Lieflijk Indië

Page 1


MET DIT BOEK WILLEN WIJ NIET

ALLEEN DE BEWONERS VAN LIEFLIJK INDIË EREN, MAAR OOK EEN BRUG SLAAN NAAR

JONGERE GENERATIES.

HET IS ONZE HOOP DAT DEZE

VERHALEN INSPIREREN, VERBINDEN EN EEN BLIJVENDE INDRUK ACHTERLATEN.

EEN INDISCHE WOONGROEP

VOL VERHALEN

LieflijkIndië

VOORWOORD

In Haarlem staat een woongroep die diep geworteld is in de geschiedenis van een gemeenschap die lange tijd haar plek in Nederland moest zoeken: de Indische Nederlanders. Lieflijk Indië, met haar 27 appartementen, is een thuis en ontmoetingsplek voor Indische ouderen en iedereen die zich thuis voelt in de Indische gemeenschap.

De naam Lieflijk Indië roept beelden op van herinneringen aan een land dat niet meer bestaat. Tegelijkertijd is het een eerbetoon aan de veerkracht en het doorzettingsvermogen van de eerste generatie Indische Nederlanders die alles achterlieten en in Nederland een nieuw bestaan opbouwden. Hun verhalen zijn doordrenkt van verlies, hoop en trots. Maar ook met Indische tradities die ons herinneren hoe belangrijk het is om onze gedeelde geschiedenis te koesteren.

Begin 2024 ontstond het idee voor dit boek. Want achter elke deur van de appartementen in Lieflijk Indië schuilt een geschiedenis die ons allemaal raakt. Van jeugdherinneringen aan een leven in voormalig Nederlands-Indië en het zoeken naar een nieuwe identiteit in een vreemd land tot het behouden van tradities.

Door de hoge leeftijd van de eerste generatie Indische Nederlanders dreigt ook een schat aan tradities, gebruiken en kennis verloren te gaan. Daarom biedt dit boek naast persoonlijke verhalen ook een inkijkje in het culturele erfgoed dat deze groep met elkaar verbindt. Denk aan de Indische keuken, muziek, dans, spelletjes, literatuur, leiderschap en mystiek, maar ook de bijzondere omgangsvormen die zo kenmerkend zijn voor de Indische cultuur. Dit boek laat zien hoe Indische ouderen hebben bijgedragen aan de opbouw van een nieuwe gemeenschap in Nederland en hoe zij hun culturele identiteit hebben behouden en doorgegeven.

In 2001 werd de Stichting Indische Ouderenraad Haarlem (SIOH) op aangeven van Han Bawits opgericht door Frits Rijnenberg, Wim van de Louw en Chris Nefkens.

Frits, de eerste voorzitter, formuleerde destijds een duidelijke droom: een eigen clubhuis, samen plezierig oud worden, de Indische roots naar Nederland halen en wonen met gelijkgestemden. Samen met Wim, secretaris, en Chris, penningmeester, legden deze visionairs de basis voor wat nu een bloeiende gemeenschap is.

Na meer dan twintig jaar van toewijding en hard werk is die droom werkelijkheid geworden, en zelfs meer dan dat. SIOH heeft in 2010 samen met wooncorporatie Pré Wonen de woongroep Lieflijk Indië kunnen realiseren, compleet voorzien van een ontmoetingsruimte met een Indische ambiance en een oosterse tuin.

Dankzij de input van bestuurscommissies, bestuursmedewerkers en de inzet van enthousiaste vrijwilligers staat de SIOH-agenda vol met gezellige, leuke en interessante activiteiten zoals kumpulans*, dansmiddagen, gezamenlijke maaltijden en lezingen. Met de gedachte dat door plezierig oud te worden de behoefte aan zorg naar achteren verschuift. De visie van Frits en zijn medeoprichters heeft tot een levendige organisatie geleid die de Indische gemeenschap in Haarlem en omgeving een blijvende plek geeft.

Wij danken de bewoners van Lieflijk Indië en de SIOH-donateurs die meegewerkt hebben aan dit boek voor hun openheid, verhalen en vertrouwen. Zonder hun bijdragen was dit boek niet mogelijk geweest. Ook willen wij onze dank uitspreken aan iedereen die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van dit boek met in het bijzonder Janey IJsendoorn voor het schrijven van de verhalen, Ching Knikkink-Chen voor het grafische ontwerp en Marieke Verdenius voor de portretfotografie.

Met dit boek willen wij niet alleen de bewoners van Lieflijk Indië eren, maar ook een brug slaan naar jongere generaties. Het is onze hoop dat deze verhalen inspireren, verbinden en een blijvende indruk achterlaten.

Marc Claassen

BESTUURSLID SIOH

8 Inleiding

JANEY IJSENDOORN

10 Dag & Nacht

SAMEN GENIETEND WAT DE DAG BRENGT

18 Interviews deel 1

VERHALEN UIT LIEFLIJK INDIË

86 Warisan budaya

CULTUREEL ERFGOED

132 Interviews deel 2

VERHALEN UIT LIEFLIJK INDIË

182

Begrippenlijst

TOELICHTING EN BETEKENIS

186 Terima kasih

DANKWOORD

Edmé & Frits
Huultrich
Henny & Otto
Ruud
Leopold
Lydia
Grace & Ron PAG 156
Karel
Rob
Wieke & Agus

INLEIDING

‘Laten we onze levensverhalen neerschrijven, wie weet heeft een nieuwe generatie er iets aan.’ Zo begon een aantal van de bewoners van Lieflijk Indië hun verhaal. Ze staan aan het eind van hun levensreis, samen genietend van wat de dag brengt, weer een nieuwe lente meemakend.

Je zou dit boek kunnen lezen als dagboek, waarbij het leven uit een dag bestaat. Alleen begint bij de meeste mensen de ochtend grauw, omdat ze aan de vooravond van een oorlog staan of omdat die zojuist begonnen is. Voor een jong kind is dit een gegeven: het zijn de ouders die beslissen dat ze aan het begin van hun levensmiddag naar Nederland vertrekken. Ze moeten hun jeugd in een ander land achterlaten.

De middagen verlopen wisselend, vaak met een achterstand. Omdat de meeste mensen een vijftal jaar niet naar school konden of omdat hun opleidingspapieren werden geweigerd, vinden ze beroepen onder hun niveau. Tegelijkertijd zijn dit ook de middagen van liefde. Ze vinden hun levenspartner en de meesten krijgen kinderen. Aan het begin van de avond verlangen ze even terug naar Indonesië, waar de warmte de eerste lichamelijk gebreken kan verbloemen.

Hun jeugd hervinden ze hier in wooncomplex Lieflijk Indië, met de samen bedachte binnentuin bestaande uit tropische planten, de pondok *, de balé-balé* en hun gezamenlijke jeugdverhalen. Dit voelt als thuiskomen. De nacht in gaan.

Ik ben een derde generatie Indische Nederlander. Ik nam mijn moeder die in Nederlands-Indië is opgegroeid een keer mee naar Lieflijk Indië en zag haar hier opbloeien en zich openstellen. Ze herkende zich in de anderen. Deze mensen hebben dezelfde avonturen beleefd, delen dezelfde humor, kunnen heel erg zichzelf zijn en voelen zich geaccepteerd en onderdeel van een familie. Anderen die de pondok bezoeken komen vaak tot dezelfde conclusie.

Met enige regelmaat stel ik mij de vraag of ik mezelf Indische Nederlander kan noemen. Wat betekent Indisch zijn voor mij? Het is meer dan samen lekker eten. Het is gastvrijheid, heel erg je best doen om ergens bij horen, laten zien hoe goed je iets kan, zonder woorden een ander begrijpen, nog steeds tussen twee werelden in staan, buigzaam zijn en je niet uit het veld laten slaan.

Maar om die vraag echt te kunnen beantwoorden, wilde ik graag met de laatste generatie in gesprek die werkelijk van de ene wereld naar de andere wereld is gebracht. De generatie die zoveel heeft meegemaakt en vanuit hun opvoeding dingen heeft meegegeven aan de tweede en derde generatie. Tijdens het afnemen van de interviews voelde ik continu veerkracht. Deze generatie leert ons indringende gebeurtenissen als een gegeven te accepteren, waarbij het belangrijk is om toch weer lichtpuntjes te zien om het leven weer op te kunnen pakken. Om licht te blijven. Het lichaam realiseert zich dat het overal zijn zaadjes kan planten om uit te groeien tot een volwaardige plant.

De focus van dit boek ligt op de levensverhalen van 22 bewoners en 4 bezoekers van Lieflijk Indië. Met elk portret kijk je mee terug op hun jeugd in NederlandsIndië en hun stappen naar volwassenheid in Nederland. Via de rijke illustraties van hun families kun je een beeld vormen van die tijd. Een wereld die paradijselijk oogt en waar het kind eerst nog geen weet heeft van een op handen zijnde oorlog, die opkrabbelt na die oorlog en die in Nederland een nieuwe toekomst beleeft.

In het hart van het boek is er aandacht voor wat Indisch erfgoed voor hen betekent: van Indische literatuur en muziek tot spelletjes en leiderschap. Achterin het boek is een begrippenlijst opgenomen die gebruikte woorden en gebeurtenissen duidt. Dit alles om de komende generaties bewust te maken van en trots te laten zijn op mensen met een Indische afkomst in Nederland.

AUTEUR

DAG & NACHT

Stel je een wereld voor waarin ieder mensenleven één dag duurt en alles één keer gebeurt.

Het leven begint jeugdig onschuldig, het is nog . OCHTEND

MIDDAG

De vult zich met het verlaten van je moederland en verliefdheden in het vaderland.

AVOND

In de ontmoet je mensen die jouw geschiedenis en cultuur delen.

NACHT

Om de in te gaan, dromend van jouw paradijs op aarde.

HET IS GOED DAT MENSEN

VRIENDEN HEBBEN,

VRIENDSCHAPPEN ZONDER

EIGENBELANG.

ZONDER

VRIENDEN IS HET LEVEN TE EENZAAM.

Pramoedya Ananta Toer

Armand (rechts)
Edmé (links)
Lydia (links)
John (midden)
Oom Nico en oom Jos van Janey
Vader van Rob (midden achter bord)
Lieflijk
Overgrootopa en oma van Vera (zittend links)
Opa van Marc (staand 2e van links)
Ouders van Wieke
“Mijn belangrijkste levensles is: zorg voor anderen.

We zijn in leven gebleven doordat anderen voor ons zorgden.

Ondanks alles wat ik heb meegemaakt en vooral het koude ‘welkom’ in Nederland ben ik niet bitter of rancuneus geworden.”

FRITS

GEBOORTEPLAATS

Bandung - 1931

WONEN

Woont sinds de opening in Lieflijk Indië en dat voelt als een droom die waarheid is geworden.

ERFGOED

Zet zich in voor erkenning en herkenning Indische Nederlanders. Weet alles van de Indische cultuur en geschiedenis en geeft dit door aan jongere generaties door het geven van lezingen, deelname aan TV programma’s en schoolprojecten.

ACTIEF

Inspirerende verhalenverteller. Medeoprichter SIOH en eerste voorzitter. Initiatiefnemer woongroep Lieflijk Indië. Adviseur van huidige SIOH bestuur. Houdt van muziek, dansen en gezelligheid.

OCHTEND

Samen muziek maken

Ik ben een kind uit het tweede huwelijk van mijn vader, die bij BPM (later Shell) in Palembang werkte. Mijn Sundanese moeder kwam uit de regio Preanger.

Tijdens de bezetting kreeg ik in Bandung muziekles van een oudere halfzus, Nettie. Zij zat vroeger op het conservatorium in Amsterdam. Eerst een jaar vioolles, later pianoles. Het bloemenlied van Gustav Lange kon ik waarderen, maar mijn voorkeur ging naar een gitaar. Als tiener had ik door de oorlog geen school, ik was een buitenkamper *. Daarom kwam ik vaak bij mijn vrienden om samen muziek te maken. De initiator was mijn vriend Max. Bij hem thuis stonden namelijk twee gitaren en een ukelele. Naast Max en ik was daar Dick. Later voegde een pianist zich bij ons, Willem. We mochten in die tijd geen westerse muziek spelen, slechts Japanse, Indonesische of Polynesische. Daarin had de ukelele een voorname rol, precies het instrument dat ik speelde. Max imiteerde vaak provisorisch de steelgitaar. Onze inspiratie-band was The Royal Hawaiian Minstrels van George de Fretes.

Stiekem les

Mijn oudere broers zaten wel in een Japans concentratiekamp en één van hen, Wietje, matroos bij de Koninklijke Marine, moest tijdens zijn gevangenschap aan de Birma-spoorlijn gaan werken. Mijn broer Wim, die in het jongenskamp bleef, moest

sereh* kappen bij Gunung Halu. Tijdens de bezetting kreeg ik officieel geen onderwijs, maar nam wel stiekem les. Twee à drie keer per week ging ik naar een werkloze onderwijzeres met mijn schrift onder mijn hemd. Dit stopte helaas toen ze een jaar later geïnterneerd werd. De internering (opname in het kamp) ging in gradaties: eerst werden de mensen met Nederlandse ouders opgeroepen, daarna degenen met een Nederlandse ouder en een Indische ouder, daarna degenen met Indische ouders en tenslotte met een Indische en Indonesische ouder. Ook gingen Indo-Europese gezinnen wiens mannen opgepakt waren en die niet meer konden rondkomen vrijwillig opvangkampen in. De meeste Nederlanders van gemengd Nederlands-Indonesische afkomst werden met name op Java uiteindelijk niet geïnterneerd. De Japanners hoopten op hen een beroep te kunnen doen: de midden- en hogere kaderfuncties van nutsbedrijven en de 450 gemengde cultuurondernemingen en plantages (thee, kina, rubber, suiker en koffie) hadden bemanning nodig.

Mijn vader overleed al in het begin van de oorlog op 63-jarige leeftijd. Waarschijnlijk omdat hij niet kon verwerken dat hij zijn gezin niet kon onderhouden. Mijn moeder bleef nog lange tijd met de kinderen in Buitenzorg (nu de stadsgemeente Bogor), maar besloot uiteindelijk toch in 1943 naar Bandung te gaan. Ik was toen al vooruitgestuurd naar mijn stiefzus en muzieklerares.

In 1945 werd Bandung bevrijd en hoorde ik volop de Amerikaanse muziek. Rock ’n roll en swing kwamen in mijn leven. Ik startte een

amateurgezelschap met mijn vrienden: Max (eerste gitaar) Wim (piano) en Dick (tweede gitaar). We gingen allerlei plaatsen af en speelden jazzmuziek. In de loop van het jaar kwamen daar drummer Dikkie en saxofonist

Dolf bij. We speelden drie maanden samen, maar toen gingen de herstelscholen weer van start en gingen wij uit elkaar. Ons lievelingslied was ‘All of me’ van Billie Holiday. Dit gezelschap voelde ook als de omgeving waarin ik werd opgevoed. School was ook fijn, temeer ik daar meisjes zag, iets wat voor een jongen van mijn leeftijd belangrijk begon te worden.

MIDDAG

Overleven bij demarcatielijn Bandung

De Bersiap-tijd* bracht ik door in de Preanger-regio, een gebied waar ruim 250 ondernemingen zaten. We leefden in angst en onzekerheid. We zaten in een buurt in Bandung waar we afgeschermd leefden van onze omgeving. Er mochten geen venters (verkopers) komen. Hierdoor raakten we drie weken verstoken van eten. In die tijd leefden we op pannenkoeken, gemaakt van overgebleven meel, suiker en water. Er was geen groente. Je werd vindingrijk en ging in de bergen op zoek naar bananen en vijvergroenten. Maar voorbij de demarcatielijn, een spoorbaan, die Bandung in noord en zuid verdeelde, kwam je niet. Alleen een vriendje van mijn zus, Harry, waagde het, verliefd als hij was. Hij stal een auto en ging verder zuidwaarts om eten te halen. Wat er van hem terecht is gekomen, daar heb

ik jarenlang over nagedacht. Pas in Bronbeek het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum in Arnhem, tientallen jaren later, kreeg ik antwoord: Harry was erin geslaagd voorbij de demarcatielijn te komen. Hij ging terug naar zijn eigen buurt, ook Bronbeek geheten, waar die nacht een rampok * was. Op zeventienjarige leeftijd heeft hij het leven gelaten. In een massagraf in Bandung staat zijn naam nog gegrift.

Pistool ter bescherming

Indische woonbuurten in Bandung, zoals Dennenrust, Dennenlaan en Zorgvliet, werden ’s nachts vaak aangevallen door pemoeda’s*.

Deuren en ramen moesten worden afgeplakt en wanneer er werd aangeklopt, mocht er nooit worden opengedaan. De Gurkha’s* die ons en de andere gezinnen moesten beschermen, waren er met te weinig en bevonden zich veelal in het centrum. Als vijftienjarige kreeg ik een pistool om mezelf en het gezin te beschermen. In de loop van 1947 en 1948 kwamen er oorlogsvrijwilligers en dienstplichtigen uit

Nederland om de families te beschermen. Ook mochten Chinezen en Indonesische bedienden de lijn over en voorzagen ons van voedsel.

Families kwamen in die tijd lijnrecht tegenover elkaar te staan. Sommige oudere zussen en nichten waren inmiddels getrouwd met een Indonesische Republikein of een TNI-officier * Waar koos je dan voor? Ondertussen was mijn oudere broer, die in Birma aan de spoorlijn had gewerkt, weer terug. Hij zat bij de Gadja Merah* en ging als een van de eersten naar Bali.

Verder leren

In 1948 moest ik zelf het leger in. Ik was in dubio: wilde ik verder leren of mijn land verdedigen? Ik vroeg mijn commandant of ik bij de technische troepen mocht, want dat betekende dat ik verder kon leren. Hierdoor kreeg ik de mogelijkheid verschillende cursussen volgen. Dit waren ook de enige papieren die door Nederland werden erkend, ervoer ik later: de MTS, een HTS-opleiding die ik later in Indonesië volgde, werd niet erkend.

Mooie banen en de wereld over Ik had goede banen, dus eerst was er voor mij en mijn jonge gezin geen reden om te vertrekken. Maar in 1958 begon Soekarno allerlei ondernemingen te nationaliseren. Overal ontstonden vijandige houdingen ten opzichte van Indische en westerse mensen. De Indonesiërs herkenden ons aan kleding, stijl en taal. Er werd geboycot. Op school mochten mijn kinderen geen Nederlands meer spreken en mijn vrouw gaf aan zich niet meer veilig te voelen. Dat was het moment om te vertrekken. In 1962 verhuisde ik als spijtoptant * naar Nederland. Als een dief in de nacht zijn we vertrokken. Een pijnlijk moment. Bij het zoeken naar werk golden mijn papieren niet. Gelukkig mocht ik mezelf bewijzen bij de Koninklijke Papierfabrieken. Aangezien ik ervaring had in koelingstechnieken en de directie bekend was met het leven in Indië, mocht ik het waarmaken bij de technische afdeling Verwarming en Klimaatbeheersing. Vervolgens werkte ik enige jaren bij Fluor. Via deze baan kon ik de wereld bereizen.

Half verlamd

In 1980 raakte ik door een garnalenvergiftiging half verlamd. Uiteindelijk bleef de stijfheid aan handen en vingers over, waardoor ik nu slecht gitaar en piano kan spelen. Gelukkig lukt het door oefeningen met ballen en muziekinstrumenten wel steeds meer.

AVOND-NACHT

Zorg voor anderen

Ik heb mijn levenslessen al eens laten opschrijven ten behoeve van een onderwijsprogramma. Mijn belangrijkste: zorg voor anderen. We zijn in leven gebleven doordat anderen voor ons zorgden. Ondanks alles wat ik heb meegemaakt en vooral het koude ‘welkom’ in Nederland ben ik niet bitter of rancuneus geworden. Ik heb wel eens stilgestaan bij wat het ‘Werner Rapport van 1963’ beweerde: dat Indo’s onbetrouwbaar waren en een gevaar voor de maatschappij vormden en dat ze maar niet aan nationale feesten moesten participeren. Nu denk ik: ‘Adoe, laat maar!’

Ik realiseer me dat ik zoveel heb moeten achterlaten, letterlijk en figuurlijk. Vooral de huiskamer met al die muziekinstrumenten staat me nog bij. Maar de muziek zal door blijven gaan, in mijn vingers in mijn hoofd.

“Ik heb vier jaar meer van de wereld kunnen zien en genoot van het stewardess zijn, van elke landing op Kemajoran met de ondergaande zon en de klapperbomen als decor op de achtergrond!
Angstige momenten heb ik ook gekend...”

INEKE

GEBOORTEPLAATS

Magetan - 1936

WONEN

Bewoonster van het eerste uur en heeft geen dag spijt gehad. Hoopt dan ook nog lang te kunnen genieten van het mooie

Lieflijk Indië

ERFGOED

Indische eetcultuur, herkenning, gastvrijheid en liefde voor haar geboorteland.

ACTIEF

Geïnteresseerd in de Indische literatuur. Komt samen met Indische vrouwen en praat over filosofische thema’s. Speelt wekelijks bridge en is al 40 jaar lid van tennisclub WOC.

OCHTEND

Hotel aan het meer

Mijn vader, Michiel Otto van Rheeden, directeur Regentschapswerken Magetan, ontmoette mijn moeder Nancy Schaftlein in Sarangan in het familiehotel van mijn oma Trees. Mijn ouders trouwden in 1933. Uit dit huwelijk werden mijn broer Robert Johan (1934) en ik geboren. Helaas hield deze verbintenis niet lang stand en werden mijn broer en ik vroeg van elkaar gescheiden. Mijn moeder ging terug naar mijn oma en nam mij mee, mijn broer bleef bij mijn vader.

Ik geef je graag een omgevingsschets van mijn jeugdonderkomen. Sarangan was een geliefd vakantieoord, gelegen op de helling van de Gunung Lawoe, met een aangenaam koel klimaat waar de mensen uit de warme streken graag een koude neus kwamen halen. Vanuit het hotel hadden we een wonderschoon uitzicht op het bergmeer met het eilandje erin. Hier in Sarangan heb ik een gelukkige en een liefdevolle jeugd gehad. Ik denk aan de boottochtjes in en paardritjes om het meer, wilde aardbeien zoeken in het bos, rolschaatsen op de tennisbaan en natuurlijk veel spelen met neefjes en nichtjes.

Ik ben er eens uit een boom gevallen en brak daarbij mijn pols. Omdat er geen dokter in Sarangan was, kon ik pas de volgende dag op een paard naar het volgende dorp om behandeld te worden. Ik werd in het gips geslagen en kreeg van de dokter als troost een busje Haagse hopjes, waar ik zo trots op was, omdat die uit Nederland kwam. Met Kerstmis werd er altijd een dennenboom het hotel in gebracht, waar

brandende kaarsjes in geplaatst werden. Heel magisch. En de ooms gingen altijd op jacht. Dan kwam ik thuis van het spelen en hing er ineens een pythonvel aan de waslijn.

Gelukkig mocht mijn oma tijdens de Japanse bezetting het hotel blijven managen en bleven wij buiten het kamp. Ook heb ik liefdevolle herinneringen aan de baboe*, die naast mijn bed sliep als ze op me moest passen. Ze vertelde hele spannende verhalen.

Stewardess en modeshows

De Bersiap* brak aan, een angstige periode. De pemoeda’s* lieten van zich horen. We werden uit het hotel gezet en in een huis van oom Gerrit Ottenhoff, het Kabouterhuis, geïnterneerd. We moesten alles achterlaten. Ik herinner me dat alle foto’s werden verscheurd, oma wilde niet dat ze in verkeerde handen vielen. Later werden we hardhandig in een open truck geladen, staand, en naar het beschermingskamp in Girimojo gereden. Daar werden we met een paar families in een huis samengebracht. We sliepen allemaal in een kamer op de grond, ellende alom! We mochten het kamp niet uit, de Japanners waren plotseling onze bewakers, we hoefden niet meer voor ze te buigen. Wij kinderen moesten slakken verzamelen, niet wetende dat die later op ons bordje kwamen. Mijn oma werd erg ziek en kreeg een negenoog (steenpuist) in haar nek. Uiteindelijk werden we bevrijd door de Gurkha’s*. Van hen kreeg mijn oma medicijnen en ik een banaan. We ontvingen ook een Rode Kruis-pakket waar van alles in zat. Ook chocola! Iedereen deed zich daaraan te goed

en kreeg buikpijn. Per legervliegtuig werden we naar Batavia getransporteerd. Dit was het Kramat-kamp waar we werden ontluisd met DDT. Oma en tante zouden naar Nederland gaan, mijn moeder en ik gingen niet mee. Ze wilde haar zoon Rob, die bij mijn vader was, niet achterlaten. Dit afscheid viel me zwaar. Mijn moeder en ik kwamen daarna in Bandung terecht, opnieuw in een opvangkamp. Hier waren we arm en hadden bijna niets. Ik ging er voor het eerst naar school. De zusters Ursulinen hebben me flink aangepakt, want ik had een enorme onderwijsachterstand.

Niet lang daarna kwam mijn vader in beeld. Hij had ons via het Rode Kruis gevonden en we werden herenigd in Surabaya. Hij was in de tussentijd getrouwd en ook weer gescheiden. Hierdoor had ik er ineens (half)zusjes bij. Ik was twaalf of dertien. In de oorlogstijd was mijn vader krijgsgevangene geweest in Osaka, Japan en mijn broer had in Amberawa met de rest van de familie van vaderskant in een jongenskamp gezeten. Mijn broer had het er erg zwaar gehad, wat zijn weerslag had op zijn verdere leven. Mijn moeder bracht me naar mijn vader en vertrouwde de zorg aan hem toe. Hiermee hoopte ze het beste voor mijn verdere ontwikkeling en scholing. Maar dit was voor ons beiden een moeilijke tijd, we misten elkaar verschrikkelijk. Ik voelde me in deze tijd ongelukkig en verlaten. Mijn moeder werd gezelschapsdame voor een moeder van een arts in de buurt, waardoor ons contact nog mogelijk bleef. Ik werd belast met de verzorging van de zusjes en ging naar de mulo. Door de onrustige politieke situatie van Indonesië en Nederland werd onderwijs in het Nederlands verboden,

een grote overgang. Hierna heb ik het steno/ typediploma gehaald en ben ik op kantoor (Ruhaak) gaan werken waar ik mijn man Jaap, een boekhouder, heb leren kennen.

Een kantoorbaan bleek niets voor mij. Een vriendin en stewardess stelde me voor te solliciteren bij Garuda Indonesian Airlines. Ik bedacht me geen moment en waagde de stap. Dit betekende het einde van een zwarte tijd. Ik heb vier jaar meer van de wereld kunnen zien en genoot van het stewardess zijn, van elke landing op Kemajoran met de ondergaande zon en de klapperbomen als decor op de achtergrond!

Angstige momenten heb ik ook gekend: op één motor landen in Bandung, door de landingsbaan gaan in Padang, niet kunnen landen in Menado door mist, een persoon die overleed tijdens een vlucht naar Medan en een beschieting van het vliegtuig in Makassar door verzetsgroepen van Darul Islam* onder leiding van Kabar Muzakkar *!

Inmiddels waren we verloofd en woonde ik voor mijn werk in Jakarta bij Joyce, de zus van Jaap, die een bekend modehuis had. Haar klanten bestonden uit de elite en vele ambassadeursvrouwen van Jakarta. Ze organiseerde twee keer per jaar modeshows en werd zelfs uitgenodigd om in Manilla een batikshow te organiseren als culturele uitwisseling. Ik werd af en toe bij modeshows ingezet als vervangster. Zo leuk om erbij te doen. Deze periode in Jakarta was een zeer aangename en leerzame tijd.

MIDDAG

Werken met een gezin

De politieke situatie verslechterde. Alle Ne derlanders, ook Indische mensen met een Nederlands paspoort, moesten het land uit. Ook Jaap moest een beslissing nemen. We besloten snel te trouwen en met een van de laatste boten, de Waterman, richting Nederland te vertrekken. We kwamen in Haarlem in contractpension Stegmeyer terecht. Deze periode was erg moeilijk: elke week hetzelfde eten, eens per week in bad. Door mijn ervaring als stewardess werd ik aangenomen bij KLM op kantoor als afdelingssecretaresse. Ook mocht ik toetreden in het corps om alleenreizende kinderen te begeleiden.

Voor Jaap verliep het vinden van werk wat moeizamer. Zijn diploma’s werden niet erkend. Hij werkte eerst in een fabriek, maar uiteindelijk lukte het om bij het Haarlems Dagblad een prettige baan te vinden op de afdeling boekhouding.

In 1964 werd onze dochter Toscha geboren. Toen ze tien was, ging ik weer werken. Tot mijn pensionering heb ik met veel plezier bij de provincie Noord-Holland gewerkt.

AVOND

Indische praatgroep

Daarna heb ik vrijwilligerswerk gedaan en nam ik zitting in het bestuur van onder meer de SIOH. Jarenlang was ik een actief sporter: badminton en tennis. Ik liep zelfs vijf keer de vierdaagse van Nijmegen. En ik tennis nog elke week! Sport is een goede uitlaatklep als het soms tegenzit in het leven.

Ik ben ook geïnteresseerd in Indische literatuur. Ik wil alles weten over de Indische en Joodse ontwikkeling. De vlucht van de paradijsvogel van Marlies Dinjens en Stan de Jong, over een vliegtuigcrash in Biak, vind ik een van de beste boeken. Een Nederlandse familie komt door de crash terecht bij de Papoea’s en wordt door hen gered. Van het woord ‘paradijsvogel’ gaat mijn hart al sneller kloppen. Daarnaast vorm ik met oudere Indische vrouwen een praatgroep aan het Hasselaersplein, waar vroeger poppentheater Merlijn zat. We bespreken er thema’s als eenzaamheid en filosofie.

Mijn dochter groeide op met alle aandacht en toewijding die we haar konden geven. Ze werd volwassen als een evenwichtig en onafhankelijk vrouw. Ze trouwde en kreeg twee mooie kinderen: mijn kleinzoon Daan en kleindochter Laura. Die zijn inmiddels ook al volwassen en volgen hun eigen pad in het leven. Ik stond aan de wieg van ons complex Lieflijk Indië. Samen met Chris Rijken en Frits Rijnenberg hebben we de woongemeenschap opgezet. Dit wilden we in Europawijk doen in verband met de herstructurering ervan. Chris

ging informeren. De gemeente omarmde het idee van een Indische gemeenschap. Het paste precies in hun bestemmingsplan. Ik werd de pr-vrouw van de organisatie. En natuurlijk zou ik er in de toekomst ook gaan wonen: dat is inmiddels alweer veertien jaar geleden. Time flies! Ik hoop dan ook nog lang te genieten van ons mooie complex.

NACHT

Op jonge leeftijd je hart volgen Als je ouder wordt, begin je je wilskracht te verliezen. De rek is er een beetje uit. Probeer op jonge leeftijd je hart en je wil te volgen. Ik hoop dat mijn as weer terug mag naar Sarangan, want daar was de mooiste tijd van mijn leven.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.