Latijns-Amerika
Een regio in beweging Christien Klaufus & Paul van Lindert (Red.)
Latijns-Amerika Een regio in beweging
Christien Klaufus Paul van Lindert (Red.)
Inhoud
Voorwoord 1 Inleiding
5 7
2
Geologie – de ondergrond van Zuid-Amerika 15 2.1 Een eerste indruk van Zuid-Amerika 16 2.2 Het landschap van Zuid-Amerika 16 2.3 Plaattektoniek en het ontstaan van het continent Zuid-Amerika 2.4 Aardbevingen 23 2.5 Vulkanisme 24 2.6 Subductie van de Andes – uitzondering of regel? 27 2.7 Delfstoffen 31
3
Klimaat en landschap van Zuid-Amerika 39 3.1 Weer en klimaat van Zuid-Amerika 39 3.2 El Niño en de gevolgen voor Zuid-Amerika 42 3.3 Rivieren en stroomgebieden 46 3.4 Natuurlijke ecosystemen 51 3.5 Bodemdegradatie 57 3.6 Natuurlijke gevaren: overstromingen en massabewegingen
4
De politiek van Latijns-Amerika 67 4.1 Het verlangen naar vooruitgang in de lange 19e eeuw 4.2 Importsubstitutie en populisme 71 4.3 Revolutie en reactie 72 4.4 Economische groei en armoedebestrijding 78
5
Bevolking en economie 87 5.1 Bevolking en economie in de koloniale periode 87 5.2 Veranderingen in groei en samenstelling van de bevolking 5.3 Veranderingen op de arbeidsmarkt 93 5.4 Voortgaande verstedelijking 95 5.5 Ontwikkelingstendensen: van staat naar markt 100 5.6 Oude en nieuwe vormen van productie 102 5.7 Inkomens, consumptie en armoede(bestrijding) 104
60
69
88
18
6
Het veranderende platteland – de nieuwe ‘rush’ voor land 115 6.1 Het platteland in de koloniale tijd 117 6.2 De periode 1950-1980: ruraal ontwikkelingsbeleid door de staat 118 6.3 De periode 1980-2000: rurale ontwikkeling via marktkrachten en ngo’s 122 6.4 De huidige tijd: globalisering en de recente ‘rush’ voor land 127 6.5 De toekomst van het platteland 135
7
Een samenleving van stedelingen 141 7.1 Stedelijke ontwikkelingen in de (pre)koloniale tijd 141 7.2 De historische stadscentra 142 7.3 Segregatie 145 7.4 De informele stad 151 7.5 De economische dimensie van woning- en buurtconsolidatie 7.6 Fragmentatie 159 7.7 Uitdagingen voor het lokaal bestuur 163
8
Latijns-Amerika in beweging 169 8.1 Een regio van verplaatsingen 170 8.2 Eind 19e en begin 20e eeuw: de grote oversteek 172 8.3 Bevolking op drift 174 8.4 Transnationale migratiegolf eind 20e eeuw 176 8.5 Omgekeerde mobiliteit in de 21e eeuw 182
9
Ontsluiting en integratie 187 9.1 De eerste stappen op weg naar regionale samenwerking 9.2 Integratie en weginfrastructuur 192 9.3 Potentiële gevolgen van verbeterde weginfrastructuur: macro en micro 196 9.4 Beheersing van de gevolgen van wegaanleg 199
157
188
10 Brazilië 203 10.1 De transformatie van een ruraal-agrarische naar een urbaan-industriële samenleving 204 10.2 De politieke economie van industrialisering en globalisering 206 10.3 Sociale ontwikkelingen in de stedelijke samenleving van Brazilië 212 10.4 De uitdagingen van de democratie 218 10.5 De veranderende positie van Brazilië in de wereld en Zuid-Amerika 221 Figuren, kaders en tabellen 227 Over de auteurs 230 Verantwoording auteurs 232 Index 234
4
l atijns-amerik a
Voorwoord
Wanneer wij aan Latijns-Amerika denken, dan kunnen we daar zowel positieve als negatieve associaties bij hebben. Waar bij de één de beelden van dagelijks geweld, criminele narco-organisaties, jeugdbendes, ontbossing, politieke patronageverhoudingen en diepgewortelde corruptiepraktijken de boventoon voeren, denkt de ander allereerst aan carnaval, voetbal, salsa, de macarena en de ‘Girl from Ipanema’. Toeristen die Latijns-Amerika bezoeken komen terug met dierbare herinneringen aan de innemende bevolking, overweldigende natuurervaringen en het rijke culturele klimaat. Meer dan ooit is Latijns-Amerika verbonden met de buitenwereld, onder andere door internet, migrantennetwerken en internationaal toerisme. Toch blijven onze beelden van de regio over het algemeen vrij oppervlakkig en beperkt. Voor een beter begrip van de algemene ontwikkelingsproblematiek die de landen van LatijnsAmerika kenmerkt, is een meer gedegen analyse vereist. In de actuele berichtgeving die via de media tot ons komt ontbreekt dit meestal. Dit boek beoogt in die lacune te voorzien. De aanleiding voor het schrijven van dit boek kwam vanuit de educatieve sector. Met ingang van 2017 maakt het Zuid-Amerikaanse continent deel uit van het verplichte onderwijsprogramma aardrijkskunde in het vwo. In het havo-onderwijs geldt dit voor Brazilië. Dit boek beoogt dan ook in de eerste plaats te voldoen aan de behoefte om relevante informatie te verstrekken over de belangrijkste geografische aspecten van Zuid-Amerika en Brazilië, met name voor aardrijkskundeleraren en hbo-studenten die een lerarenopleiding volgen. Daarnaast zullen ook universitaire studenten in Latijns-Amerikastudies, ontwikkelingsstudies, geografie, Spaanse- en Portugese letteren en sociale wetenschappen het boek goed kunnen gebruiken in cursussen die de ontwikkelingsproblematiek van Latijns-Amerika als centraal aandachtsveld hebben. De auteurs van de verschillende hoofdstukken in dit boek zijn allen Latijns-Amerikaspecialist en verbonden aan Nederlandse universiteiten, te weten: het Cedla (Centrum voor studie en documentatie van Latijns-Amerika van de Universiteit van Amsterdam); de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Utrecht. Veel van de kaders die de hoofdstukken illustreren zijn geschreven door specialisten die over hun eigen onderzoek rapporteren. Hun namen staan in de lijst van auteurs. Wij danken hen allen voor de bijdragen die zij aan het boek hebben geleverd. Onze dank geldt ook Joop van der Schee, die als deskundige bij uitstek van het onderwijsveld ons adviseerde bij de totstandkoming van dit boek.
5
voorwoord
6
Een bijzonder woord van dank en waardering gaat uit naar degenen die voor de illustraties en de vormgeving van het boek verantwoordelijk zijn. Allereerst Margot Stoete en Ton Markus, die de vele kaarten en grafische illustraties voor dit boek hebben gemaakt. Een aantal van deze illustraties zal ook in hoge kwaliteit via de website van LM Publishers beschikbaar worden gesteld aan iedereen die deze voor educatieve doeleinden wil gebruiken. De opmaak en vormgeving werd verzorgd door Ad van Helmond. Hij heeft van de aangeleverde teksten, figuren en foto’s een aantrekkelijk boek gemaakt. Thecla Berghuis en Gemmeke van Kempen hebben een uitstekende tekstredactie van alle hoofdstukken gedaan. Ook hen bedanken wij zeer voor hun onmisbare hulp bij het maken van dit boek. En ons laatste – maar niet minste – dankwoord betreft Ron Smit, die als uitgever van LM Publishers al zoveel bijzondere uitgaven over ‘het Zuiden’ op zijn naam heeft staan. Zijn aanstekelijke enthousiasme om ‘een mooi en degelijk boek’ over Latijns-Amerika uit te geven heeft ons zeer geïnspireerd. Wij hopen dat de lezers het met ons eens zijn dat het uiteindelijke product aan deze doelstelling beantwoordt.
Christien Klaufus en Paul van Lindert
l atijns-amerik a
1
Inleiding
Latijns-Amerika is de benaming van een omvangrijke regio, die zich uitstrekt vanaf de grens tussen Mexico en de VS tot aan het zuidelijkste puntje van Vuurland. De precieze af bakening van Latijns-Amerika is zowel historisch als cultureel bepaald. Het betreft alle – thans zelfstandige – landen in Amerika die na 1492 enkele eeuwen gekoloniseerd zijn geweest door Spanje en Portugal, inclusief Cuba en de Dominicaanse Republiek in het Caribisch gebied. Het gaat dus feitelijk om het Spaans- en Portugeestalige deel van Amerika, ook wel Ibero-Amerika genoemd. In dit boek hanteren wij met name deze culturele definitie, zonder dit overigens op rigide wijze door te voeren. Vanuit Nederlands perspectief is vanzelfsprekend ook Suriname interessant. Waar relevant, zal daarom dan ook aan onze voormalige kolonie in Zuid-Amerika aandacht worden geschonken. Naast deze culturele af bakening, is er de geologische definiëring die gebaseerd is op de wijze waarop in een ver verleden het supercontinent Pangea is opgebroken in verschillende platen. Noordelijk van de Zuid-Amerikaanse Plaat liggen de Caribische Plaat en, nog verder naar het noorden, de Noord-Amerikaanse Plaat. Canada en de Verenigde Staten, maar ook Cuba, Mexico, Belize en een deel van Guatemala liggen op de Noord-Amerikaanse Plaat, terwijl Panama, Costa Rica, Nicaragua, Honduras en El Salvador, samen met veel Caribische eilanden op de Caribische Plaat liggen. Deze korte karakteristiek geeft al aan tot welk een ingewikkelde uitkomsten de plaattektoniek in het westelijk halfrond heeft geleid. Bij de behandeling van de geologische en fysisch-geografische processen en fenomenen zal in dit boek het zoeklicht daarom sterk op Zuid-Amerika worden gericht. Voor de beschrijving en analyse van de culturele, politieke, sociaal-geografische en sociaal-economische verschijnselen en processen zal Latijns-Amerika in zijn geheel worden behandeld. Daarbij beschouwen we het gedeelte vanaf de Río Grande in Noord-Mexico tot en met de grens van Panama met Colombia als behorend tot Centraal-Amerika. De Spaanstalige landen Cuba en de Dominicaanse Republiek behoren tot het Caribisch gebied en, zoals gezegd, die maken ook deel uit van Latijns-Amerika. Hetzelfde geldt vanzelfsprekend voor de Spaans- en Portugeestalige landen van het Zuid-Amerikaanse continent. Dit boek is meer dan een inleiding in de geografie van Latijns-Amerika. Het is onder andere bedoeld voor iedereen met een brede interesse in Latijns-Amerika en meer specifiek ook voor aardrijkskundeleraren en studenten (hbo en universitair) in de geografie en in Latijns-Amerikastudies. Door zijn thematische opzet zullen de hoofdstukken in het boek ook mensen met een overwegend politieke, sociale en economische belangstelling voor de regio aanspreken. In het slothoofdstuk worden alle
7
inleiding
afzonderlijke themata in het kader van de behandeling van Brazilië geïntegreerd en komt zodoende de onderlinge samenhang van de verschillende thema’s naar voren. Deze opzet, waarin wij de thematische benadering voor Latijns-Amerika combineren met de ‘regionale’ benadering van Brazilië (door zijn omvang een regio op zich), zal het boek ook aantrekkelijk maken voor het beroepenveld van professionals die betrokken zijn bij de ontwikkeling van regiomodules Zuid-Amerika en Brazilië voor het aardrijkskundeonderwijs op vwo, respectievelijk havo. Hoewel het boek bewust Latijns-Amerika in zijn geheel bestrijkt, is gekozen voor een opzet waarbij informatie over Zuid-Amerika eenvoudig uit de hoofdstukken kan worden gedestilleerd. De meeste van de behandelde verschijnselen en processen worden ook geïllustreerd met voorbeelden uit de Zuid-Amerikaanse context. 8
Een regio van dynamiek en uitersten Latijns-Amerika is een zeer dynamische regio. Zo vinden er allerlei economische verschuivingen plaats die ertoe leiden dat Latijns-Amerika, dat nog maar korte tijd geleden aan het infuus van de multilaterale instellingen lag, nu een speler van formaat is geworden op de wereldmarkten en die tegelijkertijd streeft naar regionale integratie en eigen vrijhandelszones. De negatieve excessen van die grootschalige ontwikkelingen kunnen daarbij niet uit het oog worden verloren. Politieke verschuivingen zijn er ook volop geweest. Met name de opkomst van centralistische en regio-georiënteerde regeringen heeft internationaal de aandacht getrokken. Latijns-Amerika manifesteert zich in feite steeds meer als een zelf bewuste regio met een eigen identiteit. Daar heeft de globalisering een belangrijke rol bij gespeeld. De toename van transnationale migratiestromen aan het eind van de vorige eeuw vormden niet alleen een bron voor financiële verbetering in de gebieden van herkomst, maar creëerden ook een netwerksamenleving waarin de culturele vensters op de wereld werden geopend. De snelle ICT-ontwikkelingen ondersteunden dat proces, waardoor alledaagse contacten tussen mensen op verschillende locaties ter wereld via internet en sociale media nu de gewoonste zaak van de wereld zijn. Latijns-Amerika is ook een regio van extremen. In de 20e eeuw zijn Latijns-Amerikaanse samenlevingen sneller verstedelijkt dan welke andere regio in de wereld ook. Dat proces ging gepaard met een toename van armoede, vooral in de steden, en met grote ongelijkheid. Die uitzichtloze situaties ontwikkelden zich in veel gevallen tot conflictsituaties en vormen van alledaags geweld en onveiligheid. Hoewel de regio de laatste tijd verbetering laat zien op het gebied van armoedebestrijding, is de sociale ongelijkheid nog steeds alarmerend groot. Ook op het gebied van natuur- en milieubehoud is de balans niet positief. Het uitgestrekte Amazonewoud, de longen van de aarde, wordt in hoog tempo aangetast door ontbossing en vervuiling. De winning van delfstoffen zoals olie, goud, zilver en koper bedreigt niet alleen de landschappen maar ook de kwaliteit van het grondwater, en daarmee de natuurlijke hulpbronnen waarvan de bevolking af hankelijk is. Andere waardevolle stukken land worden door multinationale bedrijven opgekocht voor de grootschalige productie van gewassen of voor massatoerisme. Kortom, Latijns-Amerika is letterlijk en figuurlijk volop in beweging. Op elk schaalniveau en in elke uithoek hebben de afgelopen decennia snelle ontwikkelingen plaatsgevonden, die de regio tot een interessant en relevant studiegebied maken. Maar hoewel er genoeg redenen zijn om Latijns-Amerika als één regio te beschou-
l atijns-amerik a
wen, kunnen we niet voorbijgaan aan de vele verschillen die er ook tussen de landen bestaan. Vanuit fysisch-geografisch perspectief zijn die verschillen enorm: LatijnsAmerika bestaat uit bergketens, hoogvlaktes en laagland en bevat alle mogelijke klimaatzones. Ook de variatie aan natuurlijke ecosystemen en landschappen is enorm, hetgeen eveneens geldt voor de spreiding van ertsen en andere natuurlijk hulpbronnen. Zonder in geografisch determinisme te vervallen spreekt het wel vanzelf dat dergelijke natuurlijke gegevenheden deels ook de ontwikkelingsmogelijkheden van de landen beïnvloeden. Die diversiteit tussen de landen vinden we ook terug in de samenstelling van de bevolking. Argentinië heeft een vrijwel geheel blanke bevolking, bestaande uit nazaten van migranten uit Europa. In de Andeslanden en Guatemala is het aandeel van de Indiaanse bevolking groot, terwijl in Brazilië en Suriname, maar ook in Colombia en Ecuador diverse Afro-Amerikaanse bevolkingsgroepen wonen. Daardoor is ook binnen landen en steden de etnische diversiteit groot. Om te beginnen zijn er aanzienlijke verschillen in cultuur en leefwijze tussen hoogland- en laaglandindianen. Daarnaast varieert de wijze waarop etnische groepen zichzelf presenteren ook weer per land of stad. Zo presenteren Lima’s miljoenen inwoners die als rurale migranten naar de hoofdstad zijn gekomen, zich doorgaans niet als Indianen terwijl de inheemse bevolking van Guatemala zich om politieke redenen juist nadrukkelijk als Maya’s profileert. En de Braziliaanse bevolking wordt gekenmerkt door een nog grotere veelheid van kleurschakeringen en etnische representaties die de raciale diversiteit en de verschillen in sociale status reflecteren. De verschillen met betrekking tot het ontwikkelingsnveau van de afzonderlijke landen zijn aanzienlijk (tabel 1.1). Het inkomensniveau (per hoofd van de bevolking) is het hoogst in de drie landen van de ‘Zuidkegel’: Uruguay, Chili en Argentinië. Met uitzondering van Panama, Costa Rica en Mexico behoren de Centraal-Amerikaanse landen overwegend tot de categorie landen met de laagste per capita inkomensniveaus. Bolivia valt overigens ook in die categorie, en is daarmee dan weer de uitzondering op de groep van Andeslanden die tot de middeninkomensgroep behoren. De gemiddelde inkomenssituatie van de burgers in Venezuela en Brazilië is nog weer gunstiger. Een andere indicator, die gebruikt wordt om méér dan alleen het inkomen, te weten de kwaliteit van het bestaan weer te geven, is de Human Development Index (HDI). De HDI is een samengestelde index waarin de scores van een land op inkomen, onderwijspeil en gezondheidsniveau (levensverwachting bij de geboorte) van een land op een schaal van 0 tot 1 worden gecombineerd. Chili, Argentinië en Cuba vormen in dit opzicht de absolute voorhoede binnen Latijns-Amerika en de achterhoede wordt aangevoerd door Paraguay en Bolivia, gevolgd door de Centraal-Amerikaanse landen El Salvador, Guatemala, Honduras en hekkensluiter Nicaragua. De andere landen zijn in dit opzicht middenmoters. Grote verschillen zijn er ook qua omvang van de bevolking, bevolkingsdichtheid en verstedelijking. De meest verstedelijkte landen zijn Uruguay, Argentinië, Chili, Venezuela en Brazilië, allen met een stedelijke bevolking die minimaal 85 procent van de totale nationale bevolking uitmaakt. Het aandeel van de rurale bevolking is het grootst in Guatemala, Honduras, Nicaragua en Paraguay, hoewel ook in deze landen de urbanisatiegraad meer dan 50 procent bedraagt. Wanneer we tot slot kijken naar het aandeel van de stedelijke bevolking dat in zogeheten ‘slums’ woonachtig is, dan blijkt zich ook in dit opzicht weer een aanzienlijke variatie voor te doen. Costa Rica, Chili, Mexico, Dominicaanse Republiek en Colombia
9
inleiding
vertonen in dit opzicht een relatief gunstig beeld. De situatie is extreem ongunstig voor Nicaragua en Bolivia, waar meer dan 40 procent van de stadsbewoners in slums woont. Volgens de gangbare definitie worden dergelijke slums getypeerd door een gebrek aan basisvoorzieningen (veilig water, sanitaire voorzieningen), overbevolking, slechte bouwmaterialen en/of onzekere eigendomsrelaties met betrekking tot de grond en woning. Daarmee verschaft ook deze indicator wel heel direct inzicht in de dagelijkse levensomstandigheden van de stedelijke bevolking. Nog belangrijker dan de verscheidenheid die er binnen de regio tussen de landen bestaat, zijn de veelal enorme maatschappelijke verschillen en tegenstellingen binnen die landen. Zo is er de al eeuwenoude tegenstelling tussen de economische
10 Tabel 1.1 Enkele kerngegevens betreffende de landen van Latijns-Amerika Land
Opper vlakte (x1000 km2)
Bevolking in miljoe nen (2014)
Bevolkings dichtheid (per km2)
Levensverwachting bij geboorte (jaren) in 2013 Vrouwen
Mannen
82
78
% Bevolking woonachtig in steden (2014)
Bevolking in grootste stad (% van totale stedelijke bevolking, 2014)
Bevolking in slums (†) (% van totale stedelijke bevolking, 2014)
Bruto Nationaal Inkomen, per hoofd bevolking (us$; 2014)
Human DevelopMent Index (‡) (2013)
76
32
5,5
10.120
0,763
Centraal-Amerika en Caribisch gebied 51
Costa Rica
4,8
93
El Salvador
21
6,1
295
77
68
66
27
28,9*
3.950
0,662
Guatemala
109
16,0
149
76
69
51
35
34,5
3.410
0,628
Honduras Mexico Nicaragua Panama Cuba Dominicaanse Republiek
112
8,0
71
76
72
54
14
27,5
2.280
0,617
1.964
125,4
65
80
75
79
21
11,1
9.860
0,756
130
6,0
50
78
72
58
27
45,5*
1.870
0,614
75
3,9
52
81
75
66
64
25,8
11.130
0,765
110
11,4
107
81
77
77
25
--
--
0,815
49
10,4
215
77
70
78
35
12,1
6.030
0,700
Zuid-Amerika Argentinië
2.780
43,0
16
80
73
92
38
16,7
14.160
0,808
Bolivia
1.099
10,6
10
69
65
68
28
43,5
2.910
0,667
Brazilië
8.516
206,1
25
78
70
85
12
22,3
11.530
0,744
756
17,8
24
83
77
89
41
9,0*
14.910
0,822
1.141
47,8
43
78
70
76
26
13,1
7.970
0,711
Ecuador
256
15,9
64
79
74
64
26
36,0
6.070
0,711
Paraguay
407
6,6
16
75
70
59
59
17,6*
4.380
0,676
1.285
31,0
24
78
72
78
40
34,2
6.370
0,737
Chili Colombia
Peru Uruguay
176
3,4
20
81
74
95
52
--
16.350
0,790
Venezuela
912
30,7
35
78
72
89
11
32,0
12.890
0,764
34
78
72
78
21
20,5
8.995
--
Geheel Latijns-Amerikaans en Caribisch gebied 15.769
612,6
(*) jaar 2005 Bronnen: World Bank 2015: World Development Indicators [data.worldbank.org]; (†) Cepalstat Databases and statistical publications [estadisticas.cepal.org] (‡) UNDP: Human Development Report 2013 [hdr.undp.org]
l atijns-amerik a
kerngebieden en de perifere gebieden van de Latijns-Amerikaanse landen; een polarisatie die in veel gevallen zijn oorsprong had in de periode waarin de Spanjaarden en Portugezen hun koloniale rijk inrichtten. Nadat bijna alle landen tussen 1810 en 1825 politieke onaf hankelijkheid hadden verworven werd de verdere ontwikkeling van de ruimtelijke patronen in deze landen bestendigd door nationaal beleid en externe investeringen. Diverse overheden (onder andere die van Mexico en Brazilië) hebben in de tweede helft van de 20e eeuw weliswaar gepoogd om met specifieke maatregelen een regionaal ontwikkelingsbeleid uit te voeren, maar ondanks enkele successen op dit vlak heeft dat de bestaande regionale polarisatie niet wezenlijk kunnen verminderen. Deels samenhangend met het kern-periferieonderscheid zijn er vervolgens ook markante stad-plattelandtegenstellingen in Latijns-Amerika. Hoewel de sociale omstandigheden ook in de steden niet voor iedereen gunstig zijn, komt extreme armoede veel algemener voor in de rurale gebieden. De steden, en vooral de hoofdsteden en metropolitane gebieden, zijn de motoren van de economische groei, waar ook het grootste deel van het bruto nationaal product wordt gegenereerd. Dit in tegenstelling tot veel rurale gebieden die gekenmerkt worden door extreme versnippering van grondbezit met ook zeer lage agrarische productiviteit. Daar staan dan weer relatief welvarende gebieden tegenover met commerciële landbouw en goede toegang tot markten. Het onderscheid dat voor het platteland wel gemaakt kan worden tussen boeren met hoofdzakelijk zelfvoorzienende landbouw versus marktgerichte producenten, heeft zijn evenknie in het onderscheid tussen informele en formele arbeid in de steden. Aangezien de informele economische activiteiten – vooral in de handel en in de dienstensector – heel vaak verborgen werkloosheid in de steden reflecteren, bieden deze doorgaans geen grote bestaanszekerheid. De dagelijkse woon- en leefomstandigheden van de stedelijke armen, vaak in doe-het-zelfvolksbuurten die buiten de formele kanalen van stadsontwikkeling van de grond zijn gekomen, staan in schril contrast met de woningkwaliteit en het voorzieningenniveau van de elitewijken.
11
Organisatie van het boek De verkenning van Latijns-Amerika opent in hoofdstuk 2 met de behandeling van de geologische processen en formaties die Zuid-Amerika hebben gemaakt tot wat het nu is: een continent met relatief jonge, imposante bergketens, continentale schilden, drie immense stroomgebieden, en uitgestrekte hooglanden en laagvlaktes. Tal van actieve vulkanen en aardbevingen getuigen hier vrijwel dagelijks van de onmetelijke krachten die door de platentektoniek worden veroorzaakt. Dit hoofdstuk verklaart ook het ontstaan en de locaties van de verschillende olie- en gasvoorraden die in het continent voorkomen, net als die van de ertsen welke vanaf de komst van de Spanjaarden naar het continent tot op de dag van vandaag zo’n belangrijke rol in de nationale economieën spelen. Terwijl de geologie zich richt op de studie van de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkorst en van de processen die zich daarin afspelen, gaat het bij de geomorfologie om de wetenschap die de vormen van het landschap en de processen die bij het ontstaan daarvan een rol spelen of hebben gespeeld. Dat is het onderwerp van hoofdstuk 3. Het behandelt allereerst de verschillende klimaten die als gevolg van de platentektoniek in dit deel van de wereld zijn ontstaan. Het klimaat is van grote invloed op de stroomgebieden en rivieren en de rijke variatie aan natuurlijke ecosystemen. Naast de algemene beschrijving van deze fysisch-geografische inleiding
12
verschijnselen en processen, worden deze gedetailleerd toegelicht aan de hand van enkele specifieke regionale voorbeelden: de Andes, de Pantanal, en ook de Amazone en het periodiek optredende natuurverschijnsel El Niño krijgen bijzondere aandacht. Het hoofdstuk wordt besloten met diverse krachten die de ecosystemen bedreigen en een gevaar vormen voor de bevolking, zoals bodemdegradatie, ontbossing, overstromingen en aardverschuivingen. Hoofdstuk 4 geeft een beeld van de algemene politieke achtergronden die van belang zijn voor een goed begrip van de huidige sociale, economische, culturele en ruimtelijke facetten van ontwikkeling in Latijns-Amerika. Na een beknopte historische schets van de koloniale en 19e eeuwse politiek-economische en bestuurlijke trends, wordt het zoeklicht gericht op de uitvoering van de onderscheiden politieke agenda’s van de 20e en het begin van de 21e eeuw. De nadruk ligt hierbij op de ideologieën en het daarop gebaseerde sociaaleconomisch beleid in de democratische staatsvormen die met ingang van de jaren 80 in de plaats kwamen van militaire, bureaucratisch-autoritaire regimes. Hoofdstuk 5 pakt deze draad op en beschrijft de belangrijkste hedendaagse demografische en economische ontwikkelingen in de regio. Het opent met een analyse van de zogenoemde demografische modernisering van Latijns-Amerika en laat zien dat de landen in verschillend tempo de sterftecijfers en geboortecijfers omlaag brengen. De algemene trend is zeker dat de bevolkingsgroei afneemt en de gemiddelde levensverwachting bij de geboorte toeneemt. Er zijn wel aanzienlijke verschillen tussen baby’s van het mannelijk en van het vrouwelijk geslacht (tabel 1.1). Het hoofdl atijns-amerik a
stuk vervolgt met een beschrijving van de belangrijkste transformatieprocessen die Latijns-Amerika in economisch en sociaal opzicht beleeft, te weten: verstedelijking, veranderende arbeidsmarkten, en de omarming van een neoliberale ideologie die heeft geleid tot een terugtredende staat en stimulering van marktwerking. Het schetst ook een beeld van de formele en de informele economische activiteiten, waarna het besluit met een weergave van de resultaten van de recente armoedebestrijdingsprogramma’s in sommige landen. De beide volgende hoofdstukken zijn gebaseerd op het klassieke geografische onderscheid tussen platteland en stad. In beide staan het landgebruik en de tegenstellingen met betrekking tot de verdeling daarvan centraal. Hoofdstuk 6 beschrijft een aantal opeenvolgende benaderingen van het rurale ontwikkelingsvraagstuk door de overheden, vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw tot heden. In de eerste ontwikkelingsdecennia stonden de staatsinterventies in de landbouw voornamelijk in het teken van de doelstelling om productie en productiviteit in de landbouw te vergroten, zoals door middel van landhervormingen, technologische modernisering, agrarische kolonisatie en geïntegreerde plattelandsontwikkeling. Aan dergelijke van staatswege geleide ontwikkelingen kwam in de jaren 80 een einde. De ontwikkeling van de landbouw en van het platteland werd meer en meer overgelaten aan niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), lokale overheden en private investeerders en financiële instellingen. In de huidige tijd vindt een steeds grotere concentratie van grondbezit plaats, waardoor kleine boeren steeds minder toegang tot grond en water krijgen. De zich uitbreidende veeteelt en productie in monoculturen gaan ten koste van de lokale voedselproductie en de biodiversiteit. Hoofdstuk 7 zoomt in op de ruimtelijke structuur van de Latijns-Amerikaanse steden en behandelt de processen die de steden hebben gemaakt tot wat zij nu zijn: sterk gesegregeerde en gefragmenteerde ruimtes, waarin de verschillende maatschappelijke klassen overwegend gescheiden van elkaar woonachtig zijn. De productie en reproductie van stedelijke ruimte wordt grotendeels gestuurd door het sterk gedifferentieerde patroon van grondwaarden in de urbane en peri-urbane gebieden. De ontwikkeling van de grondwaarden brengt mobiliteit van bevolking en kapitaal met zich mee, en selectieve overheidsinvesteringen in publieke voorzieningen en infrastructuur. Zo vindt stedelijke herontwikkeling en gentrification plaats op die locaties die attractief zijn voor investeerders, terwijl grote delen van de informele stad door de bewoners en hun basisorganisaties in zelf beheer worden ontwikkeld. Naast de algemene processen van segregatie en fragmentatie besteedt het hoofdstuk in het bijzonder aandacht aan de ontwikkelingen met betrekking tot zelf bouw, woningverbetering en buurtontwikkeling in de informele volksbuurten. Het besluit met een beknopt overzicht van de belangrijkste uitdagingen voor het lokale stadsbestuur, mede in het licht van de stedelijke duurzaamheid en huisvesting. In hoofdstuk 8 wordt Latijns-Amerika getypeerd als een regio waar ruimtelijke mobiliteit van de bevolking een historische en, tegenwoordig meer dan ooit, een alledaagse realiteit is. Het beschrijft en verklaart de meest voorkomende processen en patronen van binnenlandse migratie, immigratie, emigratie, transnationale migratie, gedwongen migratie en seizoensmigratie. Het hoofdstuk maakt duidelijk dat Latijns-Amerika tegenwoordig meer dan ooit een netwerksamenleving is geworden, waarin contacten en relaties – veelal via de nieuwe media onderhouden – essentieel zijn voor de sociale mobiliteit en aspiraties. Ook de geldterugzendingen door trans-
13
inleiding
14
nationale migranten zouden na verloop van tijd zonder die netwerken gemakkelijker opdrogen. Die remittances zijn van levensbelang voor de achterblijvende gezinnen, voor de lokale gemeenschappen en voor de nationale economieën in de emigratielanden. Het hoofdstuk behandelt tot slot de recente trend van terugkeermigratie, die het gevolg is van de mondiale economische crisis na 2008. Het laatste thematische hoofdstuk (9) behandelt de politiek-economische integratie van verschillende landenblokken binnen Latijns-Amerika en de fysiek-ruimtelijke ontsluiting van de binnenlanden. Net als het geval was bij veel van de ontwikkelingen die in voorgaande hoofdstukken werden genoemd, is ook het proces van regionale integratie in Latijns-Amerika pas serieus op gang gekomen als gevolg van de introductie van het neoliberale ontwikkelingsmodel. Na de lange periode van protectionistisch industrialisatiebeleid, openden de privatiseringsprogramma’s, liberale investeringswetgeving en (gedeeltelijke) opheffing van handelsbarrières de vensters op de buitenwereld, zowel regionaal als mondiaal. Na verscheidene mislukte pogingen tot regionale vrijhandelsassociaties en gemeenschappelijke markten in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, lijken huidige handelsblokken, zoals Mercosur en Unasur meer kans van slagen te hebben. Daarvoor is ook de realisering van zeer ambitieuze intraregionale infrastructurele programma’s van belang, omdat dit het nu nog vaak moeizame internationale transport van handelswaar sterk kan vergemakkelijken en bespoedigen. Het hoofdstuk biedt inzicht in de voor- en nadelen van de wegenbouwprogramma’s en waarschuwt voor een te groot optimisme. Terwijl de aanleg van wegen en de openlegging van binnenlanden tot potentiële ontwikkelingscorridors kunnen leiden, is er ook een reëel gevaar van fragmentatie van de natuurlijke habitat van flora en fauna, ontbossing, en veranderende ecosystemen. Hoofdstuk 10 is het hoofdstuk dat aan het eind van dit boek alle voorgaande themata in één geïntegreerd regionaal kader plaatst. Dat regionale kader is Brazilië, in oppervlakte verreweg het grootste land van Latijns-Amerika, en met zijn ruim 200 miljoen inwoners heeft het een grotere bevolking dan die van alle buurlanden bij elkaar. Brazilië is van alle landen in de regio de belangrijkste speler op het wereldtoneel, zowel in economisch als diplomatiek opzicht. Het hoofdstuk geeft nog veel andere redenen waarom een afzonderlijke behandeling van Brazilië op zijn plaats is. Het biedt een verhelderend inzicht in de maatschappelijke en politieke achtergronden die van belang zijn bij de interpretatie van de economische en sociale ontwikkeling in de laatste decennia. Het behandelt de verschillende fasen in het industrialisatiebeleid, de transformatie van een rurale naar een stedelijke samenleving, en het gaat in op de opkomst van een stedelijke middenklasse die zich onderscheidt van de bevolking in de informele woonbuurten. Tevens staat het hoofdstuk expliciet stil bij de recente politieke ontwikkelingen, waarbij ook nader wordt ingegaan op de thema’s burgerschap en sociale bewegingen. Tegen het einde van hoofdstuk 10 komt de nieuwe rol van Brazilië als speler – en als soft power – op het wereldtoneel aan de orde. De hoofdstukken eindigen met enkele literatuursuggesties. Via deze opzet beoogt het boek de lezer in vogelvlucht kennis te laten maken met de vele gezichten van Latijns-Amerika en tevens een stevige basis te bieden voor verdere bestudering van specifieke landen en thema’s.
l atijns-amerik a
2
Geologie – de ondergrond van Zuid-Amerika
Voor de geologische en fysisch-geografische processen in Latijns-Amerika zoomen we de komende twee hoofdstukken in op Zuid-Amerika. Dit continent zit geologisch en geomorfologisch zo complex in elkaar dat het zich prima leent voor de beschrijving en verklaring van de voornaamste verschijnselen en processen onder en boven de grond. Aan het eind van beide hoofdstukken volgen dan nog beknopte beschrijvingen van de geologie (kader 2.8) en van klimaat en landschap (kader 3.6) in Centraal-Amerika en het Caribisch gebied. Zuid-Amerika is een continent van extremen. Het bevat met de Andes de langste aaneengesloten bergketen (8500 km) en het grootste aantal al millennia actieve vulkanen op aarde, met de Cotopaxi (5897 meter) als hoogste actieve vulkaan op aarde. Nergens ter wereld is het hoogteverschil op korte afstand (de reliëfenergie) zo groot als tussen de Hoge Andes en de diepzeebodem voor de kust. Zo zit er wel 15 kilometer verschil tussen de Nevado Ojos del Salado (6887 meter hoog) en de Atacamatrog (8065 meter diep) – en dat op zo’n 300 kilometer afstand. Op dit continent komen we verder de droogste woestijn en het grootste vochtigtropisch regenwoud tegen: respectievelijk de Atacamawoestijn en het Amazonewoud. De Amazonerivier is de allergrootste ter wereld qua (1) afvoer (met gemiddeld 175.000 m³/sec, ongeveer een vijfde van de totale rivierafvoer op aarde), (2) stroomgebied (met ruim 6 miljoen km² twee keer zo groot als welk ander stroomgebied op aarde) en (3) bevaarbare lengte (2500 km tussen Iquitos en de monding). Bovendien heeft Zuid-Amerika de hoogste waterval (Angel Falls in Venezuela, 986 meter), het breedste watervallencomplex (Iguaçú op de grens tussen Brazilië en Argentinië, 2,7 km breed) en een van de omvangrijkste tropische wetlands (Pantanal: 160.000 km², in het grensgebied van Brazilië, Bolivia en Paraguay). En dan liggen op de Altiplano nog de zoutvlakte van Uyuni, met bijna 11.000 km² de grootste ter wereld, en het Titicacameer, met 3812 m het hoogst gelegen bevaarbare meer op aarde. Alle reden dus om aandacht te besteden aan de natuurlijke ontwikkeling van dit machtige continent. De krachten van de plaattektoniek staan hierbij centraal, omdat deze samen met het klimaat de basis vormt voor de ontwikkeling van het landschap. De platentektoniek speelt zich af op wereldschaal, op continentale schaal en op regionale schaal. De wereldschaal is gerelateerd aan het ontstaan, de ligging en de vorm van de continenten en oceaanbekkens. De continentale schaal betreft de belangrijkste reliëfvormen (zoals de Andes en de continentale schilden) en de regionale schaal de ontwikkeling van de gebergteketens en het vulkanisme.
15
geologie – de ondergrond van zuid-amerik a
2.1 Een eerste indruk van Zuid-Amerika
16
Zuid-Amerika meet ruim 18 miljoen km² en omvat 12 procent van het landoppervlak op aarde. Het continent heeft ruwweg de vorm van een driehoek: breed in het noorden (5000 km van west naar oost langs de parallel van 5° zuiderbreedte), naar het zuiden geleidelijk smaller en ten zuiden van de zuiderkeerkring spits toelopend, een gebied dat in Zuid-Amerika vaak als Cono Sur (letterlijk: Zuidkegel) wordt aangeduid. Het massieve continent kent weinig schiereilanden en eilanden, behalve in het zuiden van Patagonië. Midden in de Grote Oceaan liggen op grote afstand enkele archipels, waaronder de Galápagos (Ecuador) en de Juan Fernández eilanden (Chili), en in de Atlantische Oceaan op enige afstand voor de kust de politiek omstreden Falkland- of Malvinaseilanden en de Zuid-Georgië/Zuid-Sandwicheilanden. Van noord naar zuid strekt het continent zich uit over 7500 km (langs 70° westerlengte) van 12° noorderbreedte bij de Caribische Zee tot 55° zuiderbreedte bij Kaap Hoorn. De gemiddelde hoogte van het continent is 550 meter, maar dat zegt weinig, want de hoogteverschillen binnen het continent zijn aanzienlijk. Het massieve continent vertoont een opvallend fysisch-geografisch patroon. Geomorfologisch kunnen we vier grote gebieden onderscheiden, die met de geologische opbouw overeenkomen (figuur 2.1): 1 Het Andes-gebergte aan de Pacifische zijde: een langgerekt hooggebergte met een groot aantal toppen boven de 6000 meter. 2 Het subandiene laagland ten oosten van de Andes: de met elkaar verbonden laaglandgebieden van de Orinoco, Amazone en Paraguay/Paraná. Bij geen van de drie komt de hoogte boven de 500 meter. 3 Het Guyana en Braziliaanse Hoogland (van elkaar gescheiden door de Amazone): twee omvangrijke continentale schilden aan de Atlantische zijde, met maximale hoogten tot bijna 3000 meter. 4 Het Plateau van Patagonië: een langgerekt plateau gelegen in de zuidelijke punt van het continent, variërend van 500 meter hoogte in het oosten tot 1500 meter in het westen. Tektonisch maakt het continent deel uit van de Zuid-Amerikaanse Plaat, in het oosten begrensd door de Midden-Atlantische Rug en in het westen door de (actieve) continentale rand van het continent. In het oosten valt de passieve continentale rand samen met de kust.
2.2 Het landschap van Zuid-Amerika De ruggengraat van Zuid-Amerika vormt de Cordilleras de los Andes, de langste aaneengesloten gebergteketen op aarde (tussen 12° NB tot 55° ZB), met de Aconcagua in Argentinië (6962 meter) als de hoogste top (figuur 2.1). De Andes begint op Vuurland (Tierra del Fuego) en waaiert duizenden kilometers noordwaarts in Colombia uit in een aantal bergketens, waarvan de meest westelijke verbonden is met de CentraalAmerikaanse gebergteketen. De meest oostelijke keten (Caribisch Kustgebergte) zet zich in zee voort richting de eilandenboog van de Kleine Antillen. Net als elders op aarde bestaat de Andes uit meerdere gebergteketens, die parallel aan elkaar liggen, zich nu eens splitsen en dan weer bij elkaar komen. Met daartussen vaak hooggelegen intermontane bekkens (zoals de Altiplano in Bolivia/Peru) en langgerekte dalen (zoals de Marañon, een van de bronrivieren van de Amazone). De l atijns-amerik a
Meer van Maracaibo
Orinoco delta
gland o laa noc i r O Ho
oglan d
Llanos
Golf van Guayaquil
Roraima ▲ (2875 m.)
van Guy ana Amazone delta Evenaar
Amazone hoogland
Selvas Cabo São Roque Caatingas Sertão
des Pantanal
Alti pla
Hoogland
17
van Brazilië
no
Grote Oceaan
Mato Grosso
oestijn ma w aca
At
Pico da Bandeira (2890 m.) ▲
Gran Chaco S erra do
An
Cerrado
ParaguayParaná laagland
Cabo Frio
r Ma
Steenb o
kskee rkring
Aconcagua ▲ (6962 m.) Pampas
Plateaus van Pata gonië
Atlantische Oceaan
Straat van Magallanes
Kaap Hoorn
Rio de la Plata
Vuurland
Falkland eilanden (VK) (Islas Malvinas)
Zuid-Georgië en Zuid-Sandwich eilanden (VK)
0
1000 km
2.1 Geomorfologische indeling van Zuid-Amerika (Bron: Veblen et al. 2007)
Andes varieert in breedte van ongeveer 250 km in Ecuador tot 750 km in Bolivia. De hoogste, meestal vulkanische, toppen liggen in Bolivia. Belangrijke andere geomorfologische eenheden in Zuid-Amerika zijn de Hooglanden van Guyana en Brazilië, die bestaan uit restanten van het oercontinent Gondwana. Het Hoogland van Guyana, in het noordoosten, is het resultaat van de opheffing van een oud erosie-oppervlak, dat in sommige gebieden nogal versneden is. Het reliëf bestaat dan ook vooral uit hooglanden en lage gebergten en in mindere mate uit plateaus. Het hoogste punt is de Roraima (2875 m). Ook het Hoogland van Brazilië, ten zuiden van de Amazone, is resultaat van de opheffing van een oud erosie-oppervlak. In het centrale deel liggen vooral tafellanden en plateaus (Planalto) en aan de randen hooglanden en lage gebergten. Het hoogste punt ligt nabij Brasília (1678 m). Het gebied wordt in het zuidoosten begrensd door een aantal steile breugeologie – de ondergrond van zuid-amerik a
18
kranden. Hier vinden we de Great Escarpment (met onder andere het Serra do Margebergte), die het hoogland scheidt van de Atlantische Oceaan, met als hoogste punt de Pico da Bandeira (2890 m). Ook de ondergrond van het plateau van Patagonië in Zuid-Argentinië bestaat uit een oud continentaal schild. Het wordt begrensd door de vlaktes van de Paraná-Paraguay in het noorden, de Andes en de Atlantische Oceaan. Dit gebied is minder sterk opgeheven dan de eerder genoemde continentale schilden, met een laagvlakte in het noorden en een plateau in het zuiden. Tussen de oude resten van het Gondwana-continent en de hele Andes ligt een uitgestrekt sedimentair gebied. Het reliëf bestaat grotendeels uit laagvlakten waar miljoenen jaren lang af braakproducten van de opgeheven hooglanden en hooggebergten zijn terechtgekomen. De grote Zuid-Amerikaanse rivieren verdelen het gebied in drie bekkens: het Orinocobekken, het Amazonebekken en het Paraguay-Paranábekken. Ze staan via laagtes met elkaar in verbinding, waarvan die tussen de Orinoco en de Amazone (via de Río Negro) bekend is geworden als de bifurcatie van Casiquiare. Alexander von Humboldt ontdekte hem tijdens zijn expeditie in Latijns-Amerika van 1799 tot 1804. Het Amazonebekken is het laagst gelegen en verreweg het grootst. Kustvlakten zijn in Zuid-Amerika bescheiden en voor zover aanwezig aan de Atlantische kant doorgaans breder dan aan de Pacifische. De Amazonedelta vormt verreweg de grootste kustvlakte van Zuid-Amerika.
2.3 Plaattektoniek en het ontstaan van het continent Zuid-Amerika De geologie van Zuid-Amerika lijkt op het eerste gezicht eenvoudiger dan die van andere continenten. De Zuid-Amerikaanse Plaat bestaat uit een continentaal deel aan de westzijde en een oceanisch deel aan de oostkant. Deze plaat wordt, bezien vanaf het oosten en tegen de klok in, begrensd door de Afrikaanse, Caribische, Nazca-, Antarctische en Scotia-platen (figuur 2.2). Divergent, transform en convergent, alle soorten relatieve plaatbewegingen komen hier voor: een continent met in het westen een subductiezone met vulkanisme en aardbevingen, een noord- en zuidrand die langs andere platen schuiven en aan de oostkant de zich openende Atlantische Oceaan. Dat zou moeten leiden tot een duidelijke relatie tussen plaat(rand)activiteit en landschap. Maar zo simpel is het toch niet. Grofweg is het continentale deel van de plaat geologisch te verdelen in het Amazone-kraton in het oosten en de jonge deformatiezone in het westen. Een kraton is een erg oud deel van de continenten waar tektonisch al meer dan een miljard jaar weinig mee is gebeurd. Waar gesteenten van deze stabiele continentkernen aan het oppervlak komen, zijn schilden. Het Amazone-kraton is een van de grootste ter wereld en bestaat uit het Guyana-schild en het São Francisco/Guaporé-schild van Brazilië, van elkaar gescheiden door het Amazonebekken. In deze schilden komen dieptegesteenten (graniet) en metamorfe gesteenten van precambrische ouderdom voor, die door erosie aan de oppervlakte zijn gekomen. In het centrale deel van het continent is het oude kraton juist bedekt door jonge erosieproducten van de Andes, en in Zuid-Brazilië door het basaltplateau van Paraná, dat samenhangt met het openen van de Atlantische Oceaan. De hele westzijde van het continent bestaat uit een actieve deformatiezone: de Andes en de Cordilleras. Erosieproducten van dit gebergte bedekken grote delen van de centrale as van Zuid-Amerika, zoals de Llanos van Colombia en de Pampas van l atijns-amerik a
Noord-Amerikaanse Plaat
Puerto Rico trog
90
^^
^
^
^
130
^^
60
^ ^^ ^^
id
-A tla nt isc he
Ru g
^
^^
85
r zca Na
^^ ^
ug
Paaseiland
Juan Fernández eilanden
Chil i Ho og Antarctische Plaat
65
^^ ^^^^^^^^^ ^ ^^^^^ ^ ^^^^^^^^^^ ^ ^ ^
Nazca Plaat
St. Helena
34
1000 km
as -Agulh Malvinas
30
Scotia Plaat
Mid-oceanische spreidingsrug met transform breuken
^ ^ ^ ^ subductiezone (haaientanden op bovenliggende plaat)
vi Wal
sR
ug
Tristan
20
^^^
19
São Francisco kraton
Zuid-Amerikaanse Plaat
breuk
zone
34
Bouvet
^^ ^
^^
g
^
Oo st P ac .
3o 30
^^ ^^
Ho og
Peru- C
ro
0
Kaap-Verdische eilanden
Amazone kraton
^ ^^ ^ ^ ^ ^^ ^ ^hili t
Galápagos eilanden
20
Cocos ^ ^ rug
^^^^^^ ^^
Pacifische Plaat
^^
M
^
^^ ^ ^
Cocos Plaat
Afrikaanse Plaat
27
^^
^ ^ ^ ^^^^
Caribische Plaat
^ ^^^^^ ^
^^^ ^^ ^
^ ^ ^ ^ ^ ^ ^^
^
^^
^ ^^^^
^^ ^
^^
^^
Canarische eilanden
Sandwich Plaat
^
pad van Zuid-Amerika en Afrika weg van Tristan da Cunha hotspot 30
plaatbeweging (mm/yr)
transforme breukzone
kratons
hotspot
uitvloeiingsgesteenten (Parana vulkanische gesteenten)
Figuur 2.2 De Zuid-Amerikaanse Plaat met omringende Platen (Bron: Veblen et al. 2007)
Argentinië. We bekijken hieronder, tegen de klok in en van oost naar zuid, de actieve plaatranden in meer detail. De oostzijde Het oostelijk deel van de Zuid-Amerikaanse Plaat bestaat uit oceanische korst, en de overgang met het continent vormt een passieve marge: op de continentrand zelf komt nu geen tektonische activiteit meer voor. Dat is eerder in de geologische geschiedenis anders geweest, want de continenten Zuid-Amerika en Afrika hebben aan elkaar vast gezeten en vormden met de andere continenten het supercontinent Pangea. Continentale korst heeft een isolerende werking en Pangea (figuur 2.3a) was zo groot dat de warmte die uit de diepte van de aarde naar het oppervlak wilde, het geologie – de ondergrond van zuid-amerik a
Antarctica
Laat-Perm ~250 Ma b
a NoordAmerika
Afrika
P an gren sv
GONDWANA ïsche ijs o z be o de ale kkin g
Antarctica
Laat-Perm ~250 Ma
Afrika ^
20
Zuid-Amerika
^^^^^^^^^^^^^^^ ^^
Zuid-Amerika
^^
^ ^ ^^
Panthalassa Oceaan
Midden-Krijt ~110 Ma
b
c supercontinent optilde. Daardoor brak het uiteindelijk, met als gevolg het openen van de Atlantische Oceaan. Dat gebeurde niet over de hele lengte van de huidige Caribische Atlantische Oceaan op hetzelfde moment: het startte tussen Noord-Afrika en Noordplaat Amerika. Daardoor bewogen Zuid-Amerika en Afrika in eerste instantie tezamenAfrika naar het zuidoosten, weg van Noord-Amerika. Maar ook tussen Afrika en Zuid-AmeZuid-Amerika Zuid-Amerika rika ontstonden de eerste scheuren. Afrika Op tientallen kilometers diepte liepen de druk en temperatuur zo hoog op dat de continentale korst daar in de loop van de tijd plastisch kon vervormen, met andere woorden: vloeien. Dichter aan het oppervlak brak de aardkorst op een aantal plekken en zo ontstond een serie breuken over een grotere afstand. De huidige riftvallei in Oost-Afrika geeft een indruk van hoe het splitsen van de continenten tussen Zuid-Amerika en Afrika er zo’n 140 miljoen jaar geleden moet hebben uitgezien: langgerekte depressies (slenken), met horsten en opgeheven randen (riftschouders). In de laaggelegen gebieden kwam sediment vanaf de omhoogkoMidden-Krijt ~110 Ma Laat-Eoceen ~40 Ma mende randen terecht, in het centrale deel vormden zich (zout)meren. ^^ ^ ^^
^
^ ^ ^ ^ ^^
^ ^ ^^
^^ ^^^ ^^^^^^ ^
^^
^
^^^
^^^^^^^^^^^^^^^ ^^
c
Kader 2.1 Rek door subductie? Rek door subductie klinkt wat tegenstrijdig. Immers, wanneer twee platen elkaar naderen, ^^ ^ ^^
^
^ ^ ^ ^ ^^
Caribische duikt in ieder geval bij één van de twee platen het oceanisch korstdeel onder. Hoe ouder plaat de oceanische korst is, des te meer deze is afgekoeld. Daardoor krimpt het gesteente: het Afrika
^^ ^^^ ^^^^^^ ^
volume neemt af, maar het gewicht blijft hetzelfde. Dat betekent dat de dichtheid toeneemt, waardoorZuid-Amerika oude oceanische korst relatief gemakkelijk in de diepte duikt. Soms gaat die beweging naar beneden sneller dan dat de platen elkaar naderen in de subductiezone. Daardoor wordt de plaat die boven blijft liggen (in dit geval Zuid-Amerika) uitgerekt, om aansluiting te kunnen blijven houden met de wegzinkende buurplaat (oude oceanische korst van de Nazca-plaat). ^^^
Het breken van de continentale korst tussen Zuid-Amerika en Afrika werd nog een handje geholpen door subductie van oude oceanische korst aan de westzijde van Laat-Eoceen ~40 Ma Zuid-Amerika, die de continentale korst extra oprekte (kader 2.1). In het zuiden kon magma zich in het Vroeg-Krijt (130 miljoen jaar geleden) via een paar grote rekbreuken in langdurige uitbarstingen een weg omhoog banen. Dit heeft geleid tot de 1,7 kilometer dikke basaltlagen van de Paraná-uitvloeiing aan de kant van Zuid-Amerika en de Etendeka vulkanische gesteenten aan de Afrikaanse kant (figuur 2.3b). l atijns-amerik a
Midden-Krijt ~110 Ma c ^^ ^ ^^
^
Caribische plaat
^ ^ ^ ^ ^^
Afrika Zuid-Amerika
^^ ^^^ ^^^^^^ ^ ^^^
Figuur 2.3 Het opbreken van Pangea en het ontstaan van het Zuid-Amerikaanse
Laat-Eoceen ~40 Ma
continent (Bron: Veblen et al. 2007)
21
Uiteindelijk vormde één van de breuken het begin van de definitieve opsplitsing van Afrika en Zuid-Amerika. Na ongeveer 300 procent rek was de continentale korst op die plek helemaal verdwenen en kwam basaltisch magma van diep uit de mantel direct aan het oppervlak. Dat ijzer- en magnesiumrijke magma stolde en vormde de eerste oceanische korst. Vanwege de hogere dichtheid lag deze lager dan de continenten. Zo laag, dat zich daar een nieuwe oceaan vormde, met een mid-oceanische rug in het midden, vanwaar de twee continenten verder van elkaar wegdreven. Aan de hand van de ouderdom van de oceanische korst tussen beide continenten is goed te zien hoe dat ging: 110 miljoen jaar geleden was de afsplitsing tussen Afrika en ZuidAmerika in het zuiden al in volle gang en zat alleen de ‘oksel’ van Nigeria nog vast (figuur 2.3b). Niet lang daarna scheurde Zuid-Amerika helemaal los van Afrika en bewoog naar het westen. Daarmee veranderde de oostelijke continentrand van een actieve marge in een passieve marge (kader 2.2). De oorspronkelijk iets opstaande rand van het continent vlakte door erosie steeds verder af en zakte langzaam weg. Vastgeklonken aan de zware oceanische kust werd de rand ook niet meer door stijgende warmte omhoog gehouden. Met het dalen van de continentrand liep een deel onder zeewater. Op de rift-sedimenten volgden dus dikke lagen mariene afzettingen, klei en kalksteen, die de oude breuken nu bedekken.
Kader 2.2 Passieve marge Als de tektonische activiteit langs de oostkust van Brazilië na het opbreken van de plaat geheel geëindigd zou zijn, zou daar nu een vlakke kuststrook moeten liggen zoals in Suriname. Vanuit dat perspectief is het wel vreemd dat het beroemde Christusbeeld van Rio de Janeiro op zeer steile heuvels boven de kust uittorent. Dit gebergte parallel aan de kust, met uitschieters tot ruim 2800 meter hoog, wordt The Great Escarpment genoemd. Na het opbreken van de plaat zijn er dus nog verticale bewegingen geweest in de Braziliaanse kuststrook, als gevolg van spanningen die vanaf de subductiezone langs de westkust via het hele continent (over een afstand van ongeveer 2000 kilometer) zijn doorgegeven. geologie – de ondergrond van zuid-amerik a
22
De noordzijde Doordat de zuidelijke Atlantische Oceaan openbrak, schoof Zuid-Amerika richting het noordwesten (figuur 2.3.c). Hier lagen allerlei fragmenten continentale korst en grote onderzeese bergen en plateaus, die tegen elkaar werden gedrukt. Dat maakt van de noordwestelijke kant van de Andes, het Caribische gebied en Centraal-Amerika een ingewikkelde puzzel. Anno nu waaiert de Andes in het noorden van de Zuid-Amerikaanse plaat uiteen in meerdere uitlopers. Een daarvan heeft in Venezuela een oost-westoriëntatie en staat bijna haaks op de rest van het Andesgebergte. Hoe komt dat? De Caribische Plaat aan de noordkant schuift minder snel westwaarts dan Zuid-Amerika. Dat levert een beweging van platen op die relatief dextraal (rechtsom) en ook nog eens een beetje naar elkaar toe gericht is, een transpressie (van transform, langs elkaar, en compressie, tegen elkaar). Daardoor wordt de noordelijke rand van Zuid-Amerika in elkaar gedrukt en opgeheven. Dat is duidelijk te zien op de Benedenwindse Antillen, waar grote koraalplateaus tientallen meters boven water uitsteken (met onder andere het Hato-vliegveld op Curaçao). En het is ook te zien in de Andes van Venezuela en de Sierra Nevada de Santa Marta in Colombia (5700 meter hoog op slechts 40 kilometer van de kust). De westzijde De hele westkust van Zuid-Amerika bestaat uit een actieve, 8500 kilometer lange subductiezone, waar de Nazca- en Antarctische Plaat oostwaarts onder de ZuidAmerikaanse Plaat duiken. En dat doen ze al geruime tijd, zo te zien aan het ouderdomspatroon van de oceaanbodem van de Grote Oceaan. Aan de westkant van de Grote Oceaan duikt een 180 miljoen jaar oude oceanische korst onder bij de Marianentrog. Voor de kust van Noord-Chili is de oceanische korst 55 miljoen jaar oud en daarmee het oudste aan de oostzijde van de Grote Oceaan. Aangezien het wegdrijven vanaf een mid-oceanische rug altijd symmetrisch gebeurt, moet Zuid-Amerika al over heel wat oude oceanische korst geschoven zijn en nadert de mid-oceanische
60° N
30° N
0°
30° Z
60° Z
280
180
170
160
150
140
130
120
110
100
90
80
70
60
50
40
ouderdom van de Oceanische Lithosfeer (miljoenen jaren) Figuur 2.4 Subductie van de oceanische korst: variaties in ouderdom (Bron: https://www.ngdc.noaa.gov/mgg/ocean_age/data/2008/image/age_ageerror.pdf)
l atijns-amerik a
30
20
10
0
rug de subductiezone. Dus schuift Zuid-Amerika grosso modo over steeds jongere oceanische korst. De oceanische korst die onderschuift, is langs het subductiefront niet overal even oud. Ze varieert van recent (actief vulkanisme op de Galápagos-rug) tot ruim 60 miljoen jaar terug. Figuur 2.4 laat zien dat een mid-oceanische rug rechte segmenten heeft die sprongen maken bij dwarsbreuken waar de korststukken horizontaal langs elkaar schuiven: transforme breuken. Zo kunnen er stukken van de oceanische korst met verschillende ouderdom naast elkaar terechtkomen. En dat geheel duikt de diepte in. Langs de subductie-trog vinden we dan vlak naast elkaar flinke sprongen in ouderdom van de korst. Oudere oceanische korst is verder afgekoeld en verschilt qua dichtheid nog maar weinig van de onderliggende mantel. Deze heeft dus weinig drijvend vermogen. Jonge oceanische korst is door de nog aanwezige warmte behoorlijk veel lichter dan de mantel. Daardoor is die lastiger de mantel in te krijgen: de subductie verloopt minder gemakkelijk en daar zitten langs de subductiezone flinke verschillen in. Dat komt tot uiting in het patroon van vulkanisme en seismische activiteit én in de breedte en mate van opheffing van de Andes, waarover straks meer.
23
De zuidzijde De zuidpunt van Zuid-Amerika krult oostwaarts. Hier grenst de Zuid-Amerikaanse Plaat aan twee zijden van de Scotia-plaat (figuur 2.2). Aan de oostkant schuift het oceanische deel van de Zuid-Amerikaanse Plaat onder de Scotia-plaat, met subductie en vulkanisme tot gevolg, terwijl de platen aan de noordkant ook in contact zijn. Dat resulteert in het oost-west langs elkaar bewegen (transform) van beide platen. De situatie heeft veel weg van wat er aan de noordkant met de Caribische Plaat gebeurt, maar in dit geval linksom (sinistraal).
2.4 Aardbevingen Langs de hele westkust treden aardbevingen op (figuur 2.5). Bij elke beving schieten de platen even los en schuift Zuid-Amerika weer een eindje verder over de oceanische plaat, met soms zware aardbevingen. Als het contact over een grotere afstand beweegt, is de energie die daarbij vrijkomt enorm. Sinds 1900 zijn er al 19 aardbevingen geweest met een magnitude hoger dan 7.5. De recentste krachtige aardbevingen dateren uit 2010 en 2015, beide in Chili. Dat land heeft zelfs het wereldrecord aardbevingen in huis, met een magnitude van 9.5 in 1960, waarbij met alle naschokken erbij, het contact tussen de platen bewoog over meer dan Figuur 2.5 Grote aardbevingen langs het contact tussen de Zuid-Amerikaanse Plaat en de Nazca Plaat, 1900-2015 (Bron: http://pubs.usgs.gov/of/2015/1031/e/
1960 M 7.6 1996 M 7.5 1970 M 7.8 1966 M 8.1 1940 1974 M 8.0 M 8.0 1996 M 7.7 2001 M 8.4 1942 M 8.1 2014 M 8.2 2007 M 7.8 1995 M 8.1 1922 M 8.4 2015 M 8.3 1943 M 8.3 1985 M 7.8 1928 M 8.3 2010 M 8.8
1939 M 8.3
1960 M 9.5
0
1000 km
pdf/of2015-1031-E.pdf)
geologie – de ondergrond van zuid-amerik a
1000 kilometer. Dergelijke enorm zware aardbevingen maken ook dat de zeebodem flink op en neer beweegt. Dat veroorzaakt tsunami’s, die vaak meer schade aanrichten dan de bevingen zelf en tot in Hawaii en de oostkust van Azië overstromingen kunnen veroorzaken. Het patroon van aardbevingen lijkt op het eerste gezicht op dat van een standaard subductiezone: vanaf de diepzeetrog worden de aardbevingen dieper en dieper door de duikende oceanische korst, tot het punt waar deze plaat zover is opgewarmd dat hij gaat vloeien in plaats van breken.
2.5 Vulkanisme
24
Het rommelt regelmatig in de Andes. Darwin was op zijn reis voor de kust van Chili zelfs getuige van een vulkaanuitbarsting. De kracht van zulke uitbarstingen is over het algemeen relatief gering. Gemeten volgens de Volcanic Explosivity Index (VEI), die wordt vastgesteld op basis van het volume aan uitgestoten materiaal, de hoogte van de eruptiewolk en de duur van de eruptie, heeft de Andes in de afgelopen 150 jaar ‘slechts’ 11 uitbarstingen meegemaakt van 4 tot 5+ op de VEI-schaal. Dat is niet zo veel in vergelijking met andere subductiezones. In de afgelopen 8 miljoen jaar zijn er nog wel grotere klappers geweest, maar aanzienlijk minder frequent dan in andere subductiezones (Indonesië, Japan). Het overgrote deel van de vulkanen in de Andes bestaat uit steile stratovulkanen met intermediaire erupties: forse, maar geen catastrofale uitbarstingen. Regelmatig zijn er spectaculaire beelden te zien van enorme aswolken die bijvoorbeeld boven de vulkanen in Chili uittorenen. Het land heeft meer dan honderd actieve vulkanen en de afgelopen jaren zijn onder meer de Calbuco, Villarrica, Puyehue en Chaitén tot uitbarsting gekomen. Maar in de Andes komen vrijwel nooit erupties voor waarbij grote delen van de vulkaan zelf worden weggeslagen. Dat heeft te maken met de samenstelling van het magma dat de vulkanen van de Andes voedt. Dat is voornamelijk afkomstig van de onderduikende oceanische platen, met daarop het sediment en water dat in de oceanische korst is gekomen. Op weg naar boven moet het magma door de continentale korst heen. Een deel van de korst smelt daarbij en wordt in het magma opgenomen. Daarmee zou het magma erg silica-rijk moeten zijn ( felsisch, mineraalsamenstelling (= chemische samenstelling)
Dieptegesteente (genoeg tijd om af te koelen en kristallen te vormen)
textuur
Uitvloeiingsgesteente (geen of amper tijd om kristallen te vormen)
Silica arm intermediair
Mafisch
Glasachtig
Obsidiaan
Fijnkorrelig, mineralen niet te zien
Puimsteen
Fijnkorrelig, afzonderlijke mineralen wel te zien, maar niet herkenbaar
Rhyoliet
Andesiet
Basalt
Grofkorrelig, afzonderlijke mineralen goed herkenbaar
Graniet, met roze veldspaat: Granodioriet
Dioriet
Gabbro
Ultramafisch
Periodiet
8916
Silica rijk Felsisch
Figuur 2.6 Stollingsgesteenten: naamgeving op basis van uiterlijk (textuur) en chemische samenstellling (mineraalsamenstelling) l atijns-amerik a
25
geologie – de ondergrond van zuid-amerik a