefening van het beroep, hetzij door misbruik van het beroep, hetzij door een zware schending van zijn plichten of van zijn normale doeleinden. De rechter kan bijvoorbeeld bij bepaalde sociaalrechtelijke inbreuken het verbod uitspreken om het beroep van financieel expert of accountant nog langer uit te oefenen.

2. Indeling: van lichte tot heel zware inbreuken

Het Sociaal Strafwetboek voorzag in de invoering van vier sanctieniveaus en de classificatie van alle inbreuken binnen deze vier nieuwe categorieën. Sociaalrechtelijke inbreuken worden bestraft met één van de vier sancties in functie van de graad van ernst van de inbreuk, waarbij er wordt op toegezien dat alle inbreuken met eenzelfde sanctie worden bestraft. De strafbaarstellingen kunnen beschouwd worden als lichte, matig zware, zware en heel zware inbreuken.

2.1.

Sanctie van niveau 1: de lichte inbreuken

De sanctie niveau 1 bestraft de ‘lichte inbreuken’ op de sociale wetgeving. Deze inbreuken kunnen bestraft worden met een administratieve geldboete van 80 tot 800 euro. Een strafrechtelijke boete of vervolging is hier niet mogelijk. Het gaat onder meer om de volgende inbreuken:

• de persoon die zich niet dagelijks registreert op een tijdelijke of mobiele bouwplaats;

• de arts die, in strijd met de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde, bij het uitvoeren van een controleopdracht geen verklaring van onafhankelijkheid ondertekent of er geen afschrift van

bezorgt aan de werknemer en aan de werkgever;

• de persoon die voor dezelfde onderneming zowel de taken van preventieadviseur-arbeidsgeneesheer als die van controlerend geneesheer uitvoert;

• de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die een werknemer die naar behoren een aanvraag tot educatief verlof heeft ingediend, het recht weigert afwezig te zijn met het oog op het volgen van de cursus;

• het uitzendbureau bij wie de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid geen melding heeft gemaakt van de verplichte bepalingen opgelegd bij de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;

• de werknemers die wetens en willens in het zwart werken (tenzij de werknemer een vervangingsinkomen heeft);

• de werkgever die, in strijd met de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, een inbreuk pleegt op een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst;

• het niet verschaffen van juiste inlichtingen inzake educatief verlof;

• de werkgever die bepaalde verplichte vermeldingen niet heeft opgenomen in het arbeidsreglement.

2.2. Sanctie van niveau 2: de matig zware inbreuken

De sanctie niveau 2 bestraft de ‘matig zware inbreuken’ op de sociale wetgeving en bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 400 tot 4.000 euro, hetzij een administratieve geldboete van 200 tot 2.000 euro. Deze inbreuken kunnen strafrechtelijk of burgerrechtelijk vervolgd worden. Het gaat onder meer om de volgende inbreuken:

• de revisor, zelfstandig accountant of commissaris die de jaarlijkse sociale balans heeft geattesteerd of goedgekeurd, terwijl niet is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien

13
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024

uit de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid en de uitvoeringsbesluiten ervan, en hij daarvan kennis had, of die niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich ervan te vergewissen of aan die bepalingen was voldaan (bij opzet, niveau 3);

• inbreuken op arbeids- en rusttijden (dag- en weekgrens, minimale arbeidsduur, wekelijkse rust, feestdagen, rusttijden en pauzes, jaarlijkse vakantie, werkroosters, …);

• inbreuken op moederschaps- en vaderschapsrust;

• het niet-toekennen van adoptieverlof;

• de werkgever die, vóór de aanvang van de eerste tewerkstelling, geen raamovereenkomst gesloten heeft met de flexi-jobwerknemer;

• het verhinderen van het recht op tijdskrediet en loopbaanonderbreking;

• het niet-toestaan van vakantie binnen de periode dat die moest worden opgenomen;

• inbreuken op de nachtarbeid;

• niet-toegestane inhoudingen op het werknemersloon;

• eenieder die, in strijd met de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde, de controlegeneeskunde verricht zonder arts te zijn die gerechtigd is de geneeskunde uit te oefenen en vijf jaar ervaring heeft als huisarts of een daarmee vergelijkbare praktijk;

• de werkgever die het loon van de werknemer niet heeft uitbetaald of het niet heeft uitbetaald op de datum dat het loon invorderbaar is;

• het niet betalen aan de werknemer van verplaatsingsonkosten;

• een uitzendkracht ter beschikking stellen van een gebruiker buiten de wettelijk toegestane gevallen of zonder naleving van de procedure bepaald in de wet;

• geen schriftelijke studentenovereenkomst hebben opgesteld;

• de werking van de ondernemingsraad of het Comité Preventie en Bescherming op het werk verhinderen;

• het niet neerleggen van het arbeidsreglement bij de sociale inspectie;

• het niet opmaken van een jaarlijkse sociale balans;

• het niet betalen van bijdragen aan de RSZ.

2.3. Sanctie van niveau 3: de zware inbreuken

De ‘zware inbreuken’ op de sociale wetgeving worden bestraft met een sanctie van niveau 3. Deze sanctie bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 800 tot 8.000 euro, hetzij een administratieve geldboete van 400 tot 4.000 euro. Deze inbreuken kunnen eveneens strafrechtelijk of burgerrechtelijk vervolgd worden. Het gaat onder meer om de volgende inbreuken:

• het ten onrechte niet organiseren van sociale verkiezingen voor een CPBW of ondernemingsraad;

• geen interne dienst voor preventie en bescherming op het werk oprichten;

14
iStockphoto.com/scyther5. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024

• het niet verbieden van roken op het werk;

• het geregistreerde kassasysteem niet, of niet correct gebruiken terwijl de fiscale bepalingen dit vereisen;

• op de werkplaats geen afschrift van de arbeidsovereenkomst van de deeltijdse werknemer, noch een uittreksel van die arbeidsovereenkomst met het werkrooster bewaren;

• het niet onderschrijven van een arbeidsongevallenpolis;

• inbreuken plegen op de bekendmaking van het werkrooster van deeltijdse werknemers;

• geen afwijkingsdocument hebben in het kader van de deeltijdse tewerkstelling;

• een flexi-jobwerknemer tewerkstellen terwijl de door deze werknemer uitgeoefende prestaties niet behoren tot het toepassingsgebied van de flexi-jobs;

• inbreuken plegen op de verboden terbeschikkingstelling;

• geen individuele rekening opstellen.

2.4. Sanctie van niveau 4: de heel zware inbreuken

Tot slot zijn er nog de ‘heel zware’ inbreuken op de sociale wetgeving. Dergelijke inbreuken worden bestraft met een sanctie van niveau 4, die bestaat uit hetzij een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en/of een strafrechtelijke geldboete van 4.800 tot 48.000 euro, hetzij een administratieve geldboete van 2.400 tot 24.000 euro. Waar bij de inbreuken van niveau 2 en 3 enkel een strafrechtelijke geldboete kan worden opgelegd in geval van strafrechtelijke vervolging, heeft de rechter bij inbreuken van niveau 4 ook de mogelijkheid om een gevangenisstraf uit te spreken. Het gaat onder meer om de volgende inbreuken:

• inbreuken op de Dimonaverplichting (zwartwerk);

• inbreuken op de Limosa-verplichtingen;

• het verhinderen van het toezicht door de sociale inspectiediensten;

• het plegen van valsheid in geschrifte;

• kinderarbeid;

• het tewerkstellen van een vreemdeling die illegaal in ons land verblijft;

• misbruik en vervalsing van de sociale identiteitskaart;

• oplichting in het sociaal strafrecht.

3. Het proces-verbaal

3.1. Proces­verbaal: gebrek aan definitie

Het Sociaal Strafwetboek, noch enige andere wet voorzien in een definitie van het ‘proces-verbaal’. Algemeen kan dit omschreven worden als “een authentieke akte, opgesteld door een wettelijk bevoegd ambtenaar, met het oog op de bewijsvoering van strafbare feiten en hun daders, hetwelk een chronologisch, nauwkeurig en objectief relaas bevat van eigen vaststellingen, opsporingen en verhoren als inlichtingen”.

De sociaal inspecteurs zijn bevoegd om een proces-verbaal op te maken en ontlenen deze bevoegdheid aan het Sociaal Strafwetboek. Eens het proces-verbaal werd opgesteld, dient het overgemaakt te worden aan het openbaar ministerie. In het geval van sociaalrechtelijke inbreuken zal dit aan het arbeidsauditoraat zijn. Dit betekent niet automatisch dat er strafvervolging wordt ingesteld door het arbeidsauditoraat, of, wanneer het arbeidsauditoraat seponeert en het proces-verbaal wordt overgemaakt aan de dienst Administratieve Geldboeten, dat deze dienst zeker een administratieve geldboete zal opleggen. Het proces-verbaal kan nog altijd geseponeerd worden (geen inbreuk, onvoldoende bewijs,…).

3.2. Proces­verbaal van inlichtingen versus procesverbaal met bijzondere bewijskracht

De algemene regel is dat een proces-verbaal geldt als een inlichting. Het proces-verbaal opgesteld door een sociale inspectiedienst heeft echter een bijzondere bewijskracht

en vormt dus een uitzondering op de algemene regel. Opdat het proces-verbaal deze bijzondere bewijskracht zou hebben, moet het voldoen aan bepaalde voorwaarden. Een proces-verbaal dat ‘geldt als een inlichting’ betekent dat de inhoud van het proces-verbaal de waarde heeft van een inlichting. Dit proces-verbaal is in beginsel niet onderworpen aan vormvoorwaarden. De rechter kan zich erop steunen, maar is niet verplicht om dit te doen. Dit proces-verbaal heeft dan ook niet meer bewijswaarde dan een andere bewijsvorm.

In het geval van een proces-verbaal met bijzondere bewijskracht is de rechter verplicht de vaststellingen en bevestigingen van de opsteller van het proces-verbaal voor waar aan te nemen, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Aan een proces-verbaal met bijzondere bewijskracht worden evenwel bijzondere vormvoorwaarden gekoppeld. Worden deze vormvoorwaarden niet nageleefd, dan kan dit proces-verbaal zijn bijzondere bewijskracht verliezen en zal het enkel gelden als inlichting. Indien sommige vormvoorschriften die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, niet worden gerespecteerd, verliest het proces-verbaal zelfs alle bewijskracht.

3.3. De bijzondere bewijskracht

Artikel 66 van het Sociaal Strafwetboek kent een bijzondere bewijskracht toe aan het proces-verbaal opgesteld door een sociale inspectiedienst. Deze bepaling vormt dus een uitzondering op het principe van het vrije bewijsstelsel omdat deze processen-verbaal bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen, op voorwaarde dat een afschrift van het proces-verbaal werd bezorgd aan de overtreder binnen de veertien dagen, te rekenen vanaf de dag na de vaststelling van de inbreuk. Deze termijn begint te lopen vanaf het ogenblik dat de sociaal inspecteur alle vereiste gegevens heeft verzameld m.b.t. alle constitutieve elementen van het misdrijf en er geen twijfel meer bestaat omtrent de identiteit van de

15
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024

overtreder1 . Indien het proces-verbaal met bijzondere bewijskracht niet binnen de gestelde termijn naar de overtreder (in het Sociaal Strafwetboek spreekt men over de vermoedelijke dader) wordt gezonden, dan verliest het zijn bijzondere bewijskracht.

De bijzondere bewijskracht houdt dus in dat de feiten worden geacht bewezen te zijn zolang het tegenbewijs niet wordt geleverd. De overtreder moet dus aantonen dat de feitelijke vaststellingen van de sociaal inspecteur onjuist zijn, hetgeen in de praktijk zeer moeilijk is.

Zeer belangrijk, de bijzondere bewijskracht van een proces-verbaal waarin een inbreuk op het sociaal strafrecht werd vastgesteld, geldt enkel voor een proces-verbaal dat opgesteld werd door een sociaal inspecteur, en dit binnen de grenzen van zijn bevoegdheid. Werd zulk een proces-verbaal opgesteld door bijvoorbeeld een politiedienst, dan geldt de bijzondere bewijskracht niet en zal het proces-verbaal enkel gelden als een proces-verbaal van inlichtingen.

Bij een proces-verbaal met bijzondere bewijskracht moet de rechter de door de verbalisant gedane vaststellingen voor waar houden. De verdediging mag met alle middelen van recht het tegenbewijs leveren. De bewijslast is voor de verdediging veel moeilijker (“de feiten worden geacht bewezen te zijn”). Bij een proces-verbaal dat enkel geldt als een inlichting zal het openbaar ministerie het bewijs moeten leveren van wat zij aanvoert en niet de verdediging.

De bijzondere bewijskracht is beperkt tot de zintuiglijke vaststellingen (de materiële vaststellingen, de zogenaamde de visu -vaststellingen). Zo oordeelde de arbeidsrechtbank te Luik dat de bijzondere bewijskracht van

een proces-verbaal slechts betrekking heeft op de materiële vaststellingen die werden gedaan, en niet op de afgelegde verklaringen of de beoordeling door de verbalisant, vermits die slechts gelden als loutere inlichting 2 Subjectieve vaststellingen, noch juridische gevolgtrekkingen die een verbalisant doet, vallen onder deze bijzondere bewijskracht. Voor gevolgtrekkingen, vermoedens of appreciatie van een sociaal inspecteur of inlichtingen die hij buiten de materiële vaststellingen heeft verzameld, geldt dan ook geen bijzondere bewijskracht.

De bijzondere bewijskracht geldt bovendien enkel voor processen-verbaal van sociale inspectiediensten en niet voor onderzoeksverslagen, zodat die laatste geen bijzondere bewijskracht hebben. Ook het proces-verbaal van verhoor van een overtreder heeft geen bijzondere bewijskracht.

4. Arbeidsauditoraat

4.1. Taken van het arbeidsauditoraat

Het arbeidsauditoraat werd opgericht bij de inwerkingtreding van het Gerechtelijk Wetboek op 1 november 1970 en maakt deel uit van het openbaar ministerie (de staande magistratuur). Het is een autonoom korps binnen het openbaar ministerie, naast dat van de procureur des Konings. Het is bijgevolg geen onderdeel van het parket van de procureur des Konings. Elke arbeidsrechtbank heeft een arbeidsauditoraat. Er zijn negen arbeidsauditoraten in ons land 3 Daarnaast is er op het niveau van het hoger beroep een arbeidsauditoraat-generaal bij ieder arbeidshof. In totaal zijn er vijf arbeidsauditoraten-generaal 4 . Wanneer we het in dit artikel hebben over de

1 Corr. Gent, 19 september 2012, TGR-TWVR 2013, afl. 2, 136.

bevoegdheden van het arbeidsauditoraat en de arbeidsrechtbank, geldt dit mutatis mutandis ook voor het arbeidsauditoraat-generaal en het arbeidshof.

Het arbeidsauditoraat heeft een aantal specifieke en zeer belangrijke taken in burgerlijke zaken. Arbeidsauditoraten spelen een essentiële en onvervangbare sociale rol door het bewaken of – in sommige gevallen – herstellen van het evenwicht in juridische conflicten tussen rechtszoekenden en gespe cialiseerde overheidsdiensten die over uitgebreide middelen en informatie en expertise kunnen beschikken. Het is vooral bij geschillen tussen de instellingen van sociale zekerheid (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, Federale Pensioendienst , …) en de rechtszoekenden dat zij zorgen voor wapengelijkheid.

De aanwezigheid van het arbeidsauditoraat in bepaalde procedures is niet het enige dat zeer specifiek is. Er is een zeer eenvoudige rechtsingang, waarbij het zelfs volstaat om een gewone brief met een handtekening of met een korte vermelding neer te leggen op de griffie, hetgeen aanvaard zal worden als een verzoekschrift. Een dagvaarding daarentegen moet aan strenge vormvereisten voldoen opdat de vordering ontvankelijk zou zijn. Dat is niet het geval bij een arbeidsrechtbank, waar in het merendeel van de gevallen een eenvoudig verzoekschrift volstaat. Daarnaast is er ook de kosteloze procedure, in procedures van sociale bijstand en sociale zekerheid. Dit komt de toegankelijkheid ten goede, want zelfs als men in de procedure in het ongelijk wordt gesteld, worden de kosten ten laste gelegd van de instelling van sociale zekerheid. Tot slot is er nog de mogelijkheid om zich te

2 Arbrb. Luik (afd. Luik), 27 juni 2019, Dr. Pén.entr., 2020, afl. 4, noot CLESSE,C. en Arbrb. Brussel, 24 december 2021, JLMB 2022, Afl. 15, 692 (het laatste vonnis spreekt zich enkel uit over de materiële vaststellingen).

3 Antwerpen, Gent, Luik, Henegouwen, Brussel (tweetalig Nederlands-Frans), Eupen (tweetalig Duits-Frans), Halle-Vilvoorde, WaalsBrabant en Leuven.

4 Antwerpen, Bergen, Brussel, Gent en Luik.

16
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024

laten verdedigen door een tussenpersoon (bv. een volmachtdrager van de vakbond) en niet door een advocaat.

Inzake sociaal strafrecht is het arbeidsauditoraat een gespecialiseerd openbaar ministerie dat gelast is met het uitoefenen van de strafvordering. De taak van het arbeidsauditoraat is echter veel ruimer dan die van een actor van justitie die zich “uitsluitend” bezighoudt met het opsporen en vervolgen van misdrijven. Het arbeidsauditoraat kan beschouwd worden als de motor van de sociale fraudebeteugeling.

De vaststelling van een sociaalrechtelijke inbreuk (zwartwerk, …) gebeurt in principe door een sociaal inspecteur of een politiedienst. Wanneer politiediensten een (sociaalrechtelijk) misdrijf vaststellen moeten zij altijd een proces-verbaal opstellen. Dit procesverbaal moet overgemaakt worden aan het openbaar ministerie (en aan de dienst Administratieve Geldboeten). Sociaal inspecteurs beschikken daarentegen over een appreciatierecht of beoordelingsbevoegdheid

(art. 21 Sociaal Strafwetboek). Niet elke inbreuk leidt automatisch tot het opstellen van een proces-verbaal, de sociaal inspecteurs kunnen in het merendeel van de gevallen zelf kiezen hoe ze gaan optreden of sanctioneren.

4.2. Vervolging door het arbeidsauditoraat

Het Sociaal Strafwetboek voorziet in twee wijzen van vervolging voor de inbreuken van niveau 2 tot en met 4, met name de vervolging uitgaande van het openbaar ministerie en de vervolging uitgaande van de bevoegde administratie.

Indien er een proces-verbaal voor inbreuken van sanctieniveau 2, 3 of 4 wordt opgesteld, moet dit overgemaakt worden aan het openbaar arbeidsauditoraat. Indien een inbreuk vervolgd wordt door het arbeidsauditoraat spreken we van een strafrechtelijke behandeling. Indien een proces-verbaal verkeerdelijk wordt overgemaakt aan het parket van de

procureur des Konings, zal dit door de procureur des Konings overgemaakt worden aan het arbeidsauditoraat. De overtreder kan geen rechten putten uit het gegeven dat de verbaliserende overheid het proces-verbaal aan het verkeerde openbaar ministerie had overgemaakt.

Als de arbeidsauditeur afziet van vervolging van de overtreder die een inbreuk heeft begaan die bestraft kan worden met een sanctie van niveau 2, 3 of 4, kan er nog steeds een administratieve geldboete worden opgelegd door de “bevoegde administratie”. Onder die “bevoegde administratie” wordt verstaan: “de Directie van de administratieve geldboeten”, die deel uitmaakt van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Inbreuken van sanctieniveau 1 kunnen dus niet meer vervolgd worden door het openbaar ministerie, omdat er geen strafprocedure kan worden ingesteld. De Dienst Administratieve Geldboeten heeft dus een exclusieve bevoegdheid voor de vervolging van inbreuken van niveau 1. Een proces-verbaal voor een inbreuk van niveau 1 moet rechtstreeks door de sociale inspectie of politiedienst aan de Dienst Administratieve Geldboeten gezonden worden, en niet langer aan het arbeidsauditoraat.

De Dienst Administratieve Geldboeten is niet verplicht om een administratieve geldboete op te leggen. Hij kan ook een schuldigverklaring uitspreken (vaak gebeurt dit wanneer de redelijke termijn werd overschreden) zonder dat een geldboete wordt opgelegd of hij kan beslissen om het dossier te seponeren. Dit kan bv. het geval zijn bij gebrek aan bewijs, een faillissement of stopzetting van de onderneming, of als er geen inbreuk werd gepleegd vermits een administratieve sanctie enkel opgelegd kan worden als er een strafbaar feit werd gepleegd. De beslissing van de Dienst Administratieve Geldboeten wordt via aangetekend schrijven ter kennis gebracht aan de overtreder. Bovendien worden de beslissingen inzake het opleggen van een administratieve geldboete

17
iStockphoto.com/korawat
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024
thatinchan.

doorgestuurd naar de inspectiedienst die het proces-verbaal heeft opgesteld, het arbeidsauditoraat en de RSZ.

De overtreder beschikt over een termijn van drie maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing om de geldboete te vereffenen of beroep aan te tekenen bij de arbeidsrechtbank.

In het kader van dit beroep kan de arbeidsrechtbank nooit het bedrag van de administratieve geldboete verhogen. Tegen een vonnis van de arbeidsrechtbank is hoger beroep mogelijk bij het arbeidshof.

4.3. Strafrechtelijke of burgerrechtelijke vervolging?

Elk arbeidsauditoraat is niet zonder meer vrij om op eigen houtje te

beslissen welk soort dossiers strafrechtelijk, dan wel burgerrechtelijk vervolgd gaan worden. Om te vermijden dat elk arbeidsauditoraat een volledig eigen vervolgingsbeleid zou ontwikkelen (en ook omdat het openbaar ministerie één en ondeelbaar is), werd door het College van Procureurgeneraals een omzendbrief opgesteld betreffende het vervolgingsbeleid inzake sociale fraude. De eerste omzendbrief dateerde van 2007 (COL 3/2007) en werd vervangen door een omzendbrief van 22 oktober 2012 (COL 12/2012). Die laatste werd herzien op 28 december 2021. Het doel van deze omzendbrief bestaat erin een instrument uit te werken aan de hand waarvan een eenvormig opsporings- en vervolgingsbeleid kan worden gegarandeerd voor inbreuken op alle sociaalrechtelijke strafbepalingen, binnen het kader van de momenteel bestaande wetteksten

en omzendbrieven. Daarnaast worden in de omzendbrief ook richtlijnen gegeven betreffende de minnelijke schikking in strafzaken.

Zo zal de arbeidsauditeur een strafrechtelijke vervolging instellen in drie gevallen: bij ernstige georganiseerde sociale fraude, bij inbreuken betreffende fraude en, tot slot, bij andere inbreuken die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsauditeur.

4.3.1. Eerste prioriteit

In de volgende vier gevallen zal de arbeidsauditeur zelf strafrechtelijk vervolgen en het dossier niet doorsturen naar de Dienst Administratieve Geldboeten.

Ernstige en georganiseerde sociale fraude: Dit is elke vorm van opzettelijk handelen waarbij ofwel verschuldigde bijdragen niet worden betaald (bijdragefraude), ofwel niet-verschuldigde uitkeringen worden geïnd (uitkeringsfraude), als gevolg van het handelen van een gestructureerde organisatie bestaande uit twee of meer personen die in onderling overleg wanbedrijven of misdaden (zullen) plegen om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen en:

• waarbij gebruik wordt gemaakt van commerciële of andere structuren om misdrijven te plegen, te verbergen of te vergemakkelijken, of

• waarbij bedreiging, geweld of corruptie wordt aangewend, of

• waarbij contrastrategieën worden uitgewerkt waardoor de fysieke integriteit van de personeelsleden van de sociale inspectiediensten in het gedrang komt, of

• waarbij misbruik wordt gemaakt van personen die zich bevinden in een precaire positie.

Economische uitbuiting van werknemers: De arbeidsauditeur is bevoegd inzake mensenhandel wanneer hij een toestand vaststelt van economische uitbuiting, in samenhang met sociaalstrafrechtelijke inbreuken. De dossiers betreffende dit soort feiten van mensenhandel worden bij voorrang behandeld.

18
iStockphoto.com/korawat
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024
coffeekai.

Niet-naleving van de reglementering betreffende het welzijn: Het betreft situaties waarin werknemers het risico lopen dat hun gezondheid ernstig wordt geschaad of dat zij het slachtoffer worden van een arbeidsongeval met de dood of ernstige lichamelijke verwondingen tot gevolg. Dit omwille van het feit dat de veiligheidsvoorschriften of de wettelijke bepalingen niet werden nageleefd.

Belemmering van het toezicht : Het verhinderen van het toezicht van een sociaal inspecteur door het uiten van bedreigingen of het gebruik van geweld.

4.3.2. Tweede prioriteit

In tweede instantie zal de arbeidsauditeur de volgende feiten strafrechtelijk vervolgen:

• de tijdens éénzelfde controle vastgestelde tewerkstelling van minimaal drie werknemers die al dan niet onderdaan zijn van de Europese Economische Ruimte, die niet in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning noch een geldige arbeidskaart, in overtreding met de wet van 30 april 1999 inzake de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;

• de tijdens éénzelfde controle vastgestelde tewerkstelling van minimaal vijf werknemers voor wie geen LIMOSA-aangifte gedaan werd, in strijd met hoofdstuk VIII van titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 en zijn uitvoeringsbesluiten (artikel 182, §1 van het Sociaal Strafwetboek). De Belgische gebruiker zal worden vervolgd. Ook tegen de buitenlandse werkgever wordt vervolging ingesteld voor zover er tot een voorafgaande inbeslagname overgegaan kon worden of wanneer er vanuit gegaan kan worden dat de eventuele veroordelingsbeslissing ten uitvoer gelegd zal kunnen worden;

• de tijdens éénzelfde controle vastgestelde tewerkstelling van minimaal vijf werknemers voor wie geen DIMONA-aangifte gedaan werd, in strijd met het koninklijk

besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (artikel 181 van het Sociaal Strafwetboek);

• kenmerkende fraude op het gebied van de sociale zekerheid bij afwezigheid van terugbetaling van het onverschuldigd betaalde, voor zover de onverschuldigd betaalde bedragen minstens 40.000 euro per overtreder bedragen.

4.3.3. Derde prioriteit

In derde instantie zullen de andere misdrijven die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsauditeur enkel worden vervolgd wanneer, enerzijds, de hierboven uiteengezette prioriteiten werden nageleefd en, anderzijds, de arbeidsauditeur beslist voorrang te geven aan de gerechtelijke boven de administratieve procedure. De derde prioriteit geeft de arbeidsauditeur binnen zijn/haar arbeidsauditoraat de mogelijkheid om eigen accenten te leggen.

Ebe Verhaegen Director HR Legal

Referenties en gebruikte bronnen:

Wetgeving

• Wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, BS 1 juli 2010

• Omzendbrief nr. 12/2012 van het College van Procureurs-Generaal bij de Hoven van Beroep Rechtsleer

• F. BLOMME en T. MESSIAEN, Handboek Sociaal Strafrecht. Het nieuwe sociaal strafwetboek, Gent, Story Publishers, 2010, 592 p.

• L.DUPONT en R. VERSTRAETEN, Handboek Belgisch Strafrecht, Leuven, Acco, 1990, 913p.

• J. HEIRMAN en G. VAN DE MOSSELAER, [Bevoegdheden en plichten van de sociaal inspecteurs] De sociaal inspecteurs en de overheden belast met het toezicht – Inspectiebezoeken – Wijzen van tussenkomst van de Inspectiediensten in HEIRMAN, J., VAN DE MOSSELAER, G., De bevoegdheden van de sociaal inspecteurs in het licht van het Sociaal Strafwetboek , 85-107 (23 p.)

• N. LUCAS, De rol en positie van het openbaar ministerie, Masterproef van de opleiding in de rechten, Universiteit Gent, 156 p.

• M. MASSCHELEIN, [De organisatie van de arbeidsgerechten] Het openbaar ministerie bij de arbeidsgerechten, in MASSCHELEIN, M., Arbeidsgerechten en sociaal procesrecht , 23-48 (26 p.).

• G. PROVOOST, Bevoegdheid en ontwikkeling van het arbeidsauditoraat, Soc. Kron., 2014, afl. 2, 53-60.

• G. PROVOOST, Het arbeidsauditoraat: uitgegroeid tot de motor in de strijd tegen de sociale fraude, Soc. Kron., 2014, afl. 2, 60-69.

• S.STEYLEMANS, Het optreden van het arbeidsauditoraat in burgerlijke zaken. Complete dienstverlening in de interne en de externe werking, Soc. Kron., 2014, afl. 2, 70-75.

• D. TORFS en E. VERHAEGEN, De opsporing van sociaalrechtelijke misdrijven, Mechelen, Kluwer, 2010, 86p.

• H. VANDER LINDEN , Het Sociaal Strafwetboek, in X, CBR Jaarboek 2010-2011 , 243-2822011, 48p.

19
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2024
Met ongeveer weet je niets. Met Exact weet je alles.

Exact cloud business software is de onbetwiste nummer één in accountancy software in de Benelux.

Dankzij het onberispelijke digitale gemak en actueel inzicht, tilt Exact voor Accountancy de kwaliteit van je diensten instant naar een hoger niveau.

Ontdek welk pakket het best bij je past op Exact.be

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.