18 minute read

Aanvullend pensioen bedrijfsleider, verminderde bezoldiging en strenge fiscus

13

Aanvullend pensioen bedrijfsleider, verminderde bezoldiging en strenge fiscus

Advertisement

Hierna bekijken we twee fiscale circulaires die het hebben over de aanvullende pensioenen van de bedrijfsleiders, in het kader van de artikels 59 en 195, §1 van het WIB 1992: Circulaire 2020/C/1531 van 14 december 2020 over de berekening van de 80%-grens, en Circulaire 2021/C/552 van 10 juni 2021, die een Addendum vormt bij de voormelde Circulaire 2020/C/153.

Circulaire 2020/C/153

In een brief van 11 december 2020 met referentie Ci.726.442, die als bijlage bij Circulaire 2020/C/153 werd gevoegd, werd het antwoord overgenomen van de ‘Dienst Operationele Expertise en Ondersteuning – Vennootschapsbelasting’ van de FOD Financiën op de vraag of: “voor de berekening van de bedoelde 80%-grens voor het jaar 2020 rekening mag worden gehouden met de jaarbezoldiging die in het jaar 2019 werd betaald of toegekend”, rekening houdende met het feit dat in dit geval de jaarbezoldiging van 2019 “dan beduidend hoger [zou] zijn dan de jaarbezoldiging van 2020”3 .

Het antwoord op die vraag is uiteraard ‘neen’, omdat de 80%-grens per inkomstenjaar bekeken wordt! Het is dus niet toegestaan om u voor de jaarlijkse berekening van de 80%grens over 2020, te baseren op het jaar 2019.

Bij een dergelijke berekening, of die nu voor 2019, dan wel voor 2020 gebeurt, moet er rekening worden gehouden met de normale brutojaarbezoldiging. De berekeningsbasis zal dus elk jaar verschillend zijn, afhankelijk van het jaarlijkse bedrag van de genoemde bezoldiging. De normale brutojaarbezoldiging is gelijk aan het totale brutobedrag van al de sommen die, vóór de aftrek van de verplichte inhoudingen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermee gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut, aan de werknemer – anders dan uitzonderlijk of toevallig – worden toegekend of betaald gedurende een bepaald jaar4 . Bovendien mogen de tijdens een bepaald jaar te vestigen toekenningen, met inbegrip van de winstdeelnemingen, niet hoger zijn dan een jaarrente die, verhoogd met het wettelijk pensioen, ten hoogste 80% bedraagt van de normale brutojaarbezoldiging van de werknemer tijdens het betreffende jaar, vermenigvuldigd met een breuk: • met in de teller: – het aantal jaren van de normale duur van de beroepswerkzaamheid dat werkelijk gepresteerd werd in de onderneming, en – het er nog te presteren aantal jaren, en • met in de noemer: – het aantal jaren van de normale duur van de beroepswerkzaamheid5 6 .

In de bewuste brief wordt daaraan toegevoegd dat voor bedrijfsleiders ook nog het volgende geldt: 1. enerzijds worden de bedrijfsleiders inzake beroepskosten gelijkgesteld met werknemers en worden hun bezoldigingen en de ermee verband houdende sociale lasten aangemerkt als beroepskosten, en 2. anderzijds zijn hun stortingen van sociale verzekering of voorzorg slechts aftrekbaar: a. in zoverre die stortingen betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend vóór het einde van het belastbaar tijdperk waarin de ertoe aanleiding gevende bezoldigde werkzaamheden werden verricht, en b. mits de stortingen als kosten worden aangerekend op de resultaten van dat tijdperk7 .

1 Circulaire 2020/C/153 over de berekening van de 80%-grens, 14 december 2020. 2 Circulaire 2021/C/55 – Adddendum aan de circulaire 2020/C/153 over de berekening van de 80%-grens, 10 juni 2021. 3 Brief, Ons Kenmerk Ci.726.442, 11 december 2020. 4 Art. 34, 1° van het KB/WIB 92. 5 Art. 59, § 1, 2° van het WIB 92. 6 Art. 35, § 2, 2° van het KB/WIB 92. 7 Art. 195, § 1 van het WIB 92.

14

Aangezien de vraag die werd gesteld betrekking had op een vermindering van de bezoldigingen van 2020 ten opzichte van die van 2019 en die vermindering verklaard kan worden door een dalend omzetcijfer en door de tanende resultaten als gevolg van de Covid-19-pandemie, stemt de administratie schoorvoetend en op een halfslachtige wijze in met het volgende, en dan nog alleen voor 2020: 1. om te beoordelen of de genoemde bezoldigingen regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend, worden de maanden waarin de bedrijfsleider8 zijn bezoldiging heeft stopgezet en waarin hij als tijdelijke maatregel een overbruggingsrecht kan genieten, buiten beschouwing gelaten; 2. het gedeelte van de premie dat door de vermindering van de jaarbezoldiging van de bedrijfsleider de 80%grens overschrijdt, kan worden beschouwd als een voorschot op de premie die tijdens het volgende boekjaar moet worden betaald. Het gedeelte van de premie dat de grens overschrijdt, moet dus naar het boekjaar 2021 worden overgeboekt, door de overlopende rekening van het actief 49 ‘Over te dragen kosten’ te debiteren met het kostenkrediet en er moet met dat gedeelte rekening worden gehouden bij de berekening van de 80%-grens voor het boekjaar 2021.

iStockphoto.com/Estradaanton.

Normale brutojaarbezoldiging

Wanneer de regering, op straffe van sancties, verplichtingen oplegt die ongunstig zijn voor de bedrijfsresultaten, is dat geen probleem voor de regering, maar wel voor de bedrijfsleider met het sociaal statuut van zelfstandige. In de brief bij Circulaire 2020/C/153 wordt dus, tegen de belastingplichtige in, geargumenteerd dat “de tijdens een bepaald jaar te vestigen toekenningen, met inbegrip van winstdeelnemingen, niet hoger mogen zijn dan een jaarrente die, verhoogd met het wettelijk pensioen, ten hoogste 80% bedraagt van de normale jaarlijkse brutobezoldiging van de werknemer tijdens het betreffende jaar… ”. En daaruit wordt geconcludeerd dat: “… in principe rekening moet worden gehouden met de bezoldigingen die in het jaar 2020 regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend ”.

De vraag stelt zich echter wat moet verstaan worden onder een ‘normale brutojaarbezoldiging’ in omstandigheden waarin de overheid de bedrijfsleider een lockdown oplegt?

In de Commentaar op het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en in de circulaire wordt deze belangrijke vraag uit de weg gegaan, en ook de artikelen 34 en 35 van

8 De bijlage bij Circulaire 2020/C/153 preciseert het volgende in een voetnoot: “Daarmee worden de bedrijfsleiders bedoeld waarvoor er tijdelijke maatregelen in het kader van de crisis door Covid-19 van toepassing zijn zoals voorzien in hoofdstuk 3 van de wet van 23.03.2020 tot wijziging van de wet van 22.12.2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen en tot invoering van tijdelijke maatregelen in het kader van de crisis door Covid-19 ten gunste van zelfstandigen, BS 24.03.2020.”

15

het KB/WIB 19929 verschaffen geen opheldering over de huidige situaties die er gekomen zijn door de lockdownverplichtingen van de regering, die, toegegeven, op het ogenblik van de redactie van beide teksten, ondenkbaar waren. De “normale brutojaarbezoldiging is (...) gelijk aan het totale brutobedrag van al de sommen die (...) aan de werknemer anders dan uitzonderlijk of toevallig gedurende een bepaald jaar toegekend of betaald zijn”10 .

In de Com.IB 92 wordt alleen het geval beoogd van de bedrijfsleider die, omdat hij zich in een uitzonderlijk gunstige situatie bevindt, zich een abnormale verhoging van zijn bezoldiging laat toekennen of betalen. Er wordt volledig voorbijgegaan aan de omstandigheden van de beklagenswaardige bedrijfsleider die daarentegen, omdat hij zich in een uitzonderlijk ongunstige situatie bevindt, zijn bezoldiging vermindert om te vermijden dat zijn vennootschap failliet gaat in een periode van pandemie.

In de circulaire wordt er met geen woord over gerept.

Aangezien er geen adequate wettelijke en reglementaire definitie voorhanden is van een ‘normale’ regelmatige vergoeding, is het gebruikelijk terug te grijpen naar de definitie die daaraan wordt gegeven in de woordenboeken. Namelijk: ‘normaal’ is wat strookt met de gewone gang van zaken. Een lockdown beantwoordt niet aan de gewone gang van zaken.

Bovendien kan herinnerd worden aan een antwoord van de vroegere Minister van Financiën, Philippe Maystadt, en aan een beslissing van de Dienst voorafgaande beslissingen (DVB), die in het voordeel van de belastingplichtige zijn en die de Com.IB 92 en de voormelde circulaire tegenspreken: 1. Wat de werknemers betreft: Volgens de toenmalige minister van Financiën kan bij de zogeheten normale brutojaarbezoldiging de vermindering van het loon voor een deeltijdse activiteit aan het einde van de loopbaan buiten beschouwing worden gelaten11. De minister preciseerde toen: “Wanneer de arbeidstijd ingevolge sociale maatregelen wordt verminderd, mag, behoudens in geval van misbruik, voor de vaststelling van de laatste normale brutojaarbezoldiging rekening worden gehouden met de bezoldiging die de werknemer zou hebben ontvangen indien hij voltijds was blijven werken.” 2. Wat de zelfstandigen betreft, heeft de DVB in het voordeel van de belastingplichtige beslist dat: “De referentiebezoldiging die voor de toepassing van de 80% grens van artikel 59, WIB 92 in het kader van de individuele pensioentoezegging door de NV X ten gunste van de heer Y dient te worden weerhouden, betreft de brutojaarbezoldiging van het laatste volledige kalenderjaar waarin de heer Y een bezoldigde activiteit als CEO van de NV X uitoefende, zijnde de brutojaarbezoldiging van het kalenderjaar N”12 . Als we dat toepassen op de huidige situatie, zou dat de bezoldiging van 2019 moeten zijn.

Afwijking en boekingen

Laat ons terugkeren naar de afwijking die in de bijlage bij Circulaire 2020/C/153 werd opgenomen. Die afwijking is strikt beperkt tot het volgende: 1. “om te beoordelen of de voormelde bezoldigingen regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend, worden de maanden waarvoor de bedrijfsleider zijn bezoldiging heeft stopgezet en als tijdelijke maatregel in het kader van de crisis door Covid-19 een overbruggingsrecht kan genieten buiten beschouwing gelaten”.

Als we het eens zijn om de maanden waarvoor de bedrijfsleider zijn bezoldiging heeft stopgezet, buiten beschouwing te laten, waarom mag de bedrijfsleider dan geen gebruik maken van deze afwijking wanneer hij geen overbruggingsrecht geniet?

2. “het gedeelte van de premie dat door de vermindering van de jaarbezoldiging van de bedrijfsleider de 80%grens overschrijdt, kan worden beschouwd als een voorschot op de premie die tijdens het volgende boekjaar moet worden betaald. In dat geval moet het gedeelte van de premie dat de 80%-grens overschrijdt naar het volgende boekjaar worden overgeboekt (...)”.

Als we het eens zijn om de over te dragen kosten in te boeken met betrekking tot de betaalde premies gedurende de lockdownperiode van 10 maanden in 2020, waarom zegt de circulaire dan niets over het vervolg van de in 2021 uit te voeren boekingen, terwijl men weet dat de 10 maanden aan betaalde premies uiteraard worden samengevoegd met de verlengde maanden van de lockdown in 2021?

9 Deze twee artikelen hebben respectievelijk betrekking op de definities en vormvoorwaarden voor de aftrek van werkgeversbijdragen en -premies als beroepskosten. 10 Com.IB 92, 59/32, lid 3: “Het adjectief ”normale” dat in art. 59, 1e lid, WIB 92, wordt gebruikt om die bezoldiging nader te bepalen, maakt het mogelijk overdreven betalingen of toekenningen uit te sluiten die alleen tot doel zouden hebben de voormelde grens van 80% te omzeilen, inzonderheid door de bezoldigingen van het laatste activiteitsjaar van de werknemer kunstmatig te verhogen.” 11 Vr. nr. 288, Michel Moock, 14 februari 1996, De Kamer, Vr. en Antw., nr. 26, 18 maart 1996. 12 “Rekening houdend met de fundamentele verschillen tussen de functie van CEO en deze van gewone bestuurder van de NV X en het feit dat de NV X de individuele pensioentoezegging aan de heer Y heeft toegekend omwille van zijn activiteiten als CEO, zal als “laatste normale brutojaarbezoldiging” voor de berekening van de 80% grens op het moment van de uitbetaling van het pensioenkapitaal de brutojaarbezoldiging van het kalenderjaar N worden aangemerkt, zijnde de brutojaarbezoldiging van het laatste volledige kalenderjaar waarin de heer Y een bezoldigde activiteit als CEO van de NV X uitoefende”, Voorafgaande beslissing nr. 600.225, 26 september 2006.

16

Indien we de argumentatie van de administratie zouden volgen, zouden de te verrichten boekingen er als volgt uitzien: 1. eerst bij de afsluiting van de rekeningen in 2020, 2. vervolgens bij de heropening van de rekeningen in 2021, en 3. uiteindelijk met rampzalige gevolgen voor de sluiting van het boekjaar 2021:

49 Over te dragen kosten

aan 618 Bezoldigingen, premies voor buitenwettelijke verzekeringen, ouderdoms- en overlevingspensioenen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten, die niet worden toegekend uit hoofde van een arbeidsovereenkomst X

X

618 Bezoldigingen, premies voor buitenwettelijke verzekeringen, ouderdoms- en overlevingspensioenen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten, die niet worden toegekend uit hoofde van een arbeidsovereenkomst (2020) X

aan 49 Over te dragen kosten X

618 Bezoldigingen, premies voor buitenwettelijke verzekeringen, ouderdoms- en overlevingspensioenen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten, die niet worden toegekend uit hoofde van een arbeidsovereenkomst (samenvoeging van de overgedragen kosten in 2020 en 2021; overschrijding van de 80%-grenzen)

aan 55 Kredietinstellingen X

X

De eerste boeking houdt in dat een overlopende actiefrekening in subklasse 49 wordt gedebiteerd en dat de geboekte kosten in de rekeninggroep 618 worden gecrediteerd. Door deze afsluitboeking van 2020, “wordt het gedeelte van de premie dat de 80%-grens overschrijdt, overgedragen naar het volgende boekjaar”.

De tweede boeking bij de heropening van de rekeningen in 2021, stemt overeen met het tegenboeken van de boeking van eind 2020, omdat in 2021 rekening wordt gehouden met de premies die gedurende 10 maanden in 2020 werden betaald.

Met de derde boeking worden de bezoldigingen van 2021 ingeboekt, die samenkomen met die van 2020 die werden overgedragen.

Voorbeeld

Een klein cijfervoorbeeld toont aan in welke mate er sprake is van fiscale benadeling: • We gaan uit van een maandelijkse verzekeringspremie van 1.000 euro, die elke maand van boekjaar 2020 betaald wordt. • Dat stemt overeen met een jaarlijkse uitgave van 12.000 euro, waarvan 2.000 euro geboekt wordt als kosten. • We doen eenzelfde uitgave in 2021, wanneer er een lockdown geldt, die wordt opgeheven op 1 oktober 2021.

De bedrijfsleider krijgt enkel een normale bezoldiging gedurende de 3 laatste maanden van 2021. • Bij het afsluiten van 2021 wordt er 22.000 euro aan premies geboekt als kosten (10.000 + 12.000 euro), waarvoor een vrijstelling van 3.000 euro aanvaard zal worden. De vennootschap zal belast worden op een verworpen uitgave van 19.000 euro.

Gevolgen

De circulaire werd opgesteld terwijl er geen Covid 19-wet voorhanden was voor de aanvullende pensioenen voor de zelfstandigen. Dat was wél het geval voor de werknemers, zodat de werkgever daar de vastgelegde premies kon blijven storten, zelfs zonder dat er een bezoldiging aan te pas kwam13. Een eenvoudig aanhangsel bij het pensioenreglement was daarvoor voldoende14. Maar voor de bedrijfsleiders is er geen wettelijke basis voorhanden.

Het had logisch geleken dat men de bezoldigingen van de eerste twee maanden van 2020 zou in aanmerking genomen hebben en dat men die geëxtrapoleerd zou hebben naar een jaarbezoldiging, of dat men gewoon rekening zou hebben gehouden met de inkomsten van 2019.

13 Art. 14-18 van de wet van 7 mei 2020 houdende uitzonderlijke maatregelen in het kader van de Covid-19-pandemie inzake pensioenen, aanvullende pensioenen en andere aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, BS 18 mei 2020. 14 Circulaire nr. 2020/C/149 over de bijdragen en premies inzake annvullende pensioenen in het kader van de crisis door Covid-19, 23 november 2020.

De beroepsbeoefenaars hadden dit al van bij het begin gevraagd15, voortbouwend op de beslissing van de DVB van 26 september 2006, die hiervoor al werd vermeld. De laatste paragraaf van het advies van Commissie voor de Aanvullende Pensioenen voor Zelfstandigen (CAVZ) luidt immers als volgt: “De Commissie vindt het vooral belangrijk dat zelfstandigen die in deze coronatijden (overmachtsituatie) geconfronteerd worden met een aanzienlijk inkomstenverlies niet ook nog eens gepenaliseerd worden door gestorte premies die ineens niet-aftrekbaar worden, het wegvallen van aanvullende risicodekkingen en/of verminderde mogelijkheden in de opbouw van hun aanvullend pensioen.

De Commissie roept de overheid dan ook op hiervoor een oplossing uit te werken. Een mogelijke piste zou kunnen zijn de inkomsten van het jaar 2020 uitzonderlijk te neutraliseren door hiervoor een inkomen te hanteren dat niet geïmpacteerd werd door de coronacrisis en een objectieve referentie vormt voor het gemiddeld inkomen van de betrokken zelfstandigen. Dit zouden bijvoorbeeld de inkomsten 2019 kunnen zijn, of de inkomsten van januari 2020, geëxtrapoleerd op jaarbasis.

Het is belangrijk dat dit alternatieve referentie-inkomen objectief en juridisch eenduidig gedefinieerd is alsook administratief makkelijk verifieerbaar voor de pensioeninstelling en zelfstandige.

Op die manier heeft de zelfstandige die getroffen werd door de coronacrisis de mogelijkheid een inkomen als referte te nemen dat niet geïmpacteerd werd door de coronacrisis en bijgevolg een realistischer beeld geeft van zijn ‘normale’ inkomen.

De zelfstandige die niet getroffen werd door de coronacrisis 2020 kan ervoor opteren om het effectieve inkomen van 2020 te behouden i.p.v. voor 2020 over te stappen op het alternatieve referentie-inkomen”.

De CAPZ werd tot dusver niet gehoord.

Dit was de toestand op 20 mei 2020. Laat ons nu de nieuwe circulaire van 10 juni 2021 eens onder de loep nemen.

Circulaire 2021/C/55

Circulaire 2021/C/55 is een addendum bij Circulaire 2020/C/153 over de berekening van de 80%-grens. De

17

bedoeling van dit addendum is om de ongenuanceerde toepassing van Circulaire 2020/C/153 te corrigeren.

Verplichte sluiting

De maanden waarvoor de bedrijfsleider geen bezoldiging heeft gekregen en waarin hij, bij wijze van tijdelijke maatregel in het kader van de Covid-19-crisis een overbruggingsrecht kón genieten, worden buiten beschouwing gelaten.

Het addendum beoogt bijgevolg drie gevallen: • De bedrijfsleider krijgt een lagere bezoldiging dan diegene die hij normaal zou gekregen hebben, bijvoorbeeld omdat de vennootschap is overgeschakeld op een andere manier van werken waardoor haar nettowinst vermindert. • De bedrijfsleider krijgt een lagere bezoldiging en behoudt daarnaast een voordeel van alle aard (VAA). • De bedrijfsleider behoudt enkel een VAA.

Het is van geen belang of de bedrijfsleider al dan niet gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een overbruggingsrecht te krijgen. Het feit dat hij in aanmerking kwam, volstaat. Bijgevolg worden de ook maanden, waarvoor de bedrijfsleider aan alle voorwaarden voldeed om het overbruggingsrecht te verkrijgen, maar hij dat om één of andere reden niet heeft aangevraagd, eveneens buiten beschouwing gelaten. De overbruggingsrechten worden niet gelijkgesteld met bezoldigingen voor de berekening van de 80%-grens16 .

Geen verplichte sluiting

Er kan ook worden aanvaard dat de maanden waarvoor de bedrijfsleider geen, of een lagere bezoldiging krijgt of (enkel) een VAA buiten beschouwing worden gelaten om te beoordelen of de voormelde bezoldigingen regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend voor de toepassing van de bedoelde 80%-grens wanneer de regering géén verplichte sluiting heeft opgelegd, maar de bedrijfsleider als gevolg van de Covid-19-crisis de activiteit wel tijdelijk – geheel of gedeeltelijk – heeft moeten onderbreken en hij een overbruggingsrecht kon krijgen.

In dat geval moet de vennootschap aan de hand van objectieve elementen kunnen aantonen dat de onderbreking van de activiteit van de bedrijfsleider een onmiddellijk gevolg was van de Covid-19-crisis. De hiervoor vermelde richtlijnen zijn mutatis mutandis van toepassing.

15 Advies nr. 13 ‘Impact van de Corona-crisis op de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen’, Commissie voor de Aanvullende

Pensioenen voor Zelfstandigen (CAPZ), 20 mei 2020. 16 Raadpleeg voor het belastingstelsel van de verschillende overbruggingsrechten: Circulaire 2020/C/94 van 8 juli 2020 over het belastingstelsel van de financiële uitkeringen in het kader van het crisis-overbruggingsrecht; Circulaire 2020/C/114 van 4 september 2020 over de aanpassingen in het crisisoverbruggingsrecht en de invoering van het heropstartoverbruggingsrecht; en Circulaire 2021/C/51 van 4 juni 2021 over het belastingstelsel van bepaalde financiële uitkeringen in het kader van het crisisoverbruggingsrecht.

18

iStockphoto.com/fizkes.

Overdraagbare premies

De nieuwe circulaire bepaalt dat – indien de overbruggingsrechten niet worden gelijkgesteld met bezoldigingen voor de berekening van de bedoelde 80%-grens – het niet uitgesloten is dat in de hiervoor bedoelde gevallen de premie die wordt betaald in 2020 of 2021, de 80%-grens overschrijdt. Er wordt aan herinnerd dat het eventuele gedeelte van de premie dat de 80%-grens overschrijdt in 2020, kan worden beschouwd als een voorschot op de premie die tijdens het volgende boekjaar (2021) moet worden betaald. Wat de rekeningen van 2020 betreft, kan het gedeelte van de premie dat de bedoelde 80%-grens overschrijdt naar het boekjaar 2021 wordt overgeboekt via de overlopende rekening van het actief 49 ‘Over te dragen kosten’.

Die boeking houdt in dat dit overgedragen gedeelte slaat op het jaar 2021 en bijgevolg moet worden beschouwd als een voor het volgende jaar verschuldigde premie. Dat leidt ertoe dat de voor het volgende jaar verschuldigde premie zou moeten worden verminderd met het overgedragen bedrag om te beantwoorden aan de 80%-grens en volledig aftrekbaar te zijn als beroepskost. Zo niet, is het gedeelte van de premie dat de 80%-grens overschrijdt, een verworpen uitgave voor het jaar 2020.

Voorbeeld

Een vennootschap heeft in 2015 een groepsverzekeringscontract afgesloten voor haar bedrijfsleider. Aanvankelijk bedraagt de jaarlijkse premie 4.000 euro. Die premie is volledig aftrekbaar en respecteert de 80%-grens.

Situatie in 2020: De premie blijft 4.000 euro, maar gelet op de verminderde toegekende bezoldiging voor dat boekjaar, is de aftrekbare premie beperkt tot 2.800 euro. Om te vermijden dat het bedrag van 1.200 euro in de verworpen uitgaven wordt opgenomen, wordt dat bedrag overgedragen naar het boekjaar 2021 via de afsluitboeking op de overlopende rekening van het voormelde boekjaar (2020).

Situatie in 2021: Er kunnen zich vier scenario’s voordoen: 1. Volgens de normale, in 2021 betaalde bezoldiging, zou de 80%-grens een aftrekbare premie van 4.000 euro opleveren, maar gelet op het feit dat een gedeelte van de premie van 2020 (1.200 euro) werd overgedragen als voorschot voor 2021, betaalt de vennootschap in 2021 slechts 2.800 euro, in plaats van 4.000 euro. Er hoeft dus niets in de verworpen uitgaven te worden opgenomen. 2. Volgens de normale, in 2021 betaalde bezoldiging, zou de 80%-grens een aftrekbare premie van 4.000 euro opleveren, maar zelfs als een gedeelte van de premie van 2020 (1.200 euro) werd overgedragen als voorschot voor 2021, betaalt de vennootschap in 2021 niettemin 4.000 euro, in plaats van 2.800 euro. Er moet 1.200 euro in de verworpen uitgaven worden opgenomen. 3. De 80%-grens zou slechts een aftrekbare premie van 1.800 euro opleveren. De vennootschap beschouwt het over te dragen gedeelte van de premie voor 2020, namelijk 1.200 euro, effectief als een voorschot voor het jaar 2021 en betaalt in 2021 slechts een premie van 600 euro. Er hoeft niets te worden opgenomen in de verworpen uitgaven. 4. De 80%-grens zou slechts een aftrekbare premie van 1.000 euro opleveren. De vennootschap beschouwt het over te dragen gedeelte van de premie voor 2020, namelijk 1.200 euro, effectief als een voorschot voor het jaar 2021, betaalt in 2021 niets en boekt de over te dragen kosten van 1.000 euro terug. Er hoeft niets te worden opgenomen in de verworpen uitgaven, maar de vennootschap moet in 2022 200 euro overdragen. Over wat er moet gebeuren na 2022, zegt de circulaire niets.

De circulaire bepaalt immers dat deze regeling “inzake de berekening van de normale brutojaarbezoldiging en de over te dragen premie (...) van toepassing (is) voor de premies met betrekking tot de jaren 2020 en 2021.”.

Dit is de nieuwe situatie op 10 juni 2021. Wordt vervolgd…

Raymond Ghysels Accountant en gecertificeerd ere-belastingconsulent

This article is from: