Evert G. Gonesh
Jagernath Lachmon Verbroederingspolitiek in Suriname
LM Publishers
Lachmon_p001_208.indd 3
18-09-15 10:34
Jagernath Lachmon Verbroederingspolitiek in Suriname
LM Publishers Joseph Haydnlaan 2A 3533 AE Utrecht info@lmpublishers.nl www.lmpublishers.nl Š 2015 LM Publishers, Utrecht redactie Clazien Medendorp foto cover ANP/Ruud Hoff (Dag van de Omhelzing, Utrecht, 27-11-1988) grafische vormgeving Ad van Helmond, Amsterdam productie High Trade bv, Zwolle Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microďŹ lm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur/uitgever. isbn 978-94-6022-411-9
Lachmon_p001_208.indd 4
18-09-15 10:34
Inhoud
Woord vooraf Inleiding 9 1
7
Etniciteit en verbroederingspolitiek 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Suriname als ‘volksplanting’ 13 1.3 Etniciteit als conflictbron 14 1.4 Verklaringen voor etnische harmonie in Suriname 1.5 Verbroederingspolitiek, een creatie van Lachmon
2
Vormende jaren 24 2.1 Inleiding 24 2.2 Een nieuw vaderland 24 2.3 Op het platteland 26 2.4 In Paramaribo 27 2.5 Persoonlijke relaties 28 2.6 Samenvatting 30
3
Politiek leiderschap 34 3.1 Inleiding 34 3.2 Politieke voorverwarming 35 3.3 De strijd om algemeen kiesrecht 38 3.4 Garantstelling van Creoolse dominantie 3.5 Het leiderschap van de vhp 45 3.6 De eerste algemene verkiezingen 46 3.7 Lachmon volksvertegenwoordiger 50 3.8 Samenvatting 51
4
16 19
42
Verschuivende etnische verhoudingen 59 4.1 Inleiding 59 4.2 De onttroning van de Creools-Joodse elite 59 4.3 Barsten in de vhp 64 4.4 De slag om de nps 67 4.5 Valkuilen voor de Verbroedering 70 4.6 Pengel als kandidaat van de vhp 75 4.7 Samenvatting 80
Lachmon_p001_208.indd 5
18-09-15 10:34
5
Verbroederingspolitiek 91 5.1 Inleiding 91 5.2 Het Eenheidsfront 92 5.3 Pengel en Lachmon in het machtscentrum 95 5.4 De grenzen van de Verbroedering 98 5.4.1 Intern verzet 98 5.4.2 Externe invloeden 103 5.4.3 Pengel en Lachmon groeien uit elkaar 105 5.4.4 Het einde van de nps-vhp samenwerking 108 5.5 Samenvatting 114
6
Etnische polarisatie 120 6.1 Inleiding 120 6.2 De val van de regering-Pengel ii 121 6.3 Etnische spanningen 124 6.3.1 Het Creools verzet 125 6.3.2 Lachmons poging tot incorporatie van de nps 6.3.3 Groeiende sociale onrust 131 6.4 Een nieuw Creools blok 134 6.4.1 De vorming van de npk-1 134 6.4.2 De strijd om de onafhankelijkheid 137 6.4.3 Een politieke schijnverzoening 141 6.5 Erosie van de democratie 142 6.6 Samenvatting 146
7
Staatsgreep en herdemocratisering 7.1 Inleiding 158 7.2 De militaire staatsgreep 159 7.3 De democratie op een hellend vlak 7.4 Een noodlottige ontlading 163 7.5 Rehabilitatie van de democratie 7.6 De riethalm richt zich op 169 7.7 Het machtsvraagstuk 172 7.8 Hernieuwd verzet tegen Lachmon 7.9 Lachmon gaat heen 182 7.10 Samenvatting 184 Conclusie
158
160 167
178
193
Afkortingen 198 Literatuurlijst en bronnen
Lachmon_p001_208.indd 6
128
200
18-09-15 10:34
Woord vooraf
In 1986 publiceerde ik onder mijn eerdere naam Evert Azimullah het boek Jagernath Lachmon – een politieke biografie. Een en ander ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van Lachmon op 21 september 1986. Dit werk was een eerste reconstructie van het leven van deze toenmalige leider van de vhp. Met het heengaan van Lachmon op 18 oktober 2001 diende zich de behoefte aan om de door hem geïntroduceerde “Verbroederingspolitiek” nadrukkelijk te omlijnen. Door verschillende auteurs wordt namelijk alleen aandacht besteed aan de beknopte betekenis van de verbroederingspolitiek: ‘de samenwerking tussen de Creoolse leider Pengel en de Hindostaanse voorman Lachmon in de periode 1955 tot en met 1967’. Wij zijn echter van mening dat de verbroederingspolitiek in Suriname een ruimere betekenis heeft gehad, namelijk als harmoniemodel in de politieke cultuur van Suriname. Betekenisvolle elementen zoals ‘niet het onderste uit de kan willen halen’, ‘compromissen sluiten’ en ‘altijd andere etnische groepen erbij betrekken’ zijn duidelijke verschillen geweest met de toenmalige politiekvoering in de omliggende Caraïbische landen. Bij het vastleggen van de rol van Lachmon in de politieke geschiedenis van Suriname is gebruik gemaakt van verschillende bronnen. De eerste bron was Lachmon zelf. Hij was bereid om over zijn leven te vertellen en zijn gedachten over de verbroederingspolitiek met mij te delen. Een tweede bron was mijn persoonlijke observatie door de jaren heen. De verkregen inzichten kon ik in gesprekken met politici uit andere politieke kringen toetsen en waar nodig bijstellen. Tenslotte is gebruik van gemaakt van geschreven bronnen zoals verslagen van de opeenvolgende volksvertegenwoordigingen, krantenartikelen en wetenschappelijke geschriften. Lachmons rol en betekenis voor Suriname kan niet in voldoende mate worden begrepen zonder de context te schetsen waarin deze politieke leider heeft moeten opereren. Het in beeld brengen van Lachmons perspectief op bepaalde gebeurtenissen draagt zonder meer bij tot verrijking van de politieke geschiedenis van Suriname in de tweede helft van de twintigste eeuw. In elk hoofdstuk komt een bepaalde periode aan bod en die valt voor elk van de afgebakende perioden samen met een voor die periode kenmerkend thema. Het boek bespreekt VERBROEDERINGSPOLITIEK IN SURINAME
Lachmon_p001_208.indd 7
7
18-09-15 10:34
zodoende niet alleen de politieke geschiedenis van Suriname in een chronologische volgorde, maar stelt ook de relevante thema’s aan de orde. Ik heb gekozen voor het aanvullen van de tekst met een veelheid aan noten en citaten. Daarmede hoop ik niet alleen aangrijpingspunten voor nader onderzoek te bieden, maar ook het optreden van onze politieke voormannen van weleer beter te doen begrijpen. Bij het schrijven van dit boek heb ik mijn voordeel kunnen doen met de inzichten en meningen van prof. dr. Ruben Gowricharn, hoogleraar Sociale Cohesie en Transnationale Vraagstukken aan de Universiteit van Tilburg, die met zijn grote betrokkenheid en kennis van vraagstukken en ontwikkelingen in Suriname aanzienlijk heeft bijgedragen aan dit project. Prof. dr. Susan Legêne, hoogleraar Politieke Geschiedenis aan de Vrije Universiteit, was bereid om het eerste concept van het manuscript in hoofdlijnen door te nemen. Door haar opmerkingen hebben verschillende facetten meer reliëf kregen. Voor de uiteindelijke inhoud draag ik de volledige verantwoordelijkheid. Evert Gonesh
8
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 8
18-09-15 10:34
Inleiding
Bij de oprichting van politieke partijen in Suriname na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Lachmon het leiderschap van de op 25 februari 1947 opgerichte Hindostaans-Javaanse Politieke Partij als het ware in de schoot geworpen. Na een fusie met andere Hindostaanse partijen werd hij op 16 januari 1949 bij acclamatie gekozen tot voorzitter van de Verenigde Hindostaanse Partij (vhp). Deze positie heeft hij geconsolideerd en een halve eeuw lang behouden tot zijn heengaan in oktober 2001. Bij de eerste algemene verkiezingen in de kolonie Suriname op 30 mei 1949, bleek dat alle politieke partijen langs etnische of religieuze lijnen waren georganiseerd. Van Lier (1950:28) betitelde die verkiezingsuitslag dan ook als de triomf van het segmentarisme. Geconfronteerd met etnische botsingen welke zich in verschillende landen voordeden, brak bij Lachmon het besef door dat interetnische samenwerking noodzakelijk was ter bevordering van maatschappelijke vrede en politieke rust in Suriname. Maar als leider van de relatief nieuwe bevolkingsgroep der Hindostanen moest hij zich tevens richten op de emancipatie van deze in maatschappelijk opzicht achtergestelde gemeenschap. Het verweven van het enge groepsbelang van de emancipatie met het nationaal belang van maatschappelijke vrede leidde tot een gedachtegoed, dat door Lachmon werd aangeduid als de ’verbroederingspolitiek’. Uit de consequente lijn in Lachmons toespraken en handelingen valt te destilleren, dat de verbroederingspolitiek is te omschrijven als een leiderschapsstijl, die zich kenmerkt door een hoog accommoderend vermogen. Deze toegeeflijke attitude is hem niet in dank afgenomen door delen van zijn politieke achterban en heeft geleid tot diverse afsplitsingen van de vhp. Rabushka en Shepsle (2009:66) wijzen er in dit verband op, dat ‘ethnic preferences are intense and are not negotiable. To promise less for one’s group in the name of harmony and accommodation is to betray that group’s interest.’ Voor Lachmon stond echter het streven naar behoud van politieke en maatschappelijke vrede centraal en daartoe liet hij al datgene achterwege, dat naar zijn mening onbehagen dan wel heftige reacties bij de andere grote bevolkingsgroep der Creolen zou kunnen oproepen. Zijn plooibaar vermogen toonde hij in nog grotere mate in de periode van militair gedomineerd bestuur (1980-1988), toen Lachmon zijn coöperatieve opstelling om erger te voorkomen verklaarde uit, wat hij noemde, de politiek van de ‘buigende riethalm’: zich buigzaam opstellen als er een storm over het land raast en zich weer oprichten als de storm voorbij is. De verbroederingspolitiek was in Lachmons conceptie een preventieve actie INLEIDING
Lachmon_p001_208.indd 9
9
18-09-15 10:34
tegen mogelijke etnische botsingen. Haakmat (1996:72) onderstreept dit door te stellen dat de verbroederingspolitiek Suriname hoe dan ook heeft verzekerd van rust op het raciale front. Sedney (2010) spreekt zelfs van een politieke vinding. Voorts had de verbroederingspolitiek een coalitie-perspectief, namelijk de politieke samenwerking tussen de vhp en de nps (Nationale Partij Surname), die jarenlang de grootste twee bevolkingsgroepen van Suriname representeerden. Tenslotte was de verbroederingspolitiek bedoeld om vooroordelen en wantrouwen jegens de Hindostaanse Surinamers zoveel mogelijk weg te werken, opdat zij door de Creolen in woord en daad als waarachtige Surinamers zouden worden tegemoet getreden. Ter verklaring van de etnische stabiliteit in Suriname wordt door verschillende auteurs alleen aandacht besteed aan het coalitie-perspectief van de verbroederingspolitiek, namelijk als zijnde het samengaan tussen Lachmon als leider van de Hindostanen en Pengel als leider van de Afro-Creolen in de periode 1955 tot 1967. Ongetwijfeld heeft de verbroederingspolitiek in deze periode een integrerende werking gehad, waarbij volgens Ramsoedh (2013:17) de eerste aanzetten werden gegeven tot een geleidelijke af braak van de etnische omheining waarbinnen de grote meerderheid van Creolen, Hindostanen en Javanen had geleefd. Maar de verbroederingspolitiek heeft een wijdere betekenis als ideologie gehad. Het onderkennen van etnisch-culturele diversiteit leidde tot het besef dat samenwerking nodig was voor het handhaven van etnische stabiliteit. Het ontstaan van interetnische coalities in multi-etnische samenlevingen wordt als een logische uitkomst opgevat van verkiezingsuitslagen. Maar in die logica speelt de politieke leider een beslissende rol: hij kan zich opstellen als een havik die de confrontatie aangaat of zich profileren als een duif, een bruggenbouwer. In dit laatste geval is de leider een niet te veronachtzamen figuur in de totstandkoming van een grand coalition. In de literatuur over deze als pluraal aangeduide samenlevingen, is de leider niettemin een onderbelichte figuur. In deze verhandeling is ervoor gekozen om de focus vooral te richten op de rol van Lachmon als leider in de interetnische politieke samenwerking. Na een inleidend theoretisch hoofdstuk over de etnische problematiek in multietnische samenlevingen wordt een beeld geschetst van de vormende jaren van de jonge Lachmon, gevolgd door vijf hoofdstukken en een conclusie. In elk van de vijf hoofdstukken wordt een aparte periode aan de orde gesteld waarbij de chronologie samenvalt met een ander thema. Deze thema’s vormen het onderwerp van de afzonderlijke hoofdstukken. Elk hoofdstuk wordt ingeleid door de kenmerkende en relevante aspecten van de desbetreffende periode te schetsen (de context) en de rol van Lachmon (de actor) daarin te belichten. Door de actor in de context te plaatsen wordt duidelijk wat de bijdrage van Lachmon in de des10
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 10
18-09-15 10:34
betreffende periode is geweest. Dat wordt verduidelijkt in de samenvatting aan het eind van elk hoofdstuk. In hoofdstuk 2 wordt kort stilgestaan bij de sociale achtergrond van Lachmon en diens beroepsvorming. Beide zaken zijn van beslissend belang geweest voor zijn politieke loopbaan. Zijn sociaal milieu is van betekenis doordat hij zich niet in een religieus keurslijf bevond en daardoor acceptabel was voor de verschillende stromingen binnen de Hindostaanse gemeenschap. De beroepsvorming maakt duidelijk dat Lachmon, ondanks zijn Hindostaans-agrarische afkomst, snel vercreoliseerde en daardoor niet alleen sociaal vaardig was in de omgang met stedelingen, maar ook een netwerk en respect wist op te bouwen onder de stedelijke Creolen. In hoofdstuk 3 staat de oprichting van etnische politieke partijen centraal. Hier wordt uiteengezet in welke historische context de oprichting van politieke partijen plaatsvond en hoe de destijds heersende Creools-Joodse elite trachtte de invoering van het algemeen kiesrecht te voorkomen. Tenslotte komt aan de orde hoe Lachmon het leiderschap van de vhp heeft verworven. De emancipatie van de Hindostanen en Afro-Creolen is het onderwerp van hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe Lachmon zijn prille gedachten over representatie en verbroedering in de parlementaire praktijk ontwikkelde. Dat gebeurde deels uit overtuiging en deels in oppositie tot de minachtende bejegening door de elite. Het belang van dit hoofdstuk is niet alleen gelegen in een beschrijving van de wijze waarop deze elite wordt onttroond door de opkomende Hindostanen en Afro-Creolen, maar ook in het feit dat deze ontwikkeling een prelude vormt tot de verbroederingspolitiek. De verbroederingspolitiek, de vorming van een coalitie tussen de Afro-Creoolse nps en de Hindostaanse vhp, wordt in hoofdstuk 5 behandeld. Hoewel deze coalitie een relatief korte periode in de Surinaamse politieke geschiedenis betrof, is deze periode cruciaal, omdat daarin een serieuze poging werd ondernomen tot het af breken van de muren van wederzijdse vooroordelen tussen Creolen en Hindostanen, Suriname’s grootste bevolkingsgroepen. Ondanks Lachmons vaak gedemonstreerde neiging tot politieke accommodatie is het hem niet gelukt om een etnische polarisatie te voorkomen. Hoe die heeft kunnen plaatsvinden, wordt beschreven in hoofdstuk 6. Paradoxaal genoeg toonde Lachmon zich juist in deze periode van etnische polarisatie rondom de kwestie van de onaf hankelijkheid minder buigzaam. Op een gegeven ogenblik koos hij zelfs voor de ramkoers, maar het was toch zijn verbroederingspolitiek die zegevierde door toepassing daarvan door George Hindori, destijds een van zijn politieke zonen. Hoofdstuk 7 behandelt de militaire staatsgreep en herdemocratisering. Aanvankelijk nam in deze periode de invloed van de gevestigde politici, inclusief die van Lachmon, af. Maar deze verdringing was van korte duur. De militaiINLEIDING
Lachmon_p001_208.indd 11
11
18-09-15 10:34
ren waren na ongeveer drie jaar moreel, economisch en politiek in het defensief en troffen voorbereidingen om de gevestigde partijen bij ’s lands bestuur te betrekken en om de parlementaire democratie te restaureren. Die positie opende nieuwe perspectieven voor de oude politici. Lachmon speelde in dit proces een cruciale rol. Het slothoofdstuk – Conclusie – pakt de draad uitgezet in dit inleidend hoofdstuk weer op. Na een samenvatting van de belangrijkste verworvenheden en de erfenis van Lachmon – verbroedering, onderscheiden naar een coalitie en naar een ideologie – wordt ook geëvalueerd wat de verbroederingspolitiek voor Suriname heeft betekend.
12
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 12
18-09-15 10:34
1
Etniciteit en verbroederingspolitiek
1.1
Inleiding
In de literatuur over plurale samenlevingen overheerst de opvatting dat deze samenlevingen gebukt gaan onder etnische conflicten of de dreiging daarvan. Horowitz (1985: xi) constateert in het voorwoord van zijn boek Ethnic Groups in Conflict: ‘Ethnicity is at the center of politics in country after country, a potent source of challenges to the cohesion of states and of international tensions’. Rabushka en Shepsle (2009:7) menen dat ‘the history of plural societies is replete with tragedies of civil strife dating over centuries and located in nearly every region of the globe.’ Deze geweldsuitbarstingen bleken veelal hun oorsprong te hebben in de etnische verscheidenheid van de voormalige koloniën. Van Lier (1977:298) waarschuwt ervoor dat in Suriname de vooroordelen tussen de bevolkingsgroepen zich na de Tweede Wereldoorlog hebben gehandhaafd en een vruchtbare bodem voor etnisch conflict vormen. Waakzaamheid ten aanzien van interetnische verhoudingen blijft volgens van Lier dan ook raadzaam.1
1.2 Suriname als ‘volksplanting’ Op 1 juli 1863 werd in de Nederlandse kolonie Suriname de slavernij afgeschaft. De bijkans 37.000 vrijverklaarde slaven, door de jaren heen aangevoerd vanuit de westkust van Afrika, bleven echter gedurende tien jaren nog werken onder het zogenaamde Staatstoezicht. In deze overbruggingsperiode werd naar alternatieve arbeidskrachten voor het werk op de plantages gezocht. Uiteindelijk werd met de Britten een overeenkomst gesloten waarin aanvoer en tewerkstelling van veldarbeiders uit Brits-Indië werd geregeld.2 Tussen 1873 en 1916 kwamen zodoende ongeveer 34.000 veldarbeiders uit het toenmalige Brits-Indië naar Suriname. De Brits-Indiërs werden naderhand aangeduid als Hindostanen. Na een periode van vijf jaren ‘contractarbeid’ konden ze zich blijvend in Suriname vestigen of gebruik maken van het recht op kosteloze terugkeer naar het land van herkomst. Van deze laatste mogelijkheid maakte ongeveer een derde deel gebruik. Onder gelijksoortige voorwaarden werden van 1890 tot 1939 bijkans 33.000 Javanen uit Nederlands-Indië aangevoerd en van deze nieuwkomers vestigden ongeveer 25.000 zich blijvend in Suriname (Derveld 1981:18). In die periode werd de grootste gemeenschap in Suriname gevormd door de Creolen die zowel Negers als Gemengden omvatte. De rechtstreekse afstammelingen van de slavengemeenschap werden naderhand aangeduid als Marrons die in verschilE TNICITEIT EN VERBROEDERINGSP OLITIEK
Lachmon_p001_208.indd 13
13
18-09-15 10:34
lende stamverbanden hoofdzakelijk in het binnenland van Suriname woonden. Daar zijn voornamelijk ook de Indianen, de oorspronkelijke bewoners van Suriname, gevestigd. Suriname kreeg met deze ‘volksplanting’ de bouwstenen voor een multi-etnische samenleving die in de theorie wordt aangeduid als pluraal3, meervoudig dan wel gesegmenteerd 4. Aangezien de etnische groepen in Suriname verschillen naar ras, godsdienst, taal, cultuur en vaak zelfs geografische situering typeren Baud et al. (1994:81) Suriname als een ‘etnisch extreem plurale samenleving.’ Zo een samenleving met samenvallende breuklijnen die elkander versterken duidt Andeweg (2000:510) aan als een ‘deeply divided society’. Menke (2009: 2) spreekt van een ‘complexe diversiteit’: de diversiteit in de Surinaamse samenleving is niet alleen groot, maar ook complex.
1.3 Etniciteit als conflictbron In Suriname behoort etniciteit tot de nauwelijks bespreekbare onderwerpen.5 Schalkwijk (1994:313) wijst erop, dat degene die probeert etnische verklaringen te geven voor politiek gedrag al snel van ‘racisme’ wordt beschuldigd. Sedney (2010:16) is van mening dat Surinamers zich bij het onderwerp etniciteit gedragen als de vogel Struis: ‘ze houden zich blind voor de dagelijkse werkelijkheid uit angst zichzelf tegen te komen, en uit vrees dat teveel aandacht de verdeeldheid zal vergroten en de noodzakelijke eenheid als natie zal bemoeilijken.’ Deze instelling werd bijkans driekwart eeuw geleden al geschetst door Clemens Ramkisoen Biswamitre, die stelde: ‘Tusschen ons en den holenmensch ligt een ontwikkeling van eeuwen en eeuwen. Toch zijn wij allen geestelijk nog altijd holbewoners gebleven. Wij graven ons een hol, waarin onze sympathiën en antipathiën, onze vooroordeelen, passen en voelen ons daarin thuis. Onze oogen wennen aan den schemer en kunnen het heldere licht daar buiten slecht verdragen (De West d.d. 06-08-1943). Dat etniciteit echter nog heden ten dage een punt van zorg is werd verwoord in de Regeringsverklaring 2010-2015, uitgesproken in De Nationale Assemblée op 1 oktober 2010, waarin president D.D. Bouterse stelde: ‘Vrijwel alle sociale acties in de Surinaamse gemeenschap zijn etnisch geïndiceerd: er is niets waarbij alle groepen in even grote mate bij betrokken zijn of er enthousiast aan deelnemen. Het is daarom een enorme vergissing om deze verdeeldheid te continueren en de etnische scheidingen door de kolonisator aangeleerd te accentueren.’
14
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 14
18-09-15 10:34
Zolang de economische en politiek-bestuurlijke instituten in handen waren van een externe mogendheid, veelal het koloniserende moederland in Europa, leefden de verschillende etnoculturele groepen zonder noemenswaardige spanningen naast elkaar. De concurrentie tussen bevolkingsgroepen op het sociaaleconomisch vlak maakte onderlinge verschillen wel enigszins manifest, maar vormde geen bedreiging voor de functionering dan wel voor het voortbestaan van de bestaande bestuurlijke orde. Onderlinge strijd manifesteerde zich na de dekolonisatie en zelfs af brokkeling van het staatsverband deed zich voor na het wegvallen van de ‘Leviathan’ (Cederman, Wimmer & Min 2010). Bepaalde segmenten uit multi-etnische samenlevingen voelden zich dan onvoldoende of in het geheel niet vertegenwoordigd in het landsbestuur, terwijl het vaak ook voorkwam dat de bestuurlijke macht werd gemonopoliseerd door één bevolkingsgroep. Maar ook het feit dat bepaalde etnopolitieke groepen vanwege hun numerieke zwakte nimmer de verkiezingen zouden kunnen winnen, zorgde voor permanente spanningen. Horowitz (1985:84) merkt op dat dit vooruitzicht op permanent exclusion in een plurale samenleving de grootste bedreiging voor de democratie vormt. Ramharack (1961:81), zich baserend op Guyana, merkt op dat het voorkomt dat specifieke sociaaleconomische sectoren door een bepaalde etnische groep zijn gemonopoliseerd of dat de geografische spreiding samenvalt met de demografische spreiding. De etnische omlijning van de betreffende groepen wordt dan aangescherpt. In de gelederen van de buitengesloten groepen kunnen de militanten gaandeweg de overhand krijgen en de weg naar conciliatie, compromis en pacificatie afsluiten. Politieke leiders gebruikten dan als mobilisatiemechanisme het herdefiniëren van de etnische verschillen tussen de verschillende bevolkingsgroepen(Wimmer 1997:633). Wanneer werd geappelleerd aan historische en etnosomatische, etnoreligieuze dan wel etnolinguistische bindingen met delen van het nieuwe staatsgebied, staken daarbij ook territoriale claims de kop op. Jalali en Lipset (1992/1993:600) stellen dat etnische conflicten een gevarieerde dynamiek met zich meedragen en dus niet slechts vanuit één optiek kunnen worden verklaard: ‘Ethnicity derives its strength not only from symbolic and affective aspects of primordial ties but also from its use as an instrument for economic and political advantage.’ Ook Wimmer (1997:651) meent dat etnische conflicten terug te voeren zijn op een strijd om de economische, politieke, wettelijke en symbolische bronnen van de moderne natiestaat. Etnische relaties krijgen een nieuwe dimensie wanneer die de vorm van nationalisme aanneemt. Er worden dan activiteiten ontplooid op het niveau van de natiestaat, dus een staat die beoogt een natie te vertegenwoordigen. Cederman, Wimmer en Min (2010:6) omschrijven nationalisme als een politiek principe dat de eenheden ‘regering’ en ‘natie’ verenigt, hetgeen impliceert: ‘Whereas the unit of governance is usually understood to be the sovereign state, the nation is imagined as a community of common origin E TNICITEIT EN VERBROEDERINGSP OLITIEK
Lachmon_p001_208.indd 15
15
18-09-15 10:34
and shared historical destiny’. De aldus gepresenteerde nationale identiteit rust dan op hetgeen Anderson (1991) aanduidt als een ‘imagined community’. Er is sprake van een verbeelde gemeenschap omdat leden van zelfs de kleinste natiestaat nooit alle leden van die natie zullen ontmoeten of van hen zullen horen. In een multi-etnische ‘imagined community’ bepaalt de sterkste etnische groep de nationale identiteit. Dan rijst ook de vraag welke etnische gemeenschap als de legitieme ‘eigenaar’ geacht wordt de verbeelde natie te vertegenwoordigen en toegang te hebben tot de bronnen van de staat (Wimmer 1997:631). Interetnische betrekkingen escaleren tot etnische conflicten wanneer de dominante groepering een rigide etnisering van de bureaucratie doorvoert en ook wanneer groepen worden uitgesloten van herkenbaarheid van hetgeen als de nationale cultuur of als nationale symbolen wordt gepresenteerd (Wimmer 1997:646). Reilly (2003:21) vat de politieke problematiek van plurale samenlevingen treffend samen wanneer hij stelt dat deze samenlevingen in feite staan voor een tweevoudige uitdaging: ‘consolidating democracy while managing the politization of ethnicity.’
1.4 Verklaringen voor etnische harmonie in Suriname Arend Lijphart (1968) ontwikkelde het model van de ‘consociational democracy’ met het oogmerk om spanningen die inherent zijn aan het plurale karakter van bepaalde samenlevingen te neutraliseren.6 De ’consociational democracy’ wordt omschreven als ‘government by elite cartel designed to turn a democracy with fragmented political culture into a stable democracy’ (Lijphart 1977:4). Lijphart somt een viertal kenmerken op waaraan de ‘consociational democracy’ zou moeten beantwoorden. Vooreerst moet het staatsbestuur plaatsvinden door een ‘grand coalition’ op basis van een machtsdeling, waarbij zoveel mogelijk segmenten van de samenleving zijn vertegenwoordigd.7 Besluitvorming moet plaatsvinden bij unanimiteit, hetgeen impliceert een vetorecht voor een vertegenwoordigde minderheid. De verschillende segmenten moeten voorts naar verhouding vertegenwoordigd zijn in gekozen functies en bij benoemingen in belangrijke staatsfuncties. En ten slotte is er ruimte voor een grote mate van culturele autonomie voor de respectievelijke bevolkingsgroepen in de samenleving ten aanzien van aangelegenheden die voor hen essentieel zijn.8 Lijphart prijst zijn model van de ‘consociational democracy’ aan als het beste concept voor democratisch bestuur in plurale maatschappijen.9 Lijphart (1977:1) gaat in zijn consociational model uit van coöperatief gezinde leiders van de gemeenschappen in de plurale samenleving. Morrow (2005:47) wijst erop dat de leiders ook de confrontatie kunnen kiezen.10 Maar ook kunnen zij de druk vanuit hun etnische groep om voor confrontatie te kiezen naast zich neerleggen. Dit is wel een groot risico omdat de leider de kans loopt om bij grote 16
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 16
18-09-15 10:34
delen van zijn achterban het in hem gestelde vertrouwen te verspelen. Lijphart (1968:211) geeft daarom ook aan dat het succes van de consociational of pacificatie politiek af hangt van de wijsheid en democratische waarden van de leiders. Van verschillende zijden is gezocht naar een verklaring voor de vaak geroemde etnische harmonie in Suriname.11 Voor Edward Dew (1978:203) is Suriname een goed voorbeeld van het consociational model. In zijn voorwoord getuigt Dew echter van twijfel omtrent het consociational karakter van de Surinaamse situatie wanneer hij opmerkt dat Suriname in de jaren zeventig van de vorige eeuw kennelijk het ‘consociational model’ had verlaten en dat ‘the ability of the system to survive the independence struggle without bloodshed requires that consociationalism be assessed in a broader perspective’ (Dew 1978: viii). Een en ander nodigt uit tot nader onderzoek naar het ‘breder perspectief’. Peter Dodge (1966:593) meent dat in Suriname de etnische vrede is bewaard door vrees voor ‘the evident horrible examples presented by the disorder in neighbouring Guyana, in which Creole and Hindustani elements find themselves in similar juxtaposition.’ Het is zeker niet uitgesloten dat de Brits-Guianese toestanden mede van invloed zijn geweest op Lachmons pacificerende attitude. Maar ook de eerdere samenwerking in toenmalig Brits-Guiana tussen Creolen en Hindostanen binnen één politieke organisatie kan model hebben gestaan voor Pengel en Lachmon in Suriname. Christopher Bagley (1973:119-120) stelt dat de Surinaamse politieke leiders mogelijk de verzuiling-principes van Nederland kopieerden en zegt daaromtrent: ‘Since Surinamers receiving higher education went to the Netherlands for this purpose, it is fair to suppose that they absorbed, to some degree at least, the verzuiling principles of Dutch society’. De Creools-Joodse elite en later de gekleurde middenklasse, die in de beginjaren van autonomie in de periode 1949-1958 de politiek-bestuurlijke leiding van Suriname in handen hadden, waren inderdaad hoofdzakelijk in Nederland gevormd. Maar juist in deze periode werden de verzuiling-principes waaronder samenwerking tussen antagonistische groepen niet in de praktijk gebracht. Integendeel waren het twee politieke leiders, Lachmon en Pengel, die in Suriname hun vorming hadden genoten, die het besluit namen tot interetnische samenwerking. Hoppe (1976:165) zoekt de verklaring voor de relatieve stabiliteit van het Surinaamse politieke systeem in de vorming van een ‘elite-kartel-democratie’, waarvan de grote coalities tussen de elites van het Creoolse en het Hindostaanse ‘blok’ de ruggengraat vormen. Deze ‘elite-kartel-democratie’ zou voornamelijk berusten op de informele, vriendschappelijke relaties tussen de leiders der elites, en meer in het bijzonder tussen Pengel en Lachmon. Strikt formeel valt de intensiteit van deze relaties buiten het blikveld van een onderzoeker. Wel nodigt dit uit tot een nadere analyse van de wijze waarop het element leiderschap heeft bijgedragen aan de E TNICITEIT EN VERBROEDERINGSP OLITIEK
Lachmon_p001_208.indd 17
17
18-09-15 10:34
maatschappelijke vrede in Suriname. Gowricharn (2001:76-77) verklaart de etnische stabiliteit vanuit een drieluik, namelijk: de ‘nationale ideologie’ van ‘eenheid in verscheidenheid’, de vriendschappen tussen de leiders en de filosofie van verbroedering. Het concept ‘eenheid in verscheidenheid’ werd door J. H. Adhin in 1957 geïntroduceerd om een harmonische afstemming tussen de verschillende culturen in Suriname te bevorderen, waarbij onder meer werd betoogd: ‘Laat elke groep haar taal behouden en tot ontwikkeling brengen, waarbij als eenheidstaal het Nederlands fungeert. Laat er verscheidenheid van godsdiensten zijn, die elkaar niet slechts tolereren, maar ook begrijpen en eerbiedigen. Laat elke groep haar eigen zeden en gewoonten behouden, maar tegelijkertijd ook een grootste-gemenedeler bezitten, die de basis vormt voor nationale eenheid. (...) Laat er geen eenvormigheid en eentonigheid zijn, doch eenheid in verscheidenheid’ (Adhin 1957:138-139). Dit concept is niet expliciet als nationale ideologie omarmd, omdat van Creoolse zijde het element ‘verscheidenheid’ als een blokkade voor assimilerende natievorming werd beschouwd.12 Sedney (2013:16) stelt zelfs dat er sprake is van een ‘filosofie ter bescherming van het teeltmateriaal.’ Maar het befaamde gedicht ‘Wan Bon’ van de dichter politicus Robin Ravales (‘Dobru’) kan als de poëtische expressie van de ideologie van ‘eenheid in verscheidenheid’ worden beschouwd. ‘Wan Bon’ eindigt – vertaald – als volgt: ‘… Eén Suriname, zovele haarsoorten, zovele huidskleuren, zoveel talen …. Eén volk’. Ramsoedh (2013:21) merkt op, dat het onderkennen van culturele diversiteit geen relikwie meer is van etnisch denken, maar een voorwaarde voor politieke stabiliteit en sociaal-economische vooruitgang. Ook van regeringswege werd kennelijk de ‘eenheid in verscheidenheid’ in acht genomen, gelet op de mededeling van de toenmalige Surinaamse minister van Binnenlandse Zaken S. Moestadja, dat de regering van oordeel is dat elke groep zijn eigen cultuurbelevenis in stand moet en mag houden en dat de toewijzing van nog meer nationale dagen zal worden bekeken aan de hand van een door zijn ministerie samengesteld rapport, waar het vraagstuk ‘gesegmenteerd, multi-etnisch en pluraal’ zal worden bekeken (Starnieuws d.d. 25-11-2011). Met betrekking tot de vriendschap tussen de leiders is al opgemerkt, dat de betekenis van deze voorwaarde vaak buiten het blikveld van onderzoekers ligt. 18
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 18
18-09-15 10:34
De derde door Gowricharn aangedragen mogelijke verklaring van de relatieve maatschappelijke vrede in Suriname is de ‘verbroederingspolitiek’ aan de betekenis waarvan nauwelijks aandacht is besteed.13
1.5 Verbroederingspolitiek, een creatie van Lachmon Breeveld (2000:174) noemt de verbroederingspolitiek ‘een creatie van Lachmon’ en is aldus gekoppeld aan diens persoon. In de literatuur circuleren verschillende verklaringen over de verbroederingspolitiek, waarbij vooral wordt gefocust op de relatief korte periode van samenwerking tussen Lachmon en Pengel, de leider van de destijds Afro-Creoolse Nationale Partij Suriname (nps). Zo duidt Sedney (2010:34) de verbroederingspolitiek aan als de romantische benaming van het verstandshuwelijk tussen de nps en de vhp, en van de politieke symbiose tussen de politieke leiders Pengel en Lachmon. Ramsoedh (1999) is van mening dat Lachmon de vhp en de nps manoeuvreerde in een positie van twee tot elkaar veroordeelde partijen die voorbestemd waren land en volk te besturen en die garant stonden voor etnische en politieke stabiliteit. Marshall (2003:138) betoogt dat de verbroederingspolitiek niet meer was dan een politieke overeenkomst, een in beginsel niet-aanvalsverdrag tussen partijen ‘en niet een hecht ideologisch gefundeerde filosofie gericht op natievorming en integratie’. Hij betoogt voorts dat Creoolse politici de verbroederingspolitiek interpreteerden als assimileren, cultureel versmelten, betrokken raken op elkanders culturele waarden en normen, terwijl de Hindostaanse politici uitgingen van ‘eenheid in verscheidenheid’. Dit verschil in interpretatie heeft er volgens Marshall toe geleid dat de Creolen ‘de verbroederingspolitiek van Hindostanen’ zijn gaan opvatten ‘als een dekmantel of rookgordijn voor en door de Hindostanen om politieke, culturele en economische macht te verwerven’(Ibid:139). Fernandes Mendes (1989:18-19) stelt dat de politieke partijen nps en vhp tot een samenwerking kwamen op basis van ‘toevallige omstandigheden en een combinatie van opportunistische en machtspolitieke overwegingen’. Adama (2005:53) typeert de verbroederingspolitiek als: ‘the consolidation of political power, based on ethnic merit, whereby the consolidation of power does not implicate the merger of political powers but merely the joining of the respective electoral results to gain access to government.’ Meel (1994:638) verstaat onder verbroederingspolitiek het samenwerkingsverband tussen de nps en de vhp en meent dat Lachmon en Pengel daarmee beoogden de bestaande sociale en etnische tegenstellingen, vooral die tussen Creolen en Hindostanen, te overstijgen. Haakmat (1996:72) merkt op dat de consensuspolitiek die uit de verbroederingspolitiek voortvloeit met zich meebrengt, dat men elkanders wezenlijke belangen steeds moet ontzien, wat een trage besluitvorming dan wel helemaal geen besluitvorming in de hand werkt: ‘De segmenten houden elkaar dus bij wijze van E TNICITEIT EN VERBROEDERINGSP OLITIEK
Lachmon_p001_208.indd 19
19
18-09-15 10:34
spreken voortdurend in een verstikkende houdgreep gevangen’. Naderhand zou ook de nps in een officiële publicatie in impliciete bewoordingen de noodzaak van de verbroederingsconceptie onderkennen door aan te geven ‘het als een levenstaak te beschouwen om de eenheid onder de Surinaamse bevolking tot een levende werkelijkheid te maken en samenwerking tussen de verschillende kleurrijke bevolkingsgroepen essentieel te achten voor de opbouw van het land’ (Ormskirk 1967:164). Bovengenoemde opmerkingen geven ongetwijfeld enkele aspecten van de verbroederingspolitiek weer. Wanneer aandacht wordt besteed aan de woorden en daden van Lachmon, zal uiteindelijk blijken dat de verbroederingspolitiek een drieledig doel had. In de eerste plaats ging het om een leiderschapsstijl, die met een hoog accommoderend vermogen, met inachtneming van de ideologie van ‘eenheid in verscheidenheid’, gericht was op het nastreven van maatschappelijke vrede in multi-etnisch Suriname.14 Daarnaast was de verbroederingspolitiek ook pure politieke coalitievorming tussen twee in feite antagonistische groepen verenigd in de politieke partijen nps respectievelijk de vhp. Voorts blijkt uit de woorden van Lachmon dat hij met zijn pleidooi voor verbroedering de afstand tussen Creolen en Hindostanen, gevoed door wederzijdse vooroordelen, probeerde te verkleinen. Hindostanen en Creolen moesten elkaar immers als broeders beschouwen en vanuit die gedachte stamt kennelijk de kwalificatie ‘verbroederingspolitiek’.15
Noten 1
Deze waarschuwing staat nog steeds overeind, getuige een redactioneel commentaar van het Suri-
naamse dagblad ‘De Ware Tijd’ d.d. 25-08-2009 waarbij onder meer wordt gesteld: ‘Hoezeer alle politieke partijen zich ervoor inzetten te verkondigen dat zij een nationale partij zijn,draait alles om de onderliggende gedachte dat het gaat om mensen die op ons lijken. (...) Tegelijkertijd lopen we de kans een hoge prijs hiervoor te betalen,want koste wat wil zijn er met name groeperingen die het presidentschap opeisen en sterk spelen op etniciteit. Een samenleving kan uit elkaar vallen als de instandhouding van de nationale eenheid,het vreedzaam naast elkaar leven niet gewaarborgd wordt en deze zelfs de das wordt omgedaan.’ 2
Op 28 augustus 1861 schrijft Baron Bentinck, de Nederlandse gezant in Londen, aan zijn minister
onder meer: ‘--- en ik vlei mij, bij de bekende gezindheid der Britsche Regering om de afschaffing van de slavernij overal zooveel mogelijk te bevorderen, dat zij wel zal willen toetreden tot eene overeenkomst zooals door het Nederlandsche Gouvernement verlangd wordt, wanneer zij begrijpt dat zoodanig verdrag eene conditio sine qua non is, van de opheffing der slavernij in de Nederlandsche koloniën van West-Indië’ (Azimullah 1989:5). 3
Dat dergelijke samenlevingen verschilden van de doorgaans als homogeen beschouwde westerse
democratieën, werd voor het eerst verwoord door Furnivall (1949:446) in zijn studie over toenmalig Nederlands-Indië. Deze econoom en Britse bestuursambtenaar in het vroegere Brits-Birma introduceerde daartoe het begrip ‘plural society’ en omschreef deze als een maatschappij die twee of meer sociale ordes omvat, die zonder te mengen naast elkaar leven in één staatkundig verband. De verschil-
20
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 20
18-09-15 10:34
lende gemeenschappen houden vast aan hun eigen godsdienst, taal, cultuur, zeden en gewoonten en de enige gemeenschappelijke ontmoetingsplaats is de markt waar koop en verkoop zich voltrekt. Wertheim stelt dat het een vergissing van Furnivall was te menen dat de samenlevingen van ZuidoostAzië geen gemeenschappelijke waarden kennen, evenals het een vergissing van hem was te menen, dat de westerse samenlevingen homogeen zijn. ‘Er bestaan, in iedere samenleving, en op tal van niveaus, elementen van eenheid naast elementen van pluraliteit’ (Wertheim 1966:111). 4
Kruijer (1973:154-155) noemt Suriname verzuild en gesegmenteerd. De sociale gespletenheid naar
godsdienst noemt hij verzuild en die naar etnische groep duidt hij aan als gesegmenteerd. Maar de segmentering wint het van de verzuiling, hetgeen volgens Kruijer blijkt uit het feit dat het ‘Comité Hindoeen Moslim Gemeenten’ voor wat de moslims betreft alleen de Hindostaanse moslims omvat, terwijl er ook Javaanse moslimorganisaties in het land zijn. 5
Baud et al. (1994:4) haken voor het definiëren van een etnische groep aan bij de ‘Social Science
Encyclopaedia’(1985): een gemeenschappelijke afkomst (echt of verondersteld), een sociaal relevant cultureel of fysiek kenmerk alsmede gedeelde attitudes en gedragingen. Deze elementen komen telkens terug in de verschillende definities van etniciteit of van een etnische groep, bijvoorbeeld bij Cederman, Wimmer en Min (2010:13), Norris (2005:17), Ramharack (1961:77), Wimmer (2008:973). Baud et al. (1994:4) wijzen erop dat met de opsomming van kenmerken in de Social Science Encyclopaedia ten onrechte de indruk wordt gewekt alsof etniciteit uitsluitend gebaseerd zou zijn op historisch aanwijsbare kenmerken, zoals door de aanhangers van de ‘primordialistische’ school wordt betoogd. Het ‘primordialisme’ is geïntroduceerd door Geertz (1963) en gaat ervan uit, dat men met de geboorte reeds een etnische status meekrijgt. Hier ligt de focus op de culturele, psychologische en affectieve dimensies van etniciteit. Hiertegenover staat de ‘instrumentalistische’ school, waarvan de aanhangers betogen dat etniciteit manipuleerbaar is en vaak een instrumenteel karakter bezit (Baud e.a. 1994: 6). Deze school concentreert zich op bestudering van de relatie tussen etniciteit en de opkomst van moderne staten en beschouwt etniciteit daarbij als een instrument in de wedijver om de economische en politieke machtsbronnen van de nieuwe staten (Wilson 2012:19). Dan is er nog de ‘constructivistische’ benadering welke inhoudt dat etniciteit als een cultureel en historisch proces moet worden gezien waarbij identiteiten steeds worden geconstrueerd en gereconstrueerd. 6
Lijphart kwam tot deze theorie na bestudering van de Nederlandse democratie in de periode 1917-
1967, een tijd waarin de Nederlandse samenleving uit verschillende zuilen bestond. De onderlinge betrekkingen tussen de levensbeschouwelijke zuilen leverden soms grote spanningen op. Politieke problemen werden echter op vreedzame wijze opgelost doordat politieke elites hun achterban in het gareel konden houden en tot compromissen konden komen. Hoewel er toen een zwak nationaal saamhorigheidsgevoel in Nederland bestond, was er wel sprake van een minimum aan consensus tussen de zuilen. De leiders van de verschillende zuilen namen hun verantwoordelijkheid om de bestaande onenigheden te pacificeren in het besef dat de nationale eenheid hoe dan ook in stand moest worden gehouden. De consociational democracy theorie is verder uitgewerkt in onder meer: Arend Lijphart, The politics of Accommodation: Pluralism and Democracy in the Netherlands, 1968, Berkely: University of California Press. Arend Lijphart, ‘Consociational Democracy’ in ‘World Politics’ 1969, vol. 21, p. 207-225. Arend Lijphart, Democracy in Plural Societies: A comparative exploration, 1977, New Haven: Yale University Press. Arend
E TNICITEIT EN VERBROEDERINGSP OLITIEK
Lachmon_p001_208.indd 21
21
18-09-15 10:34
Lijphart, Patterns of democracy: Government forms and Performance in 36 Countries, 1999, New Haven: Yale University Press. Arend Lijphart, ‘Constitutional design for divided societies’ in: Journal of Democracy 2004 vol. 15(2), p.96-109. En ten slotte Arend Lijphart, Thinking about democracy; Power sharing and majority rule in theory and practice, 2008 Routledge, London and New York. 7
Lijphart prefereert dit model boven het ‘Westminster model’, dat ervan uitgaat dat in een democra-
tie de meerderheid het voor het zeggen moet hebben. De uitsluiting van de minderheid acht Lijphart echter in strijd met het wezen van de democratie. Immers de democratie wordt geweld aangedaan door verliezende groeperingen uit te sluiten van deelname aan besluitvorming die allen betreffen. De primaire betekenis van de democratie is juist, dat allen die vallen onder een bestuurlijke beslissing ook de mogelijkheid moeten hebben om direct of indirect via gekozen vertegenwoordigers te participeren bij de besluitvorming. 8
Als een alternatief voor het consociational model lanceerde Ian Lustick (1979) het ‘control-’ of
‘beheersingsmodel’. Hij omschrijft ‘beheersing’ als een verhouding waarin de grotere macht van één segment wordt aangewend om de stabiliteit te bewaren door politieke acties dan wel gelegenheid tot acties van een of meer segmenten in bedwang te houden. Lustick (1979:336) pleit voor dit model waar pacificatietechnieken niet met succes zijn toegepast. In zulke gevallen is ‘control’ verre te verkiezen boven burgeroorlog, uitroeiing of deportatie. Lijphart (1987:125) merkt op dat in het ‘beheersingsmodel’ het kennelijk gaat om een politiek stelsel dat niet democratisch is. Want in het land zonder inspraak van de minderheden bepaalt de meerderheid de politieke en bestuurlijke gang van zaken. 9
Er is van diverse zijden door de jaren heen veel kritiek geleverd op de benadering van Lijphart (voor
besprekingen, zie onder meer: M.P.C.M. van Schendelen, The Views of Arend Lijphart and Collected Criticisms, in: Acta Politica, January 1984 p.19-57). De meest radicale kritiek is afkomstig van Dixon (2011) die stelt dat de theorie oorspronkelijk gebaseerd is op een primordiale visie op de samenleving en daarom gericht is op versterking van etnische identiteiten. Hierdoor worden groeperingen eerder uit elkaar gedreven dan dat ze naar elkaar toegebracht worden. Dixon is voorts van mening dat de theorie vrijwillige apartheid bevordert, omdat er voor de leiders geen prikkel ontstaat om over de schutting van de eigen groep heen te kijken. De etnische zuilen worden geconsolideerd en versterkt, waardoor het problematisch is om aannemelijk te maken dat er hier sprake is van een methode om etnische conflicten onder controle te krijgen Ook wordt het theoretisch raamwerk van de ‘consociational democracy’ volgens Dixon gekenmerkt door segregatie en elitisme. Lijphart (2004:98) repliceert met te stellen dat de critici nauwelijks serieuze alternatieven voor zijn ‘power-sharing–model’ hebben kunnen aandragen. 10
Cottam et al. (2004:97) halen als voorbeeld aan dat de uitkomst van de Cubaanse raketcrisis anders
zou zijn geweest, indien een andere president dan Kennedy in het Witte Huis had gezeten. Kennedy was namelijk pragmatisch en ook gevoelig voor de behoeften van Chroetsjev. Robert Kennedy merkte in dit verband op: ‘The fourteen people involved were very significant – bright, able, dedicated people, all of whom had the greatest affection for the U.S. …… If six of them had been the President of the U.S., I think that the world might have been blown up.’ 11
Zo werd Suriname bijvoorbeeld op toeristische affiches in de jaren zeventig van de 20ste eeuw aan-
geprezen als ‘the land of harmonious contrasts’.
22
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 22
18-09-15 10:34
12
Jadnanansing (2005:22) is van mening dat het essay van Adhin gericht is op natievorming en dat elk
spoor van raciale of etnische superioriteit ontbreekt. Het is volgens de schrijver een uit de Veda’s stammend principe dat in de multiculturele Indiase samenleving als bindmiddel wordt gebruikt. ‘De verdienste van Adhin is derhalve niet dat hij het concept zelf heeft bedacht, maar dat hij dit heeft toegepast op en uitgewerkt voor de plurale Surinaamse samenleving’, aldus Jadnanansing. 13
Jadnanansing (2005:23) merkt op dat de biograaf van Lachmon geen omschrijving van het begrip
‘verbroedering’ geeft en verwijzend naar de geschriften van J.H.Adhin, die de conceptie van ‘eenheid-inverscheidenheid’ lanceerde, stelt Jadnanansing dat zich wel een gelijkenis tussen de eenheid-in-verscheidenheid ideologie en de verbroederingspolitiek opdringt. 14
De accommoderende opstelling van Lachmon vloeit wellicht voort uit de culturele bagage van de
etnische groep waartoe hij behoorde. Quintus Bosz en Lichtveld wijzen in dit verband op het volgende: ‘Opvallend onder de Hindostanen is, dat zij (...) sterk denken aan de toekomst van eigen groep en bezit. Zij zijn hierdoor geneigd tot het voeren van een voorzichtige strategie, en zijn niet zo bijster militant. Uit vrees voor verlies zijn ze bereid tot compromissen en voelen ze niets voor rellen en gewelddadigheid. Hier spreken Indiase aard en tradities, een diepgewortelde neiging tot geweldloosheid en een afkeer van violente verdediging nog duidelijk mee: zij koesteren (nog) generlei militaristische aspiraties en zijn meer geneigd tot passieve maar taaie weerstand. Waar tegenover staat, dat ze meer individualistisch en meer berekenend zijn ingesteld dan hun Creoolse antagonisten’ (Helman 1977: 323). 15
Wanneer Hindostanen uit min of meer dezelfde leeftijdscategorie, al dan niet bekenden van elkaar,
elkander aanspreken is dat altijd met ‘Bhai’ of ‘Bhaijja’ (broeder). Met de verbroederingsgedachte werd er tevens een kader geschapen voor natiecreatie, hetgeen door Menke (2009:12) wordt omschreven als ‘het proces van collectieve inspanningen door (culturele) groepen in de samenleving om een natie te creëren gebaseerd op solidariteit, onderling respect en een harmonische afstemming tussen de etnische groepen en hun culturen.’
E TNICITEIT EN VERBROEDERINGSP OLITIEK
Lachmon_p001_208.indd 23
23
18-09-15 10:34
2
Vormende jaren
2.1 Inleiding Dit hoofdstuk heeft als primair doel om de persoon van Jagernath Lachmon te introduceren. Twee zaken krijgen daarbij bijzondere aandacht. Ten eerste zijn houding en verhouding binnen de Hindostaanse gemeenschap. Die verhouding zal later zijn draagvlak mede bepalen, wat een belangrijke reden is om zijn handel en wandel te schetsen. Lachmon kwam uit een Hindostaans plattelandsmilieu. Zijn moeder behoorde tot de Sanatan Dharm, de orthodoxe stroming waartoe het grootste deel van de hindoes behoorde. Zijn oudste broer was in Nickerie een van de steunpilaren van de Arya Samaj en wellicht is dit van invloed geweest op zijn sympathiseren met deze modernistische stroming binnen het hindoeïsme. Lachmon profileerde zich echter niet nadrukkelijk als aanhanger van de Arya Samaj. Juist die diffuusheid maakte dat hij voor de heterogene Hindostaanse groepen een aanvaardbaar compromis zou worden. Een tweede punt van aandacht omvat Lachmons contacten met de nietHindostanen. Tijdens zijn studiejaren in Paramaribo werd Lachmon tot praktizijn opgeleid door de vooraanstaande Creoolse jurist mr. dr. Julius Caesar De Miranda. Op diens kantoor kwam hij door zijn werk in contact met verschillende groepen en sociale lagen van de bevolking in Paramaribo. Ook bezocht hij Creoolse sociëteiten als Het Park waar hij de stedelijke levensstijl imiteerde. Lachmon ging zodoende frequent om met Creolen, in eerste instantie vooral lichtgekleurde Creolen uit de Surinaamse bovenlaag. Door in kringen van de gegoede Creoolse burgerij te vertoeven, kwam hij niet alleen maatschappelijk maar ook mentaal steeds verder af te staan van de Hindostanen op het platteland. Uiteindelijk was het Johannes Mungra, die hem vertrouwd zou maken met het denkpatroon en de problemen van zowel de Afro-Creolen als Hindostanen uit de volksklasse, terwijl Clemens Ramkisoen Biswamitre hem in het maatschappelijke en politiek-staatsrechtelijke gebeuren in de kolonie zou inwijden.
2.2 Een nieuw vaderland Door een bewuste kolonisatiepolitiek van het Gouvernement had een groot deel van de Hindostanen zich na de vijfjarige contractperiode als vrije landbouwer in Suriname gevestigd. De regelmatige aankomst van nieuwe Brits-Indische plantagearbeiders had bij degenen die voor vestiging in Suriname hadden geopteerd het gevoel van verbondenheid met het stamland Brits-Indië levendig gehouden. 24
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 24
18-09-15 10:34
Maar in 1916 werden de transporten door de Britse regering stopgezet. Hiermee was de navelstreng met Brits-Indië definitief doorgeknipt maar de culturele oriëntatie op het stamland bleef in stand door de aanvoer van producten, bezoekers, en informatie.16 In vergelijking met de vele Brits-Indische koloniën buiten Brits-Indië, waar destijds Brits-Indiërs gevestigd waren, verkeerden de Brits-Indiërs in de Nederlandse kolonie in een tamelijk isolement. Zij waren immers niet vertrouwd met het leven binnen een Nederlands koloniaal systeem. De stagnerende importen gedurende de Eerste Wereldoorlog hadden een impuls aan de opbloei van de kleine landbouw gegeven. Deze sector werd gaandeweg gedomineerd door de Hindostanen.17 De groente- en melkleveranties in de hoofdstad, welke voorheen werden verzorgd door de boeren, afstammelingen van de Nederlandse kolonisten, werden door Hindostaanse kleinlandbouwers overgenomen. Het transportwezen dat hoofdzakelijk uit ‘ezelkarren’ – typisch West-Indische ladderwagens – bestond, werd uit Creoolse handen genomen. In die jaren kregen de Hindostanen ook controle over het gehele marktwezen (van Lier 1977:185). Vele Hindostanen die in de landbouw een kapitaaltje hadden vergaard, vestigden zich in de hoofdstad als kleine zelfstandigen in niet-agrarische beroepen zoals groente- en fruithandelaar, kleermaker, kapper of garagehouder. Hierdoor alsook door het volgen van Nederlands onderwijs ontstond er een beginnende Hindostaanse middenklasse van kleine ondernemers, ambtenaren en onderwijzers. De Hindostanen werd de gelegenheid geboden om een geslachtsnaam en een voornaam aan te nemen in plaats van te worden aangeduid met het transportnummer waarmee destijds de reis van Brits-Indië naar Suriname was ondernomen. In 1927 werd hun status van Brits onderdaan vervangen door het Nederlands onderdaanschap. Zij bundelden zich in verenigingsverband om verbetering van hun maatschappelijke positie te bepleiten en hiermee eigen initiatieven tot inburgering in het nieuwe vaderland op te voeren. Om met personen buiten de eigen bevolkingsgroep te communiceren moest men of het Nederlands of het Sranantongo machtig zijn, welke de nieuwkomers echter in onvoldoende mate beheersten. Dit versterkte niet alleen het isolement van de niet geschoolde Hindostanen, maar plaatste hen bij het zoeken naar werk buiten de landbouw al in een achterstandspositie. In de Tweede Wereldoorlog hadden Hindostanen en Javanen in groeiende aantallen het platteland verlaten om in de hoofdstad dienst te nemen in de ‘Schutterij’. Ook vonden velen emplooi in de bauxietbedrijven. Deze urbanisatie bevorderde de verwestering van de Hindostanen en doorbrak enigermate hun isolement (Dusseldorp 1963:46-47). Steeds meer jongeren zagen geen toekomst meer in de landbouw en een groeiende spreiding in de beroepsambities van deze eerste generatie van in Suriname geboren Hindostanen werd merkbaar (Speckmann 1963:82).
VORMENDE JAREN
Lachmon_p001_208.indd 25
25
18-09-15 10:34
2.3 Op het platteland Jagernath werd op 21 september 1916 als Brits onderdaan aan de Corantijnpolder in het district Nickerie geboren als jongste kind in het landbouwersgezin met Dewki Lachmon als vader en Lao Bekhani als moeder.18 Als nakomertje had hij geen leeftijdsgenoten in het gezin. Zijn uit Brits-Indië meegekomen half broer Narpat en zijn in Suriname geboren broer Punchum en Sookhran waren aanzienlijk ouder en zijn zusters heeft hij nooit gekend, omdat die al kort na hun geboorte overleden.19 Jagernath klampte zich thuis het meest vast aan zijn moeder en zijn half broer Narpat.20 Lachmon vertelt over zijn moeder het volgende: ‘Mijn moeder heeft mij bij de geboorte – op 21 september 1916 – Jagernath genoemd, wat zoveel betekent als ‘heer der aarde’. Ik was de jongste uit een gezin van zes personen, vier jongens en twee meisjes. Helaas heb ik ze niet allemaal bewust gekend, maar mijn moeder heeft veel over ze verteld. Zij heeft zich samen met mijn oudste broer het meest met mijn opvoeding en vorming bemoeid. Mijn vader had een andere levensfilosofie, hij bemoeide zich namelijk niet zoveel met de opvoeding van de kinderen. Mijn moeder was een zeer gelovige vrouw en thuis werden wij opgevoed volgens de principes van het orthodoxe hindoeïsme, de Sanatan Dharm. Ik werd door haar erg verwend, want als nakomertje was ik haar lievelingskind. Ik sliep ook samen met haar en ik stond ook om vier uur ‘s morgens samen met haar op. Ze leverde melk in de hoofdplaats Nieuw-Nickerie, waar ze vaste klanten had. Ik ging iedere ochtend met haar mee en alvorens wij op stap gingen, kreeg ik van haar een kwart liter melk om te drinken. ‘Dat is goed voor je hersenen’, zei ze dan’. Het onderwijs in de districten werd verzorgd door de missie en de zending. Van openbaar onderwijs was geen sprake. De jonge Jagernath volgde dan ook christelijk onderwijs op de lagere school. Evenals in de overige districten was er in het district Nickerie geen mogelijkheid om na de lagere school verder te studeren. Voor Hindostaanse jongens die rooms-katholiek gedoopt waren, bestond er sinds 1910 het rooms-katholieke internaat Rajpur in Paramaribo. Vanaf 1919 konden ook rooms-katholieke Hindostaanse meisjes terecht in het afgescheiden Ranipur. Ook voor Hindostaanse jongeren van de Evangelische Broedergemeente was er het opvanghuis Soekh Daam. Voor niet-gekerstende Hindostanen van het platteland was echter nauwelijks georganiseerde opvang in Paramaribo beschikbaar. Deze waren dan ook aangewezen op de gastvrijheid van in Paramaribo gevestigde familie of kennissen. In de vijfde klas van de lagere school had Jagernath als onderwijzer J.P. Kaulessar Sukul. Deze stimuleerde de districtsjongens om zich na de basisschool verder te ontplooien. Aangezien het gezin van Sukul in de hoofdstad woonde, meldde Jagernath zich na school vaak bij Sukul thuis om te helpen met allerhande klusjes. Bij zijn overplaatsing naar Paramaribo bood Sukul de moeder van 26
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 26
18-09-15 10:34
Jagernath aan om hem mee te nemen voor verdere studie. Nadat hij het schooljaar in 1929 afmaakte ondernam de dertienjarige puber met de ‘barkas’, zoals de rivierboot werd aangeduid, de reis naar Paramaribo. Er was immers geen andere transportmogelijkheid tussen Nickerie en Paramaribo dan deze zogenaamde binnendoorverbinding.21
2.4 In Paramaribo Jagernath werd na aankomst in de hoofdstad opgevangen door de familie Sukul en werd ingeschreven op een school voor uitgebreid lager onderwijs (ulo). Maar al gauw werd duidelijk dat het districtskind toch aanpassingsproblemen had. Hij hield het anderhalf jaar vol, om daarna aan Sukul op te biechten dat hij het niet meer zag zitten in Paramaribo en terug wilde naar Nickerie. Daar ging hij in de leer als kleermaker. Aangezien dat werk hem niet echt aanstond besloot Jagernath het te proberen als leerling-goudsmid, maar ook dat hield hij al snel voor gezien. Daarop zond hij een brief aan Sukul met het verzoek om hem weer op te vangen en in Paramaribo een verdere studiemogelijkheid voor hem te willen regelen. Sukul nam Jagernath weer op in zijn gezin en schreef hem in op de Hendrikschool, waar inmiddels een mulo was gevestigd.22 Daar kwam hij in contact met Hindostaanse leerlingen die verbleven in het gebouw van de Luchmon Singh Stichting, een klein opvanghuis voor Hindostaanse jongens van het platteland. Na een kort verblijf bij de familie Sukul wist ook Jagernath daar een plek te bemachtigen en in 1935 legde hij met succes het eindexamen van de muloschool af. Voor verdere studie bestonden er in Suriname slechts twee hogere opleidingen, namelijk de opleiding tot geneesheer en tot praktizijn, later aangeduid als dokter respectievelijk advocaat. Voor andere hogere opleidingen moest men naar Nederland, maar dit was enkel voor kinderen van welgestelde ouders weggelegd. Jagernath ging om raad naar zijn vroegere leraar Calor van de Hendrikschool. Deze wees hem erop dat hij in de klas vaak zat te ‘kletsen’ en dat hij dus maar een beroep moest gaan uitoefenen waarin er veel gepraat en geredeneerd moet worden. Dit gesprek gaf de doorslag om een keuze te maken uit de twee beschikbare hogere opleidingen in Suriname en zo kwam de jonge Lachmon tot de keuze voor de opleiding tot praktizijn. Deze opleiding werd in het vooroorlogse Suriname echter niet verzorgd door een onderwijsinstelling. Men moest onderwezen worden door een ervaren jurist en wanneer die vaststelde dat de student het totale rechtenpakket onder de knie had, kon het examen door een speciaal daartoe samengestelde commissie worden afgenomen. Als opleider kwamen slechts de enkele Creools-Joodse en Hollandse advocaten in aanmerking, die overigens de voorkeur gaven aan aspirant-studenten uit hun eigen kringen. Breeveld (2000:71) merkt hierover op dat Afro-Creolen en Hindostanen ‘angstvallig van het advocaten- of praktizijnsberoep werden afgeschermd’. VORMENDE JAREN
Lachmon_p001_208.indd 27
27
18-09-15 10:34
Jagernath wist dat de jurist Julius Caesar De Miranda evenals Sukul behoorde tot het genootschap der Foresters. Deze hadden ook een worstelclub waar Lachmon op verzoek van Sukul als waterdrager een handje hielp. Op voorspraak van Sukul was De Miranda bereid om Lachmon op te leiden. De familie in Nickerie zegde toe hem elke maand de benodigde gelden te zullen sturen, waaruit hij 25 gulden lesgeld betaalde. Maar daar kwam spoedig verandering in toen De Miranda merkte dat de jonge Nickeriaan het toch wel moeilijk had met zijn financiën. Lachmon licht toe hoe het geluk hem weer kwam aanwaaien: ‘Mr. De Miranda zag mij een keer één van zijn boeken overschrijven en vroeg toen aan mij: Jongen, hoe zit het met jouw financiën?’ ‘Zeer slecht meester’, antwoordde ik. ‘Wat doe je op het ogenblik eigenlijk?’ was zijn tweede vraag. Ik zei dat ik bezig was dat studieboek over te schrijven, omdat ik geen geld had om er een te kopen. Toen keek hij mij vaderlijk aan en zei: ‘Is de situatie zo erg?’. Hierop besloot hij dat ik voortaan geen lesgeld meer hoefde te betalen. Ik kon als compensatie bij hem op kantoor komen helpen en tegelijkertijd gratis praktische ervaring opdoen. Het was een man met een gouden hart.’ Na bijkans drie en een half jaar studie liet de familie aan Jagernath weten niet lang meer in staat te zijn om hem financieel te ondersteunen. Jagernath besloot daarop om conform de procedure voor afstuderen een schrijven aan de gouverneur te richten met het verzoek aan het einde van datzelfde jaar (1939) het eindexamen Rechten te mogen afleggen. Hoewel het risico om afgewezen te worden groot was vanwege deze overhaaste stap, bleek het initiatief toch succesvol. Op 23-jarige leeftijd studeerde Lachmon af als praktizijn en op 8 maart 1940 werd hij als zodanig beëdigd.
2.5 Persoonlijke relaties Zwalkend tussen de stadsjongen die hij niet was en de districtsjongen die hij niet meer wilde zijn, wierp Jagernath zich in de geneugten van het door Creolen beheerste stadsleven. Hij werd lid en een regelmatige bezoeker van ‘Het Park’, een uit overwegend beter gesitueerde Creolen bestaande Sociëteit. Hier sloot hij vriendschap met enkele Creoolse vrienden uit de gegoede middenklasse. Lachmon had inmiddels ook een serieuze relatie met een vrouw van ChineesHindostaanse origine met wie hij spoedig zou trouwen.23 Een vaste cliënt van Lachmon was Johannes Sugdew Mungra.24 Op jeugdige leeftijd was hij in het internaat ‘Rajpur’ geplaatst, waar hij rooms-katholiek werd gedoopt. Volwassen geworden koos Mungra toch voor het hindoeïsme en werd secretaris van de in 1935 opgerichte Arya Pratinidhi Sabha Suriname, een afsplitsing van de Arya Samaj. Tijdens zijn ontmoetingen met Lachmon praatte 28
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 28
18-09-15 10:34
Lachmon (l) in gesprek met J.S.Mungra (r)
VORMENDE JAREN
Lachmon_p001_208.indd 29
29
18-09-15 10:34
Mungra in de marge van de zakelijke gesprekken vaak over de achtergestelde positie van de Hindostanen in het land. Hij wees Lachmon erop dat de weinige Hindostanen in de maatschappelijke frontlinie van die dagen uit de Sanatan Dharm kwamen, of rooms-katholiek dan wel moslim waren. Zelf had Mungra, ondanks een beperkte opleiding, de politiek in de vingertoppen en wilde hij zich ook daadwerkelijk inzetten voor de emancipatie van de Hindostanen. Hij had daartoe het oog laten vallen op de jonge advocaat van wie hem bekend was dat die ook aanhanger van de Arische godsdienst was. Een niet onaanzienlijke beïnvloeding van Lachmons opstelling ten aanzien van de maatschappelijke verheffing van Hindostanen kwam voorts van Clemens Ramkisoen Biswamitre, een bijkans twintig jaar oudere collega-advocaat van Lachmon. Hoewel Biswamitre zich door de jaren heen als pleitbezorger van de belangen van de zich ontwikkelende Hindostaanse gemeenschap had geprofileerd, werd hij onvoldoende gedragen door die bevolkingsgroep, omdat hij rooms-katholiek was.25 Om een betere aansluiting bij de Hindostanen te krijgen werd Lachmon aangetrokken als secretaris van de door Biswamitre in 1943 opgerichte vereniging ‘Djageran’ (Waakzaamheid).26 Biswamitre werd beschouwd als een intellectueel die boven etnische grenzen uitsteeg, hetgeen ook tot uitdrukking kwam in zijn verkiezing tot lid van de Koloniale Staten door het overwegend Creoolse hoofdstedelijk electoraat in zowel 1930 als in 1936.27 Bij Biswamitre verkeerde Lachmon in het gezelschap van een toonaangevende persoonlijkheid op politiek en staatsrechtelijk gebied.28
2.6 Samenvatting Opmerkelijk is dat de jonge Lachmon vrij snel de aanpassingsproblemen in de hoofdstad te boven kwam en zich zelfs soepel kon bewegen in zijn nieuwe wereld. Werken en studeren onder leiding van de vooraanstaande Creoolse advocaat De Miranda is van grote invloed geweest op zijn intellectuele en maatschappelijke vorming. Dit alles schonk de jonge Nickeriaan een flinke dosis zelfvertrouwen, waardoor hij zich als districtsjongen niet de mindere achtte van studerende Creoolse stadsjongens van goede huize en er zelfs boezemvrienden onder had. Lachmon bleek al vroeg over een groot doorzettingsvermogen te beschikken, hij kon hard werken, maar ook goed tegenslagen incasseren. Deze eigenschappen zullen later belangrijke voorwaarden zijn voor zijn ontwikkeling als politiek leider. Hij durfde risico´s te nemen en bleek over een fijn ontwikkeld gevoel te beschikken om op het juiste moment bij de juiste mensen aan te kloppen. Een dosis geluk schoot hem vaak te hulp, maar koel en berekend handelen kon hem ook niet worden ontzegd. Als puber heeft hij de geborgenheid van het thuisfront moeten missen, waardoor emoties kennelijk nauwelijks meespeelden bij zijn handelen. De verschei30
JAGERNATH L ACHMON
Lachmon_p001_208.indd 30
18-09-15 10:34
dene achtergronden en opvattingen van zijn mentoren hebben ongetwijfeld bijgedragen tot ontsnapping aan het enge groep gebonden denken. Dat gaf hem het vermogen tot accommoderen waar en wanneer nodig: een kwaliteit die als een rode draad door zijn politieke leven zou lopen. Een andere belangrijke ontwikkeling was zijn bereidheid tot creolisering. Naar alle waarschijnlijkheid speelden hier twee motieven een rol. De eerste was zijn bewondering voor lichtgekleurde Creolen die welvaart, maatschappelijk aanzien en macht representeerden. Zijn ontzag voor zijn leermeester De Miranda is een duidelijke indicator hiervan. Het betrof niet alleen beroepsprestige, maar ook een positieve waardering van de westerse educatieve cultuur. Een tweede indicator was zijn keuze voor partners van gemengde afkomst. Daarmee werd hij als persoon geaccepteerd in sociale kringen, zoals de sociëteit Het Park, waar de lichtgekleurde Creolen dominant waren. Deze verregaande mate van creolisering maakte dat Lachmon Creolen niet alleen beter begreep dan de meeste Hindostanen van zijn tijd, maar ook dat hij een vroege bereidheid ontwikkelde om verregaande compromissen met hen te sluiten.
Noten 16
In 1913 bracht een Brits-Indische delegatie bestaande uit J. McNeill en Chimman Lal in opdracht
van de Brits-Indische regering een bezoek aan onder meer Suriname teneinde te rapporteren over de omstandigheden waarin de contractarbeiders verkeerden. De Surinaamsche Immigranten Vereeniging (SIV) overhandigde aan de delegatie een brief, gedateerd 10 april 1913, waarin de gevoelens van de BritsIndische bevolkingsgroep in Suriname als volgt werden vertolkt: ‘Wij verzoeken U bij uw terugkeer naar Brits-Indië voor de gehele Brits-Indische bevolking de dragers te willen zijn van onze beste wensen en van de tijding, dat hun landgenoten in Nederlands-Guyana goed verzorgd worden en dat zij, ofschoon duizenden mijlen daarvan gescheiden, toch altijd nog liefde voor hun geboorteland koesteren. Allen zonder uitzondering zijn gelukkig en tevreden en velen verkeren in welstand in het land, dat zij tot hun nieuw vaderland hebben aangenomen’ (De Klerk 1953:75). 17
De Hindostanen zorgden voor een substantiële toename van de agrarische productie. Terwijl in het
jaar 1925 ongeveer 17 procent van de totale agrarische productie afkomstig was uit de klein-landbouw, was het aandeel van deze subsector in 1939 toegenomen tot 55 procent (Ramsoedh 1990:79). 18
Suriname was voor de Tweede Wereldoorlog bestuurlijk verdeeld in zeven districten die met uit-
zondering van het district Coronie en het stadsdistrict Paramaribo vernoemd zijn naar de stroomgebieden van de rivieren die van zuid naar noord met de Atlantische Oceaan verbonden zijn. Van het oosten naar het westen van het land gaat het om de districten Marowijne, Commewijne, Suriname, waarin als enclave het stadsdistrict Paramaribo, en vervolgens Saramacca, Coronie en Nickerie als het meest westelijk gelegen district. 19
Zijn zusters Parbattie en Sookhrania overleden op respectievelijk éénjarige leeftijd (in decem-
ber 1910) en als baby van vier maanden. Zijn halfbroer Narpat was in 1905 in Brits-Indië geboren en Punchum (1907) en Sookhran (1911) in Suriname. Deze laatste kwam op 17-jarige leeftijd te overlijden
VORMENDE JAREN
Lachmon_p001_208.indd 31
31
18-09-15 10:34