13 minute read

Jan-Willem van den Braak

Bij toeval kreeg ik begin 2019 een boek van Karl Renz in handen en was direct zeer geïntrigeerd door zijn ultradirecte en concessieloze benadering. Zo woonde ik in mei een weekend van gesprekken met hem bij in Berlijn, waaruit weer het idee van de eerste vertaling in het Nederlands van een boek van hem voortkwam. Er zijn al veel van Renz’ boeken in andere taalgebieden verschenen, altijd als weergave van gesprekken.

Jan-Willem van den Braak (1952) had vele jaren zitting in de directie van de werkgeversorganisatie VNO-NCW. In november 2005 schreef hij een artikel voor InZicht over zijn ontmoetingen met Alexander Smit. Hij is de vertaler van het eerste Nederlandstalige boek van Karl Renz, dat in april 2020 bij Samsara verschijnt onder de titel Verlichting en andere dwalingen.

Advertisement

Karl Renz is nog een grotendeels onbekende in ons taalgebied. Hij werd in 1953 geboren in WestDuitsland in een boerenfamilie. Van 1980 tot 2000 woonde en werkte hij als kunstenaar in Berlijn, terwijl hij tegelijkertijd intensief onderzoek deed naar de Werkelijkheid, zonder begeleiding van een persoonlijke leermeester – totdat zich aan hem het ‘goddelijk ongeluk’ voltrok, het ‘tijdloze kleine aha’, zoals hij het zelf noemt. Sindsdien houdt hij overal op de wereld ‘Zelfgesprekken’, gesprekken van het Zelf dat hier spreekt en daar luistert, zoals hij het wel omschrijft. Daarbij refereert hij regelmatig aan uitspraken van met name Nisargadatta en Ramana, zonder dat hij zich daarbij afficheert als advaita-leraar of wat ook, benadrukkend dat iedere lering met leraar er ‘weer een te veel is’, omdat de Werkelijkheid (het Zelf, het Absolute) nu eenmaal niet te vangen is. In alle gesprekken stoot hij direct door naar het illusoire karakter van alle ervaringen, met het ik als de primaire illusie, welke alle niet meer zijn dan vluchtige schaduwen op Dat wat je niet niet kunt zijn, zoals zijn misschien wel grootste uitspraak luidt. Hieronder twee fragmenten uit deze vertaling met een korte toelichting.

EERSTE FRAGMENT Eerst het hoofdstukje met als titel ‘De parelketting van je persoonlijke geschiedenis‘. De titel verwijst naar het ik-verschijnsel (object), dat zich een subject waant en uit alles wat het beleeft een persoonlijke geschiedenis breit (his-story, zegt hij vaak), als een lange parelketting.

V: Hoewel ik eerder zonder succes van alles geprobeerd heb om ervan af te komen, is nu ineens een soort hardnekkige spanning van me afgevallen. Ik heb er nu niets voor gedaan en hij is ineens weg. Hoe kan dat nu? Komt dat, omdat ik losgelaten heb of omdat ik eerst zo mijn best heb gedaan? A: Alles wat losgelaten of vastgehouden werd, alles wat wel of niet gedaan werd, heeft daartoe bijgedragen. Iedere stap is de juiste stap naar dit ene punt. Maar tegelijkertijd heb jij over geen enkele stap kunnen beslissen. Iedere stap was het gevolg van een oneindige, onderlinge relatie, waarbij alles door elkaar werd bepaald. Ieder moment is een parel in een oneindige hoeveelheid parels, waarbij elke parel afhankelijk is van de andere.

V: Een parelketting. A: Dat wordt dan weer een persoonlijk verhaal. Is het verleden echt van belang voor de toekomst? Of is het alleen maar onderling verbonden, waarbij alles tegelijkertijd aanwezig is, zonder komen en gaan? Het is een snoer van individuele parels, waarbij enkele parels worden uitgekozen en een voor een aan elkaar worden geknoopt als persoonlijke momenten. Dat hang je dan om je hals en noem je ‘mijn ketting, mijn verhaal, mijn verleden, mijn toekomst, mijn leven’. Zo’n ketting is erg zwaar om te dragen! Voor het ik zelfs niet te dragen. Daarom frunnikt het er de hele tijd mee om hem mooier of verfijnder te maken, om hem meer te laten blinken of juist om hem minder opvallend te maken.

V: Totdat ik hem eindelijk heb afgerukt. A: Voor het ik is het onmogelijk om hem af te doen. Het kan hem niet loslaten, want de ketting is er, omdat het ik er is. En het ik is er alleen maar, omdat de ketting er is. Het een kan niet zonder het ander.

V: Dan is er maar één oplossing: dat ze allebei gelijktijdig verdwijnen!

De overzijde waar er geen leraar en leerling meer zijn

A: De enige mogelijkheid is inzien dat ze geen van beide ooit hebben bestaan, het ik noch de ketting. V: Bedoel je dat er geen persoonlijke geschiedenis bestaat? Geen opeenvolging van momenten? A: Dat wat je bent, is zonder gevolg en zonder voorwaarde. Het valt niet op te delen in momenten. Het maakt nergens deel van uit en het gaat altijd aan alles vooraf.

V: Het is ook niet de parelberg? A: Het gaat daaraan vooraf. En het verkneukelt zich als je erover uitglijdt.

TWEEDE FRAGMENT En dan een tweede passage, naar aanleiding van vragen over zijn ontwaken. Hij maakt daarbij scherp onderscheid tussen verschuivingen binnen het bewustzijn (ik-bewustzijn, kosmisch bewustzijn, gewaarzijn) en Dat, wat je niet niet kunt zijn, dat zich in deze tijdelijke, droomachtige staten ontvouwt (hij ontleent dit aan Ramana). Vanuit dat absolute ‘gezichtspunt’ zijn geen van die staten hoger of lager, zoals veel zoekers veronderstellen. Een eyeopener van klasse.

A: Als ik al over iets definitiefs zou kunnen spreken, dan gebeurde dat een jaar of acht, tien later bij de berg Arunachala, het licht van Shiva. Tot dan toe was ik nog steeds in gewaarzijn, waar ik mijn thuis van had gemaakt. Wat er bij Arunachala gebeurde, was veel subtieler, meer een inzien dat zelfs licht enkel een gewaarwording is en dat je dat bent wat aan licht voorafgaat, in de grot van het hart. Het was niet eens een ontwaken, eerder een simpel ‘aha’. Tot dan toe was alles een spectaculair energetisch vuurwerk, maar dit ‘aha’, veel wezenlijker en onomkeerbaar, veroorzaakte geen enkele lichamelijke reactie.

Tot dan toe kon het nog steeds persoonlijk genomen worden, maar van toen af aan was dat onmogelijk. Ik had in dit licht kunnen blijven steken en dan was ik een leraar van het licht geworden (in feite was ik dat tot dan toe ook), die gezegd zou hebben: ‘Je moet ontwaken en het licht zijn; wanneer je die doorbraak beleeft, ervaar je harmonie, omdat er alleen nog maar eenheid is met alles.’ Maar voor mij is dit ‘aha’ veel wezenlijker, aha! (...)

V: Je hebt het acht jaar lang geloofd, maar

w

Dat wat je niet niet kunt zijn

toch bleek het nog steeds enkel een bepaalde episode te zijn. A: Ja, het gebeurde per ongeluk en het bleek heel comfortabel te zijn. Het is niet noodzakelijkerwijze iets wat gebeurt, maar eerder iets waar je over struikelt.

V: Het laatste tapijt… Ook Nisargadatta heeft gezegd dat we gewaarzijn moeten overstijgen. A: Ja, in zijn book ‘I Am That’ verwijst hij naar dit ‘Ik ben’, naar gewaarzijn, maar later zegt hij: ‘Vergeet het.’ Ik deed hetzelfde. Eerst vertelde ik acht of tien jaar: ‘O, ja, dit is!’ en daarna ‘Vergeet het! Je raakt verblind door het licht en je bent er je niet eens van bewust.

V: Hoe dan ook,we kunnen niet ontkomen aan wat we zijn. A: Je kunt noch ontsnappen, noch niet ontsnappen. Het is niet iets bijzonders, ik zou zeggen: eerder het tegenovergestelde. Tot dit subtiele ‘aha’ speelden altijd de reacties van anderen, omdat ik net een rondwandelende shakti was en ook met die shakti speelde. Daarom zeg ik dat er nog steeds een controleur was, zij het misschien heel subtiel. Er viel nog altijd voordeel uit te halen, dus was het iets speciaals.

De laatste goeroe, die we de Satgoeroe noemen, is de goeroe met wie je verdwijnt. Hij neemt je mee naar de overzijde, waar er geen leraar en leerling meer zijn. En wanneer dit gebeurt, is het omdat het deel uitmaakt van het plan, ondanks alles wat je gedaan of niet gedaan hebt. Wat je ook doet of niet doet, maakt immers deel uit van het plan. Het is dus onvermijdelijk. Als het moet gebeuren, zal het ook gebeuren. Anders is het onmogelijk, ook al wil je het koste wat kost. Je moet dus zijn wat je bent, ook zonder dat. Beter niet te lang wachten, want dit alles is maar een droom, zelfs wat ik net zei over dit subtiele ‘aha’*. t

* De cursivering aan het slot is van de auteur, omdat het zo’n prachtillustratie is van het droomachtige karakter van het bestaan en alles wat daarover gezegd wordt, zelfs over de ont-maskering van het bestaan zelf als een klein ‘aha’. Daarbij moet het verstand wel buigen.

Moed

Veel mensen moeten niets hebben van goeroes. Ze gruwen bij het idee dat ze zich als een adorerende leerling zouden vlijen aan de voeten van een meester. In hun ogen zijn goeroes geen enkele vorm van bewondering, laat staan aanbidding waardig, zijn het valse profeten, oplichters en gewetenloze bedriegers die hun volgelingen emotioneel, financieel en seksueel uitbuiten. Psychiaters beschrijven goeroes als mensen met psychopatische of narcistische persoonlijkheden die zich superieur aan anderen voelen; als krankzinnigen met waanideeën of messiaanse figuren die recht denken te hebben op speciale privileges en menen dat ze anderen hun wil op kunnen en mogen leggen. Politici en andere machthebbers zien goeroes als een zuur dat bijt in de fundamenten van de samenleving. Zulke lieden dienen te vuur en te zwaard bestreden te worden, en desnoods tot in de verste uithoeken van de aarde vervolgd te worden, zoals met Osho ook daadwerkelijk is gebeurd. Maar er zijn ook mensen die het anders zien, en een deel van hen is juist wel bereid zich te vlijen aan de voeten van een meester en zijn of haar woorden te drinken als waren ze nectar. En sommige leraren maken daar ondanks alle valkuilen geen misbruik van en voldoen wel degelijk aan de betekenis die het woord goeroe oorspronkelijk in het Sanskriet had, namelijk die van ‘eerbiedwaardig individu’ of ‘gerespecteerd leraar’. Met de beste bedoelingen proberen ze hun volgelingen door de dualiteit van het leven heen te laten kijken en aan zelfonderzoek te laten doen. Weer andere leraren vallen in een categorie die tussen die van valse profeet en ware goeroe in zit. Op hun benadering valt veel af te dingen, maar gewetenloze bedriegers kunnen ze niet genoemd worden. En dan is er nog de leraar die in geen van deze categorieën valt in te delen; de leraar die overal buiten valt en nergens bij hoort – bij geen enkele traditie, beweging, school of filosofische denkrichting. Als zo’n leraar ooit heeft bestaan, dan was het U.G. Krishnamurti. Hij had geen vrienden (van hem uit in ieder geval niet),

geen volgelingen (al beschouwden sommigen zich wel degelijk als zijn leerling), geen vaste woon- of verblijfplaats, geen geld, geen bezittingen, geen vaste standpunten en geen gefundeerde meningen. Hij was de leraar die de ‘via negativa’ ook werkelijk leefde en alles afbrak waar anderen hun identiteit en soms alleen maar een beetje houvast aan ontleenden. Zijn gedrag vormde een zichtbare vrije val in niet-weten, en voor de gevolgen ervan kon hij op geen enkele manier instaan. Hij leefde naar eigen zeggen in ‘de natuurlijke toestand’, een staat van verwondering die het midden hield tussen “de geestestoestand van een baby en die van een krankzinnige”. “Als ik antwoord geef op een vraag,”, zei U.G., “ben ik niet verplicht om consequent te zijn. Ik heb geen standpunt te verdedigen, geen theorie te verkondigen. Ik kan jullie niets belangrijks leren, en toch blijven jullie maar vragen stellen. Daarmee beweeg je je alleen maar weg van jezelf. Het enige wat ik doe is je erop wijzen dat je op de verkeerde weg zit. Je leraar moet verdwijnen, en wat je leest, precies dat is het waar je vrij van moet zijn. Als zulke gedachtebewegingen er niet meer zijn, hoeft er ook niets meer begrepen te worden. Je kunt alleen maar jezelf zijn, en niemand kan je daarbij helpen.” Op het laatst gedroeg hij zich ‘mad as a hatter’, niet omdat hij gek geworden was, maar om de mensen om hem heen een spiegel voor te houden die hun eigen gekte op een wijze weerspiegelde die nog nooit eerder was vertoond. Zelf noemde hij zijn antwoorden op vragen “hondengeblaf” en “kattengejammer”. Hij ging zelfs zo ver om mensen die desondanks vragen bleven stellen te ridiculiseren en oorvijgen te verkopen “om ze wat gezond verstand bij te brengen”. Uiteindelijk stierf U.G. als een onbegrepen goeroe die geen goeroe was en er ook nooit een wilde zijn; die van je vroeg om alles los te laten. “Moed betekent dat je alles terzijde veegt wat de mens vóór jou heeft ervaren en gevoeld,” zei hij ooit. “Jij bent de Enige, groter dan al die dingen.” Zo’n leraar als U.G. was, misschien is dat wel de enige soort goeroe die we nodig hebben.

Documentaire in wording

Matthew Dougherty

Meer dan tien jaar geleden, toen 26 jaar oud, begon ik met een documentaire over U.G. te maken. Voordat ik ooit van hem gehoord had, kreeg ik het idee om de praktisch onmogelijke taak op me te nemen om een film te maken over een ‘verlicht iemand’. De meeste spirituele films waren of idealiserende biografieën of een soort van ontmaskeringen die me verveelden of frustreerden. Ik wilde graag een film maken die de radicale claim van spiritueel inzicht serieus nam zonder deze kritiekloos aan te nemen. Want iedereen kan wel zeggen verlicht te zijn of te leven in een staat van geen-zelf, maar ik vroeg me af of het ook mogelijk zou zijn om te zien hoe dit eruit zou kunnen zien. Toen ik ongeveer een jaar na U.G.’s overlijden een paar video’s van hem vond op YouTube, was het alsof ik geraakt werd door een ton bakstenen. Niet alleen verpletterden zijn uitspraken de vage hoop en dwaze gedachten die ik over mezelf als zoeker had, maar ook begon er iets te kriebelen in de vorm van een film die gemaakt wilde worden. (En hoe beter kon ik de ego-dood vermijden waar U.G. onvermoeibaar naar verwijst dan door een sisyfusachtig project te beginnen!) Spoedig ontdekte ik dat er honderden uren intieme video-opnames waren van het leven rondom U.G., gemaakt door zijn vrienden. Het leek een geweldige kans om te onderzoeken hoe leven vanuit geen-zelf (wat U.G. de Natuurlijke Staat noemt) eruit zou kunnen zien, en dan in een moderne context: zonder ashram, zonder pij en te midden van de wereld. Zou het mogelijk zijn om de diepte en kracht van iemands functioneren te zien of aan te voelen door ongeveer 30 jaar oude thuisvideootjes met een lage resolutie? Mijn hoop was dat het medium film de mogelijkheid zou bieden om naar U.G. en het fenomeen verlichting te kijken zonder de afgezaagde culturele normen of veronderstelde manieren van hoe dit eruit zou moeten zien. Omdat U.G. onvermurwbaar elke vorm van organisatie of archivering geweigerd had, reisde ik de hele wereld rond om ontelbare mensen die lang rond U.G. geleefd hadden te interviewen en zo zowel positieve als negatieve verhalen te horen. Ook verzamelde ik 500 uur video-opnames van het leven rondom hem. In de video’s wordt U.G.’s voor de vuist weg en nietsontziende intensiteit duidelijk weergegeven, maar ook zijn er momenten van intimiteit en stilte. In de interviews delen de mensen 500 uur oude video-opnames

hun persoonlijke moeilijkheden, verlangens en twijfels en proberen ze hun liefde te beschrijven voor de man die liefde ontkende, evenals hun nabijheid tot wat ze begrepen dat U.G. vertegenwoordigde. Met deze fragmentarische filmcollage hoop ik mijn steentje bij te dragen, niet om een man die claimde vergeten te willen worden op een voetstuk te plaatsen, maar om het vuur aan te wakkeren dat het mysterie dat U.G. ons zo compromisloos terugspiegelt, onderzoekt. t

Voor meer informatie https://www.facebook.com/ugkdocumentary

This article is from: