Klarafestival 2020 - Avondprogramma Sieben Todsünden by Klarafestival

ELKE DAG EEN FLESJE UNE BOUTEILLE CHAQUE JOUR

Trotse partner van Fier partenaire de

index

VOORWOORD / PRÉFACE / PREFACE

7 PROGRAMME 9

TOELICHTING / CLÉ D’ÉCOUTE / PROGRAMME NOTES

BIOGRAFIEËN / BIOGRAPHIES / BIOGRAPHIES

“La victoire de l’économie autonome doit être en même temps sa perte.”

Guy Debord — La Société du Spectacle

SHARE YOUR FESTIVAL EXPERIENCES NOW ON FACEBOOK & INSTAGRAM #KLARAFESTIVAL20 3

voorwoord

Klarafestival 2020 opent in Flagey met twee 20ste-eeuwse werken die nauwelijks meer van elkaar kunnen verschillen: de cantate Seven Last Words from the Cross van de Schotse componist James MacMillan en het satirische gezongen ballet Die sieben Todsünden van Kurt Weill en Bertolt Brecht. James MacMillan zet een lange traditie verder door de zeven zinnen die Christus uitsprak toen hij aan het kruis hing op muziek te zetten. Zijn cantate, een koorwerk van uitzonderlijke kwaliteit, vormt een opmaat voor de vele passies die tijdens Klarafestival 2020 zullen weerklinken. De woorden die mensen uitspreken net voordat ze overlijden, kunnen jarenlang blijven nagalmen in de hoofden van nazaten. Wat ligt er besloten in zinnen zoals ‘ik heb dorst’ of ‘het is volbracht’? Waar James MacMillan uitging van de zeven kruiswoorden, daar vormden de zeven hoofdzonden het uitgangspunt van de compositie die Kurt Weill en Bertolt Brecht schreven. Zij gebruiken deze katholieke begrippen echter om het kapitalistische systeem op de korrel te nemen. Wat zijn de zeven zaken die je moet vermijden, wil je vandaag succesvol worden? Die sieben Todsünden schetst een wereld waarin slank zijn, je ogen sluiten bij het zien van onrecht en je partner kiezen op basis van zijn of haar financiële situatie de norm zijn. In hoeverre is deze karikatuur van een ontspoorde maatschappij vandaag werkelijkheid geworden? Het aanklagen van het kapitalistische systeem kent ondertussen een lange traditie in de kunsten. Aan de ene kant zou men kunnen stellen dat de doemscenario’s nog altijd geen realiteit zijn geworden. Aan de andere kant zorgen zaken als de klimaatcrisis ervoor dat ‘Glitter & Doom’ – het motto van deze festivaleditie – nog steeds en misschien wel meer dan ooit hand in hand gaan. 4

préface

Le Klarafestival 2020 s’ouvre à Flagey avec deux pièces du 20e siècle qui pourraient difficilement être plus différentes : la cantate Seven Last Words from the Cross du compositeur écossais James MacMillan et le ballet chanté satirique Les sept péchés capitaux de Kurt Weill et Bertolt Brecht. James MacMillan perpétue une longue tradition en adaptant en musique les sept paroles prononcées par le Christ sur la croix. Sa cantate, une pièce pour chœur d’une qualité exceptionnelle, constitue le prélude des nombreuses passions qui seront jouées au cours du Klarafestival 2020. Les derniers mots prononcés par une personne juste avant sa mort peuvent continuer à résonner des années durant dans la mémoire de ses descendants. Quelle signification renferment des phrases comme « j’ai soif » ou « tout est achevé » ? Là où James MacMillan s’est basé sur les sept paroles en croix, Kurt Weill et Bertolt Brecht ont choisi de s’inspirer des sept péchés capitaux. Ils utilisent cependant ces notions catholiques pour critiquer le système capitaliste. Quelles sont les sept erreurs à éviter si l’on veut devenir célèbre aujourd’hui ? Les sept péchés capitaux dépeint un monde où la norme impose que l’on soit mince, que l’on ferme les yeux sur les injustices et que l’on choisisse son partenaire en fonction de sa situation financière. Depuis, la critique du système capitaliste a elle-même connu une longue tradition dans le domaine artistique. D’un côté, on pourrait considérer qu’à l’exception de quelques crises financières, les scénarios catastrophe ne se sont pas encore réalisés. De l’autre, la crise climatique nous montre que les mots « Glitter & Doom », thème de cette édition du festival, sont plus que jamais liés.

preface

Klarafestival 2020 kicks off in Flagey with two 20th-century works that could hardly be more different: the cantata Seven Last Words from the Cross by the Scottish composer James MacMillan, and Kurt Weill and Bertolt Brecht’s satirical ballet chanté Die sieben Todsünden. James MacMillan was working in a time-honoured tradition by setting the seven sayings of Jesus on the cross to music. His cantata, a choral work of exceptional quality, forms a prelude to the many Passions that will be performed during Klarafestival 2020. The words of those awaiting death can resound for years in the minds of those they leave behind. What lies behind expressions like “I thirst” or “It is finished”? Whereas James MacMillan used the seven last words from the cross, Kurt Weill and Bertolt Brecht’s composition was based on the seven deadly sins. However, they used these Catholic concepts to lampoon the capitalist system. What are the seven things you should avoid to be successful today? Die sieben Todsünden depicts a world in which being thin, closing your eyes to injustice and choosing a partner on the basis of his or her financial situation are the norm. To what extent has this caricature of a derailed society become reality today? There is now a long tradition in the arts of attacking the capitalist system. On one hand, one could argue that these doomsday scenarios have never quite become reality. On the other, things like the climate crisis ensure that ‘Glitter & Doom’ – the motto of this edition of the festival – still go hand-in-hand, perhaps now more than ever.

programme

SIEBEN TODSÜNDEN Glitter & Doom with Kurt Weill and James MacMillan Brussels Philharmonic HK Gruber conductor Ute Lemper Anna I, Die Sieben Todsünden Ivan Goossens Vater, Die sieben Todsünden Gunter Claessens Bruder, Die sieben Todsünden Joris Derder Bruder, Die sieben Todsünden Conor Biggs Mutter, Die sieben Todsünden Vlaams Radiokoor

co-production Klarafestival, Flagey, Brussels Philharmonic, Vlaams Radiokoor IN collaboration with Goethe-Institut Belgien BROADCASTED ON Klara (live) and Musiq’3 Presentation By Greet Samyn DRESSES BY A Suivre COstumes by Café Costume JEWELLERY BY Edelgedacht FLOWERS PROVIDED BY Daniel Ost CHOCOlate gifts provided by Neuhaus French Translations by Géraldine Lonnoy and François Delporte ENGLISH TRANSLATIONS BY ISO Translation

supported by

programme

James MacMillan, °1959 › Seven Last Words from the Cross, 1994 › 1. Father, forgive them, for they know not what they do (St. Luke) 2. Woman, Behold Thy Son! / Behold, Thy Mother! (St. John) 3. Verily, I say unto thee, today thou shalt be with me in › Paradise (St. Luke) › 4. Eli, Eli, lama sabachtani (St. Matthew and St. Mark) 5. I thirst (St. John) 6. It is finished (St. John) 7. Father, into Thy hands I commend my Spirit (St. Luke) Kurt Weill, 1900–1950 › Die sieben Todsünden, 1933 › Prologue 1. Faulheit 2. Stolz 3. Zorn 4. Völlerei 5. Unzucht 6. Habsucht 7. Neid Epilogue THE CONCERT IS EXPECTED TO END AT 21:45

toelichting

KRUISWOORDEN EN HOOFDZONDEN James MacMillan: zeven kruiswoorden

Het Brussels Philharmonic en het Vlaams Radiokoor brengen onder leiding van de Oostenrijkse componist-dirigent HK Gruber zowel James MacMillans Seven Last Words from the Cross als Kurt Weill en Bertolt Brechts Die sieben Todsünden. Beide werken nemen een religieuze thematiek als uitgangspunt, respectievelijk de zeven kruiswoorden en de zeven hoofdzonden, maar gaan daar op radicaal verschillende wijze mee om.

De zinnen die de stervende Jezus uitsprak – ook wel kruiswoorden genoemd – kan men terugvinden in de vier evangeliën. Volgens Mattëus en Markus waren Jezus’ laatste woorden “Eli, Eli, lema sabachtani?” (Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?). Het evangelie volgens Lukas bericht over de volgende drie zinnen: “Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen” (waarmee Jezus vergeving vroeg voor de personen die hem kruisigden), “Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn” (tegen de misdadiger die rechts van hem gekruisigd werd) en “Vader, in uw handen leg ik mijn geest.” Johannes haalt nog drie andere uitspraken aan: “Dat is uw zoon / Dat is je moeder” (respectievelijk tegen Maria en tegen de leerling Johannes), “Ik heb dorst” en “Het is volbracht.” Deze zeven zinnen vormen samen de zeven kruiswoorden. Het op muziek zetten van de kruiswoorden kent een lange traditie en is eigenlijk een subgenre van de passiecompositie, op haar beurt een subgenre van het oratorium. Bekende voorbeelden zijn Die sieben Worte Jesu Christi am Kreuz van Heinrich Schütz (1645), Septem verba a Christo in cruce van

James MacMillan is een van de meest succesvolle componisten van vandaag. Zijn muziek wordt in belangrijke mate beïnvloed door zijn Schotse afkomst, zijn katholieke geloof en de Keltische volksmuziek. Daarnaast put hij ook inspiratie uit volksmuziek uit het Midden-Oosten, Scandinavië en Oost-Europa. James MacMillan werd in 1990 internationaal bekend met de première van The Confession of Isobel Gowdie op de BBC Proms, een requiem voor een heks die in het postreformistische Schotland werd verbrand. Vanaf dat moment onderhield hij een goede relatie met de Britse openbare omroep, die hem enkele jaren later de opdracht gaf om een werk te schrijven gebaseerd op de zeven laatste zinnen die Jezus uitsprak toen hij aan het kruis hing. Deze compositie werd in zeven delen uitgezonden tijdens de Goede Week van 1994, beginnend op Palmzondag. 9

toelichting

Pergolesi (rond 1730) en Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze van Joseph Haydn (1787). Een belangrijke 20ste-eeuwse toonzetting van de kruiswoorden is Sofia Goebaidoelina’s compositie Sieben Worte (1982). Waar deze Russische componiste echter een louter instrumentale versie componeerde, daar laat James MacMillan de kruiswoorden door een groot koor zingen en voegt hij nog een paar andere teksten toe, voornamelijk fragmenten van de liturgie van Palmzondag en Goede Vrijdag. Als inspiratiebronnen voor Seven Last Words from the Cross haalt James MacMillan Olivier Messiaen en Dmitri Sjostakovitsj aan. Voor hem is religieuze muziek geen sacraal en mystiek gebeuren, zoals bij Arvo Pärt en Henryk Górecki het geval is. Net als Messiaen wil hij met zijn muziek zijn luisteraars een blik op de hemel gunnen, net als Sjostakovitsj een blik op de hel. Hij probeert een balans tussen beide te vinden of met andere woorden het heilige met het alledaagse te combineren. Daartoe lenen de zeven kruiswoorden – een combinatie van meer banale en meer betekeniszwangere teksten – zich uitermate goed. Jezus’ fysieke nood om te drinken “I thirst” combineert hij in de vijfde beweging bijvoorbeeld met de volgende liturgietekst voor Goede Vrijdag: “I gave you to drink of life-giving water from the rock: and you gave me to drink of gall and vinegar”. Extreem dramatisch klinkt de zesde beweging “It is finished”, waarin men de hamerslagen kan horen waarmee Jezus aan het kruis wordt genageld. Het begin van de laatste beweging “Father, into thy hands I commend my spirit” bestaat uit een wanhopige

herhaling van het woord “father”. Daarna is er plaats voor resignatie. Het koor houdt op met zingen en de strijkers ronden het werk af met een lang en zeer innig naspel dat doet denken aan lamento’s uit de Schotse volksmuziek.

Kurt Weill en Bertolt Brecht: zeven hoofdzonden Zestig jaar vroeger gingen Kurt Weill en Bertolt Brecht met een andere religieuze thematiek aan de slag: de zeven hoofdzonden. Deze gaan terug op de acht verleidingen van de Egyptische woestijnvader Evagrius van Pontus die leefde in de vierde eeuw. De huidige lijst - luiheid (Faulheit), hoogmoed (Stolz), toorn (Zorn), vraatzucht (Völlerei), ontucht (Unzucht), hebzucht (Habsucht) en jaloezie (Neid) – werd in de zesde eeuw door Paus Gregorius I vastgelegd en is sindsdien een gegeerd onderwerp in de kunsten. Kurt Weill en Bertolt Brecht schreven zich bewust in in deze traditie. Hun interpretatie van de zeven hoofdzonden is echter hoogst eigenzinnig. Die sieben Todsünden is de laatste van drie samenwerkingen tussen Kurt Weill en Bertolt Brecht. Zij leerden elkaar kennen elkaar in het Berlijn van de Weimarrepubliek, de culturele opleving van Duitsland na de Eerste Wereldoorlog en voor de opkomst van het nazisme. Hun eerste twee opera’s, Die Dreigroschenoper (1928) en Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny (1930) waren kaskrakers waarvan verschillende nummers snel door de radio werden opgepikt. 10

toelichting

Lenya een en dezelfde persoonlijkheid konden spelen, de ene al dansend, de andere al zingend. In maart 1933 vluchtte Kurt Weill uit Berlijn naar Parijs en begon aan dit project te werken. Op zijn vraag kwam ook Bertolt Brecht naar Parijs, die toen al een tijdje in Europa aan het rondzwerven was. Zijn reis wordt in Die sieben Todsünden weerspiegelt door Anna’s reis langsheen zeven Amerikaanse steden. In Die sieben Todsünden uitten Kurt Weill en Bertolt Brecht de gemengde gevoelens die ze koesterden ten opzichte van de Amerikaanse cultuur. Aan de ene kant beschouwden ze het wildkapitalistische Amerika als een bron van verderf, aan de andere kant was Amerika de veilige haven waar ze beiden naartoe zouden vluchten – Weill in 1935, Brecht in 1941. Die sieben Todsünden is het verhaal van een meisje, Anna, die in opdracht van haar familie in zeven Amerikaanse grootsteden geld moet bijeenschrapen voor de bouw van een klein huisje aan de oevers van de Mississippi in Louisiana – een kleinburgerlijke droom. Om te slagen in haar opzet, moet ze zich inschrijven in de kapitalistische logica. Op uiterst cynische wijze verbinden Brecht en Weill deze logica aan de zeven katholieke hoofdzonden: niet lui zijn (Faulheit), betekent vroeg opstaan, niet vraatzuchtig zijn (Völlerei), betekent niet eten om ervoor te zorgen dat je slank en verkoopbaar blijft, niet boos worden (Zorn), betekent apathisch wegkijken bij onrecht en ga zo maar door. Een losgeslagen wereld waar alleen geld van waarde is, is het resultaat. Conform de vraag van Edward James wordt het hoofdpersonage Anna ontdubbeld in een zangeres – die haar rationele kant vertolkt – en een danseres –

©Banksy, Christ with shopping bags (2000)

De sociaalkritische teksten van Brecht en de specifieke sound van Weills muziek (een klein orkest, veel koper- en windblazers, rasperige stemmen en jazzinvloeden) werden echter al snel als ‘entartet’ ervaren, niet in het minst omdat Kurt Weill van joodse afkomst was. Na de verkiezing van Hitler en de brand van de Reichstag in februari 1933 voelden Bertolt Brecht en Kurt Weill zich niet langer veilig in Duitsland. Eind 1932 had Kurt Weill op bezoek in Parijs de rijke Engelsman Edward James ontmoet, wiens vrouw, de ballerina Tilly Losch, sprekend leek op zijn eigen vrouw, de zangeres Lotte Lenya. Edward James had Kurt Weill toen de opdracht gegeven om een werk te componeren waarin Tilly Losch en Lotte 11

toelichting

die haar sensibele en dus lijdende kant vertolkt. De proloog, de epiloog en elk van de zeven nummers van Die sieben Todsünden zijn adaptaties van populaire muziekvormen: een treurmars, de shimmy, de foxtrot, dixieland jazz, walsen en volksdansen. Anna slaagt glansrijk in haar onderneming: op het einde van het ballet keert ze huiswaarts en aanschouwt ze het huis dat met haar geld is gebouwd. Anna’s sensibele kant is echter door jaren prostitutie door en door gebroken. Op 7 juni 1933 ging Die sieben Todsünden in het Parijse Théâtre des Champs-Élysées in première met een

choreografie van George Balanchine, gezongen door Lotte Lenya en gedanst door Tilly Losch. Het Franse publiek kon de productie niet erg smaken (naar alle waarschijnlijkheid ook omdat ze de Duitse teksten niet verstonden), maar de aanwezige Duitse emigranten reageerden ongelofelijk enthousiast. In de jaren ’50 haalde Lotte Lenya na het overlijden van haar man Die sieben Todsünden terug vanonder het stof, ook al moest ze de partij een kwart lager transponeren om ze nog te kunnen zingen. Mien Bogaert

clé d’écoute

PAROLES EN CROIX ET PÉCHÉS CAPITAUX Le Brussels Philharmonic et le Vlaams Radiokoor présentent, sous la direction du compositeur-chef d’orchestre HK Gruber, Seven Last Words from the Cross de James MacMillan ainsi que Les sept péchés capitaux de Kurt Weill et Bertolt Brecht. Les deux œuvres prennent comme point de départ la thématique religieuse, respectivement les sept paroles en croix et les sept péchés capitaux, en la traitant toutefois de manière radicalement différente.

James MacMillan : sept paroles en croix Les phrases que prononça Jésus avant de mourir – également appelées « paroles en croix » – se retrouvent dans les quatre évangiles. Selon Matthieu et Marc, les derniers mots de Jésus furent « Eli, Eli, lema sabachtani ? » (Mon Dieu, mon Dieu, pourquoi m’as-tu abandonné ?). L’évangile selon saint Luc mentionne quant à lui les trois phrases suivantes : « Père, pardonne-leur, car ils ne savent ce qu’ils font » (parole par laquelle il demandait le pardon pour ceux qui l’avaient crucifié), « En vérité, je te le dis, aujourd’hui tu seras avec moi dans le paradis » (phrase adressée au criminel crucifié à sa droite) et « Père, entre tes mains je remets mon esprit ». Jean ajoute trois autres citations : « Voici ton fils / Voici ta mère » (paroles adressées respectivement à Marie et à l’apôtre Jean), « J’ai soif » et « Tout est achevé ». Ces sept phrases forment les sept paroles en croix. L’adaptation musicale des paroles en croix est une tradition de longue date, qui constitue en fait un sous-genre de la composition de la passion, elle-même sous-genre de l’oratorio. Les exemples les plus célèbres sont Die sieben Worte

James MacMillan est un des compositeurs les plus célèbres du moment. Sa musique est fortement influencée par ses origines écossaises, sa foi catholique et la musique folklorique celtique. Par ailleurs, il puise également son inspiration dans la musique folklorique du MoyenOrient, de Scandinavie et d’Europe de l’est. James MacMillan a obtenu une reconnaissance internationale en 1990 avec la première de The Confession of Isobel Gowdie lors des BBC Proms, un requiem pour une sorcière brûlée dans l’Écosse d’après la réforme. À partir de ce moment, il a bénéficié d’une belle renommée auprès de la télévision publique écossaise, qui lui a commandé quelques années plus tard la composition d’une pièce basée sur les sept dernières phrases prononcées par Jésus sur la croix. Cette composition fut diffusée en sept parties lors de la Semaine sainte en 1994, à partir du dimanche des Rameaux. 13

clé d’écoute

Jesu Christi am Kreuz de Heinrich Schütz (1645), Septem verba a Christo in cruce de Pergolesi (vers 1730) et Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze de Joseph Haydn (1787). Une adaptation musicale majeure du 20e siècle des paroles en croix est la composition de Sofia Goubaïdoulina Sieben Worte (1982). Si cette compositrice russe s’est orientée vers une version entièrement instrumentale (sans voix interprétant les paroles en croix), James MacMillan choisit de confier ces paroles à un grand chœur en y ajoutant également quelques autres textes, principalement extraits de la liturgie du dimanche des Rameaux et du Vendredi saint. James MacMillan cite Olivier Messiaen et Dmitri Chostakovitch comme sources d’inspiration de ses Seven Last Words from the Cross. Pour lui, la musique religieuse n’a rien de sacré ou de mystique, comme c’est le cas chez Arvo Pärt et Henryk Górecki. Tout comme Messiaen, il veut par sa musique permettre à l’auditeur d’entrevoir le paradis, et comme Chostakovitch, l’enfer. Il tente de trouver un équilibre entre les deux, ou en d’autres termes, de combiner le sacré et le quotidien. Les sept paroles en croix – une combinaison de textes plus banals et plus riches de sens – se prêtent particulièrement bien à cette approche. Ainsi par exemple, il combine dans le cinquième mouvement le besoin physique de Jésus de boire (« J’ai soif ») et le texte liturgique du Vendredi saint suivant : « Je t’ai donné à boire l’eau jaillie du rocher, et toi, tu m’as donné le fiel et le vinaigre à boire ». Le sixième mouvement (« Tout est achevé ») constitue un moment particulièrement dramatique dans lequel on peut entendre

le bruit du marteau avec lequel Jésus est cloué sur la croix. Le début du dernier mouvement (« Père, entre tes mains je remets mon esprit ») consiste en une répétition désespérée du mot « Father ». Ensuite vient la résignation. Le chœur s’arrête de chanter et les cordes terminent la pièce par un final long et très intime rappelant les lamenti de la musique populaire écossaise.

Kurt Weill et Bertolt Brecht : sept péchés capitaux Soixante ans plus tôt, Kurt Weill et Bertolt Brecht s’attaquaient à une autre thématique religieuse : les sept péchés capitaux. Celle-ci fait référence aux huit tentations du père du désert Évagre le Pontique, qui vécut au quatrième siècle. La liste actuelle – paresse (Faulheit), orgueil (Stolz), colère (Zorn), gourmandise (Völlerei), luxure (Unzucht), avarice (Habsucht) et envie (Neid) – arrêtée aux sixième siècle par le Pape Grégoire I est devenue un sujet prisé dans le domaine artistique. Kurt Weill et Bertolt Brecht s’inscrivent délibérément dans cette tradition. Leur interprétation des sept péchés capitaux est cependant tout à fait libre. Les Sept Péchés Capitaux est la dernière de trois collaborations entre Kurt Weill et Bertolt Brecht. Les deux artistes se sont rencontrés dans le Berlin de la République de Weimar, le renouveau culturel de l’Allemagne qui se manifesta après la Première Guerre Mondiale et avant la montée du nazisme. Leurs deux premiers opéras, L’Opéra de quat’sous 14

clé d’écoute

(1928) et Grandeur et décadence de la ville Mahagonny (1930), furent d’immenses succès dont différents morceaux ont rapidement été diffusés en radio. Cependant, la critique sociale des textes de Brecht et le son spécifique de la musique de Weill (petit orchestre, nombreux cuivres et vents, voix rugueuses et influences jazz) furent très vite considérés comme « dégénérés », en particulier en raison des origines juives de Kurt Weill. Après l’élection d’Hitler et l’incendie du Reichstag en février 1933, Bertolt Brecht et Kurt Weill ne se sentirent plus en sécurité dans leur pays. Fin 1932, Kurt Weill, en visite à Paris, avait rencontré le riche anglais Edward James dont la femme, la ballerine Tilly Losch, présentait une ressemblance frappante avec sa propre femme, la chanteuse Lotte Lenya. Edward James avait alors commandé à Kurt Weill la composition d’une pièce dans laquelle Tilly Losch et Lotte Lenya pouvaient incarner une seule et même personnalité, l’une en dansant, l’autre en chantant. En mars 1933, Kurt Weill s’enfuit de Berlin pour Paris et se mit au travail. À sa demande, Bertolt Brecht, qui vagabondait depuis un certain temps déjà en Europe, le rejoignit également à Paris. Son voyage est évoqué dans Les sept péchés capitaux par le voyage d’Anna dans sept villes américaines. À travers Les sept péchés capitaux, Kurt Weill et Bertolt Brecht expriment les sentiments mitigés qu’ils éprouvaient vis-à-vis de la culture américaine. D’un côté, ils considéraient le capitalisme sauvage de l’Amérique comme l’origine de toutes les dépravations et de l’autre, l’Amérique était le havre de paix dans lequel tous deux allaient se réfugier

– Weill en 1935, Brecht en 1941. Les sept péchés capitaux est l’histoire de la jeune Anna qui, à la demande de sa famille, tente de rassembler dans sept grandes villes américaines l’argent nécessaire à la construction d’une petite maison au bord du Mississippi, en Louisiane – un rêve de petit-bourgeois. Pour parvenir à ses fins, Anna doit s’inscrire dans la logique capitaliste. De manière particulièrement cynique, Brecht et Weill relient cette logique aux sept péchés capitaux : ne pas être paresseuse (Faulheit) signifie se lever tôt, ne pas être gourmande (Völlerei) signifie ne pas manger pour pouvoir rester mince et vendable, ne pas se mettre en colère (Zorn) signifie fermer les yeux en cas d’injustice, et ainsi de suite. Il en résulte un monde déséquilibré dans lequel la seule valeur tangible est l’argent. Conformément aux souhaits d’Edward James, le personnage principal d’Anna est interprété à la fois par une chanteuse – incarnant son côté rationnel – et une danseuse – qui illustre son côté sensible et tourmenté. Le prologue, l’épilogue et chacun des sept morceaux des Sept péchés capitaux sont des adaptations de formes musicales populaires : la marche funèbre, le shimmy, le fox-trot, le dixieland, les valses et les danses folkloriques. L’entreprise d’Anna réussit à merveille : à la fin du ballet, elle retourne chez elle et contemple la maison construite avec son argent. Cependant, la sensibilité d’Anna est anéantie par des années de prostitution. La première des Sept péchés capitaux fut présentée le 7 juin 1933 au théâtre parisien des Champs-Élysées sur une chorégraphie de George Balanchine, chantée par Lotte Lenya et dansée par 15

clé d’écoute

Tilly Losch. Le public ne put véritablement apprécier la production (probablement entre autres parce qu’il ne comprenait pas les textes en allemand), mais les émigrés allemands présents réagirent avec un enthousiasme débordant. Dans les années 50, après le décès de son mari, Lotte Lenya exhuma Les sept péchés capitaux, bien qu’elle dût pour ce faire transposer sa partition une quarte plus bas pour pouvoir encore la chanter. Mien Bogaert

programme notes

LAST WORDS AND DEADLY SINS James MacMillan: Seven Last Words

Brussels Philharmonic and Vlaams Radiokoor, conducted by the Austrian composer/conductor HK Gruber, perform James MacMillan’s Seven Last Words from the Cross and Kurt Weill and Bertolt Brecht’s Die sieben Todsünden. Both works use religious themes as points of departure - the seven last words from the cross and the seven deadly sins - but take them in radically different directions.

The sayings spoken by Jesus as he died on the cross - also known as the seven last words from the cross - are recorded in the four Gospels. According to Matthew and Mark, Jesus’ last words were “Eli, Eli, lema sabachtani?” (My God, my God, why have you forsaken me?). The Gospel of Luke refers to the following three sayings: “Father, forgive them; for they know not what they do” (with which Jesus asked forgiveness for those who had crucified him), “Truly, I say to you: today you will be with me in paradise” (to the criminal crucified on his right) and “Father, into thy hands I commend my spirit.” John mentions three more sayings: “Woman, behold your son. Son, behold your mother” (to Mary and the disciple John respectively), “I thirst” and “It is finished.” These seven sayings together form the seven last words from the cross. There is a long tradition of putting the seven sayings to music, and it is in fact a subgenre of the Passion composition, which in turn is a subgenre of the oratorio. Famous examples include Die sieben Worte Jesu Christi am Kreuz by Heinrich Schütz (1645), Septem verba a Christo in cruce by Pergolesi (circa 1730) and Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am

James MacMillan is one of the most successful composers of our time. His music is strongly influenced by his Scottish background, his Catholic faith and Celtic folk music. He also draws inspiration from the folk music of the Middle East, Scandinavia and Eastern Europe. James MacMillan became internationally renowned in 1990 with the premiere of The Confession of Isobel Gowdie at the BBC Proms, a requiem for a witch who was burned to death in post-Reformation Scotland. Since then he has enjoyed a good relationship with the British public service broadcaster, and several years later it commissioned him to write a work based on the seven final utterances of Jesus on the cross. This composition was broadcast in seven parts during the Holy Week of 1994, starting on Palm Sunday.

programme notes

Kreuze by Joseph Haydn (1787). A significant 20th-century arrangement of the last words is Sofia Gubaidulina’s composition Sieben Worte (1982). However, whereas the Russian composer wrote a purely instrumental version (without a vocalist to sing the last words), James MacMillan has a large choir sing the words, to which he adds further lyrics, primarily fragments from the liturgy of Palm Sunday and Good Friday. James MacMillan cites Olivier Messiaen and Dmitri Shostakovich as the inspiration for Seven Last Words from the Cross. To him, religious music is not a sacred or mystical affair, as is the case with Arvo Pärt and Henryk Górecki. Like Messiaen, he wants to offer the listener a glimpse of heaven, and like Shostakovich, a glimpse of hell. He seeks a balance between the two, or in other words to combine the holy with the everyday. The seven last words from the cross - a combination of more banal words and words pregnant with meaning - match this aim perfectly. For example, the fifth movement combines Jesus’ physical need to drink - “I thirst” with the following liturgy for Good Friday: “I gave you to drink of life-giving water from the rock: and you gave me to drink of gall and vinegar.” The sixth movement, “It is finished”, is extremely dramatic; one can hear the hammer blows with which Jesus is nailed to the cross. The beginning of the final movement, “Father, into thy hands I commend my spirit” consists of a despondent repetition of the word “father”. Next comes resignation. The choir ceases to sing while the strings bring the piece to a close with a long, intimate epilogue that brings to mind the laments of Scottish folk music.

Kurt Weill and Bertolt Brecht: Seven Deadly Sins Sixty years earlier, Kurt Weill and Bertolt Brecht dealt with a different religious theme: the seven deadly sins. These were based on the eight temptations set out by the Egyptian Desert Father Evagrius Ponticus, who lived during the fourth century. The current list - sloth (Faulheit), pride (Stolz), wrath (Zorn), gluttony (Völlerei), lust (Unzucht), greed (Habsucht) and envy (Neid) – was established in the sixth century by Pope Gregory I and has been a popular topic in the arts ever since. Kurt Weill and Bertolt Brecht consciously wrote in this tradition. However, their interpretation of the seven deadly sins is highly idiosyncratic. Die sieben Todsünden is the last of the three collaborations between Kurt Weill and Bertolt Brecht. They met in Berlin at the time of the Weimar Republic, Germany’s cultural revival following the First World War and prior to the rise of Nazism. Their first two operas, Die Dreigroschenoper (1928) and Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny (1930) were box-office successes and some songs were quickly picked up by radio. However, Brecht’s socially critical libretto and the specific sound of Weill’s music (a small orchestra, lots of brass and woodwind, gravelly voices and jazz influences) were soon seen as ‘degenerate art’, not least because of Kurt Weill’s Jewish background.

programme notes

After Hitler’s election and the Reichstag fire in February 1933, Bertolt Brecht and Kurt Weill no longer felt safe in Germany. In late 1932 Kurt Weill had met the rich Englishman Edward James while visiting Paris, and the latter’s wife, the ballerina Tilly Losch, bore a striking resemblance to Weill’s own wife, the singer Lotte Lenya. Edward James commissioned Kurt Weill to compose a work in which Tilly Losch and Lotte Lenya would play one and the same character: one through dance, the other through song. In March 1933, Kurt Weill fled Berlin for Paris and started work on this project. He invited Bertolt Brecht, who had been travelling around Europe for a while, to join him in Paris. His journey was represented in Die sieben Todsünden by Anna’s tour of seven American cities. In Die sieben Todsünden, Kurt Weill and Bertolt Brecht expressed their mixed feelings towards American culture. On the one hand, they viewed the unfettered capitalism of America as the source of all corruption, while on the other, America was the safe haven to which they would both eventually escape - Weill in 1935, Brecht in 1941. Die sieben Todsünden is the story of a girl, Anna, who is sent out by her family to seven large American cities in order to earn enough money to build a small house on the banks of the Mississippi in Louisiana – a petite-bourgeois dream. In order to succeed she has to subscribe to the logic of capitalism. In highly cynical fashion, Brecht and Weill associate this logic with the seven deadly sins of Catholicism: avoiding sloth (Faulheit) means getting up early, avoiding greed (Völlerei) means not eating to

ensure you remain slim and saleable, avoiding wrath (Zorn) means looking away apathetically from injustice and so on. The result is an unhinged world in which money is the only thing of value. In accordance with Edward James’ request, the main character of Anna is split into two parts: a singer, who represents her rational side, and a dancer, who represents her sensitive and therefore suffering side. The prologue, epilogue and each of the seven songs in Die sieben Todsünden are adaptations of popular musical forms: a funeral march, the shimmy, the foxtrot, Dixieland jazz, waltzes and folk dances. Anna is a glittering success in her endeavour: at the end of the ballet she returns home and sees the house that was built with her money. However, Anna’s sensitive side is destroyed through years of prostitution. Die sieben Todsünden premiered on 7 June 1933 at the Théâtre de ChampsÉlysées in Paris with choreography by George Balanchine, sung by Lotte Lenya and danced by Tilly Losch. It did not find favour with the French audience (in all likelihood because they did not understand the German libretto), but the German immigrants in the audience were incredibly enthusiastic. In the 1950s, following her husband’s death, Lotte Lenya revived Die sieben Todsünden, although she had to transpose her part into a lower key in order to be able to sing it. Mien Bogaert

biographies

HK GRUBER Conductor N De componist-dirigent, chansonnier en contrabasspeler HK Gruber is een van de bekendste en meest geliefde figuren van de Oostenrijkse hedendaagse muziekscène. Als dirigent werkt hij regelmatig samen met het Ensemble Modern, de London Sinfonietta en het Zweeds Kamerorkest. Verder dirigeerde hij onder andere de BBC Philharmonic, het Orchestre Philharmonique de Radio France, het Rotterdam Philharmonic Orchestra, het Philharmonisches Staatsorchester Hamburg en het Klangforum Wien. Gepassioneerd door de muziek van Kurt Weill en Hanns Eisler, nam hij onder het platenlabel BMG met Ensemble Modern de CD’s Roaring Eisler, Die Dreigroschenoper en Berlin im Licht op.

les CD Roaring Eisler, L’Opéra de quat’sous et Berlin im Licht. E Composer, conductor, chansonnier and double bass player HK Gruber is one of the most well-known and well-loved figures in the Austrian contemporary music scene. As a conductor, Gruber works regularly with groups such as Ensemble Modern, London Sinfonietta, and the Swedish Chamber Orchestra. He has also conducted BBC Philharmonic, Orchestre Philharmonique de Radio France, Rotterdam Philharmonic, Hamburg Philharmonic, Klangforum Wien, among others. Passionate about the music of Kurt Weill and Hanns Eisler, he is a frequent interpreter of their works and has recorded Roaring Eisler and Die Dreigroschenoper for BMG, as well as Weill’s Berlin im Licht, all with Ensemble Modern.

F Le compositeur-chef d’orchestre, chansonnier et contrebassiste HK Gruber est un des personnages les plus célèbres et les plus appréciés de la scène musicale contemporaine autrichienne. Comme chef, il collabore régulièrement avec l’Ensemble Modern, le London Sinfonietta et l’Orchestre de chambre de Suède. Par ailleurs, il dirige entre autres le BBC Philharmonic, l’Orchestre Philharmonique de Radio France, le Rotterdam Philharmonic Orchestra, le Philharmonisches Staatsorchester Hamburg et le Klangforum Wien. Passionné par la musique de Kurt Weill et Hanns Eisler, il a enregistré avec l’Ensemble Modern, sous le label BMG,

biographies

UTE LEMPER N In haar intussen 30-jarige carrière schitterde Ute Lemper zowel op het theateren musicalpodium, als in concerten en in films en bracht daarnaast ook een 30-tal cd’s uit. Ze wordt alom geprezen voor haar vertolkingen van Berlijnse cabaretliederen, de werken van Kurt Weill en Bertolt Brecht, de chansons van Marlene Dietrich, Édith Piaf en vele anderen. Als musicalster werd ze wereldwijd bekend met rollen als Sally Bowles / Cabaret in Parijs, Lola Lola /Der blaue Engel in Berlijn en Velma Kelly / Chicago zowel op Broadway als in het Londense West End. In Parijs won ze voor haar glamoureuze vertolkingen een prestigieuze Molière Award, in Londen een Olivier Award en in de VS een Theatre World Award.

E Ute Lemper has left her mark on the stage, in films, in concert and as a unique recording artist on more than 30 albums over 30 years of career. She has been universally praised for her interpretations of Berlin Cabaret Songs, the works of Kurt Weill and Bertolt Brecht and the chansons of Marlene Dietrich, Édith Piaf and many others. She became a world-famous musical star, playing Sally Bowles / Cabaret in Paris, Lola Lola / Der blaue Engel in Berlin and Velma Kelly / Chicago on Broadway and in London’s West End. In Paris, she won the prestigious Molière Award, in London she was honored with the Laurence Olivier Award, and in the US, they presented her with the Theatre World Award for her stunning portrayals.

F Tout au long de ses 30 années de carrière, Ute Lemper s’est illustrée tant au théâtre et dans les comédies musicales que dans les concerts et films, et a en outre enregistré une trentaine de CD. Elle est largement saluée pour ses interprétations des chansons de cabaret berlinois, des œuvres de Kurt Weill et Bertolt Brecht, des chansons de Marlene Dietrich, d’Édith Piaf et bien d’autres. Elle a acquis une notoriété mondiale en tant que vedette de comédie musicale avec des rôles comme Sally Bowles dans Cabaret à Paris, Lola-Lola dans L’Ange bleu à Berlin et Velma Kelly dans Chicago à Broadway comme dans le West End londonien. Ses interprétations glamour lui ont valu un prestigieux prix Molière à Paris, un prix Olivier à Londres et un prix Theatre World aux États-Unis.

biographies

BRUSSELS PHILHARMONIC

E The Brussels Philharmonic was founded in 1935 by the Belgian public broadcaster (NIR). Since its creation, it has worked with top international conductors and soloists. The orchestra was and is known to be a pioneer in performing contemporary music – a reputation that brought world-renowned composers such as Bartók, Stravinsky and Messiaen to Brussels. To this day, the Brussels Philharmonic is continuing this tradition, including a 21st-century work in almost every concert programme. The orchestra’s historic home port is the Flagey building in Brussels, the heart of Europe.

N Brussels Philharmonic werd in 1935 opgericht door de Belgische openbare omroep (NIR) en werkte vanaf zijn ontstaan samen met internationale topdirigenten en -solisten. Het orkest was en is bekend als pionier in het uitvoeren van muziek van de eigen tijd – een reputatie die wereldvermaarde componisten als Bartók, Stravinsky en Messiaen naar Brussel haalde. Ook vandaag nog zet Brussels Philharmonic die traditie verder en neemt het in bijna elk concertprogramma een werk van de 21ste eeuw op. Het orkest repeteert en concerteert in de historische thuishaven Flagey in Brussel, hart van Europa.

WWW.BRUSSELSPHILHARMONIC.BE

VLAAMS RADIOKOOR

Fondé en 1935 sous l’égide de l’Institut national de radiodiffusion (INR/NIR), le Brussels Philharmonic a collaboré tout au long de son existence avec de grands chefs et des solistes d’envergure internationale. L’orchestre s’est taillé une réputation enviée dans la création de nouvelles œuvres en collaborant avec des compositeurs de renommée mondiale comme Bartók, Stravinsky et Messiaen. L’orchestre répète et se produit dans son port d’attache historique de Flagey, à Bruxelles, au cœur de l’Europe. F

N Het Vlaams Radiokoor werd door de Belgische openbare omroep (NIR) opgericht in 1937. Van bij het begin is het Vlaams Radiokoor een uiterst flexibel ensemble dat wordt ingezet in een zeer breed repertoire, van oude tot hedendaagse muziek, van a capella tot grote koor- en orkest bezettingen en van ernstige muziek tot lichte muziek en operettes. Het Vlaams Radiokoor staat onder leiding van muziekdirecteur Bart Van Reyn en concerteert in heel Vlaanderen en Europa. F Le Vlaams Radiokoor a été créé par l’Institut national de radiodiffusion (INR) en 1937. Depuis sa création, le Vlaams

biographies

Radiokoor est un ensemble extrêmement flexible maîtrisant un vaste répertoire allant de la musique ancienne à la musique contemporaine, de la musique a capella aux grandes formations de chœur et d’orchestre, et de la musique savante à la musique légère et aux opérettes. Vlaams Radiokoor est placé sous la direction du directeur musical Bart Van Reyn et se produira dans toute la Flandre et en Europe. E Vlaams Radiokoor was founded in 1937 by the Belgian public broadcaster (NIR). It has always been an extremely flexible ensemble that performs a wide repertoire: from early to contemporary music, from a capella compositions to works for large choir and orchestra, from serieus music to light music and operettas. Bart Van Reyn is the musical director of Vlaams Radiokoor. Its reputation is recognised throughout Europe. WWW.VLAAMSRADIOKOOR.BE

orchestra & choir members

BRUSSEL PHILHARMONIC first violin

Henry Raudales concertmaster Nadja Nevolovitsch principal Bart Lemmens soloist Olivia Bergeot Annelies Broeckhoven Philippe Tjampens Alissa Vaitsner Gillis Veldeman Sylvie Bagara Christophe Pochet Cristina Constantinescu Veerle Houbraken Justine Rigutto

CELLO

TUBA

Kristaps Bergs principal Kirsten Andersen Barbara Gerarts Julius Himmler Elke Wynants Sophie Jomard DOUBLE BASS

Jan Buysschaert principal Daniele Giampaolo Elias Bartholomeus Michiel Kelchtermans

Paul De Clerck principal Griet François soloist Philippe Allard Hélène Koerver Agnieszka Kosakowska Stephan Uelpenich Phung Ha Maryna Lepiasevich Barbara Peynsaert

PERCUSSION

Gert D’haese soloist Titus Franken soloist HARP

Eline Groslot soloist PIANO

Lieve Schuermans principal Jill Jeschek soloist

BANJO /  UITAR

Inti De Maet soloist OBOE

Joost Gils principal CLARINET

VLAAMS RADIOKOOR SOPRANO

Anne Boeykens principal Danny Corstjens soloist BASSOON

Marceau Lefèvre principal HORN

VIOLA

TIMPANI

Gert François principal

Anastasia Goldberg soloist

FLUTE

SECOND VIOLIN

Samuel Nemtanu principal Eléonore Malaboeuf Sayoko Mundy Stefanie Van Backlé Francis Vanden Heede Eva Bobrowska Véronique Burstin Aline Janeczek Bram Van Eenoo Veerle Van Roosbroeck

Jean Xhonneux soloist

Hans van der Zanden principal Evi Baetens

Jolien De Gent Saejeong Kim Kristien Nijs Sarah Van Mol Sarah Abrams Karen Lemaire Maria Mannisto Inge Van De Kerkhove ALTO

TRUMPET

Ward Hoornaert principal Luc Sirjacques TROMBONE

David Rey principal

Helen Cassano Estelle Lefort Kerlijne Van Nevel Clare Wilkinson Helena Bohuszewicz Sachiko Kinebuchi Lieve Mertens Noëlle Schepens

orchestra & choir members TENOR

Gunter Claessens Quartet Die sieben Todsünden Ivan Goossens Quartet Die sieben Todsünden Paul Foubert Michiel Haspeslagh Paul Schils Leander van Gijsegem Frank De Moor Mathis Van Cleynenbreugel Roel Willems BASS

Conor Biggs Quartet Die sieben Todsünden Joris Derder Quartet Die sieben Todsünden Marc Meersman Philippe Souvagie Jan Van der Crabben Pieter Coene Lieven Deroo Herman De Winné Paul Mertens

Klarafestival 2020

highlights

13, 14, 15, 16 & 17.3

Wed 18.3

THE COMPLETE SYMPHONY OF BEETHOVEN QUARTETS EXPECTATION A titanic six-concert series of the complete Beethoven quartets, accompanied by six commissioned works, performed by the Catalan string quartet Cuarteto Casals.

Thu 19.3

FROM WITHIN … An immersive spectacle by computer artist Robert Henke and composer Marko Nikodijević, performed by Matthias Pintscher and the Ensemble intercontemporain. 26

Berio’s Sinfonia and Schönberg’s Erwartung in an immersive staging by Krystian Lada, performed by Alejo Pérez, the Flanders Opera Symphony Orchestra and HYOID.

Mon 23.3 & Tue 24.3

ST JOHN PASSION SCARLATTI Scarlatti’s St John Passion staged as a contemporary ritual by Luigi De Angelis, performed by Andreas Küppers and B’Rock Orchestra & Choir.

main partners

project partners

public funding

met dank aan Minister-President Vlaamse Regering Jan Jambon Brussels minister van Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken, Meertaligheid en Nederlandstalig Onderwijs Sven Gatz Vlaams minister van Brussel, Jeugd en Media Benjamin Dalle

official festival suppliers

media partners

cultural partners

Be the first to discover our contemporary jewellery collections

Vormgeven in edele metalen DE PINTE

Kerkplein 7

GENT

De Pinte Gent Koestraat 2 09 233 -66 10 www.edelgedacht.be

09 282 42 14 www.edelgedacht.be

www.edelgedacht.be

Putting your passion first We believe that each of us has the potential to shape the future through passion, innovation and the right technology. Discover how our trusted advisors can help you make your business smarter, so you can focus on what matters most. home.kpmg/be

Advisory – Tax – Accountancy – Audit © 2020 KPMG Central Services, a Belgian Economic Interest Grouping (“ESV/GIE”) and a member firm of the KPMG network of independent member firms affiliated with KPMG International Cooperative (“KPMG International”), a Swiss entity. All rights reserved. Printed in Belgium.

Fellows Charles Adriaenssen, Bernard Darty, Paulette Darty, Diane de Spoelberch, Frederick Gordts, Irene Steels-Wilsing, Maison de la Radio Flagey S.A., Omroepgebouw Flagey N.V.

Great Friends Danielle Aubray - Llewellyn, Patricia Bogerd, Chantal Butaye, Stephen Clark, Pascale Decoene, Claude de Selliers, Patricia Emsens, Ida Jacobs, Patrick Jacobs, Erol Kandiyoti, Mathy Kandiyoti, Peter L’Ecluse, Clive Llewellyn, Martine Renwart, Maria Grazia Tanese, Pascale Tytgat, Colienne van Strydonck, Piet Van Waeyenberge

Friends Steve Ahouanmenou, Giorgio Aliprandi, Pierre Arnould, Alexandra Barentz, Joe Beauduin, Marijke Beauduin, Marie-Anne Beauduin de Voghel, André Beernaerts, Mireille Beernaerts, Gaëlle Bellec, Maria Lidia Bergami, Véronique Bizet, Francis Blondeau, Anne Boddaert, Hubert Bonnet, Jean Michel Bosmans, Geert Bossuyt, Gauthier Broze, Nicole Bureau, Aimée Capart, Servaas Carbonez, Catherine Carniaux, Anne Castro Freire, António Castro Freire, Anne-Catherine Chevalier, Jacques Chevalier, Marianne Chevalier, Angelica Chiarini, Theo Compernolle, Colette Contempre, Chris Coppije, Philippe Craninx, Jean-Claude Daoust, Joakim Darras, François de Borchgrave, Isabelle de Borchgrave, Werner de Borchgrave, Stefan De Brandt, Olivier de Clippele, Sabine de Clippele, Nicolas de Cordes, Marleen De Geest, Brigitte de Laubarède, Alison de Maret, Pierre de Maret, Bruno De Mulder, Chantal de Spot, Jean de Spot, Sabine de Ville de Goyet, Sebastiaan de Vries, Stéphane De Wit, Antonia de Woelmont, Godefroid de Woelmont, Agnès de Wouters, Philippe de Wouters, Katya Degrieck, Delphine Deschamps,

Gauthier Desuter, David D’Hooghe, Suzannah D’Hooghe, Frederika D’Hoore, Anne-Marie Dillens, Stanislas d’Otreppe de Bouvette, Amélie d’Oultremont, Patrice d’Oultremont, Isabelle Dugardyn, Olivier Dugardyn, Jean Louis Duvivier, Danièle Espinasse, Jacques Espinasse, Bruno Farber, Catherine Ferrant, Isabelle Ferrant, Claude Frédérix - Oreel, Henri Frédérix, Alberto Garcia-Moreno, Nathalie Garcia-Moreno, André Ghuys, Anne Marie Ghuys, Hélène Godeaux, Pierre Goldschmidt, Philippe Goyens, Arnaud Grémont, Roger Heijens, Eric Hemeleers, Diane Hennebert, Margarete Hofmann, Veerle Huylebroek, Ann Iserbyt, Hannah Iterbeke, Kathleen Iweins, Guy Jansen, Yvan Jansen, Patrick Kelley, Déborah Konopnicki, Jeff Kowatch, Wini Kowatch, Albert Lachman, Roland Le Grelle, Christine le Maire, Hervé Lefébure, Isabelle Lefébure, Hélène Lempereur, Patrick Lindberg, Nadine Manjikian-Vildé, Veronique Meert, Luc Meeùs, Marie-Christine Meeùs, Marie-Anne Montoisy, Lydie-Anne Moyart, Martine Payfa, Michel Penneman, Marie Pok, Marie Jo Post, Agnès Rammant, Jean-Pierre Rammant, Daniel Rata, Ruxandra Rata, Anne-Marie Retsin, André Rezsohazy, Bénédicte Ries, Olivier Ries, Catherine Rutten, Isabelle Schaffers, Désirée Schroeders, Hans Schwab, My-Van Schwab, Giuseppe Scognamiglio, Myriam Sepulchre, Sarah Sheil, Pierre-Charles Simonart, Amélie Slegers, Pierre Slegers, Edouard Soubry, Anne-Véronique Stainier, Fenny Steenks, Jeannette Storme-Favart, Jan Suykens, Frank Sweerts, Geneviève Tassin, Dominique Tchou, Marie-Françoise Thoua, Beatrix Thuysbaert, Olivier Thuysbaert, Béatrice Trouveroy, Yves Trouveroy, Vanessa Van Bergen, Els Van de Perre, Radboud van den Akker, Sophie Van der Borght, Odile van der Vaeren, Stella van der Veer, Paul Van Dievoet, Henriëtte van Eijl, Paul van Hooghten, Astrid van Male de Ghorain, Frédéric van Marcke, Stephanie van Rossum, Marie Vander Elst, Koen Vanhaerents, Marleen Vanlouwe, Iris Vanmassenhove, Yvette Verleisdonk, Olivier Verstraeten, Ann Wallays, Dimitri Wastchenko, Sabine Wavreil, Nathalie Zalcman, Folkert Zijlstra, Boucle d’Or Sprl, en diegenen die anoniem wensen te blijven / et tous ceux qui souhaitent garder l’anonymat / and all those who prefer to remain anonymous.

Doom U geraakt niet op het concert dat u wilde bijwonen.

Glitter U beseft dat u alle concerten kan beluisteren op Klara.