Voorwoord Dit is alweer de vierde editie van het Bergerblad van dit schooljaar. Onze redacteurs hebben de afgelopen weken weer hard gewerkt om enkele leuke artikelen te schrijven voor onderbouwers én bovenbouwers. Dit is het resultaat. Papieren exemplaren van het Bergerblad zijn te lezen en mee te nemen bij de conciërgeloge en in de mediatheek. Als je zelf leuke ideeën hebt voor een nieuwe rubriek, of als je zelf ook een bijdrage wil leveren op wat voor manier dan ook, dan ben je van harte welkom. Kom gerust eens langs tijdens één van onze redactievergaderingen (dinsdag in de middagpauze in E112) of stuur een mailtje naar meneer Stollman of mevrouw Eggen. Veel leesplezier.
Colofon ‘Bergerblad’ is een uitgave van Scholengemeenschap Sint Ursula Postbus 4728, 6085 ZG HORN
Redactie
Jerôme Crijns Sophie Grubben Julia Vossen
Gastredactie
Tim Kamp Babette Vromen
Hoofdredactie:
Kim Schreurs
Eindredactie
Jos Stollman Bonnie Eggen
Lay-out:
Kim Schreurs
2
De redactie
Inhoud Interview met…
4
Meneer Jansen is een geschiedenisdocent die behalve om zijn lesvaardigheden ook om zijn gezonde gevoel voor humor bekendstaat. Wat houdt hem zoal bezig, en waarom is geschiedenis eigenlijk zo interessant? Je leest het in dit exclusieve Bergerblad-interview.
Moppen
6
Lig in een deuk om de leukste moppen.
Legendarische auto’s
7
Autofanaat Jerôme Crijns beschrijft in deze rubriek beurtelings een onbetwiste legende in de historie van de automobiel. Eerder kwamen al twee rijdende raketten aan de orde: de Jaguar XJ220 en Maserati MC12. Ditmaal is het de beurt aan de Shelby “Daytona” Cobra Coupe.
Avond van de filosofie
8
Al voor het vierde jaar op rij togen tal van geïnteresseerde lieden uit alle hoeken van de Benelux naar Horn, om daar de roemruchte Avond van de Filosofie bij te wonen. Ook ditmaal zouden ze op een gevarieerd programma worden getrakteerd.
Bezoek van schrijfster Bobje Goudsmit
10
e
Donderdag de 28 waren De er twee vervreemdend optreden. toon schrijvers was gezet.te gast bij ons op school: Bobje Goudsmit en Theo Engelen. Lees hier meer over het bezoek van Bobje Goudsmit aan klas A2b.
Recensie Voorbij
12
Gastredacteur Babette Vromen las Voorbij van Bobje Goudsmit. Lees hier wat ze van het boek vond.
Recensie De kleine Johannes
13
Literatuurboeken zijn saai. Het lezen ervan wordt echter een stuk leuker als je een spannend of ontroerend boek hebt. In deze rubriek worden deze boeken besproken. Deze editie staat De kleine Johannes van Frederik van Eeden centraal.
Column
14
Iedereen heeft wel eens een docent als surveillant gehad bij een proefwerk. Deze column gaat over de verschillende soorten surveillanten.
3
Meneer Jansen is een geschiedenisdocent die behalve om zijn lesvaardigheden ook om zijn gezonde gevoel voor humor bekendstaat. Wat houdt hem zoal bezig, en waarom is geschiedenis eigenlijk zo interessant? Je leest het in dit exclusieve Bergerblad-interview.
Laten we beginnen met die clichĂŠvraag: waarom vindt u geschiedenis interessant? Omdat je kunt leren van de fouten die vroeger zijn gemaakt; vroeger lijkt eigenlijk heel vaak op nu, maar het is wel voorgoed verdwenen. In de geschiedenis ben je nooit klaar met leren, je blijft ontdekken. Juist wanneer je denkt alles van een onderwerp te weten, duikt er weer een nieuw onderzoek en dus nieuwe informatie op. Op die manier is geschiedenis een voortdurend verhaal. Dat spreekt me aan.
Waarom wou u juist geschiedenisdocent worden? Ik wilde graag iets doen met mensen in de gezondheidszorg of in het onderwijs. Om die reden heb ik ook een jaar fysiotherapie gestudeerd. Dat lukte niet goed en de hele dag werken met mensen die ziek zijn, vond ik eigenlijk niet zo aantrekkelijk. Geschiedenis was mijn lievelingsvak op school, dus zo kwam ik op geschiedenisdocent uit.
Wat heb je nou eigenlijk aan geschiedenis? Je kunt natuurlijk prima zonder kennis van het verleden leven, maar je mist dan een heleboel. Zonder die kennis weet je eigenlijk niet waar je vandaan komt. De wereld van nu kun je niet begrijpen zonder te weten hoe het er vroeger aan toeging.
4
Waar heeft u vroeger op school gezeten? In Sittard, en daarna heb ik ook in Sittard de lerarenopleiding gevolgd. Daar kon je echter alleen aan de onderbouw lesgeven, terwijl ik ook graag de bovenbouw onderwees. Zo kwam ik bij de lerarenopleiding in Tilburg terecht. Hoe ik dan op Sint Ursula ben beland? Eerst heb ik een tijdje in Roermond lesgegeven. Toen ze daar minder mensen nodig hadden, ben ik doorgestroomd naar deze school. Ik zit hier nu al een jaartje of acht en ben er nog lang niet op uitgekeken.
U speelt al enige tijd in een bandje. Hoe bent u daar ooit mee begonnen? Ik zat al bij de fanfare, ik had op de basisschool blokfluitles en bugelles – een bugel is een soort trompet – maar eigenlijk wou ik altijd al basgitaar spelen. Toen ik 15 jaar oud was, wist ik via vrienden een gitaar en een versterker te bemachtigen. Daarna werd ik gevraagd om te spelen in een bandje. Daar spelen we allerlei soorten muziek, van moderne muziek zoals Beyoncé en Adèle tot klassiekers als Elvis en The Rolling Stones – en alles daartussenin.
Welk aspect daarvan spreekt u het meest aan? Muziek is een grote hobby van mij. Musiceren vind ik vooral leuk omdat je met andere mensen samen iets bereikt. Een band is namelijk ook een soort team waar iedereen belangrijk is. Waarom ik dan geen muziekdocent wilde worden? Daar vond ik mezelf eerlijk gezegd niet goed genoeg voor.
Wat was uw leukste moment op deze school? Het bijzonderste vind ik ieder jaar het moment waarop je de leerlingen, vlak na de eindexamenuitslag, opgewekt de klas ziet binnenkomen. Die uitgelaten sfeer en dat laatste contact met je leerlingen geeft telkens weer een prettig gevoel.
Julia Vossen en Jerôme Crijns
5
Een vrouw zegt tegen een vriendin: 'Ik moet oppassen dat ik niet zwanger word.'
Twee soldaten vinden drie handgranaten en ze brengen ze naar de kazerne. Onderweg zegt de ene soldaat: 'Wat doen we als er een ontploft?' Zegt de andere: 'Dan zeggen we dat we er maar twee gevonden hebben.'
Vriendin: 'Hoezo dan, je man is toch gecastreerd?' Vrouw: 'Daarom juist!'
Wat moet je doen om een blondje bezig te houden? Haar een zakje M&M's geven en zeggen dat zij ze in alfabetische volgorde moet leggen
Meester tegen leerling: 'WAT BEN JE LAAT!' Leerling: 'Maakt het uit dan? U zei gisteren zelf: het is nooit te laat om te leren!' Julia Vossen
6
Autofanaat Jerôme Crijns beschrijft in deze rubriek beurtelings een onbetwiste legende in de historie van de automobiel. Eerder kwam al een drietal Europese bolides aan de orde. Voor deze vierde editie van Legendarische auto’s steken we de oceaan over, waar de allesvernietigende Shelby “Daytona” Cobra Coupe het levenslicht zag.
Terug naar het jaar 1959. De Amerikaan Carroll Shelby, een petrolhead in hart en nieren, zag met lede ogen aan hoe de competitieve Enzo Ferrari het mondiale raceveld domineerde. Eerzuchtig als hij was, besloot hij op een goede zondagmorgen de Italiaan naar de kroon te steken, en wel door eigenhandig een circuitauto in elkaar te sleutelen. Getergd door de Mediterraanse arrogantie en bijgestaan door automonteur Peter Brock slaagde hij erin een kleine vijf jaar later zijn wapen te onthullen: de Shelby Cobra Coupe was geboren. Maar ondanks de ronduit ontzagwekkende prestaties voor die tijd – als een rasechte Amerikaan herbergt de auto een moddervette 4,7 liter motor met bijna 400 pk op de achterwielen – wist hij zich geconfronteerd met een eveneens formidabele tegenstander: de Ferrari 250 GTO, oftewel de meest kostbare Ferrari aller tijden. Die auto accelereerde door tot voorbij de 280 km/h, en liet ook vanwege het sublieme bochtenwerk alle competitie achter zich.
weinige onderdelen volledig nieuw worden ontwikkeld. Ondertussen legde de ingenieuze ingenieur Bob Negstad een letterlijk en figuurlijk ‘stevige’ basis, door de ophanging te monteren van de latere Ford GT40 – de auto die de boeken inging als Ferrari-verslinder. En zo verscheen, na jaren van gesleutel, de eerste Shelby Cobra Coupe. De auto liet een onuitwisbare indruk achter op het Europese publiek, en niet in de laatste plaats op Enzo Ferrari zelf. In twee jaar tijd wist de auto 10 titels achter zijn naam te zetten – één daarvan betrof een historische zege in de 24 uur van Daytona – en evenveel snelheidsrecords. Het totaal aantal geproduceerde exemplaren bleef steken op slechts zes, hetgeen tegenwoordig resulteert in een straatwaarde van circa 3,5 miljoen euro.
De “Daytona” had zich inmiddels wel bewezen. Zijn gedrongen, robuuste uiterlijk, zijn rauwe en onmiskenbaar Amerikaanse prestaties, zijn onbehouwen karakter – dat alles lag vervat in deze ene, Ferrari-verpulverende machine. Veeleer dan aan de prestaties heeft deze auto zijn waarde dan ook te danken aan zijn unieke verschijning, en de sappige historie die ermee gepaard ging. Hij heeft Peter Brock, eveneens een Amerikaan die erop zijn plekje in gebrand was zijn Italiaanse rivalen een lesje te deze rubriek wel leren, begon driftig te ontwerpen. Merkwaardig verdiend. genoeg was het allereerste onderdeel van de auto, jawel, het windscherm: dat was nagenoeg nonexistent bij de auto waarop de Shelby Cobra Coupe werd gebaseerd, en moest dus als een van de
7
Al voor het vierde jaar op rij togen tal van geïnteresseerde lieden uit alle hoeken van de Benelux naar Horn, om daar de roemruchte Avond van de Filosofie bij te wonen. Ook ditmaal zouden ze op een gevarieerd programma worden getrakteerd, zo verraadde de eerste act: een schare danseressen betoverde het publiek tijdens een duister en vervreemdend optreden. De toon was gezet. Vervolgens verscheen Funs Elbersen ten tonele, die in de hoedanigheid van zowel presentator als podiumperformer grote indruk maakte. Met gepaste bombarie kondigde hij de eerste spreker aan: Ger Groot, een vermaard filosoof, schrijver, columnist en vertaler – en een bedachtzame, maar intrigerende gast op onze filosofieavond. Hij leidde zowel de ervaren filosofen als aanstormende critici onder ons rond in de wereld der vervreemding. Zijn optreden werd in een gemoedelijke setting geëvalueerd, door een discussiepanel van leerlingen, meer leerlingen en dhr. Jansen. Zo snel als de huiselijke banken werden geplaatst, zo spoedig waren ze ook weer vakkundig afgebroken, dankzij het dienstdoende en immer alerte technisch team. Opnieuw konden toen de toehoorders rekenen op een verassende act. Die werd ditmaal verzorgd door Carlijn Cober, een zesdejaars scholiere die al eerder haar zangtalent heeft bewezen. Nog twee keer diezelfde avond zou zij zich laten gelden, waarvan de laatste keer – zeer gewaagd – a capella. Ondertussen denderde het reguliere, filosofischer getinte programma als een geoliede machine door. Met enkele van de smakelijke versnaperingen achter de kiezen richtten we onze aandacht op de volgende gast. Fauve Lybaert, evenmin een onbekende in het domein van de wijsbegeerte, hield op luchtige wijze een lezing over een onderwerp dat bij ieder tot de verbeelding spreekt: de Schone Slaapster, oftewel Doornroosje. Hoewel minder taai dan Groots materie, wist haar verhaal toch tot denken aan te zetten. Want in hoeverre kun je nog spreken van een ‘persoon’ wanneer iemand in comateuze toestand verkeert? En welke morele verschuiving vindt daarbij in het denken van de betrokkenen plaats? Opnieuw werd het discussiepanel ingezet; wederom een gemêleerd gezelschap dat zijn licht liet schijnen op de ethisch-filosofische kwestie en de aandachtige toehoorders van enkele spitsvondige opmerkingen wist te bedienen. Hierop volgend werd een tweede dansact ingezet, en wel door de organisatrice zelve: Aline d’Haese. In naadloos samenspel met leerlinge en begiftigd turnster Mandy Janssen bracht ze andermaal het publiek in vervoering – hetgeen, zeer terecht, resulteerde in een daverend applaus.
8
Tot slot betraden twee wijsgerige mastodonten het toneel, om de degens te kruisen over een aloude doch immer actuele kwestie: de strijd tussen man en vrouw, in dit geval op het gebied van – jawel – de filosofie. Aan D’Haese de taak om haar mannelijke tegenpool, filosoof Frank Meester, te overtuigen van het vrouwelijk belang op filosofisch vlak. Meester, die eveneens te boek staat als publicist en musicus, gaf echter geen duimbreed toe. Wat volgde was een stortvloed aan historisch belangrijke en minder belangrijke namen, smalend gelach wanneer de ander een misstap maakte en vooral vele venijnige blikken over en weer. En zo kwam de Avond van de Filosofie langzaam maar zeker tot een eind. D’Haese, die zich geflankeerd wist door enkele onontbeerlijke steunpilaren zoals bovengenoemde leerlingen, mag zichzelf complimenteren met deze vierde Avond van de Filosofie – een educatieve, vermakelijke en zorgvuldig georkestreerde avond. Volgend jaar is het aan de nieuwe lichting leerling-filosofen om de avond in goede banen te leiden. Dat de filosofieavond opnieuw waarlijk moge herrijzen!
Jerôme Crijns
9
Donderdag de 28e waren er twee schrijvers te gast bij ons op school: Bobje Goudsmit en Theo Engelen. Ze kwamen alleen voor de tweedeklassers. Bij ons kwam Bobje Goudsmit iets vertellen over haar leven en haar boeken. We zaten met twee klassen in het lokaal B114 om naar haar verhaal te luisteren. Bobje Goudsmit vertelde over haar jeugd en haar boeken. Ze vertelde dat achter elk boek dat ze had geschreven een verhaal zat.
Haar jeugd Bobje Goudsmit is geboren en getogen in Leiden. Ze verhuisde naar Zwolle om daar het gymnasium te volgen. Ze studeerde Nederlands in Leiden en Nijmegen. Vanaf 1976 was ze lerares Nederlands. Ze stopte na dertig jaar en ging vanaf dat moment fulltime schrijven.
10
Haar boeken Ze heeft vroeger veel meegemaakt en wilde al die verhalen opschrijven. Dat heeft ze dan ook gedaan. Ze vertelde dat ze vroeger een leuke jongen in haar klas had op wie alle meisjes verliefd waren. Maar zij kon hem eigenlijk niet ‘krijgen’, want ze zag er een beetje tuttig uit. Ze droeg bijvoorbeeld een bril met heel grote glazen en had vlechtjes in haar haren. Hier schreef ze een verhaal over. Ook toen ze docent was en een jongen die bij haar in de klas zat op een gegeven moment zelfmoord pleegde, schreef ze hierover. Ze schreef daarnaast over haar vier kinderen. Mijn mening Ik vond het leuk om eens een schrijver in het echt te ontmoeten. Ze vertelde boeiende verhalen en daarom vond ik het de moeite waard om naar haar te luisteren. Het was leuk dat Bobje Goudsmit bij ons op bezoek was, al zou ik ook wel graag het verhaal van Theo Engelen gehoord hebben.
Tim Kamp
11
Titel: Auteur: Uitgeverij: Doelgroep:
Voorbij Bobje Goudsmit Van Molkema & Warendorf 14+
Voorbij Linde kan haar oren niet geloven als ze te horen krijgt dat haar ex-vriendje Ruben zijn lerares Nederlands heeft doodgeschoten en daarna zelfmoord heeft gepleegd. Waarom? Linde wist wel dat hij problemen had thuis en dat hij altijd gedoe had met die lerares. Maar haar doden? En zelfmoord plegen? Dat had ze nooit verwacht. Had Linde dit kunnen voorkomen? Ruben is vroeger gepest. Zijn vader zei altijd tegen hem dat hij niet zo’n watje moest zijn. Hij moest voor zichzelf opkomen vond hij. Toen Ruben na de vakantie terug naar school ging, nam hij dat iets tÊ letterlijk. Hij had altijd een grote mond en luisterde nooit. Hij droeg ook een vlindermes bij zich. Ik vind het echt sneu om te lezen hoe pesten iemand zo kan veranderen. Zulke dingen gebeuren ook in het echte leven. Sommige mensen die gepest worden, zien er rebels uit, maar meestal dragen ze een verhaal met zich mee. Er wordt pas aan het einde van het boek verteld dat Ruben gepest is, maar het raakte me wel. Ruben is Linde nooit echt opgevallen, tot de muziekavond waaraan Ruben verplicht mee moet doen. Linde kan Ruben daarna maar niet uit haar hoofd krijgen. Wat is er toch met deze jongen? Een paar dagen later botst Linde tegen hem aan. Vanaf die dag praten ze regelmatig met elkaar en uiteindelijk krijgen ze zelfs verkering. Het was mooi om te lezen dat Linde zich niks aantrekt van het commentaar van haar medeleerlingen die Ruben niet vertrouwen. Ik vond het heel verrassend dat Ruben uiteindelijk zelfmoord pleegde, omdat ik juist dacht dat het goed met hem zou komen nu hij een maatje had gevonden. Hoewel het op de achterkant van het boek stond, was het toch een schok voor mij omdat ik heel erg in het verhaal zat. Babette Vromen
Voorbij staat net als de andere in deze rubriek besproken boeken onder NJ in de mediatheek. Het boek is vooral geschikt voor leerlingen uit de onderbouw, en mag op de boekenlijst voor Nederlands. Het boek mag niet gelezen worden voor de literatuurlijst van de bovenbouw.
12
Literatuurboeken zijn saai, dat weet elke bovenbouwer. Natuurlijk is het verplicht lezen van acht of twaalf literatuurboeken niet bepaald de favoriete bezigheid van de gemiddelde zestienjarige. Toch hoeft het lezen van deze boeken niet zo saai te zijn als het vaak is; je moet gewoon de juiste boeken lezen, want er zijn wel degelijk leuke, spannende of ontroerende romans. In deze rubriek worden deze boeken besproken. Deze editie staat De kleine Johannes van Frederik van Eeden centraal. Als je op zoek bent naar een boek uit het Fin de Siècle, is dit een aanrader. Titel: De kleine Johannes Auteur: Frederik van Eeden Uitgeverij: Elsevier-Amsterdam/Brussel
Een kleine jongen op zoek naar de waarheid; De kleine Johannes “De kleine Johannes is een prachtig sprookje uit het Fin de Siècle.” Johannes heeft veel fantasie. Als hij op een zomeravond buiten bij het meer aan het spelen is, verschijnt er een libelle. Deze verandert in het elfje Windekind. Windekind laat Johannes zijn wereld zien en neemt hem mee op een wonderlijke reis op zoek naar het boek waar de echte waarheid in staat. Alleen al vanwege de schrijfstijl is De kleine Johannes een prachtig boek. Hoewel de schrijfstijl voor de moderne lezer wellicht niet heel erg toegankelijk is, is het zeker de moeite waard je een beetje extra in te spannen om de prachtige archaïsmen te kunnen begrijpen. Het woordgebruik geeft het boek de sprookjesachtige sfeer die zo goed bij het verhaal past. Het verhaal zelf is overigens ook prachtig. Het leven wordt in het boek beschreven als een sprookje doordat onder andere de Dood en de Natuur als personages worden opgevoerd. De bewondering van Johannes voor alles wat het leven te bieden heeft, is fascinerend. Vooral het eerste deel van de trilogie over Johannes is mooi. Veel lezers weten niet dat Van Eeden veel later nog twee delen over zijn kleine hoofdpersoon geschreven heeft, en degenen die van het bestaan van deel twee en drie afweten, zijn er niet enthousiast over. Het eerste deel van De kleine Johannes is verreweg het mooist; de andere delen missen de sprookjesachtige sfeer die dit boek juist zo mooi maakt. Johannes gaat op zoek naar het boek waarin de echte waarheid staat. Het eerste deel staat geheel in het teken van zijn zoektocht. In de latere delen dwaalt van Eeden echter af; Johannes lijkt zijn interesse in het boek te verliezen. Dit is ongetwijfeld geheel conform de boodschap die van Eeden zijn lezer wil meegeven: je moet – in plaats van voortdurend op zoek te zijn naar iets wat je toch niet vindt als je ernaar zoekt – gewoon leven. Ook het einde van de boeken is enigszins teleurstellend. Het eerste deel eindigt erg mooi en het einde van het tweede deel is vooral ietwat vreemd, maar het derde deel lijkt niet af te zijn. Dat is ontzettend jammer, want daardoor lijkt het einde afgeraffeld te zijn. Desondanks is vooral het eerste deel van De kleine Johannes een prachtig boek. Uit zijn bijzondere schrijfstijl blijkt dat Van Eeden waarlijk een groot schrijver is. Kim Schreurs
13
Kim Schreurs zit in 6VWO, is recensente voor uitgeverij The House of Books en is amateurschrijfster. Elke editie schrijft ze over wat haar opvalt aan middelbare scholen in het algemeen en aan onze school in het bijzonder. Deze keer schreef ze over surveillanten.
“In de examenzaal is geen plaats voor knutselende docenten” Elke docent is anders. Dat blijkt wel weer tijdens proefwerken. Inmiddels heb ik zo veel toetsbanduren en proefwerkweken meegemaakt dat ik zo ongeveer iedere docent van onze school wel minstens één keer als surveillant gehad heb. Uit de manier waarop iemand surveilleert, kun je veel afleiden. Er zijn drie typen surveillanten. Het eerste type houdt zich erg strikt aan de regels. Voor een proefwerk waar een uur voor staat, krijg je ook echt niet meer tijd. Deze docent zit meestal wat te klooien op de computer en kijkt af en toe de klas in om te controleren of niemand aan het spieken is. Lastiger om mee om te gaan, zijn de docenten die overdreven op de klas letten. Geen beweging ontgaat hen; met haviksogen houden ze alles wat er in het lokaal gebeurt in de gaten. Dat lijkt mij persoonlijk doodvermoeiend als je moet surveilleren bij een proefwerk dat drie uur duurt, maar dit type docent heeft daar geen moeite mee. Voordat de opgaveblaadjes uitgedeeld worden, moet het doodstil zijn, en de tijd die de klas erover doet om tot rust te komen, wordt afgetrokken van de tijd die aan het proefwerk gewerkt mag worden. Voorafgaand aan het proefwerk moeten de etuis netjes in de tassen verdwijnen. Dit is ook het type docent dat na dat uur dat je aan je proefwerk mag besteden de blaadjes onder je pen vandaan komt trekken terwijl jij nog bezig bent met je laatste zin. Tot slot heb je de docenten die het allemaal niet zoveel uitmaakt. Dit is verreweg het fijnste type surveillant dat je als leerling kunt hebben. Tijdens het surveilleren vervelen deze docenten zich zichtbaar en ze vinden het doodnormaal om te gaan knutselen. Met een beetje geluk – of pech, als je je wil concentreren – kun je tijdens het proefwerk zelfs hele gesprekken voeren met de leraar. Bij de centrale examens gaat het er echter heel anders aan toe. Maar liefst twee docenten houden toezicht en je mag alleen onder begeleiding naar het toilet. In de examenzaal is dus al helemaal geen plaats voor knutselende docenten. De leraren die normaal gesproken nog geen minuut stil kunnen zijn, zullen nu hun mond moeten houden. Net als de leerlingen. Ondanks de verschillende rollen die leerlingen en docenten vervullen, is er eigenlijk geen enkele plaats waar ze wat dat betreft gelijker zijn dan in de examenzaal.
14
15