13 minute read
in de Oosterschelde?
Biologie
Steeds minder sepia's in de Oosterschelde?
Advertisement
Foto: Filip Staes.
Het lijkt er al enkele jaren op dat er steeds minder sepia's naar de Oosterschelde trekken om er te paaien. Bovendien zijn het steeds kleinere volwassen exemplaren. Is dit werkelijk zo? We vroegen het aan marien bioloog Daan Delbare.
Naast marien bioloog is Daan Delbare ook een fervent duiker en onderwaterfotograaf. Volgens ons de ideale persoon om enkele vragen aan te stellen over de achteruitgang van het aantal sepia's of de zeekatten die naar de Oosterschelde komen.
Daan Delbare is marien bioloog en studeerde af in de specialisatie aquacultuur. Toen hij in 1995 begon op het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), werkte hij binnen de groep Visserijbiologie, meer bepaald op het inschatten van bestanden, populatiedynamiek en exploitatiepatronen van commercieel belangrijke vissoorten. Al gauw kon hij zijn onderzoek richting aquacultuur sturen en zo heeft hij de onderzoeksgroep Aquacultuur aan het ILVO uitgebouwd.
Hun onderzoek richt zich op duurzame aquacultuur op land en zee, met soms zijsprongen, zoals 'sea ranching' (zeeteelt) en kustverdediging aan de hand van biogene riffen. Hippo: Daan, je bent zelf ook duiker. Is het jou opgevallen dat er minder sepia's zijn dan een aantal jaren geleden?
Daan: De laatste twee jaren ben ik niet meer in Zeeland gaan duiken, maar daarvoor was er al een afname te zien in het aantal dieren op bepaalde duiklocaties, zoals Bergse Diepsluis en ik hoor dat ook van andere duikers. Het probleem is dat dergelijke waarnemingen anekdotisch zijn, want er wordt bij mijn weten geen wetenschappelijke monitoring van de zeekat gedaan in de Oosterschelde. Maar we kunnen wel stellen dat we ze minder zien dan vroeger.
Hippo: Wat is volgens jou de reden hiervoor?
Daan: Zoals zo vaak is de achteruitgang van een visbestand het gevolg van meerdere factoren. Voor de zeekat zijn dat de visserijdruk, een reductie van natuurlijke reproductiegronden (zoals zeegrasvelden) en de klimaatverandering. Maar vooraleer hierop verder in te gaan, wil ik toch nog even kort de levenscyclus van de in de Oosterschelde geboren zeekat beschrijven. Nadat de jongen uit het ei zijn geslopen, verblijven ze nog een tijdje in de Oosterschelde, tot de temperatuur van het water onder de 10°C zakt en trekken ze dan naar open zee om naar dieper water te zwemmen of meer zuidwaarts te trekken, waar het water war-
Twee mannetjes zeekatten. Het ene mannetje zorgt ervoor dat het andere mannetje niet gaat paaien met zijn vrouwtje.
mer is, namelijk de groeigronden (Bloor et al, 2013; Boucaud-Camou and Boismery, 1991; Gras et al, 2014; Wang et al, 2003).
Wanneer de dieren in hun tweede levensjaar geslachtsrijp zijn geworden, komen ze terug naar de kust gezwommen om te paren (de bevruchting gebeurt inwendig) en hun eitjes af te zetten op substraten op de reproductiegronden. Deze voorjaarsmigratie en het paren is dermate uitputtend dat de zeekatten na het afzetten van de eitjes sterven (Bloor et al, 2013; Guerra, 2006).
Hippo: Denk je dat de visserij een rol speelt in de afname? Is de zeekat überhaupt een doelsoort?
Daan: Historisch gezien werd de zeekat als ongewenste bijvangst aangevoerd uit de Baai van Biskaje en het Engels Kanaal, want de dieren bevuilden met hun inkt de rest van de vangst en haalden in 2000 iets meer dan één euro op de veiling.
Maar de prijs is de laatste jaren sterk gestegen. Enerzijds door een afname in de hoeveelheid demersale vissen (nvdr: vissen die dicht bij de zeebodem leven, zoals kabeljauw, schol en tong) in het Engels Kanaal (Molfese et al, 2014; Payne et al, 2006) en anderzijds door een stijgende vraag naar zeekat, wat het gevolg is van de Indiase overbevissing op de farao-zeekat, Sepia faraonis (Richardson et al, 2018). In de regio Karnataka daalde de aanvoer van 17.278 ton in 2008-2009 tot slechts 7.409 ton in 2011-2012 of met bijna 60% (Sasikumara et al, 2015). Daardoor is onze zeekat aantrekkelijker geworden voor de visser en is ze nu een belangrijke commerciële soort geworden in het Engels Kanaal, met prijzen van 2 tot 4 euro/kg. Ter vergelijking, de gemiddelde prijs voor de schol in de Vlaamse visveiling bedroeg 2,21 euro/kg in 2020. De zeekat wordt vooral door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk aangevoerd, gevolgd door België (vnl. uit het Engels Kanaal: 8900 ton in 2018). Rond het Iberisch schiereiland vissen ook Spanje en Portugal op zeekat, met elk een aanvoer van ongeveer 800 ton (ICES WGCEPH, 2019).
Het overgrote deel van de aanvoer (>90 %) van zeekat is afkomstig uit de groeigebieden (voornamelijk juveniele zeekat, dus nog voor zij zich hebben kunnen voortplanten) en wordt daar gevangen met sleeptuigen (planken en boomkor). De rest van de aanvoer wordt dan weer gevangen in de reproductiegebieden aan de hand van passief vistuig (potten en staand want). Hierbij wordt gericht op de volwassen dieren gevist, wanneer ze zich naar de kust begeven om zich voor te planten. Tijdens het korte verblijf in de potten, gaat de ei-afzetting gewoon door. Bij het ophalen van de potten worden de eieren dan verwijderd. Maar die zitten meestal zo goed vast, dat ze handmatig moeten worden losgetrokken, eraf geschrobd worden met een harde borstel of eraf worden gespoten met een hogedrukreiniger (Blanc en Daguzan, 1998). Deze agressieve reinigingsmethoden en de losse eieren verminderen de overlevingskans met als gevolg een reductie in de rekrutering (Barile et al 2013; Belcari et al, 2002; Bloor, 2012; Bloor et al, 2013; Dunn, 1999; Melli et al, 2014; Watanuki en Kawamura, 1999). Zo gaan in het reproductieseizoen in de Morbihanbaai (Frankrijk) maar liefst 18 tot 40 miljoen eieren per jaar verloren (Blanc en Daguzan, 1998).
Foto: Filip Staes. Foto: Filip Staes.
Een juveniele sepia (Sepia officinalis).
Hippo: Je haalde ook het klimaat aan. Wat is daarvan de invloed op de zeekat?
Daan: Heel lang is Frankrijk de belangrijkste visnatie geweest op zeekat met voornamelijk vangsten in de Baai van Biskaje, maar sedert 2016 is dat verschoven ten voordele van het Verenigd Koninkrijk naar het Engels Kanaal. Hoewel nog nader onderzoek noodzakelijk is, bestaat het vermoeden dat de zeekat een noordwaartse verschuiving kent van de Baai van Biskaje doorheen het Engels Kanaal.
Dergelijke verschuivingen naar het noorden werden ook voorspeld door Schickele (et al. 2021), waarbij rekening werd gehouden met diverse scenario's inzake de opwarming van het zeewater in Europese wateren. Hun conclusie is dat de Noordzee in de toekomst de grootste abundantie (overvloed) aan zeekat zal kennen.
Hippo: Dus de hoofdoorzaak van het minder waarnemen van sepia's is te wijten aan overbevissing?
Daan: Naast de visserijdruk en de afname aan natuurlijke afzetgronden, is er mogelijk nog een verklaring waarom we minder zeekat zien aan de Zeelandbrug en Bergse Diepsluis. Dat is evenwel mijn persoonlijke mening en is dus nog niet wetenschappelijk onderzocht, namelijk het stijgend aantal harde substraten in de Noordzee.
Nu moet je weten dat onze Noordzee hoofdzakelijk bestaat uit zacht substraat (zand en slib), met enkele wrakken en grindbedden
Kaartje met de geplande en de gebouwde windmolenparken in de Noordzee (sommige oranje blokjes zijn ondertussen al groen ingekleurd). Bron: Nederlandse Vissersbond).
als harde substraten. De dieren die de Oosterschelde binnenzwemmen, vinden een paradijs met vele substraten om hun eieren op af te zetten. Er werden zelfs substraten bijgezet, zoals de houten tentjes door Joop Stalenburg en anderen. Maar tegenwoordig botsen de dieren tijdens hun voorjaarstrek naar de kust op heel wat artificiële harde substraten om hun eieren op af te zetten.
Zoals bijgevoegd kaartje laat zien, zijn er in de laatste jaren heel wat windparken in de Noordzee gebouwd, die op hun beurt bestaan uit verschillende tientallen windturbines.
Afhankelijk van de constructie van deze turbines (tripile, monopile, gravitaire fundering, tripod, jacket) zijn ze minder of meer geschikt om eieren op af te zetten (Degraer & Brabant, 2009).
Alleen al in het Belgische deel van de Noordzee staan er anno 2022 399 windturbines. Ook wanneer de zeekat de Oosterschelde binnenzwemt stuit ze op tal van mosselzaadinvanginstallaties (MZI's), die als afzetsubstraat kunnen gebruikt worden. Zo zien we bij onze projecten SYMAPA – Synergie tussen maricultuur en passieve visserij en Coastbuster 2.0 – Kustbescherming door een versterkte aangroei van een mosselbed (beiden VLAIO/De Blauwe Cluster projecten), dat ook commerciële vissers in de nabijheid van deze installaties op zeekat komen vissen met passieve vistuigen, zoals staand want en potten.
Hippo: Bij de Bergse Diepsluis lijken de weinige dieren die er hun eieren afzetten kleiner dan vroeger. Heeft dat een oorzaak? Daan: Misschien heeft dat te maken met bovenstaand, waarbij de sterkste en grootste mannetjes de eerste harde substraten die ze tegenkomen domineren, waar ze paren met diverse vrouwtjes. Terwijl de zwakkere/kleinere exemplaren dieper de Oosterschelde moeten inzwemmen om goede vrije substraten te vinden. Maar nogmaals, dat moet eerst wetenschappelijk onderzocht worden, bijv. door monitoring van de windturbines en MZI's tijdens de voortplantingsperiode van de zeekat.
Hippo: Volgens sommige bronnen worden de sepia's die in netten en fuiken terechtkomen uitgevoerd naar Spanje. Weet jij daar iets meer van?
Daan: Inderdaad, het overgrote deel van de in België aangelande zeekat (95%) (in Nederland is de aanvoer van zeekat heel wat kleiner) wordt samen met pijlinktvis (80%) opgekocht en geëxporteerd naar het buitenland, voornamelijk Spanje, Italië en in mindere mate naar Frankrijk (bronnen: Vlaamse Visveiling, perscommunicatie). Sommige Belgische winkels kopen wel zeekat aan, maar in beperkte hoeveelheden. Blijkbaar eten de Belgen het liefst zeekat in Spanje (calamares), maar wordt ze thuis maar weinig klaargemaakt (www.lekkervanbijons.be/vis/inktvisvan-bij-ons-recepten).
Twee mannetjes vechten om een vrouwtje.
Hippo: Gaat dit op termijn gevolgen hebben?
Daan: Een hoge visserijdruk op alle levensstadia van de soort, namelijk juvenielen als bijvangst in sleeptuigvisserij op de groeigronden, adulten in gerichte passieve visserij en de vernietiging van de eieren op de reproductiegronden, alsook de achteruitgang in natuurlijke reproductiegronden (zeegrasvelden), zijn nefast voor de soort.
Een aantal studies tonen trouwens aan dat de stock in het Engels Kanaal volledig tot overgeëxploiteerd wordt (Denis en Robin, 2001; Royer et al, 2006; Gras et al, 2014; Gras et al, 2016; Davies & Nelson, 2018). In het rapport uit 2019 van de ICES werkgroep dat onderzoek doet naar de visserij op inktvissen en hun levenshistoriek (ICES WGCEPH), kunnen we lezen dat de Europese aanlandingen van zeekat de laatste 15 jaren continu aan het afnemen zijn (ICES WGCEPH, 2019).
Hippo: Zijn er volgens jou oplossingen voor dit probleem?
Daan: Dat ligt zeer moeilijk. In eerste instantie doordat er een zeer grote variatie is in de ontwikkeling van de zeekat binnen één rekruteringsklasse. Hierdoor zijn er verschillende cohorten binnen dezelfde jaarklasse. Dat maakt het dan weer moeilijk om een nauwkeurige inschatting te maken van de populatieomvang en -structuur.
Daarnaast zorgt de veelzijdige exploitatie ervoor dat het beheer van de inktvisvisserij in het Engels Kanaal zeer complex is (Gras et al, 2014; Royer et al, 2006; Richardson, et al, 2018) en daarom bestaat er voor zeekat nog geen totaal toegestane vangstquotum (TAC) of een minimum instandhoudingsreferentiemaat (MRCS), wat betekent dat vissers gelijk welk volume en gelijk welke grootte kunnen aanlanden.
Ook de bestaande regelgeving omtrent het beschermen van jonge exemplaren van mariene organismen (EU-verordening (EG) nr. 850/98), dat een minimumpercentage van de doelsoort in de totale vangst oplegt, helpt niet echt mee aan de bescherming van de soort.
Voor de otter- en boomkorren met een maaswijdte tussen 80-90 mm zou namelijk 70% van de vangst uit zeekat moeten bestaan. Maar gezien de zeekat een bijvangstproduct is in deze visserijen, worden deze percentages nooit behaald.
Ook het terugwerpen van de met sleeptuig gevangen juveniele zeekat (<15 cm) draagt weinig bij, omdat de overleving na teruggooi maar 16% bedraagt (Revill et al, 2015). Anderzijds zou men de gerichte vangst op de reproductiegronden kunnen verbieden of op zijn minst kunnen verminderen. Zo heeft men lokaal in Bretagne en Laag-Normandië een licentiesysteem doorgevoerd en werd de verkoop van individuen kleiner dan 100g (lokaal 'sepions' genoemd) verboden.
Verder zou men ervoor kunnen zorgen dat de eieren die aan en in de potten worden afgezet terug in zee worden gezet op een correcte manier. Zo zijn er reeds verschillende onderzoeken gebeurd, waarbij vooral legsubstraten worden toegevoegd in de potten die gemakkelijk kunnen verwijderd worden. Verschillende proeven hebben uitgewezen dat de vrouwtjes een sterke preferentie hebben voor polypropyleen touwen met een diameter van 8 mm en een lengte van 40-50 cm (Blanc en Daguzan, 1998; Barile et al, 2013). Door het gebruik van touwen in vallen kon zo meer dan 20% van de eieren die tijdens de gevangenschap werden afgezet, gemakkelijk terug in zee worden gezet, zonder een grote invloed te hebben op de werkzaamheid van de potten (Melli et al, 2014).
De vraag blijft natuurlijk wat er gebeurt met de eitjes op het touw die over de bodem rollen en het plastiek materiaal, nadat de eieren zijn uitgekomen (niet echt duurzaam, misschien kan men touwen gebruiken uit natuurlijk materiaal).
Een andere manier is om de eieren aan de fuiken te laten hangen, waarbij de fuiken direct na het legen terug in water worden gezet tot de eieren zijn uitgekomen. Deze methode is veruit de eenvoudigste en werd experimenteel getest in Frankrijk, waarbij hoge overlevingspercentages (tot 95%) werden behaald (Gouyen, 2001).
Tegenwoordig promoot de 'Southern Inshore Fishery and Conservation Authority' (SIFCA) het terug in het water zetten van de potten tot september (op vrijwillige basis).
In het voorjaar, als het water ongeveer 14°C is , komen de sepia's naar de Oosterschelde om te paaien.
Voor het afleggen van de eieren geeft de zeekat de voorkeur aan aflegsubstraten met een verhoogde structurele complexiteit.
Foto's (2): Filip Staes.
Hippo: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de zeekat terug meer in de Oosterschelde komt?
Daan: Om meer zeekatten de Oosterschelde in te lokken, zou je de Oosterschelde nog interessanter moeten kunnen maken.
Dus nog meer en grotere structuren aanbrengen met substraten optimaal voor de ei-afzetting (8 mm diameter en 40-50 cm lengte). Dat moet natuurlijk allemaal gebeuren in samenspraak met de verschillende stakeholders en op een duurzame manier, d.w.z. met materialen die niet schadelijk zijn voor het marien ecosysteem en het liefst biologisch afbreekbaar zijn.
Een aantal studies suggereren dat de zeekat de voorkeur geeft aan aflegsubstraten met een verhoogde structurele complexiteit voor het leggen van de eieren (Bloor, 2012; Bloor et al, 2013a; Guerra, 2006; Guerra et al, 2016; Naud et al, 2005).
Misschien kunnen zogenaamde 'squid & cuttlefish hotels' of 'Scotels' gebouwd worden speciaal voor de zeekat en de pijlinktvis, zoals aangegeven door Hermans (et al. 2021).
Hippo: Zijn ze op het instituut waar je werkt hiervan op de hoogte? Zo ja, wordt er onderzoek hieromtrent verricht?
Daan: Wij volgen heel wat commerciële vissoorten op. Aan de hand van data die verzameld wordt via de visserij (aanvoer in visveilingen en tijdens commerciële vistrips), alsook visserij-onafhankelijke data (verzameld tijdens de surveys met de Belgia (II) en Simon Stevin).
Zelf hebben we geen specifiek onderzoek lopen naar de distributie en vangsten van de zeekat, maar we volgen natuurlijk ook de adviezen die aangemaakt worden in de verschillende ICES-werkgroepen op de voet, alsook voor die voor de zeekat.
IVO MADDER & DAAN DELBARE
Het verspreidingsgebied waar de Sepia officinalis voorkomt. Gelukkig ook nog steeds in de Oosterschelde.
Foto's (3): Filip Staes.