35 jaar midden in de maatschappij JUBILEUMUITGAVE | DE REGENBOOG GROEP
35 jaar midden in de maatschappij JUBILEUMUITGAVE | DE REGENBOOG GROEP
Inhoud
7
Tijdsbalk
13
Gezichten van De Regenboog
45 57
Interview Amsterdam in de jaren zeventig
61 69
Interview Honderden druggebruikers per jaar
Inloophuizen Verschillende inloophuizen Interview Vluchtheuvel in de stad Interview Van klaargemaakte boterhammen naar eigen verantwoordelijkheid
73 79 85 87
De Regenboog
AMOC (Amsterdams Oecumenisch Centrum)
89 89 92 95 96 97
Maatjes- en buddyprojecten Amsterdamse Vriendendiensten De Bres VONK Samen De Regenboog Groep Interview Alle stadsdelen af voor financiĂŤle steun
99
Tot slot
106
Colofon de regenboog groep
4
jubileumuitgave
de regenboog groep
7
jubileumuitgave
1979 1979 1980
kraakactie van de Stadsdoelen
aanstelling veldwerkster voor straatprostituees
1979
opening de Herberg in Schoonlo
begin van ouder- en familiecontacten bij De Regenboog
1977 1978
eerste uitgave van nieuwsbrief Meeleven
eerste Zomer Jongeren Project, er volgen er nog 26
1977
1976
aankoop Tabe Rienkshuis, inloophuis voor druggebruikers
oprichting van het Amsterdams Oecumenisch Centrum (AMOC)
opzet van Suriname-sectie
1975
opening het Vensterhuis in Bussum, voor verslaafden die willen afkicken
1975
1975
opening koffiebar Speak Easy, voor jongeren in Vondelpark
1974 oprichting stichting De Regenboog
DHV breidt hulp uit naar Duitse jongeren
1972
Tijdsbalk De Regenboog Groep
de regenboog groep
8
jubileumuitgave
opzet maatjesproject de Schieman 1995
opening inloophuis Makom 1995
opzet Vriendendienst Borgerstraat 1993
1992 AMOC/DHV verhuist naar Stadhouderskade
AMOC zet ge誰mproviseerde nachtopvang op in Amstelveen 1990
1989 opening inloophuis Oud-West
opening inloophuis Blaka Watra 1989
1988 opzet buddyproject van De Regenboog voor verslaafden met aids
1986 start spuitenomruilbus
AMOC/DHV verhuist naar Weteringschans 1986
druggebruikers
1984 opzet samen met GG&GD van spreekuren in Valckenierstraat voor buitenlandse
1983 AMOC/DHV verhuist naar Kerkstraat, hoek Vijzelstraat
oprichting van huiskamerproject voor verslaafde prostituees en vrouwenspreek- 1982 uur bij de soa-polikliniek op de Groenburgwal
1981 verhuizing van de Herberg naar de nieuwe Herberg in Rolde
de regenboog groep
9
jubileumuitgave
verhuizing vrouwenopvang naar Princehof 2006
fusie De Regenboog met SIA tot stichting De Regenboog Inloophuizen 2005
vereniging van Europese netwerken in netwerk Correlation 2005
2002 opening inloophuis Ondro Bong
fusie tussen inloophuizen de Kloof, Makom en Oud-West tot stichting 2002 Samenwerkende Inloophuizen Amsterdam (SIA)
2000 fusie van drie maatjesprojecten tot stichting Amsterdamse Vriendendiensten
opzet gebruikersruimte Westerpark 2000
opzet buddyproject de Bres 1999
1999 opening avondopvang voor straatprostituees in het Tabe Rienkshuis
behalen van het CBF-keur voor goede doelen 1999
1998 opzet verblijfs- annex gebruikersruimte in de Princehof
opening van drie gebruikersruimten 1998
netwerk van NGO’s
1997 opzet van Europees netwerk voor jongensprostitutie (ENMP) en Europees
1996 opzet maatjesproject de Kompaan
de regenboog groep
10
jubileumuitgave
samenwerking met Buurtboerderij Ons Genoegen 2010
opening van winkel Colors 2008
2008 overname inloophuis de Spreekbuis
fusie tussen stichting De Regenboog AMOC en Amsterdamse Vriendendiensten 2008 tot De Regenboog Groep
2007 opzet maatjesproject VONK
2007 opening Vrijwilligersacademie Amsterdam
overname inloophuis Ondro Bong 2007
De Regenboog AMOC
2007 fusie AMOC en stichting De Regenboog Inloophuizen tot stichting
opzet project Homeservice 2006
oprichting Hi5 2006
2006 oprichting kaarsenmakerij bij inloophuis Oud-West
2006 opening inloophuis de Eik
35 jaar midden in de maatschappij JUBILEUMUITGAVE | DE REGENBOOG GROEP
Dit verhaal gaat over 35 jaar betrokkenheid en idealisme. Over mensen die merkten dat bepaalde groepen in Amsterdam buiten de boot dreigden te vallen en dringend hulp nodig hadden. Niet alleen gingen zij die hulp geven, ook zetten zij structurele steun op in de vorm van projecten en organisaties. Een aantal van deze organisaties en projecten zijn nu verenigd in De Regenboog Groep. de regenboog groep
11
jubileumuitgave
de regenboog groep
12
jubileumuitgave
Gezichten van De Regenboog
de regenboog groep
13
jubileumuitgave
de regenboog groep
14
jubileumuitgave
de regenboog groep
15
jubileumuitgave
de regenboog groep
16
jubileumuitgave
de regenboog groep
17
jubileumuitgave
de regenboog groep
18
jubileumuitgave
de regenboog groep
19
jubileumuitgave
de regenboog groep
20
jubileumuitgave
de regenboog groep
21
jubileumuitgave
de regenboog groep
22
jubileumuitgave
de regenboog groep
23
jubileumuitgave
de regenboog groep
24
jubileumuitgave
de regenboog groep
25
jubileumuitgave
de regenboog groep
26
jubileumuitgave
de regenboog groep
27
jubileumuitgave
de regenboog groep
28
jubileumuitgave
de regenboog groep
29
jubileumuitgave
de regenboog groep
30
jubileumuitgave
de regenboog groep
31
jubileumuitgave
de regenboog groep
32
jubileumuitgave
de regenboog groep
33
jubileumuitgave
de regenboog groep
34
jubileumuitgave
de regenboog groep
35
jubileumuitgave
de regenboog groep
36
jubileumuitgave
de regenboog groep
37
jubileumuitgave
de regenboog groep
38
jubileumuitgave
de regenboog groep
39
jubileumuitgave
de regenboog groep
40
jubileumuitgave
de regenboog groep
41
jubileumuitgave
de regenboog groep
42
jubileumuitgave
de regenboog groep
43
jubileumuitgave
de regenboog groep
44
jubileumuitgave
De Regenboog
Eind jaren zestig en begin jaren zeventig wordt Amsterdam overstroomd door jongeren uit alle delen van de wereld. Aangetrokken door flower power zijn ze tegen alles wat burgerlijk en braaf is. Ze roken hasj, wiet en opium, en gebruiken LSD en speed. De jongeren slapen op de Dam en in het Vondelpark. Al snel ontstaat er een groep probleemgebruikers. De gemeente Amsterdam wordt door deze ontwikkelingen compleet overvallen. De afdeling Jeugdzaken richt op de Haarlemmer Houttuinen een sleep-in in voor ‘jeugdtoeristen’ zoals ze worden genoemd. Hier kunnen tijdens de zomermaanden zo’n vijfhonderd mensen terecht. Problematische harddruggebruikers mogen er niet in. Voor hen zijn geen voorzieningen. Op topnachten in 1971 telde het Vondelpark rond de 2000 slapers. Elke zomer worden het er meer en neemt de overlast verder toe. Duizenden blijven in Amsterdam rondhangen: ze willen of kunnen niet meer terug. Velen van hen zijn verslaafd aan de heroïne die de regenboog groep
45
jubileumuitgave
in 1972 in Nederland z’n intrede doet. Eind augustus 1974 verbiedt de gemeente het slapen in het Vondelpark, maar van verder coherent beleid is geen sprake. Gereformeerd predikant Douwe Wouters fietst dagelijks op weg naar zijn werk door het park en maakt zich zorgen over wat hij daar ziet gebeuren. Met Nederlands Hervormd predikant Paul Aalders probeert hij diverse kerkelijke instanties te mobiliseren om opvang te organiseren voor deze jongeren. Wanneer dat niets oplevert, nemen zij in de zomer van 1974 zelf het initiatief voor een project in het Vondelpark, samen met Bart van Empel van de christelijke organisatie Youth for Christ en Floyd McClung van de christelijke leefgemeenschap Youth with a mission. Dit project zal uiteindelijk de prelude blijken tot de oprichting van stichting De Regenboog. Luisterend oor Op 1 juli 1974 openen zij koffiebar Speak Easy, in het souterrain van een school, strategisch gelegen aan het Vondelpark. Tot eind augustus kunnen jongeren hier elke avond terecht voor koffie, thee, toiletbezoek, live muziek, een niet-oordelend luisterend oor en indien gewenst ook een goed gesprek. Het is er elke avond afgeladen vol. Vrijwilligers ko-
men van Youth for Christ en Youth with a Mission en via diverse kerken, waar met collectes ook het benodigde geld bijeen wordt gebracht. Het project wordt gedragen door christelijk geloof en inzet. Na de zomer is er, wat de initiatiefnemers betreft, geen weg meer terug. Zij denken er niet over om hun handen van deze kwetsbare groep af te trekken. Er wordt een werkgroep gevormd, onder meer met de predikanten Wouters en Aalders, die de mogelijkheden onderzoekt van een nieuw, meer uitgebreid project. Nu niet alleen met een ontmoetingsruimte maar ook met opvang en een rehabilitatieprogramma voor verslaafde jongeren. Zo wordt op 25 maart 1975 de stichting De Regenboog een feit. Een maand na oprichting kan veldwerker Jelle van Veen al als eerste beroepskracht in dienst worden genomen. Welkom gebaar De activiteiten van stichting De Regenboog zijn ondergebracht in vier secties: jongerencontacten, ouder- en familiecontacten, rehabilitatie (afkicken en integreren in de samenleving), maatschappelijke en politieke vragen. De steeds groter wordende achterban wordt de regenboog groep
46
jubileumuitgave
i A nno 2011 is de Partner- en Familieondersteuning (PFO) nog steeds onderdeel van het hulpverleningsaanbod van De Regenboog Groep. Ouders, partners en familie of vrienden leren omgaan met de verslaving van een naaste. De hulpverleners leren hen grenzen te stellen, waardoor ze beter in staat zijn met de problemen rondom de verslaving om te gaan. Aan de orde komen financiĂŤle, sociale en emotionele problemen. Deze ondersteuning heeft vaak ook indirect effect op het welzijn van de gebruiker.
van alle plannen en activiteiten op de hoogte gehouden met incidentele mailings. In 1977 worden deze vervangen door de driemaandelijkse nieuwsbrief Meeleven. De aanvankelijke terughoudendheid bij de kerken lijkt verdwenen. Ze bieden steun in de vorm van geld, vrijwilligers en soms meer. De diaconie van de Gereformeerde Kerk van Amsterdam doneert 25.000 gulden vlak voor de oprichting van de stichting. Een in meer opzichten zeer welkom gebaar. De diaconie in Bussum stelt een voormalig verpleeghuis ter beschikking voor de opvang van druggebruikers die willen afkicken. Het Vensterhuis zal elf jaar dienst doen en moet dan sluiten doordat de gemeente Amsterdam de subsidiekraan dichtdraait. Wanneer
er in 1977 financiĂŤle steun komt van de Generale Diaconale Raad van de Nederlandse Hervormde Kerk kan de zo dringend gewenste medewerker worden aangesteld voor de ouderen familiecontacten. Deze zet zowel individuele hulpverlening op voor partners, ouders en familie van harddrugverslaafden, als gespreksgroepen voor ouders. Enkele jaren later wordt de hulp uitgebreid tot ouders en familie van drank- en gokverslaafden. Onderdak Ook van rooms-katholieke kant komt steun. De Vincentiusvereniging verleent de kersverse stichting kosteloos onderdak in hun pand aan de Kloveniersburgwal, een verblijf dat 12,5 jaar zal duren. Mgr. Zwartkruis, bisschop van Haarlem, belt dominee Wouters in februari 1979 op om zijn betrokkenheid te tonen. De aankoop in 1979 van het Tabe Rienkshuis aan de Oudezijds Achterburgwal, inloophuis voor druggebruikers, wordt mogelijk dankzij het geld dat een lid van de Waalkerkgemeente per testament nalaat aan De Regenboog en financiĂŤle steun van de Gereformeerde diaconie. Steun komt ook van enkele instellingen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het drugsbeleid. Zo stimude regenboog groep
47
jubileumuitgave
leert dr. W.G. Mulder, hoofd van afdeling Geestelijke Hygiëne van de GG&GD, Wouters en Aalders om door te gaan met hun toen nog premature plannen. Ook werd dankzij zijn positieve advies in 1978 de subsidieaanvraag van stichting De Regenboog door de gemeente Amsterdam gehonoreerd. Zomer Jongeren Project Al is slapen in het Vondelpark inmiddels verboden, toch komt in de zomer van 1975 de stroom jongeren naar Amsterdam weer op gang. Bij de net-opgerichte stichting De Regenboog is men voorbereid. Het aantal verslaafden in Amsterdam wordt dan op vijfduizend geschat, in de wetenschap dat het er aan het einde van de zomer weer meer zullen zijn. Ook de vrijwilligers melden zich weer bij De Regenboog: van wie tweeëntwintig uit Nederland, veertien uit de VS en Canada, en acht uit andere landen. Deskundigen op medisch, maatschappelijk en pastoraal gebied staan klaar voor begeleiding. Het Vensterhuis in Bussum is inmiddels uitgerust voor de opvang van verslaafden die willen afkicken. Overdag trekken vrijwilligers in groepjes van twee de stad en het Vondelpark in om jonge-
ren aan te spreken. Zij verwijzen door naar medische of andere hulp, bemiddelen bij werk, zorgen voor eten of een slaapplaats, hebben soms alleen een babbeltje over het weer,
i D e vrijwilligers voor het Zomer Jongeren Project zijn jongeren, afkomstig uit allerlei landen, die hun geloof in de praktijk willen brengen. Informatie en training krijgen zij onder meer van predikanten en diakens. Na een jaar of tien is deze werkwijze achterhaald. De verslaafde jongeren van de jaren zeventig zijn uit het straatbeeld verdwenen. Het op straat aanspreken van druggebruikers en daklozen gaat men als bemoeizucht zien. Doelstellingen en werkwijze van het zomerproject worden bijgesteld. Er wordt niet alleen maar onder jongeren geworven en ook worden vrijwilligers slechts voor een week uitgenodigd voor wat nu de Zomer OriënteringsWeken heet. Centraal staat nu de vorming van de vrijwilligers zelf: hun ‘kennismaking met de rafelrand van onze samenleving’. ’s Morgens vertellen diverse sprekers over hun ervaringen met verslaving, prostitutie en dergelijke, ’s middags werken de vrijwilligers mee op diverse plekken in de organisatie. De christelijke boodschap wordt met meer nuance uitgedragen, gebleven is de onderlinge saamhorigheid. De Zomer OriënteringsWeken worden voor het laatst gehouden in 2008. de regenboog groep
48
jubileumuitgave
maar houden ook gesprekken over geloof en levensstijl. ‘s Avonds kunnen de jongeren terecht in koffiebar Speak Easy, nu in de kelder, de ‘Crypte’, van het Vincentiushuis. Het is er nog steeds elke avond vol. Deze speciale Zomer Jongeren Projecten voor vrijwilligers worden ook in de zomers daarna georganiseerd, in totaal tijdens zesentwintig opeenvolgende jaren. Wel zal de opzet na verloop van tijd veranderen. Achtertuin De overheid stelt zich de eerste tijd afwachtend op. Bij De Regenboog moeten ze eerst maar eens laten zien dat ze subsidie waard zijn. Ook lopen sommige initiatieven stuk op het ‘niet-in-mijn-achtertuin-syndroom’ van buurtbewoners. Zo stuiten in mei 1976 de veelbelovende plannen voor eerstelijnsopvang in een afgelegen boerderij in Koekange in Drenthe op onverwachte en onoverkomelijke tegenstand. Gelukkig kan zonder enig probleem op 1 oktober 1979 boerderij de Herberg in Schoonlo opengaan, voor gebruikers die geen plaats vinden bij andere hulpverleningsinstanties. Na korte tijd wordt, ook weer zonder problemen, verhuisd naar een ruimere boerderij: de nieuwe Herberg in Rolde.
Geschenk uit de hemel Plek waar alle Amsterdamse activiteiten van De Regenboog plaatsvinden, is het Vincentiushuis op de Kloveniersburgwal, door iedereen de Kloof genoemd. De Kloof is de huiskamer waar iedereen welkom is. Dus is het er een voortdurend komen en gaan, zowel van mensen die problemen hebben of informatie willen, als van medewerkers en vrijwilligers. De Kloof is ook de werkruimte van de medewerkers, de plek waar bestuursbijeenkomsten plaatsvinden, waar gesprekken met ouders en familieleden van druggebruikers gehouden worden en waar de administratie huist. ‘s Zomers is de Crypte onder het Vincentiushuis het centrale punt van het Zomer Jongeren Project. Het huis barst haast uit z’n voegen. Het lijkt dan ook een geschenk uit de hemel, wanneer de mogelijkheid komt om op de Wallen een inloophuis voor druggebruikers te openen. Met hulp van vijftig vrijwilligers uit de kerken, die er heel wat uren werk in steken, wordt het pand aan de Oudezijds Achterburgwal 91 verbouwd en geschilderd. Op 1 september 1979 gaat het Tabe Rienkshuis open, vernoemd naar een in 1976 veel te jong gestorven einzelgänger, die zich met enorme energie inzette voor daklozen en verslaafden. Op de bovenetages komen de spreekkamers van de afdeling veldwerk, op de de regenboog groep
49
jubileumuitgave
i N u de Crypte niet meer wordt gebruikt voor het Zomer Jongeren Project zet de Vincentiusvereniging hier inloophuis de Kloof op. Het inloophuis gaat in 2002 deel uitmaken van de Samenwerkende Inloophuizen Amsterdam (SIA). In 2005 fuseert de SIA met stichting De Regenboog.
begane grond zit het inloophuis, in de kelder de spuitenomruil. In 1984 begint een pater van de Krijtberg er met een viering op zondagmiddag. Uit deze bijeenkomsten ontwikkelt zich in de jaren negentig het drugspastoraat. Motto Vanaf het begin is het uitgangspunt dat hulp wordt geboden zonder te beleren of te veroordelen en zonder jezelf als zedenprediker op te stellen. Hierdoor kan De Regenboog rekenen op veel steun van de achterban. Wat ook aanspreekt is dat De Regenboog bereid is zich in te zetten voor elke groep die anders geen hulp zou krijgen. Het motto is naar psalm 72: ‘Helpen waar geen helper is’. De gemeente heeft nog amper visie op het snel groeiende
probleem van de druggebruikers. Veel van hen komen uit Europese landen waar een repressief beleid heerst ten aanzien van druggebruik of zijn vanwege het zelfstandig worden van Suriname in 1975 naar Nederland gekomen en vinden hier geen plek. Eind jaren zeventig zijn er rond de zevenduizend heroïneverslaafden in Amsterdam en een toenemend aantal (illegale) heroïneprostituees. Zij clusteren samen rond de Nieuwmarkt en de Zeedijk en verblijven onder zeer onhygiënische omstandigheden in kraakpanden. De straathandel en het openlijke gebruik veroorzaken veel overlast, waartegen amper wordt opgetreden. Door de aarzelende en afwachtende houding van de overheid, krijgen initiatieven van De Regenboog vaak een protestkarakter. Explosieve situatie Zo ook de actie die De Regenboog in de koude winter van 1979 onderneemt om onderdak te vinden voor een ‘zwerfgroep’ jonge verslaafde Surinamers. Met de politie op de hielen trekken zij van plek naar plek. De situatie is explosief. Al sinds 1976 bestaat binnen De Regenboog een Suriname-sectie. Deze treedt nu op als pleitbezorger van deze jongeren die de regenboog groep
50
jubileumuitgave
geen kant meer op kunnen. In recordtijd wordt er een plan ontwikkeld, genaamd Njoeng Libi: Nieuw Leven. Samen met onder meer de Surinaamse welzijnsinstelling Apoera zet De Regenboog een stuurgroep op. Terwijl er op het stadhuis wordt vergaderd en vergaderd, geeft de stuurgroep het sein tot actie. Via het dak van de Kloof wordt twee huizen verder het leegstaande pand de Stadsdoelen gekraakt: een gouden tip van de heer F.J. Philips, president van de Vincentiusvereniging Amsterdam en huisbaas van de Kloof. Het pand wordt meteen schoongemaakt en er treedt een ordedienst in werking. ‘s Avonds is er eten en warmte. Twee weken later staan er bijna twaalfhonderd bezoekers geregistreerd. De helft is jonger dan vijfentwintig jaar. Nazorg Amsterdam kent nu de grootste concentratie druggebruikers aller tijden. Dit zet de gemeente aan tot nieuw beleid. Het idee is om kleinschalige voorzieningen in de verschillende buurten op te zetten. Dit plan haalt de praktijk nooit door heftig verzet vanuit de wijken en zorgt zelfs voor aftreden van wethouder van Volksgezondheid Irene Vorrink. In het
drugsbeleid dat de gemeente vervolgens ontwikkelt, past het Njoeng Libi-project niet. De Regenboog die de eerste opvang deed van Surinaamse druggebruikers die willen afkicken, wordt nu gevraagd de laatste fase voor zijn rekening te nemen: namelijk voorkomen dat exgebruikers terugvallen. De nazorgsectie van De Regenboog concentreert zich op individuele begeleiding en op de ondersteuning van een zelfhulpgroep van kansarme Surinamers die niet meer gebruiken en proberen om niet terug te vallen. Koffie en condooms Er blijkt er nog een groep te zijn voor wie ‘geen helper is’: verslaafde vrouwen, meestal werkzaam in de prostitutie. Ze komen wel in de gekraakte Stadsdoelen, maar blijken voor de hulpverlening het minst bereikbaar. Daarom stelt De Regenboog in 1980 met kerkelijk geld speciaal voor deze doelgroep veldwerkster Marjolijn Keesmaat aan. Directe aanleiding is het aangrijpende gesprek dat Gerard van Huis, voorzitter van De Regenboog, tevens voorzitter van de Gereformeerde diaconie, in de Stadsdoelen heeft met een 17-jarige heroïneprostituee. De veldwerkster gaat ‘s avonds en ’s nachts met koffie, broodjes en condooms de regenboog groep
51
jubileumuitgave
de straat op om vrouwen tijdens hun werk op te zoeken. Ze streeft naar erkenning van de straatprostituees als bestaande groep die faciliteiten nodig heeft om te kunnen werken. De politiek heeft in die tijd geen ander beleid dan handhaving van de openbare orde, hetgeen neerkomt op opjagen en boetes uitdelen. Vrouwenopvang In 1999 opent De Regenboog een zeer welkome avondopvang voor straatprostituees in het Tabe Rienkshuis, die in 2001 echter gesloten moet worden wegens gebrek aan financiële middelen en steun van de gemeente. Gelukkig kan de opvang in 2003 weer open. Maar er doen zoveel vrouwen (er staan ruim 250 vrouwen ingeschreven) een beroep op, dat de ruimte eigenlijk te klein is en de voorzieningen tekortschieten. In april 2005 kunnen de openingstijden verlengd worden tot 22 uur per etmaal. Een jaar later verhuist de vrouwennachtopvang naar de Princehof, waar meer ruimte is. De Jellinekkliniek stelt een sociaal-medisch verpleegkundige ter beschikking en het HVO levert warme maaltijden. Er komt meer geld beschikbaar, waarmee samen met hulpverleningsinstellingen het ACT-
team (Assertive Community Treatment-team) wordt opgezet, dat vanuit de Princehof gaat werken. Door deze samenwerking op het gebied van behandeling en rehabilitatie ontstaat een samenhangend hulpaanbod. In de jaren daarna worden veel verslaafde vrouwen door de hulpverlening bereikt, hetgeen ook te merken is aan het dalende aantal dat op straat verblijft. Aids Het motto ‘helpen waar geen helper is’ blijft leidraad bij het beleid. Rond 1982 komen de eerste berichten over grote aantallen aidsslachtoffers in de homo- en drugsscene in New York. ‘Hoe lang zal het duren voordat aids ons land bereikt? We kunnen toch niet passief afwachten wat hier de gevolgen zijn?’ Meer dan intern vergaderen over deze vragen komt het de eerste jaren echter niet. Tot Douwe Wouters in 1986 wordt aangesproken door een bezoeker die hij al jaren kent. Deze vertelt dat hij aids heeft en vraagt de predikant of hij hem in het ziekenhuis wil komen opzoeken. ‘Nu moet er iets gebeuren’, realiseert Douwe Wouters zich direct. De Regenboog kan niet om dit nieuwe maatschappelijke de regenboog groep
52
jubileumuitgave
probleem heen. Een groot deel van de verslaafden in Amsterdam zal besmet raken. Als ze ziek worden, zullen ze meestal niet kunnen terugvallen op een sociaal netwerk. De Regenboog stelt een werkgroep in, die de mogelijkheden onderzoekt van hulpverlening aan verslaafden met aids. Vervolgens wordt net als in 1975 een beleidsplan voorgelegd aan de overheid, steun gevraagd aan de kerkelijke achterban en draagkracht gezocht in de samenleving. Spuitenomruilbus De gemeente reageert sceptisch op de verschillende projecten die De Regenboog voorstelt. Alleen het spuitenomruilproject dat De Regenboog midden jaren tachtig heeft opgezet ter preventie van infectieziekten als hepatitis-b, past in hun beleid. Naast de spuitenomruilplek in het Tabe Rienkshuis komt er nu een omruilbus waar schone spuiten worden verstrekt. Dit project van De Regenboog blijkt later een van de meest effectieve aidspreventieinstrumenten van Amsterdam te zijn en de overlast sterk te verminderen.
San Francisco Vanuit de kerken komt meer support. Begin 1988 krijgt De Regenboog een uitnodiging om te participeren in een delegatie van de Raad van Kerken, die in de Verenigde Staten projecten zal bezoeken van hulpverlening aan mensen met aids. In San Francisco ontmoeten
i M et de komst van betere medicijnen blijven mensen met hiv langer leven en gaat de buddyzorg meer inhouden dan louter stervensbegeleiding, al blijft het buddycontact intensief. Door de combinatietherapie daalt eind jaren negentig het sterftecijfer onder hiv-positieven en wordt de doelgroep verbreed naar mensen die chronisch en/of levensbedreigend ziek zijn. Ook de hulpvraag van cliĂŤnten verandert. Ze willen vooral ondersteuning om het vrij strakke slikregime van de medicatie vol te houden, gesprekken over levensinvulling of hulp bij kwesties van praktische aard. Tegelijkertijd wordt de buddyzorg verder geprofessionaliseerd en meer in protocollen gevat. Ook gaat er meer aandacht naar de persoonlijke groei van de buddy zelf. In de loop van de tijd komen er bovendien steeds meer aanmeldingen binnen van alcoholverslaafden. In 2009 krijgen de coĂśrdinatoren en vrijwilligers daarom speciale trainingen over alcoholisme. de regenboog groep
53
jubileumuitgave
ze paters die een systeem met vrijwilligers hebben opgezet, die druggebruikers met aids praktische en emotionele steun bieden. Dat idee nemen ze over en op 15 augustus 1988 gaat het buddyproject van De Regenboog van start met twee stafmedewerkers en een toenemend aantal getrainde vrijwilligers. Het geld komt van het landelijk diaconaat van de Hervormde en de Gereformeerde kerk en een Rooms-katholieke charitasinstelling. De overheid gaat vanaf eind 1991 subsidie geven, nadat onderzoek door het Nederlands Centrum voor Geestelijke Volksgezondheid het positieve resultaat van het buddyproject laat zien. Tegenstand Hoeveel draagkracht in de samenleving gevonden kan worden voor hulpverlening aan druggebruikers met aids blijkt in 1989 als de orde van Kapucijners hun klooster aan de Lijnbaansgracht aan De Regenboog ter beschikking wil stellen als woonvoorziening voor deze doelgroep. Het gedegen plan loopt stuk op heftige tegenstand van de buurtbewoners. Ook in het Wallengebied loopt de spanning op. Mensen gaan de hulpverlening als oorzaak zien
van de concentratie van druggebruikers in bepaalde buurten en eisen dat organisaties als De Regenboog en het Leger des Heils uit de buurt vertrekken. Blaka Watra Van het drugsbeleid dat de gemeente had ingesteld na de mislukte plannen van wethouder Vorrink komt niet veel terecht. Midden jaren tachtig gaat de overheid de drugshulpverlening daarom reorganiseren. Al het nazorgwerk gaat naar de nieuwe gemeentelijke instelling Maatschappelijk Herstel Voorzieningen. Ook het rehabilitatieprogram voor Surinaamse druggebruikers van De Regenboog wordt hier in september 1986 ongevraagd en ongewild ondergebracht, inclusief twee medewerkers die met overheidssubsidie zijn aangesteld. Toch is dit niet het einde van de hulpverlening door De Regenboog aan deze groep. Humbert Alken, van de nazorgstaf overgebleven, ontwikkelt een plan voor een aanloopcentrum. Gekozen wordt voor de naam Blaka Watra: een kreek in een bekend Surinaams recreatiegebied, die wordt geassocieerd met rust en geneeskracht. Er wordt een medewerker aangetrokken voor het werven, trainen en begeleiden van vrijwilligers. Een geschikte locatie lijkt er ook de regenboog groep
54
jubileumuitgave
al te zijn, aangezien in de Muiderstraat de wijkpost van de GG&GD voor druggebruikers leegkomt. Dat blijkt een misrekening. De buurt reageert woedend op de plannen en weet die met succes te keren. Voorlopig krijgt Blaka Watra een plek in het Tabe Rienkshuis. De wethouder stelt een werkgroep in die naar een geschikte locatie zoekt, buiten de al overbelaste grachtengordel. In 1988 wijst de werkgroep de voormalige schippersschool aan de Droogbak aan. Het gebouw wordt opgeknapt en geschilderd door voormalige gebruikers. Op 21Â december 1989 vindt de feestelijke opening plaats van dit inloophuis voor Surinaamse en Antilliaanse druggebruikers. Ook het centraal bureau van De Regenboog huist sindsdien op dit adres. Pioniers De initiatiefnemers van De Regenboog doen de eerste tijd alles wat gedaan moet worden. Ze ontwikkelen een organisatiestructuur, maken een ondernemingsplan en een begroting, en gaan op zoek naar sponsors en vrijwilligers. Sommigen nemen zelfs druggebruikers in huis. Ook voor de eerste hulpverleners die worden aangetrokken, ligt geen taakomschrij-
ving klaar. Wat nodig is, zal vanzelf wel blijken zodra het betreffende project van start gaat. Hoeveel tijd het werk gaat kosten, is evenmin zeker en of het salaris op tijd komt, hangt af van de giften die binnenkomen. De bevlogenheid van deze pioniers weegt daar echter ruimschoots tegen op. Hun deskundigheid ontwikkelt zich in de praktijk. Weken van tachtig Ă negentig uur zijn geen uitzondering. In anderhalf jaar tijd tillen veldwerkers Jelle van Veen en Harry van Strien zo drie projecten van de grond: het veldwerk, de ambulante hulpverlening en de huiskamer, en hebben zij contacten gelegd met 175 druggebruikers. Tegelijk wordt gewerkt aan verdere professionalisering. Vijf jaar na de oprichting heeft elke locatie een team van deskundigen. Ondenkbaar Het maatschappelijk werk bestaat in de beginjaren van De Regenboog met name uit veldwerk. Wie aan het werk is, zul je daarom niet snel op kantoor vinden. Dat is tegenwoordig anders. De werkwijze van zomaar de straat op gaan en kijken wie je tegenkomt, is nu ondenkbaar. Vooral in de laatste vijftien jaar is het maatschappelijk werk sterk geprofesside regenboog groep
55
jubileumuitgave
onaliseerd, met beschreven methodieken en dossiervorming. Er is een organisatie omheen gebouwd, waarbinnen medewerkers hun eigen specialismen hebben. De maatschappelijk werkers zijn enkele dagen per week aanwezig in de inloophuizen en voor cliĂŤnten dus dichtbij en makkelijk bereikbaar. Ze werken niet in hun eentje, maar zijn een schakel in een keten van hulpverlening. Gebleven zijn de inzet en het idealisme, waarmee mensen kiezen voor dit veeleisende werk. De weg vinden Gewerkt wordt met name aan toeleiding naar hulpverlening. De maatschappelijk werkers onderzoeken of er hulpverlening nodig is en welke en bemiddelen daar vervolgens in. Tot hun taak hoort ook de crisisinterventie en de langdurige (woon)begeleiding voor een kleine groep. Verder hoort tot hun caseload de groep mensen die hun situatie niet willen aanpakken, maar geconfronteerd worden met problemen als huisuitzetting en (herhaalde) stopzetting van hun uitkering. Ook hierbij wordt steeds bekeken wat er nodig is zodat mensen toch de weg vinden naar een door hen geaccepteerd beter bestaan.
Het veldwerk is sinds 2008 ondergebracht bij een aparte organisatie, Veldwerk Amsterdam: een samenwerkingsverband van De Regenboog Groep, JellinekMentrum en Streetcornerwork.
de regenboog groep
56
jubileumuitgave
Interview
Amsterdam in de jaren zeventig Amsterdam werd in de jaren zeventig onverwachts geconfronteerd met een nieuw fenomeen: druggebruik en verslaving van grote groepen jongeren. Er was nog geen plan, nog geen aanpak, nog geen kennis. Bij de gemeentelijke geneeskundige dienst werd een team samengesteld van mensen die daar vanuit de praktijk voor moesten zorgen. Theo Sluijs maakte deel uit van dit team.
“De belangrijkste ingrediënten van Amsterdam in de jaren zeventig waren: de hippies en hun middelengebruik, de sloop van de Nieuwmarktbuurt voor de aanleg van de metro, de grote renovatie van de negentiende-eeuwse wijken met daardoor veel leegstand en kraakpanden, de intrede van heroïne, en de duizenden Surinamers die – vanwege de onafhankelijkheid van Suriname – naar Nederland kwamen.
werd er een team van vijf personen gevormd: een gedragswetenschapper, een psychiater en drie sociaalpsychiatrisch veldwerkers van wie ik er een was. We werden vrijgesteld van de reguliere bureauactiviteiten en kregen de opdracht: ‘daar is de stad, ga maar kijken wat je kunt doen’. Dat was begin jaren zeventig. Op m’n fiets met een tasje met pillen en verband ging ik naar waar de mensen ook verbleven: in een park, onder een brug, op de Dam en op bepaalde locaties, zoals Fantasio II, de sleep-in, en de huishoudschool in het Vondelpark. We begonnen met gezondheidszorg, maar het kon ook gaan om het regelen van onderdak, inkomen of vuilverwijdering.
Antiautoritair Het was voor velen duidelijk, ook voor de gemeente, dat er veel aan het misgaan was. De hippies leefden niet bepaald regelmatig en verwaarloosden zichzelf min of meer. Ze werden ziek, kregen griep, longontsteking, infecties. Door het gebruik van vaak hallucinerende middelen kwamen velen niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk in de problemen. Vanwege hun antiautoritaire instelling maakten ze geen gebruik van de reguliere gezondheidszorg. Het effect was dat mensen ziek rondliepen. Dat is niet goed voor de persoon zelf, maar ook niet voor de samenleving. Niemand had nog een goede aanpak voor deze problemen en ieder probeerde dat op z’n eigen manier. Zo is ook De Regenboog opgezet.
Stuk touw Zo kwam ik een keer bij een pand in de Nieuwmarktbuurt. De trap naar de eerste verdieping was eruit gehaald, zodat de politie niet zomaar kon binnenlopen. In plaats daarvan hing een stuk touw. Daar klom ik langs naar boven met m’n tas op m’n rug, zo lenig was ik toen nog. Binnen was het aardedonker. Ik riep: ‘ik ben Theo van de GGD’, er werd een beetje licht gemaakt en ik deed de dingen die nodig waren. Buiten lag een enorme berg troep en vuilnis, die ze gewoon naar buiten hadden gegooid. Die moest daar weg, vond ik. Op m’n fietsje ging ik naar de Stadsreiniging. Daar geloofden ze eerst niet dat ik van de GGD was: ik had me aangepast aan de doelgroep en had ook lang haar en blote voeten in sandalen, terwijl alle GGD’ers toen in dikke grijze jaeger uniformen liepen met een pet
Op de fiets Ik werkte in die tijd bij de geneeskundige dienst van Amsterdam, op de afdeling geestelijke hygiëne wat nu geestelijke gezondheidszorg heet. Als eerste aanpak de regenboog groep
57
jubileumuitgave
op. De Stadsreiniging beloofde te komen en ik ging snel terug om de mensen te waarschuwen, want die waren uitermate paranoïde voor autoriteiten. Al meteen kwamen vier grote vrachtwagens met grijpers aanrijden en binnen een paar uur was alle troep weg. Ik stond er zelf van te kijken.
als je iets niet zo handig had aangepakt. Dat is methodisch natuurlijk fantastisch. Wij kregen de volle ruimte en alle gelegenheid om het proces verder te ontwikkelen. Naar buiten toe kon een stevige houding worden aangenomen, omdat collega’s en leiding van alles op de hoogte waren. Dit heeft mij overeind gehouden.
Potige hoofdzuster We werkten vanuit de gedachte van professor Querido, waarop de sociale psychiatrie is gegrondvest. Die houdt in dat je eerst zorgt voor de basisvoorzieningen. Het heeft geen nut om te moraliseren tegen iemand, die in de ellende zit, vervuild en gewond is, koorts heeft, helemaal in de war is, en niet gegeten heeft. De mensen wilden altijd geholpen worden, het lag eraan hoe je ze benaderde. Veel behandelde ik ter plekke. Als het nodig was belde ik een ambulance, maar meestal nam ik haar of hem zelf mee naar huisarts, hospitaal, tuberculoseafdeling of eigen bureau, afhankelijk van de aard van de problematiek. Als iemand te ziek was, bracht ik hem naar het hospitaal. Of het nu een Italiaan, een Duitser of een Amsterdammer was. En ik bleef erbij tot hij in bed lag. Het ziekenhuis wilde natuurlijk weigeren. Dan stond er zo’n potige hoofdzuster voor de deur, die zei: ‘je komt er niet in’. En ik: ‘dat zullen we nog zien’. Zo ging het letterlijk. Dan belden ze de GGD en hoorden ze dat ze me toch moesten toelaten. Niet dat ze bang waren voor de viezigheid, dat kenden ze wel. Het was vanwege het gedrag dat vaak angstwekkend was. Dat begreep ik heel goed, met deze materie hadden ze zich in de ziekenhuizen nooit eerder hoeven bezighouden. Ik adviseerde de artsen en verpleegkundigen ook over de middelen die ze konden geven. Hetzelfde deden we trouwens in de psychiatrische ziekenhuizen, daar waren ze net zo wars en net zo schrikachtig.
Behappen Wij registreerden wat we zagen en gingen met de cijfers naar het stadhuis. Daardoor kregen we al snel steun van de gemeente. Daarbij hebben we er altijd voor gepleit dat mensen niet vanwege hun gedrag gediscrimineerd mochten worden. Dat is ook nooit gebeurd hoewel het vanuit de politiek af en toe krachtig gepoogd werd, maar daar zijn we altijd dwars voor gaan liggen. Uit de cijfers bleek natuurlijk dat wij de problematiek nooit alleen met ons vijven konden behappen. Vanuit het stadhuis zijn toen samen met de geneeskundige dienst allerlei zaken en projecten ontwikkeld. Al kwam het geld niet vanzelf en hebben we jaren moeten pionieren in niet bepaald een van-negentot-vijf-baan. Nu terugkijkend zie je echter dat de stad Amsterdam, vrij uniek in de wereld, twee epidemieën heeft weten te beheersen. De eerste is de verslavingsepidemie, zo noem ik ‘m, en de tweede is de hiv/aids-epidemie. Derdewereld geneeskunde Het jaar 1975 was een breekpunt door de toevloed van Surinamers naar Nederland en de situatie van moord en doodslag die ontstond op de Zeedijk. De stad kon toen niet meer om de problemen heen. Die waren echt dramatisch. Toen de Doelen en het Sosa-gebouw op de Vijzelstraat werden gekraakt, zijn we daar direct spreekuur gaan draaien. Maar het waren niet meer dan noodvoorzieningen, we bedreven een soort derdewereld geneeskunde. Wij waarschuwden het stadhuis: ‘er zitten honderden jongeren in het Doelengebouw en het Sosa gebouw, het loopt gierend uit de hand’. Toen is na enige tijd de methadonbus gaan rijden, zodat wij de mensen daar konden bedienen en kwamen er wijkposten in vijf delen van de stad. De Doelen en het Sosagebouw werden leeggehaald en de mensen over nieuwe projecten voor maatschappelijke opvang in
Stevige houding De hoofden van de afdeling geestelijke hygiëne steunden ons volledig bij alles wat we deden. Anders hadden we dit werk nooit kunnen doen. Elke morgen was er een uur ochtendrapport, waarbij iedereen vertelde wat je de vorige dag had gedaan. Daarbij gold dat alles op tafel moest komen, ook de regenboog groep
58
jubileumuitgave
de stad verspreid. Wij haakten aan bij instellingen zoals AMOC en De Regenboog, en andersom, hoewel deze ook een beetje wars waren van de GGD. Ze vonden ons behoorlijk dominant en dat waren we ook. Op het terrein van geestelijke en lichamelijke gezondheid hadden wij de houding: ‘zo doe je dat en niet anders’. Dus er waren wel eens pittige discussies, maar je vond elkaar tenslotte altijd.
mensen een ademdepressie kregen waaraan ze konden overlijden, anderen geen ambulance belden omdat er dan ook politie meekwam om de omstanders te ondervragen. Dus als iemand in de problemen kwam, rende iedereen weg. Ik vond dat onverdraaglijk. Via de politiek kregen we voor elkaar dat in geval van drugs de politie niet meer meekwam, tenzij er sprake was van een misdrijf. Samen met andere organisaties hebben we toen overal in de stad flyers rondgedeeld. Met in alle talen: red je kornuit, bel het alarmnummer, de politie komt er niet bij, je wordt niet opgepakt of het land uitgezet. Dat had direct effect. In een topjaar hadden we drieënzeventig jonge mensen die overleden. Gelijk het jaar erna was het aantal gehalveerd. Wel nog steeds te veel.”
Invloed Ook met DHV en later met AMOC hebben we samengewerkt. In die periode had Duitsland een zeer repressief beleid en kwamen er veel Duitsers naar hier. Ook hen hielpen we. Onze directeur had een uitstekend contact met het Duitse consulaat en samen konden ze invloed uitoefenen in Den Haag. Zo werden er bijvoorbeeld voor een aantal zwaar zieke mensen, buiten alle regelingen om, verblijfsvergunningen geregeld, zodat ze hier behandeld konden worden. In Duitsland zouden ze vanwege hun drugsgebruik onmiddellijk worden opgesloten of aan hun lot worden overgelaten en dat vonden wij oneigenlijk. Ze zouden niet meer beter worden: dat hadden wij diagnostisch aangetoond. Tragiek Het was een heftige tijd. Daar was bijvoorbeeld het drama van de vergiftigde heroïne. Tenminste, wij dachten dat het zoiets moest zijn. In korte tijd vielen er veel doden, maar we hebben nooit geweten wat de oorzaak was. En toen kwam aids. Ik was vlak daarvoor drie weken naar Amerika gestuurd en had nog gedacht: ‘god verhoede dat dit ook naar Amsterdam komt’, maar het kwam natuurlijk toch. Ik herinner me de eerste patiënt die ik ontmoette, niemand wist nog hoe je de ziekte moest behandelen. De meeste zieken gingen vrij snel dood, met alle tragiek die erbij hoorde. Red je kornuit Vreselijk vond ik de drugsdoden. Kerngezonde jonge mensen die een beetje te veel gebruikten en dan dood gingen. Dat was onverdraaglijk. Zoiets mag niet! Ik ben samen met anderen gaan onderzoeken waarom dat zo vaak gebeurde, heb hierover ook gepubliceerd. Ik ontdekte dat wanneer de regenboog groep
59
jubileumuitgave
de regenboog groep
60
jubileumuitgave
AmOC
(Amsterdams Oecumenisch Centrum)
Begin jaren zeventig wordt ook voormalig predikant Karl-Ernst Hesser geconfronteerd met de zorgwekkende keerzijde van de flower powerbeweging. Hesser is directeur van de stichting Deutscher Hilfsverein (DHV), gevestigd aan de Willemsparkweg. De stichting is in 1882 opgericht om steun te verlenen aan hulpbehoevende Duitse immigranten in Amsterdam en wordt gesubsidieerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland en met losse giften. Eerder was die hulp vooral gericht op Duitse weduwen die met Nederlanders getrouwd waren geweest en het moeilijk hadden in het naoorlogse Nederland, maar de laatste tijd had de DHV niet veel te doen. Nu kloppen zoveel Duitse jongeren aan die - meestal door druggebruik - in de problemen zijn gekomen, dat Hesser in 1972 besluit om de hulpverlening uit te breiden naar deze groep. Door zijn achtergrond als predikant slaagt hij erin om medefinanciering vanuit de Duitse kerken te krijgen. Ook krijgt hij versterking van twee vrijwilligers. de regenboog groep
61
jubileumuitgave
Lobbyen Bij het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken zijn ze het niet eens met de nieuwe koers van de DHV en de subsidie komt op de tocht te staan. Steun krijgt Hesser wel van mevrouw M. Steenman-Brenninkmeijer, voorzitter van het bestuur van de DHV. Zij gaat mee naar besprekingen met het ministerie in Bonn en regelt zelfs tweemaal een subsidie voor de DHV uit het sociaal fonds van C&A (van de bekende kledingzaken). In 1975 lukt het mr. Hüffer, op dat moment voorzitter van de bestuur, om een eenmalig bedrag te vinden en wordt na veel lobbyen de jaarlijkse bijdrage van het Duitse ministerie van buitenlandse zaken verhoogd. Maar de DHV blijft dringend op zoek naar nieuwe geldbronnen, aangezien steeds meer Duitse jongeren bij de Hilfsverein aankloppen. Oecumenisch Sociaal Centrum In 1974 telt de DHV nog veertig drugsverslaafde cliënten, in 1977 zijn het er honderd, in 1979 al meer dan tweehonderd. Jaarlijks worden er dan tussen de zestig en honderd gevangenisbezoeken afgelegd en drie- à vierhonderd regelmatige contacten met Duitse jon-
geren onderhouden. De Duitse autoriteiten vinden echter dat de subsidie alleen gebruikt mag worden voor het verlenen van hulp in acute noodsituaties en voor het terugsturen van jongeren naar Duitsland. Een weinig realistisch standpunt aangezien geen wegloper, deserteur of druggebruiker zich vrijwillig bij de Hilfsverein of het consulaat zal melden, om vervolgens aan de Duitse autoriteiten te worden overgedragen. Om mensen te motiveren om terug te keren, is intensieve begeleiding nodig. Ook de Nederlandse overheid ziet weinig in hulp aan illegaal verblijvende buitenlandse jongeren. De DHV is daardoor aangewezen op steun van protestantse en katholieke kerken in Duitsland en Nederland. Voor de kerken is financiële steun aan een niet-kerkelijke organisatie echter niet te verantwoorden. Voorgesteld wordt om de DHV om te vormen tot een oecumenisch sociaal centrum. Dit zou echter een eind betekenen aan de financiële steun van de Duitse overheid aan de DHV. Daarom wordt op 14 april 1978 het Amsterdams Oecumenisch Centrum (AMOC) opgericht, als aparte stichting naast de DHV. Belangrijkste taak is het bieden van opvang, basisvoorzieningen als veiligheid, schone kleren en voedsel, psychosociale begeleiding en ondersteuning bij de terugkeer naar het land van herkomst. Het team bestaat uit een de regenboog groep
62
jubileumuitgave
maatschappelijk werker en een dienstweigeraar van de Aktion S端hnezeichen Friedensdienst (ASF). Er wordt samengewerkt met de GG&GD, een samenwerking die de komende jaren verder zal worden ge誰ntensiveerd. Ingeborg Schlusemann, tegenwoordig algemeen directeur en voorzitter Raad van Bestuur van De Regenboog Groep, komt in 1981 bij AMOC te werken. Op het nippertje Het nieuwe AMOC krijgt geld van Duitse kerken en ook uit Nederland zeggen katholieke, Nederlands-hervormde en gereformeerde kerken hun steun toe, wel slechts voor drie jaar. De Duitse overheid wil niets bijdragen aan een kerkelijk sociaal centrum. Daarom komen er twee stichtingen onder een kap met ieder eigen financieringsbronnen. Hesser moet echter op eieren lopen om de financiering voor de DHV niet te verliezen. Wanneer na drie jaar de steun van de Nederlandse kerken ophoudt, lijkt het einde van AMOC/DHV nabij. Op het laatste nippertje zegt de gemeente Amsterdam in 1982 een overbruggingssubsidie toe voor een jaar. Daarna neemt de gemeente een steeds groter deel van de financiering over en kunnen
ook de Duitse kerken zich geleidelijk terugtrekken. Het voortbestaan van AMOC/DHV is sindsdien niet meer in het geding geweest. Huiskamer In Duitsland bestaat er begin jaren tachtig amper hulpverlening voor verslaafde jongeren en wordt er geen methadon verstrekt. Vaak is de gevangenis hun enige perspectief. Ze komen dan ook in grote aantallen naar Nederland. Omdat de drugs hier betrekkelijk goedkoop en van goede kwaliteit zijn, nemen ze onbedoeld vaak een overdosis. Elk jaar vallen er tientallen doden. Medewerkers van AMOC/DHV gaan rond in het centrum om folders uit te delen en voorlichting te geven. Omdat buitenlandse intraveneuze druggebruikers vaak met ernstige medische problemen kampen, wordt samen met de GG&GD een speciaal medisch spreekuur opgezet. Ook komt er in 1982 vlakbij de tippelzone op de Reguliersgracht een huiskamerproject voor verslaafde prostituees en een vrouwenspreekuur bij de soa-polikliniek van de GG&GD op de Groenburgwal. de regenboog groep
63
jubileumuitgave
Ontmoedigingsbeleid Karl-Ernst Hesser neemt in 1983 afscheid van AMOC/DHV, opvolger is sociaal-pedagoog Dirk Korf, die als fulltime coördinator wordt aangesteld. Zijn team van voornamelijk Duitse medewerkers bestaat uit vier sociaal werkers, een psycholoog en een administratief medewerker, bijgestaan door twee regelmatig wisselende vrijwilligers van Aktion Sühnezeichen Friedensdienst en enkele stagiaires. Het kleine kantoor aan de Prinsengracht 148 wordt in 1983 verruild voor een ruimere locatie aan de Kerkstraat, hoek Vijzelstraat. Jaarlijks doen nu zo’n veertienhonderd cliënten een beroep op AMOC/DHV en hun aantal neemt nog toe. Omdat ook het aantal overdosisgevallen toeneemt, worden in 1984 samen met de GG&GD spreekuren voor buitenlandse druggebruikers opgezet in een wijkpost in de Valckenierstraat. De gemeentelijke overheden weten niet wat ze aan moeten met het groeiende probleem van de druggebruikers. In 1985 legt de gemeente een ontmoedigingsbeleid op aan alle hulpverlenende instanties, dus ook aan AMOC. Zij moeten buitenlandse druggebruikers zo veel mogelijk stimuleren om terug te keren naar eigen land.
Meer humane aanpak In 1986 verhuist AMOC/DHV naar de Weteringschans. Het probleem aids heeft dan al grote vormen aangenomen. Intraveneuze druggebruikers raken massaal besmet en het aantal sterfgevallen onder hen is dramatisch. Noodgedwongen komt hierdoor in Amsterdam langzaam een serieuze discussie op gang tussen gemeente en hulpverleningsinstanties. In Duitsland daagt geleidelijk aan het inzicht dat repressie niet de manier is om de aidsepidemie te bedwingen en kan worden gepraat over een meer humane aanpak. Ook kan er beter met de Duitse autoriteiten worden overlegd over cliënten die in Duitsland gezocht worden, maar hier in een behandelingstraject zitten. Nu, in 2011, bestaat in vrijwel elke Duitse stad opvang met methadonverstrekking en spuitenomruil. Jongens Medio jaren tachtig valt het bij AMOC/DHV op dat er steeds meer mannelijke Duitse en Duitstalige prostitués in Amsterdam zijn. Eerst vooral uit Duitsland maar sinds begin jaren negentig ook uit Oost-Europese landen als Roemenië, Polen en Tsjechië. De problemen rond de regenboog groep
64
jubileumuitgave
deze groep zijn groot. De jongens spreken de taal niet, weten weinig van hiv en soa’s, zijn vanwege hun illegaliteit bang voor de politie en bevinden zich daardoor in een kwetsbare positie. Velen raken verslaafd. Samen met de Schorerstichting en de GG&GD gaat AMOC voorlichting geven in de bordelen. In de tram Dankzij de erfenis van een Duitse cliënt die aan aids overleed en een flat in Amstelveen nalaat aan AMOC/DHV, kan in 1990 een geïmproviseerde nachtopvang van start gaan. Iedere avond gaat een medewerker met een groepje cliënten in de tram naar de flat om er de nacht door te brengen. Een heel gedoe, maar het werkt wel. De flat wordt in 1992 verkocht als AMOC/DHV weer moet verhuizen, om geld vrij te maken om in het nieuwe gebouw te investeren. De verhuizing is dit keer naar de Stadhouderskade 159, het huidige adres. In dit ruime pand is plek voor alle noodzakelijke voorzieningen, ook voor de nachtopvang.
Decriminalisatie In de jaren negentig verandert er veel. Om de aidsepidemie in te dammen kiest de overheid voor de pragmatische benadering van de harm reduction en komt hiermee op hetzelfde spoor als De Regenboog en AMOC/DHV. Drugsbezit voor eigen gebruik is in Nederland en Duitsland sinds 1992 niet meer strafbaar. Door deze decriminalisatie van het druggebruik wordt het mogelijk om in 1998 drie gebruikersruimten te openen. Het openlijke gebruik van drugs op straat en de bijbehorende overlast nemen hierdoor af. Er vallen minder drugsdo-
i H arm reduction heeft tot doel de schadelijke effecten van druggebruik zo veel mogelijk te beperken: voor de gebruiker, voor anderen zoals partners, ouders, kinderen, en meer algemeen voor de maatschappij. Daarbij wordt druggebruik noch goedgekeurd, noch veroordeeld. De visie op verschillende druggerelateerde problemen wordt enkel bepaald door de mate waarin ze schade kunnen veroorzaken. Schadebeperkende maatregelen zijn laagdrempelige ambulante hulpverlening, spuitenomruil, methadonverstrekking en gebruikersruimten. de regenboog groep
65
jubileumuitgave
den en de lichamelijke conditie van druggebruikers is over het algemeen beter. Het aantal harddruggebruikers daalt, vooral intraveneuze gebruikers. Dat is niet alleen het gevolg van de aidsepidemie, maar komt vooral doordat er minder nieuwe aanwas is. Gebruikersruimten Een van de gebruikersruimten huist in het nieuwe pand van AMOC/DHV en krijgt vanaf februari 1998 de officiële goedkeuring plus financiering van de gemeente. In de gebruikersruimte worden gebruikte spuiten omgeruild voor steriele spuiten, wordt informatie gegeven over drugs en gezondheid en toegang geboden tot medische en sociale hulpverlening. De gebruikersruimte blijkt aan een grote behoefte te voldoen en moet snel worden vergroot. Ook stichting De Regenboog richt op 1 maart 1998 een gebruikersruimte in. Deze komt in de Princehof aan de Oudezijds Voorburgwal, het eerste jaar nog op experimentele basis. De derde gebruikersruimte wordt door HVO-Querido opgezet in de Nieuwmarktbuurt. In 2000 komt er een gebruikersruimte bij in Westerpark. Hiertoe werd het initiatief genomen door buurtbewoners die veel overlast hadden vanwege de drugspanden in de buurt. Zij wilden
dat deze werden gesloopt, maar vonden dat hiervoor wel iets in de plaats moest komen. De Regenboog heeft toen met medewerking van buurtbewoners en politie gebruikersruimte Westerpark opgezet. Vrij reizen Bij AMOC/DHV gaan de medewerkers het effect merken van het veranderde drugsbeleid in Duitsland. De eerste jaren kwam honderd procent van de bezoekers uit Duitsland. Sinds het eind van de jaren negentig komen er minder Duitsers en meer druggebruikers uit andere West-Europese landen, met name uit Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, GrootBrittannië, Ierland, Schotland, en Scandinavië. Steeds als in een van deze landen een liberaal drugsbeleid wordt ingesteld, ziet men bij AMOC/DHV het aantal bezoekers uit dat land minder worden. De laatste jaren is het aantal Duitsers dat bij AMOC/DHV aanklopt gering (7%) en zijn dit vooral druggebruikers uit andere Europese landen, die dankzij het Schengenverdrag vrij naar Nederland kunnen reizen. Veranderd is ook het druggebruik zelf, heroïne heeft plaatsgemaakt voor basecoke (crack). Gebruikers worden hier agressief de regenboog groep
66
jubileumuitgave
van en ontvankelijk voor psychoses, waardoor ze moeilijker benaderbaar zijn. Het aantal bezoekers is de laatste jaren vrij constant, ook de verhouding van een vrouw op zeven mannen is gelijk gebleven. Europese netwerken Voor buitenlandse gebruikers in Amsterdam is de situatie nog steeds moeilijk. Zij hebben geen recht op een uitkering en zijn uitgesloten van vrijwel alle sociale en medische voorzieningen. CliĂŤnten zien meestal ook zelf hoe uitzichtloos hun situatie is. Als zij behandeling en rehabilitatie in hun eigen land krijgen aangeboden, willen ze uiteindelijk vaak liever terug. Om dat perspectief te kunnen bieden, werkt AMOV/DHV intensief samen met autoriteiten en instellingen in diverse landen. Zo draagt de organisatie doelbewust bij aan de discussie in andere landen over het drugsbeleid. Om gericht kennis en ervaring te kunnen uitwisselen, zet AMOC/DHV in 1997 met subsidie van de Europese Commissie twee Europese netwerken op. Het eerste is het Europese netwerk voor jongensprostitutie (ENMP), dat tot doel heeft de hulpverlening aan jongens in de prostitutie te verbeteren. Inmiddels telt dit
professionele netwerk achttien partners uit verschillende landen. Ook neemt AMOC het initiatief voor een Europees netwerk van NGO’s (niet-gouvernementele organisaties), die hulp bieden aan druggebruikers. In 2005 worden beide netwerken verenigd in netwerk Correlation. Momenteel zijn ruim tachtig instellingen en organisaties aangesloten.
de regenboog groep
67
jubileumuitgave
de regenboog groep
68
jubileumuitgave
Interview
Honderden druggebruikers per jaar “Er waren geen grenzen aan ons werk en onze werktijd. We werkten ons kapot. Wij konden niet doorverwijzen en moesten alle problemen dus zelf oplossen.” Ingeborg Schlusemann, tegenwoordig algemeen directeur en voorzitter Raad van Bestuur van De Regenboog Groep, vertelt over haar beginperiode bij AMOC.
“Toen ik in 1978 vanuit Duitsland naar Amsterdam kwam, wist ik niets van drugs en prostitutie, maar dat veranderde snel doordat ik in de Nieuwmarktbuurt ging wonen. Dagelijks werd ik geconfronteerd met druggebruikers, die in auto’s, kraakpanden – of in mijn portiek – zaten, sliepen, gebruikten. Ik ging vrijwilligerswerk doen, hielp een crisisopvang voor heroïneprostituees opzetten en werd in 1981 maatschappelijk werker / veldwerker bij AMOC, toen nog op de Prinsengracht. Ik begon als stagiaire en deed alleen intakes. Dat waren wel tien tot vijftien gesprekken op een dag. Daar leerde ik veel van. Het betrof voornamelijk Duitsers die gevlucht waren voor het repressieve drugsbeleid in hun land en op zoek waren naar een methadonbehandeling. In Duitsland kreeg je geen methadon, daar was druggebruik strafbaar en kon je in plaats van de straf uitzitten twee jaar in therapie. Als je wegliep, werd de straf weer actueel. Ook waren er jongeren die voor de militaire dienst wegliepen of die hoe dan ook waren weggelopen. Het was een heel gemengd publiek. Toen al hebben we veel genetwerkt in Duitsland, met collegainstellingen maar ook met de politiek en met overheidsinstanties voor verandering van het Duitse beleid, omdat we zagen dat mensen hier ziek werden en verloederden.
werd iedereen ontslagen. Gelukkig kwam in 1982 toch subsidie van de gemeente en konden we weer worden aangenomen. Ik kwam in dienst als maatschappelijk werkster, met als zwaartepunt prostitutie. Dagelijks liep ik over de Wallen op weg naar m’n werk. Ook was ik vaak ’s avonds op de tippelzone om contacten te leggen en vrouwen attent te maken op de hulpverlening van AMOC. Eens per week hadden we samen met de GGD spreekuur in de polikliniek op de Groenburgwal. Dat werd druk bezocht, op een avond kwamen dertig à vijfendertig Duitse vrouwen om zich te laten onderzoeken op geslachtsziekten. Soms waren ze zwanger. Ik sprak met ieder van hen en hoorde hun levensverhaal. Het was behoorlijk heftig wat ik in drie uur hoorde aan verwachtingen, frustraties, wensen, en leed. Verliefd De drugsafdeling van GGD verstrekte voor die avond methadon, dat was ook een reden waarom veel vrouwen kwamen. Het gaf wel eens discussie: mag je vrouwen met zo’n lokkertje naar je spreekuur halen, terwijl ze verder niet in een methadonprogramma konden. Ze kregen ook anticonceptiemiddelen en soms kon je ervoor zorgen dat iemand langer in de methadonverstrekking kwam. Bijvoorbeeld omdat ze zei dat ze terug wilde naar het land van herkomst of omdat ze een geslachtsziekte had en je niet wilde dat ze daarmee werkte. Regelmatig kwamen er ook klanten mee. Veel vrouwen verbleven bij een man in huis, in ruil voor seks. Dat gaf op den duur altijd
Over de Wallen Toen ik in 1981 begon, liep net na drie jaar de kerkelijke subsidie af. Aan het einde van het jaar de regenboog groep
69
jubileumuitgave
problemen. De mannen waren soms erg verliefd op de vrouw. Ik was als hulpverlener ook voor hen het aanspreekpunt, als ze iets voor een vrouw wilden regelen of ervoeren dat dit niet mogelijk was.
Drie weken later stond ze weer voor de deur. Haar vriend had haar steeds drugs gebracht, dat had men ontdekt en toen moest ze weg. Terecht natuurlijk. Ik was woest. Ze ging weer in de prostitutie werken, bleek later seropositief, ontwikkelde aids, maar leeft nog steeds. Bijzonder vond ik dat ze altijd zei dat ze goed was in haar werk als prostituee, dat ze dan op haar best was. Dat heeft mij wel beïnvloed in mijn denken over prostitutie. Ze was ook een heel liefdevolle warme vrouw. Eerder had ik nooit iemand zo over prostitutie horen praten. De meeste vrouwen vonden het niet leuk. Velen kregen ook met geweld te maken, werden verkracht, in elkaar geslagen, en soms zelfs vermoord.
Open gesprekken Het waren heftige tijden. Ik begeleidde op jaarbasis zeker tweehonderd Duitse vrouwen, allen vanwege hun verslaving in de prostitutie gekomen. Heel moeilijk vond ik het als er stelletjes kwamen: een man en een vrouw, allebei verslaafd, waarbij de vrouw voor de man tippelde. Dat bracht natuurlijk ook veel problemen in die relatie. Dan kregen man en vrouw ieder een andere hulpverlener. We probeerden vrouwen niet tegen te houden om in de prostitutie te werken. Wel bespraken we alle aspecten van het werk: we praatten heel open over seksualiteit, voorbehoedsmiddelen, en hun gevoelens over het druggebruik.
Weekendje weg Via een fonds kregen we een keer vijfduizend gulden, waarvan ik met een groep heroïneprostituees een weekend naar Centerparcs ging. Ik had een tas vol methadonpilletjes mee. Degene die bij me op de kamer sliep was doodsbenauwd, dat er een pilletje zou verdwijnen en ik zou denken dat zij het gepikt had. We gingen zwemmen, paardrijden en wandelen, en zaten met elkaar voor de open haard te praten. Het was een geweldig weekend, niemand wilde naar huis.
Huisje-boompje-beestje Toen de aidsepidemie begon, werd in de kliniek voor geslachtsziektebestrijding een hiv-test aangeboden. De vrouwen werden een beetje gepusht om daaraan mee te doen. Als hulpverlener waren we daar op tegen. We vonden dat iedereen hoe dan ook voorbehoedsmiddelen moesten gebruiken. Ook waren we tegen het testen omdat er geen geneesmiddelen waren. Als vrouwen op zo’n woensdagavond hoorden dat ze seropositief waren, stortte hun hele wereld in. Allemaal droomden ze toch van huisje-boompje-beestje: ‘ooit ben ik clean, heb ik een man en kinderen en een heel gewoon leven’. Die droom lag in één keer aan scherven. Genezing was niet mogelijk en ze durfden ook geen kinderen te krijgen omdat die besmet konden raken.
Taboe Ik werkte niet alleen met vrouwen, ook met mannen. Toen we bij AMOC ontdekten dat ook mannen zich prostitueerden, hebben we een project opgezet voor jongensprostitutie. Dit onderwerp was nauwelijks bespreekbaar. In de mannenhiërarchie was prostitutie het laagste wat je kon doen. Dealen, stelen of vrouwen laten tippelen, dat ging nog wel. Maar zelf in de prostitutie was echt een taboe. Velen waren geen homo. Net als de vrouwen waren ze dit werk vanwege hun verslaving gaan doen. Dat taboe van mannen in de prostitutie probeerden we te doorbreken, want ook zij kunnen geslachtsziekten en aids oplopen.
Woest Op de Groenburgwal kwam een vrouw, ik heb nog steeds met haar contact, ze werkte als prostituee in clubs. Ze was zwaar verslaafd en bleek zwanger. Haar vriend, een oudere Duitse man, was meegekomen. Ze wilde het kind graag houden. Aan ons de taak de zwangerschap te begeleiden, dat deden we trouwens vaker. Ik was dolblij toen ik een plek voor haar wist te regelen in een Duits ziekenhuis, waar ze ook methadon zou krijgen. de regenboog groep
Ontmoedigingsbeleid Mensen met aids wilden vaak niet terug naar het land van herkomst. Velen waren al jaren hier en volslagen vervreemd van het dorpje waar ze vandaan kwamen. Samen met de GGD bereikten we 70
jubileumuitgave
dat vijfentwintig zieken een verblijfsvergunning kregen. Het was om te voorkomen dat zwaar zieke mensen op straat zouden rondhangen. Wij moesten ze uitkiezen, wat heel moeilijk was, al moesten ze aan bepaalde criteria voldoen. Door de verblijfsvergunning, steeds voor een jaar, hadden ze recht op een uitkering en een ziektekostenverzekering. Zo konden ze tenminste rustig sterven. Het is nooit meer gelukt nog een groep legaal te krijgen. De overheid voerde een ontmoedigingsbeleid voor buitenlanders, wat ze nog steeds doet. Ze vormen natuurlijk een kostenpost voor de gemeente. Er waren tijden dat we niet durfden te zeggen dat wij ook mensen hielpen hier legaal te worden. Alles wat wij naar buiten brachten, was gericht op repatriëring. We konden ons nooit beroepen op rechten. We moesten altijd onderhandelen met de betreffende arts en we waren voor het krijgen van methadon afhankelijk van diens goedwillendheid.
die twee apart, daar hadden mensen met twee hulpverleners te maken. De aidshulpverlening daar, die veel pragmatischer was, heeft veel bijgedragen aan de verandering van de drugswetgeving. Hier werd die scheiding niet gemaakt en werd je niet alleen geconfronteerd met drugs en prostitutie, maar ook met doodgaan. Dat maakte het werk zwaarder, er was weinig perspectief. Ik dacht dan bij mezelf: waarom zou zo iemand moeten afkicken als die toch bijna dood is. Ik heb veel mensen dood zien gaan, mensen die hier geen rechten hadden. Sommigen wilden zelfs als ze doodziek waren liever hier op straat doodgaan, dan teruggaan naar hun eigen land. In die tijd is Kuria opgericht op het Valeriusplein, het eerste aidshospice. Die hebben wel eens mensen van ons opgenomen. Spuitenomruil Toen er medicijnen kwamen en mensen met aids een langere levensverwachting kregen, veranderden de ideeën over de zin en het nut van het afkicken. Ook de opvattingen over maatschappelijk werk veranderden. Wat er eerst gewoon bij hoorde, werd begin jaren negentig: ‘je staat te dicht bij de klant’, ‘je moet duidelijk zijn in wat je wel en niet doet’. Door de komst van de mobiele telefoon en de opheffing in 2003 van de tippelzone in Amsterdam werken vrouwen niet meer op straat en zijn ze voor ons onzichtbaar. Het laatste jaar zien we echter dat de spuitenomruil toeneemt. Er zijn dus meer mensen die intraveneuze drugs gebruiken. Dat is een bron van zorg. Bij AMOC komen nu mensen uit veel verschillende landen. Dat maakt het werk gecompliceerder, omdat we niet van elk land de sociale kaart kennen. Met sommigen is het moeilijk om te communiceren, door taalverschillen of psychiatrische problemen. Je kunt alleen heel basale dingen voor deze mensen doen, ze behoeden voor erger, ze stimuleren om keuzes te maken en soms ook terug begeleiden naar huis. Er is weinig veranderd in de aard van problematiek van de mensen die hier geen rechten hebben. In Amsterdam blijft het een komen en gaan van mensen, die op zoek zijn naar een beter leven.”
Zelf oplossen Er waren geen grenzen aan ons werk en onze werktijd. We hielpen bij verhuizingen, voerden relatiegesprekken met de partner, waren betrokken bij de opvoeding van de kinderen: je deed alles wat nodig was. Zeker tien jaar hebben we zo gewerkt. Op jaarbasis begeleidden we ongeveer twaalfhonderd Duitsers. We hadden weinig personeel, we werkten ons kapot. We brachten kinderen naar een tehuis en werden daarna door de vader bedreigd met vuurwapens, maar we konden hem ook niet bij ze laten. Een baby stierf door wiegendood. Daar ging je heen, want die vrouw had niemand anders. Wij konden niet doorverwijzen. We moesten alle problemen zelf oplossen. Natuurlijk waren we van mening dat de oplossing niet alleen in Amsterdam lag. Daarom hebben wij hard gelobbyd met instellingen, overheidsinstanties en politiek in Duitsland om het beleid te veranderen. Dat is uiteindelijk, na twintig jaar, gelukt. Daarna kwamen er veel minder Duitsers en konden we ons richten op andere buitenlanders. Weinig perspectief In Amsterdam had je als drugshulpverlener de aidshulpverlening erbij. In Duitsland waren de regenboog groep
71
jubileumuitgave
de regenboog groep
72
jubileumuitgave
Inloophuizen
Jarenlang heeft de stichting De Regenboog twee inloophuizen: het Tabe Rienkshuis en Blaka Watra. Door fusie komen er in 2005 drie inloophuizen bij: de Kloof, Makom, en Oud-West. Deze drie inloophuizen zijn, zoals de meeste inloophuizen in Amsterdam, met steun van kerken en diaconieĂŤn opgezet.
Deze kunnen de financiering niet op de lange termijn blijven doen. De gemeente Amsterdam wil een groot deel van de kosten overnemen, maar daarvoor moeten de inloophuizen aan diverse eisen voldoen. Om die reden verenigen ze zich in 2002 in de stichting Samenwerkende Inloophuizen Amsterdam (SIA). Ook gaan zij samenwerken met de stichting De Regenboog, hetgeen op 1 januari 2005 resulteert in een fusie. De naam is nu stichting De Regenboog Inloophuizen. De focus van De Regenboog op druggebruikers wordt hiermee verbreed naar andere dak- en thuislozen. In 2006 zet De Regenboog inloophuis De Eik in Slotervaart op; in 2007 neemt de de regenboog groep
73
jubileumuitgave
stichting de exploitatie over van inloophuis Ondro Bong. In hetzelfde jaar fuseren AMOC en stichting De Regenboog Inloophuizen. Wanneer met ingang van 2008 ook inloophuis De Spreekbuis wordt overgenomen, heeft de stichting in totaal negen inloophuizen, waarvan drie met gebruikersruimte (AMOC, Blaka Watra, Princehof), plus een aparte gebruikersruimte in Westerpark. De inloophuizen bieden basisvoorzieningen als koffie en thee, eten, schone kleren, een warme douche en basale medische zorg en fungeren ook als opstapje naar passende hulpverlening. Activering Visie en opzet van de inloophuizen zijn door de jaren heen enorm veranderd. In de begintijd krijgen bezoekers met name veiligheid en bescherming aangeboden. Bezoekers kunnen anoniem blijven en worden geaccepteerd zoals ze zijn. Activiteiten, voor zover opgezet, zijn gericht op tijdspassering en niet op maatschappelijke participatie. Daarin komt eind jaren negentig verandering. In april 1998 gaat in Blaka Watra de eerste dagactiviteit van start voor langdurig verslaafde cliënten van de Sociale Dienst, die het niet lukt een traject naar
werk of scholing te volgen. Zij maken in samenwerking met de Stadsreiniging schoon rond het Centraal Station. Ook de veegploegen die in 1999 vanuit Oud-West en later ook vanuit de Princehof in actie komen, zijn een succes. Vaste bezoekers krijgen de kans om mee te helpen in ‘hun’ inloophuis. De resultaten zijn zo goed, dat er steeds meer mogelijkheden bij komen. Momenteel is participatie in alle inloophuizen vanzelfsprekend en helpen in alle inloophuizen bezoekers mee met koken, afwassen en schoonmaken. Ook diverse functies worden ingenomen door mensen die verslaving en dakloosheid uit eigen ervaring kennen. Er komen projecten van de grond zoals de wasserette in de Westerparkbuurt en de kaarsenmakerij in Oud-West. Het aanbod wordt in 2006 in een klap vergroot met Hi5, dat meer dan honderd werkprojecten biedt: van eenvoudige klusjes tot serieuze werkervaringsplaatsen. Het opzetten van Hi5, in opdracht van Dienst Werk en Inkomen, gebeurt samen met de stichting Amsterdamse Vriendendiensten, de Jellinek, de Waterheuvel en stichting Nieuwe Werkvormen Amsterdam (SNWA). De Regenboog heeft het penvoerderschap. Deelnemers krijgen weer structuur in hun dag, meer zelfrespect en meer sociale contacten. Bovendien kan deelname een opstapje worden naar vrijwilligerswerk, opleiding of een betaalde baan. de regenboog groep
74
jubileumuitgave
Een aanwinst is Buurtboerderij Ons Genoegen in het Westerpark, sinds 2010 deel van De Regenboog Groep, waar veel werk is voor Hi5-ers en andere vrijwilligers. Design Van oudsher krijgen bezoekers bij de inloophuizen creatieve activiteiten aangeboden. Makom, in 1995 opgericht als inloophuis voor dak- en thuislozen, heeft een atelier voor bezoekers: de Kunstsuite. Schilderen, tekenen, muziek maken, textiel bewerken, een krant maken: het kan er allemaal. Ontwerpbureau Latin Sisters ontwerpt in 2008 een aantal design gebruiksvoorwerpen die van oude materialen gemaakt worden, zoals broodmanden van meelzakken en sieraden van materialen uit een drukkerij. Deze Desycle voorwerpen worden in de Kunstsuite gemaakt en verkocht in Colors, de winkel naast inloophuis Oud-West. Sinds september 2005 bestaat er samenwerking met studenten van de kunstacademie: de Rainbow Soulclub met als doel het uitwisselen van creatieve ideeën. Waar mogelijk worden ideeën ook daadwerkelijk uitgevoerd.
Inspraak Aangezien de afstand tussen bezoekers en staf kleiner wordt en bezoekers meer verantwoordelijkheid krijgen voor de gang van zaken, gaat het voor de hand liggen dat ze hierover meer inspraak krijgen. Begin 2007 wordt een inspraakorgaan voor bezoekers en cliënten in het leven geroepen. Inmiddels heeft elk inloophuis een goed draaiende Cliënten Adviesraad, waar bezoekers kunnen meepraten en meedenken over grote en kleine kwesties. Zaken die alle inloophuizen aangaan, komen aan de orde in de Centrale Adviesraad, die eens per maand met de directie bijeenkomt. In de overkoepelende bezoekers/cliënten/deelnemersraad (BCD-raad) zijn bezoekers, cliënten en deelnemers van de diverse afdelingen van De Regenboog Groep vertegenwoordigd. Verbreding Niet alleen de organisatie is groter geworden door de fusies en de overname van enkele inloophuizen, ook de doelgroep is verbreed. Tegelijkertijd zijn ook de doelstellingen breder geworden. Net zo belangrijk als opvang en ondersteuning zijn nu activering en de regenboog groep
75
jubileumuitgave
participatie. De Regenboog streeft niet alleen naar bescherming van bepaalde groepen kwetsbare mensen, maar ook naar hun zelfredzaamheid. Dat schept mogelijkheden tot samenwerken met organisaties die hetzelfde nastreven voor vergelijkbare groepen. Dat gebeurt onder meer met de stichting Amsterdamse Vriendendiensten, waar men maatjes koppelt aan mensen die vanwege psychiatrische klachten weinig sociale contacten hebben. In 2008 komt een fusie tot stand; de naam van de organisatie is sindsdien De Regenboog Groep.
de regenboog groep
76
jubileumuitgave
Verschillende inloophuizen
De Eik Vanuit het stadsdeel wordt aan stichting De Regenboog gevraagd om een inloophuis op te zetten. Aanleiding is de overlast die bewoners rond het Delflandplein in Slotervaart ervaren van tientallen alcoholverslaafden die dagelijks in de buurt rondhangen. De meesten hebben ‘s nachts onderdak bij HVOde Veste, maar moeten overdag de straat op. Het kost nog veel tijd en
moeite om voldoende draagvlak te krijgen bij winkeliers en buurtbewoners, maar op 6Â november 2006 wordt de Eik geopend. Eerst voor een proefperiode van een half jaar en met een begeleidingscommissie van zowel mensen uit de buurt als vertegenwoordigers van de Veste en de GGD. De overlast blijkt sterk te verminderen, zeker nadat de openingstijden van de Eik beter gaan
de regenboog groep
77
jubileumuitgave
aansluiten op die van De Veste. De veegploeg van de Eik houdt het Delflandplein nu schoon.
De Spreekbuis Bij de ontwikkeling van de Amsterdamse dak- en thuislozenzorg in de jaren tachtig speelt Jan Pijk Kuipéri, zelf dakloos, een cruciale rol. Met een kleine subsidie van het HVO zet hij in 1984 de Landelijke Vereniging voor Thuislozen (LVT) op. Ook staat hij aan de basis van het Stoelenprojekt en van inloophuis de Spreekbuis in de Indische buurt. Het inloophuis wordt gerund door daklozen en
ex-daklozen met financiële steun van de protestantse diaconie en met vrijwilligers van kerken in de buurt. Dankzij de onvermoeibare inzet van Pijk Kuipéri die ook bij de politiek veel steun verwerft, wordt 1987 uitgeroepen tot het Jaar van de Daklozen. Door de publiciteit hier omheen, ontstaat er meer politiek en maatschappelijk draagvlak voor daklozenopvang. Per 1 januari 2008 komt inloophuis de de regenboog groep
78
jubileumuitgave
Spreekbuis onder de paraplu van De Regenboog. In 2009 krijgt het huis een flinke opknapbeurt. Nog steeds draait het inloophuis voor een groot deel op de inzet van bezoekers. Niet alleen dak- en thuislozen en drug- en alcoholgebruikers weten het huis te vinden, ook lopen hier buurtbewoners binnen, die problemen hebben of zich eenzaam voelen en voor wie de drempel naar de hulpverlening te hoog is.
Ondro Bong Door het terugdringen van druggebruikers uit het centrum van Amsterdam, verplaatsen deze zich naar andere wijken. In 2000 hangt er een groep oudere Surinaamse druggebruikers rond op het Borneoplein. Dat veroorzaakt overlast en trekt drugshandel en andere vormen van criminaliteit aan. Buurtbewoners gaan met mensen uit de Surinaamse gemeenschap rond de tafel zitten. Gezamenlijk stellen
ze aan het stadsdeel voor om een inloopcentrum op te zetten. Eerst komt er voor anderhalve maand een crisisopvang in de Makassarstraat. Daarna wijst het stadsdeel gebouw het Ankeroog aan de Zeeburgerdijk 53 toe. In 2002 gaat daar inloophuis Ondro Bong open. Ondro Bong is de bijnaam van een lommerrijke straat in Paramaribo, betekent ‘onder de bomen’ en is ook hier toepasselijk omdat de Surinamers de regenboog groep
79
jubileumuitgave
op het Borneoplein altijd onder een boom zaten. Prijs Zowel de bestuursleden als de bezoekers hebben een Surinaamse achtergrond. Bezoekers houden het inloophuis zelf schoon, er wordt dagelijks gekookt, en als mensen in de problemen zitten worden ze binnen de groep opgevangen. Anderhalf jaar na de
oprichting wint Ondro Bong de Diversiteitsprijs van de gemeente Amsterdam. De gewonnen tienduizend euro maken een opknapbeurt en enkele noodzakelijke voorzieningen mogelijk. Na jaren van vooral incidentele subsidies komt er blijvende financiering op
voorwaarde van samenwerking met een van de grotere hulpverleningsinstanties. In 2007 neemt stichting De Regenboog Inloophuizen Ondro Bong over. Het oude bestuur houdt een adviesfunctie. In 2010 wordt het gebouw grondig opgeknapt en moeten bezoekers tijdelijk naar
de Borneostraat 38. Op 7 oktober 2010 gaat het prachtig verbouwde Ondro Bong weer open. Dagelijks komen hier vijfenveertig tot vijftig bezoekers, vooral Surinamers uit Amsterdam-Oost, maar de laatste tijd ook wel mensen met een andere achtergrond.
project verder uit te bouwen; de gemeente Amsterdam blijkt bereid te investeren in uitbreiding van de opvangcapaciteit van dak- en thuislozen. Op de bovenverdieping van Makom wordt de Kunstsuite ingericht. Hier kunnen bezoekers zich creatief ontplooien. De kerkgemeente blijft betrokken bij de activiteiten van Makom. Er zijn regelmatig tentoonstellingen van het werk uit de
Kunstsuite en veel vrijwilligers zijn lid van de kerkgemeente. Ook krijgt Makom steun van diverse andere kerkelijke groepen.
Makom Inloophuis Makom in het voormalige wijkgebouw van de Oranjekerk in de Pijp bestaat sinds 1995. Eerder was er op zondagmiddag na de kerkdienst al een inloop, gerund door vrijwilligers. Als er na de verbouwing van de Oranjekerk geen behoefte meer is aan een apart wijkgebouw voor de kerkgemeente, kan De Regenboog AMOC het gebouw kopen. Het Interkerkelijk Diaconaal Overleg biedt aan het
de regenboog groep
80
jubileumuitgave
Oud-West Het initiatief in 1989 voor een inloophuis in de Kinkerbuurt komt van een katholiek pastoraal werker, die een plek wil creĂŤren voor mensen die behoefte hebben aan sociaal contact. Veel mensen gaan niet meer naar de kerk, maar missen wel de aanspraak. In eerste instantie functioneert het centrum ook als zodanig, later trekt het steeds meer daklozen en alcohol- en druggebruikers en wordt het roer omge-
gooid. De buurt is daar eerst niet blij mee. Ook vanuit de kerk komt kritiek. Maar de overredingskracht van de medewerkers wint het van de bezwaren. Het project blijft gedragen worden door betrokkenen uit de kerk en gefinancierd met katholieke en protestantse kerkelijke fondsen. Het stadsdeel draagt slechts een kleine subsidie bij. In 1995 wordt begonnen met een veegproject, maar er is geen geld de regenboog groep
81
jubileumuitgave
voor andere activeringsprojecten. Wel gaat er een hulpverleningsspreekuur van start. De vaste groep bestaat uit alcoholen multigebruikers uit de buurt, maar nu komen er ook steeds meer mensen uit de binnenstad, onder wie illegalen en psychiatrische patiĂŤnten. Dat botst nog wel eens. In 2002 wordt het inloophuis onderdeel van de Samenwerkende Inloophuizen Amsterdam (SIA). De overheid
gaat financieel bijdragen, waardoor de betrokkenheid van de kerken minder nodig is. In 2005 fuseren de SIA en stichting De Regenboog en hoort Oud-West bij de stichting De Regenboog Inloophuizen. Kaarsenmakerij Een lang gekoesterde wens van De Regenboog gaat in vervulling wanneer in 2006 de Kaarsenmakerij
in bedrijf wordt genomen: een activeringsproject voor bezoekers van het inloophuis. Om hiervoor plek te hebben, is achter inloophuis Oud-West een schuur gebouwd, gefinancierd door stadsdeel OudWest en De Regenboog AMOC. Het exploitatiebudget voor het eerste jaar wordt moeizaam bij elkaar gesprokkeld. Naar deelnemers hoeft niet te worden gezocht, de aanmel-
dingen lopen vlot binnen. Een jaar later loopt er ook een project voor begeleid wonen, voor deelnemers die langere tijd van het inloophuis gebruik maken en zich inzetten als ‘meewerkend bezoeker’. In 2008 wordt naast inloophuis Oud-West de winkel Colors geopend, ook de kaarsenmakerij verhuist naar dit pand. De schuur biedt nu plaats aan de nieuw opgezette fietsenwerkplaats.
gedurende een periode van een jaar intensieve steun krijgen. Daarnaast geeft men begeleiding aan tachtig tot honderd ambulante cliënten en ex-bewoners. Er is in die tijd nog weinig knowhow op het gebied van verslavingszorg en veel van wat later gangbaar wordt, is hier ontwikkeld. Uitgangspunt is de acceptatie dat mensen drugs gebruiken. Bewoners mogen op hun kamer gebruiken en bezoekers op het
toilet. In 1985 fuseert de Princehof onder druk van de gemeente met de stichting Drugshulpverlening Amsterdam (SDA) en wordt omgevormd van een all-round 24-uurs voorziening tot uitsluitend een nachtopvang. In samenwerking met woningbouwverenigingen en de stedelijke woningdienst wordt een project voor begeleid wonen opgezet. Later worden deze taken overgenomen door het HVO.
De Princehof De Princehof aan de Oudezijds Voorburgwal wordt in september 1971, na een kraakactie, in gebruik genomen als 24-uurs opvang voor harddrugverslaafden en is daarmee een van de eerste instellingen voor drugshulpverlening in Amsterdam. Een van de initiatiefnemers is Gerard Doornkate, later directeur van een RIAGG. De 24-uurs opvang biedt in eerste instantie acht verblijfplaatsen aan cliënten die
de regenboog groep
82
jubileumuitgave
In 1994 volgt op aandrang van de gemeente opnieuw een fusieronde. Aan de SDA worden twee kleinere hulpverleningsinstellingen toegevoegd: de stichting Progein en de stichting Maatschappelijk Herstel, beide gericht op de toeleiding naar werk en op activiteitenprojecten voor ex-gebruikers. De SDA fuseert vervolgens met de Jellinekkliniek. Na deze fusie komt het Vrouwen Krisis Centrum in de Princehof. Dit project is bedacht door een
initiatiefgroep en in 1986 door de SDA opgezet om hulp te bieden aan vrouwen voor wie afkicken op korte termijn geen optie is. Later is daaruit het ACT-team (Assertive Community Treatment-team) voortgekomen, dat nog steeds functioneert. In 1998 neemt stichting De Regenboog de begane grond in gebruik als verblijfs- annex gebruikersruimte voor het Wallengebied.
de regenboog groep
83
jubileumuitgave
Enkele jaren lang gebruiken beide organisaties het gebouw gezamenlijk. In 2006 krijgt De Regenboog de beschikking over het hele gebouw. Activiteiten als de vrouwennachtopvang, het maatschappelijk werk en de spuitenomruil gaan dan van het Tabe Rienkshuis naar de Princehof. Het Tabe Rienkshuis wordt hiermee verlaten, de naam blijft in ere door het inloopdeel zo te noemen.
de regenboog groep
84
jubileumuitgave
Interview
Vluchtheuvel in de stad Idealisme is onmisbaar, maar op de lange duur niet voldoende. Daarom zette Corrie Oudhoff bij inloophuis de Kloof het proces van professionalisering in gang, dat nodig was voor het voortbestaan.
“Ik werd in 1997 voorzitter van het bestuur van het inloophuis de Kloof. In die tijd was de Kloof een zelfstandige stichting, volledig gefinancierd door de Vincentiusvereniging Amsterdam. Sindsdien is er veel veranderd. Toen ik er aantrad trof ik een vrijwilligersorganisatie pur sang. Het inloophuis draaide goed, dankzij de grote inzet van zo’n vijfentwintig vrijwilligers en twee coördinatoren. Omdat er geen directie was, werd het bestuur direct betrokken bij de uitvoering van het werk. Zo deed ik de correspondentie, hield ik werkbesprekingen en dergelijke. De coördinatoren, elk voor achtentwintig uur, balanceerden voortdurend op de rand van hun mogelijkheden, omdat er zoveel van hen werd gevraagd. Het bestuur was ook voortdurend bang dat de werkers zouden ‘opbranden’. Er was geen inhoudelijke ondersteuning en geen deskundigheidsbevordering. Een behoorlijke administratie ontbrak: de bonnen gingen gewoon in een schoenendoos. Daarom ging ik op zoek naar een stevige penningmeester. Jeroen Jansen, nu nog de financiële man in de Raad van Toezicht van De Regenboog, werd onze redding. Dat was het begin van een professionalisering, die dringend nodig was. Er is een grens aan idealisme.
inzagen, maar ook omdat de gemeente dat als voorwaarde stelde voor financiering. In 2002 zijn de drie inloophuizen gefuseerd tot de stichting Samenwerkende Inloophuizen Amsterdam (SIA). Het was een soepel proces, vooral dankzij de inzet van de coördinatoren en de vrijwilligers, die het werk voorop stelden. Voor de inloophuizen veranderde er niet veel. Elk inloophuis behield zijn eigen karakter. De grootste winst was dat er een directeur kon worden aangesteld, die de drie huizen aanstuurde en de financiële en salarisadministratie voor z’n rekening nam. Deze ervaring legde de basis voor de volgende fusie met De Regenboog drie jaar later, die ook vrij goed verliep. De kracht van SIA was de inzet van zeer gemotiveerde vrijwilligers; de sterke kant van De Regenboog was de organisatie van een professionele overhead. Hun bundeling vormde een prima combinatie. Ik werd lid van het bestuur van De Regenboog, tegenwoordig ben ik lid van de Raad van Toezicht. Warm voetenbad De Kloof, in de binnenstad, heeft altijd ook nietNederlandse bezoekers gehad. Maar de meeste bezoekers waren in die tijd de ‘traditionele’, veelal alcoholverslaafde daklozen, de mensen van de straat. Het beeld dat iedereen wel kent: fysiek verwaarloosd soms ook vervuild, ernstig ziek - in die tijd kwam aids veel voor onder onze bezoekersgroep. De mensen hadden helemaal niets en zij moesten alles op alles zetten om zich
Soepel proces Gezocht werd naar meer aansluiting bij de inloophuizen Makom en Oud-West. In het overleg kwam samenwerking en bundeling op de agenda. Niet alleen omdat wij daarvan zelf het nut de regenboog groep
85
jubileumuitgave
staande te houden. Ze kwamen naar het inloophuis voor de meest basale behoeften: koffie, thee, brood. Soms was de vervuiling zo ernstig dat je de bezoekers van verre kon ruiken en hadden ze open wonden aan hun voeten doordat ze geen schoenen droegen. In de Kloof kregen ze dan een warm voetenbad met soda. Aanvankelijk was er alleen een gammele douche, maar stap voor stap werd de voorziening verbeterd. We verwierven geld voor nieuwe douches en konden een ruimte voor kledingruil inrichten. Zo verwaarloosd als toen zijn de dak- en thuislozen, volgens mij, tegenwoordig meestal niet meer. Dat zie ik als de verdienste van de inloophuizen.
een antenne om te bespeuren welk individu binnen de groep behoefte had om uit het dal te klimmen. Het was hun vak om elke persoon de gelegenheid te geven zijn eigen ontwikkeling, in zijn eigen tempo, door te maken. Dat was ‘activering op verzoek’, een individuele vraag om ondersteuning. In die periode werd een begin gemaakt met het toelaten van externe hulpverlening binnen de muren van het inloophuis. Zo kwamen er Rehab-teams. De redenering was: ‘Veel mensen die hier komen zijn gevlucht voor de psychiatrie, dus die halen we hier niet naar binnen. Het inloophuis biedt een vluchtheuvel, een veilige plek.’ Alleen voor wie hulp vroeg, werd hulp geregeld. Daarmee werd heel behoedzaam omgesprongen.
Kaars Binnen de groep daklozen die destijds in de Kloof kwam, kenden velen elkaar. Ze hielden elkaar een beetje in de gaten. Er kon behoorlijk worden gekibbeld maar onderling was er ook zorg voor elkaar. Als een bekende overleed werd daar bij stilgestaan en een kaars opgestoken. De inloophuizen Makom en Oud-West hadden elk ook een eigen vaste groep. De daklozen kwamen naar het inloophuis voor elkaar en voor de vrijwilligers en de vrijwilligers kwamen voor hen. Ernstige agressie kwam niet voor: de onderlinge ruzies werden ook met elkaar opgelost. De sfeer veranderde begin deze eeuw toen steeds meer andere bezoekers zich aandienden. Meer druggebruikers en meer buitenlanders, in die jaren waren dat veelal Ieren en Engelsen voor wie de grenzen binnen Europa open gingen. De oorspronkelijke groep voelde zich in het nauw gedreven. Tegelijkertijd werd deze groep kleiner doordat er voor hen meer woon- en opvangvoorzieningen kwamen.
Voor wat hoort wat De laatste jaren is onder politieke druk, en daarmee van de financiers, de beweging naar activering op gang gekomen. De situatie dat mensen buiten de samenleving staan, wordt maatschappelijk niet langer aanvaard. Beleid is om dak- en thuislozen binnen de samenleving terug te brengen. Er wordt voor meer huisvesting gezorgd en ook de weg naar een uitkering wordt vaker gevonden. En voor wat hoort wat; de opvatting groeide dat ook marginaal actieven maatschappelijk betrokken moeten zijn en zo mogelijk moeten gaan werken. Dat is geweldig voor hen die dat kunnen, maar ik denk dat er altijd mensen zullen zijn die om allerlei redenen niet kunnen meedoen. Voor hen zal een vluchtheuvel nodig blijven.”
Antenne In de jaren negentig was de idee van activering haast een taboe. Als tegenwicht voor het feit dat de daklozen al de hele dag werden opgejaagd en overal werden uitgekakt, bood het inloophuis bescherming en beschutting. ‘Het inloophuis is de enige plek waar ze welkom zijn en waar zij zichzelf kunnen zijn, dus wij gaan ze niet ook nog opjagen.’ Dat was de gedrevenheid van de vrijwilligers om er voor de bezoekers te zijn. De coördinatoren hadden de regenboog groep
86
jubileumuitgave
Interview
Van klaargemaakte boterhammen naar eigen verantwoordelijkheid “Achteraf gezien hadden we wellicht te veel haast”, denkt Kees Onderwater. Als psychiatrisch verpleegkundige vond hij indertijd echter, net als veel andere betrokkenen, dat de grote psychiatrische klinieken snel moesten worden ontmanteld. Toen dat gebeurde, heeft hij diverse activeringsprojecten voor mensen met psychische beperkingen helpen opzetten.
“In de jaren zeventig ontstond er steeds meer kritiek op de paternalistische manier waarop de psychiatrie was georganiseerd. Ik was in die tijd psychiatrisch verpleegkundige in het Sint Joris Gasthuis in Delft en werkte in een paviljoen met drieënveertig oudere mannen. Ze droegen grijze gestichtspakken. Ze sliepen op slaapzalen, hadden een brits en een kastje naast hun bed: dat was hun enige privacy. Hun boterham werd voor ze in kleine stukjes gesneden en een paar keer per dag kregen ze sigaretjes uitgedeeld. Hun arbeidstherapie was het tellen van snoepjes en die in zakjes doen. Wat er aan medicatie was, gaf veel bijverschijnselen. Wij als verpleegkundigen in opleiding vonden dat de psychiatrische patiënten onmenselijk werden behandeld en kwamen daar samen met cliënten tegen in opstand. Wij namen contact op met de Gekkenkrant (tijdschrift voor psychiatrische patiënten, uitgegeven door kritische cliënten, studenten en familieleden van psychiatrische patiënten). Die kwam reportages maken en dat werd ons natuurlijk niet in dank afgenomen.
was. Daar werden kleine klinieken in de wijk opgericht en coöperatieve organisaties opgezet, waarin cliënten samen woonden en werkten en samen verantwoordelijk waren. Het was eerst de bedoeling om het psychiatrisch ziekenhuis Santpoort in z’n geheel over te plaatsen naar het voormalige Wilhelmina Gasthuis in AmsterdamWest, maar daar was de buurt fel op tegen. Het plan voor een geestelijke gezondheidszorg nieuwe stijl wilde, als in Italië, kleinschalige voorzieningen in de stad en alles georganiseerd vanuit de wijk. Dit plan werd met name door politieke steun van de gemeente Amsterdam uiteindelijk beleid. De eerste overplaatsing vond plaats in 1986. Mensen werden vanuit Santpoort overgeplaatst naar Kempering in de Bijlmer en gingen met z’n vieren zelfstandig in een flat wonen. Dat ging aanvankelijk zonder voorbereiding en was dus een enorme verandering voor cliënten en personeel. Voor de meeste cliënten pakte dat uiteindelijk goed uit, voor een grote groep ook niet. Nu na dertig jaar psychiatrie weet ik dat je overal de tijd voor moet nemen. Maar toen in de jaren tachtig hadden we vooral haast.
Enorme verandering Sinds de jaren zeventig is er veel veranderd. In 1983 kwam er een plan voor een Amsterdamse geestelijke gezondheidszorg nieuwe stijl. De grote psychiatrische kliniek in Santpoort werd in de jaren tachtig en negentig ontmanteld. Het was een tijd waarin de ontwikkeling van de democratische psychiatrie in Italië ons inspirerende voorbeeld de regenboog groep
Beschermde plekken Door de ontmanteling van Santpoort kwamen steeds meer mensen met psychische beperkingen in de stad wonen. De stadse klinieken hadden zelf geen arbeid en voorzieningen voor dagbesteding, zoals op het terrein in Santpoort. De bestaande sociale werkvoorzieningen boden nauwelijks 87
jubileumuitgave
kansen aan mensen met psychische beperkingen. Daardoor ontstond er behoefte aan dagbesteding en beschermde arbeid. Ik werkte sinds 1987 als preventiewerker voor Riagg Centrum/Oud-West, later Mentrum (inmiddels opgegaan in Arkin). In die periode heb ik veel activeringsprojecten helpen opzetten. Zo hebben we in 1988 de SNWA (Stichting Nieuwe Werkvormen Amsterdam) opgezet, een van de eerste projecten in Amsterdam gericht op arbeidsintegratie van mensen met psychiatrische problemen. Gelijktijdig werd het eerste dagactiviteitencentrum geopend, waarvan er langzamerhand meer bij kwamen. Het waren beschermde plekken, een soort inloophuizen, waar mensen hun dag zinvol konden doorbrengen, vooral op een creatieve manier. Later ontstonden er ook kleine bedrijfjes, bijvoorbeeld voor houtwerk, klussen, tuinonderhoud. Ze waren nog sterk naar binnen gericht: veel dienstverlenende zaken werden gedaan voor de eigen organisatie of voor mensen die elkaar kenden.
verwacht wordt, dat ze minder gaan zorgen en meer gaan faciliteren. Cliënten willen zelf meer de regie nemen over hun eigen leven. Ze willen zelf kiezen wat ze gaan doen. Een nieuwe trend in dit verband is dat cliënten niet gebonden willen zijn aan het activeringsaanbod van de eigen organisatie, maar overal in de stad terecht willen kunnen. De nadruk ligt nu meer bij de mogelijkheden en minder bij de beperkingen. Hulpverleners werken hierbij met diverse ondersteunende methodieken zoals de ‘individuele rehabilitatiebenadering’ (IRB) naar Amerikaans voorbeeld. Bij mensen wordt gekeken wat hun vaardigheden zijn en wat ze daarmee kunnen. Daarnaast wordt gebruikgemaakt van ‘individuele plaatsing en support’ (IPS), met als uitgangspunt dat je mensen niet in een laboratoriumsituatie iets moet leren en dan de wereld in moet sturen, maar dat je ze direct op de echte werkplek moet laten oefenen. Goede voorbeelden in Amsterdam zijn brouwerij De Prael op de Oudezijds Voorburgwal waar mensen met een psychiatrische achtergrond werken, restaurant Freud en Buurtboerderij Ons Genoegen. Dat zijn echte maar vooral ook sociale bedrijven, die aan de buitenkant niet als zodanig te herkennen zijn en waar gewoon geld verdiend moet worden. Het zou ideaal zijn voor een volwaardige integratie als het percentage uren dat mensen door hun handicap minder rendabel kunnen werken, door een aanvullend loon wordt gecompenseerd. Op die manier kan iemand met een beperking in elk bedrijf werken. Die kant gaan we hopelijk op. Ook omdat mensen meer verantwoordelijkheid krijgen voor hun eigen leven en hun eigen inkomsten. Dat is tegelijk de stok achter de deur, zodat de kans groter wordt dat mensen echt mee gaan doen.”
Honderd interviews Begin jaren negentig zetten we een project op in de stadsdelen Oud-West en Westerpark om de integratie van mensen met psychische beperkingen te bevorderen. Opbouwwerkers hebben toen honderd cliënten geïnterviewd en gevraagd wat ze zelf graag zouden willen. Van alle ideeën zijn er vier uitgewerkt. Alle vier bestaan ze nu nog. Een ervan is maatjesproject de Amsterdamse Vriendendiensten [zie pag. 89], het tweede is het Diep Water kunstenaarscollectief, het derde idee van de cliënten was de sociaal verpleegkundige (SPV) in de wijk. Verder wilden mensen met een psychiatrische achtergrond zelf voorlichting gaan geven bij de Sociale Dienst, de politie en dergelijke. Dat is toen ook uitgevoerd, in samenwerking met de stichting Pandora. Echte werkplek Na de fase van de opstand tegen de gevestigde psychiatrische orde, kwam de fase van de georganiseerde inspraak met cliëntenraden. Nu zitten we in de fase dat cliënten zelf meer verantwoordelijkheid willen nemen. Dat is soms moeilijk voor hulpverleners omdat van hen de regenboog groep
88
jubileumuitgave
Maatjes- en buddyprojecten
Onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen komt er begin jaren negentig aandacht voor een ‘nieuwe’ groep kwetsbare mensen: (voormalige) psychiatrische patiënten. Mensen met psychiatrische problemen worden niet meer langdurig in klinieken behandeld: uitgangspunt wordt nu juist dat zij in hun eigen woonomgeving blijven functioneren.
Amsterdamse Vriendendiensten Sommigen dreigen echter in een sociaal isolement te komen. De bestaande zorg- en dienstverlenende instellingen zijn niet ingericht op het geven van voldoende sociale en informele ondersteuning. In Amsterdam leidt dit tot het idee van maatjesprojecten en uiteindelijk tot de oprichting van de Amsterdamse Vriendendiensten. de regenboog groep
89
jubileumuitgave
Vriendendienst Borgerstraat In Amsterdam Oud-West wordt in 1993 Vriendendienst Borgerstraat opgezet door het IEP, (Integratieproject (ex)psychiatrische patiënten). Hun voorbeeld is het project ‘Adopt a patient’ dat in 1973 in New York van start ging en uitgroeide tot een nationaal programma. Subsidie komt van Mentrum, een zorginstelling voor mensen met psychische of psychiatrische problemen. Mensen die door een psychiatrische aandoening of een psychiatrisch verleden in een maatschappelijk isolement zijn of dreigen te raken, worden in contact gebracht met een vrijwilliger, een maatje. Elke week spreken ze samen af. Hierbij gaat het nadrukkelijk niet om hulpverlening, maar om vriendschappelijke omgang, gebaseerd op wederzijds respect. Er worden geen veranderingsdoelen gesteld, mensen worden op hun gezonde kanten aangesproken. Omdat blijkt dat daaraan behoefte is, start er eind 1996 naast de individuele maatjescontacten ook een groep voor vrouwen. Zij komen tweewekelijks bij elkaar, voor de gezelligheid, maar regelmatig staan ook discussies over bepaalde thema’s op het programma. De deelnemers aan de groep maken ook gezamenlijke uitstapjes buiten de deur. In 1999 komt er een gemengde groep bij. In de loop van de jaren breidt het aantal groepen zich verder uit.
Al direct na de oprichting van Vriendendienst Borgerstraat verbreden de werkzaamheden zich naar meer stadsdelen. In 1995 wordt Vriendendienst een zelfstandige stichting met financiële steun van het GGZ-samenwerkingsverband Centrum, Oud-West en Noord en de stadsdelen Oud-West, Westerpark, de Baarsjes, Binnenstad, Bos & Lommer en Noord. De Schieman Op 1 januari 1995 gaat vergelijkbaar project de Schieman van start, opgezet door Riagg Zuid/Nieuw-West. De doelgroep bestaat uit zowel mensen met langdurig psychiatrische problemen als ouderen met meervoudige problematiek. Ook hier is het doel het versterken van het sociale systeem, het vergroten van de zelfredzaamheid en het verhogen van de kwaliteit van leven. En ook hier komt de stroom aanmeldingen meteen op gang. De Kompaan Maatjesproject de Kompaan wordt in 1996 opgezet door het samenwerkingsverband GGZ Amsterdam Oost/Zuidoost op aanraden van de Cliëntenbond, een organisatie van mensen de regenboog groep
90
jubileumuitgave
die psychische of psychiatrische klachten hebben of hebben gehad, en Ypsilon, vereniging van familieleden en betrokkenen van mensen met schizofrenie of een psychose. De Kompaan richt zich op bewoners van Amsterdam-Oost en Zuidoost en van Diemen. Doordat de wachtlijst met aanvragers gestaag groeit, wordt er naar alternatief sociaal contact gezocht. Nieuw in 1998 is de Eropuit groep. Mensen die wachten op een maatje gaan in groepjes van twee tot vier samen in de buurt op stap. Fusie Er is van meet af aan veel contact tussen Vriendendienst, de Schieman en de Kompaan. In 1997 organiseren zij in de Rode Hoed gezamenlijk het symposium ‘Op de brug tussen zorg en welzijn’ met als doel een breed draagvlak voor deze projecten te creëren binnen de GGZ en bij de stadsdelen. Tijdens dit symposium presenteren onderzoekers van het Verwey-Jonker instituut het rapport ‘Een maatje op maat’, dat laat zien hoe belangrijk het maatjeswerk is: ‘Het draagt bij aan de kwaliteit van leven van de doelgroep. Mensen worden autonomer en actiever en gaan meer aandacht en zorg krijgen voor zichzelf.’ In de tijd na het sympo-
sium wordt de samenwerking geïntensiveerd. In 1998 wordt de werving van vrijwilligers voor het eerst gezamenlijk aangepakt. In de zomer van 1999 ziet de eerste Maatjeskrant het licht: de nieuwsbrief voor en door maatjes. In 2000 fuseren de drie organisaties tot stichting Amsterdamse Vriendendiensten. Besloten wordt om te werken aan het overdraagbaar maken van het maatjesconcept voor andere maatschappelijke organisaties. Ook staan kennis en toepassing van het geautomatiseerde registratiesysteem, uniek in 1999, ter beschikking aan belangstellende vrijwilligersorganisaties. In 2003 betrekken de medewerkers van de Amsterdamse Vriendendiensten een pand aan de Oranje Nassaulaan 51-II. Maatjes voor migranten Om meer diversiteit te krijgen in het maatjesaanbod begint men in september 2004 met het project Studiemaatjes, bedoeld voor studerende jongeren met psychische klachten. In het najaar van 2006 komen daar het project Sportmaatjes en het jongerenmaatjesproject de regenboog groep
91
jubileumuitgave
See You bij. In 2007 wordt een begin gemaakt met maatjesgroepen voor migranten. In 2010 start het project Netwerkcoach, hier helpen vrijwilligers mensen met psychische klachten om hun sociale netwerk te vergroten of te herstellen. Stagiair(e)s Al sinds 1998 doen tweedejaars studenten van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) aan de Hogeschool van Amsterdam hun stage als vrijwilliger bij de Vriendendienst. Later zijn er onder de stagiair(e)s ook studenten SPH van Inholland en van ROC richting sociale dienstverlening. Ze worden voor de periode van een schooljaar gekoppeld aan een aanvrager. Als hulpverlener in spe maken ze zo kennis met de psychiatrie. Vanwege hun leeftijd en de eisen van hun opleiding is de begeleiding van deze groep vrij intensief. Elke twee weken zijn er groepsbijeenkomsten. Verder is er twee keer per jaar een blokweek, waarin de omgang met een psychiatrisch patiënt van verschillende kanten wordt belicht. Door een groeiend aanbod van studenten wordt in 2006 het aantal stageplaatsen uitgebreid.
De Bres Onderdeel van de fusie tussen Vriendendienst, de Schieman en de Kompaan is ook het buddyproject voor dak- en thuislozen de Bres, dat op initiatief van stichting Raderwerk, landelijke stichting voor daklozen in Amsterdam, is ontwikkeld door stichting Vriendendienst en begin 1999 op een eigen locatie aan het Jonas Daniël Meijerplein van start gaat. Dak- en thuislozen hebben meestal weinig sociale contacten. Bovendien hebben veel van hen ook psychische klachten. Anders dan de maatjes bieden buddy’s niet alleen vriendschappelijk contact, maar ook praktische ondersteuning als de dakloze daaraan behoefte heeft. Wel hetzelfde is de uitdaging te focussen op de kracht en de kwaliteiten van de deelnemers. In het begin komen de aanvragen nog druppelsgewijs binnen en kijken de meeste dak- en thuislozen de kat uit de boom. De coördinator gaat vervolgens bij opvang- en inloophuizen langs om daklozen persoonlijk over het project te vertellen en informeert ook de hulpverlening om doorverwijzing te stimuleren. Hierdoor neemt het aantal aanvragen toe. Organisatorisch blijkt het nog niet zo simpel, aangezien afspraken de regenboog groep
92
jubileumuitgave
vaak mislopen doordat dak- en thuislozen – toen mobiele telefoons en internet nog geen algemeen goed waren – moeilijk bereikbaar zijn. Alle inspanningen hebben succes en aan het einde van de proefperiode in augustus 2001 wordt besloten om het project voort te zetten. Structurele subsidie Vanaf januari 2005 werkt de Bres nauwer samen met De Regenboog op het gebied van werving, selectie en training van buddy’s. Ook vrijwilligers en medewerkers van stichting Drugspastoraat Amsterdam en de Jellinek gaan meedoen met deze trainingen. In 2007 besluit de gemeente Amsterdam de Bres structurele subsidie toe te kennen. Hierdoor kan de jarenlange samenwerking met het buddyproject van De Regenboog AMOC verder worden geïntensiveerd. Ook kunnen er een paar groepsactiviteiten worden opgezet. Zo gaat het maandelijkse buddycafé met gezamenlijke maaltijd en workshops van start en zijn er maandelijkse uitjes voor deelnemer en buddy’s.
Afspraken Doordat altijd meer deelnemers zich voor de Vriendendiensten aanmelden dan vrijwilligers, staan mensen noodgedwongen op de wachtlijst. Mede daardoor worden activiteiten voor deelnemers steeds belangrijker, zoals de deelnemersgroepen en de Eropuit groep. Nieuw initiatief in 1999 is de selfsupportgroep. Deelnemers maken tweewekelijks afspraken om met elkaar iets leuks te ondernemen. Omdat het moeilijk blijkt eensgezindheid te krijgen over welke activiteit het gaat worden, en de introductie van nieuwe deelnemers lastig verloopt, nemen de begeleiders de organisatie van de groep over. Ruim een jaar later stoppen ze met de groep. In 1999 begint ook de Afsprakenbank, die later wordt vervangen door een tweemaandelijkse koffiemiddag waar deelnemers elkaar kunnen ontmoeten. Daarnaast nodigen de vrijwilligers twee mensen met gelijke wensen uit op kantoor om afspraken te maken. Sinds 2005 kunnen deelnemers met elkaar afspraken maken via 1-2-tjes: oproepjes op papier, die regelmatig onder deelnemers worden verspreid. In 2010 wordt project Netwerkcoach opgezet. Hier helpen vrijwilligers mensen met psychische klachten bij het vergroten of herstellen van hun sociale netwerk. de regenboog groep
93
jubileumuitgave
Koken en eten Nieuw in 2004 is het Zomermaatjescafé in het Blauwe Theehuis in het Vondelpark, in 2006/2007 uitgebreid met het maandelijkse Wintercafé in café de Ponteneur. In januari 2005 starten de Amsterdamse Vriendendiensten met het project Kwartiermaken. Iedere zondag wordt er in twee buurthuizen een kook- en activiteitenmiddag gehouden voor deelnemers, maatjes, vrienden en buurtbewoners. Een vergelijkbaar initiatief is Samen eten Samen koken, waarbij in een aantal buurtcentra deelnemers wekelijks onder begeleiding van professionele koks een maaltijd verzorgen. Daarna komen er steeds meer activiteiten bij. Al dan niet samen met andere organisaties zijn er incidentele, wekelijkse of maandelijkse groepsbijeenkomsten, binnen of buiten, in café en buurthuis, creatief, culinair, cultureel en sportief. Begeleiding vrijwilligers Het vrijwilligerswerk confronteert mensen met de moeilijke kanten van het menselijk bestaan: ziekte, eenzaamheid, angst, verwarring, dood, onvermogen en machteloosheid.
Vanaf het begin besteden de drie maatjesorganisaties daarom veel aandacht aan de begeleiding van vrijwilligers. Deze moeten kunnen rekenen op een professionele achterban waar ze met hun vragen terecht kunnen. Dit gebeurt in maandelijkse groepen, tijdens evaluatiegesprekken en waar nodig individueel op afspraak. Regelmatig ook zijn er thema-avonden en trainingen. Vriendendienst ontwikkelt in 1998 een tweedaagse introductiecursus voor nieuwe vrijwilligers in samenwerking met het bureau Travers en patiëntenvereniging Pandora. Ook andere maatjesprojecten kunnen zich voor deze cursus opgeven. Na de fusie wordt de cursus ook aangeboden aan de vrijwilligers van de Schieman en de Kompaan. Met ingang van 2001 kunnen ervaren vrijwilligers een vervolgtraining krijgen, ontwikkeld door de Amsterdamse Vriendendiensten, Odyssee en Pandora samen. Sinds 2004 krijgen vrijwilligers na deelname een certificaat. In 2005 worden de begeleidingsmethodieken in kaart gebracht, om beter inzicht te krijgen in de manier van deskundigheidsbevordering. In 2007 ontwikkelen de Vriendendiensten een aantal nieuwe trainingen gericht op specifieke groepen, onder meer voor de jongerenmaatjes en voor de e-maatjes: vrijwilligers die wekelijks per e-mail contact hebben met een deelnemer. de regenboog groep
94
jubileumuitgave
Meer dan maatjes Plannen om ook zinvolle dagbesteding te kunnen aanbieden, krijgen in 2006 vorm met het project Homeservice, een initiatief van de Amsterdamse Vriendendiensten en stichting De Waterheuvel. Homeservice, voor en door mensen met psychische problemen, biedt praktische en persoonlijke hulp bij dagelijkse klussen en is vanaf het eerste begin succesvol. Ook in 2006 gaat het project Hi5 van start. Het komt tot stand in opdracht van DWI en in samenwerking met stichting De Regenboog Inloophuizen, stichting Nieuwe Werkvormen Amsterdam, stichting De Waterheuvel en de Jellinek. Al in het eerste jaar kunnen er zesentwintig cliĂŤnten geplaatst worden en heeft Hi5 wel vijftig verschillende activiteiten in de aanbieding, zoals vrijwilliger worden bij de Bres, werken in een kwekerij, kantine of wasserette en klussen in huis. Dat aanbod is inmiddels aanzienlijk uitgebreid. Vrijwilligersacademie De deskundigheidsbevordering bij vrijwilligers gaat een nieuwe fase in met de opening in oktober 2007 van de Vrijwilligersacademie Amsterdam aan de Keizersgracht, product van
de vruchtbare samenwerking van stichting De Regenboog AMOC en stichting Amsterdamse Vriendendiensten met Markant, Schorer en stichting Kuria. De academie zorgt voor de basistrainingen sociale ondersteuning en intensieve ondersteuning, evenals vervolgtrainingen en verdiepingsbijeenkomsten. Halverwege 2008 wordt de academie verzelfstandigd tot stichting Vrijwilligersacademie Amsterdam. De Regenboog Groep is vertegenwoordigd in het bestuur en levert ook inhoudelijke bijdragen aan de trainingen en bijeenkomsten.
VONK Een maatjesproject voor een heel nieuwe doelgroep is VONK, voor mensen die gebruikmaken van de Voedselbank. Hun aantal neemt in 2006 binnen een halfjaar razendsnel toe van negenhonderd tot ruim vijftienhonderd. VONK is een initiatief van oud-voorzitter van de Voedselbank Amsterdam Niek de Boer en zijn vrouw Tonny. De Regenboog en de Amsterdamse Vriendendiensten zetten dit project in 2007 samen op met subsidie van de Dienst de regenboog groep
95
jubileumuitgave
Werk en Inkomen (DWI) en de Diaconie. De maatjes bieden behalve sociale en emotionele steun ook praktische hulp, bijvoorbeeld door mee te gaan naar afspraken met instanties. Al heel snel blijkt dat VONK aanslaat en wordt het project, dat eerst alleen in een paar stadsdelen wordt aangeboden, naar alle stadsdelen uitgebreid. Nieuwe maatjes krijgen een training bij de Vrijwilligersacademie. Sinds 2009 is de doelgroep uitgebreid en kunnen ook mensen die gebruikmaken van schuldhulpverlening een maatje aanvragen. Project Talentcoach, dat in 2011 van start gaat, koppelt mensen uit het bedrijfsleven als coach aan deelnemers van VONK om hen te helpen hun talenten te (her)ontdekken.
Samen De Regenboog Groep In 2008 fuseren stichting Amsterdamse Vriendendiensten en stichting De Regenboog AMOC tot stichting De Regenboog Groep. De maatjesprojecten voor mensen met psychiatrische klachten, de maatjes van VONK, en de buddyprojecten voor dak- en thuislozen en voor drugs- en alcoholverslaafden, vormen sindsdien samen de afdeling Informele Zorg, in het pand van de Vriendendiensten op de Oranje Nassaulaan. Maatjes en deelnemers worden ook ingezet voor voorlichting, presentaties, debatten, interviews, en vooral ook bij de werving van vrijwilligers. Om meer 55-plus vrijwilligers binnen te krijgen, wordt de speciale campagne Zilveren Kracht opgezet. Voor VONK werft men ook allochtone vrijwilligers. Ter ondersteuning van alle werkzaamheden is in 2009 een nieuw registratiesysteem ingevoerd. Daarnaast is hard gewerkt om het kwaliteitskeurmerk ‘Vrijwillige inzet: Goed geregeld’ te behalen dat wordt verstrekt door de landelijke Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV).
de regenboog groep
96
jubileumuitgave
Interview
Alle stadsdelen af voor financiële steun Eenzaamheid bleek een veel voorkomend probleem bij mensen met een psychiatrische achtergrond, die na sluiting van de klinieken zelfstandig in de stad kwamen te wonen. Het idee van een maatjesproject was nieuw maar sloeg meteen aan. Anneke Bolle, ruim dertig jaar belangenbehartiger en vrijwilliger bij cliëntenorganisaties, stond aan de wieg en lobbyde succesvol het geld bij elkaar.
“In de jaren tachtig werd psychiatrisch ziekenhuis Santpoort afgebroken in het kader van de Amsterdamse plannen voor een nieuwe GGZ. Maar er was maatschappelijk niets voorbereid. Vervolgens liep de hulpverlening tegen z’n eigen onvermogen aan. Begin jaren negentig hield het IEP, een integratieproject in de westelijke stadsdelen, een enquête onder thuiswonende cliënten, met vragen als ‘hoe bevalt het’, ‘wat mis je’ en ‘wat wil je’. Daaruit bleek dat veel cliënten eenzaam waren en het moeilijk vonden contacten te leggen. Bij het IEP kwam men toen op het idee van een maatjesproject. Iets dergelijks bestond al in Amerika. Alleen was het daar verbonden aan de hulpverlening en dat wilden wij niet. De hulpverlener van de cliënt mocht niet de begeleider worden van de vrijwilliger.
gaan samenwerken en uiteindelijk fuseren. Ik kwam toen in het bestuur. De eerste van de drie Vriendendiensten was bij aanvang in een zelfstandige stichting ondergebracht. Voor de financiering werd afgesproken dat de ene helft uit GGZ-gelden moest komen en de andere helft door de gemeente betaald zou worden. Dat was in feite een ideologisch statement: het is geen hulpverlening, het is geen therapie, dus een zaak van de gemeentelijke overheden. Er waren toen negentien stadsdelen en Kees Zwarthoed van Ypsilon (organisatie voor en door familie van cliënten) en ik zijn die allemaal afgegaan. Het was beter om te lobbyen vanuit de vrijwilligerskant, dan vanuit de hulpverlening. Bovendien bleek ik handig in het krijgen van geld en vond ik het leuk om te doen. Het kostte bij elkaar tien jaar, toen ging het laatste stadsdeel mee: dat was Zuidoost. Ik weet nog hoe blij we toen waren.
Ideologisch statement Ik werd gevraagd voor de begeleidingscommissie van het maatjesproject. Na een jaar belde een Riagg uit een andere regio, dat ze een vergelijkbaar project gingen opzetten en of ik ook daar in de begeleidingscommissie wilde. Met deze twee projecten werd tweederde van de stad bereikt, daarom wilden we voor de resterende regio ook een maatjesproject. Kort daarna zag ik op een feestje een directeur van HVO (nu HVO Querido), ik sprak hem aan en kon een afspraak regelen. Binnen het jaar had hij een derde project opgezet. We wilden elkaar niet beconcurreren en zijn de regenboog groep
Niet betuttelend Steeds bleek het moeilijk om een bepaald gedachtegoed overeind te houden. De stichting was gericht op een groep kwetsbare mensen, maar moest zo georganiseerd worden dat het niet betuttelend was. Dat was en dat is altijd moeilijk. Ik was daar heel strikt in: het moest los van de hulpverlening. Een vrijwilliger die bezorgd is, kan naar de Vriendendiensten bellen. Het kantoor is daarom hele dagen bereikbaar en de mensen daar weten hoe ze bij een crisis moeten handelen. 97
jubileumuitgave
Gewone woorden Om maatjes te werven, werden advertenties gezet, daar kwam veel reactie op. We wilden de vrijwilligers voldoende te bieden hebben, dus werden er meteen via stichting Pandora cursussen georganiseerd, hielden we regelmatige bijeenkomsten en af en toe een feestje. Ook sloten we al contracten af met de vrijwilligers. Het was in het begin een heel geregel, maar we pakten het direct professioneel aan. Sommige vrijwilligers waren heel zelfstandig, anderen hadden meer behoefte aan ondersteuning: dat was vanaf dag één ingebouwd in het systeem. De coördinator heeft eerst een gesprek met de cliënt en met de vrijwilliger afzonderlijk. Daarna maken zij kennis met elkaar. Dat eerste gesprek heet een kennismakingsgesprek, geen intake. Voor dat soort woordgebruik ben ik heel gevoelig. Het is geen hulpverlening, dus laten we gewone woorden gebruiken. Na een paar weken wordt beiden afzonderlijk gevraagd hoe het maatjescontact bevalt, zodat men vrijuit kan praten. Steeds wordt er gedacht vanuit de behoefte van de cliënt en gewaakt voor betutteling. Dat is heel moeilijk, want dat zit in alle mensen. Wel moet de cliënt zich veilig voelen. Er hoeft geen diagnose te worden neergelegd. Wij zeggen altijd: ‘is er iets wat jouw maatje moet weten in het contact?’ Dat kan iedereen op eigen manier uitleggen.
sindsdien ‘informele zorg’ genoemd. Dat vind ik niks, maar goed, zolang cliënten dat zelf niet zo gaan noemen. Ik ben nu lid van de Raad van Advies en zit dus meer op afstand.”
Querido Behalve het een-op-een-contact bestaat er nu in wel vijf buurthuizen een eetclub. Daarvoor is flink gelobbyd. Bij het ene buurthuis zit een opbouwwerker die daar gevoel voor heeft, bij de ander iemand die dat eng vindt. Verder waren er soms dilemma’s zoals: moeten we meewerken aan de Voedselbanken. We waren van mening dat die eigenlijk niet zouden moeten bestaan. Maar ze zijn er wel. Toen hebben we in de geest van professor Querido gehandeld, die vond dat eerst de praktische nood moet worden aangepakt, voordat je met mensen over hun motivatie gaat praten. Het maatjesproject VONK, voor mensen die gebruikmaken van de Voedselbank, is toen binnen de Vriendendiensten opgezet. Dat de Amsterdamse Vriendendiensten nu bij De Regenboog Groep horen is prima. Alleen wordt het de regenboog groep
98
jubileumuitgave
Tot slot
Sinds die heftige jaren zeventig is er veel veranderd en ook veel bereikt. Er bivakkeren geen groepen hippies en ontheemde Surinamers meer in de stad, de afbraakbuurten van toen zijn tegenwoordig de trots van de stadsvernieuwing, straatprostitutie lijkt in Amsterdam niet meer te bestaan, en hiv is een beheersbare aandoening geworden. Niettemin brengen drugs (en alcohol) nog steeds mensen in de problemen. Ook telt Amsterdam nog steeds veel dak- en de regenboog groep
99
jubileumuitgave
thuislozen, blijven er buitenlandse druggebruikers komen, worden verslaafde vrouwen en jongens in de prostitutie moeilijker bereikt, en lijkt intraveneus druggebruik weer toe te nemen. Daarbij groeit het aantal mensen in de langdurige armoede, voelen aidspatiĂŤnten zich soms alleen staan, en vinden mensen met een psychiatrische achtergrond vaak moeilijk aansluiting in de maatschappij. Voor al deze doelgroepen zijn de afgelopen vijfendertig jaar de regenboog groep
100
jubileumuitgave
projecten en organisaties opgezet, nu verenigd in De Regenboog Groep. Elke keer opnieuw was het zoeken naar een juiste aanpak, naar financiering, naar vrijwilligers. Verdwenen is het altijd beschikbaar willen en moeten zijn van de medewerkers, samen met het aanpakken van alles wat maar op je pad komt. Daarvoor in de plaats kwam een gedegen de regenboog groep
101
jubileumuitgave
professionaliteit met afgebakende taakomschrijvingen van zowel medewerkers als vrijwilligers. Gebleven zijn de betrokkenheid bij kwetsbare mensen in onze maatschappij en de oprechte wil bij te dragen aan de verbetering van hun situatie. De geschiedenis van De Regenboog Groep kent duizenden namen en gezichten van duizenden mensen, wier leven dankzij deze betrokkenheid vaak een meer gunstige wending kreeg. de regenboog groep
102
jubileumuitgave
de regenboog groep
103
jubileumuitgave
de regenboog groep
104
jubileumuitgave
de regenboog groep
105
jubileumuitgave
Colofon
Dit is een uitgave ter gelegenheid van het 35-jarig jubileum van De Regenboog Groep Š2011 Samenstelling en tekst Hansje Verbeek, met dank aan Sjon Besseling Vormgeving Megavolt, Amsterdam Fotografie Archief De Regenboog Groep en Megavolt, Amsterdam Redactie Jasperine Schupp, Joost Slim Correcties Rob Rand Druk Drukkerij Raddraaier, Amsterdam Oplage 3.000
de regenboog groep
106
jubileumuitgave
In De Regenboog Groep 35 jaar midden in de maatschappij leest u over de woelige geschiedenis van de organisatie. De Regenboog Groep is ontstaan uit een samengaan van verschillende initiatieven in de stad Amsterdam. Veel van die projecten zijn geboren uit nood, omdat er kwetsbare groepen in de verdrukking kwamen, omdat er problemen op straat waren, omdat de overheid soms achter de feiten aanliep. Met de jaren is de doelgroep van De Regenboog breder geworden omdat steeds meer organisaties zich aansloten. Het feitelijke verhaal wordt aangevuld met persoonlijke herinneringen van mensen die er toen bij waren. Want het werk van De Regenboog Groep blijft mensenwerk. Als mensen onder elkaar!
Steun ons! Steun De Regenboog Groep en doneer via ING 8081. Meer weten over ons werk? Kijk op www.deregenboog.org of stuur een mail naar info@deregenboog.org voor een gratis exemplaar van ons blad Meeleven. Bellen kan ook: (020) 53 17 600
De Regenboog Groep Centraal bureau Droogbak 1-d Postbus 10887 1001 EW Amsterdam t (020) 53 17 600 f (020) 42 03 528 m info@deregenboog.org w www.deregenboog.org
De Regenboog Groep Amsterdam