Edams museum_HT.indd 1
24-10-2023 18:50
Elias Voet (1868-1940), Voorgevel van het Edams Museum, 1895, inkt op papier, 42 x 27 cm. excl. passe-partout, nr. 01160
Edams museum_HT.indd 2
24-10-2023 18:50
VAN ‘A ARDAPPELENHUIS’ TOT ‘WATERL ANDSCH MUSEUM’ 1895-1914
Edams museum_HT.indd 3
24-10-2023 18:50
COLOFON LM Publishers Voorhaven 129, 1135 BP Edam info@lmpublishers.nl www.lmpublishers.nl © 2023 – LM Publishers, Volendam Redactie: Jeannette van Ditzhuijzen Vormgeving: Erik Rikkelman, Studio Rikkelman Productie: Hightrade B.V. ISBN: 9789460229763 De auteur dankt de volgende personen en instellingen voor hun medewerking: Corrie Boschma-Aarnoudse, Cary Venselaar, Robert Lammers, André Groeneveld, Rudolph en Anneke Schat, Stichting W.O.J. Nieuwenkamp en Stichting De Zwerver, Ada Oosterman-de Gans, de auteurs van het boek Verbonden eeuwen. 500 jaar kunst en kunstenaars uit Edam (Martha DirkmaatPlanting, Corrie Boschma-Aarnoudse en Eveline de Boer), bestuursleden en andere vrijwilligers van het Edams Museum, in het bijzonder depotmedewerkers Steef Reilingh, Janet Townsend-Stojic, Kees Quak en Willem Borst, archivarissen en medewerkers van het Waterlands Archief, Stichting Artist Kom Binne Volendam, fotograaf Marco Bakker en alle anderen die hebben geholpen bij de totstandkoming van dit boek.
Deze publicatie werd mede mogelijk gemaakt door: Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Holland, Rabobank Waterland en Omstreken en Vereniging Oud Edam.
Edams museum_HT.indd 4
24-10-2023 19:41
INHOUD VOORWOORD EN INLEIDING ‘Een aantrekkingspunt voor vreemdelingen’ 1. BUITENLANDS BEZOEK AAN EDAM 1873 Opdrachten voor levensgrote portretten Geen genade Welvaart en vergane welvaart 2. TOERISME Hotel Spaander in Volendam En-plein-air én binnen ‘Beek, Bakker en in Kunst’ Bakkerij als decor Kinderen Beek-Krumpelman ‘in de kunst’ 3. EDAM EN DE REDDING VAN BOUWFRAGMENTEN ‘Bevreesd voor den hamer en moker van den slooper’. Victor de Stuers Restauratieactiviteiten in Edam De aankoop van het ‘Aardappelenhuis’ Van bewaarplaats tot modelzaal 4. STICHTING EDAMS MUSEUM Een bevlogen cultuurminnaar: Willem Janszoon Tuyn Een bevlogen geschiedbeoefenaar: Pieter Costerus Wsz. Herstel in onveranderde staat 5. BOUWKUNDIG ADVIES EN FINANCIËN Stichters Begunstigers Contributie 6. BIJDRAGEN IN NATURA EN DE INRICHTING
Edams museum_HT.indd 5
7
11
19
7. DE OPENING OP 5 AUGUSTUS 1895 8. BESCHRIJVING W.J. TUYN EN ILLUSTRATIES W.O.J. NIEUWENKAMP IN HET TIJDSCHRIFT EIGEN HAARD, 1896 Het Voorhuis - deel 1 van 2 De Opkamer De Keuken De Gang Het Achtervertrek Het Voorhuis - deel 2 van 2
61
65
9. UITBREIDING EN VERANDERINGEN 137 Veranderingen in het bestuur en vergroting van de collectie 27
43
10. HET EDAMS MUSEUM ALS DECOR VOOR KUNSTENAARS Thérèse Schwartze schildert een Volendamse in het achtervertrek 11. NIEUWE SCHENKINGEN EN BRUIKLENEN Ruimtegebrek Gered uit tuin en huis Bijzondere aanwinsten en Prinsen de Rohan Teekenonderwijs 12. EXPOSITIERUIMTE OP ZOLDER
47
13. HEUGLIJK BEZOEK MAAR OOK TEGENSLAGEN Geen jubileumfeest De tram Zwendel en diefstal Ernstige tijdsomstandigheden Overlijden Pieter Hes
161
181
195
201
55
24-10-2023 18:50
Toegeschreven aan Herman Meindertszn. Doncker, Prins Maurits als overwinnaar van de Slag bij Nieuwpoort in 1600, 1626, olieverf op doek, 213 x 159 x 9 cm., nr. SK-OV-03337
Edams museum_HT.indd 6
24-10-2023 18:50
VOORWOORD EN INLEIDING ‘Een aantrekkingspunt voor vreemdelingen’ Het enige bewaard gebleven laatmiddeleeuwse pand in Edam dat zijn oorspronkelijke stenen voorgevel heeft behouden is Damplein 8, het Edams Museum, een van de oudste musea van Noord-Holland. Vlak voordat het pand een museum werd, diende het als opslagplaats voor aardappels van Dirk ‘Aardappel’ Janszoon Veen1. Toen hij in 1893 overleed was het gemeentebestuur van Edam erg bang voor sloop. Die angst was terecht, omdat vanaf begin negentiende eeuw in Edam al genoeg panden, stadspoorten en vestingmuren waren ‘geamoveerd’ (gesloopt)2. Burgemeester Hendrik Jan Calkoen (1848-1923) en zijn wethouders Jan Jansz de Boer en Willem Janszoon Tuyn (1844-1915) wilden het pand graag behouden ‘te meer omdat het uit een oudheidkundig oogpunt te betreuren zoude zijn wanneer dit huis werd gesloopt, daar het een aantrekkingspunt [is] voor vreemdelingen die daarvan veel malen teekeningen of photografieën vervaardigden.’3 Met de sloop van het huis zou, zo vond het gemeentebestuur, een trekpleister voor toeristen verdwijnen en daarmee inkomsten voor Edam.
1 2
3
Het idee ontstond om het pand te kopen, de gevel te sparen en het opnieuw te laten dienen als opslagplaats; nu niet voor aardappels, maar voor tekenspullen van de naastgelegen Stads Teekenschool. Dit plan werd gewijzigd toen tijdens het weghalen van houten planken en schotten een authentieke vloer werd gevonden, betegelde wanden, zestiende-eeuws houtsnijwerk en intact gebleven balken. Het interieur op de begane grond werd interessant genoeg bevonden om er een modelzaal voor de Stads Teekenschool van te maken, waar leerlingen konden werken. En misschien zou het ook wel een idee zijn er een museum te vestigen en in ieder geval de begane grond te tonen aan het publiek. Op 5 augustus 1895 opende het ‘Edam’s Museum’, oorspronkelijk nog met een apostrof geschreven. Het museum was gevuld met allerhande, voornamelijk ‘Waterlandsche’ objecten die na oproepen in kranten als schenking en in bruikleen waren afgestaan of door het kersverse museumbestuur waren aangekocht. Veel van deze objecten staan tot op de dag van vandaag op dezelfde plek in het nagenoeg onveranderde interieur. De collectie, in meer dan 125 jaar bijeengebracht, bestaat onder andere uit schilderijen, prenten, foto’s, beeldhouwkunst, boeken, kaarten, archeologische vondsten, documenten, meubels, servies, glaswerk, kleding, muziekinstrumenten, penningen, kinderspeelgoed en schaalmodellen. Wethouder Willem Tuyn werd de eerste directeur en conservator van het Edams Museum. Hij kreeg
Dirk Janszoon Veen (1816-1893). Over de slopershamer in Edam zie onder andere: C. Boschma-Aarnoudse, Edam, behouden stad. Houten en stenen huizen 1500-1800, Utrecht 2007, p. 260. Zie: Nieuw Notarieel Archief Edam, Waterlands Archief: NNAE, inventarisnr. 186, notulen 3 augustus 1893.
7
Edams museum_HT.indd 7
24-10-2023 18:50
Hendrik Krumpelman (1791-1876), Damplein in Edam, ca. 1800-1850, olieverf op paneel, 42 x 51 cm. incl. lijst, nr. SK-OV-01130. Het tweede huis van rechts is het Edams Museum
Edams museum_HT.indd 8
24-10-2023 18:50
in 1896 de gelegenheid lezers van het tijdschrift Eigen Haard kennis te laten nemen van het pas geopende museum, dat toen alleen bestond uit de ruimten en de gang op de begane grond. Wat kon de bezoeker destijds verwachten? Tuyn maakte in het landelijk tijdschrift met zijn nauwkeurige beschrijving uitstekende reclame voor het museumgebouw met een ‘Waterlandsche’ collectie. Zelfs met een paar illustraties en zonder foto’s kon door de beschrijving van Tuyn een deel van de unieke collectie worden ‘getoond’ en de nieuwsgierigheid van de lezer worden gewekt. Tuyn begon in Eigen Haard als volgt: ‘Rest ons de aangename taak het museum te beschrijven zoals het zich thans (Mei 1896) aan den bezoeker vertoont.’ Hij besprak de inrichting per ruimte, beginnend in het voorhuis om vervolgens de opkamer te beschrijven, de keuken, de gang en het achtervertrek om daarna weer bij het voorhuis uit te komen. Dit boek volgt vanaf p. 65 (Hoofdstuk 8) de beschrijving van museumdirecteur Tuyn in het tijdschrift Eigen Haard uit 1896, omdat de lezer zo ziet dat er in de afgelopen 128 jaar weinig is veranderd aan de inrichting op de begane grond van het ‘Steenen Coopmanshuys’. Veel objecten, in de eerste periode tot 1914 geschonken, aangekocht of in bruikleen genomen, zijn bewaard gebleven. De kinderstoel in de keuken bijvoorbeeld is sinds 1896 slechts een paar meter opgeschoven. Elk object, elk sierbord, meubelstuk, schilderij of boek vertelt een verhaal over de herkomst en dus over de schenker en bruikleengever; verhalen die zijn te reconstrueren aan de hand van het bewaard gebleven rijke museumarchief met de jaarverslagen, het kasboek, de gastenboeken, oude cataloguskaarten, brieven, krantenknipsels en interieurfoto’s. In dit boek worden de geschiedenis van het Edams Museum en de herkomst van objecten over de periode 1895-1914 besproken, dus tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Toen stopten de bezoeken van toeristen evenals die van kunstschil-
ders uit het buitenland die het Edams Museum als atelier gebruikten voor hun kunst. Levendige jaarverslagen verschenen sindsdien niet meer consequent. Het Edams Museum sloot gelukkig niet zijn deuren - de bezoeken en schenkingen droogden niet abrupt op - maar de periode na 1914 moet vanwege de hoeveelheid informatie in (een) vervolgpublicatie(s) worden besproken. Het eerste hoofdstuk begint in het jaar 1873 met een beschrijving van het bezoek van de Fransman Henry Havard aan Edam, tweeëntwintig jaar voordat het Edams Museum opende. Hij schreef in zijn boek Pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee de treurige doodsheid van het stadje. Tijdens een rondleiding in het Stadhuis schrok hij van de verwaarloosde toestand van twee ruiterstukken en drie vreemde personen op schilderijen die beter op een kermis tot hun recht zouden komen dan in de raadzaal in het stadhuis. De door Havard beschreven schilderijen zouden later worden gerestaureerd en als topstukken worden opgenomen in de museumcollectie. Het Edams Museum. Van ‘aardappelenhuis’ tot ‘Waterlandsch Museum’ heeft als doel de eerste stichters, begunstigers, bruikleengevers en schenkers weer tot leven te wekken en op die manier verhalen te vertellen over de museumobjecten. Het museum bestaat uit zo veel meer dan toeristentrekkers als de drijvende kelder en de drie ‘Mirakelen’, een paar beddenpannen, baardmannen en stukken servies; de personen en objecten in dit boek verdienen het aan de vergetelheid te worden ontrukt. Zonder hun liefde voor de geschiedenis, voor het ‘Oud-Hollandsche’, voor Waterland en Edam in het bijzonder, zou het Edams Museum een eeuw geleden al zijn deuren hebben moeten sluiten. De Vereniging Oud Edam wist jaren geleden de noodzaak van de liefde voor de geschiedenis in een tegelspreuk kernachtig te formuleren: ‘Wie het verleden niet eert is de toekomst niet weert.’
9
Edams museum_HT.indd 9
24-10-2023 18:50
Boven: H. Sallieth; D. de Jong, graveur. Gedrukt bij P. Yver, J. Smit en zoon en F. W. Greebe, Haven van Edam-Le Port de Edam, 1780, inkt op papier, 29 x 40 cm., nr. 01184.10. Stempel P. Costerus Wz.
Onder: Ansichtkaart van het Damplein met het Stadhuis (links) en het Postkantoor (met torentje rechts). Uiterst rechts het huidige Damhotel, 17 x 14 cm., nr. 07207
Edams museum_HT.indd 10
24-10-2023 18:50
1.BUITENL ANDS BEZOEK A AN EDAM 1873 vanuit zee ‘Edam binnen via een schitterende gracht waarlangs grote bomen staan en grazige weiden liggen.’
‘Hoewel er in Europa waarschijnlijk geen enkele reis bestaat die, uit wijsgerig en etnografisch oogpunt, van groter belang is dan een rondvaart over de Zuiderzee, wordt deze toch slechts zelden ondernomen.’ Zo begon de Franse kunst- en cultuurhistoricus Henry Havard (1838-1921) een ontluisterend verslag dat in 1874 in boekvorm verscheen4. Dat lag volgens Havard aan het varen op de Zuiderzee, wat ‘zeer moeilijk en gevaarlijk’ was. In de zomer van 1873 had Havard desondanks toch de moed opgebracht zelf op een tjalk een ‘pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee’ te maken. Hij beschreef zijn tocht door Nederland uitgebreid en omschreef Nederland als: ‘…dit stukje land dat werd veroverd op de elementen, dat werd geschapen door het menselijk genie, beschermd door zijn onvermoeibare volharding en dat de geboortegrond was van zoveel edele burgers’. Over de Zuiderzee schreef hij dat die ‘aan haar kusten steden zag opkomen waarvan de macht en het fortuin ongekend waren’.
Lopende langs de gracht - de Voorhaven - dook Havard vanwege plotseling hevige regenval een koffiehuis binnen ‘zonder kelner, zonder klanten, zonder gasten, zonder licht.’ Hij trof daar drie caféhoudsters aan die verzuchtten dat hun koffiehuis vroeger werd bezocht door vriendelijke en voorkomende lui. ‘Maar sindsdien is alles veranderd; zowel de stad als de mensen!’, klaagden zij. ‘Edam is in verval en de vriendelijkheid ook. Kijk, de straten zijn leeg en onze zaak is verlaten.’ De volgende dag vervolgde Havard zijn wandeling over de laan ‘tot in het centrum van de stad’, richting het Damplein, ‘dat wil zeggen naar het stadhuis’. Over dit achttiende-eeuwse stadhuis schreef hij dat het een ‘vriendelijk bouwwerk [is] dat helaas wordt bedorven door een klokkentorentje dat met grijs en roze geschilderde zuiltjes aan een stuk patisserie doet denken.’
Jammer genoeg onthulden de eens zo welvarende steden in Havards ogen ‘thans hun aftakeling’, en niet zo’n klein beetje ook. Na vanuit Amsterdam Marken, Monnickendam en Volendam te hebben aangedaan, kwam Havard
4
Sinds 1995 maken de zaal op de eerste verdieping van het nu voormalige stadhuis en de 'Burgemeesterskamer' deel uit van expositieruimten van het Edams Museum. In de zaal zijn sindsdien wisselexposities te zien. Maar in Havards tijd herbergde dit gebouw nog het stadhuis en hij beschreef naar aanleiding van een rondleiding enkele schilderijen die op de eerste verdieping werden bewaard en die nu tot de collectie van het museum
Henry Havard, Pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee, bezorgd en vertaald door Lex Wapenaar, Amsterdam 2012. Oorspronkelijke titel: La Hollande pittoresque, voyage aux villes mortes du Zuiderzée, Parijs 1874.
11
Edams museum_HT.indd 11
24-10-2023 18:50
Toegeschreven aan Herman Meindertszn. Doncker, Stadhouder Frederik Hendrik tijdens de belegering van ’s Hertogenbosch in 1629, ca. 1632, olieverf op doek, 213 x 158 x 12 cm., nr. SK-OV-03338 12
Edams museum_HT.indd 12
24-10-2023 18:50
Dit schilderij is vermoedelijk gebaseerd op een gravure en ets van een landschap met steigerend paard van de graveur Egbert van Panderen (ca. 1580-1631), naar de Italiaanse Antonio Tempesta (1555-1630). Het strijdgewoel op de achtergrond zou de Slag bij Nieuwpoort in 1600 kunnen voorstellen, hoewel ook de Slag bij Turnhout van 1597 wordt genoemd.
behoren. Zo schreef hij over twee ruiterportretten van de prinsen Maurits en Frederik Hendrik dat zij 'een eerlijke kwaliteit' bezaten. 'Dat valt tenminste te oordelen naar hetgeen nog zichtbaar is, want beide verkeren in armelijke staat.’ Opdrachten voor levensgrote portretten Havard had door de slechte staat van beide schilderijen natuurlijk niet kunnen zien dat het ruiterportret van stadhouder Frederik Hendrik van Oranje-Nassau (1584-1647) was gedateerd ‘1636’ en gesigneerd door Herman Meindertszoon Doncker (ca. 1610-1656) uit Haarlem. Uit archiefonderzoek blijkt dat het stadsbestuur van Edam in dat jaar aan Doncker de opdracht had gegeven een levensgroot portret van Frederik Hendrik te paard te maken. In het schilderij is achter Frederik Hendrik de belegering van ’s-Hertogenbosch van 1629 te zien met nog verder op de achtergrond de stad Edam. De stadhouder op een steigerend paard met de belegering van Den Bosch is vermoedelijk geïnspireerd op of gekopieerd van een versie van de Amsterdamse schilder Paulus van Hillegaert I (1596-1640).
Geen genade Havard vervolgde zijn verslag van het stadhuis en beschreef een ander schilderij in dezelfde ruimte dat volgens hem een beeld gaf van de vergane welvaart van Edam. Dit betrof een portret van de zeventiende-eeuwse reder Jacob Mathijsz Oosterlingh (1628-1712). In 1682 zou hij 'een matig kunstenaar met de naam J. Molenaer’ 7 opdracht hebben gegeven hem af te beelden tussen zijn schoonzoon en dochter en tegelijkertijd zijn 92 schepen te schilderen, die zich op de Zuiderzee en de Noordzee bevonden. De schepen waren op de werf van Edam gebouwd. Havard: 'Deze drie schilderstukken, die beslist van belang zijn voor de lokale geschiedenis, vinden geen genade meer in de ogen van het stadsbestuur; men heeft ze dan ook naar een vrijwel ongemeubileerd vertrek verbannen.’ schoonzoon de 92 schepen die op zijn werf in Edam zijn gebouwd, 1682, olieverf op doek, 319 x 138 cm. incl. lijst, nr. SK-OV-03332.8
Het is onduidelijk of de pendant, het ruiterportret van zijn broer prins Maurits van Oranje-Nassau (1567-1625), ook door Doncker5 en in datzelfde jaar is gemaakt. Het portret van Maurits is gezien de mindere kwaliteit waarschijnlijk een latere kopie naar een origineel, dat misschien beschadigd was geraakt.6
7
8
5
6
F. Laarmann trekt de toeschrijving aan Herman Meindertszoon Doncker in twijfel. Zie F. Laarmann, "Herman Meidertsz. Doncker [...]", Oud Holland 114 (2000), p.1115, p.50 nr.A4 met afb. Martha Dirkmaat-Planting, Corrie Boschma-Aarnoudse en Eveline de Boer, Verbonden eeuwen. 500 jaar kunst en kunstenaars uit Edam., Edam 2007, p. 16-17.
Het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) vermeldt over de schilder J. Molenaar: ‘Werkzaam in Noord-Holland (prov.); 1682, waarschijnlijk in Noord-Holland (Edam?) werkzaam; één werk bekend, 1682 gedateerd’. In 1929 was het schilderij op pagina 14 eigendom van het Gemeentebestuur (zie jaarverslag). In het jaarverslag van het Edams Museum over het jaar 1901 staat dat het voor een Geschiedkundige tentoonstelling van het Nederlandsche Zeewezen in bruikleen werd afgestaan: ‘Een schilderij (doek) gemerkt: J. Molenaar 1682, voorstellende de te Edam bestaan hebbende beroemde scheepstimmerwerf van Jacob Thijssen Oosterlingh op het oogenblik, dat de eigenaar aan zijn dochter en aanstaanden behuwdzoon de 92 vaartuigen aanwijst, die op zijn werf werden gebouwd.’
13
Edams museum_HT.indd 13
26-10-2023 13:04
Welvaart en vergane welvaart Het achttiende-eeuwse schouwstuk waarin de Personificatie van de Vrede centraal staat, heeft Havard niet opgenomen in zijn reisbeschrijving. Dit schouwstuk kwam tot stand nadat de burgemeesters van Edam aan kunstschilder Christiaan Willem Rave op 24 januari 1738 de opdracht gaven dit schouwstuk te maken voor de eerste verdieping van het pas gebouwde stadhuis. Rave kreeg ook de opdracht voor het maken van geschil-
derd behangsel in de Schepenzaal9 op de begane grond. Het zeilschip op de achtergrond van het schouwstuk verwijst naar de welvaart die de koopvaardij, de Groenlandvaart en de haringvisserij Edam in de zeventiende eeuw hadden gebracht. De boodschap was: Zonder Vrede geen Overvloed en Welvaart. 9
Lees hierover uitgebreid: Robert Lammers, C.W. Rave, schepper van de decoraties in de Schepenzaal, Periodiek Vereniging Oud Edam, jaargang 39, december 2015, nr. 3.
14
Edams museum_HT.indd 14
24-10-2023 18:50
J. Molenaar, Jacob Mathijsz Oosterlingh (1628-1712) toont zijn dochter en schoonzoon de 92 schepen die op zijn werf in Edam zijn gebouwd, 1682, olieverf op doek, 319 x 138 cm. incl. lijst, nr. SK-OV-033328 Ook over de schilderijen in de andere ruimte, die nu de Burgemeesterskamer wordt genoemd, was Havard niet te spreken. Hij vond dat de drie grote doeken in de zaal waarin het stadsbestuur vergaderde 'in een kermistent beter tot hun recht zouden komen dan in een raadzaal.' Het ging om drie meer dan levensgrote portretten van uitzonderlijke figuren die vroeger in de stad Edam woonden. De opdracht voor deze drie portretten had het Edams stadsbestuur net als die voor de ruiterpor-
tretten verstrekt aan Herman Doncker. Daarvoor had de stad in 1635 aan ‘Harmen de schilder tot Haerlem’ een bedrag van 75 gulden voor ‘stücken Schilderije bij hem tot Stadts behoeff in het Princenhoff gelevert.’10 Waarschijnlijk werden met de ‘Schilderije’ twee of drie van de bewaard gebleven levens10
De post wordt genoemd in de stadsrekening, in het Streekarchief Waterland (nu Waterlands Archief te Purmerend) bewaard onder Oud Archief Edam, inv. nr. 184. Zie eindnoot 7, deel 1, Verbonden Eeuwen, p. 110.
15
Edams museum_HT.indd 15
24-10-2023 18:50
van de negentiende eeuw verhuisden alle schilderijen van Doncker naar het stadhuis en deze werden daarna overgeplaatst ‘ten huize van den Stads-Architect, P. Veen.12
grote portretten van de zogenaamde ‘Mirakelen’11 bedoeld: de ‘Dikke Kastelein’, ‘Langebaard’ en/of de ‘Grote Meid’. Deze werden in 1897 van het stadhuis overgebracht naar het Edams Museum. Het hierboven genoemde Prinsenhof bevond zich naast de Nicolaaskerk, ook bekend als de Grote Kerk van Edam. Vanwege het slopen van de vervallen gebouwen van het Prinsenhof in het midden
11
12
Zie p. 142, 143 en 144.
F. Allan, De stad Edam en hare geschiedenis, voornamelijk beschouwd met betrekking tot de beide kerkbranden van de jaren 1602 en 1699; opgedragen aan den edelachtbaren raad van opgemelde stad., Zaltbommel 1857 (herdruk 1969), p. 39. P. Veen was Pieter Leendertszoon Veen. Hij overleed in 1865 op 80-jarige leeftijd in Edam.
C. Merian, Stadsplattegrond Edam (Duits), 1654, inkt op papier, 29 x 21 cm., nr. 01029
16
Edams museum_HT.indd 16
24-10-2023 18:50
Christiaan Willem Rave (ca. 1705-1766), schoorsteenstuk: Personificatie van de Vrede, 1738, olieverf op hout, 150 x 128 cm., nr. SK-OV-03380 17
Edams museum_HT.indd 17
24-10-2023 18:50
Foto van bakkerij Johanna Maria Krumpelman (1837-1932) ‘Koopvrouw winkelierster in Oudheden’ en Anthonie Beek (1836-1900), broodbakker. Tot 1932 woonde hier de weduwe Beek-Krumpelman. In 1935 werd het huis afgebroken. Na het overlijden van haar man werd in 1900 ‘Wed A Beek’ op het pand geschilderd. Foto: schenking Corrie Boschma-Aarnoudse aan het Edams Museum, 2021
Foto van het interieur van ‘Kunstbakker’ Anthonie Beek, hoek Spuistraat-Keizersgracht in Edam, 21 x 30 cm., nr. 0907d
Edams museum_HT.indd 18
24-10-2023 18:50
2.TOERISME was een van de eerste kunstenaars die in de zomer van 1875 Volendam bezochten en daar ook iets langer wilde blijven. Zeilmaker Leendert Spaander (1855-1955), die in Edam op de Franse school had gezeten en daarom redelijk zijn talen beheerste, verwees Clausen naar een logeeradres. Dat bracht de vrouw van Leendert Spaander, Aaltje Kout (1856-1921), op het idee een oud café aan de Palenbuurt in Volendam, nu de Dijk genoemd, te kopen. Een steeds grotere toestroom van kunstenaars zocht immers logies in Volendam en een tot hotel verbouwd café zou zorgen voor het broodnodige onderkomen. Daarom werd er een verdieping bovenop het café gebouwd waardoor het pand vanaf 1881 groot genoeg was om kunstschilders te ontvangen.
Ondanks de beschrijvingen van Havard over wansmaak, middelmatigheid en verval zou het boek van Havard de aanzet zijn geweest tot het toerisme naar de dorpen rondom de Zuiderzee, waaronder Volendam en Edam. Over vergane glorie schreef ook de Engelse globetrotter Richard Lovett (1851-1904). Hij schreef: ‘Maar evenals veel naburige plaatsen is Edam niet meer dan een afschaduwing van haar vroegere grootheid.’ 13 De reisjournalen van de Belgische schrijver Charles De Coster (1827-1879), de Amerikaanse kunstenaars George H. Boughton (1833-1905) en Edwin Austin Abbey (1852-1911) leidden eveneens tot promotie van de regio waardoor er steeds meer toeristen en kunstenaars op de dorpen afkwamen.14 Hotel Spaander in Volendam Het vissersdorp Volendam kwam vanaf het einde van de negentiende eeuw in de belangstelling te staan van nationale en internationale kunstschilders. Het pittoreske dorpje aan de Zuiderzee met bewoners in ‘authentiek Hollandse’ klederdracht werd voor steeds meer kunstenaars een aantrekkelijk onderwerp voor schilderijen en tekeningen. Sir George Clausen (1852-1944) uit Groot-Brittannië 13
14
En-plain-air én binnen Kunstenaars logeerden in het hotel dat al snel ‘Hotel Spaander’ werd genoemd en trokken erop uit om ‘en-plein-air’, buiten dus, te schilderen, maar - en dat was een slimme zet - zij hadden ook de gelegenheid om binnen te werken. Hiervoor had Leendert Spaander Kamer 1 ingericht als ‘typisch Oud-Hollandsch Binnenhuis’. Daar hing een zogeheten konkelpot ofwel waterketel boven het vuur van een betegelde schouw. Verder stonden er objecten als een spinnewiel, sierborden en ander aardewerk en hadden de muren zeventiende-eeuwse Delfts blauwe tegels. Deze binnenruimte was natuurlijk ideaal als het weer er niet naar was om buiten te schilderen. Bovendien konden Volendammers eventueel in die kamer in Volendammer
Richard Lovett (1851-1904) in zijn boek Nederland in Oude Prenten over vergane glorie, p. 61. Oorspronkelijke titel: Pictures from Holland. Drawn with Pen and Pencil. By Richard Lovett, M.A., author of ‘Norwegian Pictures’ etc. with a map and one hundred and thirty-three illustrations, London 1887. Lees hierover uitgebreid in: Jan en André Kes, Volendam als Hollandsymbool. Hoe een vissersdorp in de wereld bekend werd, Volendam 2014.
19
Edams museum_HT.indd 19
24-10-2023 18:50
Modelscheepje in vol zeil ‘De Zeehond’ op houten standaard, datum onbekend. Hout, doek en touw, nr. 03508. Het scheepje werd op 4 augustus 1910 samen met twee ‘Delftsche kommen’ voor 60 gulden gekocht van de weduwe van de Berlijnse schilder Ludwig Noster
Rudolf Possin, Interieur Kunstbakkerij, ca. 1895-1914, olieverf op doek, 109 x 89 cm. incl. lijst, nr. SK-OV-00673. Overgenomen uit de collectie van Tandheelkundig Centrum Volendam met steun van de praktijk, juni 2015
20
Edams museum_HT.indd 20
24-10-2023 18:50
dracht voor de kunstenaars15 model staan. Geregeld waren dat de dochters van Leendert en Aaltje. Hotel Spaander bleek een schot in de roos. Vóór 1900 bezochten veelal Engelse kunstenaars Volendam, daarna ook uit andere landen. Bij terugkomst in eigen land organiseerden zij exposities met ‘Volendams’ werk. Bezoekers van die tentoonstellingen waren nieuwsgierig geworden naar Volendam en bezochten vervolgens ook Volendam en omgeving. Er werd op deze manier flink reclame gemaakt voor Spaander en Volendam. De reclame werd nog eens aangezwengeld door postkaarten van het hotel en de omgeving te laten drukken. Uiteindelijk zou Volendam met zo’n 1800 bezoekende, vaak terugkerende kunstenaars uit binnenen buitenland het grootste kunstenaarsdorp van Europa worden.16
Geen schilder of schilderes die Edam bezocht ging de woning van bakker ‘en in kunst’ Anthonie Beek voorbij, want in de winkel zag de bezoeker direct twee portretten van twee dochters van Beek in Volendammer en Marker dracht. De schilderijen waren van de hand van de Berlijnse kunstenaar Ludwig Noster (1859-1910), een vriend van Beek. De broodbakker hoopte het succes van Hotel Spaander te evenaren door boven in een achterkamer en in de bakkerij enkele vertrekken geheel in te richten in ‘Oud-Hollandsche’ stijl, net zoals Kamer 1 in Hotel Spaander. Hier konden kunstenaars die Edam bezochten binnen werken. In 1890 had Noster in de bakkerij zijn ‘geïmproviseerd atelier’ opgesteld. De kunstenaar schilderde er ook een pastelportret van Beek. Een verslaggever van een krant schreef daarover: ‘een type van bijzonder allooi, een individu tusschen boer en stedeling in’, met een pet op, een dikke bierkrul op zijn hoofd geplakt en met ‘een grof gelaat maar met slimme ogen.’ In de voorkamer boven waren ‘kunstschatten’ te zien: snuisterijen die ter verkoop werden aangeboden en waarmee kunstenaars hun eigen atelier konden inrichten. Het ging om onder meer aardewerk en beelden van ‘vooral draaken van zeldzamen, maar onsmakelijken vorm’, aldus een anoniem verslag uit 1891 in het Bataviaasch Handelsblad. Ook werden klokken en eikenhouten meubels aangeboden ‘van geen stijl, maar daarentegen vol wurmen'. Volgens de krant was het rommel 'waartusschen wij ons nauwelijks bewegen konden'. De auteur van het artikel was alleen geïnteresseerd in het pastelportret van ‘pa’ en enkele herinneringen die de portretschilderes Thérèse Schwartze (zie p. 166 en p. 167) in het huisje had achtergelaten uit dankbaarheid jegens de familie Beek. Die was immers goed bekend in Volendam en op Marken, en had Schwartze bij 'de anders weinig toeschietelijke inboorlingen aldaar' willen introduceren. Schwartzes portret van Beek was een schilderij dat ‘meer dan eens op tentoonstellingen de aandacht [had] getrokken.’
‘Beek, Bakker en in Kunst’ In Edam trad Johanna Maria Krumpelman (18371932) op 6 mei 1860 met broodbakker Anthonie Beek (1836-1900) in het huwelijk. Johanna was een dochter van Herman Krumpelman (1791-1876), van 1823 tot 1875 directeur en de enige leraar van de Stads Teekenschool in Edam.17 Het echtpaar Beek-Krumpelman runde een bakkerij op de hoek van de Keizersgracht-Spuistraat in Edam. Als reclame was op de gevel van de bakkerij geschilderd: ‘Beek, Bakker en in Kunst’.
15
16 17
Zie voor kunstenaars in Spaander, ‘Kunstenaarsmekka in Volendam’ in: André Groeneveld i.s.m. Stichting Artist Kom Binne, De schilders van Volendam, Zwolle 2021 en Dick Brinkkemper, Peter Kersloot en Kees Sier, Volendam Schildersdorp 1880-1940, Zwolle 2006 en Brian Dudley Barrett en André Groeneveld, Volendam kunstenaarsdorp. Het erfgoed van Hotel Spaander, Zwolle/Enkhuizen 2007 André Groeneveld (red.)/Stichting Artist kom binne, De schilders van Volendam, Zwolle 2021. Afbeeldingen van schilderijen van zijn hand zijn te zien op p. 8, 29, 30, 74, 75 en 76. Een portretfoto van Herman Krumpelman op p. 77.
21
Edams museum_HT.indd 21
24-10-2023 18:50
Bakkerij als decor De opzet van Anthonie Beek sr. slaagde; zoals kunstenaars Hotel Spaander in Volendam als decor gebruikten voor hun kunst, gebruikten zij nu ook de ruimten van de Edamse bakker als achtergrond voor hun schilderijen.
Frederika Hendrika Beek trouwde met de kunstschilder Hendrik Weegewijs (1875-1964). Hermanus (1861-ca. 1936) en Bernardus Beek (1883-1973) werden net als hun vader zowel bakker als verkoper van antiek en curiosa. Anthonie Beek jr. (18691951) werd kunstschilder. Deze Anthonie Beek jr. richtte samen met de Amerikaanse schilderes Alice Dow Engley (1867-1951) in 1892 in Edam de kunstvereniging Gerard Dou op. Zeven jaar later trad hij in Edam met Dow Engley in het huwelijk. Tussen 1904 en 1910 woonden zij in de Verenigde Staten, maar Anthonie Beek moet in de tussentijd naar Nederland zijn gekomen om in Haarlem zijn kunstschip de 'Gerard Dou' te water te laten.18 In 1910 woonde hij kort in Amsterdam om in datzelfde jaar naar Edam te verhuizen, waar hij zijn Kunstzaal Gerard Dou opende. Daar verkocht hij curiosa, antiek en zijn eigen schilderijen. Het schilderij Kaasmarkt te Edam van Anthonie jr. werd in 1910 door professor H.A. van Bakel (zie p. 24) uit Amsterdam aan het Edams Museum geschonken.
Ludwig Noster portretteerde niet alleen zijn vriend Anthonie Beek, maar in 1882 en in 1889 ook de Edamse wethouder Tuyn, de grondlegger van de Stichting Edams Museum. De cultuurminnende Tuyn, op foto’s en in portretten altijd te herkennen aan zijn markante bakkebaarden, was in 1873 gekozen in de gemeenteraad van Edam. Vijf jaar later werd hij tot wethouder benoemd. Blijkbaar raakte Noster bevriend met Tuyn, getuige het woord ‘..liebe’ op een van Nosters portretten van Tuyn die in de collectie van het Edams Museum is opgenomen. Toen Noster in 1910 overleed kocht Tuyn van zijn weduwe voor het Edams Museum een modelscheepje aan, zie p. 20. Ook de Berlijnse kunstenaar Rudolph Possin (1861ca. 1922) gebruikte de ruimten van de Edamse bakkerij als achtergrond voor zijn schilderijen. Een bewijs daarvan is het schilderij van zijn hand op pagina 20. Possin kwam uit Berlijn en verbleef tussen 1895 en 1914 jaarlijks in Volendam en Edam. Hij logeerde in 1896 in Hotel Spaander in Volendam en waarschijnlijk is hij veel vaker in het hotel te gast geweest, maar de gastenboeken vermeldden niet altijd zijn verblijf. Hij werkte niet alleen in de ‘Kunstbakkerij’ van Beek; hij was ook regelmatig in het Edams Museum werkzaam. Zo werkte hij in het voorjaar van 1914 samen met zijn schilderende dochter in het museum dat hij eveneens gebruikte als decor voor zijn schilderijen.
Anthonie's broer Hermanus Beek verkocht met zijn vrouw Marie Broeze antiek en curiosa, aanvankelijk vanuit het pand aan de Keizersgracht 2 en vanaf 1936 op de Keizersgracht nr. 4, waar de handelsruimte flink kon worden uitgebreid. Achter dit pand stond en staat aan de zijde van de Koksteeg een meubelmakerij annex restauratiewerkplaats, annex schrijnwerkerij.19 De panelen Portret van een ‘Edamer Maecht’ en Portret 18
Kinderen Beek-Krumpelman ‘in de kunst’. Anthonie Beek en Johanna Beek-Krumpelman kregen tien kinderen, van wie in ieder geval vier net als hun ouders ‘in kunst’ terecht zouden komen.
19
Met dank aan Rudolph Schat, die mij verwees naar foto’s van Kunstzaal Gerard Dou en interieurfoto’s van het atelierschip de Gerard Dou. In: brochure Edam met de visscherswijk Volendam. Uitgegeven met medewerking van het gemeentebestuur van Edam, D.Y. Alta, Amsterdam 1924. Schat werkt voor Museum Lunteren aan onderzoek naar de kunstschilder Anthonie Beek. Nazaten van Hermanus Beek en Marie Broeze zijn op deze percelen anno 2023 nog steeds werkzaam en/of woonachtig.
22
Edams museum_HT.indd 22
24-10-2023 18:50
van een ‘Munkedamer maecht’ (zie p. 26) kocht het Edams Museum van Bernardus Beek (1883-1973). Het paneel op p. 27 is een portret van een 'jonge dochter uit Edam' die een anjelier in de hand houdt. Het paneel op p. 26 beeldt een 'jonge dochter uit Monnickendam' uit met een bloemruiker in de hand. Het zijn kopieën in olieverf, naar de in het Rijksmuseum van Amsterdam aanwezige schilderijen van een serie nationale volksdrachten, geschilderd omstreeks 1560 op de manier van Pieter Aertz.20 20 Er bevindt zich ook een exemplaar met de tekst ‘Edamer vrou’ in de Herzoglichen Kunstkammer in München, Bayerische Staatsgemäldesammlungen, ca. 1550-1600, olieverf op paneel, 42 x 29 cm., Invnr. 3591.
Boven: Ludwig Noster, Portret van W.J. Tuyn, 1889, olieverf op doek in houten gipslijst, 37 x 25 cm., excl. lijst, nr. SK-OV-01632. Rechtsonder de tekst: ‘… (Van/Von? … onleesbaar) Liebe William Tuyn van L. Noster Edam 1889’ Links: Ludwig Noster, Portret van W.J. Tuyn, 1882, olieverf op doek, 81 x 63 x 9 cm. nr. SK-OV-00026
23
Edams museum_HT.indd 23
26-10-2023 13:48
Anthonie Beek, Kaasmarkt te Edam, 1897, olieverf op doek, 73 x 90 x 7 cm., nr. SK-OV-00411
Rechts boven: Porselein, ca. 1750-1800, Delfts blauw, 5 x 7 x 3 cm. nr. 00168. Gekocht van Hermanus Beek op 17 september 1907, samen met andere voorwerpen, met een totale waarde van 42,50 gulden. In het jaarverslag vermeld als ‘een steenen hondje’
Rechts onder: Beeldjes van zittende Chinese mannetjes, ca. 1800-1890, porselein biscuit, 7 x 4 x 5 cm., nr. 00171. Gekocht van Hermanus Beek op 16 april 1909 voor 7 gulden. Zie kasboek
24
Edams museum_HT.indd 24
24-10-2023 18:50