16 minute read

Onderzoek

Next Article
Evaluatie

Evaluatie

Samenvatting interviews

Om er achter te komen of de bijsluiter in het dagelijks leven echt een probleem is, zijn er verschillende mensen geinterviewd die te maken hebben met medicatie, zoals het dagelijks innemen van medicatie of werken in de zorg. De vragen die zijn gesteld hadden voornamelijk betrekking op de bijsluiters van medicatie en medicatiegebruik. De geïnterviewde personen zijn 2 medewerkers van apotheken, 3 (voormalige) gebruikers van medicatie, een huisarts, een verpleegkundige in de thuiszorg, iemand die met psychiatrische patiënten werkt, iemand die met dementerende ouderen werkt én iemand die met patiënten met acute neurologische aandoeningen werkt. Dit leverde vele nuttige inzichten op. Hieronder zijn de belangrijkste resultaten getoond. De volledige interviews zijn te vinden in bijlage 1 - Interviews.

Advertisement

Zo kwam er naar voren uit de interviews dat als merken en verpakkingen van medicatie worden gewisseld, er problemen kunnen ontstaan. Zo hebben vooral ouderen herkenningsproblemen bij de apotheek en weten zij niet goed wat ze nodig hebben. Ook is er een gebrek aan privacy in de apotheek voor privé vragen. Vaak is het onduidelijk wat de bedoeling is, doordat de apotheek en de dokter andere dingen zeggen. Dit zorgt voor verwarring bij de patiënt. Het blijkt ook dat de farmaceut moeten gewillig zijn om de patiënten van extra informatie te voorzien. Daarnaast is de farmaceut machthebber met betrekking tot welke medicatie ingekocht wordt. Wel is de baksterrol een handig hulpmiddel om men te herinneren aan de dagelijkse medicatie

Een app voor het gemakkelijken van de bijsluiter is niet voor elke doelgroep handig voor gebruik, maar voor bijvoorbeeld mensen met ADHD wel. Een gewenste ontwikkeling voor in de app is dat het je herinnert aan de momenten waarop je de medicatie moet gebruiken. Een website die bestaat voor het gemakkelijken van de bijsluiter, is de Kijksluiter. Dit is een platform waar bijsluiters worden uitgelegd met behulp van animaties en toegankelijk taalgebruik. Zo blijken uit de interviews dat veel Nederlanders laaggeletterd zijn. Een website die de bijsluiters op een begrijpelijke manier aan volwassenen uitlegd, is de website apotheek.nl, oftewel apo.nl. De bijsluiter wordt namelijk vaak niet helemaal gelezen en is vaak te ingewikkeld en/of te lang.

Als tip kwam er naar voren dat het wellicht interessant is om verder te kijken dan de bijsluiter. Het medicatiegebruik is in het algemeen interessant en er kwam naar voren dat dit nog vaak een probleem is. Ook kan het interessant zijn om een klacht van een patiënt te combineren met informatie uit de bijsluiter.

Bijsluiter of toch niet?

Door de interviews die vooraf zijn gedaan over de bijsluiter, kwam een ander probleem naar boven. Namelijk het gebruiken van medicatie. Hoewel er vaak al een baksterrol wordt gebruikt en vooral in ziekenhuizen en in de zorg, is het nog altijd een probleem om dagelijkse medicatie goed in te nemen. Maar wie kan er geholpen worden met het nemen van dagelijkse medicatie?

Uit de inspiratiereis kwamen veel artikelen naar boven die te maken hadden met kinderen. Het concept moet iets zijn met kinderen. Zo is de overstap gemaakt van een concept rondom de bijsluiter naar een idee voor het helpen van kinderen tussen de 6 en 12 jaar die een chronische ziekte hebben én dagelijks medicatie moeten nemen. Om hier meer over te weten, zijn er vervolgstappen gemaakt voor het onderzoek.

Na de eerste interviews over de bijsluiter is, zijn er interviews afgenomen over kinderen en medicatiegebruik. Ditmaal bij een basisschooldocent, pabostudenten en een ouder van een chronisch ziek kind. De vragen hadden betrekking op kinderen en het medicatiegebruik. Hieruit kwamen de volgende gegevens naar voren. De volledig uitgewerkte interviews zijn te vinden in de bijlage 1 - Interviews.

Zo blijkt dat de scholen de verantwoordelijkheid voor het gebruik van medicatie zoveel mogelijk neerleggen bij het kind zelf of aan de ouder(s)/verzorger(s) van het kind. Wel komt het voor dat docenten een deel van de verantwoordelijkheid dragen. Voor zowel het chronisch zieke kind als de ouder(s)/verzorger(s) kost het leven met een chronische ziekte veel tijd en energie. Het gebruik van medicatie en hieraan gerelateerde hulpmiddelen kunnen ervoor zorgen dat het kind die medicatie en eventuele hulpmiddelen gebruikt, gepest wordt door klasgenoten. Dit is echter niet altijd het geval als er open wordt gesproken over het medicatiegebruik van het kind, zo blijkt uit het onderzoek. Wel voelen de docenten enorme druk op de verantwoordelijkheid die zij voor hun leerlingen moeten dragen en dit zal in de toekomst alleen maar toenemen. Een digitaal hulpmiddel zoals een app heeft natuurlijk een aantal functies nodig. Een beloningssysteem, een medicatiedagboekje en voorbeeldfilmpjes zijn volgens de ouder(s)/ verzorger(s) relevante functies voor een app met betrekking tot het gebruik van medicatie bij hun kinderen.

Samenvatting enquête

Kinderen met een chronische ziekte zullen op bepaalde momenten medicatie moeten gebruiken. Middels een enquête is er geprobeerd om de problemen met betrekking tot deze momenten in kaart te brengen. De enquête is door 13 ouder(s)/verzorger(s) van chronisch zieke kinderen ingevuld. Hieronder volgen de belangrijkste resultaten. De volledige enquête is te vinden in de bijlage 2 - Enquête. • 5 op de 13 ouder(s)/verzorger(s) gaven aan dat hun kinderen geen problemen ervaren bij het gebruiken van medicatie. Voor 1 kind werd aangegeven dat hij of zij het medicatiegebruik interessant vindt. De negatieve ervaringen die kinderen ervaren worden door hun ouder(s)/verzorger(s) omschreven als

‘beschamend wanneer hij of zij niet thuis is’, ‘niet heel erg leuk’, ‘soms lastig’, ‘vies’ of ‘weinig last’. • Het meest voorkomende moment van medicatiegebruik is de ochtend: 14 van de 15 kinderen gebruiken in de ochtend medicatie. Er zijn geen ouders die aangeven dat hun kind in de nacht medicatie gebruikt. • 5 van de 15 kinderen gebruikt medicatie tijdens school- en BSO-tijden. • Voor 10 van de 15 kinderen is er altijd iemand aanwezig bij het innamemoment. 2 kinderen nemen bij afwezigheid van volwassenen zelf hun medicatie en voor 1 kind wordt enkel aangegeven dat het gebruik van medicatie zonder de aanwezigheid van een volwassenen moeizamer verloopt. • Voor 4 van de 15 kinderen zijn hun ouder(s)/ verzorger(s) er niet op gerust dat de medicatie juist

wordt gebruikt bij hun afwezigheid. Voor 1 kind geven de ouder(s)/verzorger(s) aan dat het kind hier zelf niet aan denkt, voor 1 kind wordt aangegeven dat hij of zij dit zelf niet kan en voor 1 kind wordt aangegeven dat het kind vervelend gedrag vertoont wanneer de ouder(s)/ verzorger(s) niet bij het gebruik van de medicatie aanwezig zijn. Voor 1 kind wordt de reden niet toegelicht. • 5 van de 15 kinderen kan niet goed omgaan met de verantwoordelijkheid omtrent medicatiegebruik, voor 2 kinderen wordt aangegeven dat zij het gebruik van hun medicatie vergeten, voor 1 kind wordt aangegeven dat hij of zij onder de verantwoordelijkheid uit probeert te komen, voor 1 kind wordt als reden gegeven dat hij of zij (nog) niet capabel genoeg is en voor 1 kind wordt aangegeven dat het medicatiegebruik alleen met hulp kan. • 9 van de 15 ouder(s)/verzorger(s) zijn positief over het concept om het medicatiegebruik bij chronisch zieke kinderen te vergemakkelijken. • 4 van de 15 ouder(s)/verzorger(s) zouden het concept willen gebruiken. • 5 van de 15 ouder(s)/verzorger(s) geven aan nog toevoegingen aan het concept te hebben: ‘Ja, zo kaal mogelijk, zodat oudere kinderen niet afgeleid raken door de vele opties van het apparaat’, ‘Een recent medicatie overzicht. Handig voor hulpverleners tijdens een spoedgeval’, ‘Als het mogelijk is zou het handig zijn als het nummer van de arts etc. er in kunnen’, ‘Makkelijk te veranderen met app o.i.d.’, en ‘Dat ze het dan ook echt goed in genomen hebben’.

Chronische zieke kinderen Kinderen en jongeren met chronische aandoeningen

Verwey Jonker Instituut doet naar verschillende thema’s onderzoek, waaronder de jeugd. Zij brengen het algehele welzijn van kinderen en jongeren in Nederland ten sprake. Eén van de vele onderzoeken die zij heeft gedaan, is het perspectief op kinderen en jongeren met een chronische aandoening in Nederland. Zij hebben niet alleen gekeken naar lichamelijke aandoeningen zoals diabetes, astma, reuma, maar ook psychische aandoeningen zoals ADHD. Voor dit onderzoek zijn alle chronisch zieke kinderen en jongeren van 0 tot en met 25 jaar nauwkeurig geteld op basis van verzekeringsgegevens. Zo is er in 2018 vastgesteld dat er in Nederland ruim 1,3 miljoen kinderen en jongeren te maken hebben met een chronische aandoening, wat betekent dat er ruim 1 op de 4 kinderen en jongeren in Nederland een aandoening heeft waarvoor zij medicatie neemt (Hal, Tierolf, Rooijen, & Hoff, 2019).

Soorten chronische aandoeningen

De chronische aandoeningen zijn verdeeld in een aantal groepen. Psychische aandoeningen, algemene aandoeningen, long- en luchtwegziekten, Neurologische aandoeningen, huidziekten, ziekten van het skelet en extremiteiten en overig (te zien in figuur 1). Figuur 1 (Hal, Tierolf, Rooijen, & Hoff, Fachtsheets, 2019)

Ziektes bij kinderen van 6 tot 12 jaar

Tevens heeft Verwey Jonker per leeftijdscategorie gekeken naar de meest voorkomende chronische aandoeningen. Van de leeftijd 6 tot 9 jaar waren de grootste chronische aandoeningen astma (5,5%), leerstoornis (5,1%) en

buikpijn/ontlastingsproblemen (4,2%) terwijl bij kinderen van de leeftijd 10 tot 12 jaar de meest voorkomende chronische aandoeningen ADHD/ADD (5,3%), Astma (4,8%) en Leerstoornis (3,8%) waren. Daarnaast komen bij kinderen van de leeftijd 6 tot 9 jaar Eczeem en ADHD/ADD voor, bij de kinderen van de leeftijd 10 tot 12 jaar buikpijn/ ontlastingsproblemen en angst- en stemmingsstoornissen (te zien in figuur 2).

Uit de factsheets van het onderzoek van Verwey-Jonker, bleek dat 1 op de 6 kinderen en jongeren met een chronische aandoening in 3 maanden tijd 1 of meerdere keren wordt opgenomen in een ziekenhuis (Hal, Tierolf, Rooijen, & Hoff, Fachtsheets, 2019).

Toekomst

Ouder(s)/verzorger(s) van kinderen met chronische aandoeningen in de leeftijdscategorie 6 tot 9 jaar hebben 29% minder vertrouwen in de toekomst van hun kind dan kinderen zonder aandoening (94% vertrouwen). Ook hebben kinderen met een chronische aandoening van 10 tot 12 jaar zelf minder zin in de toekomst (67%) vergeleken met kinderen zonder aandoening (84%).

Om de gevolgen van het hebben van een chronische aandoening, hebben de onderzoekers per onderdeel gekeken. Denk hierbij aan school, sport, zorg, etc. Om specifieker in te gaan op de kinderen die op school zitten, is er daarnaar gekeken.

Zo voelen kinderen en jongeren met een chronische aandoening zich minder begrepen door hun klas – of studiegenoten. Wel voelen zij zich beter begrepen door hun leerkracht. Uit het onderzoek is ook gebleken dat deze kinderen meer gebruik maken van hulpmiddelen of hulp op school. Echter, er is meer behoefte aan dit dan er nu op school wordt aangeboden (Hal, Tierolf, Rooijen, & Hoff, Omvang, samenstelling, 2019).

Figuur 2 (Hal, Tierolf, Rooijen, & Hoff, Fachtsheets, 2019)

Regelgeving met betrekking tot kinderen en medicatie

Wat er met bepaalde medicatie gebeurd wanneer deze in het lichaam terechtkomen en welke effecten in het lichaam optreden na de toediening van bepaalde medicatie, verschilt sterk tussen baby’s, kleine kinderen, kinderen en volwassenen. Om deze redenen zijn de keuze en de dosering voor bepaalde medicatie een ontzettend belangrijke processen bij medicatiegebruik. Het Farmaceutisch Kompas, een actueel naslagwerk dat onafhankelijke geneesmiddeleninformatie voor zorgprofessionals verstrekt, biedt onder andere informatie over medicatiegebruik door kinderen (Farmaceutisch Kompas, 2019).

Soms wordt medicatie ‘off-label’ en ‘unlicenced’ aan kinderen voorgeschreven. Medicatie dat ‘off-label’ is voorgeschreven, bevat geen doseringsadvies voor kinderen. Medicatie dat ‘unlicensed’ is voorgeschreven, bevat geen informatie over de geschikte toedieningsvorm voor kinderen. Om essentiële informatie omtrent kwetsbare groepen medicatiegebruikers, waaronder kinderen, te verkrijgen, zijn op zowel Amerikaans als Europees niveau richtlijnen opgesteld. In Nederland is de wetgeving voor het uitvoeren van geneesmiddelenonderzoek strenger dan de richtlijn die op Europees niveau geldt (Nefarma, 2019).

In Nederland is het Nederlands Kenniscentrum Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) opgericht. Dit kenniscentrum richt zich met name op de informatievoorziening omtrent geneesmiddelen voor kinderen. In Nederland moeten gegevens over medicatiegebruik bij kinderen beschikbaar zijn bij of vlak na de registratie van een nieuw geneesmiddel. Ook kan bij bestaande middelen die nog gemaakt en verkocht mogen worden klinisch onderzoek worden gedaan.

Bijwerkingen van bepaalde medicatie op kinderen dienen ook gemeld te worden, ook wanneer deze bijwerkingen bij volwassenen al bekend zijn. Kinderen ontwikkelen zichzelf immers snel, waardoor medicatie niet op alle kinderen dezelfde werking heeft. Wettelijke autoriteiten hebben hierom een indeling gemaakt op grond van de biologische ontwikkeling: neonaat (0–28 dagen), zuigeling (28 dagen–2 jaar), kind (2–12 jaar), adolescent (12–18 jaar). Verder zijn inzicht in de geschikte dosering en het aantal innamemomenten van groot belang omtrent medicatiegebruik door kinderen. Langetermijnstudies zijn onmisbaar voor het in kaart brengen van de eventuele bijwerkingen van medicatie die bij kinderen op kan treden (Farmaceutisch Kompas, 2019).

Een belangrijk aspect van medicatiegebruik door kinderen is de zogeheten therapietrouw. Theraphietrouw is de mate waarin gebruikers van medicatie de door hun arts voorgeschreven behandeling vrijwillig blijven volgen. Therapietrouw wordt bepaald door meerdere factoren. Allereerst speelt het effect van de behandeling een duidelijke rol. Wanneer de medicatie de symptomen naar behoren aanpakken, zal de therapietrouw groot zijn. De therapietrouw zal echter afnemen naarmate het middel niet als effectief wordt ervaren.

Ook factoren als smaak, de therapietrouw van de ouder(s)/ verzorger(s) van het kind, doseringsgemak, de momenten waarop medicatie wordt toegediend en de frequentie van deze momenten hebben grote invloed op de therapietrouw. Kinderen kunnen problemen ondervinden door het innemen van geneesmiddelen op school. Schaamte speelt hierbij soms een rol. Het verminderen van het aantal innamemomenten kan therapietrouw dan doen toenemen. Ook het gebruik van een combinatiepreparaat kan de therapietrouw positief beïnvloeden. Angst voor eventuele bijwerkingen van zowel het kind als de ouder(s)/verzorger(s) kan therapietrouw ernstig schaden. Goede voorlichting aan de ouder(s)/verzorger(s) over de werking van medicatie is daarom van groot belang (Farmaceutisch Kompas, 2019).

Het Farmaceutisch Kompas heeft de volgende richtlijnen omtrent het voorschrijven van medicatie aan kinderen opgesteld (Farmaceutisch Kompas, 2019): • Houdt rekening met het feit dat er voor veel geneesmiddelen voor kinderen geen gegevens beschikbaar zijn over geschikte doseringen en bijwerkingen. • Streeft naar het voorschrijven van geneesmiddelen waarvan de kinderdosering beschikbaar is. Bekijk hiervoor het Kinderformularium. • Indien er geen dosering voor kinderen in de preparaattekst staat vermeld en gebruik van het geneesmiddel door kinderen niet wordt afgeraden, dient de berekening van de kinderdosering altijd individueel per kind en per geneesmiddel te geschieden. • Geneesmiddelen met een geringe therapeutische breedte worden vanwege de grotere nauwkeurigheid vaak in dosis per lichaamsoppervlak en niet in dosis per gewicht uitgedrukt. • Bij elke van de volwassen dosering afgeleide kinderdosering moet het effect van het geneesmiddel extra worden beoordeeld. Specifiek dient men te zoeken naar onderdosering, overdosering, en bijwerkingen. • Bij een aantal geneesmiddelen dient rekening te worden gehouden met een bij kinderen afwijkende toedieningsfrequentie. • Houd rekening met eventuele paradoxale reacties van kinderen op geneesmiddelen. • Bijwerkingen van geneesmiddelen bij kinderen zijn soms moeilijk te traceren. Bijwerkingen dienen te worden gedocumenteerd en te worden gemeld aan

het bijwerkingencentrum Lareb. • Houd rekening met interacties met andere geneesmiddelen. • Houdt rekening met eventuele onvoldoende therapietrouw. Pas in dit geval de toedieningsvorm en/of -frequentie aan als dit mogelijk is. • Trek extra tijd uit om kind en ouder(s)/verzorger(s) voor te lichten over het gebruik van het geneesmiddel. Dit om de therapietrouw te bevorderen.

Nefarma, tegenwoordig Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen Nederland geheten, is een vereniging die zich bezighoudt met de ontwikkeling en het op de markt brengen van nieuwe en vernieuwende geneesmiddelen. De vereniging heeft in kaart gebracht wat geneesmiddelenonderzoek bij kinderen voor de kinderen en hun ouder(s)/ verzorger(s), artsen en farmaceuten betekend (Nefarma, 2019).

Geneesmiddelenonderzoek bij kinderen en hun ouders

Voor kinderen is het belangrijk dat de medicatie die zij gebruiken naar behoren zijn en zijn onderzocht op het gebied van effectiviteit en veiligheid. Zowel de ouder(s)/verzorger(s) als de kinderen dienen goed te worden geïnformeerd over de uit te voeren onderzoeken, onder andere in ethisch opzicht. Ouder(s)/verzorger(s) en kinderen kunnen bijdragen aan het onderzoek naar het gebruik van geneesmiddelen bij kinderen door hun kennis en ervaringen omtrent medicatiegebruik voor kinderen met onderzoekers te delen (Nefarma, 2019).

Geneesmiddelenonderzoek bij kinderen en artsen

Voor artsen is het belangrijk dat er meer informatie over het gebruik van geneesmiddelen door kinderen beschikbaar wordt gesteld. Door de doseringen van de medicatie voor kinderen af te leiden van doseringen voor volwassenen bestaat er immers een risico op het voorschrijven van een te hoge of te lage dosis. Doorgaans zijn het de artsen die informatie over onderzoeken naar medicatiegebruik door kinderen met de kinderen die deze medicatie gebruiken en hun ouder(s)/verzorger(s) delen. Hier is veel tijd en uitleg voor nodig (Nefarma, 2019).

Geneesmiddelenonderzoek bij kinderen en farmaceutische bedrijven

Farmaceutische bedrijven zijn de ontwikkelaars en de producenten van geneesmiddelen. De farmaceutische bedrijven spelen dan ook een belangrijke rol bij het verkrijgen van kennis over medicatiegebruik door kinderen. Samenwerking met partijen als patiëntenorganisaties, artsen, registratieautoriteiten, overheid en CCMO/METC is daarom van belang. Alleen de farmaceutische bedrijven zijn momenteel in staat om klinisch onderzoek uit te voeren dat voldoet aan de regels van de registratieautoriteiten en waarmee geregistreerde kinderdoseringen tot stand kunnen komen (Nefarma, 2019). Ook Artsenfederatie KNMG geeft inzicht in de wetgeving omtrent kinderen en medicatiegebruik, in dit geval in de regels omtrent geneesmiddelenreclame. Artsenfederatie KNMG is een federatieve vereniging met acht aangesloten partners: zeven beroepsverenigingen en een geneeskundestudent. Hiermee heeft de KNMG een achterban van ruim 59.000 artsen en studenten geneeskunde (Artsenfederatie KNMG, 2019).

De reclame van geneesmiddelenfabrikanten is gericht op beroepsbeoefenaren, zoals de arts en de apotheker, en het grote publiek. Voor geneesmiddelen die uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn, mag alleen reclame worden gemaakt richting beroepsbeoefenaren. Om de objectiviteit van de beroepsbeoefenaren te waarborgen, mogen artsen niet beïnvloed worden door geneesmiddelenreclame. Ook is in de Gedragscode Geneesmiddelenreclame bepaald dat een farmaceutische onderneming geen cadeaus mag aanbieden en en artsen mogen deze cadeaus ook niet aannemen. Zo wordt erop toegezien dat geneesmiddelen op een objectieve manier aan de patiënt worden voorgeschreven (Geneesmiddelenreclame en gunstbetoon, 2019).

Verder is in 2012 de Code ter voorkoming van beïnvloeding door belangenverstrengeling in werking getreden. Met deze gedragscode wordt het al bestaande beleid aangescherpt. Binnen deze code staat centraal dat de belangen van de spelers binnen de medicatiewereld inzichtelijk en controleerbaar moeten zijn (Geneesmiddelenreclame en gunstbetoon, 2019).

Hiernaast hebben koepelorganisaties van zorgverleners en leveranciers van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en dierengeneesmiddelen in 2013 Het Transparantieregister Zorg opgezet. Middels dit register zijn de financiële banden tussen farmaceutische bedrijven, artsen en apothekers

openbaar gemaakt. Via www.transparatieregisterzorg.nl kan tegenwoordig per zorgverlener worden ingezien welke uitwisseling van kennis en kunde er met welke bedrijven is geweest en voor welk bedrag. Opdrachten die leiden tot beïnvloeding van zorgverleners mogen niet worden gegeven en niet worden aangenomen. het Transparantieregister Zorg wordt gecontroleerd door een Raad van Toezicht van alle betrokken organisaties. Voorbeelden van betrokken organisaties zijn artsen, apothekers en ziekenhuizen. Indien nodig stelt de Raad van Toezicht verbeteringen voor het register voor. Dit soort register is uniek in de wereld (Geneesmiddelenreclame en gunstbetoon, 2019).

Healthcarejob.nl is een vacaturesite die zich toespitst op banen in de gezondheidszorg. Op deze site wordt onder andere inzicht gegeven in hoe farmaceuten ondanks de wetgevingen omtrent reclamemaken nog wel kunnen communiceren met (potentiële) klanten (Online marketing in de farmaceutische industrie, 2017): • De bedrijfspagina: Dit is het online gezicht van de organisatie. Het wordt aangeraden om afbeeldingen van gezichten op de bedrijfspagina te gebruiken. Dit geeft de gebruiker een prettig gevoel en de organisatie letterlijk een gezicht. Verder kan er content als artikelen, blogs, of interviews met medewerkers op de bedrijfspagina worden geplaatst. Bij een bedrijfspagina ligt de nadruk niet op het verkopen van een product, maar meer op het verstrekken van informatie over het bedrijf. • Carreerpages: Deze pagina’s kunnen worden ingezet om potentiële medewerkers aan te zetten tot een sollicitatie.

Vaak is dit de landingspagina voor mensen die op zoek zijn naar en baan. Naast een lijst met vacatures moet de carreerpage potentiële werknemers een reden geven om te solliciteren. Originaliteit en creativiteit zijn dus van belang. • Communities: Hiermee worden platformen bedoeld waar mensen zaken als ziektes, behandelingen en medicatie bespreken. Farmaceuten kunnen op de grote populariteit van deze platformen inspelen door zelf een platform te bieden waarop patiënten elkaar kunnen vinden.

De Nederlandse wet over geneesmiddelenreclame voor kinderen

In de Geneesmiddelenwet is opgenomen dat publieksreclame verboden is als deze uitsluitend of voornamelijk gericht is op kinderen. Verder zijn er geen wetten opgenomen met betrekking tot de geneesmiddelenreclame voor kinderen in de Nederlandse wettenbank (Geneesmiddelenwet, 2019).

This article is from: