KLARA FESTIVAL Fri 10.3 2017 Flagey Studio 4
HAYDN / HINDEMITH Zehetmair Quartett artistic partners
main partners
driven by
index
PCARD+
Your access to the city
Program
4
Toelichting
6
Clé d’écoute
9
Program notes
12
Artist biography
15
“Überhaupt hat Hindemith doch ein vielfältiges Œuvre hinterlassen, das in jeder Hinsicht spannend und lohnenswert für den Musiker ist.” Thomas Zehetmair
No need
to pay at the payment machine No queues, no tickets, no cash. Simplicity itself.
Direct discounts and promotions
> 10% off your parking fee* > Evening tariff from 19h00 (min €2.25 - max €5) > Special cinema tariff : €3* > 30 mins free in P1, P2, P3 at Brussels Airport** > Exclusive offers via the monthly newsletter > And lots more reductions *See conditions and list of participating car parks on www.pcard.be ** 2 x per day max.
Pcard+ also offers you > Access to a network of 70 Interparking car parks in Belgium > The possibility of activating the MOBIB basic function for total intermodal mobility in Brussels > Access to the Fleet Wash network of car washes Info on www.pcard.be Whether it’s listening (again) to the pieces on the programme, chatting about the concert afterwards or simply relaxing over drinks, the Klarafestival Café is the place to be.
Share your Festival experiences now on social media! #klarafestival17
ALWAYS NEAR
3
program
ZEHETMAIR QUARTETT Thomas Zehetmair violin Kuba Jakowicz violin Ruth Killius viola Christian Elliott cello
program
ROMAN HOFFSTETTER – › Streichquartett in F-Dur, Hob. III:17, op. 3/5 () (formerly attributed to Joseph Haydn) Presto Andante cantabile Menuetto – Trio Scherzando PAUL HINDEMITH – › Streichquartett Nr. 5, op. 32 () Lebhafte Halbe Sehr langsam, aber immer fließend Kleiner Marsch: Vivace, sempre crescendo Passacaglia – Fugato: So schnell wie möglich intermission
JOSEPH HAYDN – › Streichquartett in C-Dur, Hob. III:77, op. 76/3, Kaiser () Allegro Poco adagio, cantabile Menuetto: Allegro Finale: Presto the concert Is expected to end at 22:00
Klara at 19:00, on Musiq’3 on 15.3.2017 at 20:00 Greet Samyn, looking stunning thanks to Ginger (outfit), Confetti (jewellery) & MUD (make-up) flowers provided by Daniël Ost co-production Klarafestival, Flagey broadcast live on presentation by
with the support of
4
5
Haydn / Hindemith
N
HAYDN / HINDEMITH Roman Hoffstetter, 1742–1815
Als Haydn niét de componist is van de kwartetten op. 3, dan is Roman Hoffstetter de meest waarschijnlijke kandidaat. Twee Strijkkwartet in F, Hob. III:17, onderzoekers hebben op de oorspronkeop. 3/5 (1777) lijke uitgave van de kwartetten inscripties (voorheen toegekend aan Joseph Haydn) gevonden die de kwartetten toewijzen aan “Signor Hofstetter”. Het is niet ondenkbaar Al sinds het midden van de 19e eeuw dat de drukker de kwartetten probeerde te staat het auteurschap van Haydns zes slijten als die van Haydn, om de verkoop strijkkwartetten, op. 3, ter discussie. Zowat te stimuleren – een praktijk die in de 19e elke Haydnspecialist heeft vroeg of laat een eeuw niet ongebruikelijk was. De drukker mening in deze kwestie kenbaar gemaakt, kon de naam van echter Hoffstetter slechts maar een consensus is nooit bereikt. Aan gedeeltelijk verwijderen. De hypothese de basis van het probleem ligt het feit dat dat Hoffstetter de ware componist zou zijn, Haydn de kwartetten niet opgenomen had houdt niet alleen steek, ze is ook overtuiin zijn Entwurf-Katalog, het overzicht van gend: Hoffstetter was naast benedictijnerzijn werken dat Haydn zelf bijhield, maar dat pater ook een componist met een enorme ze wél in de Haydn-Verzeichnis staan. Dit bewondering voor Haydn, die er niet voor overzicht van Haydns werken werd in 1805 terugdeinsde om zijn stijl na te bootsen: opgesteld door de muziekkopiist Joseph “Alles dat uit Haydns pen vloeit, lijkt me Elssler, onder direct toezicht van Haydn zelf. zo mooi en laat een onuitwisbare indruk Maar het is niet onwaarschijnlijk dat Elssler na in mijn geheugen, dat ik het niet kan de kwartetten had opgenomen in zijn over- helpen om af en toe iets zo goed mogelijk zicht, simpelweg omdat Ignaz Pleyel dat te imiteren”. drie jaar eerder had gedaan in zijn volledige Maar wie ook de componist is van deze uitgave van de Haydnkwartetten. In het reeks kwartetten, het verandert niets aan bijschrift van die uitgave tekende Pleyel de kwaliteit ervan. Zeker dit Vijfde strijkop dat het auteurschap van alle kwartetten kwartet uit het op. 3, met zijn beroemde, door de componist bevestigd werd, maar charmante “serenade” (het Andante cantadat is twijfelachtig. Decennialang hebben bile), bevat vele elegante frasen. Het werk vorsers elk mogelijk bibliografisch of musiis ongecompliceerd, zeker in vergelijking cologisch spoor, dat op het auteurschap met Haydns latere kwartetten, maar straalt zou kunnen wijzen, onderzocht. Maar een des te meer een aantrekkelijke frisheid en sluitend bewijs werd dus nooit gevonden. vreugde uit.
6
Haydn / Hindemith
N
Paul Hindemith, 1895–1963
de tegenhanger van de eerste beweging: in de coda verwerkte Hindemith de fuga Strijkkwartet nr. 5, op. 32 (1923) van het eerste deel in het thema van de Passacaglia. Het geheel komt abrupt tot Hindemith schreef zijn zeven strijkkwar- een einde met een volmaakt akkoord. Een tetten tussen 1915 en 1945. De nummers markant detail: het is niet onwaarschijnlijk twee tot vijf volgen elkaar tussen de jaren dat de coda Bartók op weg heeft gezet 1919 en 1923 snel op. Het vijfde kwartet, voor de slotpassage van zijn Derde strijkhet opus 32, is compacter en ook plechkwartet, dat hij vier jaar later componeerde tiger dan zijn voorgangers. Het werk en waarvoor hij een gelijkaardige aanpak geeft blijk van het meesterschap van de als die van Hindemith hanteerde. jonge componist. Op zijn 28e beheerste Hindemith het genre van het strijkkwartet volledig, zowel als componist als in de Strijkkwartet in C, Hob. III:77, op. 76/3, rol van uitvoerder. In 1921 richtte hij het Amar-kwartet op, waarin hij de altviool voor Keizer (1797) zijn rekening nam. Met zijn kwartet wilde Het Strijkkwartet op. 76/3 is het Hindemith de avant-gardistische muziek derde uit Haydns laatste reeks van zes bredere ingang doen vinden. Het Amarkwartetten. Na deze serie, de “Erdődykwartet verzorgde ook de première van kwartetten”, schreef Haydn nog slechts het opus 32 op 26 oktober 1923. drie kwartetten, waarvan het laatste In de avant-garde is er wel degelijk onafgewerkt is gebleven. Haydn werkte ook plaats voor traditie. In deze compositie maakt Hindemith dat duidelijk met de de “Erdődy-kwartetten” af in 1797. Ze bevatten de essentie van zijn schriftuur titels van de delen, en met de vormelijke en illustreren hoezeer de componist zijn aanpak. Zo is het eerste deel, Lebhafte stempel op het genre wist te drukken. De Halbe, een contrastrijke fuga. Het tweede beroemde Engelse musicoloog Charles deel, Sehr langsam, aber immer fließend, Burney, die de inventiviteit van deze is mysterieus en valt op door een simulwerken naar waarde wist te schatten, taan gebruik van een binair en tertiair metrum. In het midden krijgt elke muzikant richtte op 18 september 1799 een brief aan de componist, waarin hij zijn bewonde mogelijkheid om uit te blinken via een cadens. Het schalkse thema van het korte dering voor zowel zijn persoon als zijn werk uitte: “Het was een waar plezier om scherzo, Kleiner Marsch, wordt beetje bij uw nieuwe kwartetten te horen; [...] nooit beetje bedolven onder een vloed aan eerder heeft instrumentale muziek me zulk andere muzikale ideeën. De Passacaglia, een genot verschaft: ze zijn zeer inventief, het finale deel, heeft een kordaat vurig, smaakvol en vol nieuwe ideeën; karakter. Het bestaat uit een reeks het is alsof ze niet door een erkend variaties op een naïef thema dat de cello genie geschreven zijn, maar door een introduceert. Bovendien is het muzikaal
Joseph Haydn, 1732–1809
7
Haydn / Hindemith
uitzonderlijk belezen talent dat zich voor het eerst aan het publiek bekendmaakt.” In deze vrij opgevatte, gewaagde muziek ontbreekt het inderdaad geenszins aan vernieuwende effecten. Haydn ontpopt zich als een nooit eerder gezien genie: hij laat volksmuziek en ernstige muziek met elkaar contrasteren om een ritmisch harmonieus evenwicht te vinden tussen rustige en spanningsvolle passages. Met contrasten in de textuur laat hij bijna “symfonische” fragmenten afwisselen met onversneden kamermuziek. In twee kwartetten van de zes creëerde Haydn een revolutionair verrassingseffect door het dramatische gewicht van die werken in de finale, het laatste deel, te leggen. Hij schreef die delen in mineur, terwijl de kwartetten als geheel een kader in majeur bieden. Een van die kwartetten is het derde, het Strijkkwartet in C uit de reeks van zes. Het Strijkkwartet op. 76/3 wordt ook ‘Keizerkwartet’ genoemd, omdat het thema van het tweede deel de melodie is van de Oostenrijkse keizerlijke hymne Gott erhalte Franz den Kaiser, die Haydn eerder zelf
8
N
had gecomponeerd. Het gehele kwartet is rond deze hymne opgebouwd: de thema’s van de drie andere delen beginnen alle, in min of meer gewijzigde vorm, met dezelfde ritmisch-melodische formule. De opening van het Allegro klinkt haast symfonisch. Dit komt in de loop van de ontwikkeling nog beter tot uiting, wanneer het hoofdthema in een boerendans geïntegreerd wordt. Haydn besteedt niet veel tijd aan de eerste variaties van het thema, en komt zo snel uit bij de conclusie van de re-expositie. De eerste beweging wordt op die manier als het ware naar zijn einde geworpen. Het trage deel, Poco adagio, cantabile, brengt variaties op het Kaiserlied. Na een eerste voorstelling van de keizerlijke hymne, blijft deze van begin tot einde onwrikbaar aanwezig, maar met nieuwe tegenthema’s en ongewone harmonisaties. Het strenge trio van het Menuetto moduleert van mineur naar majeur, en baadt zodoende in een ontroerend warme melancholische sfeer. De finale staat zoals aangegeven in mineur, en daardoor wordt de spanning aangehouden tot op het einde.
Haydn / Hindemith
F
HAYDN / HINDEMITH Roman Hoffstetter, 1742–1815
Si Haydn n’est pas le compositeur des quatuors op. 3, Roman Hoffstetter est le candidat le plus probable. En effet, sur Quatuor à cordes en fa majeur, leur l’édition originale, deux chercheurs Hob. III:17, op. 3/5 (1777) ont trouvé des inscriptions attribuant les (précédemment attribué à Joseph Haydn) quatuors à « Signor Hofstetter ». Il n’est pas impossible que l’imprimeur ait essayé Depuis le milieu du 19e siècle déjà, la de faire passer ces quatuors pour ceux paternité des six quatuors à cordes de de Haydn afin de stimuler la vente – une Haydn op. 3 est remise en question. Tout pratique assez courante au 19e siècle. L’imprimeur ne pouvait cependant masquer spécialiste de Haydn ou presque s’est tôt ou tard exprimé sur la question, mais jamais que partiellement le nom de Hoffstetter. L’hypothèse selon laquelle Hoffstetter est un consensus n’a été atteint. Le problème réside dans le fait que Haydn n’a pas repris bien le compositeur est non seulement cohérente, mais elle est également très ces quatuors dans son Entwurf-Katalog probable : Hoffstetter était moine béné(un catalogue de ses œuvres qu’il tenait dictin, mais c’était également un compolui-même à jour) mais que ceux-ci figurent siteur qui vouait à Haydn une admiration par contre dans le Haydn-Verzeichnis. Cet sans bornes et n’hésitait pas à imiter son autre catalogue des œuvres de Haydn style : « Tout ce qui coule de la plume de fut établi en 1805 par le copiste musical Haydn me semble si beau que tout reste Joseph Elssler sous le contrôle direct de Haydn en personne. Il n’est cependant pas imprimé dans ma mémoire, si bien que je improbable qu’Elssler ait repris ces quatuors ne peux m’empêcher, de temps à autres, dans son catalogue, tout simplement parce d’en imiter quelque chose du mieux que je peux. » qu’Ignace Pleyel avait fait la même chose Cependant, l’identité réelle du compotrois ans plutôt dans son édition complète siteur de cette série de quatuors n’enlève des quatuors de Haydn. Dans la légende rien à sa qualité, en particulier celle du de cette édition, Pleyel mentionnait que la Cinquième quatuor à cordes de l’op. 3 paternité de l’ensemble des quatuors était et sa célèbre et charmante « sérénade » confirmée par le compositeur, mais ont (l’Andante cantabile), qui contient nombre peut douter de la question. Pendant des de phrases élégantes. L’œuvre n’est pas décennies, les chercheurs ont étudié la moindre trace bibliographique ou musicolo- compliquée, en particulier par rapport aux quatuors tardifs de Haydn, mais dégage gique susceptible d’établir cette paternité, d’autant plus une fraîcheur et une allémais n’ont jamais pu trouver de preuves gresse attrayante. irréfutables. 9
Haydn / Hindemith
Paul Hindemith, 1895–1963
Quatuor à cordes n° 5, op. 32 (1923) Si Hindemith compose ses sept quatuors à cordes entre 1915 et 1945, les nos 2 à 5 se succèdent rapidement, entre 1919 et 1923. Son cinquième, le Quatuor à cordes, op. 32, est plus succinct que les précédents et se veut également davantage cérébral dans sa composition. Il témoigne de la maîtrise acquise par ce jeune compositeur de 28 ans dans l’écriture et l’interprétation d’œuvres de ce genre. En effet, en 1921, Hindemith avait fondé le Quatuor Amar où il occupait lui-même la place d’altiste et avec lequel il s’était donné pour mission de promouvoir la musique d’avant-garde. Le Quatuor à cordes, op. 32 fut créé par ce même ensemble, le 26 octobre 1923. Qui dit « avant-garde », n’exclut pas nécessairement « tradition » : les intitulés des mouvements et les procédés choisis par Hindemith dans cette œuvre vont dans ce sens. Dès le premier mouvement, Lebhafte Halbe, une fugue fait son apparition et se trouve développée dans une série de moments très contrastés. Le deuxième mouvement, Sehr langsam, aber immer fließend, installe un climat plus mystérieux, dicté notamment par sa métrique simultanément binaire et ternaire. En son centre, un passage donne la liberté à chaque musicien de réaliser une cadence. Très court, le scherzo intitulé Kleiner Marsch est – comme son nom l’indique – une marche au thème malicieux peu à peu noyé dans un flot d’informations musicales. De caractère nettement plus 10
F
affirmé, la Passacaille finale, présentant une série de variations sur un thème innocemment énoncé au violoncelle est le digne pendant du premier mouvement. Dans la coda, l’écriture fuguée est en effet à nouveau présente : le thème de la Passacaille y est combiné avec le tout premier thème de l’œuvre. Brusquement, tout s’arrête dans un ultime accord parfait. Particulièrement marquante, il n’est pas impossible que cette coda ait à son tour influencé Bartók pour la conclusion de son Troisième quatuor à cordes, composé quatre ans plus tard et faisant appel à des procédés d’écriture similaires.
Joseph Haydn, 1732–1809 Quatuor à cordes en do majeur, Hob. III:77, op. 76/3, L’Empereur (1797)
Le Quatuor à cordes, op. 76/3 est le troisième de la dernière série de six quatuors menée à bien par Joseph Haydn. Après cette série, les « quatuors Erdödy », Haydn ne composa plus que trois quatuors, dont le dernier est resté inachevé. Ces quatuors Erdödy, achevés en 1797, concentrent toute la pensée de celui qui avait magistralement imposé sa marque dans ce genre. Le célèbre musicologue anglais Charles Burney, qui mieux que nous put apprécier toute l’inventivité que ces pièces comportent, fit part de la profonde admiration qu’il portait tant à Haydn qu’à ses œuvres dans une lettre qu’il adressa au compositeur le 18 septembre 1799 : « J’ai eu le grand plaisir d’entendre vos nouveaux quatuors [...], et jamais musique instrumentale ne
Haydn / Hindemith
m’a valu plus grand plaisir : ils sont pleins d’invention, de feu, de bon goût et d’effets neufs, et ils donnent l’impression d’être le fait, non point d’un sublime génie qui a déjà écrit tant de choses si belles, mais de quelque talent extraordinairement cultivé n’ayant encore aucunement jeté ses feux. » Ces pièces, libres et audacieuses, ne manquent pas, il est vrai, d’effets neufs. Haydn fait montre d’un génie jusqu’alors inégalé pour faire contraster musique populaire et musique savante, pour trouver un équilibre rythmiquement harmonieux entre moments de calme et moments de tension ; grâce à des contrastes de texture, des mouvements à tendance symphonique alternent avec des passages de musique de chambre pure. Dans deux de ces six quatuors, Haydn crée un effet de surprise révolutionnaire en rejetant tout le poids dramatique de l’œuvre sur la finale. Il écrit ces mouvements en mode mineur alors que les quatuors dans leur ensemble offrent un cadre majeur. L’un de ces quatuors est le troisième, le Quatuor à cordes en do. Le Quatuor à cordes, op. 76/3, dit « L’Empereur », est ainsi nommé car le thème du second mouvement n’est autre que l’hymne impérial autrichien
F
Gott erhalte Franz den Kaiser, composé auparavant par Haydn lui-même. Le quatuor tout entier s’organise autour de cet hymne : les thèmes des trois autres mouvements commencent tous par la même formule mélodico-rythmique, plus ou moins modifiée. L’ouverture de l’Allegro sonne de manière quasi symphonique ; cette caractéristique est particulièrement manifeste dans le développement, lorsque le thème principal se transforme en une danse paysanne. Négligeant les premières variations du thème, Haydn accélère la section conclusive du thème lors de sa réexposition, précipitant pour ainsi dire le mouvement vers la fin. Le mouvement lent, Poco adagio, cantabile, est consacré aux variations sur le Kaiserlied. Une fois énoncé, l’hymne impérial reste immuablement présent d’un bout à l’autre du mouvement mais avec de nouveaux contre-sujets et des harmonisations inédites. Le sévère trio du Menuetto, en modulant du mode mineur au mode majeur, entre dans une atmosphère mélancolique empreinte d’une émouvante chaleur. Conformément aux indications, la finale est en mode mineur et se déploie dans une tension maintenue jusqu’à la fin.
11
Haydn / Hindemith
E
HAYDN / HINDEMITH Roman Hoffstetter, 1742–1815
String Quartet in F major, Hob. III:17, op. 3/5 (1777) (formerly attributed to Joseph Haydn) Since as early as the mid-nineteenth century, the authorship of Haydn’s six string quartets, op. 3, has been the source of some contention. Almost all Haydn specialists have at some point made their opinions known on this matter, yet a consensus has yet to be achieved. The problem is based on the fact that Haydn did not include the quartets in his Entwurf-Katalog – the compendium of his works Haydn himself kept – yet they were included in the HaydnVerzeichnis. The latter overview of Haydn’s works was drafted in 1805 by music scribe Joseph Elssler under direct supervision of Haydn himself. However, it is not inconceivable that Elssler had included the quartets in his overview simply because Ignaz Pleyel had done so three years earlier in his comprehensive publication of the Haydn quartets. The caption to this publication read that the authorship of all quartets was confirmed by the composer himself but that is unlikely. For decades, researchers have examined every possible bibliographic or musicological trace of authorship but conclusive evidence has never been found.
12
If Haydn is not the composer of the op. 3 quartets, then Roman Hoffstetter is the most likely candidate. Two researchers have found inscriptions on the original publication of the quartets which attribute them to ‘Signor Hofstetter’. It is not inconceivable that the printer tried to pawn off the quartets as Haydn’s to stimulate sales, a practice that was not unusual in the 19th century. However, the printer was only able to remove Hoffstetter’s name in part. The hypothesis that Hoffstetter is the true composer not only makes sense, it is also convincing. In addition to being a Benedictine monk, Hoffstetter was also a composer with an enormous admiration for Haydn and who didn’t shy away from copying his style: “Everything that flows from Haydn’s pen, seems to me so beautiful and remains so imprinted on my memory that I cannot prevent myself now and again from imitating something as well as I can.” Still, regardless of who is the composer of this series of quartets, it changes nothing about their quality. Certainly, this String Quartet No. 5 from the op. 3 with its famous, charming ‘serenade’ (the Andante cantabile), contains many elegant phrases. The work is uncomplicated, certainly when compared to Haydn’s later quartets, yet emanates all the more attractive freshness and joy.
Haydn / Hindemith
Paul Hindemith, 1895–1963
String Quartet No. 5, op. 32 (1923) Hindemith composed his seven string quartets between 1915 and 1945. Numbers two to five followed each other in quick succession between 1919 and 1923. The fifth quartet, the opus 32, is more compact and solemn than its predecessors. The work shows the mastery of the young composer. At age 28, Hindemith mastered the genre of the string quartet entirely, both in the role of composer and executor. In 1921, he established the Amar quartet in which he played the viola. With this quartet, Hindemith wanted to create a broader platform for avant-garde music. The Amar quartet also premièred opus 32 on 26 October 1923. There is definitely room for tradition in avant-garde music. In this composition, Hindemith testifies to this room for tradition in the titles to the parts and the formal approach. As such, the first part, Lebhafte Halbe, is a fugue rich in contrast. The second part, Sehr langsam, aber immer fließend, is mysterious and stands out through its simultaneous use of a duple and triple metre. In the middle, every musician is given the opportunity to shine through a cadence. The mischievous theme of the short scherzo, Kleiner Marsch, little by little is buried under an avalanche of other musical ideas. The Passacaglia, the final part, has a resolute character. It consists of a series of variations to a naïve theme introduced by the cello. Furthermore, it is the musical counterpart to the first movement: Hindemith included
E
the fugue of the first part in the theme of the Passacaglia. The whole comes to an abrupt end with a perfect chord. An interesting detail is that it is not unlikely that the coda paved the way for the final part of Bartók’s String Quartet No. 3, which he composed three years later and for which he used an approach similar to that of Hindemith.
Joseph Haydn, 1732–1809 String Quartet in C major, Hob. III:77, op. 76/3, Emperor (1797)
The String Quartet Op. 76/3 is the third of Haydn’s final series of six quartets. After this series, the ‘Erdődy quartets’, Haydn wrote only three more quartets of which the last remained unfinished. The ‘Erdődy quartets’ he finished in 1797. They contain the essence of his work and illustrate how much influence Haydn had on the genre. The famous English musicologist Charles Burney, who appreciated the inventiveness of these works, wrote the composer a letter on 18 September 1799 in which he expressed his admiration for both the person and the work: “I had the great pleasure of hearing your new quartets […] and never received more pleasure from instrumental music: they are full of invention, fire, good taste, and new effects, and seem the productions not of a sublime genius who has written so much and so well already, but of one of highly-cultivated talents, who had expended none of his fire before.” This freely conceived, daring music is indeed not lacking in innovative effects. Haydn shows himself 13
Haydn / Hindemith
as a never-before-heard genius: he has folk music and serious music contrast with each other to arrive at a rhythmic harmonious balance played between quiet and tense passages. He uses texture contrasts to alternate between almost ‘symphonic’ fragments and unadulterated chamber music. In two of the six quartets, Haydn created a revolutionary surprise effect by putting the dramatic weight of these pieces in the finale, the final movement. He wrote these movements in the minor key, while the quartets as a whole are presented in the major key. One of these quartets is the third – the String Quartet in C – in the series of six. The String Quartet, op. 76/3 is also called the ‘Emperor Quartet’ because the theme of the second movement is the melody of the Austrian imperial hymn Gott erhalte Franz den Kaiser, that Haydn had composed previously. The whole quartet is constructed around this hymn: the themes
artist biography
E
of the three other movements all start with, in more or less altered form, the same rhythmic-melodic formula. The opening of the Allegro sounds almost symphonic. This becomes clearer further into the development when the main theme is integrated into a peasant dance. Haydn doesn’t spend much time on the first variations on the theme and quickly arrives at the conclusion of his re-exposition. In this manner, the first movement is catapulted, as it were, to its conclusion. The slow movement, Poco adagio, cantabile, offers variations to the Kaiserlied. After the initial presentation of the imperial hymn, it maintains an unyielding presence from start to finish, albeit with new counter themes and unusual harmonisations. The stern trio of the Menuetto modulates from minor to major and thereby bathes in a poignantly warm melancholic atmosphere. The finale, as indicated earlier, is in minor, allowing the tension to be maintained to the end.
Zehetmair Quartett N
Het Zehetmair Quartett werd opgericht in 1994 door de Oostenrijkse muzikant en dirigent Thomas Zehetmair. Het kwartet staat voor goed doordachte en verfijnde uitvoeringen. Het Zehetmair Quartett brengt een uitgebreid repertoire met zowel klassieke en romantische muziek, als met hedendaags werk. Tot enkele van de belangrijkste realisaties van het viertal behoren de uitvoering van de integrale kwartetten van Schumann in de Wigmore Hall in Londen, en de wereldpremière van het Kwartet nr. 2 van Heinz Holliger. In 2014 werd het
N
F
Zehetmair Quartett onderscheiden met de Paul-Hindemith-Preis van de Duitse stad Hanau. De opnames van het viertal zijn veelvuldig bekroond, met onder meer een Gramophone Award, een Edisonmuziekprijs en een Klaraprijs voor de beste internationale productie van het jaar. Het album van het viertal met het Vierde strijkkwartet van Hindemith en het Vijfde strijkkwartet van Bartók (ECM, 2007) wordt gezien als een referentie, en werd bekroond met een Diapason d’Or. F
Le Zehetmair Quartett a été créé en 1994 par le musicien et chef d’orchestre autrichien Thomas Zehetmair. Ce quatuor est connu pour ses interprétations intelligentes et raffinées. Le Zehetmair Quartett dispose d’un répertoire très vaste,
© Keith Pattison
14
E
15
artist biography
composé tant de musique classique et romantique que d’œuvres contemporaines. Parmi les plus grandes réalisations du quatuor figurent l’interprétation de l’intégrale des quatuors de Schumann au Wigmore Hall de Londres, ainsi que la première mondiale du Quatuor n° 2 de Heinz Holliger. En 2014, le Zehetmair Quartett s’est vu attribuer le prix Paul Hindemith de la ville allemande de Hanau. Ses enregistrements ont fait l’objet de nombreuses récompenses, parmi lesquelles un Gramophone Award, un prix Edison et un prix Klara de la meilleure production internationale de l’année. L’album du quatuor sur lequel figurent le Quatrième quatuor à cordes de Hindemith et le Cinquième quatuor à cordes de Bartók (ECM, 2007), considéré comme référence en la matière, a été récompensé par un Diapason d’Or.
N
F
E
E
The Zehetmair Quartett was founded in 1994 by the Austrian musician and conductor Thomas Zehetmair. The quartet is committed to sophisticated and refined performances. The Zehetmair Quartett offers an extensive repertoire with classical and romantic music as well as contemporary work. Some of the most important achievements of the quartet include Schumann’s full work for quartet in Wigmore Hall in London and the world première of the String Quartet No. 2 by Heinz Holliger. In 2014, the German city of Hanau awarded the Paul-Hindemith-Preis to the Zehetmair Quartett. The recordings of the quartet have won many awards, including a Gramophone Award, an Edison and a Klara award for the best international production of the year. The quartet’s album with the String Quartet No. 4 by Hindemith and the String Quartet No. 5 by Bartók (ECM, 2007) is considered a reference piece and was awarded a Diapason d’Or.
Klarafestival 2017
Wed 15.3
Thu 16.3
MÁ VLAST
THE VIOLINS WEEP
Mahler Chamber Orchestra / Magdalena Kožená
Quatuor Amôn
In addition to the Folk Songs by Berio, the Mahler Chamber Orchestra presents two gems of Czech Romanticism: The Moldau by Smetana and Symphony №7 by Dvořák.
Tue 21.3
During Klarafestival, the Brussels Quatuor Amôn will perform never-before heard creations, commissioned by Klarafestival in the framework of Music Masters on Air.
Wed 22.3 & Thu 23.3
SALAAM SYRIA
VANISH BEACH
Syrian Expat Philharmonic Orchestra
Hof van Eede
The Syrian Expat Philharmonic Orchestra is completely made up of Syrian refugees. The ensemble joins forces with the National Orchestra of Belgium for a unique concert in the spirit of reconciliation and solidarity.
16
highlights
Arnold Schönberg travelled to the USA in the early 1930s to escape the Nazis but found it difficult to adjust. His struggle with his new environment was the starting point for Hof van Eede’s latest production.
17
MUSIC
22 APRIL TO 24 JUNE 2017 SING ALONG WITH AMATEUR & PROFESSIONAL CHOIRS
www.mixity.brussels
Elke
dag een esje !
Proud partner of
Afspraak op www.yakult.be