15 minute read

Boekhoudkundige en fiscale behandeling van meer- en minderwaarden bij fusies

9

Over de gevolgen voor een overnemende vennootschap die ook aandeelhouder is van de overgenomen vennootschap. In deze bijdrage belichten we de algemene vrijstellingsvoorwaarden bij fusies en verduidelijken we de voorwaarden met een voorbeeld.

Advertisement

1. Basisprincipes met betrekking tot vrijgestelde fusies

Artikel 211 van het WIB 92. Hoewel de vrijstelling van fusies en splitsingen in de praktijk de regel is, beschouwt het wetboek van de inkomstenbelastingen, in weerwil van de opeenvolgende wetswijzigingen1, de vrijstelling van fusies en splitsingen ook nu nog steeds als een uitzondering en blijft belastbaarheid de regel. Artikel 210 van het WIB 92 maakt de artikelen 208 en 209 van het WIB 92 van toepassing, namelijk de belastingregels voor liquidaties.

Het is slechts op grond van een andere bepaling (artikel 211 van het WIB 92) dat diezelfde transacties worden vrijgesteld als aan de algemene vrijstellingsvoorwaarden is voldaan. In de praktijk zien we echter dat de meeste vennootschappen de belastingvrijstelling aanvragen om de belasting over niet-verwezenlijkte meerwaarden die uit die verrichting voortvloeien evenals alle andere fiscale gevolgen in verband met de liquidatie van de betrokken vennootschappen, te vermijden. Fusies of splitsingen zijn vrijgesteld van belasting als de overnemende vennootschap of vennootschap die de inbreng verkrijgt een binnenlandse of intraEuropese vennootschap is; en de verrichting beantwoordt aan zakelijke overwegingen.

Voorwaarden van het stelsel en principe van fiscale neutraliteit.

Volgens artikel 211, §1, alinea 2 van het WIB 92 is een fusie of splitsing vrijgesteld van belasting wanneer aan twee voorwaarden is voldaan: • de overnemende vennootschap of de vennootschap die de inbreng verkrijgt, is een binnenlandse of een intra-Europese vennootschap; • de verrichting beantwoordt aan de vereisten van artikel 183bis van het

WIB 92 (zakelijke overwegingen). We zien overigens meteen dat fusies of splitsingen vóór de wet van 17 maart 2019 tot omzetting van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) in het fiscaal recht moesten worden uitgevoerd conform de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen (W. Venn.) en, in voorkomend geval, conform de overeenkomstige bepalingen van het vennootschapsrecht die van toepassing zijn op de overnemende of verkrijgende intra-Europese vennootschap. Die voorwaarde is afgeschaft. Professor Luc De Broe vat het als volgt samen waarom dat zo is:

“Na de omzetting van de fusierichtlijn (2009/133/EG) moest de overnemende of verkrijgende intra-Europese vennootschap zich beroepen op het Belgische vennootschapsrecht of een vergelijkbaar buitenlands recht (zie bv. artikel 211, § 1, al. 4, 2° van het WIB 92). Door die oplossing moest de administratie nagaan of de transactie in overeenstemming was met het buitenlandse recht, wat in de praktijk niet altijd van een leien dakje liep. Aangezien de leer van de werkelijke zetel werd behouden in het fiscale recht, is het ook mogelijk dat reorganisaties in de toekomst toch binnen de toepassingssfeer van het WIB 92 vallen wanneer zowel de overnemende

1 Met name de wet van 11 december 2008 houdende wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen teneinde het in overeenstemming te brengen met de Richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat, gewijzigd bij de Richtlijn 2005/19/EEG van de Raad van 17 februari 2005 (BS 12 januari 2009) en de wet tot aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (BS 10 mei 2019).

10

als de overgenomen vennootschap, vennootschappen naar buitenlands recht zijn die hun statutaire zetel echter in België hebben. Hoewel die verrichting vennootschapsrechtelijk gezien geen enkele link meer heeft met België, zijn de fiscale bepalingen er wel op van toepassing door het verschil tussen de ‘maatschappelijke’ zetel en de ‘fiscale’ zetel. Daarom schaft de fiscale wet van 13 maart 2019 de vereiste af dat de verrichting wordt uitgevoerd conform de bepalingen van het vennootschapsrecht om fiscale vrijstelling te genieten.”2

Met ‘zakelijke overwegingen’ wordt bedoeld dat de economische rechtvaardiging die de belastingplichtige aanvoert, in overeenstemming moet zijn met de geest van artikel 183bis van het WIB 92, namelijk dat geen fiscale immuniteit wordt verleend aan fusies, afsplitsingen of gedeeltelijke afsplitsingen die gericht zijn op belastingontduiking of -ontwijking. Een zakelijke overweging die tot belastingontwijking leidt, kan dus niet als ‘geldig’ worden beschouwd.

Het principe van fiscale neutraliteit heeft de volgende gevolgen: • het gestorte kapitaal van de overnemende onderneming wordt vastgesteld alsof de fusie niet heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat de herziene waarde van het kapitaal moet worden bepaald op basis van de data waarop dat kapitaal in de overgenomen vennootschap werd gestort; • de belaste reserves, de belastingvrije reserves en de belastingvrije meerwaarden die bestonden in de boekhouding van de overgenomen vennootschap, worden geacht te zijn ingebracht in de overnemende vennootschap; • waardeverminderingen en voorzieningen voor risico’s en kosten behouden na de overdracht hun zelfde aard; • de overnemende vennootschap zet de afschrijvingen en investeringsaftrekken op de activa van de overgenomen vennootschap voort alsof de verrichting niet tot een nieuwe eigenaar heeft geleid.

De fusie houdt een uitwisseling van effecten in. De aandeelhouders van de overgenomen vennootschap ruilen hun effecten om voor effecten van de overnemende vennootschap. De overdracht van de effecten van de overnemende vennootschap aan de aandeelhouders van de overgenomen vennootschap zal voor die laatsten tot een meer- dan wel minderwaarde leiden, naargelang het feit of de waarde van de oude effecten van de overgenomen vennootschap hoger of lager is dan de waarde van de nieuwe effecten van de overnemende vennootschap. Bovendien is de inbrengwaarde vaak hoger dan de fiscale waarde van het aandeel in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap dat overeenkomt met haar participatie, en het is die inbrengwaarde die de meerwaarde zal bepalen.

Fusie tussen moeder- en dochter-

vennootschap. De regeling met volledige vrijstelling is alleen van toepassing als de inbreng volledig wordt vergoed met nieuwe aandelen. Als de overnemende vennootschap aandelen heeft in de overgenomen vennootschap, vreesde de wetgever dat er belastbaar inkomen verloren zou gaan doordat bepaalde belastingvrije reserves van de overgenomen vennootschap bij de fusie zouden verdwijnen. Daarom voorziet het wetboek in dat geval in een gedeeltelijke vereffening van de overgenomen vennootschap, met dus een gedeeltelijke belasting (vermindering van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap en uitkering van een dividend).

Welke gevolgen heeft dat in hoofde van de overnemende vennootschap?

Wanneer de inbreng niet volledig wordt vergoed in nieuwe aandelen of deelbewijzen, moeten het gestorte kapitaal, de belaste reserves en de belastingvrije reserves van de overgenomen vennootschap die overgaan op de overnemende vennootschap, worden verminderd conform bepaalde verrekeningsregels die worden uiteengezet in artikel 211, § 2 van het WIB 92. Dat wordt de aanrekening van vermindering van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap genoemd. De vermindering wordt eerst aangerekend aan de belaste reserves en vervolgens, als die ontoereikend zijn, aan de belastingvrije reserves en ten slotte het gestorte kapitaal.

Welke gevolgen heeft dat in hoofde van de overgenomen vennootschap?

Een inbreng die niet volledig in aandelen wordt vergoed, omdat de overnemende vennootschap eerder al aandelen of deelbewijzen in bezit had, leidt ertoe dat elementen van het maatschappelijk vermogen van de overgenomen vennootschap niet langer aanwezig zijn in de overnemende vennootschap. Dat er gestort kapitaal verdwijnt, maakt de wetgever weinig uit, omdat het toch nooit wordt belast. Dat er andere onderdelen van het eigen vermogen (belaste reserves en belastingvrije reserves) verdwijnen, is daarentegen wel een probleem. Daarom heeft de wetgever bepaald dat, als het verdwenen eigen vermogen groter is dan het verdwenen gestorte kapitaal, de overgenomen vennootschap een belastbaar dividend heeft uitgekeerd. Dat dividend is echter niet onderworpen aan de roerende voorheffing (artikel 264, eerste lid, 2°, eerste streepje van het WIB 92).

Als de overnemende vennootschap participaties heeft in de overgenomen vennootschap, dan kunnen de volgende regels worden afgeleid: • het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap is verminderd; • de vermindering is ook van toepassing op de verborgen reserves (reconstructie in hoofde van de

11

overnemende vennootschap via 100% aanvullende DBI); • de vermindering van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap mag nooit worden doorgevoerd op bepaalde vrijgestelde reserves die worden vermeld in artikel 211, § 2, alinea 4 van het WIB 92: – de vrijgestelde herwaarderingsmeerwaarden (niet opgenomen in de fiscale nettowaarde (FNW)); – de meerwaarden uit inbrengen (niet opgenomen in de FNW); – de vrijgestelde waardeverminderingen en voorzieningen (niet opgenomen in de FNW); – de verwezenlijkte, gespreid belaste meerwaarden (artikel 47 van het WIB 92) en kapitaalsubsidies (artikel 362 van het WIB 92) (opgenomen in de FNW).

Er bestaat dus een verplichting om alle vrijgestelde reserves van de overgenomen vennootschap opnieuw samen te stellen bij de overnemende vennootschap. Hoe kunnen die belastingvrije reserves worden overgenomen? Aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde wordt voldaan door een overdracht via de winst- en verliesrekening van een belastingvrije reserve of via de belastingaangifte (reserve op een deelrekening van het kapitaal); • de meerwaarden die de overnemende vennootschap verwezenlijkt,

iStockphoto.com/utah778.

zijn volledig vrijgesteld (einde van het 95% DBI-stelsel); • de minderwaarden worden geboekt op de activa en het saldo wordt vervolgens geboekt als goodwill; • in de overgenomen vennootschap wordt een dividend belast ten belope van de fiscale nettowaarde van de overgenomen vennootschap die niet wordt opgenomen in de overnemende vennootschap, verminderd met het geherwaardeerde gestorte kapitaal dat niet in de overnemende vennootschap komt (artikel 209 van het WIB 92 en com.IB 211/88).

2. Meer- en minderwaarden bij fusies

In het boekhoudrecht. Op het ogenblik van de overname zal de overnemende vennootschap (die ook aandeelhouder is) een meer- of minderwaarde genereren op de aandelen die in de overgenomen vennootschap worden aangehouden en door de verrichting worden vernietigd. Die meer- of minderwaarde is gelijk aan het verschil tussen de netto-inbrengwaarde van de overgenomen vennootschap (vertegenwoordigd door de aandelen) en de fiscale waarde van die aandelen.

In haar advies 2009/6 heeft de Normen de verwerking verduidelijkt van de verschillen tussen de boekhoudkundige waarde van de aandelen van de overgenomen vennootschap en het deel in het eigen vermogen daarvan dat zij vertegenwoordigen.

De CBN maakt een onderscheid tussen twee situaties:

1) De boekwaarde van de aandelen in de boekhouding van de overnemende vennootschap is groter dan het overeenstemmende aandeel in het eigen vermogen (minderwaarde bij fusie)

De CBN beveelt aan om eerst te onderzoeken of de bepalingen van het gemeen boekhoudrecht geen aanpassing van het eigen vermogen van de overgenomen onderneming opleggen: • de artikelen 61, § 1, lid 3 in fine (3:39

KB/WVV) en 64, § 1, lid 3 in fine (3:42 KB/WVV) van het KB/W.Venn. bepalen dat elke bijkomende of uitzonderlijke afschrijving die niet langer gerechtvaardigd blijkt te zijn, moet worden teruggenomen; • de artikelen 49 en 55 van het KB/W.

Venn. (3:27 en 3:33 KB/WVV) bepalen dat waardeverminderingen en voorzieningen niet mogen worden gehandhaafd in die mate waarin zij op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een Commissie voor Boekhoudkundige

actuele beoordeling.

12

We nemen een overnemende vennootschap met een fusieverlies (een verschil tussen de waarde van haar participatie en haar aandeel in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap) van 10.000 euro.

De vennootschap beslist om dat verschil op het actief te boeken als fusiegoodwill, zoals door het boekhoudrecht is toegestaan.

Er is dus een positief verschil tussen het boekhoudkundige resultaat, dat 0 bedraagt (aangezien de onderneming dat verschil heeft ‘goedgemaakt’ door de activering van goodwill), en het fiscale resultaat, dat -10.000 bedraagt (de minderwaarde van de fusie). Dat positieve verschil van 10.000 noemen we de ‘fusie-inbrengmeerwaarde’.

Wat kan de overnemende vennootschap doen?

Ze kan: • ofwel dat verschil van 10.000 euro overboeken naar een belastingvrije reserve (rekening 689 naar rekening 132). Die tenlasteneming blijft dan fiscaal neutraal, aangezien de minderwaarde op aandelen als verworpen uitgave wordt geboekt. Latere afschrijvingen van de goodwill op de fusie zullen van die belastingvrije reserve worden afgehouden ten belope van het desbetreffende bedrag, tot alle afschrijvingen van de goodwill uit de fusie zijn geboekt (na vijf jaar); • ofwel elk van de afschrijvingen op die goodwill op de beschikbare of de verborgen reserve (belaste reserve) boeken (een soort van afschrijvingsoverschot); • ofwel die inbrengmeerwaarde in de aangifte opnemen als in het kapitaal geïncorporeerde negatieve belaste reserve (subrekening 100.1 van het kapitaal) met een overeenkomstige rekening in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserve (subrekening 100.2 van het kapitaal). Latere afschrijvingen op de fusiegoodwill leiden tot een vermindering van de negatieve belaste reserve (en dus tot belasting) tot die volledig is verdwenen wanneer de goodwill integraal is afgeschreven; • ofwel het verlies uit de fusie volledig ten laste nemen en vervolgens neutraliseren door het op de verworpen uitgaven te boeken (minderwaarde op aandelen, artikel 198, 7° van het WIB 92).

Dat zijn gemeenrechtelijke waarderingsregels die onafhankelijk van elke fusieverrichting gelden. De CBN herinnert eraan dat het duidelijk is dat de overgenomen vennootschappen ook de mogelijkheid hebben, in toepassing van de bepalingen van het gemeen boekhoudrecht, • ofwel materiële of financiële vaste activa te herwaarderen wanneer de waarde van die activa, bepaald op basis van hun nut voor de vennootschap, op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun gebruikswaarde; • ofwel afschrijvingen op materiële en immateriële vaste activa terug te nemen wanneer blijkt dat het daarvoor toegepaste afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden, een te snelle afschrijving tot gevolg heeft gehad.

Aanpassingen van de waarde die voortvloeien uit de toepassing van deze bepalingen van het gemeen recht, worden gecompenseerd door de boekwaarde van de aandelen die in de overgenomen vennootschap worden aangehouden, ten belope van het aandelenpercentage. Het resterende verschil na de voormelde aanpassingen moet in de mate van het mogelijke worden geboekt op de activa met een hogere waarde dan hun boekwaarde of op de passiva met een lagere waarde dan hun boekwaarde.

Als de boekwaarde van de aandelen na vaststelling van de waardecorrecties en de aanpassingen conform de bepalingen van het gemeen boekhoudrecht en/of na toepassing van de waardetoerekeningen op het moment van de fusie hoger blijft dan het aandeel in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap dat zij vertegenwoordigden, dan wordt dat verschil naargelang het geval op de activa geboekt als goodwill of ten laste genomen door de overnemende vennootschap.

2) De boekwaarde van de aandelen in de boekhouding van de overnemende vennootschap is kleiner dan het overeenstemmende aandeel in het eigen vermogen (meerwaarde bij fusie)

Volgens de CBN moet deze situatie eerst worden getoetst aan de boekhoudrechtelijke bepalingen om na te gaan of het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap niet is overgewaardeerd: • de artikelen 61, § 1, tweede lid (3:39 KB/WVV) en 64, § 1, tweede lid (3:42 KB/WVV) van het KB/W.

Venn. bepalen dat aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen moeten geboekt worden als wegens technische omstandigheden of wijziging van economische of technologische omstandigheden, de boekwaarde van materiële of immateriële vaste activa met beperkte gebruiksduur, hoger is dan hun gebruikswaarde voor de vennootschap; • de artikelen 70, tweede lid, 72, tweede lid en 75 van het KB/W.

Venn. (3:48, 3:50 en 3:53 KB/WVV) bepalen dat aanvullende waardeverminderingen worden geboekt om rekening te houden hetzij met de evolutie van de markt- of realisatiewaarde, hetzij met de risico’s inherent aan de aard van de betrokken producten of gevoerde activiteit; • artikel 33, eerste lid, KB/W.Venn. (3:11 KB/WVV) verplicht om rekening te houden met alle voorzienbare risico’s. Kan op grond van de genoemde bepalingen het vastgestelde fusieverschil niet worden weggewerkt, dan wordt dit in resultaat genomen door de overnemende vennootschap. Ingevolge de fusies heeft zij immers

13

in overeenstemming met haar deelnemingspercentage een netto-actief ontvangen dat hoger is dan de boekwaarde van de betrokken aandelen.

In het fiscaal recht. Meerwaarden uit fusies (fusiebadwill) worden voor belastingdoeleinden behandeld als definitief belaste inkomsten (DBI) en genieten als dusdanig een volledige vrijstelling, zonder voorwaarden inzake minimumparticipatie of bezitsduur.

Bij minderwaarden uit een fusie (fusiegoodwill) worden de zaken wat complexer. Die minderwaarde is niet aftrekbaar in het kader van het fiscale neutraliteitsprincipe, dat vereist dat een vrijgestelde fusieverrichting geen fiscale winsten of verliezen mag opleveren. Boekhoudkundig kan dat verschil tussen het deel van de aangehouden aandelen in vergelijking met het deel van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap dat zij vertegenwoordigen, worden toegerekend aan elementen van de activa of passiva, of de goodwill. Niettemin is er fiscaal gezien een minderwaarde, die overeenkomt met het verschil tussen het fiscale resultaat en het boekhoudkundige resultaat (in fiscaal jargon de ‘fusie-inbrengmeerwaarde’ genoemd). gen reserve; afschrijvingen op de meerwaarde uit

iStockphoto.com/Chalirmpoj Pimpisarn.

Volgens de fiscale wetgeving moet die inbrengmeerwaarde op een afzonderlijke passiefrekening worden geboekt om aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde te voldoen.

De vennootschap kan dat verschil tussen de fiscale minderwaarde en het ‘gecorrigeerde’ boekhoudkundige resultaat dus overhevelen naar een belastingvrije reserve. De tenlasteneming van die overheveling is fiscaal neutraal, omdat de vennootschap bij die fusie geleden minderwaarden op aandelen altijd als verworpen uitgaven moet boeken (artikel 198, 7° van het WIB 92).

We weten dat afschrijvingen op geherwaardeerde activa (als de vennootschap er boekhoudkundig dus integraal ten laste en corrigeert

voor kiest de minderwaarde op de fusie toe te rekenen aan de activa) niet aftrekbaar zijn. Hetzelfde geldt als de vennootschap die minderwaarde uit de fusie als goodwill heeft geboekt en die goodwill afschrijft.

Die verworpen afschrijvingen kunnen op drie verschillende manieren worden belast: • ofwel boekt de vennootschap de afschrijvingen op de

belaste reserves wegens de afhouding op de belastingvrije reserve die daarvoor was aangelegd; • ofwel boekt ze de afschrijving op de beschikbare reserve of de verbor• ofwel beslist ze de fusie-inbrengmeerwaarde (het verschil tussen het boekhoudkundige en het fiscale resultaat) in eerste instantie te boeken op de post ‘In het kapitaal geïncorporeerde negatieve belaste reserve’ in de belastingaangifte, en in tweede instantie die negatieve belaste reserve jaarlijks te verminderen (wat dan aanleiding geeft tot een belastingheffing) ten belope van de de boekhoudkundige herwaardering of op de goodwill van de fusie.

De vennootschap kan ook kiezen voor een radicalere oplossing, namelijk de minderwaarde uit de fusie als verworpen uitgaven boeken zonder overdracht naar de belastingvrije reserves. Zij neemt het resultaat van de fusie herwaarderingsmeerwaarde in de

dat vervolgens met een verworpen uitgave ‘minderwaarde op aandelen’.

Pierre-François Coppens

Belastingadviseur

This article is from: