Slavernij herbezien
Slavernij_p001_128_HT.indd 1
25-10-21 13:57
Slavernij_p001_128_HT.indd 2
25-10-21 13:57
Slavernij herbezien Visuele bronnen over slavernij in de Indonesische archipel en Indische Oceaan Onder redactie van Nancy Jouwe Wim Manuhutu Matthias van Rossum & Merve Tosun
Slavernij_p001_128_HT.indd 3
25-10-21 13:57
Slavernij herbezien
Redactie tekst en beeld: Nancy Jouwe, Wim Manuhutu, Matthias van Rossum, Merve Tosun Tekstredactie Nederlands: Thecla Berghuis Vertalers Engels: Asaf Lahat, Marie-José Spreeuwenberg Tekstredactie Engels: Joseph Walker Vormgeving: Ad van Helmond Productie: Hightrade bv © 2021: Nancy Jouwe, Wim Manuhutu, Matthias van Rossum, Merve Tosun © 2021: LM Publishers, Edam LM Publishers info@LMpublishers.nl www.LMpublishers.nl Distributie Engelse uitgave: University of Washington Press & Periplus Indonesia isbn (nl editie): 9789460224539 isbn (Engelse editie): 9789460220111 Dit boek is mogelijk gemaakt door: Kosmopolis Utrecht, iisg, kitlv, Professor Van Winterfonds, Unger-Van Brero Fonds en Prins Bernhard Cultuurfonds (het Cultuurfonds beheert ruim 400 Cultuurfondsen op Naam. Deze publicatie is mede tot stand gekomen dankzij een bijdrage uit het door het Prins Bernhard Cultuurfonds beheerde Charema Fonds voor geschiedenis en kunst)
Slavernij_p001_128_HT.indd 6
25-10-21 21:26
Van de redactie
Het idee voor deze bundel is ontstaan tijdens nagesprekken van een workshop over slavernij in de Indonesische archipel in 2016. De workshop was getiteld ‘Mapping slavery in the Indonesian archipelago under Dutch colonial rule’, en vond plaats op de Universitas Gadjah Mada (ugm) in Yogyakarta, Indonesië, op 21 en 22 oktober 2016. De workshop was een initiatief van onderzoeksproject Mapping Slavery en werd georganiseerd door Wim Manuhutu en Nancy Jouwe, in samenwerking met professor Bambang Purwanto, historicus en verbonden aan de ugm. Sprekers waren historici Susan Legêne, Bambang Purwanto, Matthias van Rossum, Henk Niemeijer, Sri Margana, Sjoerd Jaarsma, Wim Manuhutu en Nancy Jouwe, archeologe Widya Nayati en (non)fictie auteurs Reggie Baay en Iksaka Banu. In de workshop kwam naar voren dat, te oordelen naar de cijfers, de vocslavernij sneller en eerder groeide dan de wic-slavernij; dat plantageslavernij eerder startte in de Indonesische archipel – te weten in Banda – dan in de Caraïben; dat kennisoverdracht van Nederlanders van Oost naar West liep – van de Indonesische archipel naar de Caraïben – en dat de voc een structuur voor slavernij fourneerde, maar dat veel tot slaaf gemaakten verhandeld werden via private Europese en Aziatische partijen (die vaak wel in dienst waren van de voc). Een jaar later, in oktober 2017, volgde een workshopmiddag in het Rijksmuseum te Amsterdam, waar door een groep (kunst)historici, erfgoedspecialisten en conservatoren informatie over visuele bronnen in de Oost werd uitgewisseld. Het doel was om in kaart te brengen wat visuele en materiële bronnen zeggen over het slavernijverleden, met name in en rond de voc-gebieden in Zuid-Azië, Zuidoost-Azië en Zuidelijk Afrika. Vervolgens werd, na een periode van fondsen werven, deze bundel samengesteld. We willen professor Purwanto en het team van de Gadjah Mada Universiteit heel hartelijk danken voor hun gastvrijheid en fijne samenwerking en we zijn de studenten extra dankbaar voor de zorg en aandacht waarmee zij de workshop omkleedden. We danken het Rijksmuseum en met name Eveline Sint Nicolaas voor het faciliteren van de workshop in Amsterdam. Dank tevens aan Lodewijk Wagenaar. Zonder de financiële steun van Dutch Culture, ugm, de Vrije Universiteit en de Nederlandse ambassade in Jakarta had de workshop in Indonesië niet plaats kunnen vinden, wij danken hen daarvoor hartelijk. Deze publicatie is tot stand gekomen met financiële steun van het Prins Bernard Cultuurfonds, Professor van Winterfonds, Unger-Van Brero Fonds, kitlv boekenfonds, het iisg en Kosmopolis Utrecht. Wij zijn hen zeer erkentelijk.
Slavernij_p001_128_HT.indd 5
25-10-21 13:57
Slavernij_p001_128_HT.indd 4
25-10-21 13:57
Inhoudsopgave
9
Inleiding Nancy Jouwe, Wim Manuhutu, Matthias van Rossum en Merve Tosun
Kijken naar stiltes: aan- en afwezigheid van slavernij 21
Nancy Jouwe Plaatjes en praatjes: De visuele bron als onderdeel van het cultureel archief
27
Remco Raben Kijken met de achterkant: Tot slaaf gemaakten binnen en buiten beeld
33
Matthias van Rossum Het onzichtbare zien? Slavenhandel en stedelijke slavenmarkten en de duiding van een ‘nieuw’ schilderij
Portretten, typologieën en stereotypen 43
Ligia Giay De lange zoektocht naar een individuele Papoea
49
Girija Joshi Tussen liefde en dwang. Arbeid, patronage en status door de bril van de Tashrih al-aqvam
55
Caroline Drieenhuizen ‘De jonge slavin’ en ‘schepseltjes’. Tot slaafgemaakten als type
61
Eveline Sint Nicolaas ‘Van West naar Oost’, een bijzonder schilderij van een koopman met slaafgemaakten
67
Carine Zaayman Onzichtbare arbeid zichtbaar maken. Under Cover of Darkness en te werk gestelde vrouwen in de vroege Kaapkolonie
Landschappen, steden en lokale herinnering
Slavernij_p001_128_HT.indd 7
77
Bondan Kanumoyoso De zaak Depok. Slavernij, manumissie en het ontstaan van een bijzondere gemeenschap
83
Alicia Schrikker Tussen horigheid en slavernij op Ceylon (Sri Lanka)
89
Maria Holtrop Tot slaafgemaakte Aziatische bediendes op een schilderij in Dokkum
95
Wim Manuhutu Banda in Beeld
103
Sri Margana De batur in Java in de achttiende eeuw
109
Merve Tosun Voorbij topografie. Een nieuwe blik op de stadsgezichten van Johannes Rach
117
Noten
25-10-21 13:57
Nicolaas van der Waay, Hulde der Koloniën, 1898 (Wikimedia Commons)
Slavernij_p001_128_HT.indd 8
25-10-21 13:57
Inleiding
Deze publicatie verkent de Nederlandse geschiedenis van slavernij in de Indonesische archipel en de Indische Oceaan en neemt visuele bronnen als uitgangspunt. Met de focus op visuele bronnen proberen we denkbeelden over deze geschiedenis van slavernij open te breken en te reflecteren op de wisselwerking tussen woord en beeld. Dankzij nieuw historisch onderzoek zijn de perspectieven op met name het koloniale slavernijverleden aan het verschuiven. Het is van belang om kritisch te kijken naar de verbeelding van dit verleden, en in bijzonder naar visuele representaties en hun betekenissen. In de zeventiende en achttiende eeuw was de voc actief in een gebied dat zich uitstrekte van Zuid-Afrika tot Japan, van Perzië tot Madagaskar, en van Taiwan tot Papoea. In de negentiende eeuw had het Koninkrijk der Nederlanden het koloniaal bewind over een immens gebied in voornamelijk de Indonesische archipel. Het gebied waar koloniaal Nederland actief was, verschoof door de eeuwen heen, omdat het constant in strijd was, eerst met de Portugezen en de Spanjaarden, later vooral met de Engelsen. Gemakshalve wordt daarom ook regelmatig gesproken over de Oost. In deze publicatie verwijzen we dan naar de Indonesische archipel en de Indische Oceaan. In toenemende mate zien we onderzoek naar geschreven bronnen dat wijst op de complexe diversiteit van vormen van slavernij en andere vormen van onvrije arbeid in de Indonesische archipel en de Indische Oceaan-wereld, en vaak wijst het ook op de hardere kanten en overeenkomsten met het Atlantische slavernijverleden. Maar de verbeeldingen en visuele representaties van dit verleden zijn nog onvoldoende tegen het licht gehouden. Wat kunnen we van visuele bronnen over slavernij leren? Welk beeld geven ze? En hoe moeten we deze visuele representaties begrijpen in relatie tot inzichten uit de geschreven historische bronnen? Welke rol hebben visuele representaties eigenlijk gespeeld in het bepalen en versterken van traditionele beeldvorming over de slavernij in de Indonesische archipel en het gebied rondom de Indische Oceaan? En hoe kunnen visuele bronnen helpen om de visuele stilte te doorbreken? In dit boek hebben we gezocht naar een veelstemmige verkenning waarin zowel historici, erfgoedspecialisten als cultuurwetenschappers en kunsthistorici aan het woord komen. Het doel was om zo de veelzijdigheid, de zeggingskracht van én de stilte rondom visuele bronnen te benutten om het slavernijverleden in nieuw licht te zien. We waren ook benieuwd naar hoe deze visuele representaties en beeldvorming zich tot de alledaagse, culturele en politieke werkelijkheden verhouden waaruit deze beelden afkomstig zijn. Dat is een complex vraagstuk dat in dit boek voortdurend terug zal komen.
9
Slavernij_p001_128_HT.indd 9
25-10-21 13:57
Maatschappelijke en wetenschappelijke debatten Deze visuele verkenning is een belangrijke stap in het begrijpelijk en inzichtelijk maken van slavernijgeschiedenissen die niet zo diep in het publieke geheugen gegrift staan. Het bestaan en verleden van slavernij in het gebied rondom de Indische Oceaan is in academische kring nooit verzwegen. Toch is de aandacht voor slavenhandel, slavernij en gedwongen arbeid in de Indonesische archipel en rondom de Indische Oceaan in wetenschappelijk onderzoek verwaarloosbaar in vergelijking met de aandacht die er is voor de slavernij in de Atlantische wereld. Ook in de maatschappelijke omgang valt in veel gevallen de nadrukkelijke afwezigheid van deze slavernijgeschiedenissen op. Het was bij een breder publiek nooit helemaal onbekend dat slavernij en aanverwante vormen van dwang,1 wijdverspreid waren in de lokale samenlevingen en in de Europese koloniale rijken rond de Indische Oceaan en Indonesische archipel. Toch is de ‘stilte’ rond deze slavernijgeschiedenis veel groter dan de met strijd doorbroken stiltes rond het Atlantische slavernijverleden. Veel samenlevingen in de Indonesische archipel en rond de Indisch Oceaan zijn sterk beïnvloed door de verstrengeling van lokale en koloniale slavernijgeschiedenissen, die ver voorbij de officiële afschaffingen van slavenhandel en slavernij doorwerkten, soms zelfs tot op de dag van vandaag. Waarom is voor deze niet-Atlantische slavernijgeschiedenissen relatief weinig aandacht? Deze vraag geldt niet alleen de voormalig gekoloniseerde landen in met name Zuidoost- en Zuid-Azië, maar ook de Europese landen die als kolonisator optraden. In Europese samenlevingen eisen vraagstukken over historische verantwoordelijkheid voor overzees kolonialisme en slavernij weliswaar een steeds prominentere plaats op in maatschappelijke debatten over racisme, cultuur en ongelijkheid, maar tegelijkertijd wordt er nog opzichtig geworsteld met het begrip en de verwerking van koloniale geschiedenissen van slavernij en geweld in het voormalig voc-gebied. Zo is de focus van een beoogd Amsterdams en inmiddels nationaal slavernijmuseum opvallend genoeg alleen op het Atlantische verleden gericht. Toch lijkt verandering mogelijk. Zo slaat het Rijksmuseum in de tijdelijke tentoonstelling in 2021 over slavernij weldegelijk een brug tussen het Nederlandse slavernijverleden in het Atlantische en Aziatische koloniale rijk. Het jaar 2021 is ook het jaar waarin wordt stilgestaan bij de genocide op de Banda-eilanden vierhonderd jaar geleden (1621) die de voorwaarden schiep voor het eerste plantagesysteem in het gebied van de Nederlandse Republiek dat op arbeid van tot slaaf gemaakten gebaseerd was. De controverse rondom ‘empirebuilder’ Jan Pieterszoon Coen die in 2020 weer in hevigheid is toegenomen, laat zien hoe dit verleden nog een weerklank vindt in het heden. Coen, een van de beroemdste maar ook beruchtste voc-functionarissen die het tot gouverneur-generaal schopte, stichtte Batavia nadat de stad Jacatra door zijn troepen was platgebrand. Op de Molukse Banda-eilanden slachtte hij een groot deel van de inheemse bevolking af, bracht tot slaaf gemaakten naar Banda en startte nootmuskaatplantages, die meestal met de eufemistische term ‘perken’ werden aangeduid, en de plantagehouders en slaveneigenaren als ‘perkeniers’. Ook de discussie rondom de Gouden Koets die in 2021 tijdelijk tentoongesteld wordt in het Amsterdam Museum heeft geleid tot bijzondere aandacht 10
Slavernij_p001_128_HT.indd 10
25-10-21 13:57
voor een van de panelen van de koets, genaamd ‘Hulde der Koloniën’. De Gouden Koets was een cadeau van de Amsterdamse bevolking aan koningin Wilhelmina in 1898. Tot recent werd de koets één keer per jaar gebruikt door koning Willem-Alexander en koningin Maxima om van hun paleis naar de Ridderzaal in Den Haag te rijden waarna de koning het politieke jaar in september opende met een plechtige toespraak.
Stiltes en vervorming De geschiedenis van slavernij in de Indonesische archipel en rondom de Indische Oceaan is dus pijnlijk zichtbaar en onzichtbaar tegelijk. Hoe moeten we dat begrijpen? Eén verklaring voor deze schijnbare tegenstelling ligt in het inzicht dat stiltes over zulke zichtbare geschiedenissen zowel ontstaan door een actief (ver)zwijgen, als door het slechts terloops bespreken van dit verleden. En doordat pijnlijke geschiedenissen in dit terloopse spreken een zachter voorkomen wordt gegeven, en zo een marginale plaats krijgen, lijkt het uitdiepen of verwerken van dit verleden niet nodig. Stiltes ontstaan dus doordat beelden worden gecreëerd die de pijnlijk zichtbare geschiedenissen langzaam in de marges duwen van dominante nationale of verzachtende narratieven. Het traditionele beeld van slavernij in de Indonesische archipel en rondom de Indische Oceaan is gevormd en gedomineerd door woorden als ‘mild’ en ‘huishoudelijk’. Deze traditionele conceptualisering van Aziatische milde en stedelijke slavernij, van een slavernij bestaand uit voornamelijk huisbedienden, kreeg niet alleen vorm in woord, maar werd ook in beeld krachtig vormgegeven en versterkt. Dit gebeurde al vroeg. Zo lieten Pieter Cnoll en Cornelia van Nijenrode zich in 1665 schilderen door Jacob Coeman. Het huiselijke tafereel is geschilderd in zachte kleuren. Links hun dochters. Overal symbolen van welvaart en overdaad. Bloemen, waaiers, hondjes. Rechts een tot slaaf gemaakte vrouw met een fruitmand. Een slaafgemaakte bediende pakt een stuk fruit. Het schilderij ademt een beeld van superioriteit en rijkdom van een Europese koopman en een Euraziatische vrouw, maar ook van gemoedelijke huisslavernij met slaafgemaakten als vertrouwelingen en bedienden. Maar dit schilderij heeft een tegelijkertijd een andere dimensie. Eén van de tot slaaf gemaakten van Cnoll was Untung Suropati (Surapati). Het is heel goed mogelijk dat juist hij hier staat afgebeeld. Het is deze Surapati die volgens de overlevering bij een volgende eigenaar werd mishandeld en wegliep. Vervolgens wist hij zich op te werken van wegloper tot legerleider. Hij keerde zich tegen de voc en verzette zich vanuit Oost-Java waar hij eind zeventiende eeuw een machtige onafhankelijke positie wist op te bouwen. In de zogeheten Eerste Javaanse Successieoorlog (1703-1708) stuurde de voc grootschalige militaire expedities om met deze Surapati en zijn militaire macht af te rekenen. Na zijn dood zou de voc het lichaam van Surapati hebben opgespoord, verbrand en op zee verspreid. Het laat zien dat de angst groot was: de Compagnie wilde hiermee een mogelijk bedevaartsoort voor toekomstig verzet voorkomen. In Nederland is Surapati niet zo bekend meer, maar wordt vooral over hem gesproken als een opstandeling, wegloper of slaaf, zoals in het schilderij van Pieter Cnoll. In Indonesië is Surapati als verzetsstrijder alom bekend, en zelfs uitgeroepen tot nationale held.
11
Slavernij_p001_128_HT.indd 11
25-10-21 13:57
Jacob Coeman, Pieter Cnoll en Cornelia van Nijenrode, hun dochters Catharina en Hester, de slaafgemaakte Surapati en een slaafgemaakte vrouw, 1665 (Rijksmuseum Amsterdam)
Deze contrasterende beelden bestaan dus naast elkaar. Toch waren het niet de beelden van de hardheid van slavernij, het geweld en het verzet die voortleefden, maar waren het juist de beelden van huiselijke en milde ‘Aziatische’ slavernij die later werden versterkt en uitgebouwd. Dienende en badende Aziatische vrouwen die tot slaaf zijn gemaakt werden in negentiende eeuwse prenten een terugkerend thema. Geschilderd in zachte kleuren creëerden deze visuele representaties een beeld van gemoedelijkheid, dienstbaarheid en zelfs een (koloniale) suggestie van sensualiteit – zoals Caroline Drieënhuizen in haar hoofdstuk duidelijk maakt.
Slavernij en beeldvorming
Maker onbekend, Untung Suropati (Surapati), 1975 (Wikimedia Commons)
Waar komt het dominante beeld van ‘milde Aziatische’ slavernij in Nederland en internationaal vandaan? Hiervoor kunnen in hoofdzaak twee oorzaken worden aangewezen. Allereerst zien we, zeker in de Zuidoost-Aziatische en de Nederlandse koloniale context, dat het beeld van slavernij sterk is beïnvloed door de diepe transformaties die koloniale slavernij in de achttiende en vooral negentiende eeuw ondergingen. In de zeventiende en achttiende eeuw had slavernij een belangrijke economische functie in zowel het voc-wereldrijk als daarbuiten. Het ging daarbij om de productie van mondiale handelsgoederen als specerijen en suiker, het werk in de zilver- en goudmijnen, het onderhouden 12
Slavernij_p001_128_HT.indd 12
25-10-21 13:57
Onvrije arbeid en slavernij in de Indonesische archipel en rondom de Indische Oceaan In dit gebied was er sprake van een divers en complex geheel van vormen van slavernij en dwangarbeid: onvrije mensen werden gedwongen om te gehoorzamen aan claims ten aanzien van het gebruik en het bezit van hun arbeid of lichaam. De belangrijkste vormen waren: • Marktslavernij: een eigenaar heeft eigendoms- en gebruiksrecht ten opzichte van de tot slaaf gemaakte. • Schuldslavernij en pandelingenschap: (tijdelijke) verplichting om een schuld af te lossen bij een meester of schuldeiser, vaak door middel van dwangarbeid, of doordat de schuldenaar zichzelf, zijn vrouw of kind ten dienste stelde van de schuldeiser. Tijdelijke onvrijheid kon leiden tot permanente onvrijheid of ongelijke verhoudingen, door verkoop of het overerven of als gevolg van een (collectieve) ereschuld. • Kastenslavernij: vormen van onvrijheid, ongelijkheid en gedwongen arbeid gebaseerd op sociale differentiaties rond kaste. Daarbij hadden landheren en slaveneigenaren vaak zeggenschap over onvrije personen die behoorden tot laag in aanzien staande slavenkasten, inclusief het recht op (een deel van) hun arbeid, maar meestal geen officieel recht tot verkoop. • Herendienst- of corveestelsels: arbeid of de levering van producten door lokale of koloniale autoriteiten werd afgedwongen met de claim dat lokale bevolking deze gedwongen inspanning als ‘onderdaan’ verplicht was aan de ‘soeverein’. Dit was geen slavernij want men had formeel geen recht om onderdanen te verkopen. Wel mocht een heerser (een deel van) de arbeid van lokale bevolkingen opeisen, hen dwingen tot werk, verplaatsen, controleren en geweld toepassen. Deze vormen van slavernij en dwangarbeid bestonden voor de komst van Europeanen, maar door de Europese koloniale expansie namen de marktslavernij (chattel slavery) en grootschalige slavenhandel explosief toe. Rondom de Indische Oceaan waren meerdere vertrek- en aankomstpunten. De wetgeving die deze marktslavernij vormgaf, werd wereldwijd opgelegd en gehandhaafd door de Europese koloniale wereldrijken.
van infrastructuur en het verzorgen van transport. In de loop van de achttiende eeuw nam voor de voc het belang van productie door dwangarbeid sterk toe – deze ‘herendiensten’ waren de voorlopers van het negentiende-eeuwse cultuurstelsel. Deze verschuiving verdrong slavernij niet volledig, maar maakte het economisch minder belangrijk. Na de afschaffing van slavenhandel onder leiding van de Britten aan het begin van de negentiende eeuw organiseerde de koloniale overheid de mobilisatie van arbeid vrijwel volledig met andere dwangsystemen, voornamelijk door het gedwongen cultuurstelsel, maar later in toenemende mate ook met gevangenenarbeid en contractarbeid. En daarmee veranderde ook de aard van slavernij in de Nederlandse koloniale context. 13
Slavernij_p001_128_HT.indd 13
25-10-21 13:57
Hoewel de koloniale slavernij rondom de Indische Oceaan en in de Indonesische archipel tot eind achttiende eeuw zeer vergelijkbaar was met de Atlantische wereld werd deze koloniale slavernij in de negentiende eeuw steeds meer beperkt tot huishoudelijke omgevingen. De beelden afkomstig van deze negentiende-eeuwse koloniale huishoudens zijn echter onterecht geprojecteerd op het ‘Aziatische’ slavernijverleden in bredere zin en op de vroegere zeventiende en achttiende eeuw. Dit heeft een sluier van huishoudelijke gemoedelijkheid gelegd – op zichzelf dus al een vals beeld! – over veel complexere en ook hardere slavernijgeschiedenissen. Maar minstens zo belangrijk was dat slavernij ook in de negentiende eeuw en daarna niet was verdwenen. Een tweede oorzaak van de misleidende beeldvorming ontstond juist in reactie op het voortbestaan van slavernijpraktijken na de afschaffingen van slavenhandel en later de slavernij op 1 januari 1860. Slavernij werd in reactie op het illegaal maken op veel plekken informeel voortgezet. Deze slavernijpraktijken werden in toenemende mate door koloniale, lokale en latere postkoloniale overheden afgedaan als ‘traditioneel’, ‘lokaal’ (indigenous) en ‘gemoedelijk’ (benign). Deze overheden hadden weinig grip op de voortgezette informele vormen van slavernij in de Aziatische en Afrikaanse samenlevingen onder koloniaal bewind, en deden hier ook vaak weinig aan. Maar dankzij deze stereotyperingen konden koloniale autoriteiten zich – zonder dat zij zich al te zeer hoefden in te spannen – wel gemakkelijker verweren tegen de toenemende internationale en morele druk om slavernij te bestrijden. En zo kwamen koloniale verbeeldingen van ‘Aziatische slavernij’ tot stand die niet alleen tot op de dag van vandaag in academisch discours voortleven, maar bijvoorbeeld ook nog steeds een belangrijke rol spelen in de publieke omgang met het slavernijverleden, onder meer in Thailand, India en Indonesië. Kunnen we ons ontdoen van deze koloniale vervorming van het verleden?
Bronnencorpus We hanteren in deze publicatie niet een eenduidig afgebakend bronnencorpus. De visuele bronnen komen uit verschillende stromen van overlevering, en we hebben geprobeerd zo veel mogelijk mee te nemen. Toch is het overwegend grootste deel van de visuele bronnenproductie van Europese origine. Het gaat dan om schilderijen in opdracht van een lid van de rijke voc-elite of de voc zelf. Maar ook om tekeningen en schetsen van voc-dienaren. Of om prenten uit gedrukte publicaties – in de zeventiende en achttiende eeuw vooral uit reis- en landenbeschrijvingen, maar in de negentiende eeuw steeds meer ook uit volksen typologiebeschrijvingen. Slechts een deel van het visuele bronnenmateriaal is niet-Europees: meestal gaat het dan om beelden of delen van geschriften geproduceerd in opdracht van Aziatische vorsten. Verschillende Nederlandse en internationale musea en erfgoedinstellingen herbergen rijke collecties aan schilderijen, gravures en prenten gerelateerd aan deze geschiedenis en bieden momentopnames van de verscheidenheid aan verhalen die het bevat. Met bijdragen van verschillende historici en erfgoedprofessionals is een zo breed mogelijke (provisionele) inventarisatie gemaakt van beelden rond slavernij in en rond gebieden waar de voc invloed uitoefende. Dit biedt geen compleet overzicht, maar wel een sterk vertrekpunt voor de verschillende vormen van 14
Slavernij_p001_128_HT.indd 14
25-10-21 13:57
visuele (re)presentaties – of historische visualisering – van slavernij in Azië. Dit is tot nu toe een onderontwikkeld gebied van onderzoek binnen de Nederlandse historiografie. De inventarisatie en ook de bijdragen aan dit boek vertrekken duidelijk vanuit de gebieden en contexten die door Nederlandse koloniale aanwezigheid in voc-gebied met elkaar verbonden zijn. Dat heeft uiteraard richting gegeven aan de verschillende reflecties in dit boek, maar stelt ons ook voor interessante vragen over de manier waarop verschillende samenlevingen met een gedeeld verleden omgaan met deze pijnlijke slavernijgeschiedenissen. De visuele bronnen houden ons een spiegel voor: wat zegt een schets of aquarel over de beeldvorming rond slavernij? Deze beeldvorming komt niet alleen voort uit de fysieke context, en is niet alleen opgelegd door de maker(s) zelf. Het is verweven met dominante denkbeelden rond het onderwerp, van de maker en de beschouwer. Hedendaagse media en vroegmoderne bronnen zijn doordrenkt van opvattingen over slaven, slavernij en het Nederlandse aandeel daarin. Aan de hand van onderzoek naar (iconische) beelden kan die beeldvorming, zowel destijds als hedendaags, worden blootgelegd en ontleed.
Visuele representaties in drie lagen De visuele bronnen over het slavernijverleden vallen globaal uiteen in drie categorieën. Allereerst vinden we tot slaaf gemaakten afgebeeld in (familie-) portretten of vergelijkbare intieme situaties. Vaak dienen ze daarin als bedienden in een huiselijk tafereel, of als statussymbool in een persoonlijk of familieportret. Deze portretten zijn weliswaar sterk gestuurd en geven een beperkt beeld. Maar tegelijkertijd bieden ze een goede basis voor de discussie wie een ‘slaaf’ eigenlijk was. Soms zien we zelfs tot slaaf gemaakten die herleid kunnen worden tot historisch aanwijsbare individuen, zoals Philander of Roosje of Surapati. Kunnen we deze beelden gebruiken om meer over hun levens te weten te komen? En over hoe tot slaaf gemaakten eruitzagen, wat de verwachtingen ten aanzien van hen waren, en waarom? Welke patronen herkennen we, en wat zeggen die patronen ons? Waar lopen we tegenaan als we deze beelden willen interpreteren? In een tweede categorie vinden we tot slaaf gemaakten terug in meer algemene, haast alledaagse situaties: als deel van een stadsgezichten, af beeldingen van landschappen, straten of gebeurtenissen. We zien hen vaak niet op de voorgrond, meestal staan ze letterlijk in de marge, als onderdeel van een decor op de achtergrond. Ze werken op straat, struinen rond op markten, doen boodschappen, wassen zich, sjouwen met tonnen, of dragen een parasol voor een meester. De beperking is dat tot slaaf gemaakten hier anonieme personages zijn geworden. Tegelijkertijd laten deze beelden een ‘genormaliseerde’ aanwezigheid van slaven zien, haast alledaagse straatbeelden, vaak in grijstinten, die breken met het beeld van ‘milde Aziatische huishoudslavernij’. In een derde categorie vinden we tot slaaf gemaakten opmerkelijk genoeg juist niet terug. Dit zijn visuele representaties waarvan we door geschreven bronnen weten dat de aanwezigheid (en intensieve inzet) van tot slaaf gemaakten alom aanwezig zou moeten zijn. Dit kunnen landschappen zijn waarin tot slaaf gemaakten – of mensen in het geheel – ontbreken, maar 15
Slavernij_p001_128_HT.indd 15
25-10-21 13:57
Erika, svp vrijstaand maken
Ernst Willem Jan Bagelaar, Portret van Wange Hendrik Richard van Bali, 1798 – 1837 (Rijksmuseum Amsterdam)
die toch veelzeggend zijn voor het Aziatische slavernijverleden. Denk aan tekeningen van de mijnen van Silida (Sumatra), die aanwijzingen bevatten over het werk en leven van de vele tot slaaf gemaakten die daar werkten. Of aan de landschappen en plattegronden van de Bataviasche Ommelanden waar met regelmaat suikerbranderijen en ook expliciet ‘plantages’ staan vermeld. Uit rechtszaken en egodocumenten weten we dat ook hier tot slaaf gemaakten werkten, maar hier worden de plantages en velden vaak verhullend aangeduid als ‘tuinen’. In wisselwerking met andere bronnen kunnen deze ‘lege’ visuele representaties zo nieuw leven ingeblazen worden. En op hun beurt helpen deze ook weer om kritische kanttekeningen te plaatsen bij de eufemismen en dogma’s die uit schriftelijk bronnen kunnen voortkomen.
Reflecties in drie delen De indeling van het boek volgt in grote lijnen bovenstaande driedeling. Het eerste deel schijnt licht op visuele stiltes: wat laten beelden wél en wat juist niet zien – en waar kijken we zelf overheen? Nancy Jouwe beschrijft in haar bijdrage de verbinding die historisch visuele bronnen hebben met het ‘cultureel archief’. Remco Raben schrijft over de marginalisering van slaafgemaakten 16
Slavernij_p001_128_HT.indd 16
25-10-21 13:57
en verstilling rond het geweld van slavernij in beeld. Slavernij in Nederlands Azië was fysiek uitputtend en slavenhandel was grootschalig, maar visuele representaties van dit slavernijverleden lijken het tegenovergestelde te bepleiten. In zijn bijdrage gaat Matthias van Rossum hierop in en geeft hij duiding aan een nieuw opgedoken schilderij dat mogelijk een slavenmarkt in de Bataviasche Ommelanden verbeeldt. In het tweede deel ligt de focus op portrettering, stereotypering en typologieën. Ligia Giay schrijft over de lange geschiedenis van stereotypering van Papoea’s aan de hand van een bijzondere foto. In haar bijdrage problematiseert Girija Joshi een te nauw begrip van (slaven)arbeid en reflecteert op het verband tussen arbeid, exploitatie en sociale status in het Indiaas subcontinent aan de hand van een negentiende-eeuws etnografisch werk. Caroline Drieënhuizen zoomt in op de verbeelding van slaafgemaakte vrouwen als een koloniaal ‘type’ en Eveline Sint Nicolaas beschrijft de reis van een schilderij van een koopman met slaafgemaakten als sprekend voorbeeld van de verbeelding van slavernij in Azië. Carine Zaayman bespreekt haar expositie Under Cover of Darkness over tewerkgestelde vrouwen in de vroege Kaapkolonie, die in het museum Iziko Slave Lodge in Kaapstad te zien was vanaf 2018. Tot slot komen in het derde deel landschappen, steden en lokale herinnering van slavernij aan bod. Bondan Kanumoyoso deelt het verhaal van Depok, nu een stad ten zuiden van Jakarta, gebouwd, bewerkt en bewoond door een gemeenschap van slaafgemaakten en hun nazaten. Alicia Schrikker belicht in haar bijdrage de herinnering van slavernij in Sri Lanka, die verband lijkt te houden met de ingewikkelde relatie tussen slavernij en horigheid. Maria Holtrop richt ons blikveld naar slavernij in de Republiek aan de hand van een schilderij uit Dokkum en ontsluiert de levensloop van drie slaafgemaakten die daarop geportretteerd staan. De bijdrage van Wim Manuhutu blaast leven in (koloniale) kaarten en plattegronden, die pijnlijke verhalen verhullen achter indirecte verwijzingen naar slavernij. In Sri Margana’s bijdrage komt slavernij in achttiende-eeuws Java aan bod, met bijzondere verwijzingen naar illustraties van slaafgemaakten in een Javaans manuscript. Merve Tosun richt in haar bijdrage de aandacht op het koloniale wereldbeeld dat naar voren komt in de ‘alledaagse’ stadsgezichten van Johannes Rach. In het huidige Nederlandse discours over ras zijn visuele bronnen van belang maar door hun onbekendheid vaak onzichtbaar als een bron die met slavernij en dus ook met ras te maken heeft. De langere lijnen tussen het huidig maatschappelijk debat en de koloniale bronnen worden steeds duidelijker gelegd door activisten, wetenschappers, kunstenaars, schrijvers en curatoren. De visuele bronnen die we in dit boek aankaarten, dragen bij het heden van het slavernijverleden zichtbaarder te maken.
17
Slavernij_p001_128_HT.indd 17
25-10-21 13:57