7 minute read
Spanningsveld in bouw tussen prijs en lange levensduur nader belicht
foto: Pieter Kers
In de bouwkolom wordt wel gezegd dat men een duurzame samenleving wil, maar als puntje bij paaltje komt, worden er toch andere keuzes gemaakt en is opeens de prijs leidend. Zonde. En als het gaat om een kwalitatieve conservering wordt vooral een verkeerde zuinigheid zichtbaar. Deze problematiek was voor Facade360, een organisatie die zich afficheert als het Kennisplatform over design & constructie, reden om een digital meeting te organiseren rondom het thema oppervlaktebehandeling. Deze meeting vond in februari plaats, maar er is alleszins reden om eens wat dieper op de geschetste problematiek in te gaan.
Velen in de bouw onderschrijven de stelling dat het belang van een kwalitatieve conservering wordt onderschat. Dit komt doordat keuzes louter op prijs worden gemaakt in plaats van op performance. Een verkeerde zuinigheid, vin den de experts die aan de digital meeting deelnamen, want het komt de total cost of ownership totaal niet ten goede. Duurzaamheid begint bij een zo lang mogelijke levensduur, dus met een kwalitatief hoogwaardige conservering. Maar op de één of andere manier komt deze boodschap niet terecht bij de gebouweigenaren.
Wat is echt goedkoop? Iets neerzetten dat veertig jaar of langer meegaat of iets dat na vijftien jaar al moet worden gerenoveerd met alle gevolgen en kosten van dien? Dit wordt helaas nog niet of te weinig ingezien. De hele bouwkolom is gebaseerd op de laagste prijs en duurzaamheidsambities worden om die reden over het algemeen altijd geschrapt. Er moet een betere communicatie komen die reikt tot aan de eigenaar van een gebouw, zodat hij begrijpt dat een hoogwaardige
foto: VMRG
conservering juist geld oplevert. Hoe krijg je dit gerealiseerd? Door het product op een andere manier aan te bieden en dat verhaal onder de aandacht te brengen bij de vastgoedeigenaar. Een gevel die langer meegaat, presteert ook op esthetisch gebied beter. Dan veren ze meestal wel op. Maar die discussie vindt normaal nooit plaats, want de aannemer gaat dat niet vertellen.
Vergelijk het met corona en ventilatiesystemen. Opeens gaat iedereen zich in ventilatiesystemen en filters verdiepen. Er moet dus een vorm van intrinsieke motivatie komen om (iets meer) te investeren in een kwalitatieve conservering. Draai het daarom om, luidt het advies. Door aan het begin ietsje extra te investeren in een betere conservering, bespaar je de komende twintig jaar bijvoorbeeld een bepaald bedrag aan onderhoud. Een beter geconserveerde gevel levert uiteindelijk dus geld op.
VERLENGDE GARANTIES De experts zien de laatste jaren een wedloop. Was voorheen vijf jaar garantie de standaard, intussen wordt al 15 jaar gevraagd. In het Verenigd Koninkrijk zijn garantietermijnen van 25 tot zelfs 40 jaar geen uitzondering. Je moet je alleen afvragen wat zo’n garantie inhoudt. Deze discussie wordt constant gevoerd. De termijnen worden opgerekt, maar daarmee ook de lijst met uitsluitende voorwaarden. De garantievoorwaarden worden na de oplevering meestal niet of nauwelijks opgevolgd. Deels komt dit door onwetendheid bij de eindgebruiker. Bekend onderdeel daarvan is de vereiste reiniging om aanspraak te kunnen maken op garantie: een eeuwige discussie. Ook is het belangrijk een constructie te engineeren die überhaupt te conserveren is. Op alle plekken. Daarnaast is de kwaliteit van de montage van belang. De conservering die wordt aangebracht, de manier waarop en onder welke condities vormen slechts een deel van het verhaal.
Als een gevelbouwer of aannemer de verantwoordelijkheid heeft voor de exploitatie van een gevel gedurende een periode van bijvoorbeeld 25 jaar, dan wordt opeens wél gekeken naar het duurzame karakter én gedegen onderhoud. Dat soort ‘leaseconcepten’ zijn een positieve ontwikkeling voor de kwaliteit en duurzaamheid. Op die manier wordt voorkomen dat voor een goedkopere conservering wordt gekozen met misschien wel 15 jaar garantie, maar die bol staat van de uitsluitingen.
KWALITEITSKEURMERKEN Het aanbrengen van een oppervlaktebehandeling is een ervaringsvak. De kennis en ervaring van de applicateur is heel relevant en bepalend voor de eindkwaliteit. Een kwaliteitskeurmerk zoals Qualicoat, Qualisteelcoat of Qualanod betekent voor applicateurs dat zij zich onderwerpen aan onafhankelijke inspecties. Eén keer per jaar buigt een technische commissie over eventuele zwakke plekken in de rapportages. Hier worden verbetervoorstellen op losgelaten. Dat gebeurt wereldwijd. In feite heb je met zo’n kwaliteitskeurmerk dus de ervaring van alle applicateurs uit jouw specifieke technologie over tientallen jaren. Wereldwijd. Hoeveel ervaring/ zekerheid wil je hebben?
Ten tweede worden er, onder druk van nieuwe wet- en regelgeving, steeds nieuwe technologieën ontwikkeld. Dat kun je in bestekken bijna niet meer volgen. In SKG- of VMRG-voorwaarden worden daarom vaak geen specificaties meer gesteld, maar wordt verwezen naar
een oppervlaktebehandeling conform Qualicoat, Qualisteelcoat of Qualanod. Dat is steeds gebruikelijker, omdat er geen andere objectieve meetmethoden of inspectiemiddelen zijn.
PERIODIEK ONDERHOUD Uit de garantieclaims blijkt overduidelijk dat de eisen van periodiek onderhoud niet worden nageleefd. Bij oplevering wordt per definitie niet verteld dat de gebruiker onderhoud moet plegen. En zelfs als het al gebeurt, moet het schoonmaken wél goed gebeuren. Vaak wordt er volgens de voorschriften een PH-neutraal reinigingsmiddel gebruikt dat in alle naden en kieren kruipt. Het water verdampt en het chemische bestanddeel, dat al lang niet meer PHneutraal is, blijft achter. Gevolg: ellende. Omdat niemand zich schijnbaar aan de reinigingsvoorschriften houdt, adviseren de experts de keuze bij de opdrachtgever te laten. Er bestaan onderhoudsvrije conserveringssystemen, maar die zijn in aanvang duurder. Maar die extra investering is peanuts vergeleken met de totale onderhoudskosten om aan de garantieverplichtingen te kunnen voldoen.
Voor architecturale toepassingen wordt daarom eigenlijk nauwelijks nog gebruik gemaakt van Qualicoat klasse 1-poeders, constateren de experts. De onderhoudskosten zijn aan het einde van de rit afgrijselijk veel hoger dan bij een product uit de superdurable klasse 2. Als je het prijsverschil doorrekent naar onderhoudskosten per vierkante meter is de keuze snel gemaakt. Ook het kleur- en glansbehoud van een klasse 2-poeder is vele malen hoger. Dat laatste geldt voor een geanodiseerd oppervlak misschien nog wel meer.
BETROKKENHEID Voor een hoogwaardige conservering is de kennis en ervaring van de applicateur belangrijk, maar zeer zeker ook de kwaliteit van het substraat. Daar is de markt zich onvoldoende van bewust. Naarmate er meer gelaserd wordt, krijgen de applicateurs te maken met meer scherpe kanten in plaats van de vereiste afgeronde hoeken. Dat heeft absoluut invloed op de eindkwaliteit, maar de experts hebben het gevoel dat er te weinig aandacht naar uitgaat. Soms kun je je jas ophangen aan de bramen op het basismateriaal...
De wens om de eindkwaliteit veel hoger op de agenda te krijgen, vraagt om ketensamenwerking. Alles draait om betrokkenheid. Het begint met het ‘conserveringsvriendelijk’ ontwerpen en engineeren. Een gevecht dat al tientallen jaren wordt gevoerd en de laatste decennia meer is gaan leven. Het is altijd de applicateur die het zaakje recht moet poetsen.
Pas als er betrokkenheid is en het belang van conserveringsvriendelijk construeren aan de voorkant wordt ingezien, kun je aan het eind van de rit de duurzaamheid borgen. Ook keurmerken onderkennen dit ‘probleem’ en zijn aan het kijken hoe het proces meer ketenintegraal kan worden opgepakt. Een materiaalpaspoort zou een oplossing kunnen bieden. Deze borgt het hele proces, vanaf het extrusiebedrijf tot en met de montage van het product aan de gevel, inclusief het onderhoud en een eventueel tweede leven. EEN OVERZICHT VAN DE EXPERTS DIE DEELNAMEN AAN DE DIGITAL MEETING: - Ramon van Dongen, Alucol - Koen Vos, OZ Architect - Mattijn Klaver, Akzo Nobel - Erwin Kleuters, IGP Powder Coatings, - Martijn Veerman, Alkondor - Roel Dijkman, Dijkman Coating - Gerald Oude Nijhuis, Jonkman Coating - Egbert Stremmelaar, Vereniging ION
RECYCLING EEN ZEGEN? Door het recyclen komen er allerlei sporenelementen in de legering die er van oorsprong niet in zaten. Dat heeft ogenblikkelijk consequenties voor de hechting. Een slechte hechting of het moeilijk sluiten van de laag bij het anodiseren, leidt altijd tot problemen. De ene legering vraagt weer een andere voorbehandeling dan de ander. Je zal dus aan de voorkant exact moeten weten welk materiaal je gaat conserveren. Een materiaalpaspoort kan dan zeker helpen. Daarnaast is bij aluminium minstens net zo belangrijk hoe de recycling plaats vindt. Je kan wel verouderde aluminium kozijnen recyclen tot bijvoorbeeld koffiecupjes, maar andersom is iets minder. We zullen dus moeten nadenken of we bereid zijn om aluminium in drie verschillende stromen in te zamelen. Allemaal zaken die in het kader van discussies rondom ‘Nederland Circulair in 2050’ heel relevant zijn.
De problemen met gerecyclede materialen spelen al veel langer, maar komen juist nu aan de orde, omdat de applicateur tot voor kort Chroom VI mocht gebruiken in de voorbehandeling waarmee veel problemen voorkomen konden worden. Tegenwoordig stelt de overheid dat we stoffen gebruiken die milder zijn voor mens en milieu. En daardoor ook minder impact hebben op metalen. De eindklant kan dus alleen maar geholpen worden als de hele keten wordt beheerst. ●
Tekst Roel van Gils, Facade360
Een complete versie van de tekst is te lezen op www.facade360.nl onder ‘algemeen’.
MEER INFORMATIE www.facade360.nl
Lees verder of reageer