15 minute read

De Tachtigjarige oorlog in de Scheldedelta

Next Article
BEFOS-FEBRAS

BEFOS-FEBRAS

De Spaanse Furie (anoniem, ca 1585, MAS).

De Tachtigjarige oorlog

Advertisement

in de Scheldedelta

Voor duikers is de Scheldedelta, en dan vooral de Oosterschelde, een populaire bestemming. Het is dichtbij en ze spreken er dezelfde taal, maar toch moet je een landsgrens over. Die grens verdeelt het Nederlands taalgebied en dat is het gevolg van de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648). Dat die oorlog een invloed had op het ontstaan van de huidige duikplaatsen en er onder water nog restanten terug te vinden zijn, is een minder bekend gegeven.

Zeeland bestond 400 jaar geleden uit eilanden en directe wegen naar zee en was dus strategisch erg belangrijk voor zowel de Spanjaarden als de Staatsen (zie kadertekst). Nu lijkt de delta een stuk land dat ingesneden wordt door de Westerschelde, de Oosterschelde en de Grevelingen. Dat was niet zo tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Zeeland zag er toen uit als een grote baai vol eilanden en ondieptes. De delta veranderde voortdurend. Pas na de zware overstromingsramp van februari 1953 werd het Deltaplan opgestart om Zeeland te beschermen tegen toekomstige vloedgolven. Daarbij werd de kaart van Zeeland hertekend, werden geulen drooggelegd en eilanden met het land verbonden. Zo ontstond de huidige delta. Op verschillende plaatsen zijn echter nog oorlogssporen uit de 16e eeuw terug te vinden.

de Oesterdam

In 1573 werd Lodewijk van Boisot de nieuwe admiraal van de Watergeuzen (zie kadertekst). Boisot was geboren in Brussel en had een landgoed in Genepiën (het huidige Genappe). In 1574 brachten de Spanjaarden een oorlogsvloot samen bij Reijmerswale. Boisot ging tot de aanval over en vernietigde de Spaanse vloot. Het Reijmerswale waarvan sprake is, is niet het huidige Reimerswaal. Nu strekt de Gemeente Reimerswaal zich uit van Bath tot aan Tholen en westwaarts tot aan het Kanaal door Zuid-Beveland. Het Reijmerswale van 1574 was ooit de derde stad van Zeeland, na Middelburg en Zierikzee, en behoorde tot het katholieke kamp. In 1530, 36 jaar vóór het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog, werd de stad getroffen door de Sint-Felixvloed

Jonkheer Lodewijk de Boisot (Cornelis Visscher, 1649).

en werd het deels verwoest. Na de slag bij Reijmerswale plunderden de Watergeuzen de stad, wat voor de doodsteek zorgde. De laatste bewoners trokken weg in 1631. In het begin van de 18e eeuw verdwenen de resten van Reijmerswale voorgoed onder de golven. Het oude Reijmerswale ligt nu op de bodem van de Oosterschelde, deels onder de Oesterdam.

het Lodijkse Gat

Reijmerswale was zowat de hoofdstad van het omringende land. Daartoe behoorde ook het dorp Lodijck. De heer van Reijmerswale en Lodijck had een kasteel in dat dorp. Toen tijdens de Sint-Felixvloed de dijk doorbrak, spoelde het water het achterliggende terrein uit. De heer van Reijmerswale en Lodijck verbood de dorpelingen om het gat in de dijk te dichten. Hij meende dat het instromende water een natuurlijke haven zou uitschuren, maar de stormvloed ging zo fel tekeer dat uiteindelijk het hele dorp Lodijck onder de golven verdween.

Nu is het Lodijkse Gat een geul in de Oosterschelde, ten westen van de Oesterdam en ten zuiden van Speelmansplaten. Onder water was daar nog enige tijd een 4 meter hoge muur te zien, een overblijfsel van het kasteel van Lodijck. Deze plaats is enkel via een bootduik te beduiken. In 2005 toonde een duiker onderwaterfoto's van een stuk muur uit gemetste steen. Het zou gaan om een restant, ongeveer 15 meter lang en 3 meter hoog, van het kasteel van Lodijck. Ook andere duikers vertelden wel eens over restanten van een stenen gebouw in die omgeving. Het is zeer de vraag of er nog iets te zien is van de restanten van Lodijck. Door de 'zandhonger' in de Oosterschelde kalven zandbanken af en wordt zand afgezet in geulen waar weinig stroming voorkomt. Bovendien hebben de Nederlanders enkele jaren geleden nabij de Oesterdam zand opgespoten om de zandhonger tegen te gaan.

Spaanse veldheer Mondragon.

Foto: Stadhuismuseum Zierikzee.

Het Zijpe

In 1575 besloot de Spaanse veldheer Mondragon tot de verovering van de eilanden Schouwen en Duiveland. De huidige gemeente Schouwen-Duiveland bestond destijds uit vier eilanden, die later werden samengevoegd tot één eiland. Het waren Schouwen, Duiveland, Dreischor en Bom-

Plompe toren. Onder: Panorama op Reimerswaal. Boven: Reimerswaal na de Sint-Felixvloed.

menede. Op de oude kaart van Jacob van Deventer is een smalle vaargeul te zien tussen Schouwen en Duiveland. Het was Mondragon vooral om Zierikzee te doen. Dat was toen één van de drie belangrijkste steden van Zeeland en in handen van de Staatsen. Onder leiding van de Spaanse officier Juan Osorio d'Ulloa voeren 1.500 tot 1.700 manschappen in de nacht van 28 op 29 september 1575 met kleine bootjes van uit Sint-Annaland naar Sint-Philipsland, toen een verlaten eiland. Daar verlieten ze de boten, om bij eb verder door het water van het Zijpe naar Duiveland te waden. De tocht begon in Rumoirt, een slikkengebied ten noorden van de huidige duikplaats Anna Jacobapolder. Het was windstil en het gladde water reikte de Spanjaarden tot aan de borst. Zo passeerden ze bij het 'grote vaarwater', waar de vloot van de Republiek voor anker lag. Die bestond uit achtendertig zware schepen en tweehonderd sloepen. De Staatsen hadden de Spanjaarden echter opgemerkt. Ze openden het vuur met kanonnen en musketten en voeren met hun sloepen op de Spanjaarden in. Vele Spanjaarden werden krijgsgevangen genomen, sneuvelden of verdronken. Toch slaagde het merendeel der Spaanse troepen erin om Duiveland te bereiken. Onder hen ook huurlingen, vooral Duitsers en Walen, die door de Watergeuzen uitgescholden werden voor 'waterhonden'. De volgende dag volgden nog enkele Spaanse schepen met 500 manschappen en veldheer Mondragon aan boord. De Spanjaarden veroverden Schouwen en Duiveland. Zierikzee viel in 1576 na een maandenlange belegering.

Vandaag de dag lijkt de tocht door het Zijpe een onmogelijke zaak. Het vaarwater scheidt Sint-Philipsland van Schouwen-Duiveland en het is daar nu tot meer dan 40 meter diep. Even doorwaden is nu dus niet aan de orde. Hoe is dit te verklaren? In een werkdocument over de 'Verandering van de Morfologie van de Oosterschelde' geeft men volgende uitleg: aanvankelijk was de monding van de Oosterschelde veel smaller dan nu. De zee drong de monding binnen en deed de oevers afkalven. Daardoor schoof de kustlijn zelfs 4 km op naar het noorden, waardoor grote delen van het oude eiland Schouwen verloren gingen. Het stroompatroon wijzigde en men moest steeds steviger dijken bouwen. Daardoor kon de stroming niet meer zijwaarts uitbreiden en werden de geulen dieper uitgeschuurd. Het Zijpe zou zo in minder dan 100 jaar meer dan 25 m dieper worden.

De Spaanse vloot onder leiding van Mondragon.

de plompe toren

Het afkalven van de zuidkust van Schouwen over een afstand van 3 tot 4 km had ook gevolg voor Coudekerke. Dit dorp lag aanvankelijk in het binnenland, maar kwam uiteindelijk op de kust te liggen. Kort nadat een nieuwe kerk met een stevige toren gebouwd was, besloten de inwoners naar het veiligere binnenland te verhuizen. De kerk werd afgebroken, maar de toren liet men staan als baken voor de scheepvaart. Dat is nu de bekende Plompe Toren. Ga je aan de Plompe Toren duiken, neem dan eens de tijd om de toren te beklimmen. Binnenin vind je – onder andere – informatie over de legende van Coudekerke en helemaal boven heb je een prachtig uitzicht over de Oosterschelde.

Bommenede

Vooraleer Zierikzee te belegeren, sloegen

De Spaanse veldheer Alexander Farnese. De Plompe toren. Willem van Oranje.

Foto: Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. Foto: Ivo Madder. Foto: Hans Kouwenhoven.

de Spaanse troepen in 1575 een beleg op voor Bommenede. Bommenede was toen een dorp op een klein eilandje met dezelfde naam, aan de noordzijde van Schouwen. Na een beleg van drie weken slaagden de troepen van Mondragon erin het dorp binnen te trekken, maar een jaar later, in 1576, trokken de Spanjaarden zich alweer terug. Het eiland lag op de plaats waar nu het natuurgebied 'Slikken van Bommenede' ligt. Er is nu nog een buurtschap dat Nieuw-Bommenede heet, maar dat ligt niet op de oorspronkelijke plaats van het dorp. Het dorp verdween in 1682 door een stormvloed. Wat overbleef van het eiland zou later samengevoegd worden met Schouwen-Duiveland. Dat het volledige Nederlandstalige gebied toen erg verbonden was, toont volgend merkwaardig detail: in Bommenede bevond zich een abdij, die een soort onderafdeling was van de West-Vlaamse abdijen van Ten Duinen (Koksijde) en Ter Doest (Lissewege).

Muurresten van het verdronken kasteel van Lodijcke op de bodem van het Lodijkse Gat.

Gedurende de Tachtigjarige Oorlog verraste een Nederlandse vloot een Spaanse vloot voor anker in de Baai van Gibraltar. Gedurende de vier uur durende actie werd, volgens Nederlandse bronnen, de gehele Spaanse vloot vernietigd. Op het schilderij: Het ontploffen van het Spaanse admiraalsschip tijdens de zeeslag bij Gibraltar, 25 april 1607, op het moment dat het Spaanse oorlogsschip wordt geramd door een Hollands schip. Door de ontploffing worden mensen de lucht in geslingerd. Op de voorgrond proberen zeelieden zich in sloepen te redden, anderen zwemmen in het water. waarschijnlijk geschilderd als proefstuk voor de grote Slag bij Gibraltar vervaardigd in opdracht van de Amsterdamse Admiraliteit in 1622. Schilder: Cornelis Claesz.

Foto: E. Goyvaerts.

Foto: Luc Beets.

Vindplaats: Oosterschelde, Tholen, Groen huisje nabij Gorishoek, op een diepte van ongeveer 15 m. Behoorde tot de reeks van driepotige kookpotjes die in de Nederlanden vooral van de 16e tot de 18e eeuw als Spaanse 'grape' gewild waren. Voor dit geglazuurd aardewerk werd loodglazuur gebruikt, dat gebakken een doorzichtige glasachtige substantie geeft. Vermoedelijk is dit potje 17e eeuws Bergs aardewerk (pottenbakkerij Bergen op Zoom) en werd dit potje gebakken naar het model van een Spaanse graje. Van de 16e tot de 18e eeuw werd er in de Nederlanden veel Spaanse potterie nagemaakt. Vooral de potterie uit Majorca was in trek. Nu kennen we nog drie duikplaatsen die verwijzen naar Bommenede: nr. 6: Werkhaven Bommenede Oost, nr. 6A: Werkhaven Bommenede West en nr. 7: Polder van Bommenede. Die duikplaatsen liggen aan de zuidelijke oever van het Grevelingenmeer, zowat halverwege tussen Scharendijke en Bruinisse. Auteur en duiker John Neuschwander beschreef in zijn Sportduikersgids Zeeland in 2000 een duikplaats die hij de Ruïnes van Bommenede noemde. Die duikplaats is enkel per boot te bereiken en situeert zich op ongeveer 800 m van de oever, zowat 30° NNW vanaf de westzijde van de werkhaven Bommenede. Deze stek bevindt zich in verboden duikgebied en is enkel te beduiken met uitdrukkelijke toestemming van de overheid. Onder water zouden er puinheuvels te vinden zijn met een basis van 40 meter breed, en oprijzend tot een diepte van 13 m.

In de eerste helft van de jaren '90 werd daar onder water archeologisch onderzoek verricht, met toestemming van de overheid. De resultaten waren aan de magere kant. Er werden enkele stukken aardewerk gevonden en verhogingen aangetroffen van wat wellicht ooit havendammen van het oude Bommenede geweest zijn. In de jaren '60 werden er baggerwerken uitgevoerd en mogelijk hebben die veel archeologisch materiaal vernietigd.

De oude kaart van Jacob van Deventer.

de put van Ekeren

Ook in België liet de Tachtigjarige oorlog sporen na. Door de oorlogsuitgaven was de Spaanse schatkist in 1576 leeg geraakt en kon de soldij van de soldaten niet meer betaald worden. De soldeniers sloegen aan het plunderen (de Spaanse Furie) en hielden lelijk huis, vooral in Antwerpen. Die furie, de belastingdruk, de wrede inquisitie en de vrijheidsbeknotting dreven de Antwerpenaars in het kamp van de opstandelingen. In 1583 verbleven Willem van Oranje en zijn stafmedewerkers nog in Scheldestad. Willem was intussen opgeklommen tot bevelhebber van de Staatsen.

Dat alles zinde de bezetter niet. In juli 1584 begon de Spaanse veldheer Alexander Farnese aan de belegering van Antwerpen. Farnese legde een 730 meter lange vlotbrug over de Schelde, om zo te beletten dat de Watergeuzen vanuit het noorden de stad zouden aanvallen. Een jaar later werden de polders ten noorden van de Ekerse Dijk door de strijdende partijen onder water gezet. Die Ekerse Dijk is nu het baantje dat naar de Put van Ekeren leidt. Meer noordelijk liep

De Tachtigjarige oorlog

Sinds 1369 heersten de Bourgondische hertogen over de Nederlanden. In 1464 kwamen vertegenwoordigers van diverse gewesten uit de Lage Landen samen in Brugge en vormden er de Staten-Generaal van de Nederlanden. Zo ontstonden 'de Staatsen', de eerste feitelijke unie van de Nederlandse gewesten. Dat omvatte Vlaanderen, Brabant, een deel van Limburg, Henegouwen, Artesië (Artois), delen van Frans-Vlaanderen, Zeeland, Holland en Gelre (Gelderland en Noord-Limburg). Die Staten-Generaal werd een machtsstructuur waarmee de Bourgondiërs, en later de Spanjaarden, terdege rekening moesten houden. In 1496 huwde de Bourgondische hertog Filips de Schone in Lier met Johanna 'de Waanzinnige' van Castilië, dochter van de Spaanse koning. Uit dat huwelijk werd Keizer Karel V geboren. Via moeder Johanna erfde hij de Spaanse troon en via zijn vader verkreeg hij de Nederlanden. Zo kwamen onze gewesten onder Spaans gezag. In de Nederlanden werden Spaanse troepen gelegerd. De Spanjaarden voerden zware belastingen in en vaardigden onpopulaire maatregelen uit.

West-Europa was katholiek, met een oppermachtige en rijke Kerk. Die machtspositie leidde tot een aantal wantoestanden. Als reactie daarop ontstond de Reformatie, het Protestantisme. De nieuwe geloofsstroming kreeg snel veel volgelingen in de Lage Landen. De streng katholieke Spanjaarden stelden speciale rechtbanken in (de inquisitie) om de ketters hard aan te pakken. De Spaanse troepen, de zware belastingen, de stijve bureaucratie en de inquisitie zorgden voor groot ongenoegen in de Nederlanden. In 1555 werd Filips II, zoon van Keizer Karel, landsheer van de Nederlanden. In 1566 werd een groep protesterende edelen uit onze contreien door een overheidsambtenaar 'des gueux' (bedelaars) genoemd. De tegenstanders van de Spaanse overheersing pikten die naam op en noemden zich Geuzen. Het ongenoegen groeide en nog in 1566 vernielden groepen protestanten kerkbeelden en andere katholieke symbolen tijdens de Beeldenstorm. Een woedende Filips II stuurde de Hertog van Alva met een extra troepenmacht naar de Lage Landen om orde op zaken te stellen. De opstandelingen namen de wapens op. In 1567 kwam het tot een eerste veldslag nabij Oosterweel, ten noorden van Antwerpen. Daar werd een Geuzenlegertje door de Spanjaarden verslagen.

Dat was het begin van heel wat jaren oorlog, waarbij de Watergeuzen de krijgsmarine van het Staatse leger vormden. Door haar overmacht op het water was de Republiek meester in de Scheldedelta. In 1631 deden de Spanjaarden nog een poging om de macht over de delta te heroveren. Vanuit Antwerpen vertrokken 96 Spaanse oorlogsbodems naar het noorden. Zij voeren via het Kreekrak tussen Bergen-op-Zoom en het eiland Zuid-Beveland door, de Oosterschelde op en dan rond Tholen naar Sint-Philipsland. Het was de bedoeling om Willemstad in te nemen en zo Zeeland van de meer noordelijke Hollandse provincies af te scheiden. De Staatsen hadden een vloot van 50 schepen samengebracht op de Westerschelde bij Saefthinge. Zodra de Spanjaarden voorbij gevaren waren, werd de achtervolging ingezet. Op 12 september 1631 werd de Spaanse vloot bijgehaald toen zij op het Slaak voer, het vaarwater langs de noordkust van Sint-Philipsland. Toen de duisternis viel en er mist kwam opzetten, vielen de Staatsen aan. Onder de Spanjaarden ontstond grote verwarring. 1.500 Spaanse soldeniers en zeelieden verdronken, 4.000 werden gevangen genomen. De buit van de Staatsen omvatte vele Spaanse schepen, 188 kanonnen en een grote voorraad munitie.

Met de Slag op het Slaak eindigden de voornaamste vijandelijkheden in de Scheldedelta. Zeeland en de noordelijke Nederlanden bleven in handen van de Staatsen, terwijl in de zuidelijke Nederlanden nog op diverse plaatsen slag geleverd werd. Daar trokken de Spanjaarden aan het langste zeel. Op zee gingen de vijandelijkheden verder. Piet Hein versloeg de Spaanse Zilvervloot in 1628 en admiraal Maarten Tromp deed er nog een schep bovenop door in 1639 de Spaanse Armada verpletterend te verslagen. Uiteindelijk maakte de Vrede van Munster, die in 1648 werd gesloten, een einde aan de Tachtigjarige Oorlog.

de Kouwensteinse Dijk van aan de Schelde naar het binnenland. In een poging om Antwerpen te ontzetten en de vlotbrug van Farnese te omzeilen, voeren de Watergeuzen met hun platbodemschepen over het overstroomde land naar de Kouwensteinse Dijk. Die werd verdedigd door de Spanjaarden onder leiding van veldheer Mondragon.

De Watergeuzen slaagden erin om een deel van de Kouwensteinse Dijk te veroveren en door te steken, maar verder kwamen ze niet. Door het wegebbende water en de hevige weerstand van de Spanjaarden kwamen de Watergeuzen in tijdnood en moesten ze zich terugtrekken. 

NATALIE DECROCK (NAAR EEN TEKST VAN JOS VAN REETH)

Belangrijkste bronnen:

3Boon L.P., 'Het Geuzenboek', uitg. De Arbeiderspers, 2013. 3 Fockema Andreae S.J. en Koeman C., 'Oude Kaarten en hun Makers', uitg. Fibula – Van Dishoek, 1975. 3 Hesselink A.W., Van Maldegem D.C., Van der Male K., Schouwenaar B., 'Verandering van de morfologie van de Oosterschelde door de aanleg van de stormvloedkering', (werkdocument), 2003, een pdf op www.deltaexpertise.nl. 3 Kuipers J. J.B., 'De Staats – Spaanse Linies', uitg. den Boer – de Ruiter, 2013. 3 Neuschwander J., 'Sportduikersgids Zeeland', uitg. MIM J.H. Gottmer / H.J.W.

Becht, 2000. 3 Presser J., 'De Tachtigjarige Oorlog', uitg. Elsevier, 1975. 3 Stuyck R., 'De Schelde van Bron tot Monding', uitg. Lannoo, 1987. 3 Van Loo B., 'De Bourgondiërs', uitg. De Bezige Bij, 2019. 3 Diverse websites, o.a. Wikipedia.

This article is from: