O ERWEG
N° 0 | JAARGANG 0 | 2017
BELGEN GEEN SCHOOLVOORBEELD OP VLAK VAN VERKEERSVEILIGHEID “JE BENT NOOIT ECHT VOORBEREID OP VERLIES OP DE LAGERE SCHOOL” VLAAMSE OVERHEID EXPERIMENTEERT MET TRAJECTBEGELEIDING
EDITO Overweg met het verkeer. Dat is niet gemakkelijk, vraag maar aan al de jongeren die oefenen voor hun rijexamen. Overweg met alcohol in het verkeer. Onmogelijk bij meer dan één consumptie. Overweg met een ongeluk. Iedere revaliderende zal u kunnen vertellen dat het zeker geen evidentie is. Ergens mee overweg kunnen is iets kunnen. En in het verkeer moet je veel kunnen. Je moet verantwoordelijk kunnen zijn. Je moet altijd de juiste beslissingen kunnen nemen. Koelbloedigheid is een absolute vereiste. Je kunnen begeven in het verkeer is een vrijheid en een recht. Maar gaandeweg leer je dat het ook een verantwoordelijkheid is die je opneemt. Je bent verantwoordelijk voor jezelf en voor het welzijn van anderen. Daarom gaan we in dit magazine dieper in op het verkeer. Geen droge verkeersregels, maar informatie en getuigenissen over hoe het mis kan gaan en wat er gebeurt nadat het eens is misgegaan. We zijn geen pessimisten, het merendeel van de chauffeurs rijdt goed en kan zich zonder problemen in het verkeer begeven. Maar dat betekent niet dat u niets hebt aan dit magazine. Het hoeft niet uw schuld te zijn, soms is er geen schuld. Maar dat is iets waar wij ons geen zorgen over hoeven te maken. Wij moeten zorgen dat u iets hebt aan dit magazine, dat u het graag leest. En onze redactie hoopt dat ze daarin geslaagd is.
CATO | JORIS | MARTIJN
5
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
6
BELGEN GEEN SCHOOLVOORBEELD OP VLAK VAN VERKEERSVEILIGHEID
10 “HET IS EEN VER-VAN-MIJN-BED-SHOW”
19
WAT NA EEN ONGEVAL?
20
“HIJ IS DOODGEGAAN, NIET GAAN SLAPEN”
26
HIGHTECH REVALIDEREN IN ANTWERPEN
3
Belgen en verkeersveiligheid
6
BELGEN GEEN SCHOOLVOORBEELD OP VLAK VAN VERKEERSVEILIGHEID
10
“HET IS EEN VER-VAN-MIJN-BED-SHOW”
12
JONGEREN ZIJN EEN RISCO OP DE RIJBAAN
17
TIJD OM DIE KUTPALEN NOG WAT KUTTER TE MAKEN
6 © Cato Geeroms
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
TE SNEL RIJDEN, TE VEEL DRINKEN EN EEN SLECHTE INFRASTRUCTUUR
Belgen geen schoolvoorbeeld op vlak van verkeersveiligheid In België stierven er in 2015 732 mensen in het verkeer. Dat komt neer op 65 verkeersdoden per miljoen inwoners en daarmee doen we het slechter dan Nederland, Duitsland of Groot-Brittanië. Wij Belgen zijn dus niet goed bezig en dat kan wel eens liggen aan de verkeersinfrastructuut en ons rijgedrag. Al sinds 1990 is de verkeersveiligheid in België slechter dan het gemiddelde in Europa. In ons land van elf miljoen inwoners vallen er meer verkeersdoden dan bijvoorbeeld Nederland, dat zestien miljoen inwoners heeft. Hoewel België zich in de middenmoot van de Europese tabel bevindt, kan het veel beter. Zo kan er op het gebied van gedrag en infrastructuur nog heel wat veranderen.
TE VEEL DRINKEN & TE SNEL RIJDEN
In een vergelijkende studie van het BIVV, stelde de verkeersorganisatie vast dat Belgen vooral slecht scoren op gedrag. Het grootste probleem is alcohol. Met een toegestaan alcoholpercentage van 0.5 promille is België heel tolerant. Enkel professionele chauffeurs zoals bestuurders van taxi’s mogen slechts 0.2 promille in hun bloed hebben. Dit is het geval bij veel landen maar bijvoorbeeld in Zweden is dat anders. Daar is er een limiet van 0.2 promille en betrapt de politie minder mensen op dronken rijden.
Wist je dat
België heel lage snelheidslimieten heeft in vergelijking met andere Europese landen? Enkel in Noorwegen en Nederland heeft men ook een zone 30 in de bebouwde kom. De maximumsnelheid van 70 km/u op nationale wegen komt buiten in België en Zweden zelfs helemaal niet voor. Bron: BIVV
70 km/u rijden in de bebouwde kom. In de studie van het BIVV zei zelfs twintig procent dat overdreven snelheid het risico op een ongeval niet verhoogt.
VERKEERDE INSTELLING
Volgens mobiliteitsexpert Kris Peeters hebben we de verkeerde instelling. “Door al die doden en zwaargewonden te catalogeren als ‘ongevallen’ lijkt het alsof we er niets aan konden doen, alsof het gewoon een kwestie van ‘pech’ is. Het is een heel andere ingesteldheid om te zeggen: crash heeft een oorzaak en die is het gevolg van gemaakte keuzes – niet in de laatste plaats beleidskeuzes.” “Het gaat over een ruime verantwoordelijkheid met verschillende betrokkenen: chauffeurs, de handhavers, het gerecht, de wegbeheerders... Ze maken te weinig de juiste keuzes. Als men een weg aanlegt en men moet kiezen tussen een extra parkeerplaats en voldoende zicht op een oversteekplaats dan kiest men vaak voor wat minder geld en moed kost”, zegt Peeters.
“Het is een andere ingesteldheid om te zeggen: een ongeval is iets dat je overkomt.”
De Belgische auto-bestuurder durft ook wel eens te snel te rijden. Zo’n vijftien procent beweert zeer vaak of altijd sneller te rijden dan de toegelaten snelheid. Dat is het op vier na hoogste percentage in Europa. Doorgaans betekent dit zo’n tien km/u te snel of soms zelf
“Veel van onze wegen zijn zone 30 maar daar wordt dan vrijwel niet gecontroleerd. Een paar steden en gemeenten controleren wel, bijvoorbeeld Mechelen, terwijl dat in de meeste andere
7
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
gemeenten niet gedaan wordt. De meeste straten in een zone 30 zijn ook nog niet effectief aangelegd als zone 30 met snelheidsremmers enzovoort. We voeren dus een alsofbeleid, wat hypocriet is.”
SLECHTE INFRASTRUCTUUR
Onderzoeksmanager bij het BIVV en docent verkeerskunde in de Universiteit van Hasselt, Stijn Daniels, haalt nog een ander probleem aan. “Onze weginfrastructuur: hoe de wegen er bij liggen, de kwaliteit van de fietspaden, hoeveel fietspaden er zijn, het aantal rijstroken, het aantal op- en afritten op autosnelwegen... Dat zijn dingen die zeker een rol spelen. Als je bijvoorbeeld België vergelijkt met Nederland dan zie je toch dat er heel wat verschil is. Voorbeelden daarvan zijn de toestand en de kwaliteit van de infrastructuur voor de fietsers.”
“We geven onze wegen te veel te veel functies. Dat vraagt om problemen.” Een voorbeeld van infrastructuur dat beter kan, is het aantal op-en afritten. Dat ligt gemiddeld te hoog. “We hebben in België om de 7 tot 8 kilometer een afrit. In landen zoals Frankrijk of Duitsland met een heel groot autosnelweg-netwerk is dat om de 15 kilometer”, vertelt Daniels. Bij op-en afritten van een autostrade is er altijd een grotere kans op ongevallen en met zo’n aantal wordt die kans nog groter. Maar veel kunnen we daar niet aan veranderen. “België stimuleert een mix van verschillende weggebruikers, die heel ongezond is. Veel te zware vrachtwagens worden door een dorpskern gestuurd. Een fietser heeft geen verweer tegenover een vrachtwagen en als er een inschattingsfout wordt gemaakt door één van de twee, is dat fataal”, legt verkeersdeskundige Kris Peeters uit. Het ontbreken van fietsvoorziening en het feit dat fietsers soms veel te dicht bij de weg moeten rijden, maakt deze situatie nog gevaarlijker. Wat ook een probleem vormt, is de ruimtelijke ordening. Door lintbebouwing zijn er veel bestemmingen langsheen wegen die eigenlijk bedoeld zijn voor doorgaand verkeer. Om de tien meter
8
kan het zijn dat een auto moet afslaan of de weg wil oprijden. We geven onze wegen veel te veel functies. Ze dienen voor zowel van A naar B te rijden als voor het bereiken van heel veel bestemmingen tussen A en B. Dat vraagt om problemen”, zegt Peeters.
ALCOHOL, VERMOEIDHEID EN ACHTELOOSHEID Eén van de 732 verkeersdoden in 2015 was de zestienjarige Noah Mortier. Op 21 augustus reed hij op de fiets met zijn vriend van het station naar huis wanneer hij gegrepen werd door een auto. “Ze reden naast elkaar op het fietspad en Noah, mijn zoon, had pech van links te rijden. De impact was zo zwaar dat hij quasi onmiddellijk hersendood was”, vertelt Johan Mortier, vader van Noah. Zijn vriend overleefde het ongeval, Noah niet. De bestuurder van de wagen pleegde vluchtmisdrijf. De Stationsstraat in Haacht, waarop Noah werd aangereden, is een steenweg. Een zeer lange rechte baan met een klein fietspad dat enkel afgebakend werd door een witte lijn. “Dat is de weg die het station verbindt met de scholen en die ook Haacht verbindt met alles dat naar Mechelen, Leuven en Brussel gaat. De discussie is al lang aan de gang om een gescheiden fietspad te creëren want daar komen elke dag honderden jongeren langs. De auto’s kunnen daar 70 km/u rijden en ze rijden ook zeer dicht tegen de zwakke weggebruiker.” Toch reed de dader niet te snel volgens het parket. “Hijzelf denkt waarschijnlijk in slaap gevallen te zijn. Maar hij kwam van Leuven en naar Leuven ga je meestal niet om Spa te drinken. Hij heeft zich pas 24u na het ongeval aangegeven dus de politie kon op dat moment weinig vaststellen op vlak van alcohol. Mijn vermoeden is alcohol, vermoeidheid en ook waarschijnlijk een beetje achteloosheid”, zegt Johan. In april dit jaar werd de automobilist, die Noah aanreed, veroordeeld tot twee jaar effectief met acht maanden uitstel en vijf jaar rijverbod. Maar het parket gaat waarschijnlijk in beroep en een zwaardere straf vragen. “Omdat er al precedenten waren, hadden ze origineel vier jaar cel gevraagd. De rechter sprak uiteindelijk twee jaar uit. Ik vind het goed dat ze in beroep gaan. De dader pleegde vluchtmisdrijf en heeft geen besef van schuld. De vraag is of hij in de gevangenis inzicht zal krijgen.”
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
EMOTIONELE IMPACT
Er is veel veranderd na het ongeval van Johan zijn zoon. Ook zijn rijstijl. “Ik ben nu veel meer bezig met de zwakke weggebruiker. Waarschijnlijk omdat mijn zoon ook een zwakke weggebruiker was. Als ik een straat in rijd, zal ik nu een keer extra kijken of het echt veilig is. Ook op de fiets voel ik me minder veilig. Het gevoel dat je heel zwak bent op die weg met de fiets, dat voel je.” “Een kind verliezen is eigenlijk het ergste wat je kan overkomen. Het heeft een hele sterke impact en je leven is nooit meer hetzelfde. Vooral op emotioneel vlak omdat zoiets onomkeerbaar is. Niet enkel voor mij maar voor de ganse omgeving rondom mij: familie, vrienden, kennissen...” Contact met de dader wilt Johan niet. “Daar ga je niet veel kracht uithalen. Ik wil me daar niet op concentreren.” Na het ongeluk startte de vader van Noah de vzw Football Academy Noah op om zijn zoon, die er niet meer is, toch nog een verschil te laten maken. (zie kader) Ook Johan beseft dat Belgen geen koploper zijn inzake verkeersveiligheid. Vooral de infrastructuur baart hem zorgen: “Hier in België gaat men verkeer gaan mixen maar de infrastructuur is niet gebouwd om die gemixte situatie aan te kunnen. Er bestaat bijvoorbeeld geen degelijke fietsinfrastructuur. Gescheiden fietspaden zijn een stap in de goede richting maar er zijn nog altijd veel punten die echt wel zeer gevaarlijk zijn voor de zwakke weggebruiker.”
Zolang controles nieuwswaarde hebben, blijft het een uitzondering. GEEN MAKKELIJKE OPLOSSING
Voor een betere verkeersveiligheid zal er heel wat moeten veranderen. De grootste problemen zijn de mentaliteit van de Belgische bestuurder en de infrastructuur. Beiden zijn niet makkelijk op te lossen. Met extra controles kan je wel proberen om een ‘veiligheidscultuur’ te laten ontluiken, maar dan moet het op een andere manier. “Controles zijn in dit land nog altijd nieuws. Denk aan de BOB-campagne of aan de Flitsmarathon. Zolang dat het geval is weet je dat
controles nog altijd een uitzondering zijn en niet de regel. Als men controles aankondigt zou je trouwens ook denken dat er minder overtredingen zullen zijn. Dat dan nog altijd 1 op de 20 bestuurders tegen de lamp loopt bij alcoholcontroles, geeft dan toch te denken.”, zegt Kris Peeters. “Een beter beleid zou ook kunnen helpen. Maar men moet op zich niet alles in de schoenen van het beleid schuiven. Je merkt toch wel dat veel ongevallen met fouten van de weggebruikers te maken hebben en minder met het beleid. Maar investeringen in wegen en fietspaden kan geen kwaad”, voegt Stijn Daniels toe. Johan Mortier, vader van Noah, denkt dat zwaardere straffen een oplossing kunnen zijn. “Misschien is het door het ongeluk van mijn zoon maar ik denk dat de straffen die ze in België toekennen te laks zijn. Als je in Zweden of Noorwegen dronken achter het stuur kruipt, ben je je rijbewijs voor lange tijd kwijt. Hier wordt iemand gepakt en rijdt die de volgende maand weer rond.” “Men moet voorbeeldsancties zetten om een patroon in een gedrag te laten veranderen. Ik zou dus zeggen: pas de infrastructuur aan en creëer op een bepaalde manier een soort van fear factor voor repetitief gedrag. De dader van het ongeluk van mijn zoon heeft voor de uitspraak zijn rijbewijs terug gekregen dus er zijn bepaalde zaken die verkeerd zitten want zo stelt men geen voorbeeldfunctie en ik denk dat daar de mogelijkheden liggen.” Cato Geeroms FAN of Football Academy Noah werd opgericht door Johan Mortier. Met dit project willen ze minderbedeelde kinderen in Zuid-Afrika voetbal laten spelen maar ook levensvaardigheden bijbrengen. De keuze voor deze VZW was zeer bewust. “Ik ben in de schoenen gaan staan van mijn zoon. Zijn leven draaide rond voetbal, plezier maken en zijn lievelingsbestemming was Zuid-Afrika. Ik wou zijn spirit in leven houden met de zaken die hem wel bezig hielden en zodat hij een verschil kan maken postuum. Als ik iets rond verkeer had gedaan, had ik er zelf weinig energie ingestoken.” Meer info: www.footballacademynoah.be
9
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
STEFAN DE CRAECKER, OPRICHTER DRIVE UP SAFETY VZW, OVER DE NONCHALANTE HOUDING TEGENOVER VERKEERSVEILIGHEID
“HET IS EEN VER‑VAN‑MIJN‑BED‑SHOW” Twee à drie mensen sterven dagelijks op onze wegen. In totaal zijn dat er 732 in 2015 in België. “Toen we onze vzw opstartten, waren dat er nog 1500 per jaar. We gaan dus de goede weg op maar het kan nog beter”, vertelt Stefan De Craecker, oprichter van Drive Up Safety, een verkeersveiligheidsorganisatie voor en door jongeren. Stefan was zestien toen één van zijn vrienden verongelukte op weg van school naar huis. Sindsdien is hij gebeten door verkeersveiligheid. “Het heeft er altijd een beetje ingezeten. Als je er mee bezig bent, kan je moeilijk stoppen. Het is zo’n belangrijk onderwerp”, zegt Stefan. Samen met mensen die ook een vriend of familielid in het verkeer verloren hadden, richtte hij een vzw op. “We wilden ludiek en leuk de jongeren bewust maken. Niet zoals Luc Beaucourt (urgentiearts nvdr) het toen deed met die verschrikkelijke beelden van ongevallen met afgerukte ledematen.”
KWETSBARE JONGEREN
Jongeren zijn heel kwetsbaar in het verkeer en net daarom koos Stefan hen als doelgroep. “Bij jongeren van zestien tot vijfentwintig is en blijft het verkeer de grootste doodsoorzaak en dat is wel frustrerend. Maar ja, ze zijn jong en willen vanalles ontdekken.” De organisatie gaat vooral rond in scholen om workshops te geven en zo te tonen aan jongeren dat ze verantwoordelijk moeten zijn. “Als ik mijn verantwoordelijkheid niet neem dan kan ik door een rood licht lopen en omver gereden worden. Hetzelfde met studeren. Als je niet studeert en je verantwoordelijkheid niet neemt dan ga je buizen.” Ook het gebrek aan ervaring speelt een rol bij de kwetsbaarheid van jongeren. “Als we achttien zijn en ons rijbewijs krijgen, welke ervaring hebben we? Rijschoolervaring van waarschijnlijk zes of twaalf uur en dan krijgen we zo’n machine in onze handen die 140 km per uur kan rijden. Is dat verkeerd? Nee, de rijopleiding zou wel beter kunnen”, legt De Craecker uit. Hij is een voorstander van verplichte rijopleiding
10
zodat de beginnende bestuurder een basis heeft en dan pas kan er met de mama, papa of kennis worden gereden.
VERPLICHTE RIJLESSEN
Toch is het moeilijk om jongeren te verplichten om rijles te volgen, want het kost geld. “De rijopleiding mag niet te duur zijn. Iedereen geeft wel heel snel geld uit aan een auto met opties. Een metaalkleur voor 800 euro is geen probleem maar als je 1000 euro moet betalen voor een deftige rijopleiding is het soms te veel gevraagd”, vertelt Stefan, “Ik ben wel voor een basisopleiding die deels door de overheid wordt betaald zodanig dat het nog betaalbaar blijft voor de jongeren. Je kan moeilijk aan studenten duizenden euro’s vragen.” Over het nieuwe rijexamen dat in juni zijn intrede doet, is Stefan niet enthousiast. “Er komen gewoon andere proeven bij. Proeven die ik vroeger al op het rijexamen moest doen. Ik herinner mij dat ik achteruit moest rijden. Alleen is het nu wel op de openbare weg en niet tussen paaltjes.” Het terugkommoment dat zou plaatsvinden na het behalen van het rijbewijs is wel een goed idee volgens hem. “Op die momenten kan je leren hoe je de auto onder controle houdt en wat je moet doen als jouw auto begint te slingeren. Dit zal wel kunnen helpen om het aantal verkeersdoden naar beneden te halen. Alleen spijtig dat het nog niet vast ligt.”
“De rijopleiding mag niet te duur zijn maar iedereen geeft wel heel snel geld uit aan een auto met opties”
NIET BELANGRIJK
“Er moet veel meer veranderen om het verkeer veiliger te maken maar de politiek heeft weinig moed. Verkeersveiligheid wordt in Vlaanderen gecombineerd met mobiliteit terwijl er in Brussel een
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
“Niemand staat er bij stil dat je zelf eigenlijk alles kan veranderen.” © Cato Geeroms staatssecretaris is voor verkeersveiligheid. Zo zie je dat het niet belangrijk is”, legt De Craecker uit. Het probleem ligt niet alleen bij de politiek. “Niemand is daar echt mee bezig. We staan ook amper stil als er iemand omkomt.”
“Niemand is daar echt mee bezig. We staan ook amper stil als er iemand omkomt.”
Er sterven nochtans gemiddeld 700 mensen per jaar in het verkeer in België en dat is een massa mensen. Toch blijven we drinken en te snel rijden. “Mensen denken dat het niet erg is om vijf of tien kilometer per uur sneller te rijden. Het maakt wel een groot verschil als je iemand aanrijdt tegen 30 km per uur of tegen 70 km per uur. Ook een fluovestje dragen is teveel gevraagd want dat past vaak niet bij het imago.” Waar die houding vandaan komt, is voor Stefan nog niet echt duidelijk. “Mensen denken dat het hen niet zal overkomen. Het is een ver-van-mijn-bed-show”, zegt hij. Misschien ligt de oorzaak bij het Belg zijn. “Belgen schuiven nog al te vaak de schuld op een
ander. Wij zijn de perfecte chauffeurs en maken nooit fouten terwijl we eigenlijk eens naar onszelf moeten kijken en naar hoe we ons gedragen in het verkeer.”
HET KAN NOG BETER
“Er wordt wel enige aandacht aan verkeersveiligheid besteed en er zijn minder slachtoffers, dus dat is goed. We moeten blijven inzetten op veiligheid in het verkeer.” Zo vindt Stefan dat er meer aandacht voor moet zijn op secundaire scholen. “Mijn dochter krijgt twee uur godsdienst per week. Maar dat kan even goed een uurtje verkeersles zijn. De verkeersregels, leren hoe je met je fiets de baan op moet... Er is tijd in het secundair voor dergelijke dingen en dan heb je na zes jaar iemand die perfect te voet of met de auto de weg kan op gaan.” Een betere rijopleiding, meer verkeerseducatie en goed leesbare wegen zouden het verkeer veel veiliger maken volgens De Craecker. Toch moeten we zelf ook de verantwoordelijkheid nemen. “Bij schoolomgevingen kunnen we bijvoorbeeld zorgen dat er zo weinig mogelijk auto’s rijden. Als we dat risico wegnemen, gaan er waarschijnlijk minder ongevallen gebeuren. Maar we kunnen niet alles verbieden. We kunnen vooral eigenlijk onszelf veranderen.” Cato Geeroms
MEER INFO? Tel: +32 (0)9 398 11 99 Email: info@dus.be Website: www.dus.be
11
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
TWINTIGERS ZIJN GROOTSTE GROEP VERKEERSDODEN
Jongeren zijn een risico op de rijbaan Jonge weggebruikers gaan vaker dood in het verkeer. Er sterven meer twintigers dan vijftigers of ouder. Ook als je de evolutie van de verkeersslachtoffers bekijkt, blijven zij de grootste groep. Ligt het aan de alcohol, de rijopleiding of is er toch nog iets anders aan de hand?
zo meer zijn nog volop in ontwikkeling. Terwijl de zones die instaan voor de meer emotionele zaken wel genoeg ontwikkeld zijn.” Jongeren zijn zich dus nog niet genoeg bewust van de risico’s. Is het dan wel verantwoord om jongeren op achttien jaar te leren rijden? “We zien wel dat jongeren die op latere leeftijd starten, minder ongevallen hebben. Maar om die wettelijke leeftijd waarop men een rijbewijs kan halen te veranderen, moet men rekening houden met andere aspecten. Wanneer jongeren bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt komen en een auto nodig hebben of wanneer er geen openbaar vervoer beschikbaar is.”
In heel Europa zijn jonge verkeersdoden een probleem. Maar België is toch één van de slechtste leerlingen. In 2015 vielen er per miljoen inwoners 106 doden in de leeftijdscategorie van 18-24 jaar. “Het is natuurlijk de leeftijd waarop ze beginnen met de auto te rijden. Ze staan dus in het begin van hun rijcarrière en missen heel wat ervaring”, zegt Ludo Kluppels, verkeerspsycholoog van het BIVV, het Belgisch instituut voor verkeersveiligheid.
’S NACHTS EN IN HET WEEKEND RIJDEN
Jonge chauffeurs zitten vaker in risicovollere situaties. Ze gaan uit in het weekend en rijden ‘s nachts met meerdere personen in de wagen. De cijfers van de federale overheidsdienst economie bevestigen dat dit leidt tot ongevallen. In 2015 stierven er 156 twintigers in het verkeer in het weekend, waarvan de helft ‘s nachts.
Jonge automobilisten hebben een gebrek aan hoge-orde vaardigheden. Ze hebben nog niet genoeg inzicht in zichzelf en merken invloeden op hun rijgedrag minder snel op. Dit wil zeggen dat ze de risico’s verkeerd inschatten en hun vaardigheden overschatten. Ook kunnen ze verkeerssituaties niet goed voorspellen en gaan ze vaak anders reageren dan ervaren chauffeurs.
Meestal gaat dat dan nog eens gepaard met alcohol of drugs. Deze tasten het rijvermogen aan. Zo gaan de chauffeurs trager reageren en hun concentratie verliezen. Bovendien zal een dronken automobilist een agressievere rijstijl aannemen en dus meer risico’s nemen. Ook de telefoon en andere geluidsapparatuur zorgen voor afleiding. Maar dit geldt ook bij oudere chauffeurs.
NIET GENOEG ONTWIKKELD
Naast die ervaring komt er bij dat de hersenen nog niet volledig ontwikkeld zijn. “Dit is vooral het geval bij jongens. De zones die instaan voor de impulsbeheersing, het inschatten van gevolgen van gedrag en
Aantal verkeersdoden per leeftijd 156 106
12
11
42
0-9
10-19
20-29
30-39
90
40-49
100 82
50-59
60-69
67
70-79
78
80+ Bron: FOD Statistiek
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
Jongeren zijn ook vaak afgeleid door hun telefoon. © Cato Geeroms
RIJSCHOOL MAMA OF PAPA
Naast Groot-Brittannië is België één van de enige landen in Europa waar je kan leren rijden met ouders of vrienden. Maar of jongeren juist daarom meer in ongevallen betrokken raken, kan niet bewezen worden. “Tot hiertoe zijn er nog geen harde bewijzen dat een professionele opleiding minder ongevallen veroorzaakt dan een in ons land bestaande ‘vrije opleiding’. Vooral omdat het betrokken zijn in of het veroorzaken van ongevallen niet alleen afhankelijk is van de aard van de opleiding, maar van vele andere factoren”, zegt Kluppels.
stelt het beginnende bestuurders stap voor stap ‘bloot’ aan complexere risico’s. Eerst rijden met een begeleider, dan zonder begeleider maar met een aantal restricties”, vertelt de verkeerspsycholoog. Maar het is nog maar de vraag of dit systeem ooit zal ingevoerd worden. “Dat zou plots een erg grote verandering betekenen en vooral een grote meerkost voor de leerling-bestuurder. Politiek gezien is dit een brug te ver, als je ziet hoeveel ‘kritiek’ er nu al komt omdat de opleiding waarschijnlijk 100 euro duurder is als de terugkomdag in voege is.
Jonge automobilisten zijn zich nog niet genoeg bewust van risico’s
TE VEEL VAARDIGHEDEN
De grootste oorzaak is dus dat jongeren niet genoeg ervaring hebben om ongevallen te vermijden. “Risico’s inschatten in het verkeer behelst heel wat verschillende vaardigheden: het begint bij een goed kijk- en scanningsgedrag. Het kunnen inschatten van wat de andere weggebruikers gaan doen, de juiste keuze maken en ze dan nog juist uitvoeren, waarbij men elke seconde rekening houdt met de veranderende situatie”, legt Ludo uit. Het is een veelheid van vaardigheden die je niet op 1-2-3 leert.
GETRAPT RIJBEWIJS SYSTEEM
Daarom is het BIVV een grote voorstander van een ‘getrapt rijbewijs systeem’, waarbij er een lange oefentijd voorzien wordt met een begeleider. Bij een ‘getrapt rijbewijs systeem’ krijg je pas een rijbewijs als je een bepaald aantal kilometers of een bepaalde tijd hebt gereden in verschillende situaties. Het is dus de bedoeling om jonge automobilisten niet meer de weg op te sturen na één test. “Dit systeem spreidt zich over enkele jaren en men kan dus veel gerichte rijervaring opdoen. Bovendien
”Wat haalbaarder lijkt, is een combinatie van een professionele rijopleiding en vrije begeleiding. Hierbij zou de leerling-bestuurder een korte intro bij de rijschool krijgen en verder oefenen met de vrije begeleider. “Professionele begeleiders kunnen over het algemeen duidelijker en op een meer gestructureerde manier aan een leerling-bestuurder het inschatten van risico’s duidelijk maken.” De leerling zal wel tijdens de vrije begeleiding opgevolgd worden door de rijinstructeur en om ca. 36 maanden terug gaan voor een feedbackmoment. Deze combinatie zou helpen om de cijfers naar beneden te halen maar jongeren zullen altijd een risicogroep blijven. “De rijopleiding en de rijervaring zijn weliswaar belangrijke aspecten in het voorkomen van ongevallen, maar verreweg de doorslaggevende. Wat vaak meer invloed heeft, is de houding ten aanzien van risico’s, de zelfcontrole en het zelfinzicht, de gewoonten die hij of zij heeft meegekregen. Kortom, veilig rijden is veel meer dan vaardigheden die al dan niet geleerd en geautomatiseerd zijn.” Cato Geeroms
13
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
BELGISCHE VERKEERSSLACHTOFFERS IN CIJFERS Vlaanderen 378 doden
Wallonië 356 doden
EVOLUTIE VERKEERSDODEN 2000 1470 2005 1089 2010 841
14
2015 732
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
PER VERVOERSMIDDEL
53% 18% 9%
6%
3%
DODELIJKSTE MAAND
AUGUSTUS OORZAAK VERKEERSONGEVAL
72%
is te wijten aan foutieve keuzes van weggebruikers 15
BELGEN EN VERKEERSVEILIGHEID
OPINIE
Tijd om die kutpalen nog wat kutter te maken Flitspalen en de vele marathons halen niets uit. De vele controles waar België zo veel trots en geld in steekt zijn slechts een façade van veiligheid waar we ons allemaal achter verstoppen. Maar dat is natuurlijk slechts mijn magere mening. Waarom die mening deze toon aanslaat leest u hieronder. Ik heb zelf nog geen rijbewijs. Het eerste gedacht dat u, als bestuurder met jarenlange ervaring, zult hebben kan ik dus wel al raden. “Hij kan nog niet eens rijden, wat weet hij er nu van?” Klopt. Bitter weinig. Ik kan inderdaad niet rijden – wel bij te vermelden dat ik de eindfase van mijn rijlessen zit, maar mezelf een volwaardig bestuurder noemen durf ik niet. Maar mijn onkunde achter het stuur betekent niet dat ik me niet dagelijks in het verkeer bevind. En wat ik elke dag zie baart me zorgen. Doen we het niet allemaal? U las al iets over flitspalen en veiligheid dus u weet ongetwijfeld wat ik bedoel, namelijk te snel rijden. Wijs mij de man aan die nog nooit zestig kilometer per uur reed waar je vijftig mag en hij krijgt een boeket bloemen. Wat is tenslotte die tien kilometer per uur meer? Onze Belgische flitspalen zijn toch niet zo accuraat, denken onze landgenoten. En dan heb je nog die vijf kilometer die ze vlotjes corrigeren.
Begrijp me niet verkeerd. Flitspalen en flitsmarathons doen veel goeds. Verschillende snelheidsduivels die doorheen de bebouwde kom scheuren aan negentig per uur zijn nu terecht hun rijbewijs kwijt of betalen zich blauw aan maandelijkse boetes. Maar is het genoeg? Nee. Het is de manier waarop de regering en wij, de bescheiden burgers, ermee omgaan waar werk aan is. Flitspalen zijn veel te opvallend. Let wel, hier en daar staat zo’n paal goed verborgen. Vanuit de passagierszetel riepen zo’n palen al vaker uitspraken op zoals “Dat smerig paaltje staat daar goed verstopt” of “Verdomme, dat ze die kutpaal eens wat meer in het zicht zetten.” Hopelijk luistert de regering niet naar die uitspraken. Die flitspalen horen zo weggestoken en onzichtbaar mogelijk te staan, stuk voor stuk. Want heel het flitspaalverhaal draait nu simpelweg rond ze weten staan. Ik maakte al heel wat ritten mee waar mijn vrienden diep in hun gaspedaal zaten, tot die laatste 50 meter voor een flitspaal. Dan hoor ik die remmen piepen en vlieg ik elke keer opnieuw bijna met mijn gezicht tegen het dashboard. Is dat dan niet net zo gevaarlijk als te snel rijden? Stel je voor. Je rijdt zeventig waar je vijftig mag rijden. Plots herinner je je dat er dertig meter verder een flitser staat. En vlot die rem in. Maar die persoon achter je verwacht dat natuurlijk niet. Die houdt zich tenslotte braaf aan de toegelaten snelheid en denkt helemaal niet aan remmen in het midden van een steenweg. En daar is het ongeval dat u al langer zag aankomen. En zwijg me dan van taxichauffeurs, want dat zijn de koningen in dat opzicht. Verstop ze dus stuk voor stuk heel goed, België. Ze niet weten staan en gewoon veel te snel doorrijden lijkt mij op dat moment nog veel veiliger. Je wordt dan natuurlijk geflitst en ontvangt een fikse boete wanneer je thuiskomt. Verdiende loon! De volgende keer
© Cato Geeroms
17
dat je die baan gebruikt, zal je dan wel wat trager rijden. Dat is zo ongeveer mijn punt. Maar ik wil het toch nog even hebben over de vorm van die verdomde palen. Waarom zo lang? Waarom zo dik aan de bovenkant. Die vorm staat in het brein van elke bestuurder voorgeprogrammeerd. Lekker snel rijden, totdat onze flitspaal-sensor tilt slaat. Want zo’n vorm langs de kant van de weg zie je van mijlenver weg aankomen. Eventjes goed remmen, en dag boete.
“Dat smerig paaltje staat hier goed verstopt.” Toch moet ik ook wat krediet geven. Hier doet de regering zijn best. Sinds kort is de gevreesde vuilbakflitser namelijk in de omloop. Een ongelofelijk goed initiatief noem ik dat. Bij deze dus mijn oproep: ga verder dat pad in. Produceer flitspalen in alle vormen: vuilbakken, elektriciteitskasten, de achterkant van verkeersborden enzovoort.
18
Ten slotte wat is dat toch allemaal met die aankondigingen? Waarom hoorde ik jarenlang op de radio waar de bliksemschichtjes te vinden waren? Dat had, ondanks betere regulering achteraf, nooit mogen ontstaan. We worden constant gewaarschuwd. Ook door vrienden op Facebook, al kan je daar weinig aan doen. Waar bijvoorbeeld de politie wel wat aan kan doen is die flitsmarathons aankondigen. Waarom doen ze dat in godsnaam? Je weet dat al van weken op voorhand, dus logischerwijze ga je dan de dag in kwestie wat alerter en trager rijden. Een verkeerd systeem als je het mij vraagt. Stop met die marathons aan te kondigen. Doe ze gewoon zonder dat iemand het weet. Zo zal je veel meer gevaarlijke bestuurders betrappen. Pronk er dan achteraf mee als je toch wat goede publiciteit wilt. Tot zover mijn relaas. Opnieuw: dit is slechts de magere mening van een onervaren student die nog maar een tiental uren achter het stuur heeft gezeten. Maar als zelfs onervaren studenten het beginnen zeggen, moet er dan niet dringend verandering komen? Begin zelf, na dit te lezen, al eens met je aan de snelheden te houden en wie weet? Misschien gaat het Belgische verkeer al een stapje vooruit. Stof tot nadenken. Hopelijk doet u dat. Martijn Donné
wat na een ongeval?
20
“HIJ IS DOODGEGAAN, NIET GAAN SLAPEN”
22
“JE BENT NOOIT ECHT VOORBEREID OP VERLIES OP DE LAGERE SCHOOL”
26
HIGHTECH REVALIDEREN IN ANTWERPEN
28
VLAAMSE OVERHEID EXPERIMENTEERT MET TRAJECTBEGELEIDING
32
REVALIDEREN, MEER DAN HERSTELLEN
WAT NA EEN ONGEVAL?
CLB-MEDEWERKSTER KATHLEEN LAMBRIX STAAT KINDEREN BIJ IN HUN ROUWPROCES
“Hij is doodgegaan, niet gaan slapen”
Kathleen Lambrix: “Als je dood ben, ben je weg maar als je naar de Delhaize, ben je ook weg.” © Pexels
Kinderen zijn niet altijd speels en onbezorgd. Ook zij kunnen lijden, langdurig verdrietig zijn of rouwen. Wanneer dat het geval is, speelt de school van het kind een cruciale rol bij het verwerkingsproces. Juiste opvang en omgang zijn nodig om het kind terug op de rails te krijgen. Deze taak wordt mede vervuld door het CLB. Kathleen Lambrix is sociaal assistent bij het CLB voor Tiense scholen. Kathleen Lambrix is sociaal assistent bij het Vrije CLB te Tienen. Met die positie vervolledigt zij het team dat klaar staat voor elke school in Tienen en omstreken. Dat team telt een psycholoog, arts, verpleegkundige en een sociaal assistent. Kathleen houdt zich voornamelijk bezig met kleuters. “Mijn job draait in het algemeen rond het welzijn van de kleuters. Achterstand en voorsprong bij kleuters en diagnoses zoals ADHD en autisme zijn mijn werkveld. Mijn specialisatie is rouw bij kinderen.”
20
ONTKENNING
Kinderen bijstaan in hun rouwproces is geen makkelijke taak. Net zoals elke andere persoon gaan ze door verschillende fases in het omgaan met de dood. “De eerste fase is ontkenning, dat is zo’n beetje het enige ‘zintuig’ dat nog werkt. Daarna gaan mensen wel weten dat die bepaalde persoon overleden is maar dat echt ‘voelen’ doen ze nog niet”, zegt Lambrix. “Ze gaan dan bijvoorbeeld sneller die persoon in andere mensen zien. Of ze zien hem/haar gewoon nog voor hen verschijnen. Het is belangrijk om de mensen in dit stadium duidelijk te maken dat dat normaal is. Denken dat je gek wordt gebeurt dan al wel eens.” De derde fase begint volgens de begeleidster gemiddeld pas het tweede jaar na een bepaald overlijden. Dan komt pas het volledige besef. “Het is dan pas dat je de echte pijn begint te voelen. Wat jammer is, is dat in deze fase vaak het begrip wegvalt. De maatschappij verwacht dan dat je je herpakt. Het is tenslotte al een jaar geleden…” Het hele gebeuren een plaats geven begint in de vierde en laatste fase. “Dat is echt een kantelpunt in
WAT NA EEN ONGEVAL? het leven van die persoon. Je kan dan verder met het leven. Let wel, die pijn gaat niet weg. Je blijft ze meedragen”, waarschuwt Kathleen.
VERWERKING PER LEEFTIJD
Wanneer een leerling het overlijden van een familielid of klasgenootje moet meemaken, verschilt het verwerkingsproces afhankelijk van de leeftijd. “Het hangt heel fel af van de leeftijd. Een leerling uit bijvoorbeeld het vijfde leerjaar ondergaat alles op een heel ‘coole’ manier. Zij proberen het niet te dichtbij te laten komen. Het hele voorval begrijpen doen ze met hun ratio en niet met hun gevoelens. Daarom is het belangrijk dat de leerlingen veel statistische cijfers krijgen.” Kleuters ervaren het dan weer helemaal anders. “Als je dood bent ben je weg, maar als je naar de Delhaize gaat ben je ook weg. Voor kleuters is dat eigenlijk hetzelfde. Ze zien de dood nog niet als onomkeerbaar”, zegt de begeleidster. De kindjes gaan volgens Kathleen dan ook vaak over-presteren, alsof bijvoorbeeld hun moeder terug tot leven komt als ze hun best doen op school. “Het is heel belangrijk om ze niet in die waan te laten. Wanneer we zo’n signalen opvangen wordt de familie of de leerkracht onmiddellijk aangeraden alert te blijven. Eigenlijk kan je het verwerkingsproces van kleuters vergelijken met het geloof in Sinterklaas”, beweert Kathleen. “Van zodra ze beseffen dat Sinterklaas niet bestaat, verandert dat proces ook.”
OOK LEERKRACHTEN ROUWEN
Wanneer een klasgenootje overlijdt heeft het CLB de grootste rol. Je moet tenslotte een hele klas en andere vriendjes buiten die klas op weg helpen. “Ik ben vaak degene die de boodschap brengt wanneer een kindje gestorven is. Belangrijk is dat de aanpak
en de reactie van klasgenoten afhangt van de situatie. Een kindje dat al langere tijd terminaal ziek is, dat ga je anders aanpakken. Je kan de rest van de klas dan al een beetje op weg brengen. Wanneer er een plots overlijden in de klas plaatsvindt is dat moeilijker.” De manier waarop je zo’n zware boodschap overbrengt aan kinderen is volgens Kathleen uiterst belangrijk. “Je mag de dood niet proberen in te kleden of verzachten. Veel volwassenen zeggen zo’n dingen als: hij is gaan slapen of weggegaan. Nee, hij is doodgegaan. Dan leggen we ook altijd goed uit wat doodgaan precies is. De bloedstroom werkt niet meer, het hartje klopt niet meer. Het kindje voelt niets meer en heeft geen pijn meer”, zegt de CLB-medewerkster. Relativeren kan ook niet. “Ik probeer bij kleuters goed te benadrukken dat het overlijden van een klasgenootje niét normaal is. Wanneer ga je normaal dood? Als je heel oud bent. Wanneer ben je heel oud? Als je kinderen en kleinkinderen hebt, en die kleinkinderen ook al wat ouder zijn. Zo probeer ik dat te kaderen.”
“Kleuters zien de dood nog niet als onomkeerbaar”
Niet alleen Kathleen heeft een belangrijke taak wanneer een kind door het rouwproces heen moet. Ook de leerkracht heeft heel wat verantwoordelijkheid. “Het is belangrijk dat de leerkrachten de kinderen sterk steunen. Ze moeten altijd heel alert zijn vlak na zo’n gebeurtenis. Maar niet alle leerkrachten kunnen dat. Zij rouwen tenslotte ook. Niet alleen de klasgenootjes hebben een band met zo’n overleden kind. Ze kunnen niet allemaal een specialist zijn natuurlijk. Daarom zijn wij van het CLB er. Martijn Donné
21
“JE BENT NOOIT ECHT VOORBEREID OP VERLIES OP DE LAGERE SCHOOL”
WAT NA EEN ONGEVAL? Elke dag sterven volgens het SGVV (Staten-Generaal van Verkeersveiligheid) gemiddeld twee mensen op de baan. Dat levert op een jaar tijd een grote groep verkeersdoden op. Deze ‘groep’ verkeersslachtoffers is echter geen algemeen begrip. Dit betreft een zeer uiteenlopende groep van mensen. Iedereen kan tenslotte in een verkeersongeval terecht komen: opa’s en oma’s, jonge ouders, studenten en ook kinderen. Hoewel te weten komen dat een naaste in een verkeersongeval is omgekomen altijd een verschrikkelijke boodschap blijft, lijkt het vooral voor kinderen het moeilijkst. Want hoe vertel je zoiets aan een kind zonder hem/haar voor het leven te traumatiseren? Hier spelen leerkrachten van het lager onderwijs een grote rol in, omdat zij dagelijks met de leerlingen in contact komen. Maar kunnen zij die zware taak aan?
In dat tweede vak behandelt ze samen met de studenten rouw en verlies bij leerlingen. “In Religie, Zingeving en Levensbeschouwing worden vier grote thema’s behandeld. Eén daarvan is rouw en verlies bij kinderen. Dat thema bestaat uit twee delen”, zegt Depoorter. “We geven heel wat theoretische kaders, maar studenten moeten ook door wat praktijk. Ze moeten zelf dingen opzoeken die ze dan met elkaar in groepjes van vier bespreken. Daarnaast moeten de studenten ook een persoonlijke reflectie rond het onderwerp schrijven en een portfolio maken. Er wordt dus wel op verschillende manieren rond gewerkt.”
Annekatrien Depoorter, docent aan de Artevelde Hogeschool te Gent, geeft les in de opleiding Leerkracht Lager Onderwijs. Studenten van die opleiding komen al zeer snel op de werkvloer terecht, zij het met stages die ze al in hun eerste jaar moeten doen of onmiddellijk na hun studies als afgestudeerd leerkracht. Het is dan ook waarschijnlijk dat zo’n student al snel met het overlijden van een klasgenoot of een naaste daarvan te maken krijgt. Annekatrien is degene die de studenten samen met collega’s daarop voorbereidt bij Artevelde. Ze geeft de vakken Godsdienst en Religie, Zingeving & Levensbeschouwing.
PROCEDURES EN SCENARIO’S
“Verdriet maakt deel uit van het dagelijks leven.”
Aan het UCLL te Leuven wordt het thema op een andere manier aangepakt. Arnout Arts studeerde er enkele jaren geleden af als leerkracht van lager onderwijs. Hij werkt nu in de Gemeentelijke Basisschool in Blanden, waar hij lesgeeft aan het tweede en derde jaar. “In Leuven hebben we daar maar één dag stof rond bekeken. De school wijdde er dan wel de hele dag aan. Er kwamen toen bijvoorbeeld professoren uit Gent en die gaven dan lezingen voor alle studenten”, zegt Arnout. “We leerden dan hoe je met verlies van leerlingen om moest gaan, wat je
“Op sommige scholen is het CLB elke dag aanwezig terwijl dat het op andere scholen maar één keer per week is”, zegt Arnout Arts. © Joris Demin
23
WAT NA EEN ONGEVAL? moest doen met de klas en er werd een stappenplan doorlopen.” Het UCLL handelt klaarblijkelijk minder rond het onderwerp dan in Artevelde. Eén dag tegenover een aantal weken. Is dat dan wel genoeg? Volgens Arnout wel. “Je kan daar natuurlijk geen les over blijven geven. Ik vond één dag op zich wel genoeg. Ik ken de procedures nu wel in grote lijnen. Alle kleine details en scenario’s ken ik wel niet meer vanbuiten. Wat de ideale stap is in welke omstandigheden, wat goed is om te doen en te zeggen en wat niet…”
Wat zit er allemaal in de rouwkoffer? De rouwkoffer is een handige tool waarmee leer krachten hun job kunnen vergemakkelijken in situaties van verlies. Verlies en rouw moeten door deze koffer bespreekbaarder worden. De tool kan worden gebruikt op de lagere school in themalessen rond verlies, maar ook in crisissituaties om het de leerkracht wat makkelijker te maken.
DE ROUWKOFFER
Een aantal kinderboeken die rond verlies handelen: • Afscheid voor altijd van Riet Fiddelaers-Jaspers • Als de dood voor de dood op school van Leefsleutels • Doodnormaal van Riet Fiddelaers-Jaspers • Jong verlies van Riet Fiddelaers-Jaspers • Nu jij er niet meer bent van Claire Vanden Abbeele • Gedichten geschreven door rouwende kinderen en jongeren Enkele knuffels en poppen waarmee ze gemakkelijk hun gevoelens kunnen uiten: • De rups en de vlinder • De schildpad • De egel • De oester • De Lunapop Knuffelkaartjes waarbij elk kaartje gekoppeld is aan een emotie waar de kindjes over kunnen praten Verschillende kort- en langspeelfilms die uitleg geven en aanzetten tot een groepsgesprek Liedjes die de leerlingen zelf meenemen waar ze hun gevoelens aan kunnen koppelen De rouwkoffer kan je altijd bestellen op www.pzwvl.be Bron: Netwerken Palliatieve Zorg Oost-Vlaanderen
24
BELANGRIJKE COMMUNICATIE
Een tevreden oud-student. Maar de vraag blijft in hoeverre Arnout voorbereid is wanneer een leerling of bijvoorbeeld de mama van een leerling overlijdt. “Ik denk dat je dat pas echt kan beantwoorden wanneer het gebeurt. In principe ben je daar nooit echt op voorbereid. Maar we hebben wel iets om naar terug te grijpen. Ik kan mijn boek opendoen en op zoek gaan naar de lessen van die dag. Het belangrijkste is de communicatie tussen directie en ouders, en daar zijn op mijn school procedures voor.” Bij Artevelde is dezelfde toon te horen. “Als dat echt gebeurt, ben je daar nooit op voorbereid. Ik denk dat wanneer een kind sterft op de lagere school, je daar als mens nooit op voorbereid kan zijn”, zegt Annekatrien Depoorter.
“De eerste keer aan iemand vertellen dat zijn moeder of beste vriendje overleden is blijft verschrikkelijk...” De studenten hebben na hun graduatie wel concrete dingen waarop ze kunnen terugvallen. “Wij proberen de studenten niet alleen te doen nadenken. In het tweede jaar hebben ze hetzelfde vak waar ze ervaringen van reeds afgeronde stages met elkaar kunnen delen. Daar hebben ze soms al dingen meegemaakt. We tonen de studenten waar ze bronnen kunnen vinden, draaiboeken met verschillende scenario’s en wat dan te doen, rouwkoffers, literatuurlijsten enzovoort. We werken ook met verwerkingsvormen”, zegt Annekatrien.
WAT MOET IK HIER NU DOEN?
Toch blijft het moeilijk om een student voor te bereiden op iets wat hij of zij zelf misschien nog nooit heeft meegemaakt, nog geen persoonlijke invulling voor heeft. “Studenten klaarstomen voor een fictieve situatie is moeilijk. Sommigen hebben zoiets nog nooit meegemaakt en zijn in hun omgeving nog nooit geconfronteerd geweest met groot verlies of rouw”, zegt de docent. “Je kan dan nooit inschatten welke emoties er op het moment zelf gaan spelen bij jezelf en hoe je je gaat gedragen. Erover nadenken, je ervan bewust zijn dat bijvoorbeeld een leerling verliezen mogelijk is maakt je al een beetje meer voorbereid. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat ze de weg weten naar goed materiaal en zeer bruikbare handleidingen. Het kan niet dat ze dan nog naar de juiste weg op zoek moeten gaan en zoiets hebben van ‘Wat moet ik hier nu doen?’”
WAT NA EEN ONGEVAL? Het verlies van een leerling of een naaste van een leerling, daar ben je nooit echt op voorbereid. Althans zo klinkt het bij de docent van Artevelde en de leerkracht van de GBS Blanden. Moeten we de zware taak van de boodschap overbrengen en er zijn voor de leerlingen dan niet overlaten aan experts? In een vorig interview met Kathleen Lambrix van het CLB las u al de perfecte manier om in situaties van verlies met leerlingen om te gaan, in theorie dan. Is de leerkracht dan wel nuttig?
CLB OF LEERKRACHT?
“Het kan handig en misschien zelfs beter zijn als er iemand van het CLB aanwezig is in zo’n situaties. Die mensen hebben meer expertise en ervaring. Dat kan in het voordeel spelen. Maar het hangt ook van de kwaliteit van het CLB af. Het hangt eigenlijk van heel veel af. Daar hypothetisch over spreken is heel moeilijk. Het is sowieso een ongelofelijk moeilijke boodschap. De eerste keer aan iemand vertellen dat zijn moeder of beste vriendje gestorven is, dat blijft voor iedereen verschrikkelijk”, zegt Arnout. Het hele systeem verschilt volgens de leerkracht uit Blanden ook van school tot school. “In mijn school is niet elke dag iemand van het CLB aanwezig. Die aanwezigheid hangt ook van je leerlingenpubliek af. In zo’n scholen wordt de rol bij verlies opeens veel groter voor de directie en leerkrachten.” Algemeen gezien kan een leerkracht die bijvoorbeeld afstudeerde aan het UCLL, en maar één dag opleiding rond verlies kreeg, een veel grotere rol krijgen in de opvang van leerlingen dan een leerkracht die aan Artevelde wekenlang rond het thema handelde. Is hier dan geen nood aan een vast systeem in heel België? Bij alle opleidingen Leerkracht Lager Onderwijs? “Het is moeilijk om deze twee manieren te vergelijken”, zegt Annekatrien Depoorter. “Wat wij nu gespreid doen over enkele weken, kan je in theorie ook zinvol op één dag doen. Wat wij wel doen is daar in andere vakken ook rond werken. Als je bijvoorbeeld een les hebt rond kinderliteratuur, reiken wij ook materiaal aan rond dood en verlies.” “Je mag het concept ‘verlies’ niet te veel zien als een afgebakend iets. Ik denk dat het goed is dat ze er in Leuven een aparte dag een wijden. Daar is het als apart thema wel duidelijk. En die duidelijkheid is wel heel belangrijk. Het moet duidelijk zijn voor de studenten. Ze schrikken daar al wel eens van wanneer je zegt dat ze daar sowieso mee geconfronteerd gaan worden. Daarom niet het overlijden van een kind, maar vaker wel in de omgeving van een leerling. Thuis is iedereen dan natuurlijk in rouw, dus dan moeten de leerlingen bij de leerkracht terecht kunnen”, zegt de docent.
VAST SYSTEEM
Toch is het CLB onmisbaar, en die is niet op elke school evenredig aanwezig. Sommige scholen hebben een CLB-kantoor op de school zelf of een straat
Vijf tips om een overlijden over te brengen aan kinderen U las al een aantal keren dat een kind vertellen dat een naaste of een klasgenootje overleden is een verschrikkelijke taak is. Een taak waar je nooit helemaal op voorbereid bent. Hoe je dat op de beste manier kan doen kon u reeds lezen in het interview met Kathleen Lambrix van het CLB. Hier zijn haar vijf belangrijkste tips nog eens samengevat. • Onderbouw je boodschap met genoeg cijfers (vooral voor tieners) • Laat kinderen niet in de waan dat bijvoorbeeld hun overleden moeder nog terug kan komen • Kleed de dood niet in maar wees eerlijk tegen kinderen • Probeer zo duidelijk en simpel mogelijk uit te leggen wat doodgaan precies betekent • Benadruk dat plots doodgaan niét normaal is
verder. Op andere scholen is de organisatie maar één keer per week aanwezig. De vraag is of dat wel ‘eerlijk’ is. Een moeilijke vraag volgens Depoorter. “In acute gevallen van overlijden kan je dat als leerkracht niet alleen opvangen. Dan heb je professionals nodig die gespecialiseerd zijn in rouw en verlies. Zij kunnen sneller de vragen beantwoorden: Hoe breng je die boodschap over? Hoe moet je daarop reageren? Sommige leerlingen kunnen bijvoorbeeld heel fel reageren. Dus het is sowieso niet de taak van de leerkracht alleen. Maar je bent natuurlijk wel jarenlang met die kinderen bezig. Verdriet, daarom niet rouw en overlijden, maar verdriet maakt deel uit van het dagdagelijkse leven. Ik vind dat leerkrachten daar wel mee moeten om kunnen gaan. In die zin moeten ze ook een beetje professionals zijn. Maar bij acute gevallen in school of omgeving vind ik het logisch dat er een team van professionals wordt ingeschakeld.” “Ik kan me niet zozeer uitspreken over het feit dat er een vast systeem nodig is op elke school, op vlak van aanwezigheid van het CLB dan”, zegt Annekatrien. “Er moeten sowieso mensen aanwezig zijn die leerlingen kunnen opvangen.” Hier sluit ze aan bij de mening van Arnout Arts. “De situatie is voor elke school anders. Er zijn bijvoorbeeld scholen waar de directie een veel grotere rol speelt in gevallen van overlijden, en dat ook zeer goed doet. Ik denk dat je moet zoeken naar de juiste persoon op de juiste plaats. Of dat dan structureel moet worden uitgebouwd in een vast systeem, vind ik moeilijk.” Martijn Donné
25
WAT NA EEN ONGEVAL?
WAT JE ZELF DOET, DOE JE BETER
Nilofar Niazi richtte een hightech revalidatiecentrum op in Antwerpen Toen de Iraanse Nilofar Niazi haar zoon acht jaar geleden werd geboren, bleek dat hij gehandicapt was. Omdat de beschikbare behandelingen voor haar niet volstonden, besliste ze zelf een innovatief centrum op te richten in hartje Antwerpen. Nu staat er een chique herenhuis midden in ’t stad met robots op de eerste en tweede verdieping. “Ik werkte in de financiën in New York, maar ik besloot om in het geboorteland van mijn man een centrum op te richten voor mijn zoon. Een deel van het kapitaal komt van onszelf, een deel van investeerders. Op dit moment is Trainm nog niet zelfbedruipend, en ik weet niet of het zal lukken.” Het moeilijkste was om alles bijeen te krijgen; het pand, het materiaal en het personeel. Ninovar Niazi mist het financiële wereldje wel “ maar deze job is ook leuk, because i help people”. Enkele maanden geleden verscheen Trainm in de Vlaamse pers. Een revolutionair revalidatiecentrum waar met hightech robots zou gewerkt worden. Revolutionair is het alleszins, dat bevestigt Philippe Mariën, één van de kinesisten die er werkt. “Ik wilde graag meebouwen aan dit centrum, juist omdat het zo ver-
nieuwend is. Ik ben al tien jaar kinesist gespecialiseerd in neurologische aandoeningen. Het is vernieuwend en het werkt, wat door meerdere onafhankelijke studies is aangegeven. Dat is belangrijk voor mij. Als dat niet het geval zou zijn geweest, zou ik er ook niet aan meewerken.”
“Deze job is leuk, because I help people.”
HET VERSCHIL EN DE SURPLUS
Ook voor kinesitherapeute Michelle was het vernieuwende één van de redenen om bij Trainm te werken. Dat, en het avontuur van iets nieuw mee de grond uit te stampen. Volgens de site kan er een variëteit aan aandoeningen behandeld worden. Deze aandoeningen kunnen over het algemeen opgedeeld worden in twee categorieën. Degene die te maken hebben met een hersenletsel en die die veroorzaakt zijn door een letsel aan een ander lichaamsdeel, zoals een amputatie van een been. Toch zijn er enkele aandoeningen die de therapeuten van Trainm meer zien dan andere. “Een
Tussen al de hightech apparaten staat er ook nog een doodnormale kinesistentafel. © Joris Demin
26
WAT NA EEN ONGEVAL? cerebrovasculair accident (CVA) en Multiple Sclerose (MS) komen vrij vaak voor bij onze patiënten.” Maar de behandeling van spraakaandoeningen behoort ook tot de mogelijkheden. “Het gaat hier dan om spraakaandoeningen waarvan de oorzaak in de hersenen ligt. Een logopediste is gespecialiseerd in deze neurologische spraakaandoeningen. Om het eenvoudig uit te leggen: het deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor ons spraakvermogen kan de impulsen niet verwerken zoals het hoort.” De therapie daarvoor bestaat uit elektriciteit. Een stroom elektrische impulsen wordt door het spraakgedeelte van de hersenen gestuurd door middel van elektroden die op het hoofd bevestigd zijn. “De meerwaarde van de apparaten en robots ligt bij meerdere factoren”, vertelt Philippe, “enerzijds heb je het nieuwe. Voor een aantal patiënten zorgt conventionele therapie niet meer voor vorderingen. Als ze met iets anders kunnen beginnen, gaat hun motivatie omhoog.” De machines maken ook een intensievere therapie mogelijk. Waardoor er meer kans is op resultaten of meer kans op betere resultaten. “Daarmee kan hun kinesist dan weer aan de slag.”
NOG VERBETERING NA ZEVENTIEN JAAR.
Dat bevestigd ook Julie, één van de patiënten. “Zeventien jaar geleden heb ik drie hersentromboses en een hersenbloeding gehad. Sindsdien is de rechterkant van mijn lichaam verlamd.” De kinesitherapie hielp in het begin wel, maar die vorderingen begonnen te stagneren. “Na een tijd werd het eerder een onderhoudende therapie, het zorgde ervoor dat ik op het niveau bleef waar ik zat.” Nu traint Julie op een andere manier. “Ik doe geen simpele bewegingsoefeningen waar ik met mijn hand naar links en naar rechts moet bewegen. In plaats daarvan doe ik dat via een soort van spel. Zo zie ik op een scherm een emmer en moet ik daarmee druppeltjes uit een een lekkende gootsteen opvangen.” Julie merkt ook verbetering: “Het is moeilijk om uit te leggen, maar ik ben me bewuster van mijn rechterarm en -hand. Vroeger hingen ze maar aan mijn lichaam, maar nu ben ik me er weer van bewust dat dit lichaamsdelen zijn.”
“Ik ben me bewuster van mijn rechterarm.”
Ook fysiek zijn er verbeteringen. “ Ik heb minder last van mijn schouder, die belast werd. Dat is niet helemaal het resultaat dat ik verwachtte. Ik hoopte een functionelere rechterarm te krijgen. Maar ik ben zeker tevreden van de vorderingen die ik heb gemaakt.” Julie denkt erover om na de zomervakantie terug te komen om te kijken welke vorderingen ze kan boeken met een behandeling van haar been. “Tijdens de zomervakantie kan ik niet, want dan ga ik
“De machines geven de patiënten een grotere kans op herstel”, legt kinesist Philippe uit. © Joris Demin
naar festivals.” Of hoe geen enkel excuus goed genoeg is om de festivalweide links te laten liggen.
HOGE VERWACHTINGEN
“Soms zijn er patiënten die teleurgesteld zijn over de resultaten”, zegt Philippe. Hoewel we het nog niet hebben meegemaakt, is het mogelijk dat de behandeling helemaal niets verbetert aan de situatie van de patiënt. Soms hebben onze patiënten ook onrealistische verwachtingen. We proberen ze altijd zo realistisch mogelijk te informeren over de mogelijke vorderingen. Maar het is niet gemakkelijk om zoiets te voorspellen.” Als de behandeling, die meestal twee tot drie maand duurt, niet aanslaat kan het zijn dat de behandeling wordt stopgezet. Dit gebeurt altijd in samenspraak met hun neuroloog. Wij zullen ook nooit zelf beslissen om te stoppen, de beslissing ligt bij de patiënt. Maar ik geef niet snel op.” Dat blijkt een belangrijke eigenschap te zijn want blijkbaar is het perfect mogelijk dat er pas verbetering merkbaar is na drie tot vier weken. Of die kinesist het niet erg vindt dat hun patiënten ergens anders naartoe gaan? “Eigenlijk zou dat niet het geval mogen zijn aangezien ze in het belang van de patiënt moeten denken. Maar ik kan geloven dat sommige kiné’s het als concurrentie zien. Sommige van onze patiënten vertellen niet aan hun kinesist dat ze ook hier revalideren. Dan merkt hun therapeut opeens dat hun oefeningen veel vlotter verlopen. Nog een bewijs dat het wel degelijk werkt.” Joris Demin
27
© Pexels
WAT NA EEN ONGEVAL?
VLAAMSE OVERHEID EXPERIMENTEERT MET TRAJECTBEGELEIDING
“Mensen hebben nood aan een vaste trajectbegeleider met kennis van zaken” Na een ongeval heb je al veel zorgen. Eerst wordt je verzorgd waarna er nog een lange revalidatie volgt. Deze revalidatie is op zich al zeker geen pretje. Een deel kan in het ziekenhuis en een ander keer kan thuis worden verdergezet. Als revaliderende is het echter niet gemakkelijk om dan ook nog eens alle papieren in te vullen en in je behoeften te voorzien. Daarom experimenteert de Vlaamse overheid met trajectbegeleiding. Eén persoon die je de gehele periode begeleidt. Revalidatie is zwaar. Vaak duurt het lang en soms stopt het nooit meer. Het is niet gemakkelijk om gedurende de hele periode alles op praktisch vlak geregeld te krijgen. Er zijn vele medische diensten die erbij te pas komen. Een arts, verplegend personeel, een apotheker, een kinesist… . Als je als revaliderende dan nog eens zware medicatie neemt, is het niet evident om alles bij te houden. Bovendien is het niet gemakkelijk om al het papierwerk in orde te krijgen. Zo moet vaak het verkeersongeval zelf uitgeklaard worden. Daarna volgt dan de verzekering die allerlei documenten nodig heeft en bovendien moet je ook nog zorgen dat het huishouden blijft draaien. Voor mensen met een gezin is dit laatste in principe draagbaar, maar voor een single persoon of een ouder koppel spreekt dit niet voor zich. Al zeker niet omdat deze mensen vaak slecht ter been zijn. En veel papieren moeten worden afgegeven op een kantoor. En als je ze met de post op mag sturen, moet je zorgen dat je zonder probleem aan een postbus geraakt.
UITDAGINGEN
Enkele van deze punten zijn aangehaald door het verslag van de werkgroepen van de staten-generaal verkeersslachtoffers. Eén van de punten waar aandacht aan wordt besteed is het psychosociale welzijn van zowel slachtoffers als veroorzakers. Volgens het verslag is het duidelijk dat er nog heel wat werk aan de winkel is rond ondermeer een betere
communicatie tussen de verschillende diensten die hulp aanbieden aan revalidanten. Er moet ook werk gemaakt worden van een betere ondersteuning voor degenen die zich weer op de arbeidsmarkt willen begeven. Ten slotte moet er ook nog een betere opvolging plaatsvinden voor revaliderende personen. Een eerste aanspreekpunt kan het CAW zijn. Het CAW is het centrum voor algemeen welzijn. Op elke dienst moet er een deskundige zijn om met verkeersslachtoffers om te gaan. Of dit reeds overal het geval is, lijkt wel zo te zijn maar kunnen we niet bevestigen aangezien het CAW reeds overstelpt werd met aanvragen voor interviews en ons niet te woord kon staan.
TRAJECTBEGELEIDING
In het Colloquium Staten-Generaal Verkeersslachtoffers staat de duidelijke vraag voor een soort van trajectbegeleiding voor verkeersslachtoffers. Dit idee is niet nieuw. In hetzelfde verslag wordt verwezen naar de trajectbegeleiding van Rondpunt als ‘een goede oefening’. “Tot vijf jaar geleden organiseerde Rondpunt zelf deze trajectbegeleiding voor minderjarige verkeersslachtoffers. De trajectbegeleiding werd gefinancierd door het Levenslijn Kinderfonds van VTM. Toen het fonds echter werd afgesloten, is ook onze trajectbegeleiding ermee gestopt”,zegt J.S. van Rondpunt. Ze is een voormalig trajectbegeleidster en is nu stafmedewerker bij Rondpunt. Verdere financiering van deze trajectbegeleiding was heel moeilijk te vinden. Momenteel buigt de Vlaamse Overheid zich over de hervorming van de eerstelijnszorg, de zorg in je buurt die direct toegankelijk is. Binnen deze reorganisatie wil men de persoon met een zorgnood centraal stellen, omringd door een team met een zorgcoördinator en indien nodig ook een externe casemanager. Een zorgcoördinator is een betrokken zorgverlener die door de patiënt of zijn omgeving gekozen is. Bij complexe en moeilijke situaties kan een zorgcoördinator beroep doen op een casemanager die de zorgcoördinator praktisch en inhoudelijk
29
WAT NA EEN ONGEVAL?
“De tijd tussen het indienen van een aanvraag en de definitieve afhandeling ervan bedraagt minstens zes maanden.”
ondersteunt. De Vlaamse overheid wilt immers eenzelfde concept invoeren voor elke persoon die langdurige zorgen nodig heeft.
CONCRETE HULP
Met welke vragen zitten verkeersslachtoffers dan? Volgens Stacey Zevenbergen, stafmedewerker re-integratie bij rondpunt, kan dat heel erg variëren. “Vaak zijn dat juridische vragen met betrekking tot de verzekering. Maar we krijgen ook vragen over onderwijs, werk en vrije tijd. Denk bijvoorbeeld aan kinderen die lang school moeten missen en willen weten wat de mogelijkheden zijn om hun opleiding weer aan te vatten.” En die zorg kan gebruikt worden, zo merkt ook Rondpunt op. “ Vooral vanuit de omgeving van mensen met een niet-aangeboren hersenletsel krijgen we een duidelijk signaal dat ze behoefte hebben aan een vaste trajectbegeleider die kennis heeft van de problematiek”, aldus J.S. ,“wanneer deze hervorming doorgevoerd zal worden en de zorgcoördinator een vaste waarde wordt, kan ik nog niet voorspellen. Er
Met de mantel der liefde
Een andere vorm van zeer laagdrempelige hulp is mantelzorg. Mantelzorg wordt ook wel zorg van de nulde lijn genoemd, omdat ze nog laagdrempeliger is dan de eerstelijnzorg. Iedereen kan een mantelzorger zijn: een familielid, een vriend, je buurman. Als je aan een behoevend persoon hulp verleent op langere termijn, kan je jezelf mantelzorger noemen. Concreet betekent dit dat je iemand zijn taken overneemt als die persoon daar zelf niet meer toe in staat is. Een heel belangrijk aspect van mantelzorg is dat deze niet vanuit je beroep vertrekt. Een thuisverpleger of kuisvrouw is dus geen mantelzorger. Als mantelzorger kan je aanspraak maken op fiscale of financiële steun. Dit betekent niet dat je betaald word. Wel kan de staat of een mutualiteit een vergoeding betalen voor de tijd die je in mantelzorg steekt. Bron: ma-zo.be
30
lopen al enkele projecten die dan nog geëvalueerd moeten worden.” Pas als die evaluaties positief zijn, kan er dus gedacht worden aan het invoeren over heel Vlaanderen.
NA HET ONTSLAG
In een revalidatiecentrum is alles aanwezig voor een optimale revalidatie. Zowel het materiaal als het medisch personeel zijn er top. Het is dan ook een grote schok als mensen thuiskomen en deze voorzieningen niet meer tot hun beschikking hebben. De sociaal werkers in het revalidatiecentrum UZ Pellenberg proberen deze overgang zo goed mogelijk te laten verlopen.
“We nodigen elke revalidant die in het centrum verblijft uit voor een gesprek om de verdere begeleiding te bepalen.” “We nodigen elke revalidant die in het centrum verblijft uit voor een gesprek om de verdere begeleiding te bepalen. Zo kunnen we kennismaken en bespreken wat hun behoeftes zijn en hoe we daaraan kunnen werken”, vertelt Sandro Bassi, werknemer op de Sociale Dienst van het revalidatiecentrum Campus Pellenberg van UZ Leuven. “Daarna nemen we contact op met het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap,de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en andere instellingen. Daar is snelheid belangrijk want de tijd tussen het indienen van een aanvraag en de definitieve afhandeling ervan bedraagt minstens zes maanden.”
EEN PARKEERKAART? OVER EEN HALF JAAR STUREN WE HEM TOE En dat is niet niks, want de aanvragen bij de FOD sociale zekerheid gaan onder andere over een parkeerkaart voor personen met een handicap, een financiële tegemoetkoming die je inkomen vervangt en andere
WAT NA EEN ONGEVAL? hulp. “Die wachttijd is vaak te lang. Het gemiddelde verblijf van een revalidant duurt drie tot zes maanden. Dus gebeurt het geregeld dat een revalidant al ontslagen is en naar huis mag, terwijl zijn parkeerkaart voor personen met een handicap of aanvullende verzekering nog niet geregeld is.” Vaak voelen die mensen zich dan geïsoleerd wanneer ze weer thuis zijn. Ze mogen immers nog geen gebruik maken van de parkeerplaats die ze wel nodig hebben.
Ook voor de naaste omgeving is dit een grote impact op hun leven
IMPACT OP DE OMGEVING
Bij wie kan ik terecht voor hulp? In het artikel staan al enkele organisaties of diensten waar je een beroep op kan doen als revaliderend persoon. Maar er is ook hulp die nog laagdrempeliger is. De echte eerstelijnhulp bestaat uit alle personen die met jouw medisch welzijn te maken hebben. Je kan altijd je huisarts raadplegen over elk probleem dat met je fysiek of psychologisch welzijn te maken heeft. Ook je apotheker, tandarts, verpleegkundige en dergelijke kan je in principe altijd aanspreken over dergelijke problemen. Het CAW of OCMW uit je buurt zijn andere contactpersonen waarbij je terechtkan. Al deze mensen hebben ook beroepsgeheim en mogen niets delen met derden.
Mantelzorgers kunnen hier soelaas bieden. Maar ook zij moeten weten hoe ze kunnen helpen. “We organiseren daarom onder andere een meeloopdag voor de naaste omgeving van de revalidant. Tijdens deze dag leren ze dan de juiste technieken aan om thuis de revalidant te helpen. We proberen met de sociale dienst ook altijd minstens één gesprek te hebben met de familie. Ook voor hen betekent dit natuurlijk vaak een grote impact op hun leven. Bij personen met een niet-aangeboren hersenletsel kunnen er verschillen zijn zowel op motorisch vlak als op vlak van gedrag en karakter.”
Volgens de orde der geneesheren mag er in het medisch beroepsgeheim geen onderscheid gemaakt worden tussen belangrijke en onbelangrijke zaken. Tevens vallen ook zaken die de arts niet in zijn consultatiekamer over jou te weten is gekomen ook onder dit beroepsgeheim. Dus als meneer doktoor van de kuisvrouw die de nicht is van de bakker van jouw vaste slager te horen heeft gekregen dat je op een echtscheiding afstevent, mag hij ook dat niet doorvertellen. Er zijn slechts drie uitzonderingen waarbij het voor een arts niet strafbaar is om het beroepsgeheim te schenden.
Ook daarbuiten probeert de dienst sociaal werk de patiënten verder voor te bereiden op de thuiskomst. “We nemen op tijd contact op met externe diensten zoals onder andere thuiszorg of begeleid zelfstandig wonen.” Deze diensten dekken naar Sandro’s aanvoelen echter niet de volledige lading. Er is volgens hem geen ‘professionele partner’ die de situatie van dichtbij kan opvolgen. Hij zou wel het nut inzien van een zorgcoördinator. Er is geen verantwoordelijke is om communicatie te verzorgen tussen de externe diensten en de dienst sociaal werk. Daardoor is geen garantie op doorstroming van informatie.
• Als getuige. Als een arts opgeroepen wordt als getuige kan hij indien gevraagd het beroepsgeheim negeren voor dat specifieke geval. Maar de dokter kan niet verplicht worden om op deze vragen te antwoorden. • Ter verdediging. Als een arts in de rechtbank zichzelf alleen maar kan verdedigen door het beroepsgeheim te schenden, is dit toegestaan. • Het verstrekken van medische inlichtingen aan diensten of instellingen. Denk aan mutualiteiten of het RIZIV. Bron: ordomedic.be
Joris Demin
31
WAT NA EEN ONGEVAL?
REVALIDEREN, MEER DAN HERSTELLEN
“Je moet je plan kunnen trekken, het zelf uitzoeken” Noortje Maes werd in januari aangereden met een lange revalidatie als gevolg. Toen ze in december bijna hersteld was gleed ze uit en is nu, bijna een jaar en half later, nog steeds arbeidsongeschikt. Ze vertelt hoe het leven verandert als je een ongeval hebt gehad. Op 2 januari 2016 ben ik als voetganger aangereden. Toen heb ik de binnenkant van mijn knie gebroken. Ik ben toen niet geopereerd geweest maar heb wel tot juni met een brace moeten lopen. Ik heb ook door mijn whiplash in bed gelegen tot maart en tot eind februari moest ik door een rietje eten omdat mijn tanden door mijn lip waren gegaan. Mijn tweede ongeval gebeurde op 5 december. Ik kwam terug van Noortje zat twee maanden in een rolstoel. © Pixabay
32
vrijwilligerswerk en ben uitgegleden over een ijsplek. Mijn knie, die nog steeds zwak was, heeft toen een breuk opgelopen aan de buitenzijde.
PERSONEELSTEKORT
Bij het OCMW hebben ze geen tijd om mensen die het nodig hebben grondig te helpen. Ik had recht op veel meer hulp dan ik dacht. Zo had ik geen idee dat ik recht had op vier uur psychologische begeleiding. Die hebben wel echt geholpen want in de zomervakantie zat ik heel erg diep. Niemand vertelde mij waar ik recht op had en waar ik allemaal terecht kon. Ik was helemaal suf van de pijnstillers en probeerde alles te bolwerken. Er bestaan wel hulporganisaties en websites maar je moet wel in staat zijn om ze te raadplegen. Ik kwam er niet toe om actief alle mogelijke hulp op te zoeken.
WAT NA EEN ONGEVAL? Je moet sowieso echt wel voet bij stuk houden. Vaak probeerden instanties mij ervan te overtuigen dat het zonder hulp ook wel zou lukken en dat ze eigenlijk geen tijd hadden. Maar als ik bleef herhalen dat ik die hulp wel echt nodig had, kreeg ik ze uiteindelijk wel. Hetzelfde geldt voor mijn rekening bij proximus.
is echter dat hij mij in fout stelde. Het proces-verbaal van de politie spreekt dit gelukkig duidelijk tegen. Maar toch heeft het hierdoor langer geduurd dan gewoonlijk om mijn gelijk te krijgen. Bovendien loopt er ook nog een schadeclaim van hem tegen mij, voor de schade aan zijn auto.
Ik heb huishoudhulp aangevraagd, maar omdat iedereen dit kan aanvragen bij het OCMW (omdat het goedkoper is dan dienstencheques) is er een personeelstekort. Ze zeiden tegen mij “we kunnen u zelfs niet op de wachtlijst zetten.” Ik heb wel een poetshulp. Die helpt wel waar ze kan, maar is er om te poetsen en niet om mij te helpen in mijn huishouden.
Ook de sociale impact van zo’n ongeval is enorm. Je kennissen moeten werken en hebben thuis ook nog hun verplichtingen, en velen kwamen na een tijdje steeds minder langs. Ik heb geleerd wie mijn echte vrienden zijn en op wie ik wél kan rekenen. Zo ben ik veel beter bevriend geraakt met iemand waarvan ik het niet verwacht had. Maar zij is mij blijven helpen komt nog steeds regelmatig langs. Zelf het huis uitgaan is een hele opgave. Ik kan maximaal enkele honderden meters stappen. Dus voor elke verplaatsing moet ik een beroep doen op mijn familie of vrienden, waarmee het dus al uitgesloten is dat ik tijdens de werkuren ergens naartoe kan gaan. Er is ook nog het openbaar vervoer maar dat is in de praktijk niet haalbaar. Je moet alles ruim op voorhand laten weten en zelfs dan loopt het zeker niet altijd van een leien dakje. De spontaniteit wordt uit je dag gehaald. Wat je niet plant, kan je niet doen. Dat geeft ook problemen bij het regelen van, wel, eigenlijk bij het regelen van alles. Als ik naar een specialist moet of ik moet ergens persoonlijk zijn om administratie in orde te brengen.
SCHADECLAIM
Financieel is het heel moeilijk om alles te bolwerken. Ik krijg pas over twee jaar mijn kosten terugbetaald van de verzekering. Ik heb een contract van onbepaalde duur op mijn werk, maar aangezien ik al een jaar niet ben gaan werken, bestaat de kans dat ze mij ontslaan. Ik ben al een lening aangegaan om mijn lopende kosten te kunnen betalen. Normaal gezien krijg ik binnenkort wel mijn onkosten terugbetaald van de ziekteverzekering, maar dat laat nu al even op zich wachten. Zelfs mijn telefoonabonnement, nochtans geen grote kost, is moeilijk om te betalen op dit moment. De verzekering van de man die mij heeft aangereden, moet in principe de kosten betalen die veroorzaakt werden door het ongeval. Het probleem
“Ik heb geleerd wie mijn echte vrienden zijn en op wie ik wél kan rekenen.”
ONBEGRIP
Soms lukt het wel om iets leuk te doen. Maar dan krijg je al snel reacties van mensen die je een profiteur vinden. Zo ben ik naar Pukkelpop geweest met vrienden. Daar is een speciaal podium voor mensen die moeilijk te been zijn. Dus ben ik met vrienden naar Pukkelpop geweest omdat we zo nog iets samen deden en ik nog eens het huis uit was. Meteen waren er mensen die niet begrepen dat ik wel één dag naar Pukkelpop kon gaan, met hulp van vrienden, maar nog niet kon komen werken. Ik ben ook beginnen beseffen hoe weinig rekening bijvoorbeeld winkels of cafés houden met mensen in een rolstoel. Het toilet, waar is dat? De trap op of naar beneden. Welke winkel heeft er geen drempel aan de ingang? Veel openbare plaatsen zijn helemaal niet aangepast aan rolstoelgebruikers. Ik vind dat iedere leerling in het middelbaar een week of zelfs maar een dag in een rolstoel zou moeten doorbrengen. Dat zou heel veel ogen openen. Het lijkt allemaal zeer vanzelfsprekend maar dat is het zeker niet. Joris Demin
33
WAT MOET JE DOEN NA EEN VERKEERSONGELUK? Hier zijn enkele gemakkelijke stappen die je best doorloopt na een verkeersongeval. • Veiligheid is het belangrijkste, dus zorg ervoor dat je eerst zelf veilig bent. • Kijk of er gewonden zijn. • Indien iemand gewond is, bel dan meteen het noodnummer 112. Dit nummer geldt voor zowel politie als brandweer en ziekenwagen. Als er geen gewonden zijn en alleen de auto’s beschadigd zijn hoef je de hulpdiensten in principe niet te bellen. • Probeer foto’s te trekken van het gebeurde voor je de auto’s verzet, dit kan als bewijsmateriaal dienen als er onenigheid is over hoe het ongeluk gebeurd is. • Meestal zet je best de auto’s eerst op een veilige plek in plaats van op de weg te blijven staan. • Hierna kan je met de andere betrokken partij(en) het aanrijdingsformulier invullen. Let op, je doet dit best samen, maar zorg ervoor dat je altijd de versie opschrijft waarvan jij gelooft dat het de juiste is, laat je niet onder druk zetten door de tegenpartij. Verwerk zo veel mogelijk details in je verklaring en blijf objectief. • Neem contact op met je verzekering, zij zullen uitleggen wat er verder moet gebeuren.
COLOFON Overweg is een jaarlijkse bijlage van Autowereld. Dit blad is niet apart verkrijgbaar.
Hoofdredactie
Cato Geeroms | Joris Demin | Martijn Donné • Als je in fout was, zal de schade van de tegenpartij worden vergoed. Of jouw schade wordt vergoed hangt af van het type verzekering dat je hebt. • Als de andere in fout was, zal jouw schade vergoed worden. Dit kan door jouw eigen verzekering zijn of de verzekering van de tegenpartij zijn, afhankelijk van de afspraken die tussen die twee verzekeringen bestaan • Passagiers in jouw auto die gewond zijn geraakt, worden door je verzekeraar gedekt. Als bestuurder val je echter niet zelf onder deze regeling. Bron: verzekeringen.be
34
Eindredactie:
Joris Demin | Martijn Donné
Vormgeving: Cato Geeroms
Coverbeeld: Joris Demin
Met dank aan:
Annick De Pauw | Renaat Bogaert | Luuk Sengers | Werner Goossens | Thomas More Mechelen
Drukkerij:
De Knijf Edingsesteenweg 51 1755 Gooik
STOF TOT NADENKEN