ITAA-Zine | Nummer 7 - september 2022

Page 1

Optreden tegen onbetaalde ereloonnota’s voor kleine bedragen

Het beheer van de vorde ringen op hun cliënten is soms een echte uitdaging voor onze leden, vooral wanneer het gaat om relatief kleine bedragen en er een advocaat en een gerechtsdeurwaarder aan te pas moeten komen.

Maandelijkse
-ZINE iStockphoto.com/shironosov.
Nummer 7 | September 2022
uitgave – Afgiftekantoor Gent X – P409030

Colofon

ITAA-zine Maandelijks tijdschrift van het ITAA (verschijnt niet in januari en juli) nr. 7/2022

ADMINISTRATIE EN REDACTIE ITAA, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel Tel.: +32 2 240 00 00 E-mail: info@itaa.be

COÖRDINATIE

Stéphane De Bremaeker (NL) –stephane.debremaeker@itaa.be Gaëtan Hanot (FR) – gaetan.hanot@itaa.be

REDACTIECOMITÉ

Stéphane De Bremaeker, Gaëtan Hanot, Johan De Coster, Chantal Demoor, Nathalie Lambot, Carine Govaert, François Lezaack, Bart Van Coile (voorzitter), Frédéric Delrue (ondervoorzitter), Eric Steghers

AFBEELDINGEN iStockphoto

VERTALINGEN Azimut Translations, IGTV

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER B. Van Coile, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

MEDEDELING VOOR DE LEZERS

De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en de mening van de auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.

Het Instituut van de Belastingadviseurs en Accountants (IBA) is opgericht bij wet van 17 maart 2019. Het IBA gaat door het leven als het ITAA, en is het resultaat van een fusie tussen het IAB en het BIBF. Het ITAA wordt bestuurd door een Raad en een Uitvoerend comité. Voor meer informatie: www.itaa.be

UITGEVER

Wolters Kluwer België Motstraat 30, B-2800 Mechelen

Welke mogelijkheden hebben accountants en belastingadviseurs om op te treden tegen onbetaalde ereloonnota’s voor kleine bedragen? 3 Vzw: rechtspersonen- of vennootschapsbelasting? 10 Uittreding en uitsluiting ten laste van het vennootschapsvermogen bij BV en CV (deel 1) 15 15 iStockphoto.com/aerogondo. iStockphoto.com/andrei_r. iStockphoto.com/SolStock. 3 10

Welke mogelijkheden hebben accountants en belastingadviseurs om op te treden tegen onbetaalde ereloonnota’s voor kleine bedragen?

Het beheer van de vorderingen op hun cliënten is soms een echte uitdaging voor onze leden, vooral wanneer het gaat om relatief kleine bedragen en er een advocaat en een gerechtsdeurwaarder aan te pas moeten komen. Wanneer er een klein bedrag is opgenomen op uw ereloonnota, bijvoorbeeld een bedrag van minder dan 1.500 euro, en uw cliënt in België woont, is het raadzaam gebruik te maken van de betalingsbevelprocedure – ook wel de ‘3 × 15’ genoemd (of in het Gerechtelijk Wetboek: de ‘summiere rechtspleging om betaling te bevelen’) – of van de buitengerechtelijke invor dering van onbetwiste geldschulden. Beide procedures bestaan uit zes stappen en duren even lang.

1. Summiere rechtspleging om betaling te bevelen

De procedure van het betalingsbevel slaat op elke geldelijke schuldvordering (niet in natura) die vaststaand en opeisbaar is en minder bedraagt dan 1.860 euro (B2B) of 5.000 euro (B2C)

Er is maar één voorwaarde: u moet over een schriftelijke overeenkomst tussen de partijen beschikken, zoals een door de schuldenaar (cliënt) ondertekende opdrachtbrief. Dat document hoeft niet noodzakelijkerwijs een schuldbe kentenis te zijn.

1.1. Procedure

De procedure wordt beschreven in de artikelen 1338 tot 1344 van het Gerechtelijk Wetboek. Ze start met de ver zending door de schuldeisende onderneming (het kantoor) naar de schuldenaar (de cliënt) van een betalingsbevel, via een aangetekende brief met ontvangstbevestiging. In dat betalingsbevel staat dat indien niet wordt betaald binnen een termijn van ... dagen (een minimumtermijn die u moet verlenen) op rekeningnummer BE..., de invordering van de schuldvordering voor de vrederechter zal worden gebracht. De tekst van de artikelen 1338 tot 1344 van het Gerechtelijk Wetboek moet, op straffe van nietigheid, in het betalingsbe vel worden opgenomen. Dat is:

Art. 1338.

Elke vordering behorende tot de bevoegdheid van de vre derechter en strekkende tot betaling van een vaststaande

schuld die een geldsom tot voorwerp heeft waarvan het bedrag 1.860 EUR niet te boven gaat, kan worden ingesteld, behandeld en berecht overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, indien zij voor hem gestaafd lijkt te zijn door een geschrift dat van de schuldenaar uitgaat.

Het geschrift waarop de vordering gegrond is hoeft niet noodzakelijk een erkenning van de schuld te zijn.

Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op elke vordering die behoort tot de bevoegdheid van de onderne mingsrechtbank wanneer deze rechtbank kennis neemt van de in artikel 573 bedoelde geschillen ongeacht het bedrag van de vordering.

Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op elke vordering behorende tot de bevoegdheid van de politie rechtbank wanneer deze rechtbank kennis neemt van de geschillen bedoeld in artikel 601bis.

Art. 1339.

Het verzoekschrift wordt voorafgegaan door een aanma ning tot betalen die hetzij aan de schuldenaar wordt bete kend bij deurwaardersexploot, hetzij aangezegd bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.

De brief of het exploot moet, buiten de weergave van de artikelen van dit hoofdstuk, vermelden: de aanmaning om te betalen binnen vijftien dagen na de verzending van de brief of na de betekening, het gevorderde bedrag en de rechter voor wie, bij niet-betaling door de schuldenaar, de vordering zal worden aanhangig gemaakt.

Een en ander op straffe van nietigheid.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA

3
| Nr. 7 | September 2022

Art. 1340.

Binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn die in artikel 1339 is bepaald, wordt de vordering bij een verzoek schrift in tweevoud aan de rechter gezonden. Het bevat:

1° de vermelding van de dag, de maand en het jaar;

2° de naam, de voornaam en de woonplaats van de verzoeker, alsmede in voorkomend geval zijn rijksregis ter- of ondernemingsnummer en de naam, de voornaam, de woonplaats en de hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordigers;

3° het onderwerp van de vordering en een nauwkeurige opgave van het geëiste bedrag met een specificatie van de bestanddelen van de schuldvordering alsmede van de gronden waarop deze berust;

4° de aanwijzing van de rechter die van de zaak kennis moet nemen;

5° de handtekening van de advocaat van de partij.

Indien de verzoeker het geraden acht, geeft hij de redenen op waarom hij zich tegen het verlenen van uitstel van beta ling verzet.

Bij het verzoekschrift worden gevoegd:

1° de fotokopie van het geschrift waarop de vordering gegrond is;

2° ofwel het exploot, ofwel het afschrift van de aangete kende brief waarbij het ontvangstbewijs wordt gevoegd, ofwel het origineel van die brief waarbij het bewijs wordt

gevoegd dat de geadresseerde de brief geweigerd of niet bij de post afgehaald heeft en een verklaring waaruit blijkt dat de schuldenaar is ingeschreven op het adres dat in het bevolkingsregister is vermeld.

Art. 1341.

Het verzoekschrift wordt ter griffie neergelegd, op zijn datum voor gezien getekend door de griffier en in een daar toe gehouden register ingeschreven. Het wordt bij het dos sier van de rechtspleging gevoegd evenals iedere eventuele mededeling van de schuldenaar aan de rechter.

Het kan door de advocaat ook bij brief aan de griffier wor den gezonden.

Art. 1342.

Binnen vijftien dagen na de indiening van het verzoekschrift willigt de rechter het verzoek in of wijst hij het af bij een in raadkamer te wijzen beschikking. Hij kan het gedeeltelijk inwilligen.

Hij kan ook uitstel van betaling verlenen, zoals bepaald is in hoofdstuk XIV van dit boek.

Een afschrift van de beschikking wordt bij gewone brief aan de advocaat van de verzoeker gezonden.

iStockphoto.com/Antonio_Diaz.
4
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

Art. 1343.

§ 1. Wanneer de rechter het verzoekschrift geheel of gedeel telijk inwilligt, heeft zijn beschikking de gevolgen van een verstekvonnis.

§ 2. De akte van betekening van deze beschikking bevat op straffe van nietigheid buiten een afschrift van het ver zoekschrift, de vermelding van de termijn waarbinnen door de schuldenaar verzet kan worden aangetekend, van de rechter voor wie dit verzet moet worden gedaan, alsmede de hiertoe in acht te nemen vormen.

Tevens op straffe van nietigheid wordt de schuldenaar bij de akte van betekening verwittigd dat hij, als hij binnen de gestelde termijn geen verhaal instelt, door alle wettelijke middelen kan worden genoodzaakt de geëiste geldsommen te betalen.

§ 3. Tegen die beschikking waarbij bevel tot betaling wordt gegeven kan de schuldenaar verzet of hoger beroep instel len overeenkomstig de bepalingen van boek III, titels II en III van dit deel.

In afwijking van artikel 1047 kan het verzet worden gedaan bij een verzoekschrift dat bij de griffie van het gerecht in zoveel exemplaren als er betrokken partijen en advocaten zijn wordt ingediend, en door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht aan de schuldeiser en aan zijn advocaat.

Het verzoekschrift vermeldt op straffe van nietigheid:

1° de dag, de maand en het jaar;

2° de naam, de voornaam en de woonplaats van hem die verzet doet en, in voorkomend geval, zijn rijksregister- of ondernemingsnummer;

3° de naam, de voornaam en de woonplaats van de schuld eisers en de naam van zijn advocaat;

4° de bestreden beschikking;

5° de middelen van de verzetdoende partij.

De partijen worden door de griffier opgeroepen om te verschijnen op de terechtzitting die de rechter heeft vastgesteld.

§ 4. Wordt het verzoek waarin artikel 1340 voorziet afgewe zen, dan kan de vordering langs de gewone weg worden ingesteld.

Tegen de beschikking waarbij het verzoek, overeenkomstig artikel 1342, eerste lid, gedeeltelijk wordt ingewilligd, kan de verzoeker geen verzet of hoger beroep instellen, maar hij kan de beschikking niet betekenen en de vordering voor het geheel langs de gewone weg instellen.

Art. 1344.

De in dit hoofdstuk gestelde regels zijn slechts van toepas sing indien de schuldenaar zijn woon- of verblijfplaats heeft in België.

Vervolgens zal uw advocaat binnen een termijn van 15 dagen na het einde van de toegekende betalingstermijn (die ook vaak vijftien dagen bedraagt) verplicht een ver zoekschrift indienen bij de territoriaal bevoegde vrederech ter. Dat verzoekschrift, dat op de griffie wordt neergelegd of naar de griffie wordt verstuurd, moet, op straffe van nietig heid, aan alle volgende voorwaarden voldoen:

• in twee exemplaren gericht worden aan de vrederechter;

• gedateerd en ondertekend zijn door de advocaat;

• de identiteit van de schuldeiser-verzoeker (kantoor) met zijn nationaal nummer en ondernemingsnummer vermelden;

• het precieze voorwerp van het verzoek vermelden, samen met het bewijs van de verschuldigde bedragen (u dient de bewijsstukken van de schuldvordering, zoals de factuur, niet te versturen, alleen een kopie van het betalingsbevel dat al enkele dagen eerder aangetekend met ontvangst bevestiging werd verstuurd);

• expliciet de bevoegde vrederechter vermelden; en

• in voorkomend geval vermelden waarom u zich als schuldeiser (kantoor) verzet tegen de toekenning door de vrederechter van uitstel aan de schuldenaar (cliënt).

De vrederechter spreekt zich uit binnen 15 dagen (Sommige landen passen een geautomatiseerde procedure met arti ficiële intelligentie toe. Dat is niet het geval in België, waar nog altijd een fysiek ingrijpen, zonder zitting, vereist is):

• Ofwel wordt uw verzoek ingewilligd en wijst de vrede rechter een beschikking die u binnen een termijn van maximum zes maanden kunt laten uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder om uw schuldvordering in te vorderen.

• Ofwel oordeelt de rechter dat uw verzoek gedeeltelijk gegrond is en nodigt hij u uit zijn voorstel binnen een bepaalde termijn te aanvaarden of af te wijzen.

• Ofwel wordt uw voorstel verworpen omdat het bij voorbeeld kennelijk ongegrond, onvolledig, foutief of onontvankelijk was. Er is dan nog geen man overboord: u kunt nog altijd een procedure tot heroverweging indie nen (een gecorrigeerd verzoek) of u kunt binnen dertig dagen beroep (eventueel verzet) aantekenen voor de ondernemingsrechter.

1.2. Ook de schuldenaar (uw cliënt) heeft rechten

Na het verstrijken van de termijn om verzet aan te tekenen kan de schuldenaar (cliënt) bij dezelfde vrederechter om een heroverweging van het betalingsbevel verzoeken. Dat kan in de twee volgende situaties en op voorwaarde dat er geen sprake was van enige fout van de kant van de schuldenaar:

1. er werd niet tijdig genoeg kennis gegeven van het beta lingsbevel aan de schuldenaar (cliënt), zodat die niet in staat was om zijn verdediging voor te bereiden;

2. de schuldenaar (cliënt) kon de schuldvordering niet betwisten door overmacht of buitengewone omstandigheden.

5
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

In beide gevallen moet de schuldenaar (cliënt) onmiddellijk reageren.

Een heroverweging wegens ‘overige uitzonderlijke omstan digheden’ kan niet worden aanvaard wanneer de grond die door de schuldenaar (cliënt) werd ingeroepen, ook kon worden ingeroepen in het kader van een verzetprocedure 1

De betalingsbevelprocedure is een buitengerechtelijke invorderingsprocedure van onbetwiste geldschulden op grond van de Europese verordening nr. 1896/2006 2 en is in voege sinds 2 juli 2016.

Het onmiskenbare voordeel van deze betalingsbevelpro cedure is de snelheid. De procedure is identiek in de drie regio’s van het land en ze verloopt uitsluitend schriftelijk, zonder zitting. De maximumtermijn ervan kan ‘3 × 15 dagen’ bedragen.

1.3. Samenvatting

Als we even recapituleren, ziet de betalingsbevelprocedure er als volgt uit:

• De schuldeisende onderneming (kantoor) stuurt een beta lingsbevel naar de schuldenaar (cliënt).

• 15 dagen wachten.

• Geen reactie? De advocaat legt binnen 15 dagen een verzoekschrift neer bij de vrederechter.

• De vrederechter heeft 15 dagen om een beschikking te wijzen.

• De deurwaarder betekent de beschikking.

• Wanneer betaling uitblijft, voert de deurwaarder het pro ces-verbaal uit (bevel, inbeslagnames).

2. Buitengerechtelijke invordering van onbetwiste schulden

Er bestaat ook een eenvoudiger procedure, die echter wat duurder is, omdat niet alleen een advocaat, maar ook een deurwaarder moet worden ingeschakeld bij begin en einde van de procedure. Die procedure is de buitengerechtelijke invordering van onbetwiste geldschulden in contanten, bedoeld in de artikelen 1394/20 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

Die procedure kan alleen toegepast worden op schulden tussen ondernemingen (B2B) die als actief geregistreerd staan bij de Kruispuntbank van Ondernemingen. De partijen mogen dus geen publieke overheden zijn, ondernemingen in staat van faillissement of ondernemingen in gerechte lijke reorganisatie. Er mag ook geen sprake zijn van een

collectieve schuldvordering of van andere vormen van wettelijke samenloop.

Het bedrag van de schuld is daarentegen niet langer beperkt tot 5.000 euro, zoals bij de summiere rechtspleging om betaling te bevelen en, in tegenstelling tot die betalings bevelprocedure, is het ook niet nodig om een document voor te leggen dat uitgaat van de schuldenaar (cliënt), zoals een opdrachtbrief.

2.1. Procedure

De procedure wordt overgelaten aan de gerechtsdeur waarder, die gemandateerd is door de advocaat van de schuldeiser (kantoor). Het optreden van de advocaat is een eerste filter (‘De advocaat is de eerste rechter’) om strafbare handelingen van bepaalde schuldenaars met kwade bedoe lingen te vermijden.

De deurwaarder zal de schuldenaar (cliënt) eerst een officiële aanmaning sturen. In die aanmaning zullen ook de kosten voor de invordering van de schuldvordering worden opgenomen en de interesten en eventuele strafbedingen ten belope van ten hoogste 10% van de hoofdsom van de vordering.

Vervolgens heeft de schuldenaar (cliënt) gedurende een maand de mogelijkheid om volgens de vormvoorwaarden van artikel 1394/22 van het Gerechtelijk Wetboek de door de deurwaarder gevorderde schuld te betwisten of om hem om uitstel te vragen.

Wanneer binnen de maand geen reactie volgt, stelt de deurwaarder een proces-verbaal van niet-betwisting op, dat uitvoerbaar is zonder dat er in de praktijk een rechter bij betrokken moet worden. Technisch gezien wordt het pro ces-verbaal echter op verzoek van de gerechtsdeurwaarder uitvoerbaar verklaard door een magistraat van het Beheersen toezichtscomité bij het Centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenrege ling en protest (CBB).

Dat door de magistraat geldig verklaarde proces-verbaal staat gelijk met een vonnis in uw voordeel. Het formulier van tenuitvoerlegging is erin opgenomen:

Wij, FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, doen te weten: Lasten en bevelen dat alle daartoe gevorderde gerechts deurwaarders dit arrest, dit vonnis, deze beschikking, dit bevel of deze akte ten uitvoer zullen leggen;

1 HvJ 22 oktober 2015, nr. C-245/14, Thomas Cook Belgium NV c. Thurner hotel GmbH.

2 Verordening nr. 1896/2006/EG van 12 december 2006 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese beta lingsbevelprocedure, Pb. L399, 30 december 2006.

6
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

Dat Onze procureurs-generaal en Onze procureurs des Konings bij de rechtbanken van eerste aanleg daaraan de hand zullen houden en dat alle bevelhebbers en officieren van de openbare macht daartoe de sterke hand zullen bie den wanneer dit wettelijk van hen gevorderd wordt;

Ten blijke waarvan dit arrest, dit vonnis, deze beschikking, dit bevel of deze akte is ondertekend en gezegeld met het zegel van het hof, de rechtbank of de notaris.

Let echter op, want de uitvoering van het proces-verbaal van niet-betwisting kan nog worden opgeschort op initiatief van de schuldenaar (cliënt), als die de zaak voor advies wil voorleggen aan de bevoegde rechtbank. Dat is aan de vrederechter of aan de ondernemingsrechter, afhankelijk van het bedrag dat u eist.

2.2. Samenvatting

Samengevat, verloopt de procedure van de buitengerechte lijke invordering van onbetwiste schulden als volgt:

• De schuldeisende onderneming raadpleegt een advocaat die nagaat of de procedure kan worden toegepast wan neer aan de voorwaarden is voldaan.

• De advocaat stuurt de deurwaarder een verzoek om de procedure op te starten.

• De deurwaarder stuurt de schuldenaar een officiële aan maning tot betaling toe.

• Wanneer binnen de maand niet wordt gereageerd, stelt de deurwaarder een proces-verbaal van niet-betwisting op.

• De deurwaarder vraagt de magistraat van het CBB om het proces-verbaal uitvoerbaar te verklaren.

• Wanneer betaling uitblijft, voert de deurwaarder het pro ces-verbaal uit (bevel, inbeslagnames).

3. Welk bedrag moet de schuldeiser neertellen voor beide procedures?

In beide gevallen moet de schuldeiser een beroep doen op een advocaat en een gerechtsdeurwaarder.

De schuldeiser spaart een beetje uit omdat er geen rolrech ten geheven worden.

Dat is ook zo voor de schuldenaar (cliënt), omdat van hem geen rechtsplegingsvergoeding of zelfs geen kosten voor inschrijving op de rol kunnen worden gevorderd.

Tenzij de schuldenaar (cliënt) betwist, worden de door de deurwaarder vermelde procedurekosten toegevoegd aan de door de schuldenaar (cliënt) te betalen schuld. U moet die procedurekosten echter voorschieten, waardoor uw kasstroom nog wat verder zal slinken.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA

iStockphoto.com/AndreyPopov.
7
| Nr. 7 | September 2022

De erelonen van de advocaat zullen bij schuldvorderingen voor kleine bedragen ongeveer tweehonderd tot driehon derd euro bedragen, exclusief btw. Ze worden via de invor deringskosten van de schuldenaar gevorderd, vaak beperkt tot tien procent van de schuld.

U hebt recht op een vergoeding van veertig euro voor de invorderingskosten. Die vergoeding werd ingevoerd door de wet van 2 augustus 2002 3

Bepaalde advocaten bieden accountants en belastingadvi seurs met veel wanbetalers voor kleine bedragen abonne mentsformules aan.

Ter vergelijking volgen hier de tarieven voor de handelingen van de deurwaarder die u in 2022 dient voor te schieten wanneer u het klassieke traject via de rechtbank volgt:

• Dagvaardingskosten: 161,49 euro.

• Vergoeding voor het fonds voor de juridische bijstand: 20 euro.

• Rolrechten: 100 euro.

• Erelonen van de advocaat: 433 euro (minimum inclusief btw).

Ofwel een totaal van: 714,49 euro.

Bij de summiere of buitengerechtelijke procedure zijn de voor te schieten bedragen de volgende:

• Advocaat: erelonen voor zijn tussenkomst: 200 euro, inclusief btw.

• Deurwaarder: aanmaning tot betalen: 149,40 euro.

• Deurwaarder: proces-verbaal van niet-betwisting: 87,82 euro.

Ofwel een totaal van: 437,42 euro.

Als de schuldenaar (cliënt) niet betaalt, dient te worden overgegaan tot de klassieke gedwongen uitvoering, zonder verkoopkosten. U zult opnieuw de procedurekosten moeten voorschieten:

• Betekening met bevel tot betaling: 176,47 euro.

• Hernieuwd bevel: 247,69 euro.

• Proces-verbaal van aanslag van de biljetten: 202,39 euro.

• Uiteindelijk inningsrecht: 27,41 euro.

Ofwel een totaal van: 653,96 euro.

4. Conclusie

Hoe langer uw kantoor wacht om een invorderingsproce dure voor uw honoraria te starten, hoe onzekerder de kans dat u ze betaald krijgt. Soms zal invordering zelfs niet meer mogelijk zijn.

De twee vereenvoudigde procedures zijn bedoeld voor eenvoudige dossiers, met onbetwiste schuldvorderingen, waarvan de financiële inzet beperkt is. Maar als de schulde naar zich naar uw aanvoelen zal verdedigen of als hij te kwa der trouw is doet u beter direct een beroep op de rechter, bijvoorbeeld op de ondernemingsrechtbank, om geen tijd en geld te verliezen.

3 Art. 6 Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, BS 7 augustus 2002.

iStockphoto.com/andrei_r.
8
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

Je klanten rekenen niet alleen op jou voor de correcte afhandeling van hun boekhouding. Ze verwachten ook dat je beschikbaar bent voor accuraat fiscaal en financieel advies. Daarom helpen wij je graag met het ontcijferen van complexe zaken. Zo heb je meer tijd voor wat écht telt. Dit is het moment.

ING België nv – Bank/Kredietgever – Marnixlaan 24, B-1000 Brussel – RPR Brussel – BTW: BE 0403.200.393 – BIC : BBRUBEBB – IBAN : BE45 3109 1560 2789. Verzekeringsmakelaar ingeschreven bij de FSMA onder het nummer 0403.200.393. Verantwoordelijke uitgever : Peter Göbel – Sint-Michielswarande 60 - B-1040 Brussel • 09/22.
Ontdek meer op ing.be/accountis Dit is het moment om te waarderen wat écht telt

Vzw: rechtspersonen- of vennootschapsbelasting?

De vraag welke belasting van toepassing is op een vzw – de rechtspersonenbelasting of de vennootschapsbelasting – dient elk jaar te worden beoordeeld op basis van de toepasselijke wetsbepalingen. Die wetsbepalingen zijn, zoals bekend, complex en soms inconsistent. Dat bevordert geenszins de rechtszekerheid.

1. Inleiding

1. Sinds de wet van 15 april 2018 1 is ook een vzw als een onderneming te beschouwen, die dus failliet kan worden verklaard. Zelfs als de vzw niet economisch actief is, zoals bij voorbeeld een ziekenhuis-vzw. 2

Enigszins paradoxaal is dat een vzw 3 ook na de wet van 23 maart 2019 4 nog altijd een belangeloos doel dient na te streven in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft.

Die activiteiten kunnen nu wel in hoofdzaak economisch van aard zijn, anders dan onder de wet van 27 juni 1921 5 , die enkel een bijkomende eco nomische activiteit toeliet.

Maar er werd door de wetgever wel één rode lijn getrokken, namelijk dat een vzw noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks enig vermogensvoor deel mag uitkeren of bezorgen aan de oprichters, leden, bestuurders of enig andere persoon, behalve voor het in de statuten bepaalde belangeloos doel. Elke verrichting in strijd met dit volstrekte verbod tot winstverdeling is nietig.

2. Het taxatatiestelsel van de vzw’s – zoals dat bestaat sinds de wet van 3 november 1976 6 – is ongewijzigd gebleven. Aldus blijft ook het principe dat een vzw onderworpen is aan de rechtspersonenbelasting of aan de vennootschapsbelasting geheel over eind.7 De vraag welke belasting van toepassing is, dient elk jaar te worden

1 Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht, BS 27 april 2018.

beoordeeld op basis van de toepas selijke wetsbepalingen. 8 Die wetsbe palingen zijn, zoals bekend, complex en soms inconsistent. Dat bevordert geenszins de rechtszekerheid.

3. Een vzw is onderworpen aan de rechtspersonenbelasting wanneer zij fiscaal gezien geen exploitatie of verrichtingen van winstgevende aard uitoefent. Haar bedrijvigheid is dan louter ‘ideëel’, ook al gebruikt het Wetboek van economisch recht (WER) dat woord niet meer.

In het andere geval is een vzw daarentegen onderworpen aan de vennootschapsbelasting.

2 Zie: D. COECKELBERGH, “Aantal faillissementen bij verenigingen stijgt sterk”, Taxwin 19 februari 2021; en D. DESCHRIJVER, Verenigingen, Stichtingen & Belastingen, Roeselare, Roularta, 2019, 48, nr. 20.

3 Art. 1:2 WVV. In de zin van art. 9:1 e.v. WVV. Verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid in de zin van art. 1:6, § 1 WVV komen hier niet aan bod. De verenigingsgoederen vormen een “onverdeelde boedel ” met de leden als “mede-eigenaars”. Winst of baten met betrekking tot die boedel worden pro rata in hoofde van de leden belast (art. 29, § 1 WIB 1992). Zie ook nog: Adv.RvS nr. 61.988/2; S. VAN CROMBRUGGE, De aanpassing van het vennootschapsbelastingrecht aan het nieuwe vennootschapsrecht, Roeselare, Roularta Media Group, 2019, 49.

4 Wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, BS 4 april 2019.

5 Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, BS 1 juli 1921.

6 Wet van 3 november 1976 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, BS 9 december 1976.

7 Art. 2, §2, 1°, eerste lid, 179 en 220, 3° WIB 1992; Omz. Ci.RH. 233/290.323, 15 april 1977, Bull.Bel. 1977, 1245; T. AFSCHRIFT, “Les ASBL exerçant une activité économique et le droit fiscal” in Les ASBL – Évaluation critique d’un succès, Gent, Story-Scientia, 1985, 445; D. DESCHRIJVER, Verenigingen, Stichtingen & Belastingen, Roeselare, Roularta, 2019, 46, nr. 19; en 110, nr. 58; B. PEETERS, “Pleidooi voor een meer functionele opdeling van het toepassingsgebied van de vennootschaps- en de rechtspersonenbelasting” in In het vennootschapsbelang, Mortsel, Intersentia, 2017, 338. Zie ook: S. GARROY, “Entreprise sociale et fiscalité directe en Belgique”, TRV/RPS 2020, 922, welke bijdrage echter niet alle relevante Belgische doctrine in ogenschouw neemt. Voor een bespreking van art.184 quinquies WIB 1992, zie: T. BONNE, ”Wettelijke regeling voor overgang van rechtspersonenbelasting naar vennootschapsbelasting en omgekeerd is doekje voor het bloeden”, TFR 2019, 303. 8 Cass. 26 februari 2016, nr. F.15.0016.F, concl. Adv. Gen. A. HENKES; AFT(I) 2016, nr. 39, 6, noot P. SALENS; Fiscoloog 2016, nr. 1478, 10, noot S. VAN CROMBRUGGE; JLMB 2016, 1887, noot C. PARMENTIER; RABG 2016, 1407, noot F. SOETAERT en C. VANDEPITTE; TFR 2016, 698, noot S. GOMMERS.

10
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

2. Exploitatie –verrichtingen van winstgevende aard

4. Het begrip exploitatie duidt op de handeling van het exploiteren en verwijst naar een duurzame bedrij vigheid. Het fiscaal ondernemings begrip is ruim: het slaat zowel op de handel, als op de dienstverlening, de nijverheid, de landbouw of de ambachten.

Het begrip verrichtingen van winst gevende aard duidt op het geheel van de verrichtingen die zich vaak genoeg voordoen en die met elkaar zijn verbonden om een voortdurende en gewone bedrijvigheid met een beroepskarakter op te leveren.

Het al dan niet aanwezig zijn van een winstoogmerk is fiscaal niet van belang. 9 Ook niet het al dan niet uitkeren van winst.

Enkel de aard van de bedrijvigheid is van belang. Een vzw-voetbalclub met geregelde commerciële transfer verrichtingen is onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Een vzw die zich toelegt op het louter samenstellen van een tijdschrift inzake rechtspraak vertrekkend van teksten en commen taren geleverd door niet-vergoede magistraten en advocaten is onder worpen aan de rechtspersonenbe lasting.10 Echter, een vzw die een medisch tijdschrift uitgaf, werd eerder

9 Zie: Cass. 14 januari 2011, Arr.Cass. 2011, 186; Pas. 2011, I, 180.

10 Rb. Luik 19 april 2004, FJF, Nr. 05/161; bevestigd door Luik 17 mei 2006, FiscalNet Actualiteit 3 oktober 2006.

11
iStockphoto.com/SolStock. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

wel geacht onderworpen te zijn aan de vennootschapsbelasting.11

3. Bijkomende verrichtingen

5. Maar de wetgever maakte de zaak nog complexer. In het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) zijn een aantal uitzonderingen op die laatste regel ingevoerd. Worden dus niet als verrichtingen van winstge vende aard beschouwd:

• “alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen”12 ;

• “verrichtingen die bestaan in het beleggen van fondsen ingezameld in het kader van de statutaire opdracht ”13 ; en

• “verrichtingen die bestaan in een bedrijvigheid die slechts bijkom stig op nijverheids-, handels- of landbouwverrichtingen betrekking heeft of die niet volgens nijver heids- of handelsmethoden wordt uitgevoerd ”.14 Enkel in de inkomsten belastingen speelt het criterium van bijkomstigheid dus nog een rol.

6. Het verwerven van aandelen door een vzw in een coöperatieve vennoot schap met sociaal oogmerk (cvba-so) werd door de Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken (fiscale rulingcommissie) als een alleen staande verrichting beschouwd 15 , daar

11 Luik 14 april 1995, Fiscoloog 1995, nr. 575, 6.

12 Art. 182, 1° WIB 1992.

13 Art. 182, 2° WIB 1992.

14 Art. 182, 3° WIB 1992.

de vzw geen andere par ticipaties had.

Die beslissing is bekritiseerbaar. Het beleggen in aandelen is op zich geen economische activiteit.

Op 14 januari 2011 16 oordeelde het Hof van Cassatie dat wanneer een vereniging of vennootschap de orga nisatie van één jaarlijks evenement (“Waregem Koerse”) als hoofddoel heeft en ze dat evenement over een lange periode voorbereidt, het geen alleenstaande of uitzonderlijke verrichting meer betreft.17 Die vereni ging werd wel onderworpen aan de vennootschapsbelasting.

7. Verrichtingen die bestaan in een bedrijvigheid welke slechts bijkomstig op nijverheids-, handels- of land bouwverrichtingen betrekking heeft,

betreffen het geheel van de verrichtin gen van de vzw’s die naast hun ideële bedrijvigheid ook nog een bijkomende economische bedrijvigheid uitoefenen.

In hoeverre een economische bedrij vigheid bijkomend is ten opzichte van de ideële bedrijvigheid, blijft een feitenkwestie.

Er geldt een kwantitatief en een kwalitatief criterium,18 soms (te?) ruim opgevat.

Zo werd geoordeeld 19 dat de winst gevende activiteit van de vzw “Oxfam Wereldwinkel Dilbeek ” bijkomend was in de zin van artikel 182, 3°, eerste onderdeel van het WIB 1992, daar uit de concrete wereldwinkelwerking “de onlosmakelijkheid van educatief werk, handel en politieke actie” bleek, zoals ook werd bewezen door diverse folders waar alles draaide rond “eer lijke handel, eerlijke producten en een eerlijke prijs”. 20 S. Van Crombrugge schreef21 dat deze rechtspraak er uit eindelijk op neer kwam dat wie zonder winstoogmerk eerlijke handel drijft en zijn leveranciers (in de derde wereld) genoeg laat verdienen, zelf ontsnapt aan de vennootschapsbelasting op de winst die hij dan toch nog maakt. De vraag rijst volgens de auteur of dat dan nog wel eerlijke fiscaliteit is.

In de Franstalige doctrine 22 wordt zelfs de opvatting verdedigd dat een

15 Voorafg.Besl. nr. 2011.048, 24 mei 2011; zie ook: Voorafg.Besl. nr. 2017.771, 23 januari 2018.

16 S. VAN CROMBRUGGE, “VZW en vennootschapsbelasting: geen winstoogmerk vereist?”, Fiscoloog 2011, nr. 1248, 8.

17 14 januari 2011, Arr.Cass. 2011, 186; Pas. 2011, I, 180; zie S. VAN CROMBRUGGE, “VZW en vennootschapsbelasting: geen winstoogmerk vereist?”, Fiscoloog 2011, nr. 1248, 8; zie: D. DESCHRIJVER, o.c., 92, nrs. 104 e.v. en 281, nr. 164. Zie ook: S. VAN CROMBRUGGE, “Naar een hervorming van het fiscale stelsel van VZW’s?” in Recht zonder omwegen. Fiscale opstellen aangeboden aan Prof. Dr. J.J. Couturier ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag, Brussel, Larcier, 1999, 239.

18 Zie ook: Comm.IB, nr. 182/13.

19 Rb. Leuven 28 november 2003, TRV 2004, 180, noot D. DESCHRIJVER.

20 AFT 2006, nr. 12, 32; Fisc.Koer. 2006/648; en Fisconet B06/6; TFR 2008, 72, noot L. DE MEYERE.

21 S. VAN CROMBRUGGE, “VZW-wereldwinkel niet aan vennootschapsbelasting onderworpen”, Fiscoloog 2006, nr. 1050, 11.

22 T. AFSCHRIFT, “Contrôle fiscal. Les priorités du fisc: le jeu des sept erreurs”, Trends/Tendances 27 juni 2013; P. COPPENS en A. BAILLEUX, Droit fiscal. Les impôts sur les revenus, Brussel, Larcier, 1985, 303; E. GAILLY, La fiscalité des ASBL, Brussel, Licap, 1997, 73; S. GARROY, “Entreprise sociale et fiscalité directe en Belgique”, TRV/RPS 2020, 922; X. PARENT, “L’assujettissement à l’impôt des sociétés ou à l’impôt des personnes morales et ses principales conséquences” in A.S.B.L., Fondations et associations internationales, Brugge, die Keure, 2004, 447; en L. SIMONET en M. ELOY, “Le régime fiscal des associations sans but lucratif et de certains autres groupements et institutions”, JT 1977, 406.

Een vzw valt onder de RPB als zij fiscaal gezien geen exploitatie of verrichtingen van winstgevende aard uitoefent. Geen winstoogmerk hebben, is niet meer relevant.
12
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

vzw, die (a) een bedrijvigheid uitoefent die in hoofdzaak betrekking heeft op nijverheids-, handels- of landbouw verrichtingen, maar (b) waarvan de bedrijvigheid niet volgens nijverheidsof handelsmethoden wordt uitgevoerd, alsnog aan de vennootschapsbelas ting zou ontsnappen, maar die opvat ting wordt als inconsistent beschouwd. Dat een nijverheidsbedrijvigheid niet volgens nijverheidsmethoden zou wor den gevoerd, is in feite ondenkbaar. De voorwaarden van artikel 182, 3° van het WIB 1992 zijn alternatief en niet cumulatief, in die zin dat zij op twee verschillende situaties betrekking hebben. 23

Of dergelijke interpretaties ook stand zullen houden bij vzw’s die, in over eenstemming met het verenigings recht in hoofdzaak economische acti viteiten uitoefenen, is zeer de vraag.

4. Vrijstelling van vennootschapsbelasting

8. Om de zaak nog complexer en inconsistenter te maken voorzag de wetgever in de wet van 3 november 1976 uitdrukkelijk nog in een bepaling die zich nu bevindt in artikel 181 van het WIB 1992, waardoor een aantal entiteiten zonder winstoogmerk die een economische activiteit uitoefenen, als zodanig van de vennootschaps belasting zijn vrijgesteld en dus aan de rechtspersonenbelasting zijn

onderworpen. Het gaat om entiteiten die tot doel hebben:

• het bestuderen, het beschermen en het bevorderen van de professio nele of interprofessionele belangen van hun leden; 24

• de sociale secretariaten; 25

• de sociale fondsen; 26

• het onderwijs; 27

• de handelsbeurzen of tentoonstellingen; 28

• de gezins- en bejaardenhulp; 29

• de voor aftrekbare giften erkende of erkenbare vzw’s; 30

• de administratiekantoren. 31

Merk op dat er in 1976 nog geen Grondwettelijk Hof bestond dat zich had kunnen buigen over de mogelijke ongrondwettelijkheid van deze bepa lingen omwille van een schending van het gelijkheidsbeginsel door een voorkeursbehandeling voor bepaalde sectoren ...

5. Productievennootschappen

9. In artikel 179/1 van het WIB 1992 staat nog: “De in artikel 220 bedoelde verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen, die erkend zijn als in aanmerking komende pro ductievennootschap of in aanmerking komende tussenpersoon als bedoeld in de artikelen 194ter, 194ter/1 en 194ter/33, zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting voor het

aanslagjaar verbonden aan een belastbaar tijdperk waarin ze een raamovereenkomst op grond van arti kel 194ter, 194ter/1 of 194ter/3 hebben gesloten en voor de drie daaropvol gende aanslagjaren 32 . Wat het nog maar eens complexer maakt …

6. Conclusie

10. De woorden van de auteurs L. Simonet en M. Eloy uit 1977 zijn nog altijd actueel: “Nous pensons qu’il eût mieux valu créer, de toutes pièces, un régime fiscal des A.S.B.L. avec ses règles propres, notamment quant à la détermination de l’assiette de l’impôt et des taux applicables. Nous sommes trop conscients des lacunes de la nou velle législation pour admettre sans appréhension la promesse du ministre selon laquelle il veillera à ce que son administration ne puisse commettre de graves erreurs dans l’interprétation de la loi.”33

Het valt dan ook te betreuren dat door de minister van Financiën in zijn Blauwdruk voor een bredere fiscale hervorming van juli 2022 geen aan dacht wordt besteed aan de kwestie van de taxatie van de vzw’s…

23 Zie: D. DESCHRIJVER, Verenigingen, Stichtingen & Belastingen, Roeselare, Roularta, 2019, 174, nr. 98.

24 Art. 181, 1° WIB 1992.

25 Art. 181, 2° WIB 1992.

26 Art. 181, 3° WIB 1992.

27 Art. 181, 4° WIB 1992. Zie ook: Fiscoloog 2007, nr. 1066, 11; Antwerpen 21 oktober 2008, TaxWin 30 maart 2009.

28 Art. 181, 5° WIB 1992. Zie ook: Cass. 16 juni 2016, FJF Nr. 2017/32.

29 Art. 181, 6° WIB 1992.

30 Art. 181, 7° WIB 1992. Zie ook: Voorafg.Besl. nr. 900.831, 1 december 2009.

31 Art. 181, 8° WIB 1992.

32 Ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 25 december 2016 houdende de vrijstelling van inkomsten die worden geïnvesteerd in een raamovereenkomst voor de productie van een podiumwerk, BS 17 januari 2017. Zie ook: J. VAN DYCK, “‘Kromme redenering’ om VZW’s onder vennootschapsbelasting te krijgen”, Fiscoloog, 2016, nr. 1502, 4; en J. VAN DYCK, “Tax shelter podiumwerken: uitweg voor VZW’s als ‘coproducent’”, Fiscoloog 2018, nr. 1566, 3.

33 L. SIMONET en M. ELOY, “Le régime fiscal des associations sans but lucratif et de certains autres groupements et institutions”, JT 1977, 409 (vrije vertaling: “Wij zijn van mening dat het beter zou geweest zijn om van de grond af een belastingregime op te zetten voor non-profitorganisaties, met eigen regels, in het bijzonder met betrekking tot de bepaling van de belastbare grondslag en de geldende tarieven. Wij zijn ons maar al te goed bewust van de tekortkomingen van de nieuwe wetgeving om zonder argwaan de belofte van de minister te aanvaarden dat hij ervoor zal zorgen dat zijn administratie geen ernstige fouten zal maken bij de interpretatie van de wet.”).

13
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022
Exact cloud business software is de onbetwiste nummer één voor accountancy in de Benelux. Reeds 550.000 kmo’s vertrouwen dagelijks op de gebruiksvriendelijkheid, flexibiliteit en uitzonderlijke services van Exact. Ontdek welk pakket het best bij je past op Exact.be Met ongeveer weet je niets. Met Exact weet je alles.

Uittreding en uitsluiting ten laste van het vennootschapsvermogen bij BV en CV (deel 1)

De uittreding en uitsluiting van aandeelhouders ten laste van het vermogen van besloten ven nootschappen (BV’s) en coöperatieve vennootschappen (CV’s) werd in het Wetboek van vennoot schappen en verenigingen (WVV) aanzienlijk gemoderniseerd en versoepeld, in vergelijking met het vroegere Wetboek van Vennootschappen (W.Venn.). De essentie van de bepalingen rond uittreding en uitsluiting is voor de BV’s terug te vinden in de artikelen 5:154 tot 5:156 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en voor de CV’s in de artikelen 6:120 tot 6:124 van dat wetboek. In een eerste bijdrage focussen we op de uittreding en uitsluiting in de BV’s. In een volgende bij drage belichten we de uittreding en uitsluiting in de CV’s. We bekijken de uitsluiting en uittreding lastens het vennootschapsvermogen eerst vanuit vennootschapsrechtelijk, vervolgens vanuit boek houdrechtelijk standpunt. In deze bijdrage hebben we het niet over de fiscaalrechtelijke aspecten, maar ook die zijn relevant omdat de flexibiliteit van het nieuwe vennootschapsrecht enigszins wordt ingeperkt door het fiscaal recht. Het is dan ook van belang om daar even de aandacht op te vestigen.

1. Inleiding

1.1. Van W.Venn. naar WVVV

In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp van 4 juni 2018 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen staat het volgende: Een uittreding geeft recht op de betaling van een scheidingsaandeel, dat statutair kan worden bepaald. Als suppletieve regel (de ‘default’-optie) geldt dat het scheidingsaandeel gelijk is aan het hoogste bedrag van de, op de aandelen waarmee wordt uitgetreden, werkelijk gestorte en niet-terugbetaalde inbreng en hun boekhoudkundige nettoactiefwaarde zoals die blijkt uit de laatst goedgekeurde jaarrekening Deze waarde wordt berekend door de nettoactiefwaarde 1 (...)

te delen door het aantal uitstaande aandelen (....) 2 . Zoals verder nog zal blijken, worden de aandelen van een uittre dende aandeelhouder in beginsel vernietigd 3

De artikelen 18, 184 en 264 van het WIB 1992 werden echter gewijzigd door de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting 4 . Een van de compenserende maatregelen (lees: belastingverhogingen) uit die wet betreft de belastingregeling die van toepassing is op terugbetalingen van aandelenkapitaal, zowel in de vennootschapsbelasting, als op het vlak van de roerende voorheffing. Voortaan leidt een kapitaalvermindering tot de toekenning van een belastbaar dividend in verhouding van het aandeel van de in het maatschappelijk kapitaal geïncorporeerde belaste reserves verhoogd met de andere

1 Art. 5:142, derde lid WVV bepaalt: Onder nettoactief moet worden verstaan het totaalbedrag van de activa, verminderd met de voorzie ningen, de schulden en, behoudens in uitzonderlijke gevallen te vermelden en te motiveren in de toelichting bij de jaarrekening, de nog niet afgeschreven bedragen van de oprichtings- en uitbreidingskosten en de kosten voor onderzoek en ontwikkeling

2 Wetsontwerp van 4 juni 2018 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen , Parl.St. Kamer, 2017-2018, nr. 3119/001, 187.

3 Art. 5:154, §1, tweede lid, 3° WVV.

4 Art. 4, 16, 68 en 86C van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting , BS 29 december 2017.

15
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

belaste reserves en met de in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves (pro rata-opdeling) 5

De aangebrachte wijzigingen hebben niet tot doel om het gestort kapitaal [sic!] geheel of gedeeltelijk te belasten, maar om te voorzien dat er in het geval van een terugbe taling van gestort kapitaal of van bedragen gelijkgesteld met gestort kapitaal – terwijl er belaste reserves, al dan niet geïncorporeerd in kapitaal, of vrijgestelde reserves geïncorporeerd in kapitaal bestaan op het moment van de terugbetaling van kapitaal – rekening zal moeten worden gehouden met een pro rata zodat een proportionele taxatie van deze reserves wordt toegepast in verhouding tot de som van deze reserves, het gestort kapitaal en de ermee gelijkgestelde bedragen 6

1.2. Verandering van paradigma tussen CV en BV

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) zegt dat BV’s voortaan in hun statuten kunnen bepalen dat de uittreding en de uitsluiting lastens het maatschappelijk vermogen mogelijk is7, naar analogie met de regeling voor de CV’s, die al werd toegepast onder het Wetboek van Vennootschappen. Er is echter een belangrijk verschil:

• Uittreding of uitsluiting uit het vennootschapsvermogen is bij BV’s alleen mogelijk als de statuten daarin uitdrukke lijk voorzien.

• Uittreding of uitsluiting uit het vennootschapsvermo gen is bij CV’s altijd mogelijk, zelfs als de statuten dat verbieden 8 !

Vanwaar dat verschil in behandeling?

In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en vereni gingen wordt dit als volgt toegelicht (weliswaar alleen op het niveau van artikel 5:154 van het WVV dat betrekking heeft op de BV’s, omdat in het wetsontwerp niet van meet af aan was voorzien in een artikel 6:120 dat betrekking zou hebben op de CV’s): onder het Wetboek van Vennootschappen was een uittreding ten laste van het vermogen van de ven nootschap alleen mogelijk in de CV, binnen de grenzen van het variabele kapitaal. Een BVBA kon weliswaar haar eigen

aandelen inkopen en ze in voorkomend geval vernietigen, maar het was de vennootschap die daartoe het initiatief nam en niet de betrokken vennoten. Bovendien gebeurde deze terugkoop tegen de marktprijs van de betrokken aandelen. Het mechanisme van in- en uittreding zonder noodzaak van statutenwijziging is juist een van de aantrekkingskrachten van de CV9

5 Wetsvoorstel van 20 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting , Parl.St. Kamer, 2017-2018, nr. 2864/001, 13.

6 Circulaire 2018/C/103 van 2 augustus 2018 over de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal, punt 3. De aanhef van deze circulaire preciseert: Deze circulaire heeft betrekking op de fiscale behandeling van een terugbetaling van maatschappelijk kapitaal bij toepas sing van artikel 18, tweede tot zesde lid van het WIB 1992, zoals ingevoerd door art. 4, 1° en 2°, 16 en 86C van de wet van 25.12.2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting. Zie ook: CBN-advies 2019/13 – Pro rata -regel van artikel 18 WIB 92 bij terugbetaling van inbreng / kapitaalvermindering , 16 oktober 2019.

7 ‘ Uittreding en uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen bij de BV en CV – scheidingsaandeel’, Commissie voor Boekhoudkundige Normen, nr. 2022/02, 19 januari 2022; en art. 5:154 e.v. WVV. De CBN merkt ook op dat de BV’s onder het Wetboek van Vennootschappen niet in aanmerking kwamen voor de regeling inzake uittreding of uitsluiting lastens het maatschappelijk vermogen; onder het Wetboek van vennootschappen en verenigingen is dat nu wel het geval.

8 Art. 5:154 WVV (BV) en art. 6:120 WVV (CV).

9 Wetsontwerp van 4 juni 2018 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen , Parl.St. Kamer, 2017-2018, nr. 3119/001, 186.

16
iStockphoto.com/nd3000. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

Gezien de starheid van de bepalingen over de BVBA’s in het voormalige Wetboek van Vennootschappen werden de regimes van uittreding van aandeelhouders vaak toegepast in vennootschappen van vrije beroepers, die daartoe nood zakelijkerwijs de vorm van een CV aannamen. Dergelijke vennootschappen werden, en worden nog steeds, geken merkt door meer in- en uittredingen dan in andere sectoren. Waarom hebben deze coöperatieve vennootschappen er nu en later belang bij om zich om te vormen tot BV’s en waarom hebben ze er belang bij om hun nieuwe statuten af te stemmen op de mogelijkheid van uittreding en uitsluiting? Het antwoord ligt in de vraag zelf besloten. Met de nieuwe juridische invulling die het Wetboek van vennootschappen en verenigingen aan de CV geeft, richt deze vennoot schapsvorm zich immers nog uitsluitend tot de coöperatieve samenwerkingsvormen. De nieuwe CV is geënt op een model van de International Cooperative Alliance (ICA) 10 Bijgevolg is de juridische kwalificatie van een CV niet langer geschikt voor professionele vennootschappen.

Artikel 5:154 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voorziet nu in de mogelijkheid om in de sta tuten van een BV de uittreding lastens het maatschappelijk vermogen van de vennootschap in te schrijven, waardoor een deel van de flexibiliteit van de CV wordt overgenomen. Zodoende heeft het nieuwe wetboek ervoor gezorgd dat de belangen van de schuldeisers in een kapitaalloze vennoot schap voldoende gewaarborgd worden 11 . De uittreding van een aandeelhouder leidt in principe immers tot een verde ling van het eigen vermogen van de BV ten gunste van die aandeelhouder, en dit onder bepaalde voorwaarden.

De flexibiliteit en vrijheid van het Wetboek van vennoot schappen en verenigingen vereisen anderzijds ook enige creativiteit en eigen inbreng vanwege de oprichters van BV’s en CV’s, wanneer zij hun statuten uitschrijven. Bij de lezing van het wetboek komt het er immers op aan te begrijpen:

• welke bepalingen van dwingend recht zijn;

• welke bepalingen aanvullend zijn en van welke bepalin gen er dus statutair kan worden afgeweken; en

• welke bepalingen in de statuten strenger mogen zijn dan de dwingende wettelijke bepalingen 12

Deze analyse is gebaseerd op het CBN-advies 2022/02 van 19 januari 2022 over de uittreding en de uitsluiting ten laste van het maatschappelijk vermogen van BV’s en CV’s en over de behandeling van het zogenaamde scheidingsaan deel van de betrokken aandeelhouder13 . De CBN geeft in haar advies ook zeer beknopt aan welke boekhoudkundige regels moeten worden toegepast in geval van uittreding of uitsluiting van een aandeelhouder ten laste van het maat schappelijk vermogen.

1.3. Belangrijkste kenmerken van het uittredingsrecht

De memorie van toelichting bij het wetsontwerp tot invoe ring van het Wetboek van vennootschappen en verenigin gen vernieuwt de regels en procedure voor de BV’s als volgt14 :

1. Een uittreding moet statutair toegestaan zijn, maar is niet mogelijk gedurende de eerste drie boekjaren Gedurende die periode zijn de oprichters immers hoofdelijk aansprakelijk voor bepaalde verliezen en verbintenissen tegenover alle belanghebbenden 15 . Het zou niet passend zijn als een aandeelhouder de ven nootschap dan al zou verlaten. Daarentegen kunnen de statuten altijd een wachttijd voorschrijven die langer is dan twee boekjaren na dat van oprichting of ze kunnen een langere wachttijd voorschrijven voor een specifieke categorie van aandelen 16 ;

2. De regel uit het voormalige Wetboek van vennootschap pen waardoor de aandeelhouders van een CV kunnen uittreden gedurende de eerste zes maanden van het boekjaar werd als een suppletieve regel overgenomen in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen 17 De statuten kunnen er dus van afwijken;

3. Een andere suppletieve regel is dat een aandeelhouder alleen met al zijn aandelen kan uittreden 18 . Een uittreding komt dus, behoudens een andersluidende statutaire bepaling, overeen met een gedeeltelijke vereffening;

4. Nog een suppletieve regel is dat het WVV duidelijk bepaalt wanneer de uittreding uitwerking krijgt en wan neer het scheidingsaandeel moet worden betaald. Zo heeft de uittreding uitwerking op de laatste dag van de

10 The International Cooperative Alliance is the voice of cooperatives worldwide. It was established in 1895 to promote the cooperative model. Today cooperative members represent at least 12% of humanity. As businesses driven by values and not by the remuneration of capital, the 3 million cooperatives on earth act together to build a better world. De zetel van de ICA is gelegen aan de Milcampslaan 105 in 1030 Brussel.

11 Wetsontwerp van 4 juni 2018 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen , Parl.St. Kamer, 2017-2018, nr. 3119/001, 186.

12 Wetsontwerp van 4 juni 2018 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen , Parl.St. Kamer, 2017-2018, nr. 3119/001, 186.

13 Dit CBN-advies 2022/02 werd opgesteld na online-publicatie, op 30 juni 2021, van een ontwerpadvies voor openbare raadpleging.

14 Wetsontwerp van 4 juni 2018 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen , Parl.St. Kamer, 2017-2018, nr. 3119/001, 186-188.

15 Art.5:16 WVV.

16 Art. 5:154, §1, 1° WVV.

17 Art. 5:154, §1, 2° WVV.

18 Art. 5:154, §1, 3° WVV.

17
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

zesde maand van het boekjaar en moet het scheidings aandeel ten laatste één maand nadien uitbetaald zijn 19 ;

5. Het is de uittreding die recht geeft op de betaling van het scheidingsaandeel, dat door de statuten kan worden bepaald. Volgens een suppletieve regel is het scheidingsaandeel gelijk aan de werkelijk gestorte en nog niet-terugbetaalde inbreng van de aandelen waarop de uittreding betrekking heeft, maar kan dat bedrag nooit hoger zijn dan de nettoactiefwaarde van deze aandelen, zoals die blijkt uit de laatst goedgekeurde jaarrekening 20 ;

6. Deze waarde wordt berekend door de waarde van het nettoactief te delen 21 door het aantal uitgegeven

aandelen, waarbij men in voorkomend geval rekening houdt met de verschillende aandelencategorieën;

7. Een dwingende regel bepaalt dat het scheidingsaandeel als een uitkering moet worden beschouwd, waarop de gewone beperkingen voor uitkeringen van toepassing zijn 22 . De nettoactief- en de liquiditeitstest moeten dus toegepast worden 23 . Wat er moet gebeuren met het scheidingsaandeel dat niet kan worden uitbetaald omdat het niet aan de nettoactief- en liquiditeitstest beantwoordt, wordt op eenzelfde manier geregeld voor de BV’s en CV’s 24;

8. De te volgen procedure is dezelfde voor de BV’s en de CV’s; zij wordt hieronder toegelicht.

19 Art. 5:154, §1, 4° WVV.

20 Art. 5:154, §1, 5° WVV.

21 Art. 5:142, derde lid WVV.

22 Art. 5:142 en 5:143 WVV (BV) en art. 6:115 en 6:116 WVV (CV).

23 ‘Technische nota’s: Nettoactief- en liquiditeitstest ’, IBR; en art. 5:142 en 6:115, §1 WVV (m.b.t. de nettoactieftest) en ‘Liquiditeitstest: rapporteren of niet, that’s the question’, Lieven ACKE, 16 maart 2022; en art. 5:143 en 6:116, §1 WVV (m.b.t. de liquiditeitstest).

24 Art. 5:154, §1, derde lid (BV) en 6:120, §1, derde lid WVV (CV). Het recht op uitbetaling van het scheidingsaandeel wordt opgeschort totdat er weer uitkeringen mogelijk zijn. De betaling van het scheidingsaandeel, eventueel op pro rata-basis, moet gebeuren vóór enige andere uitkering. Over het nog te betalen bedrag is geen rente verschuldigd. In ieder geval worden de andere schuldeisers met voorrang op de aandeelhouders betaald.

iStockphoto.com/AndreyPopov.
18
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

1.4.

Structuur geënt op CBN-advies

Wij volgen hierna de structuur van het CBN-advies 2022/02: in dit eerste deel voor wat de BV betreft, in onze volgende bijdrage, voor wat de CV betreft:

1. Uittreding en uitsluiting lastens het vennootschapsver mogen bij de BV

1.1. Vrijwillige uittreding (art. 5:154 WVV)

1.2. Uittreding van rechtswege of wegens het verlies van de statutair vereiste hoedanigheid (art. 5:156 WVV)

1.3. Uitsluiting (art. 5:155 WVV)

1.4. Boekhoudkundige verwerking in hoofde van de uitkerende BV

2. Uittreding en uitsluiting lastens het vennootschapsver mogen bij de CV

2.1. Vrijwillige uittreding (art. 6:120 WVV)

2.2. Uittreding van rechtswege of wegens het verlies van de statutair vereiste hoedanigheid (art. 6:121 en art. 6:122 WVV)

2.3. Uitsluiting (art. 5:155 WVV)

2.4. Boekhoudkundige verwerking in hoofde van de uitkerende CV

2. de uittredings- en uitsluitingsregeling van een vennoot in de gewone maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap 28 ;

3. de uittredings- en uitsluitingsregeling voor de leden van vzw’s 29;

4. de uitzonderingsregeling i.v.m. het uittreden van aan deelhouders in een federatie van kredietinstellingen, bij bepaalde herstructureringen van coöperatieve vennootschappen 30

2.1. Vrijwillige uittreding (art. 5:154 WVV)

2.1.1. Toepasselijke regels (art. 5:154, §1 WVV)

In de statuten kan dus bepaald worden dat de aandeelhou ders het recht hebben om uit de BV te treden ten laste van het vennootschapsvermogen. Als dat het geval is, wordt de uittreding als volgt geregeld, met dien verstande dat:

1. Niettegenstaande iedere andersluidende statutaire bepaling is de uittreding van de oprichters slechts toegestaan vanaf het derde boekjaar volgend op de oprichting;

2. Behoudens andersluidende bepaling in de statuten kunnen de aandeelhouders alleen gedurende de eerste zes maanden van het boekjaar uittreden;

3. Behoudens andersluidende bepaling in de statuten treedt een aandeelhouder uit met al zijn aandelen en die aandelen vernietigd worden;

Voor de BV’s is het regime van uittreding en uitsluiting las tens het vennootschapsvermogen 25 in beginsel suppletief De statuten kunnen bepalen dat de aandeelhouders het recht hebben uit de vennootschap uit te treden ten laste van haar vermogen 26 . Anders gezegd, de statuten moeten in deze regeling voorzien opdat een uittreding of een uitslui ting lastens het vennootschapsvermogen geldig kan worden toegepast. Het WVV legt enkel een aantal regels vast die van toepassing zullen zijn wanneer de statuten wel voorzien in een uittredings- of uitsluitingsregeling ten laste van het vennootschapsvermogen, maar zij geen details vermelden.

Komen niet aan bod in het CBN-advies, en dus ook niet in deze en volgende bijdrage:

1. de uitsluitings- en uittredingsregeling waarbij de aandelen van de uittredende aandeelhouder na een rechterlijke tussenkomst aan de andere aandeelhouders worden overgedragen 27;

4. Behoudens andersluidende bepaling in de statuten gaat de uittreding in op de laatste dag van de zesde maand van het boekjaar en de waarde van het scheidings aandeel wordt uiterlijk binnen een maand daarna uitgekeerd;

5. Behoudens andersluidende bepaling in de statuten is het bedrag van het scheidingsaandeel, voor de aande len waarvoor de betrokken aandeelhouder zijn uittre ding vraagt, gelijk aan het bedrag dat daadwerkelijk op deze aandelen is gestort en nog niet is terugbetaald, zonder evenwel hoger te mogen zijn dan het bedrag van de nettoactiefwaarde van deze aandelen zoals blijkt uit de laatst goedgekeurde jaarrekening;

6. Het bedrag waarop de aandeelhouder bij uittreding recht heeft, is een uitkering scheidingsaandeel genoemd, zoals bedoeld in de artikelen 5:142 (m.b.t. de nettoactieftest) en 5:143 (m.b.t. de liquiditeitstest) van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen 31

25 In een voetnoot bij haar advies vermeldt de CBN dat het WVV, wat de BV’s betreft en dit in tegenstelling tot de CV’s, ook een uitsluitings- en uittredingsregeling bevat voor een situatie waarbij de aandelen van de uittredende aandeelhouder na een rechterlijke tussenkomst worden overgedragen aan de andere aandeelhouders (art. 2:63 tot 2:68 WVV). Die regeling wordt in het advies niet behandeld.

26 Art. 5:154, §1, eerste lid WVV.

27 Art. 2:63 tot 2:69 WVV.

28 Art. 4:16 tot 4:21 WVV.

29 Art. 9:23 WVV.

30 Art. 12:104, 2° WVV.

31 Art. 5:154, §1, tweede lid WVV.

2. Uittreding en uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen bij de BV
19
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

Ten slotte, indien het bedoelde scheidingsaandeel met toe passing van de artikelen 5:142 en 5:143 niet geheel of niet gedeeltelijk kan worden uitgekeerd, zal, niettegenstaande enige andersluidende bepaling in de statuten, het recht op uitkering geschorst worden totdat uitkeringen weer zijn toegelaten. Het nog verschuldigde bedrag op het schei dingsaandeel is betaalbaar met voorrang op enige verdere uitkering aan de aandeelhouders. Op dat bedrag is geen interest verschuldigd 32

2.1.2. Na te leven procedure (art. 5:154, §§2-3 WVV)

Het bestuursorgaan (hierna het orgaan) brengt op de (gewone) algemene vergadering 33 verslag uit over de verzoeken tot uittreding die in het voorgaande boekjaar werden ingediend. Dat verslag vermeldt ten minste:

1. de identiteit van de uittredende aandeelhouders;

2. het aantal en het soort aandelen waarmee zij zijn uitgetreden;

3. de betaalde vergoeding en eventuele andere modalitei ten; en

4. het aantal afgewezen verzoeken en de reden voor de afwijzing.

Het orgaan houdt het aandelenregister bij. Daarin worden onder meer vermeld:

1. de uittredingen van de aandeelhouders;

2. de datum van uittreding; en

3. de aan de betrokken aandeelhouders betaalde vergoeding.

De uittredingen en de daaruit voortvloeiende statutenwij zigingen worden op verzoek van het orgaan vóór het einde van elk boekjaar vastgesteld bij authentieke akte.

De CBN merkt op dat het hier gaat om een statutenwijziging waarvoor geen tussenkomst van de algemene vergadering vereist is. De verplichting tot neerlegging en publicatie (in het Belgisch Staatsblad) 34 van de statutenwijziging blijft echter onverkort van toepassing.

In de statuten kan worden bepaald:

1. In geval van overlijden, faillissement, kennelijk onver mogen, vereffening of onbekwaamverklaring van een aandeelhouder, wordt deze geacht op dat ogenblik van rechtswege te zijn uitgetreden 35 ;

2. Een aandeelhouder die niet langer voldoet aan de sta tutaire vereisten om aandeelhouder te zijn, wordt op dat moment geacht van rechtswege te zijn uitgetreden 36

In het eerste geval vordert de aandeelhouder of, naargelang het geval, zijn erfgenamen, schuldeisers of vertegenwoordi gers, de waarde van het scheidingsaandeel, zoals bepaald in voornoemd artikel 5:154 van het WVV. In dat geval is de termijn bedoeld in artikel 5:154, §1, tweede lid, 1° van het WVV (i.v.m. het derde boekjaar na oprichting) 37 echter niet van toepassing.

In het tweede geval zijn dezelfde bepalingen, naar ana logie van toepassing, voor zover de statuten er niet van afwijken 38 .

De uittredende aandeelhouders of – in geval van overlij den, faillissement, kennelijk onvermogen, vereffening of onbekwaamheid van een aandeelhouder, zijn erfgenamen, schuldeisers of vertegenwoordigers – kunnen de vereffe ning van de BV niet vorderen.

2.3. Uitsluiting (art. 5:155 WVV)

2.3.1. Toepasselijke regels

De uitsluiting van een aandeelhouder lastens het vermogen van een BV vindt niet plaats van rechtswege, maar wordt beslist op initiatief van het orgaan.

De uitsluiting van een aandeelhouder uit een BV is alleen mogelijk indien de statuten uitdrukkelijk voor zien in de mogelijkheid van uitsluiting ten laste van het vennootschapsvermogen:

32 Art. 5:154, §1, derde lid WVV.

33 Bij de BV’s is de vergadering in kwestie de algemene vergadering zonder meer, terwijl dat bij de CV’s de gewone algemene vergadering is.

34 Art. 2:8, §1, 4° WVV, gelezen samen met art. 2:12, §1, art. 2:13, eerste lid, en art. 2:14 WVV.

35 Art. 5:156, §1, eerste lid WVV. De aandeelhouder of, naargelang het geval, zijn erfgenamen, schuldeisers of vertegenwoordigers vorderen de waarde van zijn scheidingsaandeel terug op de wijze zoals bepaald in artikel 5:154 van het WVV. In een dergelijk geval is de in artikel 5:154, §1, tweede lid, 1° bepaalde regel niet van toepassing.

36 Art. 5:156, §2 WVV.

37 Art. 5:154, §1, tweede lid, 1° WVV: De statuten regelen de modaliteiten van dergelijke uittreding, met dien verstande dat: 1° niettegenstaande andersluidende statutaire bepaling, is de uittreding van oprichters met ingang van het derde boekjaar na de oprichting pas toegelaten.

38 Art. 5:156, §2 WVV.

2.2. Uittreding van rechtswege of wegens verlies van de statutair vereiste hoedanigheid (art. 5:156 WVV)
20
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

1. om gegronde redenen. Voor de betekenis van het begrip ‘gegronde redenen’ kan worden verwezen naar de publicaties en arresten die onderaan deze bladzijde worden vermeld 39; of

2. om enige andere reden die in de statuten is opgenomen.

Anders gesteld, de statuten kunnen bepalen dat de vennootschap, via haar orgaan, kan voorstellen een aan deelhouder uit te sluiten om gegronde redenen of om enige andere reden die in de statuten is vermeld. Het voorstel tot uitsluiting, dat gemotiveerd moet worden, wordt uiteraard aan de aandeelhouder meegedeeld 40 . Alleen de algemene vergadering is bevoegd om een uitsluiting uit te spreken. De algemene vergadering moet elke beslissing tot uitsluiting motiveren 41

2.3.2. Te volgen procedure

Het orgaan bezorgt de betrokken aandeelhouder binnen vijftien dagen na zijn beslissing per e-mail of op een andere, gelijkwaardige wijze een met redenen omkleed voorstel tot uitsluiting 42 . Indien de aandeelhouder evenwel gekozen heeft voor een communicatie per brief, wordt het voorstel hem per aangetekende brief meegedeeld 43

De aandeelhouder van wie de uitsluiting wordt gevraagd, wordt uitgenodigd om binnen een maand na de mededeling van het uitsluitingsvoorstel, zijn opmerkingen schriftelijk aan de algemene vergadering kenbaar te maken.

De aandeelhouder wordt gehoord indien hij daarom verzoekt.

39 ‘ Le divorce entre actionnaires: premières applications jurisprudentielles des procédures d’exclusion et de retrait , Le concept de justes motifs (chapitre 6)’, Eric POTTIER en Martine DE ROECK, in RDC/TBH, 1998, 556-587; Cass. 21 maart 2014, nr. C.13.0248F : De gegronde redenen waarom een of meer aandeelhouders in rechte kunnen vorderen dat een aandeelhouder zijn aandelen en alle effecten die hij bezit en die kunnen worden omgezet of recht geven op inschrijving op of omwisseling in aandelen van de vennootschap, aan hen overdraagt, moeten van dien aard zijn dat het voortbestaan in de vennootschap van de aandeelhouder wiens uitsluiting wordt verzocht, de fundamentele belangen of de continuïteit van de vennootschap in gevaar brengt (vertaling); Cass. 19 februari 2009, AR C.07.0171.F, Pas., 2009, nr. 139.

40 Art. 2:32 WVV.

41 Art. 5:155, §1, eerste en tweede lid WVV; en CBN-advies, nr. 2022/02, §§12-15.

42 Art. 5:155, §2 en art. 2:32 WVV.

43 Art. 5:155, §2 WVV.

21
iStockphoto.com/aerogondo. Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022

De uitsluiting moet met redenen worden omkleed 44 . Alleen de algemene vergadering is bevoegd om een uitsluiting uit te spreken.

Het orgaan schrijft de uitsluiting in het aandelenregister in, met vermelding van de datum van uitsluiting en de aan de betrokken aandeelhouder uitgekeerde bedragen. Het orgaan werkt het aandelenregister bij. Het vermeldt meer bepaald: de uitsluitingen van de aandeelhouders, de datum waarop deze hebben plaatsgevonden en het bedrag dat aan die aandeelhouders werd uitgekeerd 45 .

Tenzij de statuten anders bepalen, krijgt de uitgesloten aandeelhouder de waarde van zijn scheidingsaandeel terug overeenkomstig bovengenoemd artikel 5:154 van het WVV. In dat geval is de termijn van twee jaar vanaf de oprichting van de vennootschap niet van toepassing. De aandelen van de uitgesloten aandeelhouder worden vernietigd 46

De uitsluitingen en de daaruit voortvloeiende wijzigingen van de statuten ten gevolge van een wijziging van het aantal aandelen worden vastgesteld vóór het einde van het boek jaar waarin de uittreding plaatsvindt, bij authentieke akte, op verzoek van het orgaan 47. De Commissie merkt op dat het gaat om een statutenwijziging waarvoor geen tussenkomst van de algemene vergadering is vereist. De verplichting tot neerlegging en publicatie 48 van de statutenwijziging blijft echter onverkort van toepassing.

3. Boekhoudkundige verwerking in hoofde van de uitkerende BV

De boekhoudkundige verwerking is identiek voor een BV en een CV. De CBN stelt het volgende: bij uittreding of uitsluiting bepaalt het orgaan op welke bestanddelen van het eigen vermogen de bedragen die nodig zijn om het scheidingsaandeel te betalen, boekhoudkundig worden aangerekend.

De aanrekening gebeurt uiteraard binnen de grenzen van de aan het orgaan verleende bevoegdheden. Zo moet onder meer rekening worden gehouden met de bestand delen van het eigen vermogen die wettelijk of statutair onbeschikbaar zijn.

De CBN waagt zich echter niet aan een analyse van de transactie uit fiscaal oogpunt; noch op het vlak van vennoot schapsbelasting, noch op het vlak van roerende voorheffing. In haar voorbeeld beperkt de CBN zich tot de situatie waarin de terugbetaling van het scheidingsaandeel wordt

aangerekend op de inbreng buiten kapitaal. De volgende boeking vindt plaats op het ogenblik van uittreding of uitsluiting:

Terugbetaling van het scheidingsaandeel aangerekend op de inbreng buiten kapitaal op het tijdstip van uittreding of uitsluiting

1 11 Inbreng buiten kapitaal 48 aan

Voor zover de terugbetaling van het scheidingsaandeel wordt aangerekend op de reserves, gebeurt de boeking bij de resultaatverwerking. Op het tijdstip dat tot uittreding of uitsluiting wordt beslist en, in voorkomend geval, bij de ont trekking aan de reserves, worden de volgende boekingen verricht:

Terugbetaling van het scheidingsaandeel aangerekend op de reserves op het tijdstip van uittreding of uitsluiting (bestemming)

2 697 Andere rechthebbenden 48 aan

Terugbetaling van het scheidingsaandeel aangerekend op de reserves op het tijdstip van uittreding of uitsluiting (onttrekking)

3 133 Beschikbare reserves X 792 aan Onttrekking aan de reserves X

De CBN sluit haar voorbeelden af met de volgende opmer kingen: afhankelijk van de uitkeringstests die moeten worden uitgevoerd, kan het zijn dat de effectieve uitbetaling van het scheidingsaandeel moet worden opgeschort, zoals hierboven is uiteengezet. In dat geval blijft de uittre dings- of uitsluitingsbeslissing nog steeds geldig. Alleen de effectieve uitbetaling wordt opgeschort, totdat die door de uitkeringstests wordt toegestaan. De Commissie meent bovendien dat de BV de onmogelijkheid om het scheidings aandeel uit te betalen, moet vermelden in de toelichting bij de jaarrekening.

Wordt vervolgd...

44 Art. 5:155, §1, derde, vierde en vijfde lid WVV; en CBN-advies, nr. 2022/02, §18.

45 Art. 5:155, §4 WVV.

46 Art. 5:155, §3 WVV.

47 Art. 5:155, §5 WVV; en CBN-advies, nr. 2022/02, §20.

48 Art. 2:8, §1, 4° WVV, gelezen samen met art. 2:12, §1, art. 2:13, eerste lid en art. 2:14 WVV.

22
Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 7 | September 2022
Adsolut Jaarrekening De expertise van Accon in een nieuwe en gebruiksvriendelijke tool Adsolut Up-to-date Adsolut Gebruiksvriendelijk Adsolut Veilig Altijd de nieuwste versie Up to date met de Belgische wetgeving Stap voor stap begeleiding Nieuwe gebruikersinterface met handige navigatie Altijd foutloos door controlesysteem Altijd in een beveiligde omgeving Adsolut Jaarrekening, iets voor u? Neem deel aan de informatieve webinars en schrijf u in via volgende links om één van de uitgebreide demo’s te volgen: Demo's: Webinars: wkbe.be/inschrijving demo wkbe.be/webinar adsolut jaarrekening

Absoluut niet! De Partena Accountant Desk is er voor al je vragen.

aanpassingen in klantendossiers tot de zoveelste juridische vraag, de Accountant Desk is je vaste contactpunt, waar al je vragen binnen 48 uur beantwoord worden.

Spendeer meer tijd aan je klanten door je bij te laten staan door de Accountant Desk. Onze experts spreken jouw taal en denken proactief met je mee.

wij zijn er voor jullie!

“Is één aanspreekpunt nu echt té veel gevraagd?”
Van
Accountants,
partena-professional.be Elke werkdag bereikbaar op 078 78 78 21 of accountantdesk@partena.be

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.