Groot geld op Curaçao

Page 1

Ton de Jong

journalist met als specialisme Curaçao. Eerder publiceerde hij over de olieraffinaderij en het religieus erfgoed van het eiland.

GROOT GELD OP CURAÇAO

Ton de Jong (1954) is onderzoeks-

Ton de Jong

Uit een lumineus idee van een jonge Nederlandse notaris ontstaat na de Tweede Wereldoorlog een weelderig belastingparadijs. Curaçao wordt een fiscaal toevluchtsoord voor duizenden bedrijven die er wel geregistreerd maar niet daadwerkelijk gevestigd zijn. In de jaren tachtig komt de klad erin. Sindsdien wringen trustkantoren, banken en overheid zich in allerlei bochten om deze belangrijke economische sector overeind te houden. Dat gaat moeizaam, maar er is groot geld gebleven. Van onder meer PepsiCo, Ikea, Luxaflex en vermogende particulieren zoals George Soros. Ook dubieus geld; de kwesties stapelen zich op. Curaçao wordt op de huid gezeten door internationale organisaties zoals de OESO die tax havens de wacht heeft aangezegd. Op 31 december 2019 komt er een einde aan de oude regeling die Curaçao zo aantrekkelijk maakte voor de offshore. Het afscheid nadert. In dit boek laat Ton de Jong zijn licht schijnen over de gecompliceerde internationale financiële wereld van Curaçao. Hij onderzoekt wat het eiland mogelijk te wachten staat. Vijfentwintig aansprekende cases illustreren de feiten en de interviews.

GROOT GELD OP

CURAÇAO afscheid van een belastingparadijs



Ton de Jong

GROOT GELD OP

CURAÇAO afscheid van een belastingparadijs


Groot Geld op Curaçao Afscheid van een belastingparadijs LM Publishers info@lmpublishers.nl www.lmpublishers.nl © 2018 Stichting LM Publishers vormgeving Joyce van Kaathoven / studio koffievis redactie Thecla Berghuis omslagfoto Thinkstock DRUK Bariet Ten Brink ISBN 978-94-6022-484-3

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (www.fondsbjp.nl) en met een bijdrage van Stichting S.A.L. (Mongui) Maduro.


Inhoudsopgave

Vooraf 8

DEEL A 1940-2010 Hoge bergen, diepe dalen 1 Kennismaking 12 2

Vlucht uit Nederland

HET GEVAL 1 - Holland America Line

17

3 Vol gas 22

HET GEVAL 2 - PepsiCo

4 De dreun 27

HET GEVAL 3 - George Soros

5

Kat met negen levens

HET GEVAL 4 - Bergkamp en Messi

6

Smeets ziet vreugdetranen

HET GEVAL 5 - Klittenband

7

Willem weet de weg

HET GEVAL 6 - IKEA

8

De laatste broeders

HET GEVAL 7 - Luxaflex

34 39 44 50

9 Doodlopende weg 55

HET GEVAL 8 - In de olie

DEEL b Oriëntatie 10 Fictief geld 68 11 Ommuurde villa’s 73 12 Nul groei 75

5


DEEL c Het hart van de offshore 13

Bakermat van premiers

80

14

Jonge vrouwen, grijze mannen

83

15

Rijp en groen

89

16

Alles te danken aan Smeets

94

HET GEVAL 9 - Cheaptickets

17

Greg Elias - Het gezicht van de offshore

102

18

‘Ik noem dat besparing’

109

HET GEVAL 10 - Elf stuks

19

Bas Horsten - ‘De stemming is weer goed’

113

HET GEVAL 11 - Spijkerbroeken

20

Derk Scheltema - ‘De broek zelf ophouden’

HET GEVAL 12 - De gifpil van Fugro

21

Wat een gek ervoor geeft

121

22

Een bank in unit 21

126

HET GEVAL 13 - John Deuss

117

DEEL d Omcirkeld 23

Arne Kattouw: ʻZorg voor adequate wetgeving’

136

24

De notaris denkt mee

139

25 Vuile bestanden 142

HET GEVAL 14 - Parasol

26 Streng toezicht? 145 27 Geautomatiseerd melden 149

HET GEVAL 15 - Standard Trust

28 Cova’s kruiwagen 153

DEEL e Een rijk assortiment 29

Zoeken in alle hoeken

HET GEVAL 16 - Tophorloges

30

De renteniers happen haring

HET GEVAL 17 - Jacob Gelt Dekker

31

Minibeurs zonder gong 6

162 168 173


32 Travelsure 174 33

Geluk bij Golden Star

176

34

Onder Curaçaose vlag

180

35

Alleskunner onder de stichtingen

181

HET GEVAL 18 - Misstap van schoonzoon

36

Lucratieve E-zone

HET GEVAL 19 - Bungalow.net

185

DEEL f Belastingen 37

Een schamele bijdrage

192

HET GEVAL 20 - Wolkenkrabber in Londen

38

Lastige inhaalslag

HET GEVAL 21 - BB Biotech

39

Honderd tegen één

HET GEVAL 22 - Walmart

195 200

DEEL g In het nieuws 40

Stapeling van affaires

HET GEVAL 23 - Sporen wissen

204

41 Lekken 218

HET GEVAL 24 - Zonen van de premier HET GEVAL 25 - Jean-Claude Van Damme

DEEL h De rest van de wereld 42

Witte, grijze, zwarte lijsten

224

43

De boze buitenwereld

228

44

Het debat is zoek

234

Slot 239

Verantwoording 243

Bronnen 244

Namenregister 249 7


Vooraf In het hart van Curaçao staat een kolossale, stinkende olieraffinaderij. Toeristen passeren de walmende pijpen op weg van de luchthaven naar hun hotel. Het is de erfenis van Koninklijke Shell, nu omstreden maar zonder Shell zou Curaçao een heel ander eiland zijn geworden. Net zo belangrijk voor de economie is een sector die je niet ziet en die zelfs voor ingewijden ongrijpbaar is. Het is de wereld van vennootschappen die alleen op papier bestaan, waar geschoven wordt met miljarden dollars, waar belasting ontweken wordt, en waar vermogens onzichtbaar worden gemaakt. Die wereld heeft allerlei namen. Offshorecentrum en internationaal financieel centrum klinken duf. Daarom is ooit de term ‘belastingparadijs’ bedacht, een oord waar het heerlijk toeven is en niemand zich zorgen maakt. Een paradijs is volgens de Bijbel zonder zonde. Maar dat paradijs bestaat niet. Iedere mogelijke voorstelling van belastingparadijs, botst met de werkelijkheid. De wereld van het reizende grote geld staat midden in de belangstelling. Het International Consortium of Investigative Journalists heeft de afgelopen jaren met onder meer de Panama Papers en Paradise Papers het onderwerp op de wereldagenda gezet. De kritiek op de rol van Nederland als doorstroomplaats voor miljarden dollars zwelt aan. Het Nederlandse parlement probeerde in 2017 met een ondervragingscommissie een vinger te krijgen achter de schuifoperaties. De mist bleef hangen. De financiële wereld verandert snel en totaal en dat is goed waar te nemen op Curaçao. Je moet goed zoeken, want de sector houdt de luiken dicht. Openheid is niet het handelsmerk. Ik heb dwars door de luiken heen geprobeerd een röntgenfoto te maken van de sector door archieven te bezoeken, literatuur te lezen, internet optimaal te benutten en gesprekken te voeren. De medewerking was matig. Mijn waardering voor degenen die mij wél wilden ontvangen is daardoor gegroeid. 8


Met de röntgenfoto in mijn reistas wil ik uw gids zijn. We bezoeken de stadsvilla’s en landhuizen waar de trustkantoren zijn gevestigd en kijken wie er werken. Wie de ‘offshore’ wil begrijpen, moet ook iets weten van de economie, de relatie met Nederland en de bevolkingssamenstelling. We gaan naar de toezichthouders, naar de belastingdienst en naar de ruimten waar de computers staan waarop gokbedrijven en webwinkels draaien. Vijfentwintig voorbeelden maken duidelijk wat offshore precies is en wat je ermee kunt verdienen. Daar hoort ook een uitvoerig overzicht bij van de affaires die het imago van de sector geen goed hebben gedaan. We geven Curaçao een plekje in de mondiale financiële wereld en kijken hoe internationale organisaties de strijd tegen belastingontwijking opvoeren en transparantie eisen. De gevolgen van de eisen zijn groot. ‘Vroeger ontsloeg ik een medewerker wanneer hij de naam van klant noemde, nu als hij de naam van een klant niét noemt’, verzuchtte een directeur van een trustkantoor. Maar eerst gaan we naar het verleden. De bakermat van de mondiale offshore ligt op Curaçao. De uit Rotterdam afkomstige notaris Anton Smeets maakte er een bloeiende sector met wereldfaam van, die de staatskas vulde. Met dank aan Nederland dat een handje hielp. Het was een paradijs voor, van en met Nederlanders. Aan de hand van eerder gemaakte reportages voor Brabants Dagblad beschrijf ik hoe de sector over hoge bergen en door diepe dalen ging, terwijl de samenleving volop in beweging was. Het verleden zegt veel over het heden en geeft een indicatie voor de toekomst. Belangrijk is 31 december 2019, wanneer afscheid genomen wordt van de oude offshoreregelingen. Op dezelfde dag loopt ook het huurcontract van de raffinaderij af. Het wordt volgend jaar dubbel spannend op Curaçao.

9


10


deel a

Hoge bergen, diepe dalen De offshore kwam zomaar aangewaaid op Curaรงao. De dollars klotsten tegen de plinten. Dat kon niet goed blijven gaan. Het werd een taai gevecht om te overleven in een samenleving waarin de problemen zich opstapelden.

11


1

Kennismaking

Het was een buitenkans voor een journalist van het Brabants Dagblad die zelden de provinciegrens overstak. De hoofdredactie ging na grote aarzeling akkoord met een reportagereis naar Curaçao. Ik beloofde met Brabantse verhalen terug te komen uit de Cariben. Dat was toen de truc: als het niet Brabants is, maak er dan linksom of rechtsom maar iets Brabants van. De uitnodiging kwam van Peter Smits, met wie ik een jaar eerder bevriend was geraakt tijdens een promotiereis van Brabantse provinciebestuurders en zakenlui aan Florida. Smits werkte als econoom bij de provincie en werd als ‘bijstander’ uitgezonden naar Curaçao waar hij tijdelijk leiding gaf aan het Antilliaanse ministerie van Economische Zaken. Hij kende het eiland van een eerdere functie bij de centrale bank van de Antillen. KL743 bracht mij op 20 oktober 1989 naar het eiland dat toen in de pers wel tropisch Nederland werd genoemd, wat nergens op slaat want het is geen Nederland, we zijn in de Cariben. Vanaf de aankomsthal sleurde Peter Smits mij in zes dagen tijd in een overvol programma over het eiland. Van de haven naar het gloednieuwe Sea Aquarium, van de Fraters van Tilburg naar een rozenkwekerij, van politici naar vakbondsmannen, van het droogdok naar Hans van der Valk van het Plaza Hotel. De kennismaking was eenzijdig gericht op de economie. Dat was gezien de functie van de gastheer begrijpelijk, maar ik vond na drie dagen dat het te veel economie was en te weinig mensen. Ik liet afspraken vallen en zocht de andere kant van Curaçao op. Hulporganisatie Ayudo Social liet me zien hoe alleenstaande moeder Sysline leefde in een vies geitenhok van vier bij drie meter zonder voorzieningen. Zij kreeg een uitkering van omgerekend 25 euro per week met een toeslag van 3,50 euro voor haar tienjarige dochter. Diepe armoede tegenover exorbitante rijkdom: dat is gebleven. Thuis ordende ik mijn notities, haalde er een beetje literatuur bij en draaide zo snel mogelijk (het andere werk wachtte niet) zes verhalen in 12


elkaar. Die ronkten net iets te veel. Curaçao gooit het roer om, kopte ik boven het eerste verhaal. Dat was een wens, geen feit. De serie in het Brabants Dagblad had een terugkerend introotje. ‘Curaçao is in beweging. Het eiland maakt zich op voor een toeristische invasie uit West-Europa. Ook andere economische sectoren zijn voorzichtig (opnieuw) op de rails gezet, de overheid slankt rigoureus af en, alsof er nog niet genoeg stof voor discussie is, de komende jaren zal duidelijk moeten worden wat de staatkundige toekomst van Curaçao is.’ Dit tekstje deed natuurlijk geen recht aan de ingewikkelde postkoloniale geschiedenis van het eiland, maar het was geen onzin. De dynamiek was in die jaren inderdaad groot, ook al zag ik er maar een klein deel van en werd mijn beeld erg bepaald door de verrassing van het eerste bezoek. Het waren de jaren van het vertrek. Van de aftocht van Shell, van het vertrek van Aruba uit het Antilliaanse staatsverband, van het wegblijven van de Venezolaanse kooptoeristen, van het verdwijnen van de Amerikaanse brievenbusmaatschappijen en – niet minder belangrijk – van de afbouw van de roomskatholieke ‘missie’. De laatste Zusters van Breda namen in 1988 afscheid van het Curaçaose ziekenhuis dat zij anderhalve eeuw hadden gerund en uitgebouwd. Ik sprak met de laatste Fraters van Tilburg, de congregatie die het onderwijs en het verenigingsleven tot een bijna Nederlands niveau hadden ontwikkeld. Ze waren nog met negenen, in het bijna lege kloosterinternaat Scherpenheuvel dat in 2016 grondig werd gerestaureerd en nu verhuurd wordt aan een medische universiteit. Ongeveer 1200 – vooral Brabantse – mannelijke en vrouwelijke religieuzen hebben op het eiland gewerkt. Wanneer zo’n bindend en sturend element wegvalt, gebeurt er iets met de structuur en de samenhang van de samenleving, waarin toch al van alles aan de hand was. Daarover ging ik op de koffie bij ex-premier en MAN-partijleider Don Martina (Curaçao, 1935) die kantoor hield in het blauwwitte partijgebouw Morgenster. Hij maakte zich zorgen. Weliswaar had het zwarte deel van de bevolking – waartoe ook Martina behoort – sinds de mei-opstand van 1969 meer invloed gekregen in het bestuur en bij de overheid, maar de 13


welvaartskloof tussen ‘zwart’ en ‘wit’ was niet kleiner geworden. ‘Grote groepen mensen zijn er in levensstandaard op achteruit gegaan. Ik hoop vurig dat Curaçao werkelijk profijt zal hebben van de toeristenstroom en dat het niet de buitenlanders zijn die met de centen gaan lopen.’ Het inkomen lag weliswaar hoog in vergelijking met de overige landen in de regio, maar de verschillen tussen de bovenkant en de onderkant waren groot en onoverbrugbaar. De hoge werkloosheid zorgde voor een lost generation. Nederland werd later geconfronteerd met de gevolgen: de Antilliaanse probleemjongeren in Den Haag of Den Helder kwamen uit de Curaçaose achterstandswijken. Er ging in de jaren tachtig meer mis. Curaçao werd keihard geconfronteerd met drugsverslaving. De choller werd een trieste verschijning op straat. Het duurde tot 1990 voordat de overheid in actie kwam. Onder het premierschap van Martina werd een poging gedaan om de gevolgen van de politieke patronage (waar ook zijn partij vrolijk aan meedeed) af te zwakken. Het aantal ambtenaren op Curaçao was door vriendjespolitiek tussen 1953 en 1986 gegroeid van 625 tot 5500 personen. Dat betekende 37 ambtenaren op duizend inwoners. Tel daar de overheidsbedrijven, het onderwijs en de gesubsidieerde instellingen bij op en je komt op 12.000 mensen in dienst van de overheid – op een bevolking van 150.000 – die voor hun inkomen afhankelijk zijn van de overheid. De bureaucratische overheid verlamde de economie en had onvoldoende deskundigheid in huis. Voor de moeilijke klussen werden Nederlandse technische bijstanders ingevlogen, onder wie Peter Smits. De sanering van de overheid gebeurde met horten en stoten en heeft jarenlang geduurd. De overheid werd daardoor wel goedkoper maar ging niet veel beter functioneren. Een Nederlandse journalist op bezoek was een kans voor Martina om een statement af te geven over de positie van de Nederlandse Antillen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. De plunderingen en stakingen in mei 1969 waren destijds niet direct tegen Nederland gericht, maar Den Haag pakte het wel op als een signaal: er moest nu eindelijk ook eens in de West werk gemaakt worden van volledige dekolonisatie. Suriname werd onafhankelijk in 1975 en de Antillen zouden vroeg of laat volgen. Aruba gaf het 14


voorbeeld door in 1985 uit het Antilliaanse verband te stappen en naar onafhankelijkheid te streven per 1 januari 1996. De toekomst van de andere vijf eilanden was een punt van hevige discussie onderling én met Nederland. Don Martina toen: ‘Ik steek geen energie meer in het gezamenlijk optrekken van de vijf. Curaçao moet allereerst een autonoom land binnen het koninkrijk worden en vervolgens zien we wel welke eindsituatie er komt. Weliswaar moeten we een grote vrijheid van handelen hebben, maar op essentiële gebieden zoals justitie, onderwijs en defensie, kunnen we niet zonder Nederland.’ Pas twintig jaar later – op 10-10-2010 – werd Curaçao een autonoom land in het koninkrijk. Twintig jaar zou het eindeloze debat over de toekomst van Curaçao als een klamme deken over de relatie met Nederland liggen. Vanuit landhuis Morgenster waar de partij van Martina haar thuis had, keek ik recht op de zwart walmende pijpen van olieraffinaderij Isla. Het was destijds nog maar vier jaar geleden dat Shell na een lange discussie de olieraffinaderij voor een symbolisch bedrag had verkocht aan de Antilliaanse regering. Shell had zich in 1915 met een grote raffinaderij genesteld aan het Schottegat, in het hart van het eiland. De raffinaderij domineerde de economie, zorgde voor werk, welvaart en voor een grote toestroom van buitenlandse werknemers, van wie een deel zich blijvend vestigde. De Isla werd na getouwtrek, waarbij premier Lubbers een grote rol speelde, verhuurd aan het Venezolaanse staatsolie-imperium PdVSA. In 1989 kon de eerste balans worden opgemaakt. Natuurlijk, het vertrek van Shell was vervelend geweest, maar van een diepe wond was geen sprake. De raffinaderij draaide als een tierelier. Ondanks het banenverlies waren de vakbonden niet ontevreden en dat wil iets zeggen. Met eigenaar/exploitant Shell vertrok ook veel Nederlands personeel dat als welvarende blanke hoge en middenklasse een belangrijke rol had gespeeld in het maatschappelijk leven. De Venezolanen trokken zich terug achter het hoge hekwerk van de Isla. Maakte, zoals ik schreef in het introotje bij mijn verhalen, het eiland zich op voor een toeristische invasie uit West-Europa? Van buurman Venezuela, hemelsbreed 75 kilometer, moest de sector het even niet meer hebben. De 15


Venezolaanse munt werd in 1983 plotseling niets meer waard, wat abrupt een einde maakte aan de grote stroom van Venezolaanse toeristen naar het eiland. Eerder waren de Amerikanen weggebleven: andere eilanden hadden betere voorzieningen. Op Curaçao stonden acht hotels met in totaal 650 kamers. Het Van der Valk-concern had net het noodlijdende Plaza Hotel in hartje Willemstad gekocht van de overheid en zette tot afschuw van de bevolking de toekan op het dak. De komst van Van der Valk markeerde de overgang naar een nieuw tijdperk in het toerisme. Vliegen werd goedkoper, de vakantiebudgetten van de West-Europeanen namen toe. In 1989 kostte mijn KLM-ticket omgerekend 600 euro. Voor dat geld kun je nog steeds naar Curaçao vliegen. Het aantal kamers (in hotels, appartementen, parken) is vertienvoudigd. Dus ja, de ‘invasie’ kwam. Ik zag hoe bij het huidige Mambo Beach het eerste hotel werd gebouwd naast het pas geopende Sea Aquarium. De overheid verbond zich met garanties van miljoenen aan hotelprojecten. Daar is flink leergeld voor betaald. De derde economische sector – na de olieraffinage en het toerisme – zat niet in mijn programma. Peter Smits wilde me de tastbare economie laten zien en aan een bankgebouw of trustkantoor was geen eer te behalen. Aan de werkzaamheden in die kantoren al helemaal niet. Ze zaten er allemaal: Van Lanschot, ABN, Rabobank, Pierson, Heldring & Pierson, noem maar op. Mooie kantoren, soms pronkend langs de rondweg, soms verstopt in een gerestaureerd landhuis. Kennelijk werd er goed verdiend. In mijn artikelenreeks besteedde ik er nauwelijks aandacht aan. Een paar zinnen. ‘Met het opzeggen van belastingverdragen door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië en een strenger fiscaal regime in Nederland kreeg de laatste jaren ook de zogenaamde financiële offshore een flinke klap.’ Aan de klap ging een boeiende geschiedenis vooraf.

16


2

Vlucht uit Nederland

‘Gistermorgen werd ten kantore van notaris mr. A.A.G. Smeets de jaarlijkse algemene vergadering gehouden van aandeelhouders der NV Gemeenschappelijk Bezit van Aandelen Philips’ Gloeilampenfabriek gevestigd te Willemstad, Curaçao.’ Zo begint een zeer uitvoerig verslag van deze curieuze bijeenkomst in het Curaçaose dagblad Amigoe van 15 april 1943. Smeets las het verslag van de raad van beheer voor dat in Londen, waar de Philips-top naartoe was gevlucht, op de telex was gezet. Het besluit om de zetel van Philips te verplaatsen naar Curaçao werd op 13 mei 1940 genomen in het chique Haagse hotel Wittebrug. Het logement was het tijdelijk onderkomen van een deel van de familie Philips en twee andere directieleden voordat zij met HMS Windsor de Noordzee overstaken. Aan boord van de torpedojager was ook minister van Justitie professor Pieter Gerbrandy. Hij keurde de zetelverplaatsing ter plekke goed. Voor mei 1940 waren andere grote Nederlandse bedrijven Philips voorgegaan. Later zouden er meer volgen. Bijna alle Nederlandse multinationals (Unilever, Shell, Ceteco) pasten deze truc toe, die vóór de oorlog wettelijk was geregeld. Dochters van deze nieuwe Antilliaanse bedrijven (bijvoorbeeld in Engeland of Amerika) konden daardoor niet meer als ‘vijandig bezit’ geconfisqueerd worden door de geallieerden. Juridisch werden deze bedrijven los gemaakt van het bezette Europa. Het kwam goed uit dat in 1938 een jonge notaris uit Rotterdam op Curaçao was neergestreken. Antonius Smeets was slim en ambitieus en in de ogen van de Nederlandse bedrijven op het eiland betrouwbaarder en deskundiger dan het ingedutte notariaat dat nauwelijks wist wat internationaal ondernemingsrecht was. Gastvrij bood Smeets de ontheemde multinationals juridisch onderdak 17


door zijn kantoor aan de Handelskade beschikbaar te stellen. Hij verzorgde alle formaliteiten, zoals het houden van aandeelhoudersvergaderingen. Een trustkantoor doet anno 2018 niets anders. Na de Duitse inval werd Smeets door de Nederlandse regering in Londen gevraagd om toe te treden tot de Commissie Regeling Rechtsverkeer in Oorlogstijd. Op een paar uitzonderingen na keerden de Nederlandse bedrijven na 1945 weer terug naar hun oude stek. Maar Smeets had geroken aan het grote geld en aan het mondiale bedrijfsleven. Het tijdens de oorlogsjaren opgebouwde netwerk in het internationale bedrijfsleven was zijn ‘startkapitaal’. Nu bescherming tegen oorlogsgeweld voor een bedrijf geen reden meer was om zich op Curaçao te vestigen zonder er actief te zijn (offshore), moest er iets anders bedacht worden. De worst die grote bedrijven buiten Curaçao werd voorgehouden bestond uit geld: minder belasting betalen en niet zo’n beetje ook. Vennootschappen die offshore bleven maar statutair wel op Curaçao werden gevestigd, hoefden slechts een tiende van het normale tarief te betalen. Dat kwam neer op 2,4 tot 3 procent. Daar heb je wel de medewerking van de Belastingdienst van Nederland voor nodig. De Nederlandse wetgever bepaalde dat bedrijven die op Curaçao het lage tarief hadden betaald, in Nederland niet opnieuw een aanslag in de bus zouden krijgen. Nederland maakte een soortgelijke afspraak in 1948 ook met de Verenigde Staten. Het verdrag met de VS werd in 1955 van toepassing verklaard op de Nederlandse Antillen zodat het voor Amerikaanse bedrijven lucratief werd om een dochteronderneming op te richten op Curaçao. Dit werd de basis van de offshoresector op Curaçao. Het kwam goed uit dat er tegelijkertijd duidelijkheid kwam over de toekomst van de kolonie Curaçao. Bedrijven willen immers rechtszekerheid voor een lange periode. Op 15 december 1954 kondigde koningin Juliana in de Ridderzaal plechtig het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden af. Het statuut regelde de betrekkingen tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen. Daarmee verwierven de Nederlandse Antillen internationaal de status van een staatkundig stabiele eilandengroep met een goed functionerende rechtspraak. Wanneer het onverhoopt mis dreigde te gaan zou Nederland ingrijpen. Een jaar later, op 13 december 1955, hield Ton Smeets in Hotel Pisca de leden van het Nederlands-Antilliaans Juridisch Genootschap 18


nieuwe offshoremogelijkheden voor. Het woord ‘trust’ viel die avond tientallen keren. Het bestaan van een juridisch genootschap wilde niet zeggen dat Curaçao genoeg dienstverlenende professionals had voor een uit de kluiten gewassen financiële sector. ‘Drie ezels en zes dinosaurussen’, zo omschreef later een notaris de kwaliteit. Voor de doelgroep die voornamelijk bestond uit Amerikaanse bedrijven was het bovendien niet prettig dat Nederlands de voertaal was. Alle wetten en regelingen moesten in het Engels worden vertaald, wat niet altijd soepel verliep. Er waren op een gegeven moment drie verschillende vertalingen van het Nederlandse ondernemingsrecht in omloop. Het werd allemaal opgelost. De professionals werden ingevlogen uit Nederland en ook hier gold: als er geld te verdienen is komt het met de taal ook wel goed. Al snel draaide niet alles meer om Smeets. Jacob Schiltkamp (Hoogezand, 1920 - Amsterdam, 2010) vertrok in 1952 als kandidaat-notaris naar Curaçao waar hij het kunstje snel onder de knie kreeg. Ook hij had het complete pakket van dienstverlening in huis. Als notaris maakte hij de akten op en de door hem opgerichte Corporate Trust NV beheerde de bedrijvenportefeuille. Schiltkamp was later kwartiermaker op de Maagdeneilanden en de Kaaimaneilanden. In Panama vestigde Corporate Trust zich in 1985 aan de Avenida Federico Boyd y Calle 51. Nou ja, vestigen... De bedrijfsbrochure uit dat jaar legt uit waarom ook het trustkantoor er alleen een postbus had. Corporate Trust hoefde geen belastingaangifte te doen voor de klanten want het tarief was nul komma nul. Het beheer van de brievenbusbedrijven kon ook op Curaçao worden gedaan. Als vliegen op een pot met stroop kwamen ‘dochters’ van Nederlandse trustkantoren en banken naar Curaçao. De Nationale Trust Maatschappij uit Amsterdam richtte in 1958 de Antilliaanse Trust Maatschappij op. In de uitvoerige brochure die bewaard wordt bij het Nationaal Archief in Den Haag staan de tarieven. Wie zijn bedrijf bij ATM onderbracht was aan de notaris 225 dollar, aan registratie bij de Kamer van Koophandel 50 dollar en aan vergoeding voor ATM 100 dollar kwijt. De jaarlijkse beheerkosten bedroegen minimaal 150 dollar maar voor bedrijven met een groot vermogen was het veel meer. De extra aanbeveling uit de brochure: 19


‘Ten slotte dient er nog op gewezen te worden, dat er voor cliënt belangrijke zakelijke of persoonlijke motieven aanwezig kunnen zijn om een zo strikt mogelijke bewaring van het bankgeheim op prijs te stellen.’ Daar was je in de VS of Canada toen al niet zeker van. Siemens was in 1957 het eerste Amerikaanse bedrijf dat in een prospectus een lening aankondigde die liep via de Nederlandse Antillen. De lening ging uiteindelijk niet door, maar de prospectussen lagen op honderden Amerikaanse directiebureaus. Dochters van buitenlandse banken kwamen naar Curaçao voor hun deel in deze nieuwe markt. Pierson, Heldring & Pierson was de eerste in 1952, onder meer gevolgd door Bank of America (1969), Citibank (1974) en Banco Industrial de Venezuela (1973). In 1990 kende het eiland 54 offshorebanken met 11,8 miljard dollar aan beheerd vermogen. Zeventien uit Nederland, zestien uit Venezuela en drie uit de VS. De naam zegt het al: de rekeninghouders bij een offshorebank woonden niet op Curaçao maar openden er een rekening vanwege fiscale voordelen en/of het gegarandeerde bankgeheim.

HET GEVAL 1

Holland America Line Cruiseschepen van de Holland America Line liggen regelmatig aan de megapier bij Willemstad. Een toerist zou, als hij zich verveelt, in een half uurtje naar het kantoor van STvB Dutch Caribbean Lawyers kunnen lopen. Het heette vroeger Smeets Thesseling van Bokhorst, maar dat kon alleen een Nederlander uitspreken. ‘Smeets’ staat voor Anton Smeets, de grondlegger van de offshore. Bij de poort van de blauwe kantoorvilla ziet de bezoeker aan de linkerkant een witte brievenbus met ‘HAL Holding NV’. HAL staat voor Holland-Amerika Lijn, op zijn Nederlands. De bus hangt een beetje apart maar hoort duidelijk bij het kantoor. Binnen zou de cruisetoerist kunnen informeren naar het verband tussen HAL en Holland America Line. Het antwoord: het in 1873 opgerichte scheepvaartbedrijf werd in 1989 verkocht aan Carnival Cruise Line.

20


Met de opbrengst begon de familie Van der Vorm een succesvol investeringsbedrijf dat om fiscale redenen werd gevestigd op Curaรงao. Niet alleen daar, want om het de fiscus nog wat lastiger te maken werd er een postbus in Monaco geopend en werd ook Bermuda in de structuur betrokken. Op Curaรงao is STvB de beheerder van HAL Holding. Het gaat goed met HAL. In mei 2017 tikte het aandeel HAL op de Amsterdamse beurs de 180 aan, vijf jaar geleden was de koers nog 80 euro. De familie Van der Vorm vindt dat niet erg, want zij bezit 68 procent van de aandelen. Quote schat het vermogen van de familie op 4,3 miljard euro en daarmee staat de familie op plaats 2 in de Quote 500. Ook andere bekende ondernemersfamilies kwamen of komen graag op Curaรงao. Freddy Heineken had een penthouse bij het chique Avila Beach Hotel, in dezelfde vleugel waar ook staatshoofd Beatrix wel eens verbleef. Heineken deed financieel wel wat via de Antillen, maar niet in dezelfde mate als Ahold van de familie Heijn, die haar expansie financierde vanuit Curaรงao en er Ahold International vestigde. Ahold heeft er nu nog zijn offshoreverzekeringsbedrijf en Ahold Delhaize Finance Company NV, dat eveneens beheerd wordt door STvB Dutch Caribbean Lawyers.

21


3

Vol gas

Bij de Kamer van Koophandel op Curaçao kregen de medewerkers ongewild een cursusje klassieke oudheid. Zij schreven rechtspersonen in met namen als Taunus, Zeus, Juventas, Vesta en Orpheus. Het waren geen plaatselijke voetbalverenigingen maar offshoredochters van buitenlandse bedrijven. Dagblad Amigoe publiceerde wekelijks de nieuwe inschrijvingen. Warempel, ook PepsiCo en vele andere bekende Amerikaanse bedrijven meldden zich bij de trustkantoren. Tussen 1954 en 1960 kwamen er 300 offshorebedrijven naar Curaçao, vooral holdings en investeringsmaatschappijen. De meeste waren klant van het bedrijf van Ton Smeets, de Curaçao International Trust Company (Citco). Smeets werd intussen op het eiland liefkozend ‘Papa’ Smeets genoemd. Citco is tot de dag van vandaag een leidende ‘offshore management company’, en was een leerschool voor de fiscalisten die later zelf een trustkantoor op Curaçao begonnen. Midden zestiger jaren begon Curaçao als financieel centrum wereldfaam te krijgen. Curaçao werd één van de eerste belastingparadijzen, al duurde het nog tot 1975 voordat de media dat begrip gingen gebruiken. Alleen de Bahama’s konden concurreren met Curaçao. Andere tax havens hadden weliswaar een nultarief maar Curaçao profiteerde van zijn status als een stukje stabiel Koninkrijk in de tropen. De gunstige aanpassing in 1964 van de belastingregeling met Nederland en van het verdrag met de VS werd wel ‘sweet voor Smeets’ genoemd. Toen werd het pas echt zoet voor Curaçao, in het bijzonder voor Papa Smeets. Amerikaanse bedrijven konden via de Antillenroute de withholding tax omzeilen, een belasting op rente die naar het buitenland vloeit. Stel dat PepsiCo honderd miljoen dollar wilde lenen op de Europese geldmarkt tegen een rente van vijftien procent dan moest naast de jaarlijkse renteverplichting van 15 miljoen nog eens 4,5 miljoen belasting betaald worden aan de Amerikaanse fiscus. Dat hoefde niet wanneer de moedermaatschappij op Curaçao een financieringsmaatschappij 22


oprichtte die het geld leende in Europa. Via deze route werd 50 tot 70 miljard dollar van Europa naar de VS gehaald. Tachtig procent van de grote Amerikaanse bedrijven leende dollars via de Antillen. De financiële sector op Curaçao had er nauwelijks werk aan, de overheid spon er garen bij. Globaal moest 0,3 procent van het geleende bedrag worden afgedragen aan de Antilliaanse belastingdienst. Dat is niet veel maar 0,3 procent van 70 miljard is wel 210 miljoen. Creatieve fiscalisten bedachten nieuwe lucratieve constructies. Er ontstonden meerdere Antillenroutes met als knooppunt Willemstad. ‘Voertuig en chauffeur’ verschilden maar de routes leidden allemaal naar hetzelfde doel: minder belasting betalen. Oliesjeiks kochten met een financieel omweggetje over Curaçao grote partijen onroerend goed op in Londen en New York. Weer een andere constructie, de Dutch sandwich, kreeg wereldwijde bekendheid. Vanuit bijvoorbeeld Zweden stroomde het geld eerst naar een brievenbusmaatschappij in Nederland. Dat kon belastingvrij omdat Nederland met veel landen een verdrag had afgesloten. Vervolgens ging het vermogen de oceaan over naar Curaçao waar een minimaal tarief werd geheven. Duizenden Antilliaanse vennootschappen exploiteerden zogenaamd mijnen, kledingfabrieken, baggerbedrijven, supermarktketens of hadden inkomen uit royalty’s over films en boeken. Het wonder van Curaçao ging voorbij aan het Nederlandse publiek. Voor de pers was het een ondoorgrondelijke ver-van-mijn-bed-show. Wel veel aandacht trok in 1974 de oprichting van het beleggingsfonds Rorento door Robeco. De directie over Rorento werd op Curaçao gevoerd door Ton Smeets en de directeur van de ABN-bank. Smeets was er maar een paar dagen per jaar mee bezig. Het eigenlijke werk gebeurde in Nederland. De Telegraaf zag Rorento als oplossing ‘voor één van de meest nijpende problemen waarmee de Nederlandse belegger zit’, namelijk het betalen van 25 procent dividendbelasting. In het boek De laatste kolonie uit 1981 van Rudie Kagie komt directeur N. van der Meer aan het woord: ‘Wat wij doen, wordt wel eens afgeschilderd als belastingontduiking of zoiets, maar ik geloof niet dat dat terecht is. Iedereen probeert toch op zijn manier zijn inkomen te drukken als hij zijn belastingformulier invult? Er is 23


niets op tegen om gebruik te maken van de mogelijkheden die de wet biedt’. Hij vertelde dat alle belastingparadijzen de revue waren gepasseerd. ‘Een land als Panama heeft bijvoorbeeld een bepaalde klank, dat viel meteen af. Als je dan toch moet, ga je ook maar het beste zoeken wat je vinden kan. Zwitserland en Curaçao bleven over, dat waren ordentelijke namen. In eerste instantie besloten we naar Zwitserland te gaan, maar het Robecosysteem paste niet goed in het Zwitsers recht. Toen werd het Curaçao.’ Kagie was de eerste Nederlandse journalist die op Curaçao informatie inwon over de offshore. Hij kraakte de internationale financiële sector in zijn boek af, geheel volgens de tijdgeest in Nederland waarin ondernemen en winst maken vieze woorden waren geworden. De afgewogen keuze van Rorento voor Curaçao was een aanwijzing dat de sector internationaal prima scoorde. Er werkten inmiddels 400 mensen bij banken, trustkantoren en notarissen. Jaarlijks kwamen er veertig tot vijftig bij. Aanvankelijk waren de meesten in dienst van Citco dat een nieuw groot kantoor liet bouwen. De financiële sector wierf het lager personeel op het eiland dat met dank aan de nonnen en de fraters goed onderwijs kende. Er stroomde ook wel een lokale bolleboos door naar de top, maar grosso modo was de sector in handen van Nederlandse mannen die in Tilburg, Rotterdam of Leiden een universitaire opleiding hadden genoten. Ook de Belastingdienst had behoefte aan meer en vooral deskundige medewerkers, maar het lukte niet om de vacatures te vervullen waardoor de achterstand met het jaar toenam. Bij een volwassen sector hoorde een belangenclub. In 1980 vormden Gerard Smeets (zoon van Ton), Jacob Hoogenkamp (ABN Trust) en Lionel Anthony (Pierson MeesPierson Trust) het eerste bestuur van de Vereniging Offshore Belangen (VOB), bedoeld voor trustkantoren, offshorebanken en notarissen. De jaarlunches werden druk bezocht, vooral door de interessante sprekers, zoals Alex Reinders, toen rector magnificus van de Universiteit Nederlandse Antillen. Hij wist hoe je bankiers aan het lachen krijgt: ‘Capitalism makes social mistakes, but socialism makes capital mistakes.’ 24


Kerntaken van de VOB waren lobbyen bij de overheid voor wetgeving die nieuwe constructies mogelijk maakte en het verdedigen van de sector in binnen- en buitenland. Daar was een acute reden voor. In 1979 introduceerde Nederland het zogenaamde fictieve rendement op beleggingen. Die wetswijziging was zeer nadelig voor in de Nederlandse Antillen gevestigde beleggingsmaatschappijen. Zo nadelig dat de Nederlandse regering compensatie aanbood, die overigens nooit is betaald. Het fictieve rendement was de eerste grote tegenslag. Een andere was in de maak.

Raakvlakken met shell Op 13 mei 1915 nam de hoofddirectie van de Koninklijke/Shell-groep een besluit dat Curaçao drastisch veranderde. Een reusachtige raffinaderij nestelde zich dominant aan het Schottegat, in het hart van het eiland. De raffinaderij zorgde voor werk, welvaart en een toestroom van buitenlandse werknemers, van wie een deel zich blijvend vestigde. Shell zette de sociale structuur van het eiland volledig op zijn kop. Wetenschappers spreken over het Curaçao vóór en na de komst van Shell. De multinational was indirect ook de vader van de financiële offshore, want in het oude Curaçao zou de sector geen voedingsbodem hebben gevonden. De geschiedenis van de raffinaderij en de offshore hebben in de chronologie een paar saillante raakvlakken. Shell vertrok in 1985 en liet een kwakkelende olie-industrie achter. Eind 2019 loopt het huurcontract met de Venezolaanse staatsoliemaatschappij PdVSA af. Curaçao moet voor die tijd een nieuwe en vooral betrouwbare huurder hebben gevonden. Halverwege de tachtiger jaren kreeg ook de financiële offshore een dreun. Eind 2019 is de oude offshore voorbij, dan loopt de overgangstermijn af.

HET GEVAL 2

PepsiCo Wat heeft Doedo Henricus Franciscus Bonefacius Veenhuizen, geboren op 25 februari 1947 in Dordrecht, van doen met PepsiCo, de multinational op het gebied van voedingsmiddelen en dranken (cola) die haar 25


hoofdvestiging in de VS heeft? Doedo Veenhuizen is een radertje. Niet groot maar zonder dat onderdeeltje in de PepsiCo-machine loopt de boel volgens directie en aandeelhouders niet gesmeerd. Fiscaal gezien. PepsiCo Antilles Holdings N.V houdt als adres een kantoortje aan in het World Trade Center van Curaçao dat veel minder voorstelt dan de naam suggereert. Of managing director Veenhuizen en zijn compagnon managing director Bertus Vis daar veel komen, is zeer de vraag. Ze zijn gepensioneerd en genieten van de goede dingen van het leven. Veenhuizen was consultant en economisch adviseur en doet er Pepsi Cola sinds 1999 bij, wat geen grote inspanning kost. Hij mag het doen omdat hij als privépersoon een trustvergunning van de centrale bank heeft voor een beperkt aantal klanten. Het Institute on Taxation and Economic Policy (ITEP) bracht in oktober 2017 het rapport Offshore Shell Games 2017 uit. ‘PepsiCo heeft 133 dochterondernemingen in offshore belastingparadijzen. Het concern meldt dat het voor belastingdoeleinden 44,9 miljard dollar offshore heeft gehouden, maar onthult niet wat de belastingaangifte zou zijn als deze winst niet offshore zou zijn weggestopt.’ Een handvol van de 133 dochterondernemingen is gevestigd op Curaçao, al vanaf 1970. Een belangrijk Curaçaos takje waarover het duo Veenhuizen/Vis de ‘directie’ voerde, is in 2013 opgedoekt, zo meldde de Ierse krant Business Post. In 2013 verschenen in de media details over de belastingontwijking door PepsiCo, onder meer via een constructie waarvoor PepsiCo Global Investment Holdings Ltd was opgericht. De constructie liep over Ierland en het Curaçaose World Trade Center, dus over ‘Doedo’. Het concern nam afscheid van deze constructie, die volgens Business Post toch nog goed was voor 215.000 dollar ten behoeve van de staatskas van Curaçao.

26


4

De dreun

Papa Smeets vergeleek in 1985 tijdens de jaarlijkse lunch van de Vereniging Offshore Belangen de internationale financiële sector met een rollercoaster. Dat was niets te veel gezegd. In de Verenigde Staten groeide de weerstand tegen de belastingontwijking. De Amerikanen begonnen te tornen aan de verdragen die zij onnadenkend hadden afgesloten. Harold Henriquez, die de Antilliaanse regering vertegenwoordigde in de Verenigde Staten, wees de thuisbasis al in 1979 op de gevolgen voor het eiland: de opbrengsten van de offshore waren door de overheid niet in een spaarpot gestopt maar meteen royaal uitgegeven. Henriquez keek wijs vooruit: ‘In het algemeen kan worden gesteld dat de offshore business in de toekomst een marginale business zal worden, welke enkel nog mogelijk is middels belastingverdragen, financiële infrastructuur en financiële expertise.’ Marginaal zou het niet worden, maar er werden flinke tikken uitgedeeld. De gesprekken met Amerika begonnen in 1979. Formeel mochten de Antillen geen onderhandelingen voeren over een verdrag; dat was een Koninkrijkszaak. Maar Nederland liet deze heikele kwestie grotendeels over aan de Antillianen die volop gebruik mochten maken van de Nederlandse ambassade in Washington onder meer voor de communicatie per telex met Willemstad. Het verloop van de onderhandelingen kan daardoor goed gevolgd worden in de codeberichten van de ambassade die bewaard worden bij het Nationaal Archief in Den Haag. Zij bevatten saillante details, zoals het lekken in 1982 van vertrouwelijke informatie van de onderhandelingstafel naar het trustkantoor Amaco. Opmerkelijk is een codebericht van mei 1981 van Harold Henriquez aan minister-president Don Martina. Henriquez maakte zich zorgen. De Amerikanen beschuldigden de Antillen ervan dat internationaal drugsgeld 27


via Antilliaanse nv’s werd witgewassen. Willemstad ontkende, maar dat maakte geen indruk op de Verenigde Staten. Witwassen werd een belangrijk argument om het belastingverdrag te herzien en het thema kwam sindsdien voortdurend terug in de discussie over de offshoresector. Zo hield in 1983 een commissie uit het Amerikaanse congres een hoorzitting over het misbruik van Antilliaanse nv’s bij belastingontwijking en witwaspraktijken. Henriquez noemde in zijn bericht aan Willemstad de informanten onbekwaam en onwetend, maar het punt was gemaakt. De beschuldiging kwam niet uit de lucht vallen. De Amerikaanse journalist Joel Garreau beweerde in 1981 in zijn boek The Nine Nations of North America dat Curaçao het meest geperfectioneerde systeem van offshore banking kende, waar drughandelaren hun smokkeldollars konden witwassen. Hij werd op het eiland weggehoond, maar niet door de Nederlandse ambtenaar Bart Bredero die op Curaçao toezicht hield op de besteding van de miljoenen ontwikkelingsgeld. In dagblad Amigoe van 8 juli 1983 schreef hij: ‘Nu mogen wij tegenover de wereld proberen vol te houden dat er onder de 25.000 (vijf en twintig duizend!) offshoremaatschappijen op Curaçao misschien één of twee van wat twijfelachtig allooi zijn, maar dat verhaal gelooft behalve wijzelf geen sterveling meer.’ Het werden moeizame gesprekken in Washington waaraan peperdure advocaten en adviseurs een zak met dollars overhielden. De Amerikanen werden bestookt met uitvoerige position papers waarin op het eminente belang van de sector voor Curaçao werd gewezen. Door deze intensieve lobby hebben de Antillen de ingreep een paar jaar weten te rekken. Citco – belanghebbende nummer één – plaatste paginagrote advertenties in The Wall Street Journal met teksten als ‘Citco put Curaçao on the financial map through innovation, efficiency and reliability.’ Citco-baas Christ Smeets (zoon van Ton Smeets) zat – niet toevallig – in de ‘backup-commissie’ van deskundigen die door de Antilliaanse regering was ingesteld. De latere premier Miguel Pourier maakte er ook deel van uit. De belangen van de sector en de overheid waren groot. De inkomsten uit de offshoresector waren gestegen tot veertig procent van de belastinginkomsten van de Antillen. Daar hoefde de overheid 28


alleen het handje voor open te houden. Het werden, naar de tv-western uit die jaren, de ‘bonanza-jaren’ genoemd. Boeli van Leeuwen typeerde de kip met de gouden eieren in zijn bundel columns Geniale Anarchie (1990): ‘Uiteraard werd deze gouden regen beschouwd als monopoly-money dat zomaar uit de lucht op onze speeltafel neerdwarrelde. We maakten van het overheidsapparaat een opvangcentrum van werklozen en werkschuwenden, die, per slot van rekening, allen stemgerechtigd zijn.’ In 1986 kwam de eerste grote klap toen de VS hun hoge bronbelasting op dividenden en rente afschafte. Voor Amerikaanse bedrijven waren de Antillen als lucratief tussenstation niet meer interessant. Het werden toen hopeloze onderhandelingen met als doel te redden wat er nog te redden viel. Henriquez botste tegen een muur van onwil, meldde hij in een codebericht aan Willemstad: ‘De Amerikanen willen kost wat kost voorkomen dat de Antillen ook maar ergens baat bij hebben. Het oordeel was altijd negatief en subjectief en dat is het nog steeds. De VS is vastberaden om onze sector de nek om te draaien.’ In 1987, na acht jaar onderhandelen, zegde de VS, nadat het aanvankelijk toch een vederlicht alternatief had getekend, het verdrag op. Een telefoontje van minister Van den Broek naar ambtsgenoot George Shultz hielp niet. De Amerikanen wilden niet verder gaan dan een overgangsregeling zodat Curaçao langzaam kon wennen aan de pijn. De overgangsregeling duurde tot 1992, toen was het helemaal gedaan met de pret. En of dit niet genoeg was: ook Groot-Brittannië zegde het belastingverdrag op. Een paar maanden na de knock-out in 1987 stroomde in het stadsdeel Pietermaai van Willemstad het Cornelis Berchplein vol. De gezaghebber van het eiland onthulde samen met ‘Papa’ Smeets de nieuwe naam van het plein: ‘Plasa Smeets’ waaraan Citco een kantoor met uitstraling had gebouwd. ‘Papa’ was eerder al benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Een naar hem genoemd pleintje kon er nog wel bij. 29


Curaçao had veel aan de grondlegger van de offshore te danken. De speciaal ingevlogen Brotherhood of Man zong Save your kisses for me. De muziekkeuze benadrukte nog eens dat de offshore ver af stond van de gewone Antilliaan, want dan zou er een plaatselijk tumba-orkest zijn gevraagd. Met het nieuwe gebouw, dat nog steeds door Citco in gebruik is, en het knallende feest, wilde de offshoresector uitdragen dat het feest nog niet voorbij was. Voorzitter Gregory Elias van de Vereniging Offshore Belangen keek in 1988, toen de overheid nog steeds 320 miljoen Antilliaanse guldens uit de offshoresector ontving, tijdens de jaarlijkse lunch vooruit. Hij stond erop dat de overheid snel met nieuwe regelgeving kwam. Elias zag de toekomst niet somber in mits er nieuwe belastingverdragen gesloten konden worden en Curaçao zou blijven profiteren van ‘politieke stabiliteit, van de banden met Nederland en van een onafhankelijke rechtspraak’. Hij waarschuwde tegen een nieuwe aanval op de offshore: ‘De VOB beschouwt de geheimhouding van bankinformatie en bankgegevens van uitermate groot belang voor de uitbreiding van de offshore in de Antillen.’ Internationaal groeide het verzet tegen die geheimhouding. De sector op Curaçao besefte dat helemaal niets doen geen optie was. In 1991 tekende de sector de internationale gedragscode die het witwassen van drugsgelden moest tegengaan. Voortaan moest de identiteit van klanten gecontroleerd worden en moesten dubieuze personen worden geweerd. Het was een poging tot zelfregulering zonder enige controle of sanctie. Veel zin had de sector er niet in en het openbaar ministerie mocht niet eigenstandig komen kijken wie er achter bankrekeningen zaten. Daar moest eerst een rechterlijk bevel voor worden gegeven. De sector hielp de overheid bij het maken van nieuwe wetgeving. Een clubje fiscalisten van banken en trustkantoren bedacht en schreef de regelgeving, net zoals dat gebeurd was met de wet die gepensioneerden uit Nederland naar Curaçao moest lokken. Andere fiscale constructies volgden. Het tijdschrift Euromoney kopte op de cover: Netherlands Antilles, new mood, new momentum. 30


Een nieuwe hobbel was de veranderde houding van de Nederlandse politiek. Onder aanvoering van PvdA-Kamerlid Willem Vermeend en onder druk van de publieke opinie trok Den Haag aan de rem. Illustratief is het paginagroot artikel in het Vrije Volk van 10 oktober 1989 met een luchtfoto van Willemstad. Journalist Rien Robijns analyseerde hoe anderhalf miljard gulden aan Nederlandse vennootschapsbelasting verdween in belastingparadijzen. ‘Het bedrijfsleven ging de afgelopen jaren steeds internationaler opereren en ging gebruik maken van ingewikkelde constructies om belasting te ontgaan. Eigenlijk ging het als met het reizen: waar zich enkele tientallen jaren geleden slechts een elite tijdens de vakantie naar het buitenland verplaatste, heeft zich nu een massatoerisme ontwikkeld. En waar vroeger vrijwel alleen de multinationals profiteerden van de mazen in de internationale belastingwetgeving weten nu in hun spoor middelgrote en kleinere ondernemingen uitstekend de weg naar fiscaal zonniger oorden te vinden.’ Dat gebeurde niet alleen in Nederland. Belastingontwijking werd een mondiaal verschijnsel. Andere tax havens expandeerden. Curaçao stond in 1989 niet meer bovenaan in het steeds langer wordende rijtje van onder meer Panama, Bahama’s, Kanaaleilanden, Maagdeneilanden, Kaaimaneilanden, Luxemburg, Liechtenstein en Zwitserland. En ook Nederland zelf kreeg deze kwalificatie. Curaçao was een middenmoter geworden. Edo Haan (gepromoveerd op de economie van de Nederlandse Antillen, nu PvdA-burgemeester in Maassluis) maakte in 1998 in zijn proefschrift Antilliaanse Instituties de balans op. Terwijl de economische recessie in de westerse wereld haar dieptepunt bereikte waren de jaren 1980-1983 voor de Antillen juist topjaren. De overheidsinkomsten namen tussen 1980 en 1984 toe met 63 procent. Intussen groeide het ambtenarenapparaat ondanks een personeelsstop als kool. Maar het tij keerde plotseling en het onheil kwam van alle kanten. Het verblijfstoerisme op Curaçao raakte in het slop, buitenlandse bedrijven trokken zich terug uit de haven (dokmaatschappij) en de raffinaderij. De overheid dichtte het ene gat met het andere en werd om arbeidsplaatsen te redden aandeelhouder en steunverlener. Desondanks 31


steeg de werkloosheid naar 25 procent. Haan wees Nederland, dat de Antillen tussen 1969 en 1995 ruim 1,6 miljard euro (volgens de waarde van toen) ontwikkelingshulp had gegeven aan als medeschuldige. Met dat kapitaal werden gebouwen neergezet, wegen aangelegd en de plaatselijke industrie gesteund. Maar de miljardensteun verbeterde niet de kwaliteit van het bestuur, niet de zorg voor het milieu, niet het onderwijs, niet het leven in het wijken. Econoom Rob van den Bergh was een stuk positiever. In 1990, toen hij vier jaar op het eiland werkte bij de centrale bank, legde hij zijn ervaringen en verwachtingen neer in het boekje Curaçao in de praktijk. Er moest nog een hoop gebeuren, maar dynamiek, stabiliteit en de charme van het leven zouden het eiland redden.

HET GEVAL 3

George Soros Groot geld op Curaçao, dat is het Quantum Endowment Fund van George Soros (Boedapest, 1930). Sinds de oprichting op Curaçao in 1973 heeft hij met Quantum veertig miljard dollar verdiend voor zichzelf en medebeleggers. Ter vergelijking: de totale belastinginkomsten van het land Curaçao zijn een miljard dollar per jaar. Quantum is een van de grootste hedgefondsen ter wereld. Zo’n ‘hefboomfonds’ staat open voor een beperkt aantal investeerders en past risicovolle strategieën toe, zoals koersspeculatie, die veel geld op kunnen leveren. Soros verliet Hongarije in 1946, studeerde aan de London School of Economics, werd handelsreiziger en begon zijn carrière in 1956 als speculant bij een kleine makelaar in effecten in New York. Hij werd groter en groter dankzij zijn devies ‘dat je nooit een trend moet volgen, maar er altijd tegenin moet gaan’. In 1992 speculeerde hij op ongekende schaal tegen het overgewaardeerde Britse pond en dwong de regering de munt te devalueren. Soros maakte in enkele weken een winst van een miljard Britse pond. Voor zijn fonds koos hij in 1973 voor het belastingvriendelijke Curaçao, waar hij zijn belangen onderbracht bij Citco. Het kantoor aan de Kaya Flamboyan is nog steeds de thuisbasis van het fonds, waar 32


de familie Rotschild met veel geld in heeft gezeten. In 2011 werd het hedgefonds gesloten voor niet-familieleden. Soros is zijn vermogen mede gaan gebruiken voor het realiseren van zijn filosofische en politieke idealen. Aanvankelijk door het ondersteunen van democratische ontwikkelingen in Oost-Europa, later veel breder over de hele wereld. Soros was tot voor kort goed voor zo’n 25 miljard dollar, maar het vermogen kelderde na een gift van 15 miljard aan fondsen voor goede werken.

33


5

Kat met negen levens

In de week waarin een kwart miljoen bewoners uit het Gelderse rivierengebied werden geëvacueerd omdat de Waaldijken het dreigden te begeven, vloog ik – februari 1995 – voor de vijfde keer naar Curaçao. De chef van de sportredactie van Brabants Dagblad had me uitgebreid gebrieft over een Antilliaanse belastingconstructie waar Nederlandse profvoetballers gretig gebruik van maakten. Het ging om onder anderen Dennis Bergkamp, Wim Jonk, Aron Winter, Richard Witschge en John van ‘t Schip. Op het eiland zou een mooi verhaal over deze ‘verdachte deal’ te halen zijn. En als ik dan toch bezig was met fiscale zaken, kon ik meteen even de hele financiële offshore tegen het licht houden. Daar had ik twee dagen voor ingeruimd in mijn agenda, want ik wilde nog twee grote reportages maken over volstrekt andere onderwerpen. Zullen we het houden op overmoed? Directeur Peter Bless ontving me in het nieuwe kantoor van bankiershuis Van Lanschot, toen een middelgrote speler in de offshore. ABN AMRO was druk aan het bouwen. ING was net klaar en Rabobank had haar intrek genomen in een prachtig gerestaureerd landhuis. De Bossche bank voor bedrijven en vermogende particulieren had op het eiland geen klanten. Alles was offshore. Het gesprek duurde niet lang. Bless gaf kort en plichtmatig antwoord op de simpele vragen van een journalist die niets van de sector wist. Hij vertelde nog wel dat hij regelmatig in de Belgische gemeenten Oud-Turnhout en Brasschaat kwam waar de voor de fiscus gevluchte Nederbelgen woonden. Het waren goede klanten van hem. ‘Ik vervul een vertrouwensfunctie op 8.000 kilometer afstand. Dat gaat wel, maar af en toe bij de mensen op bezoek gaan is nooit verkeerd. Je kijkt elkaar nog eens goed in de ogen en vertelt hoe je het doet en wat de resultaten zijn van onze inspanningen.’

34


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.