Dwalen door betoverend heemgroen
Dwalen door betoverend heemgroen Een wandeling door de Amstelveense heemparken De Braak, het Dr. Koos Landwehrpark en het Dr. Jac. P. Thijssepark
AriĂŤn Slagt Arlette Kouwenhoven Carien van Boxtel
LM Publishers
Inhoud Voorwoord
5
Dwaal, mijmer en geniet
6
Bloemtapijten van voorjaarsbloeiende bollen en knollen
8
De Braak
26
Dr. Koos Landwehrpark
66
Dr. Jac. P. Thijssepark
74
Register plantennamen
Laat u inspireren door onze website: www.heemparken.nl
136
Voorwoord Amstelveen krijgt regelmatig waardering voor het mooie groen. Uit binnen- en buitenland. Onze prachtige heemparken zijn echte pareltjes in het groen. Het gaat om het Dr. Jac. P. Thijssepark, De Braak en het Dr. Koos Landwehrpark. De eerste twee genoemde parken zijn zelfs Rijksmonumenten. Daar zijn wij enorm trots op. Begin jaren 40 van de vorige eeuw is begonnen met de aanleg van heemparken op Amstelveense natte veengrond. Ze omvatten zo’n 11 hectare. Architect Chris Broerse heeft het Thijssepark en De Braak zo ontworpen dat het spannende en sprookjesachtige parken zijn met elk een eigen karakter. Het Landwehrpark is ook van zijn hand. Welk park u ook kiest om in te wandelen: u kunt in elk seizoen op elk moment van de dag genieten van de inheemse flora. U vindt in onze parken veel soorten planten die in Nederland zeldzaam zijn. Zoals goudveil, gele monnikskap en zaagblad. Zelfs het klimopklokje komt u langs de paden tegen. Wij verzorgen de parken zelf en met veel passie. Onze manier van onderhoud is uniek. We wieden met de hand en snoeien bomen en struiken op specifieke wijze. Zo houden de parken een volwassen bossfeer met prachtige doorkijkjes naar een rijkdom aan verschillende soorten bollen, planten, struiken en bomen. Laat u betoveren door de schoonheid van de heemparken. Geniet van de rust die de parken uitstralen. Geniet met ons mee en kom u verbazen. Ziet u ons aan het werk? Spreek ons aan. Wij zijn heel trots op ons werk en zijn blij als wij wandelaars zien genieten. Dat geeft ons inspiratie om op onze ‘Amstelveense wijze’ de parken te onderhouden en te beheren. Dat is onze lust en ons leven. Wij wensen u een aangename wandeling in de Amstelveense heemparken. In welk seizoen u dit ook doet: het is er altijd prachtig! Graag tot ziens! Een trots Heemparkteam
5
Dwaal, mijmer en geniet ‘Hij kent niet alles wat er groeit, maar hij herkent wel veel vertrouwde vormen en proeft de milde invloed van wat hij ergens had beleefd maar niet thuis weet te brengen. Hij herkent de vlier, de meidoorn, de koekoeksbloem en de margriet van zijn jeugd, van een eenzame wandeling op een zomermorgen. Hij voelt zich of hij een oud, veel gedragen jasje aantrekt waarin hij zich vroeger zo heerlijk vrij voelde, omdat het zo gemakkelijk zat: het spijt hem dat hij dat jasje heeft weggegooid.’ Zo beschreef Koos Landwehr, een van de grondleggers van het heemgroen in Nederland, in eenvoudige en tegelijk treffende taal de essentie van waar hij bij een heempark op doelde. Natuurlijk, men kan er zich ontspannen in een besloten sfeer die even de buitenwereld doet vergeten en de energie weer oplaadt. Schoolkinderen leren er over de enorme soortenrijkdom van de flora van Nederland en hoe belangrijk het is daar behoedzaam mee om te gaan. Maar juist die lichte melancholie die je bekruipt als je de slingerende paden volgt, de talloze tinten wit, geel en paars in subtiele, tere gedaantes ziet wuiven en wiebelen in de wind, de geuren die nog meer dan al het andere doen denken aan vroeger: dat is heem, dat is thuis, en dat is vooral wat Landwehr en de andere makers van de Amstelveense heemparken voor ogen stond.
6
Zicht op de grote vijver van het Jac.P. Thijssepark
Of u nu maar een kort moment heeft of een zee van tijd, met de hier beschreven wandeling door De Braak, het Dr. Jac. P. Thijssepark en het Dr. Koos Landwehrpark willen we u meevoeren naar huis. Ze zijn er nog steeds, de planten van toen: Korenbloem, Klein heksenkruid en Grasklokje, zij het niet meer zo uitbundig op akkers en velden, in bermen en langs sloten. Door voortgaande bebouwing en ontwikkelingen in land- en akkerbouw groeien sommige soorten, zoals Bosboterbloem en Zweedse kornoelje, niet of nauwelijks meer in het wild. Andere soorten, zoals Vetblad en Moerashertshooi, zijn weer terug van bijna weggeweest maar niet met de vanzelfsprekendheid waarmee ze ooit in het moeras of langs een waterpoel stonden. In de heemparken van Amstelveen, die bij elkaar zo’n 11 hectare omvatten, hebben al die planten een plaats, of dat nu is in de open composities van watervlakte en omlijstende plantengroei van De Braak, de romantische en meer gesloten tuinkamers van het Dr. Jac. P. Thijssepark of het ruige blauwgrasland van het Dr. Koos Landwehrpark. Dwaal, mijmer en geniet in ieder jaargetijde van de kleuren, geuren en vormen van onze betoverende inheemse flora.
7
Bloemtapijten van voorjaarsbloeiende bollen en knollen Als er een groep is binnen de rijke inheemse flora van de heemparken die bijzondere aandacht verdient dan is het wel die van de bol- en knolgewassen. Als vroege voorjaarsbloeiers maken ze bij uitstek gebruik van het beschikbare licht in deze tijd van het jaar en toveren ze de bosbodems, struwelen, natuurlijke oevers en open landschapjes in de parken om in sprookjesachtige bloemtapijten. Ze lijken daar als vanzelf neergestreken, zo schilderachtig en natuurlijk lijken deze prachtige zacht gekleurde toeven geschilderd in hun groene context, maar dat is gedeeltelijk schijn. Heel zorgvuldig wordt hier getuinierd en vooral geregisseerd. Het beheer van de tuinlieden is erop gericht om deze gewassen (en gewassen die daarmee concurreren) semi-spontaan te laten verwilderen. Door handmatig wieden (en dus niet schoffelen, wat dodelijk is voor bollen en knollen), dunnen en snoeien worden daarvoor de ideale omstandigheden gecreëerd. Daarbij worden ook al te opdringerige bol- en knolgewassen niet gespaard: zelfs de feeërieke Bosanemoon wordt op bepaalde plekken zonder pardon verwijderd om concurrentie te voorkomen. In de parken zijn prachtige combinaties van bollen en knollen met vaste planten, grassen en varens te bewonderen die ook heel goed in andere openbare of privétuinen kunnen worden toegepast. Grote vlakken, groot(s) effect Het geheim van de aantrekkingskracht van de voorjaarsbollen en knollen (de Engelsen spreken ook wel van ‘spring ephemerals’) is vooral de schaal waarin ze zich manifesteren: met de grote vlakken, banen of golven van zachte kleuren wit, roze, blauw en geel worden in het vroege seizoen in de nog ‘kale’ parken grootse effecten bereikt, die bij het publiek hoog worden gewaardeerd. In verschillende periodes van het voorjaar bloeien de verschillende soorten opeenvolgend en in combinatie, van Sneeuwklokjes en Winterakoniet in januari tot hun opvolgers in de periode erna zoals Vingerhelmbloem, Holwortel, (Bos)tulpjes, Narcissen, Boshyacinten en Blauwe druifjes. De bollen en knollen leveren onderling al prachtige veelkleurige tapijten op, maar de combinaties met bodembedekkers en bosplanten, zoals varens, Maagdenpalm en grassen voegen nog een extra dimensie toe! Waarom floreren die bollen en knollen zo goed in de heemparken? Voor alle soorten geldt dat het zogenaamde geofyten zijn: planten die
8
als bol, knol of wortelstok in het voorjaar bovengronds gaan om vervolgens gedurende zomer, herfst en winter volledig ondergronds te overleven en voedsel voor het volgende jaar verzamelen en opslaan. Dat vraagt om een specifiek, licht vochtig milieu, waarin voldoende humus (afkomstig van snel verterend afgevallen blad dat door het bodemleven wordt afgebroken) en kalk aanwezig is. Bovendien dient de structuur van de bodem luchtig te zijn en zijn ruigtekruiden zoals Brandnetel en Fluitekruid niet gewenst. De mineralenkringloop die ontstaat door het ondergrondse samenspel van bodemleven en schimmels (mycorrhiza) is essentieel: hij zorgt voor voedsel van de bollen en knollen. Juist deze omstandigheden, in het bijzonder in bosvegetaties, zijn bij uitstek aanwezig in de heemparken. Vaak zien we uitzonderlijk florerende populaties in de buurt van bomen in het park: een aanwijzing dat bomen met bollen en knollen in symbiose samenleven. De tuinlieden als ‘regisseurs’ Hoe vanzelfsprekend al die bloemenpracht ook lijkt: de werkelijkheid is dat er ambachtelijk en dagelijks tuinierswerk aan te pas komt. Voortdurend wordt de successie in toom gehouden want als je niets doet wordt alles immers bos en valt er geen licht meer op de bodem. En
9
aan de letterlijk moordende concurrentie tussen de boven het maaiveld zo vriendelijk ogende beplanting moet de hand worden gehouden door deze te ‘reguleren’. Juist door dit gericht sturen van de spontane groei kunnen de zo gewenste populaties van de verwilderingsbollen en knollen ook echt floreren. Licht rollend materieel, lava op de paden en een klein mesje als gereedschap Er wordt door de tuinlieden geen enkele concessie gedaan als het gaat om verdichting en betreding van de bodem, omdat beide funest zijn voor alle beplantingen. Daarom zijn de parken, ook de paden, verboden terrein voor gemotoriseerd en zwaar (werk)verkeer en zijn honden in de parken niet toegestaan. De tuinlieden zelf bewegen zich uitsluitend te voet - met hun karakteristieke handkar - door de parken. De paden zijn ‘halfverhard’ met lava: prima waterdoorlatend en de uitspoelende kalk heeft een gunstige invloed op de ontwikkeling van de bollen en knollen. Ook het (handmatig) wieden gebeurt met zorg, zodat bollen, knollen en wortels niet onnodig lijden: niet met de schoffel, maar een (aardappel)mesje! Inheemse bollen en knollen: bedreigd in de natuur, florerend in de heemparken Soorten die in de heemparken onder meer kunnen worden bewonderd zijn het in respectievelijk februari en april bloeiende Lente- en Zomerklokje en de inheemse Narcis. De enorme witte tot teer roze tapijten die de Bosanemoon met ondergrondse kruipende wortelstokken weeft door het park zijn adembenemend mooi. In haar kielzog ook de Gele anemoon. Heel bijzonder is ook de Bostulp: vrolijk geel op sierlijke, gebogen stengels en anders dan de naam doet vermoeden geen bosplant, maar een bolgewas voor een open plek. Als in april de langgerekte kaarsjes van de Holwortel bloeien in vele tinten lila en crème houden bezoekers hun adem in: zo mooi en sierlijk is deze bijzondere en tere plant. De Kievitsbloem, in Nederland nog voorkomend in de beekdalen van de Hollandse IJssel, is ook massaal aanwezig. Ze staat graag op wat vochtige plekken in grasachtige vegetatie. Wat zijn stinzenplanten? ‘Stinzenplanten’ is een verzamelnaam voor een bijzondere groep verwilderende voorjaarsbloemen. Het zijn vooral bol-, knol- maar ook wortelgewassen die vanaf circa de zestiende eeuw werden (en worden!) aangeplant op buitenplaatsen en rondom kastelen en landhuizen. De naam
10
Bosanemonen is ontleend aan het Friese woord ‘stins’: een versterkte toren op een terp. In 1932 gebruikte botanicus J. Botke voor het eerst het woord ‘stinsblomkes’, die hij aantrof op de locatie van de Friese Schierstins. Andere belangrijke stinzenplantenpopulaties treffen we vandaag de dag nog aan bij oude Friese ‘states’, prachtige buitenplaatsen met parkbossen, boomgaarden en moestuinen zoals Dekemastate en Martenastate, maar ook buiten Friesland: buitenplaatsen in de Vechtstreek, kasteel Hackfort in Vorden, Huis te Manpad in Heemstede of het Hyacintenbos bij Ockenburgh in Den Haag. Stinzenplanten zijn dus eigenlijk de ‘tuinplanten van toen’, die zich zo thuis voelen in hun ‘stinzenmilieu’ dat ze zich, met hulp van het juiste beheer, hebben gehandhaafd en vermenigvuldigd. Zijn stinzenplanten ook heemplanten? Daar is onder het handjevol specialisten dat zich met deze plantengroep bezighoudt discussie over. De termen zijn niet inwisselbaar. Stinzenplanten zijn in beginsel tuinplanten of ‘geïntroduceerde’ planten. Veel van de verwarring vindt zijn oorsprong in het feit dat dezelfde soorten in het ene deel van het land (dus regionaal) wel stinzenplanten zijn (want aldaar door mensen aangeplant) en elders weer niet (omdat ze daar in het wild voorkomen). De Gele bosanemoon bijvoorbeeld is (regionaal) inheems in Zuid-Limburg en daarom in Zuid-Limburg geen stinzenplant, maar een wilde of inheemse plant. In Friesland, waar ze veel in buitenplaatsen is aangeplant, is het wel een (regionale) stinzenplant. Rekkelijke deskundigen rekenen bovendien spontaan voorkomende planten in het stinzenmilieu ook tot de stinzenplanten. En waarom zouden modernere
11
bol- en knolgewassen die van ver komen geen stinzenplanten mogen heten? Zo bezien vallen ook de Camassia uit de Verenigde Staten of het Trommelstokje uit Midden- en Zuid-Europa en West-Azie onder de stinzenplanten. Maar in de heemparken geldt dit criterium uiteraard niet: daar hebben uitsluitend inheemse planten een plaats. Welke stinzenbollen en -knollen vinden we in de heemparken? ‘Echte’ stinzenplanten zijn onder meer Daslook, Bosanemoon, Aronskelk (zowel de gevlekte als de Italiaanse), Grote en Kleine sneeuwroem, Herfstcrocus, Herfsttijloos, Lelietje- der-dalen, Vingerhelmbloem, Boeren- en Bonte crocus, Gewoon en Dubbel sneeuwklokje, Zomer- en Lenteklokje, Boshyacint, Kievitsbloem, Blauw druifje, Dichtersnarcis, Wilde narcis, Knikkende- en Gewone vogelmelk, Vroegeen Oosterse sterhyacint, Bostulp, Winterakoniet en Hondstand. In de heemparken zijn echter niet al deze typische stinzenplanten te vinden. Dat heeft te maken met het feit dat de soorten in de toenmalige visie van het Heemparkbestuur niet tot de ingeburgerde inheemse flora behoorden, waarbij het jaartal 1825 als ijkmoment gold. Daarom vinden we in de heemparken bijvoorbeeld geen Grote crocus, Sterhyacint, Sneeuwroem, Hondstand, Dichtersnarcis en het Haarlems klokkenspel: ze waren wellicht al in cultuur in 1825 Gewoon sneeuwklokje maar voldeden niet aan het ‘heem’-criterium van destijds. Van twee soorten, de Winterakoniet en het Sneeuwklokje weten we bovendien dat deze ontbraken omdat Landwehr en Broerse er niet dol op zouden zijn geweest. Dat is inmiddels een beetje bijgesteld: zo is het gewone (maar o zo mooie) Gewoon sneeuwklokje aangeplant bij alle entrees van de parken, om bezoekers uit te nodigen de parken ook al in januari en februari, te bezoeken.
12
Bol- en knolgewassen van maand tot maand Januari en februari Het seizoen wordt geopend door de heldergele Winterakoniet, familie van de Boterbloem, met in het kielzog het Gewoon sneeuwklokje. De Winterakoniet, in het Fries ‘Ayttablomke’ (naar de Aytta-state in Swichum, Fr.) is een knolgewasje dat pas voor het eerst in 1836 in Nederland werd aangetroffen en is dus geen ‘heemparkenplant’. Nu staat ze er dankzij de tuinlieden gelukkig toch, want ze luidt met haar heldergele nectarrijke bekerbloemetjes op een mooi ingesneden groene bladkraag een hoopvolle nieuwe lente in.
Winterakoniet Het Gewoon sneeuwklokje zou al in de zestiende eeuw in Nederland zijn aangetroffen. Haar natuurlijke leefgebied ligt wat verder van ons vandaan: vooral in Zuid-Europa tot in Noord-Frankrijk. De witte klokjesbloemen met de typerende groene hartjes en streepjes op de bloemblaadjes zijn zeer nectar- en stuifmeel rijk en worden bestoven door vroegvliegende bijen. In de heemparken treffen we het sneeuwklokje alleen aan bij de entrees, omdat ze recentelijk door de tuinlieden op die plekken zijn geïntroduceerd. Het Lenteklokje is een grote ‘Sneeuwklok look-a-like’ en bloeit in tegenstelling tot de naam nog in de winter. Het is een in het wild in Nederland vrijwel uitgestorven bolgewas dat al in de vijftiende eeuw in
13
Lenteklokje tuinen werd aangeplant. In het Thijssepark zijn twee zeldzaam grote populaties aanwezig, toe te schrijven aan het gunstige vochtige stinzenmilieu. De zes witte bloemblaadjes die samen een soort lampenkapje vormen, dragen allemaal een groene stip en zijn aanzienlijk groter dan van de sneeuwklok. Ook het blad is in alle opzichten breder en groter dan dat van het Gewoon sneeuwklokje. Vooral in de open bosranden van het zuidelijk deel van het Thijssepark worden we getrakteerd op enorme vlakken Boerencrocus, in het Engels liefkozend ‘Tommies’ genoemd. Deze kleine lavendelkleurige Boerencrocus op haar ranke witte bloemstengeltje heeft een fijnere bouw dan de Gewone crocus en bloeit eerder. In de zon staat de bloem wijd open als een ster en verwelkomt vroegvliegende (wilde) bijen en hommels. In de eerste helft van de negentiende eeuw zijn de planten via de handel in terpgrond, afkomstig van Friese boerderijen ook in weilanden terechtgekomen waaraan de Crocus zijn naam dankt. Mieren spelen een belangrijke rol bij de vermeerdering: zij slepen met de kleine zaden waaraan een klein mierenbroodje is gehecht.
14
Mieren werken minstens zo hard als de tuinlieden: myrmecochorie Mieren vervullen in het vermeerderingsproces van bollen en knollen een heel belangrijke rol. Aan de zaden van veel bol- en knolgewassen zit een minuscuul aanhangseltje, dat mierenbroodje wordt genoemd. Dit mierenbroodje zit vol olie en koolhydraten en wordt door mieren meegesleept naar hun nesten op warme, kalkrijke plekjes om hun larven mee te voeren. Tijdens al dat gesleep breekt het zaadje van het broodje en kiemt het een eindje verderop of zelfs in het mierennest! Het is jammer genoeg niet bekend waar het oorspronkelijke plantgoed is verzameld. Er treedt nogal wat variatie op in de ‘echte’ Boerencrocus. In een wat koudere februarimaand met weinig zonuren bloeit deze ook in de maand maart. Maart De Vingerhelmbloem is inheems in Zuid-Limburg en hoort dus echt thuis in de heemparken. Je verwart de Vingerhelmbloem gemakkelijk met de in de heemparken massaal voorkomende Holwortel die gelijk-
15
Holwortel
Wilde narcis
Gele anemoon
tijdig bloeit. De iets bescheidener bloemen met lange bloemsporen, die in een rij aan de bloemstengels staan, zijn meestal roze, terwijl die van de de Holwortel roodpaars of purper zijn en soms ook crèmewit. En als we heel goed kijken treffen we ingesneden of handvormige bladschubben aan, terwijl die bij de holwortel gaafrandig zijn. We treffen de Vingerhelmbloem vooral aan in De Braak.
16
Vooral in het Thijssepark bloeien vanaf maart tot half april fantastische groepen Holwortel die in alle opzichten ook wat groter en grover is dan de Vingerhelmbloem. Op een zonnige dag verspreidt dit zeldzame knolgewas een heerlijke geur. Haar naam dankt ze aan de (medicinale) knol, die inderdaad ‘hol’ is. Beide soorten oefenen een enorme aantrekkingskracht uit op bijen en hommels, die wel veel moeite moeten doen om de nectar en het stuifmeel te bereiken: ze ‘bijten’ zich soms een weg door de bloem. De Wilde narcis bloeit met knikkende bloemen vanaf eind maart met bleekgele bloemblaadjes en een heldergele trompet. Op veel plekken in de parken vormen zij grote groepen, mede omdat ze zich er zo makkelijk lijken uit te zaaien. Het is een typische beekdalplant die van een vochtige standplaats houdt. Ook in open loofbossen kan de Wilde narcis voorkomen. De Gele anemoon is een kwetsbaar en uiterst zeldzaam plantje dat van nature voorkomt in Zuid-Limburg in het eiken-haagbeukenbos met bewegend, kalkrijk grondwater, waar ook Daslook, Vingerhelmbloem en Herfsttijloos zich thuisvoelen. De bloemen die vanaf eind maart bloeien doen denken aan die van een Boterbloem. Je zult even goed moeten zoeken naar deze ingetogen schoonheid, omdat ze nooit grote populaties vormen. Maar in de heemparken doet ze het, geholpen door de goede waterkwaliteit en de steeds warmere lentes, uitstekend.
Bollen en knollen bevorderen de biodiversiteit Stinzenbollen en knollen mogen dan nauw verweven zijn met de historie, ze zijn heel actueel en om meerdere redenen een heel duurzame en dus moderne keuze. Met het aanplanten van bol- en knolgewassen doe je immers een investering voor jaren, misschien zelfs eeuwen: de bollen zullen zich ondergronds (door het vormen van bijbollen/klisters) of bovengronds (door bestuiven van insecten/ uitzaaien) handhaven en gestaag uitbreiden, terwijl het beheer relatief eenvoudig is. Ze hebben wat dit betreft dus dezelfde eigenschappen als veel andere planten, maar verdwijnen na de bloei en zaadvorming onder de grond om vervolgens ruimte te maken voor andere bodembedekkers. Daarom zijn combinaties met andere planten die het stokje overnemen ook zo belangrijk. Bovendien bieden ze heel veel kleur in ‘kale periodes’ en vormen ze een belangrijke nectar- en stuifmeelbron voor (wilde) bijen en vlinders.
17
Zomerklokje April Het Zomerklokje is een rijzige plant en oogt als een reusachtige sneeuwklok van 40 tot 60 cm hoog. Ze is inheems in Nederland waar ze vooral voorkomt in grasland, moerassen, wilgengrienden en waterkanten op klei- of veenachtige bodem op zonnige en halfbeschaduwde plekken. In de heemparken zijn ze heel strategisch en goed zichtbaar toegepast langs oevers en bij bruggetjes en combineren in april schitterend ‘ton-sur-ton’ met de grote witte berkengroepen. De Bosanemoon is een echte, inheemse bosplant, is zowel een zegen als -in de ogen van de tuinlieden- een plaag: ze voelt zich duidelijk zeer comfortabel in de heemparken. Ze is een publiekslieveling omdat ze zo
18
teer oogt en tegelijkertijd ook taai is, en talrijk vertegenwoordigd. Alle anemonen openen hun ranke bloemen op dunne stengeltjes alleen bij mooi en droog weer vanaf eind maart tot ver in april en breiden zich uit via hun kruipende wortelstokjes maar ook via het zaad. Bezoek de heemparken in april dus vooral op een zonnige dag! De Bosanemoon bloeit voornamelijk in maagdelijk wit, maar ook vele schakeringen van pastelroze en donkerroze komen voor, vermoedelijk door plaatselijke verschillen in bodemkwaliteit. De wonderbaarlijke Kievitsbloem werd al in 1573 in Nederland geĂŻntroduceerd. Als beekdalplant mag ze dan ook niet ontbreken in de heemparken, waar de situatie ideaal is: niet al te voedselrijke, venige grond met een relatief hoog of fluctuerend grondwaterniveau. Daar voelt deze
19
Kievitsbloem
Bostulp
20
schoonheid zich thuis. Je zult goed moeten opletten, zo subtiel is de kievitsbloem, meestal diep bordeauxrood met een wonderlijk schaakbordpatroon of juist helemaal wit met zeer smalle blaadjes aan een rank stengeltje van 20 tot 40 cm lang. Heb je geluk, dan bungelen er wel drie bloemen aan een stengel! Vooral in De Braak zul je er veel aantreffen. Het is een fantastisch bolgewas dat zich thuisvoelt aan de rand van een vijver of in een wadi. De Bostulp is de gekroonde koningin van de bolgewassen in de heemparken. Oorspronkelijk afkomstig uit Turkije is de Bostulp rond zestienhonderd bij hortulanus Carolus Clusius in Leiden terechtgekomen. Daarna is ze vooral in Friesland ingeburgerd geraakt en verspreid door handel in terpaarde en plantgoed waarin de bolletjes aanwezig waren. Sierlijker en eleganter bestaat niet: anders dan bij gewone tuintulp heeft de Bostulp heel smalle grijze bladeren en een zeer slanke, gebogen stengel met spitse bloemknoppen. Bij opening rekt de bloemstengel zich en komt het sierlijke open kroontje dat gevormd wordt door de spitse goudgele bloemblaadjes tevoorschijn. Uit het bolletje groeit een lange uitloper waaraan een nieuw bolletje kan ontstaan. Ze bloeit niet ieder jaar even trouw, zodat de tuinlieden eigenlijk de bollen regelmatig zouden moeten oprooien en opnieuw planten. Anders dan de naam doet vermoeden vind je de Bostulpen in bescheiden groepjes op zonnige of halfbeschaduwde plekken in de parken in schilderachtige combinaties met de Bosanemonen en zachtgele Primulasoorten. Mei Alleen op een geïsoleerde groeiplaats in het Thijssepark mag de onstuimige Daslook zijn gang gaan. Ondergronds vermeerderen de piepkleine bolletjes zich immers razendsnel en ook uitzaaien doet Daslook als de beste. Daardoor ontstaan er al snel dichte matten waartussen voor andere tere voorjaarsplanten geen ruimte meer is. In De Braak mag de Daslook wat meer ruimte innemen. Het is niettemin een prachtig plantje dat bovendien voor mensen (en dieren: dassen en beren zijn er dol op) eetbaar is: niet voor niets heet hij in het Verenigd Koninkrijk ‘wild garlic’ en wordt het blad geblancheerd gegeten of verwerkt tot pesto. De bloemen worden als garnering gebruikt. De Gevlekte aronskelk is een 15 tot 45 cm hoog knolgewas met twee tot drie pijlvormige, soms bruingevlekte bladeren. In de bleekgroene bloeischede bevindt zich een bruine bloemkelk. Het zijn de bladeren die de
21
Boshyacint Arum decoratief maken en die in de winter bovendien groen blijven. Arums worden bestoven door vliegen, die soms wel enkele dagen ‘gevangen’ kunnen zitten in de bloem. Aronskelken vormen na de bestuiving feloranje zaden (bessen), die vooral door merels worden verspreid.
22
Boshyacint of Wilde hyacint. De zuivere vorm van de Boshyacint komt in Nederland niet in het wild voor en ook de variant in de heemparken is waarschijnlijk een kruising met de Spaanse hyacint en de echte Engelse ‘bluebell’, die rond zeventienhonderd is geïntroduceerd in Nederland.
23
Daslook Een echte Boshyacint kenmerkt zich door smal blad en een gebogen bloemstengel waaraan een aantal kleine blauwe klokjes bungelen die allemaal naar een kant kijken. Het is een zeer sterke plant die goed wordt bevlogen door hommels, bijen en zweefvliegenen die zich rijkelijk kan uitzaaien en zo prachtige blauwe tapijten vormt. In Engeland een nog veel voorkomend verschijnsel en bij ons onder andere te zien in Den Haag (Hyacintenbos op landgoed Ockenburgh) en in België (Hallerbos). Een prachtige en makkelijke plant die het tijdelijke ‘gat’ tussen de rijke bloei van de voorjaarsbloeiers en de zomerplanten prima opvult. Het overbekende Lelietje-derdalen of Meiklokje is strikt genomen geen bol of knolgewas maar een wortelstok of rhizome, een verdikking van de stengel die vlak onder het maaiveld de basis van de plant vormt. De planten hebben meestal twee grote langwerpige, lancetvormige bladeren, die ontspruiten aan de uiteinden van de ondergrondse wortelstokken.
24
Lelietje-der-dalen